De Provinciale Staten van provincie Zuid-Holland hebben op 9 juli 2014 de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) vastgesteld. Met het vaststellen van de VRM is de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie uit 2010, incl. onderliggende herzieningen, komen te vervallen.
In de VRM signaleert de provincie de structurele veranderingen in samenleving, economie en milieu. De voorspelbaarheid van nieuwe ontwikkelingen vermindert, demografische ontwikkelingen verschillen en de regionale economie internationaliseert en is kwetsbaar voor externe schokken. Tegelijkertijd gaan technologische innovaties snel en kunnen oplossingen in beeld brengen die nu nog onhaalbaar lijken. Deze tijd vraagt om maatwerk, flexibiliteit en aanpassingsvermogen. De economische, technologische en demografische ontwikkelingen werken door in de wijze waarop mensen en bedrijven de ruimte en het mobiliteitsnetwerk gebruiken. De provincie wil aansluiten op de bestaande en toekomstige dynamiek door waar mogelijk flexibiliteit in regelgeving te bieden. De Visie Ruimte en Mobiliteit is opgesteld vanuit de gedachte dat regels en kaders van de overheid nodig blijven, maar niet nodeloos mogen knellen.
De Visie Ruimte en Mobiliteit biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. De gewenste ontwikkeling is verwoord in vier rode draden:
- beter benutten en opwaarderen van wat er is;
- vergroten van de agglomeratiekracht;
- verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
- bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.
Vanuit het besef dat stad en land één leefomgeving vormen met elkaar aanvullende kwaliteiten, kent deze Visie Ruimte en Mobiliteit een indeling in functionele hoofdstukken. Het hoofdstuk 'Mobiliteit en bebouwde ruimte' geeft uitwerking aan de eerste en tweede rode draad. Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit (derde rode draad) komt hoofdzakelijk tot uiting in het hoofdstuk 'Kwaliteit van landschap, groen en erfgoed’ en het bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving hoofdzakelijk bij ‘Water, bodem en energie’. De verschillende onderdelen zijn samengevat weergegeven op een kaart met de volgende vier kaartlagen:
- laag van de ondergrond;
- laag van de cultuur- en natuurlandschappen;
- laag van de stedelijke occupatie;
- laag van de beleving.
Planspecifiek
Met betrekking tot het plangebied zijn de kaartlagen 'Laag van de ondergrond', 'Laag van de cultuur- en natuurlandschappen' en 'Laag van de stedelijke occupatie' van belang. Navolgend wordt op deze onderdelen nader ingegaan.
Laag van de ondergrond
De volgende afbeelding toont een fragment van de kaartlaag 'Laag van de ondergrond'.
Fragment kaartlaag 'Laag van de ondergrond'
Uit voorgaande afbeelding blijkt dat het plangebied in een rivierdeltacomplex ligt. De ondergrond bestaat uit rivierklei vermengd met veenondergrond. Richtpunten voor het rivierdeltacomplex zijn:
- ontwikkelingen dragen bij aan behoud of vergroting van ruimte voor dynamische natuurlijke processen en zoet-zoutovergangen in de Deltawateren en natuurlijke buitendijkse gebieden;
- ontwikkelingen houden de onregelmatige patronen en het reliëf in het landschap herkenbaar en in stand;
- ontwikkelingen in het rivierengebied houden het verschil tussen komgronden en oeverwallen herkenbaar.
De voorgenomen ontwikkeling is een dermate kleinschalige ontwikkeling dat deze geen afbreuk doen aan de belangrijkste richtpunten voor het rivierdeltacomplex.
Laag van de cultuur- en natuurlandschappen
De volgende afbeelding toont een fragment van de kaartlaag 'Laag van de cultuur- en natuurlandschappen'.
Fragment kaartlaag 'Laag van de cultuur- en natuurlandschappen'
Uit voorgaande afbeelding blijkt dat het plangebied in een veen(weide)landschap ligt. De provincie zet in de veen(weide)landschapppen in op behoud en versterking van het waterrijke en open karakter. Daarnaast is behoud van de kenmerkende afwisseling van veen(weide)landschap, rivieren, boezems, plassen en droogmakerijen van groot belang. Gezien de stedelijke ligging van het plangebied doet de voorgenomen ontwikkeling geen afbreuk aan de kenmerken van het veen(weide)landschap.
Laag van de stedelijke occupatie
De volgende afbeelding toont een fragment van de kaartlaag 'Laag van de stedelijke occupatie'.
Fragment kaartlaag 'Laag van de stedelijke occupatie'
Uit voorgaande afbeelding blijkt dat het plangebied in een gebied aangeduid als 'steden en dorpen' ligt. Bij ruimtelijke ontwikkelingen in dit gebied wordt aandacht gevraagd voor het behouden of versterken van de identiteit en gebruikswaarde van stads- en dorpsgebied. De voorgenomen ontwikkeling is dermate kleinschalig dat de identiteit en gebruikswaarde van het stads- en dorpsgebied niet worden aangetast.