direct naar inhoud van Artikel 20 Waterstaat - Waterkering
Plan: A4/Cronesteyn
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0546.BP00008-0301

Artikel 20 Waterstaat - Waterkering

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water;
  • b. aanleg, instandhouding en/of bescherming van de waterkering.

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 20.1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.

20.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 20.2 met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels;
  • b. een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt verleend indien de belangen van de waterkering niet onevenredig worden geschaad;
  • c. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van de overige geldende bestemming(en) te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het planten of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij boomstronken worden verwijderd;
  • c. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen.

20.4.2 Toelaatbaarheid
  • a. de in lid 20.4.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de belangen van de waterkering niet onevenredig worden geschaad;
  • b. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering.

20.4.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 20.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag;
  • b. op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn op grond van een geldige vergunning, of mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.