direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Herstructurering Siemensstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0545.BPSIEMENSSTRAAT-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel bestemmingsplan

Aanleiding voor het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is het voornemen om de verouderde bestaande woningen aan de Siemensstraat te slopen en hier 18 grondgebonden senioren- en 16 gezinswoningen voor terug te bouwen. In totaal worden er 54 woningen gesloopt en 34 nieuwe woningen gerealiseerd. Daarnaast zal ook het openbaar gebied en de ondergrondse infrastructuur worden heringericht. Voor deze ontwikkeling is een stedenbouwkundig plan opgesteld. Dit stedenbouwkundig plan past echter niet binnen de bouwmogelijkheden van het vigerende bestemmingsplan 'Leerdam West'. Op basis van de benodigde onderzoeken is met dit bestemmingsplan een verantwoorde basis voor een toepasselijke bestemmingsregeling ontworpen. Hierbij worden de woningen juridisch-planologisch mogelijk gemaakt waarbij eveneens voldoende rechtszekerheid voor omwonenden wordt geboden.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied bestaat uit de Siemensstraat te Leerdam. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0545.BPSIEMENSSTRAAT-VA01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied (plangebied rood omkaderd)

1.3 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 beschrijft de gewenste ontwikkeling. Hoofdstuk 3 van dit bestemmingsplan bevat het relevante beleidskader. Hoofdstuk 4 geeft een overzicht van relevant onderzoek naar onder andere milieuaspecten. Een toelichting op de juridische regeling van het plan is opgenomen in hoofdstuk 5. Een onderbouwing met betrekking tot de uitvoerbaarheid is opgenomen in hoofdstuk 6.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

De ontwikkeling

Met de herontwikkeling van de Siemensstraat worden de 54 bestaande (verouderde) huurwoningen gesloopt, waarna deze zullen worden vervangen door nieuwbouw. In totaal zullen 18 grondgebonden senioren- en 16 gezinswoningen worden gerealiseerd. Daarnaast zal ook het openbaar gebied en de ondergrondse infrastructuur worden heringericht.

Voor de herontwikkeling is een stedenbouwkundig plan opgesteld (zie figuur 2.1 voor een impressie). Dit stedenbouwkundig plan voorziet eveneens in de realisatie van groen- en parkeervoorzieningen. De 3 geplande seniorenwoningen aan de Boetiusstraat maken eveneens onderdeel uit van de ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0545.BPSIEMENSSTRAAT-VA01_0002.png"

Figuur 2.1 Impressie stedenbouwkundig plan (definitieve situatie kan afwijken van getoonde situatie)

Bouwhoogtes

De geplande woningen aan de oostzijde van de Siemensstraat zullen een maximale goothoogte van 4 meter en een maximale bouwhoogte van 9 meter krijgen. een uitzondering hierop vormt de meest noordelijk gelegen kopwoning. Deze woning zal een afwijkende rooilijn en afwijkende bouwhoogte krijgen. De goot- en bouwhoogte van deze woning bedraagt 6 respectievelijk 11 meter en voorziet hiermee in een stedenbouwkundig accent aan de Tiendweg.

De geplande woningen aan de westzijde van de Siemensstraat zullen worden gebouwd met een maximale goot- en bouwhoogte van 6 respectievelijk 11 meter.

De 3 geplande seniorenwoningen aan de Boetiusstraat krijgen een maximale goot- en bouwhoogte van 4 respectievelijk 9 meter.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan moet worden getoetst aan het nu geldende rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Hieronder is dit beleid nader beschreven. Paragraaf 3.2 behandelt rijksbeleid. Het provinciale- en regionale beleid is opgenomen in paragraaf 3.3. Het relevante gemeentelijk beleid staat in paragraaf 3.4.

3.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

In de structuurvisie formuleert het Rijk vier hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • 1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • 2. het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • 3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn;
  • 4. zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten (ladder voor duurzame verstedelijking).

Dit bestemmingsplan is niet strijdig met het beleid zoals geformuleerd in de structuurvisie.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), 2012

Dit besluit bevat inhoudelijke regels van de rijksoverheid waaraan ruimtelijke besluiten moeten voldoen. Het Barro bevat regels over Project Mainportontwikkeling Rotterdam (Maasvlakte II), kustfundament, grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, defensie (militaire terreinen, munitie, militaire luchtvaart), erfgoed (Unesco). In 2012 is het Barro aangevuld met vrijwaringszones rijksvaarwegen (veiligheid), reserveringsgebieden hoofdwegen en hoofdspoorwegen (verbreding èn nieuwe wegen), elektriciteitsvoorziening (vestigingsplaatsen elektriciteitscentrales, kernenergiecentrales, hoogspanningsverbindingen), buisleidingen, de ecologische hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeergebied. Ook is met deze aanvulling van het Barro een extra motiveringsplicht aan het Bro toegevoegd voor bestemmingsplannen met nieuwe stedelijke ontwikkelingen in verband met het onderwerp duurzame verstedelijking. Dit bestemmingsplan is niet strijdig met de regels in het Barro.

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro), 2012

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. De toelichting bij een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voldoen aan de volgende stappen:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Toetsing en conclusie

  • a. Het plan voorziet niet in een stedelijke ontwikkeling. Het ruimtebeslag neemt niet toe en het aantal woningen neemt af. Hierdoor is het plan niet in strijd met de eerste trede van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Verdere toetsing aan de ladder kan dan ook achterwege blijven .
  • b. De locatie voldoet aan de voorkeursvolgorde voor verstedelijking. Het betreft een ontwikkelingslocatie binnen bestaand stedelijk gebied.
  • c. Deze stap is niet noodzakelijk. De locatie is overigens passend ontsloten.

3.3 Provinciaal en regionaal beleid

Visie Ruimte en Mobiliteit (2014)

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014 en in werking per 1 augustus 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.

Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:

  • Ruimte bieden aan ontwikkelingen.
  • Aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit.
  • Allianties aangaan met maatschappelijke partners.
  • Minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.

Bij de VRM horen: de Visie ruimte en mobiliteit, de Verordening ruimte, het Programma ruimte en het Programma mobiliteit.

4 rode draden

In de VRM zijn 4 thema's te onderscheiden:

1. beter benutten en opwaarderen van wat er is,

2. vergroten van de agglomeratiekracht,

3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit,

4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

1. Beter benutten en opwaarderen

De provincie vangt de groei van de bevolking, de mobiliteit en de economische activiteit vooral op in de bestaande netwerken en bebouwde gebieden. Beter benutten en opwaarderen leidt tot een intensiever, compact ruimtegebruik.

2. Versterken stedelijk gebied (agglomeratiekracht)

Meer concentratie en specialisatie van locaties die onderling goed verbonden zijn, leidt tot de versterking van de kennis- en bedrijvencentra op het Europese en wereldtoneel. De provincie wijst in de VRM de concentratielocaties met goede ontsluiting aan. Daarnaast werkt de provincie aan een goede aantakking van de Zuid-Hollandse economie op het nationale, Europese en wereldwijde netwerken van goederen- en personenvervoer.

3. Versterken ruimtelijke kwaliteit

Het provinciale landschap valt onder te verdelen in drie typen, gekenmerkt door veenweiden, rivieren en kust. Het verstedelijkingspatroon, de natuurwaarden en het agrarisch gebruik sluiten daarop aan. De provincie stelt de versterking van de kwaliteiten van gebieden centraal in het provinciaal beleid. Per nieuwe ontwikkeling zal voortaan eerst worden bekeken of het nodig is om het buiten bestaand stads – en dorpsgebied te realiseren.

De voorwaarde hierbij is dat de maatschappelijke behoefte is aangetoond en de nieuwe ontwikkeling bijdraagt aan het behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Bij ruimtelijke kwaliteit gaat het om een integrale benadering waarbij de samenhang tussen bruikbaarheid, duurzaamheid én belevingswaarde in acht wordt genomen.

4. Bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving

In de VRM zet de provincie in op de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving. Door ruimtelijke reserveringen te maken voor de benodigde netwerken en via haar vergunningen- en concessiebeleid, draagt de provincie hieraan bij.

Toetsing

De ruimtelijke kwaliteit wordt met de sloop en nieuwbouw van de woningen verbeterd omdat wordt voorzien in een opwaardering van het bestaand stedelijk gebied. Hierbij wordt aangesloten op het bestaande verstedelijkingspatroon. Zodoende staat de Visie Ruimte en Mobiliteit de ontwikkeling in het plangebied niet in de weg.

Verordening Ruimte (1 juli 2015)

De Verordening Ruimte Zuid-Holland is vastgesteld in samenhang met de Visie Ruimte en Mobiliteit en het Programma Ruimte. De visie bevat de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid en het mobiliteitsbeleid van de provincie Zuid-Holland. Het ruimtelijk beleid is uitgewerkt in het Programma Ruimte. De verordening is vastgesteld met het oogmerk van doorwerking van een deel van het ruimtelijk beleid en bevat daarom regels voor bestemmingsplannen en daarmee gelijkgestelde ruimtelijke plannen.

De verordening bevat regels ten aanzien van een aantal belangrijke ruimtelijke onderwerpen, zoals kantoren, bedrijventerreinen, glastuinbouw- en bollenteeltgebied, archeologie en provinciale vaarwegen. Uitsluitend de volgende artikelen zijn relevant voor dit bestemmingsplan:

Artikel 2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Lid 1 Ladder voor duurzame verstedelijking

De verordening schrijft voor dat stedelijke ontwikkelingen primair plaatsvinden binnen het bestaand stads- en dorpsgebied. Alleen als binnen bestaand stads- en dorpsgebied geen ruimte is voor een specifieke stedelijke ontwikkeling kan een nieuwe uitleglocatie buiten bestaand stads- en dorpsgebied in gebruik worden genomen. De Ladder voor duurzame verstedelijking, zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), is hierbij van toepassing. De provincie heeft de Ladder voor duurzame verstedelijking ook opgenomen in de verordening, om het provinciaal belang bij toepassing van deze ladder te benadrukken. Dit biedt de provincie de mogelijkheid om enkele begrippen, die voor meerdere uitleg vatbaar zijn, te verduidelijken voor de specifieke Zuid-Hollandse situatie. De werking van de Ladder voor duurzame verstedelijking is uitgelegd in paragraaf 3.2.

Toetsing

Er is geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling (zie paragraaf 3.1). Het aantal woningen neemt door de ontwikkeling af en er is geen extra ruimtebeslag. Regionale afstemming is dan ook net noodzakelijk. De ontwikkeling ligt binnen het bestaand stedelijk gebied en is passend ontsloten.

Lid 2 Bestaand stads- en dorpsgebied

Onder bestaand stads- en dorpsgebied als bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt verstaan: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing, met inbegrip van daartoe bouwrijp gemaakte terreinen, ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid (uitgezonderd glastuinbouw), detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.

Toetsing

Het plangebied ligt binnen het bestaand stedelijk gebied.

Lid 3 Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau

Gedeputeerde Staten kunnen bij de aanvaarding van een regionale visie aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau geheel of gedeeltelijk is doorlopen. In de toelichting van het bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid, kan in dat geval worden verwezen naar de regionale visie als motivering of gedeeltelijke motivering dat de stedelijke ontwikkeling voldoet aan het eerste lid.

Toetsing

Regionale afstemming wordt, gezien het feit dat het plan voorziet in een afname van het aantal woningen en het feit dat er geen toename van het ruimtebeslag plaatsvind, niet noodzakelijk geacht. Dit is conform de vastgestelde Regionale Woonvisie (zie ook onder kopje Regionale Woonvisie Alblasserwaard - Vijfheerenlanden).

Artikel 2.2.1 Ruimtelijke kwaliteit

Lid 1 Ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen

Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:

  • a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
  • b. als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard of schaal niet past binnen het gebied (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
      • zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
      • het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid;
  • c. als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard en schaal niet past binnen het gebied (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
      • een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied ook aandacht is besteed aan de overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
      • het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid.

Toetsing

Het gebied is op de kwaliteitskaart aangeduid als 'steden en dorpen'. In dit geval wordt voorzien in de sloop en nieuwbouw van woningen, passend binnen de schaal van het bestaande gebied. Er is geen sprake van nieuwe verstedelijking doordat het aantal woningen afneemt en het ruimtebeslag niet toeneemt. Dit past binnen de uitgangspunten van de kwaliteitskaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0545.BPSIEMENSSTRAAT-VA01_0003.png"

Uitsnede kwaliteitskaart

Lid 2 Uitzonderingen vanwege beschermingscategorieën

  • a. Een bestemmingsplan voor een gebied met beschermingscategorie 1 kan niet voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in het eerste lid, onder b en c, tenzij het gaat om de ontwikkeling van bovenlokale infrastructuur of van natuur of om een in het Programma ruimte uitgezonderde ruimtelijke ontwikkeling en voorts wordt voldaan aan de onder b en c gestelde voorwaarden.
  • b. Een bestemmingsplan voor een gebied met beschermingscategorie 2 kan niet voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in het eerste lid, onder c, tenzij het gaat om de ontwikkeling van bovenlokale infrastructuur of van natuur of om een in het Programma Ruimte uitgezonderde ruimtelijke ontwikkeling en voorts wordt voldaan aan de onder c gestelde voorwaarden.

Toetsing

Het gebied valt niet onder een bijzondere beschermingscategorie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0545.BPSIEMENSSTRAAT-VA01_0004.png"

Uitsnede kaart beschermingscategorieën ruimtelijke kwaliteit

Lid 3 Aanvullende ruimtelijke maatregelen

  • a. De aanvullende ruimtelijke maatregelen kunnen bestaan uit (een combinatie van):
      • a. duurzame sanering van leegstaande bebouwing, kassen en/of boom- en sierteelt;
      • b. wegnemen van verharding;
      • c. toevoegen of herstellen van kenmerkende landschapselementen;
      • d. andere maatregelen waardoor de ruimtelijke kwaliteit verbetert.
  • b. De onder a genoemde maatregelen worden in beginsel getroffen binnen hetzelfde plangebied als de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling, tenzij kan worden gemotiveerd dat dat niet mogelijk is. In dat geval kunnen ook ruimtelijke maatregelen elders in de motivering inzake ruimtelijke kwaliteit worden betrokken.
  • c. In afwijking van sub b kan het bevoegd gezag in plaats van het treffen van ruimtelijke maatregelen een (gedeeltelijke) financiële compensatie verlangen door middel van een storting in een kwaliteitsfonds, dat is ingesteld op basis van de door Provinciale Staten vastgestelde regeling voor kwaliteitsfondsen, mits de daadwerkelijke uitvoering van de compenserende ruimtelijke kwaliteitsmaatregelen afdoende is verzekerd.

Toetsing

De ontwikkeling maakt een woonfunctie mogelijk in een bestaand woongebied. Extra aanvullende maatregelen worden niet noodzakelijk geacht.

Lid 4 Beeldkwaliteitsparagraaf

Een bestemmingsplan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt als bedoeld in het eerste lid bevat een motivering, bij voorkeur vervat in een beeldkwaliteitsparagraaf, waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft, voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling:

  • waarbij de richtpunten van de kwaliteitskaart in het geding zijn, of
  • die is gelegen op gronden binnen een beschermingscategorie als bedoeld in het tweede lid, onder a en b.

Toetsing

De richtpunten van de kwaliteitskaart zijn niet in het geding en het gebied valt niet onder een bijzondere beschermingscategorie.

Provinciale Woonvisie 2011-2020 (2011)

De provincie vindt dat iedereen in Zuid-Holland moet kunnen beschikken over een passende woning in een passend woonmilieu, nu en in de toekomst.

Op dit moment staat er in het algemeen druk op de woningmarkt, terwijl er ook gebieden zijn met een ontspannen of zelfs krimpende woningmarkt. De omvang en de kwaliteit van de woningvoorraad is niet in balans. Daarvoor moet de bestaande voorraad kwalitatief verbeteren, vraag en aanbod van woonmilieus beter op elkaar worden afgestemd en meer binnenstedelijk worden gebouwd. Herijking van het nieuwbouw- en herstructureringsprogramma is nodig om in 2020 de gewenste voorraad te hebben.

De Woonvisie 2011-2020 is mede gebaseerd op een evaluatie van bestaand beleid en een analyse van de werking van de huidige woningmarkt. De provincie constateert dat:

  • de crisis de woningmarkt voor een groot gedeelte heeft veranderd van een aanbod naar een vraagmarkt. Dat geldt echter niet voor iedereen. Mensen met een inkomen net boven modaal worden ernstig beperkt in hun mogelijkheden een passende woning te vinden: sociaal huren is niet meer mogelijk en er zijn voor hen geen betaalbare koopwoningen beschikbaar.
  • het afgesproken woningbouwprogramma niet meer voldoet. Er zijn meer nieuwbouwwoningen gepland dan nodig, onder meer omdat er minder woningen worden gesloopt dan verwacht. Dat vraagt om nieuwe prioriteiten in de uitvoering.
  • de kwaliteit van de huidige voorraad beter kan. Deze verbetering is gewenst voor de woning zelf (zoals weinig energieverbruik) en voor de woonomgeving (zoals het gewenste woonmilieu).
  • alle partijen op de woningmarkt terughoudend zijn, waardoor weinig risico's worden genomen en er niet veel van de grond komt. Er is behoefte aan samenwerkingsvormen waarin partijen met elkaar de voorwaarden voor uitvoering scheppen op basis van vertrouwen.

Toetsing en conclusie

Het woningbouwprogramma is in lijn met de Regionale Woonvisie en hoeft niet in regionaal verband te worden afgestemd. Het plan is hierdoor in lijn met de provinciale woonvisie.

Regionale Woonvisie Alblasserwaard - Vijfheerenlanden

In de Regionale Woonvisie Alblasserwaard - Vijfheerenlanden is een toetsingskader opgenomen aan de hand waarvan woningbouwinitiatieven kwalitatief en kwantitatief worden beoordeeld. Voor Leerdam is bepaald dat woningbouwinitiatieven niet te hoeven worden afgestemd met de regio indien de met het initiatief gemoeide groei onder de 0,7% blijft en het aantal toegevoegde aantal woningen onder de 50 blijft. Het nu voorliggende initiatief behelst de sloop van in totaal 54 woningen en de realisatie van 34 nieuwe woningen. Per saldo is er dus ook sprake van een afname van de woningvoorraad. Dit plan hoeft dan ook niet te worden voorgelegd aan de regio, maar kan achteraf worden gemeld in de halfjaarlijkse rapportage.

3.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Gemeente Leerdam 2020, Hart voor Kwaliteit aan de Linge (2012)

Met de structuurvisie streeft de gemeente ernaar dat ontwikkelingen in de stad in algemene zin bijdragen aan het behoud en het versterken van het ruimtelijk raamwerk van de stad. In de structuurvisie zijn daartoe de volgende hoofddoelstellingen geformuleerd:

  • 1. versterken en zichtbaar maken van ruimtelijk raamwerk: lijnen (dijken, wegen en waterlopen), vlakken (kernen, wijken en gebiedsdelen) en elementen (bijzonderheden en beeldbepalende gebouwen);
  • 2. versterken relaties stad en buitengebied door nieuwe invulling en vormgeving van stadsranden en overgangszones;
  • 3. ruimtelijke ontwikkelingen enten op de kwaliteiten en potenties van het ruimtelijk raamwerk;
  • 4. kwaliteiten van water en ecologie benutten als sturend planelement;
  • 5. streven naar zuinig en duurzaam ruimtegebruik.

Uitgangspunten voor ruimtelijk beleid Leerdam West (WOP)

Leerdam-West is een wijk in beweging. Op korte termijn wordt daarom het plangebied aan de Siemensstraat geherstructureerd. Er worden 54 woningen gesloopt en 34 woningen teruggebouwd. De ontwikkeling is een uitwerking van het Wijkontwikkelingsplan (WOP) Leerdam-West. Het WOP is hierdoor nog steeds actueel.

In wijk West is enkele jaren geleden gestart met herstructurering van de woningvoorraad. De herstructurering van de Raadsliedenbuurt is bijna afgerond evenals en de herstructurering van de School-/Talmastraat en omgeving. De herstructurering is gericht op het in stand houden en verbeteren van zowel de sociale structuur van de wijk als de woningvoorraad zoals ook is verwoord in het WOP voor Leerdam West. Dit WOP is samen met CWL Woningbeheer (de voorganger van KleurrijkWonen), wijkbewoners en andere belanghebbenden op een interactieve manier tot stand gekomen en het plan is in 2002 door de gemeenteraad vastgesteld.

In het WOP zijn 3 met elkaar samenhangende hoofdthema's van belang:

  • De ontwikkeling van een ruimtelijk samenhangend plan met meer openbare ruimte in de directe nabijheid van de woning;
  • De afstemming van het woningaanbod en het voorzieningenaanbod op de huidige en toekomstige sociaal-maatschappelijke identiteit van de wijk;
  • De realisatie van een duurzame leefomgeving met een groter oppervlak aan groen en water.

Het WOP is na afronding met een klankbordgroep van belanghebbenden besproken en daarnaast in het college van B&W en de gemeenteraad. Onderhavig bestemmingsplan legt het nieuwe stedenbouwkundig plan voor de Siemensstraat juridisch/ planologisch vast door het geldende bestemmingsplan deels te herzien, en maakt hiermee de beoogde herstructurering mogelijk.

Beleidsnota parkeernormen Leerdam

De gemeente Leerdam heeft in juni 2010 de beleidsnota parkeernormen Leerdam vastgesteld. Deze beleidsnota geeft inzicht in de parkeernormen die de gemeente Leerdam hanteert en de uitgangspunten en spelregels die daarbij gehanteerd worden. Hierbij zijn de parkeerkencijfers van het CROW als leidraad gebruikt. De gemeente Leerdam heeft de keuze gemaakt voor het beleidsplan parkeernormen, zodat niet in elk bestemmingsplan alle parkeernormen met bijbehorende systematiek behoeven te worden opgenomen maar kan worden volstaan met een verwijzing naar dit document. Hiermee speelt de gemeente in op de veranderingen die de Wet ruimtelijke ordening (Wro) met zich meebrengt.

In dit bestemmingsplan wordt bij deze systematiek aangesloten.

Na de herstructurering heeft de wijk 725 parkeerplaatsen. De parkeerdruk zal varieren van 54% op vrijdagochtend tot 80% op zaterdagavond om 20 uur. Deze piek wordt mede veroorzaakt door de nabijheid van het wokrestaurant. Ook de nabijheid van de moskee zorg voor (een veel kleine piek) in de parkeerdruk. Echter, op alle momenten in de week is er voldoende aanbod aan parkeergelegenheid.

In artikel 10.4 van de regels is bepaald dat moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform het geldende parkeerbeleid.

Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert bestemmingsplan Leerdam West welke is vastgesteld op 30 augustus 2012. De bestaande woningen zijn hierin voorzien van de bestemming 'Wonen'. De hoofdgebouwen zijn hierbij voorzien van een strak bouwvlak waaraan een goot- en bouwhoogte van 6 respectievelijk 9 meter is toegekend. De Siemensstraat en achtergelegen pad hebben de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Nagenoeg het gehele plangebied is voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en een gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' (zie figuur 3.1 voor een uitsnede van de verbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0545.BPSIEMENSSTRAAT-VA01_0005.png"

Figuur 3.1 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Leerdam West' (plangebied rood omkaderd)

Strijdigheid met het bestemmingsplan

De geplande woningen passen niet binnen de huidige toegekende bouwvlakken zoals opgenomen in bestemmingsplan 'Leerdam West'. Hierdoor ontstaat strijdigheid met het bestemmingsplan. Met voorliggend bestemmingsplan wordt voorzien in nieuwe bouwvlakken, waardoor de woningen kunnen worden gerealiseerd.

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Inleiding

Op grond van de wet en jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan te worden aangetoond en moet worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening (goed woon- en leefklimaat). In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor dit bestemmingsplan relevant zijn. De resultaten en conclusies van de onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.

4.2 Vormvrije mer-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling blijft ruimschoots onder de drempelwaarde.

Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan (op ruime afstand van Natura 2000-gebieden en de EHS waardoor deze door de ontwikkeling niet worden beïnvloed) en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.

4.3 Watertoets

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Rivierenland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het projectgebied relevante nota's en wetgeving, waarbij het beleid van de gemeente en het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Waterschapsbeleid

Met het Waterbeheerplan 2016-2021 'Koers houden, kansen benutten' blijft het waterschap op koers om het rivierengebied veilig te houden tegen overstromingen, om voldoende schoon water te hebben en om het afvalwater effectief te zuiveren. Hiermee trekt het Waterschap Rivierenland de lijn door van het vorige waterbeheerplan. Bij de uitvoering van het programma beweegt het waterschap mee met veranderingen en benutten zij de kansen die zich voordoen in de regio. Om inhoudelijke ambities te bereiken ligt het accent in de periode 2016-2021 onder meer op:

  • Gebiedsgericht werken;
  • Waterbewustzijn;
  • Innovatie.

Het waterbeheerprogramma is het centrale beleidsdocument van het waterschap. Het programma biedt houvast voor bestuurders en ambtenaren. De doelen en maatregelen in het waterbeheerprogramma zijn opgesteld samen met provincies, gemeenten en andere partijen. Het waterschap houdt rekening met provinciale functies en werkt mee aan het realiseren van provinciale doelen.

In de Keur heeft het waterschap een vuistregel opgenomen voor de compensatie van toename aan verhard oppervlak. Deze vuistregel houdt in dat voor elke hectare nieuw verhard oppervlak er 436 m3 waterberging gerealiseerd moet worden (gebaseerd op de T=10+10% bui). Daarbij mag het waterpeil niet meer dan 20 cm stijgen (ten opzichte van zomerpeil). In het stedelijk gebied is de toename voor de eerste 500 m2 verhard oppervlak vrijgesteld van watercompensatie en voor het landelijk gebied is dit 1.500 m2. Deze vrijstelling is eenmalig en bedoeld voor particulieren.

Gemeentelijk beleid

De gemeente Leerdam heeft in nauwe samenwerking met het Waterschap Rivierenland het Gemeentelijk Waterplan Leerdam, Glashelder Water (2007) opgesteld. De aanleiding voor het waterplan zijn de knelpunten, ontwikkelingen, maar ook kansen op watergebied, waar gemeenten in de 21ste eeuw mee geconfronteerd worden. Zo is er bijvoorbeeld periodiek sprake van grondwateroverlast, treden waterkwaliteitsproblemen op bij riooloverstortingen en wordt de kwelafhankelijke natuur bedreigt door verdroging.

Met het opstellen van het waterplan wordt de gezamenlijke focus aangebracht. Deze heeft een inhoudelijke dimensie - de samenhang - en een procesmatige dimensie - de samenwerking. Door zowel de samenhang als de samenwerking te versterken, kunnen ambities op het gebied van integraal waterbeheer en de kwaliteit van de leefomgeving worden vergroot.

De doelstelling van het waterplan is het realiseren van een gezond en veerkrachtig watersysteem, gebaseerd op een gezamenlijke visie van de gemeente en het waterschap op de inrichting, het gebruik en het beheer en onderhoud van de waterhuishouding.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied bestaat uit de Siemensstraat te Leerdam en is vrijwel volledig verhard.

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit jonge rivierkleigrond. Er is sprake van grondwatertrap II. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand op minder dan 0,4 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert tussen 0,5 en 0,8 m beneden maaiveld. De maaiveldhoogte ter plaatse bedraagt circa NAP +0,4 m. Voor de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden geldt een toegestane peilstijging van 20 cm.

Waterkwantiteit

Binnen het plangebied is momenteel geen oppervlaktewater aanwezig.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied ligt niet in de kern-/beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is aangesloten op een rioleringsstelsel.

Toekomstige situatie

Algemeen

De ontwikkeling bestaat uit de sloop en nieuwbouw van grondgebonden woningen. Het verhard oppervlak bedraagt in de huidige situatie 1.700 m2. Ten opzichte van de huidige situatie neemt het aantal woningen af en worden 3 verharde parkeerterreinen aangelegd. Ter compensatie wordt een grasveld aangelegd en worden hagen langs de parkeerterreinen geplaatst. De toename van verhard oppervlak blijft daardoor onder de 500 m². Watercompenserende maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling is niet van invloed op de veiligheidssituatie in het plangebied.

Watervergunning

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Voor de bouw van de woningen is geen watervergunning nodig.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied zal worden aangesloten op een rioleringsstelsel waarbij het hemelwater wordt afgekoppeld. In de Siemensstraat komt een gescheiden rioolstelsel van vuil (dwa) en schoon water (hwa). Het ontvangen hemelwater van de Siemensstraat zal in de toekomst worden afgevoerd via het aan te leggen HWA stelsel in westzuid (project Achter de Pijp) naar de gegraven grote wielsloot.

Momenteel ligt er alleen de gegraven wielsloot en een gedeelte HWA riool in het Laantje van van Iperen/Asterstraat en is er nog geen koppeling met deze verbinding vanuit de Siemensstraat. De uitvoering van het project Achter de Pijp is in 2015 van start gegaan en zal ca 5 tot 7 jaar in beslag gaan nemen. Ieder jaar zal een gedeelte van de wijk wordt aangepakt. Tot het moment dat het hemelwater kan worden afgekoppeld en worden afgevoerd via het aangelegde HWA stelsel, voert het HWA riool in de Siemensstraat af via het gemengde riool in de Tiendweg.  

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Er vindt geen aanpassing van het bestaande watersysteem plaats. Watercompensatie is niet vereist.

4.4 Ecologie

Beleid en normstelling

Een bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna Ffw) nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.

Onderzoek

Ten behoeve van de herstructureringsplannen in Leerdam West is een ecologisch onderzoek uitgevoerd in er rond het plangebied. Op basis van dit oriënterend veldonderzoek bleek het nodig om het gebied nader te onderzoeken. Nader onderzoek was nodig naar de aanwezigheid van vogels met een jaarrond beschermd nest en op de aanwezigheid van vleermuizen. Een rapportage van dit nader onderzoek is opgenomen in Bijlage 2.

Op basis van dit onderzoek is vast komen te staan dat als gevolg van de sloop/herstructurering geen vaste verblijfplaatsen van huismussen en/of gierzwaluwen verloren gaan. Daarnaast zijn wel enkele paar- en zomerverblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis aangetroffen. Deze paar- en zomerverblijfplaatsen liggen echter buiten het plangebied van onderhavig bestemmingsplan, waardoor deze de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staan.

Conclusie

Op basis van bovengenoemd onderzoek is vast komen te staan dat de in het plangebied aanwezige flora- en fauna geen belemmering vormt voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.5 Bodem

Wettelijk kader

Bij een nieuwe ontwikkeling zijn twee kaders van belang als het gaat om de bodemkwaliteit: het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning. Voor het bestemmingsplan is het van belang om na te gaan of de chemische kwaliteit van de bodem geschikt is voor de toekomstige gebruiksfuncties.

Onderhavig bestemmingsplan heeft betrekking op het herinrichten van het plangebied Siemensstraat. De huidige bestemming 'Wonen' blijft hetzelfde.

In het kader van de Woningwet is bij de aanvraag van een bouwvergunning een bodemonderzoek verplicht. Het is niet toegestaan om te bouwen op verontreinigde grond. Als volgens de Wet bodembescherming (Wbb) sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging (meer dan 25 m³ sterk verontreinigde grond of 100 m³ sterk verontreinigd grondwater) dan is een bodemsanering noodzakelijk. Wanneer sprake is van asbest in de bodem geldt het criterium van de omvang niet. Wanneer sprake is van een concentratie boven de interventiewaarde dan moeten er maatregelen genomen worden.

Uitgevoerd onderzoek

In het plangebied is een aantal bodemonderzoeken uitgevoerd:

Ter plaatse van de (voormalige) Moskee, Boëtiusstraat 16 en 18 zijn voor en na de sloopwerkzaamheden (in 2014) een aantal bodemonderzoeken uitgevoerd:

Titel rapport   :   Verkennend en nader bodemonderzoek " Boëtiusstraat 16 en 18" Leerdam  
Adviesbureau   :   Wematech bodem adviseurs B.V.  
Kenmerk   :   MS092182  
Datum   :   21 december 2009  

Titel rapport   :   Verkennend en nader bodemonderzoek " "Volkstuinencomplex Boetiusstraat 16 en 18" Leerdam  
Adviesbureau   :   Wematech bodem adviseurs B.V.  
Kenmerk   :   JB102041  
Datum   :   2011  

Titel rapport   :   Asbestonderzoek NEN 5707 Boetiusstraat 16-18 in Leerdam  
Adviesbureau   :   RPS  
Kenmerk   :   R311/NC14120107  
Datum   :   4 juni 2014  

Titel rapport   :   Aanvullend bodem en verkennend asbestonderzoek Boetiusstraat 16-18 in Leerdam  
Adviesbureau   :   Tritium b.v.  
Kenmerk   :   1502/063/SJ-02.  
Datum   :   8 mei 2015  

Uit de onderzoeksresultaten volgt dat de locatie geschikt is voor de toekomstige bestemming.

Ook het overige gedeelte van het plangebied is onderzocht:

Titel rapport   :   Verkennend bodemonderzoek Boetiusstraat 14 te Leerdam  
Adviesbureau   :   Tritium b.v.  
Kenmerk   :   1502/063/SJ-02  
Datum   :   07 mei 2015  

Titel rapport   :   Verkennend en nader bodem- en asbestonderzoek Siemensstraat e.o. Leerdam  
Adviesbureau   :   Tritium  
Kenmerk   :   1401/073/RK-01  
Datum   :   augustus 2014  

Uit de resultaten van deze onderzoeken blijkt dat een deel van het plangebied, te weten de brandgang tussen de Volkstuinen en de Siemensstraat en de tuin van Boetiusstraat 14, verontreinigd is. Deze verontreiniging zal tijdens de herontwikkeling verwijderd worden.

De locatie is geschikt voor de toekomstige bestemming.

4.6 Geluid

Wettelijk kader

In het kader van het vaststellen van bestemmingsplannen is het noodzakelijk een geluidonderzoek uit te voeren indien daarin geluidgevoelige gebouwen zijn geprojecteerd. In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald binnen welke zones van wegen, spoorwegen en industrieterreinen onderzoek moet plaatsvinden. De Wgh is alleen van toepassing binnen deze geluidzones.

Daarnaast kan het vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening ook noodzakelijk zijn om de geluidbelasting te berekenen van bijvoorbeeld wegen met een maximaal toegestane snelheid van 30 kilometer per uur.

De gemeente Leerdam heeft een "Beleid hogere waarden Wgh en 30 kilometer per uur wegen".

Het gemeentelijk beleid is van toepassing voor nieuwbouw van woningen zoals in dit plan wordt voorgestaan. De resultaten van het akoestisch onderzoek zullen getoetst worden aan dit beleid.

In het bijgevoegde akoestisch onderzoek wordt uitgebreider ingegaan op het wettelijk kader en het gemeentelijk beleid.

Uitgevoerd onderzoek

Op basis van een eerste invulling van het bouwplan is een geluidonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 3).

Titel rapport   :   Geluidonderzoek woningbouwproject Kleurrijk Wonen
Siemensstraat Leerdam  
Adviesbureau   :   OZHZ  
Kenmerk   :   Zaaknummer 0140293, kenmerk 2015029192/CHK  
Datum   :   november 2015  

Doel van het akoestisch onderzoek is het bepalen van de geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai en industrielawaai op deze nieuw te bouwen woningen. Voor het aspect wegverkeerslawaai is met name de Tiendweg relevant. Het plangebied is gelegen binnen de wettelijk vastgestelde zone van Industrieterrein Glasfabriek Leerdam. Het plangebied is niet gelegen binnen een onderzoekzone voor railverkeerslawaai.

De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de tekening die zal worden gebruikt bij de bestemmingsplan procedure. Hierop zijn de maximale bouwblokken ingetekend. De berekende geluidbelastingen worden getoetst aan de grenswaarden zoals opgenomen in de Wet geluidhinder. De uiteindelijke te realiseren woningen dienen te passen binnen het definitief vast te stellen bestemmingsplan en aan de vast te stellen hogere waarden.

Wegverkeerslawaai

De zoneplichtige wegen zijn de Tiendweg en de Populierstraat. Daarnaast is in het kader van een goede ruimtelijke ordening, conform de systematiek van de Wet geluidhinder, de geluidbelasting vanwege de relevante 30 kilometer per uur wegen bepaald. Dit zijn de Boëtiusstraat en de Siemensstraat.

Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van zoneplichtige wegen op de gevels van de nieuw te bouwen woningen maximaal 61 dB (inclusief aftrek ex. artikel 110g Wgh) bedraagt. De ten hoogst toelaatbare geluidbelasting van 48 dB wordt daarmee overschreden. De maximaal hogere grenswaarde van 68 dB (vervangende nieuwbouw) wordt niet overschreden.

Vanwege de niet gezoneerde wegen bedraagt de geluidbelasting maximaal 52 dB (inclusief aftrek ex. artikel 110g Wgh). De hoogste geluidbelasting wordt veroorzaakt door verkeer op de Boëtiusstraat.

Omdat de ten hoogst toelaatbare geluidbelasting wordt overschreden is het noodzakelijk dat Burgemeester en Wethouders een hogere waarde vaststellen.

Industrielawaai

Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting vanwege het industrieterrein Glasfabriek Leerdam maximaal 59 dB(A) bedraagt. De ten hoogst toelaatbare geluidbelasting van 50 dB(A) wordt overschreden. De maximaal hogere grenswaarde van 65 dB(A) voor vervangende woningbouw wordt niet overschreden.

Omdat de ten hoogst toelaatbare geluidbelasting (voorkeursgrenswaarde) vanwege het wettelijk gezoneerde industrieterrein wordt overschreden moeten Burgemeester en Wethouders een hogere waarde vaststellen voor industrielawaai.

Gemeentelijk beleid

De gemeente Leerdam heeft beleid voor het vaststellen van een hogere waarde. In dit beleid zijn diverse voorwaarden opgenomen waaraan een woningbouwplan moet voldoen.

De rekenresultaten zijn getoetst aan dit beleid. Op de bouwblokken aan de westzijde van de Siemensstraat wordt voldaan aan de voorwaarden van een geluidluwe gevel op basis van de gecumuleerde geluidbelastingen.

Om na te gaan of ook ter plaatse van de 1e woning van bouwblok 1 voldaan kan worden aan de voorwaarde van een geluidluwe gevel en buitenruimte zijn een aantal mogelijke maatregelen ter plaatse van het bouwblok 1 doorgerekend. Hieruit volgt dat een geluidscherm tussen de Tiendweg en het bouwblok en een schermvariant tussen het bouwblok en de glasfabriek niet leiden tot een geluidluwe buitenruimte en/of gevel op basis van de gecumuleerde geluidbelasting. Maatregelen aan de weg leiden ook niet tot andere conclusies in onderhavige situatie.

Uit de berekeningen van de gecumuleerde geluidbelasting in de dagperiode blijkt dat, op basis van de tekst uit het beleid, aan de voorwaarde voor een geluidluwe buitenruimte alleen bij de 1e woning van bouwblok 1 niet voldaan wordt.

Op begane grondniveau wordt op de oostgevel (tuin) de voorkeursgrenswaarde zonder te cumuleren vanwege zowel wegverkeerslawaai als industrielawaai niet overschreden. Hiermee wordt weliswaar niet direct voldaan aan het gemeentelijk hogere waarde beleid, maar wel aan de Wet geluidhinder. De berekende geluidniveaus worden daarom vanuit een goed woon- en leefklimaat acceptabel geacht. Daarom is door het college afgeweken van het gemeentelijk beleid en zijn hogere waarden verleend.

Conclusie

De ten hoogst toelaatbare geluidbelasting (voorkeursgrenswaarde) vanwege de zoneplichtige wegen en vanwege industrielawaai wordt in het plangebied overschreden.

Op nagenoeg alle bouwblokken wordt voldaan aan de maximale hogere waarde (voorkeurswaarde) van de Wet geluidhinder. Alleen ter plaatse van de 1e woning van bouwblok 1 (noordoost), wordt de gecumuleerde voorkeursgrenswaarde voor verkeerslawaai en industrielawaai overschreden en is geen sprake van een geluidluwe gevel of buitenruimte. De maximaal hogere grenswaarde wordt niet overschreden. Zonder de verschillende geluidbronnen te cumuleren worden de voorkeursgrenswaarden vanwege zowel wegverkeerslawaai als industrielawaai niet overschreden.

Vanuit de Wet geluidhinder is het in onderhavige situatie acceptabel om separaat te toetsten. De berekende geluidniveaus worden daarom vanuit een goed woon- en leefklimaat acceptabel geacht. Door Burgemeester en Wethouders zijn hogere waarden vastgesteld voor het wegverkeergeluid en voor het industrielawaai.

4.7 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader

De Europese Unie heeft luchtkwaliteitsnormen vastgesteld, die het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging tot doel hebben. Nederland heeft deze luchtkwaliteitsnormen opgenomen in de nationale wetgeving. De Nederlandse wet- en regelgeving voor de luchtkwaliteit in de buitenlucht vloeit voort uit titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm).

Indien het uitoefenen van bevoegdheden (zoals het vaststellen van bestemmingsplannen en het nemen van projectbesluiten) gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat sprake is van één van onderstaande gronden (artikel 5.16 Wm):

  • er wordt voldaan aan de in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarden;
  • een besluit (per saldo) niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een besluit 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de concentratie van een stof;
  • het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Er is gekeken of de bijdrage van het voorliggende bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Projecten die 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreinigingen, hoeven niet meer afzonderlijk getoetst te worden aan de wettelijke luchtkwaliteitsnormen. Hiervoor wordt een grens gehanteerd van 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Dit betekent dat voor NO2 en PM10 projectbijdragen zijn toegestaan van maximaal 1,2 µg/m³.

Voor een aantal functies geeft de ministeriële regeling "niet in betekenende mate bijdragen" hier een cijfermatige invulling aan. Volgens deze regeling kan de bijdrage van minder dan 1500 woningen bij 1 ontsluitingsweg als NIBM aangemerkt worden. De ontwikkeling betreft de realisatie van 35 woningen. Er is sprake van vervangende nieuwbouw. Deze ontwikkeling is aangemerkt als niet in betekende mate, omdat het minder dan 1500 woningen betreft. Toetsen aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer is daarom niet noodzakelijk. Vanuit de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor het vaststellen van het voorliggende bestemmingsplan.

Goede ruimtelijke ordening

In het kader van een goede ruimtelijke ordening (artikel 3:1 Wet ruimtelijke ordening) dient bij het opstellen van ruimtelijke plannen gemotiveerd te worden op welke wijze rekening is gehouden met de luchtkwaliteit. Voor het voorliggende plan is uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit in de omgeving van het plangebied. Om deze inzichtelijk te maken, is de monitoringstool van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu geraadpleegd. In onderstaande figuren worden de resultaten hiervan weergegeven voor NO2 en fijn stof (PM10). Emissiebronnen zijn verkeer en industrie.

De grenswaarde concentratie voor NO2 bedraagt 40 µg/m3. Uit de monitoringstool blijkt dat de hoogste jaargemiddelde concentratie voor NO2 in de omgeving van het plangebied 23,8 µg/m3 bedraagt.

De grenswaarde concentratie voor PM10 bedraagt 40 µg/m3. Uit de monitoringstool blijkt dat de hoogste jaargemiddelde concentratie voor PM10 in de omgeving van het plangebied 23,5 µg/m3 bedraagt. De concentraties voor beide stoffen liggen dus ver beneden de grenswaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0545.BPSIEMENSSTRAAT-VA01_0006.png"

Figuur 4.1: Luchtkwaliteit omgeving plangebied, resultaten NSL-monitoringstool 2014 voor NO2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0545.BPSIEMENSSTRAAT-VA01_0007.png"

Figuur 4.2: Luchtkwaliteit omgeving plangebied, resultaten NSL-monitoringstool 2014 voor fijn stof (PM10)

Conclusie

De Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

Vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit kan worden gesteld dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

4.8 Externe veiligheid

Wettelijk kader en beleid

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op de risico's van het vervoer en gebruik van gevaarlijke stoffen. Doel is hierin voor burgers een acceptabel veiligheidsniveau te waarborgen. Het risico wordt hierbij bepaald door de kans op, en het effect van, een incident met gevaarlijke stoffen. Hierbij staan een tweetal begrippen centraal.

Plaatsgebonden risico (PR)

Het PR is de kans per jaar dat een onbeschermd persoon overlijdt door een incident met gevaarlijke stoffen. Hiervoor bestaan grens-, richt- en streefwaarden waarbij de grenswaarde een harde norm is. De grenswaarde is een lijn van punten op afstand van de risicobron waar de kans op overlijden 1 op miljoen (10-6) is. Binnen die PR 10-6 contour mogen geen kwetsbare objecten worden bestemd, en beperkt kwetsbare objecten alleen onder voorwaarden.

Groepsrisico (GR)

Het GR is de opgetelde kans dat een groep (10, 100, enz.) personen overlijdt door een incident met gevaarlijke stoffen. Het wordt berekend binnen het invloedsgebied dat ligt tussen de risicobron en de lijn waar sterfte 1% is. Bij de beoordeling van een berekend GR wordt de zogenaamde oriëntatiewaarde gehanteerd als afweegpunt voor acceptatie.

In een omgevings- of vervoersplan dient in acht name van de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico gewaarborgd te worden. Overschrijding van de richtwaarde is slechts onder voorwaarden toegestaan.

Om de risico's ter plaatse van het plangebied te achterhalen is er een analyse gemaakt van de externe veiligheidssituatie rondom het plangebied, met behulp van de provinciale risicokaart. Hieruit blijkt het volgende:

  • In de omgeving van het plangebied is één risicovolle inrichtingen aanwezig. Het betreft de glasfabriek. Het invloedsgebied van deze inrichting reikt echter niet tot aan het plangebied.
  • In of nabij het plangebied zijn geen routes gelegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor of het water plaatsvindt. De afstand tot de dichtstbijzijnde routes is zodanig groot dat deze hun invloed niet in het plangebied doen gelden.
  • In de directe omgeving van het plangebied zijn ook geen buisleidingen met gevaarlijke stoffen aanwezig die hun invloed in het plangebied doen gelden.

Op basis van deze analyse wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de ontwikkeling.

4.9 Bedrijven en milieuzonering

Inleiding en uitgangspunten

Milieuzonering heeft betrekking op het ruimtelijk scheiden van milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies zoals woningen. Het plangebied is gelegen in een omgeving waar bedrijven aanwezig zijn. In deze paragraaf wordt omschreven hoe hier in relatie tot de gewenste nieuwbouw mee omgegaan wordt.

Toetsingskader

De VNG handreiking "Bedrijven en Milieuzonering" 2009 is de meest gebruikte methode bij milieuzoneringen.

In de handreiking worden voor vier verschillende milieuaspecten richtafstanden aanbevolen voor milieubelastende activiteiten (bedrijven), ten opzichte van een rustige woonwijk. De milieubelastende activiteiten zijn gerangschikt op SBI code. De grootste richtafstand is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie.

De gegeven richtafstanden kunnen, met uitzondering van de richtafstand voor gevaar, met één stap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, wanneer er sprake is van een gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Het plangebied is door de aanwezigheid van andere functies dan wonen, te kenmerken als een gemengd gebied.

Wanneer bij de invulling van het plangebied uitgegaan wordt van kleinere afstanden dan de richtafstanden moet onderbouwd worden:

  • waarom er toch sprake kan zijn van een goed woon-en leefklimaat en/of waarom een kleinere afstand kan volstaan;
  • dat er geen extra belemmeringen optreden voor de bedrijfsvoering van de aanwezige bedrijven.

Milieuzonering en het plangebied

Milieuzonering gaat veelal uit van een nieuwe situatie. Bij het ontwikkelingsplan 'Siemensstraat' is hier eigenlijk geen sprake van. In de huidige situatie zijn er woningen, deze worden gesloopt en worden nieuwe woningen voor in de plaats gebouwd. Wel wordt hiervoor een nieuw ruimtelijke besluit genomen. Vanuit een goede ruimtelijke ordening kijken we daarom toch naar de afstanden tussen de nieuwe woningen en bedrijven in de omgeving.

Gezien de huidige situatie, waarbij sprake is van een vrij drukke weg (de Tiendweg), gelegen direct ten noorden van het plangebied, en de aanwezigheid van bedrijven in de directe omgeving, waaronder de glasfabriek op relatief korte afstand, kan hier gesproken worden van gemengd gebied.

Daarom mogen de richtafstanden met één stap verlaagd worden, zoals aangegeven in onderstaande tabel.

Tabel 4.1: Richtafstanden per milieucategorie (bron: VNG-handreiking Bedrijven en Milieuzonering)

Milieucategorie   Rustige woonwijk   Gemengd gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  
4.2   300 m   200 m  
5.1   500 m   300 m  
5.2   700 m   500 m  
5.3   1.000 m   700 m  
6   1.500 m   1.000 m  

Bedrijven in de omgeving

Onderhavige plan behelst de revitalisering van het woongebied rond het Lingeplein en de Siemensstraat. Er worden 54 woningen gesloopt en 34 nieuwe woningen gerealiseerd. Er zijn geen bedrijven gepland binnen het plangebied. In de omgeving van het plangebied zijn een aantal bedrijven en instellingen gevestigd met bedrijfsactiviteiten uit de categorieën 1, 2 en 4.2 volgens de VNG-handreiking Bedrijven en Milieuzonering. In onderstaande tekening is de ligging van de bedrijven aangegeven ten opzichte van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0545.BPSIEMENSSTRAAT-VA01_0008.png"

Figuur 4.3: Ligging van de bedrijven en milieucategorie ten opzichte van het plangebied

De bedrijven zijn opgenomen in onderstaande tabel.

Tabel 4.2: Bedrijven aanwezig in de omgeving van het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0545.BPSIEMENSSTRAAT-VA01_0009.png"

Consequenties voor de ontwikkeling

Uit bovenstaande volgt dat alleen voor de glasfabriek geldt dat de afstand tot het plangebied kleiner is dan de richtafstand volgens de VNG-handreiking Bedrijven. Hierbij is het aspect geluid maatgevend. De richtafstand voor het aspect stof is 50 meter. Deze afstand wordt niet overschreden. Voor de overige inrichtingen wordt voldaan aan de richtafstanden in een gemengd gebied.

Voor de glasfabriek is een geluidzone vastgesteld, de nieuwe woningen liggen binnen deze zone. Hiervoor is onderzoek uitgevoerd. Het akoestisch rapport is toegevoegd als Bijlage 3. Uit de resultaten blijkt dat de woningen vanuit de Wet geluidhinder toelaatbaar zijn. Hierop wordt uitgebreid ingegaan in paragraaf 4.6, onder kopje industrielawaai.

Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat ook vanwege een goede ruimtelijke ordening de realisatie van de woningen acceptabel is.

Bedrijven mogelijk binnen vigerend bestemmingsplan

Eveneens van belang is om na te gaan welke activiteiten worden toegestaan binnen het vigerende bestemmingsplan. Dit om na te gaan of het binnen het bestemmingplan toegestaan is om bedrijven te vestigen met een hogere milieucategorie dan nu aanwezig zijn. Naast de in de tabel opgenomen bedrijven en instellingen worden er in het bestemmingsplan Leerdam West, ten zuiden van de Tiendweg, geen percelen aangemerkt met een functie anders dan wonen of groen. In onderstaande tabel wordt opgegeven welke functies zijn toegestaan op de in de tabel genoemde percelen.

Tabel 4.3: Bedrijven opgenomen in het vigerende bestemmingsplan Leerdam West

Naam   Locatieadres   Bestemming  
Islamitische stichting Anadolu Leerdam (winkel)*   Boetiusstraat 18   Detailhandel  
OI-Manufacturing Netherlands BV   Lingedijk 8   Bedrijf maximaal milieucategorie 4.2  
Basisschool El Boukhari   Populierstraat 2   Maatschappelijk  
Zelve Market   Tiendweg 29   Detailhandel  
Hisar V.O.F.   Tiendweg 39 A   Detailhandel  
Deco Home Van den Berg   Tiendweg 41   Detailhandel  
De Nieuwe Pauw   Tiendweg 69   Horeca  
Basisschool het Mozaiek   Tiendweg 90   Maatschappelijk  
Rouwcentrum Rehoboth   Tiendweg 118   Maatschappelijk  
Moskee   Tulpstraat 1   Maatschappelijk  

* Deze is gelegen binnen het plangebied en zal daarom verdwijnen.

Gezien de bestemmingen, toegestaan in de vigerende bestemmingsplannen 'Leerdam West' en 'De Glasfabriek' en de afstanden tot het plangebied, zijn er in de toekomst geen situaties te verwachten waarbij een knelpunt kan ontstaan.

4.10 Archeologie en cultuurhistorie

Beleid en normstelling

Sinds de invoering van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) op 1 september 2007 is de verantwoordelijkheid ten aanzien van het bodemarchief gedecentraliseerd naar de gemeente. De provincie Zuid-Holland blijft hierbij bestemmingsplannen (en ontheffingen hierop) toetsen op archeologie en cultuurhistorie, maar gaat er daarbij wel vanuit dat de gemeente zijn eigen taak naar behoren zelfstandig zal uitvoeren. De gemeente Leerdam heeft een eigen archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart en rapport voor haar grondgebied laten op stellen. Op grond van deze archeologische verwachtings- en beleidskaart bevindt het plangebied zich in een zone met een ‘middelmatige verwachting’.

Het beleid van de rijksoverheid (Wet op archeologische monumentenzorg) is gericht op behoud van het archeologisch erfgoed. Door het verdrag van Malta (Europees verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed) is het beleid steeds meer gericht op het tijdig betrekken van archeologische belangen bij het ruimtelijk ordeningsbeleid.

Onderzoek

Om de ontwikkelingen in het plangebied te toetsen aan de verwachte archeologische waarden is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Een volledige rapportage van dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 4. Op basis van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn aangetroffen voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats in het plangebied. Ten tijde van het onderzoek waren de exacte bouwplannen nog niet bekend. Verwacht wordt dat de bouwvlakken tot circa 80 cm –mv zal worden afgegraven en er heipalen zullen worden geslagen of geboord. Door de geplande werkzaamheden zullen alleen mogelijk archeologische waarden in de oeverwallen van de stroomgordel van Gorkum-Arkel en in de pleistocene ondergrond worden verstoord. Deze verstoring zal, naar verwachting, beperkt blijven tot heien, waardoor slechts een gering oppervlakte zal worden verstoord en geen vervolgonderzoek noodzakelijk is.

Archeologisch advies

Bovengenoemd onderzoek is inhoudelijk getoetst door het bevoegd gezag. De beoordeling en het bijbehorende advies is opgenomen in bijlage 5. In deze beoordeling wordt geadviseerd om aanvullend verkennend booronderzoek uit te voeren indien de bodemingrepen dieper zullen reiken dan 2,0 meter onder het huidige maaiveld. Het terrein kan dus worden vrijgegeven tot een diepte van 2 meter onder maaiveld. Ter bescherming van de (eventueel) aanwezige archeologische waarden dieper dan 2 meter onder maaiveld is een archeologische dubbelbestemming ' Waarde - Archeologie' opgenomen.

Conclusie

Op basis van het uitgevoerde archeologisch onderzoek en het bijbehorende archeologisch advies kan worden geconcludeerd dat de archeologische en cultuurhistorische waarden de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staan.

4.11 Eindconclusie

Op basis van de onderzochte informatie worden geen belemmeringen verwacht voor de vaststelling van het bestemmingsplan ten aanzien van de milieu- en overige aspecten.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

In dit hoofdstuk is uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe deze is vormgegeven.

5.1 Verantwoording planvorm

Dit bestemmingsplan vormt het juridische kader voor het plangebied. Op basis van dit bestemmingsplan zal de beoogde ontwikkeling zonder verdere uitwerking van de bestemmingen of andere planologisch-juridische procedures kunnen worden uitgevoerd. Daarnaast vervult het plan, na realisatie van de herinrichting, een belangrijke beheer- en gebruiksfunctie. Iedere functie in het plangebied is voorzien van een daarop toegesneden bestemmingsregeling.

De planopzet biedt flexibiliteit voor de beoogde herinrichting en tegelijkertijd rechtszekerheid voor de gebruikers van de aangrenzende gebieden. De in het plan vastgelegde omvang van de diverse functies is vastgelegd op de verbeelding en in de bestemmingsregeling. Door deze wijze van bestemmen zijn de functies ruimtelijk begrensd.

Ingevolge de Wro, het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de daarbij behorende ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) dienen bestemmingsplannen op vergelijkbare wijze opgebouwd en gepresenteerd te worden en tevens digitaal uitwisselbaar gemaakt te worden. Er is een aantal standaarden door het Ministerie van VROM ontwikkeld, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). In dit bestemmingsplan is van deze standaarden voor zover van toepassing gebruikgemaakt. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend. Het bestemmingsplan is tevens afgestemd op de terminologie en regelgeving zoals opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De regeling is tevens afgestemd op het gemeentelijk handboek voor bestemmingsplannen en het vigerende bestemmingsplan 'Leerdam West'.

5.2 Opbouw regels

De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn en de wijze van meten. In hoofdstuk twee wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene regels. De overgangs- en slotregel maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk.

5.3 De bestemmingen

In het bestemmingsplan zijn verschillende bestemmingen opgenomen. Hieronder wordt ingegaan op de inhoud van deze bestemmingen. In de regels zijn de exacte gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden gereguleerd. De inhoud van de bestemmingen zijn opgenomen conform het vigerende bestemmingsplan 'Leerdam West'. Hierdoor zullen de gebruiks- en bouwmogelijkheden niet wezenlijk anders zijn dan de omliggende woningen

Bedrijf - Nutsvoorziening

De in het plangebied aanwezige nutsvoorziening is voorzien van de passende bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening'.

Groen

De te realiseren groenvoorziening is voorzien van de passende bestemming 'Groen'.

Tuin

De aan te leggen voortuinen zijn voorzien van de bestemming 'Tuin'. Door opname van de bestemming 'Tuin' wordt voorkomen dat er ongewenste bebouwing opgericht kan worden.

Verkeer - Verblijfsgebied

De Siemensstraat en de aan te leggen parkeerplaatsen zijn voorzien van de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Binnen deze bestemming zijn tevens groenvoorzieningen mogelijk.

Wonen

De te realiseren woningen zijn voorzien van de bestemming 'Wonen'. Hierbij zijn de hoofdgebouwen voorzien van een strak bouwvlak. In de bouwregels worden voor de hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de van toepassing zijnde bouwregels gesteld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding.

Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)

Ter bescherming van de archeologische waarden die mogelijk in het gebied voorkomen (dieper dan 2 meter onder maaiveld) is voorzien in een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Voor deze gronden geldt dat bouwen en een aantal genoemde werken en werkzaamheden, waarbij archeologische waarden in het geding kunnen zijn, slechts mogelijk zijn na voorafgaande toetsing door het bevoegd gezag aan de archeologische waarden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

De realisering van het plan betreft een ontwikkeling van Stichting KleurrijkWonen. Met betrekking tot deze ontwikkeling is een exploitatieovereenkomst afgesloten tussen de Stichting en de gemeente Leerdam. Woningcorporatie Stichting KleurrijkWonen zal de woningen verhuren. De financieel-economische uitvoerbaarheid is daarmee gewaarborgd, zodat het plan kan worden gerealiseerd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Vooroverleg

In het kader van het wettelijk vooroverleg is het voorontwerpbestemmingsplan toegestuurd aan diverse overleginstanties. Naar aanleiding van het wettelijk vooroverleg is uitsluitend door het Waterschap Rivierenland een overlegreactie ingediend. In onderstaande paragraaf is de reactie samengevat en voorzien van een reactie. De wijzigingen die voorvloeien uit deze reactie zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.

Samenvatting reactie Waterschap Rivierenland

Het waterschap geeft aan dat het voorontwerpbestemmingsplan ter advies aan het waterschap is voorgelegd en hiermee het watertoetsproces voldoende is doorlopen. Het waterschap heeft geen opmerkingen op de verbeelding en de regels. Met betrekking tot de waterparagraaf in de toelichting worden de volgende opmerkingen en aanvullingen gegeven:

  • 1. In de toelichting wordt verwezen naar het waterbeheerplan 2010-2015. Er is een nieuw waterbeheerplan 2016 - 2021 met als titel 'Koers houden, kansen benutten'. Het verzoek is de waterparagraaf te actualiseren;
  • 2. In de toelichting wordt de vuistregel van het waterschap voor compenserende waterberging genoemd, waarbij staat aangegeven dat de toegestane peilstijging 30 cm is. In de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden geldt echter een toegestane peilstijging van 20 cm (ten opzichte van zomerpeil). Het verzoek is deze tekst aan te passen;
  • 3. Er wordt vermeld dat vrijstelling van watercompensatie wordt verleend voor 500 m2 in het stedelijk gebied en 1.500 m2 in het landelijk gebied. Deze vrijstelling is eenmalig en bedoeld voor particulieren. Het verzoek is dit te vermelden;
  • 4. In de bestaande situatie is het plangebied vrijwel volledig verhard, waardoor compenserende waterberging wellicht niet nodig is. Ter onderbouwing van deze conclusie verzoekt het waterschap aan te geven van welke hoeveelheid (m2) verharding binnen het plangebied sprake is voor zowel de bestaande als de nieuwe situatie;
  • 5. In de toelichting is aangegeven dat het hemelwater wordt afgekoppeld. Dit is conform de eisen en wensen van het waterschap. Het verzoek is aan te geven naar welke watergang (lozingspunt) het hemelwater wordt afgevoerd. Dit is van belang om overbelasting van het watersysteem te voorkomen.

Reactie gemeente

Met betrekking tot de opmerkingen van het waterschap het volgende:

  • 1. De waterparagraaf is naar aanleiding van de inspraakreactie geactualiseerd. Het waterbeheerplan 2016 - 2021 'Koers houden, kansen benutten' is opgenomen;
  • 2. De aangegeven peilstijging is aangepast naar aanleiding van de reactie van het waterschap;
  • 3. De waterparagraaf is aangevuld conform de wensen van het waterschap;
  • 4. In de huidige situatie is het plangebied vrijwel geheel verhard. In de toekomstige situatie zullen er groenstroken worden aangelegd, waardoor het totale oppervlakte aan verharding zal afnemen. Een overzicht van de toekomstige oppervlakten aan verharding en groenstroken is opgenomen in Bijlage 1.
  • 5. In de Siemensstraat komt (2016) een gescheiden rioolstelsel van vuil (dwa) en schoon water(hwa). Het ontvangen hemelwater van de Siemensstraat zal in de toekomst worden afgevoerd via het aan te leggen HWA stelsel in westzuid (project Achter de Pijp) naar de gegraven grote wielsloot. Momenteel ligt er alleen de gegraven wielsloot en een gedeelte HWA riool in het Laantje vv Iperen/Asterstraat en is er nog geen koppeling met deze verbinding vanuit de Siemensstraat. De uitvoering van het project Achter de Pijp is dit jaar van start gegaan en zal circa 5 tot 7 jaar in beslag gaan nemen. Ieder jaar zal een gedeelte van de wijk wordt aangepakt. Tot het moment dat het hemelwater kan worden afgekoppeld en worden afgevoerd via het aangelegde HWA stelsel, voert het HWA riool in de Siemensstraat af via het gemengde riool in de Tiendweg.  

6.3 Handhaving

Handhaving van bestemmingsplannen en ruimtelijke regelgeving is de laatste jaren steeds meer in de belangstelling komen te staan van bestuurlijk Nederland. Door het plaatsvinden van enkele ingrijpende incidenten is de handhaving in een stroomversnelling gekomen. In toenemende mate spreken burgers de gemeente aan op het handhaven van de (eigen) regels. Ook in de jurisprudentie is een verandering tot stand gekomen. De rechter spreekt zich nadrukkelijk uit over het handhaven van de regelgeving en neemt zelfs in beginsel een plicht tot handhaving aan.

De regels van het bestemmingsplan leggen een ruimtelijke relevante norm vast, met een daaraan gekoppelde afwijkingsmogelijkheid, die het bestuur de mogelijkheid geeft in te spelen op de dynamiek van de samenleving. Op die wijze wordt ook de gelegenheid geboden een belangenafweging te maken van de individuele belangen ten opzichte van het algemeen belang.