14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, naast de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 50 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 100 m².
-
a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
-
b. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
-
c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
d. het verlagen van het waterpeil;
-
e. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
-
f. het heien van palen en slaan van damwanden.
14.3.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 14.3.1 is niet van toepassing op:
-
a. onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
-
b. werken of werkzaamheden die:
-
1. op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
-
2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.
14.3.3 Voorwaarden omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 14.3.1. wordt slechts verleend wanneer aannemelijk is gemaakt dat geen archeologische waarden aanwezig zijn in de bodem, dat aanwezige archeologische waarden door uitvoering van het werk, geen bouwwerk zijnde, of van de werkzaamheden niet onevenredig worden verstoord, danwel dat aanwezige archeologische waarden op verantwoorde wijze kunnen worden onderzocht en opgegraven. Daartoe kan het bevoegd gezag de volgende eisen stellen aan de aanvrager:
-
a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek;
-
b. de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen-, proefsleuven- en non-destructief onderzoek;
-
c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
-
d. de verplichting tot het definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
-
e. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).
14.3.4 Programma van Eisen
Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in lid 14.3.3 wordt uitgevoerd op basis van een Programma van Eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het bevoegd gezag. In het Programma van Eisen wordt aangegeven op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan de gevraagde onderzoeken.