De verordening ruimte 2014 is een uitwerking van de ‘Visie Ruimte en Mobiliteit”. De verordening is de juridische doorwerking van een deel van het ruimtelijk beleid en bevat regels voor bestemmingsplannen en daarmee gelijkgestelde ruimtelijke plannen. De verordening is een juridisch bindend instrument. Niet alle onderwerpen lenen zich voor opname in de verordening, daarom heeft de provincie op basis van de provinciale belangen een selectie gemaakt van geschikte onderwerpen. In het algemeen zijn dit onderwerpen met heldere criteria, weinig gemeentelijke beleidsvrijheid en een zwaarwegend provinciaal belang. Daarnaast is het ontwerp- Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (ook wel genoemd ‘AMvB Ruimte’) van het Rijk van belang. Enkele onderwerpen uit de VRM vloeien rechtstreeks voort uit de AMvB Ruimte.
Hoofdstuk 1
In hoofdstuk 1 van de verordening zijn de algemene bepalingen van de verordening opgenomen. Hierin zijn onder andere verschillende definities van de in de verordening gehanteerde begrippen opgenomen.
Hoofdstuk 2
In paragraaf 2.1. van hoofdstuk 2 van de verordening zijn de inhoudelijke bepalingen zijn de regels voor Regels voor de bebouwde ruimte en mobiliteit opgenomen. Hierin zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van de Ladder voor duurzame verstedelijking (zie ook §3.1.3.), kantoren, bedrijven, detailhandel, Glastuinbouwgebied, Boom- en sierteeltgebeid, Bollenteeltgebied, vrijwaringszone provinciale vaarwegen, bescherming netwerk recreatieve vaarwegen en veiligheidszonering Nieuwe Waterweg en Nieuwe Maas. Aangezien voorliggend wijzigingsplan de verplaatsing van het fruitteeltbedrijf betreft en het plangebied niet gelegen is in een vrijwaringszone of veiligheidzone en/of het netwerk van vaarwegen gelegen is, zijn deze regels niet van toepassing op voorliggend initiatief.
Ruimtelijke kwaliteit
Paragraaf 2.2 bevat de regels voor ruimtelijke kwaliteit. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. In artikel 2.2.1 lid 1 is opgenomen dat:
- ruimtelijke ontwikkelingen moeten passen bij de aard en schaal van het gebied en moeten voldoen aan de relevante richtpunten van de Kwaliteitskaart.
als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard of schaal niet past binnen het gebied (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
- zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
- het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid;
als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard en schaal niet past binnen het gebied (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
- een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied ook aandacht is besteed aan de overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
- het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid.
Het voornemen betreft het realiseren van een nieuwe bedrijfslocatie voor een fruitteeltbedrijf langs een bestaand lint in een agrarisch gebied waarbij fruitteelt een belangrijke activiteit is. Het plangebied is gelegen in de Rivierdeltalandschappen waarbij specifieke richtpunten gelden voor de ‘linten” en het veen(weide)gebied”.
De richtpunten voor de linten zijn: ·
- Linten blijven linten als onderscheidende bebouwingsvorm in het gebied.
- Linten behouden hun lineaire karakter, waarbij de achterzijde van de bebouwing een direct contact met het landschap heeft en de voorzijde aan de openbare weg of waterloop grenst.
- Bij nieuwe ontwikkelingen zijn de huidige korrel, profiel, transparantie en respect voor historische gaafheid van een lint richtinggevend.
- Bij grootschalige ontwikkelingen blijft het lint herkenbaar als bebouwingsvorm. Dit betekent dat op gepaste afstand van het lint gebouwd wordt, waarbij het landschap, ·het lint en de nieuwe ontwikkeling bepalend zijn voor deze afstand. Het lint behoudt zijn eigen gezicht.
Het voornemen betreft een ontwikkeling van beperkte omvang waarbij de bebouwingsvormen te onderscheiden blijven, geen wijziging van het lineaire karakter en die passend is bij de schaal van het lint. Het voornemen kan dan ook beschouwd worden als passend bij de aard en schaal van het gebied en in lijn met de richtpunten voor de linten. .
De richtpunten voor het veen(weide)gebied zijn:
- Bewaren diversiteit aan verkavelingpatronen. Lengtesloten zijn beeldbepalend en worden behouden.
- Ontwikkelingen houden rekening met het behoud van kenmerkende landschapselementen
- Ontwikkelingen dragen bij aan behoud van de maat en weidsheid van de poldereenheden
Voor de Veenweidepolders geldt nog specifiek dat
- Nieuwe agrarische bedrijven liggen aan bestaande ruilverkavelingslinten of op een zeer goed bereikbare locatie voor zwaar verkeer. Ze vormen visuele eilanden in het veenweidelandschap door stevige, passende beplanting en een ligging op ruime afstand van elkaar. Daarnaast is de planlocatie gelegen in de in de gemeentelijke Structuurvisie Plus aangeduide zone “concentratiegebied fruitteelt”.
Het voornemen betreft het toevoegen van een bouwvlak, respectievelijk agrarisch erf, in een bestaande boomgaard waarbij er geen wijziging van het verkavelingspatroon is voorzien. Daarnaast is de functie (fruitteeltbedrijf) kenmerkend voor dit deel van het buitengebeid van Leerdam. De functie is dan ook passend bij de landschappelijke kenmerken van het gebied. Het voornemen heeft geen nadelige gevolgen voor de weidsheid van de polder en bevind zich lang het bestaande (ruilverkavelings)lint. Het voornemen kan dan ook beschouwd worden als passend bij de aard en schaal van het gebied en in lijn met de richtpunten voor de veen(weide)gebieden.
In lid 2. van artikel 2.2.1 worden uitzonderingen gemaakt op hetgeen gesteld is in lid 1 vanwege de bescherming van twee typen gebieden waarvoor specifieke beschermingscategorieën zijn aangewezen (kaart 7).. Binnen deze gebieden zijn ruimtelijke ontwikkelingen niet toegestaan, tenzij het gaat om de ontwikkeling van bovenlokale infrastructuur of van natuur of om een in het Programma ruimte uitgezonderde ruimtelijke ontwikkelingen.
![[image]](i_NL.IMRO.0545.WPOverheicopto4446-VS01_afbeelding9.png)
Uitsnede kaart 7 bij Verordening ruimte 2014
Zoals is terug te zien in voorgaande uitsnede van kaart 7 van de VRM is het plangebied niet gelegen in een van de gebieden met een beschermingscategorie.
Verder schrijft Artikel 2.2.1, in lid 3 en verder, voor dat als een ontwikkeling niet past bij de aard en/of de schaal van het gebied er ontwerpoptimalisaties, inpassingsmaatregelen of aanvullende ruimtelijke maatregelen nodig zijn om de ruimtelijke kwaliteit te behouden of te verbeteren. Deze zijn uitgewerkt in lid 3, 4 en 5. Nu reeds geconstateerd is dat voorliggende initiatief passend is in haar omgeving, kan gestelde worden dat lid 3, 4 en 5 zijn niet van toepassing zijn op voorliggend initiatief.
Regels voor landschap, groen en erfgoed
Paragraaf 2.3 van de VRM bevat regels voor landschap, groen en cultuurhistorie. In artikel 2.3.1 zijn de specifieke regels voor agrarische bedrijven opgenomen. Bepaald is dat:
- nieuwe agrarische bebouwing, uitgezonderd kassen en schuilgelegenheden voor vee, wordt geconcentreerd binnen een bouwperceel van maximaal 2 hectare;
- nieuwe agrarische bebouwing is alleen mogelijk als deze noodzakelijk en doelmatig is voor de bedrijfsvoering van volwaardige agrarische bedrijven;
- bij een volwaardig agrarisch bedrijf wordt ten hoogste één agrarische bedrijfswoning toegelaten;
- nieuwe kassen, anders dan bedoeld in de artikelen 2.1.5, 2.1.6 en 2.1.7, worden alleen toegelaten bij bestaande volwaardige glastuinbouwbedrijven tot een oppervlak van 2 hectare per bedrijf en bij bestaande volwaardige boom- en sierteeltbedrijven tot een oppervlak van 300 m² per bedrijf;
- nieuwe boom- en sierteelt, anders dan bedoeld in artikel 2.1.6, wordt uitgesloten;
- nieuwe intensieve veehouderij als hoofdtak of als neventak wordt uitgesloten;
- verplaatsing van een op 1 januari 2014 in de provincie Zuid-Holland bestaande intensieve veehouderij is mogelijk mits de bedrijfsvoering van het gehele bedrijf op de nieuwe locatie gedurende ten minste vijf jaar plaatsvindt op basis van certificering voor dierenwelzijn en duurzaamheid;
- uitbreiding van bebouwing ten behoeve van bestaande intensieve veehouderij als hoofdtak kan binnen het bouwperceel van maximaal 2 hectare worden toegelaten, voor zover de bedrijfsvoering in die uitbreiding gedurende ten minste vijf jaar plaatsvindt op basis van certificering voor dierenwelzijn en duurzaamheid;
- uitbreiding van bebouwing ten behoeve van bestaande intensieve veehouderij als neventak kan binnen het bouwperceel van maximaal 2 hectare worden toegelaten, voor zover de bedrijfsvoering in die uitbreiding gedurende ten minste vijf jaar plaatsvindt op basis van certificering voor dierenwelzijn en duurzaamheid en mits de neventak niet uitgroeit tot hoofdtak;
- de in dit lid onder g tot en met i bedoelde certificering vindt plaats op basis van door gedeputeerde staten toegelaten certificaten en wordt gewaarborgd in een overeenkomst met kettingbeding en boeteclausule
Het voorliggende plan betreft het verplaatsen van een bestaand volwaardig fruitteeltbedrijf naar een locatie buiten de dorpskern. Deze verplaatsing is wenselijk uit bedrijfstechnisch oog punt en verminderd tevens het aantal vervoersbewegingen in en om het dorp Schoonrewoerd. Het bouwvlak bedraagt circa 1 hectare, de verplaatsing is noodzakelijk in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering (zie ook advies Iaac) en het voornemen is om 1 bedrijfswoning te realiseren. Het voornemen voldoet aan de bepalingen a, b en c van artikel 2.3.1.. De overige bepalingen (d t/m j) hebben betrekken op andersoortige agrarische bedrijven en zijn derhalve niet van toepassing op voorliggende ontwikkeling. Het voornemen leidt dan ook niet tot aantasting van de provinciale belangen.
De overige artikelen van paragraaf 2.3 hebben betrekking op: Herbestemmen bestaande bebouwing buiten BSD (art. 2.3.2), bestaande niet-agrarische bedrijven en bebouwing buiten BSD (Art. 2.3.3), Ecologische Hoofdstructuur en strategische reservering natuur (Art. 2.3.4), Bescherming molenbiotoop (Art. 2.3.5), Bescherming landgoed- en kasteelbiotoop (Art. 2.3.6) en Bescherming graslanden in de Bollenstreek (Art. 2.3.7). Gezien de aard van het voornemen en de ligging van het plangebied zijn deze artikelen niet van toepassing op voorliggend wijzigingsplan.
Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 3 van de verordening bevat overige (algemene) bepalingen die onder andere Gedeputeerde Staten de mogelijkheid geven om de verordening te wijzigen of de mogelijkheid bieden om af te wijken of ontheffing te verlenen van de regels van de verordening. In voorliggend wijzigingsplan wordt geen beroep gedaan op een van de bepalingen uit hoofdstuk 3.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het provinciaal beleid. Het initiatief voldoet aan de regels voor ruimtelijke kwaliteit en agrarische bedrijven, zoals opgenomen in artikel 2.2.1 respectievelijk 2.3.1. van de Verordening Ruimte 2014.