direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Kaasfabriek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0545.BPKAASFABRIEK-VS01

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bedrijf ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding, zoals opgenomen in de navolgende tabel in de kolom 'Aanduiding', uitsluitend specifieke, met die aanduiding corresponderende bedrijven;
    Aanduiding   Bedrijf   SBI-code   Maximale milieucate-gorie   Specificering  
    (sb-kf)   specifieke vorm van bedrijf - kaasfabriek   1051   4.2   Bedrijven gericht op productie, onderzoek, opslag, veredeling en distributie
    van kaasproducten alsmede voor een waterzuiveringsinstal- latie.  
    (brk)   brandweerkazerne   nvt   nvt   Brandweerkazerne  
  • b. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat met voldoende parkeer- of stallingsruimte in de eigen parkeerbehoefte wordt voorzien;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. overkluisde watergangen ter plaatse van de aanduiding 'watergang'
  • e. waterberging;
  • f. bestaand agrarisch grondgebruik;
  • g. bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen voor de brandweer;
  • h. wegen, verhardingen, werk- en opslagterreinen, groenvoorzieningen en parkeerplaatsen ten dienste van de bestemming.

één en ander met bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen, laboratoria alsmede bedrijfskantines en bedrijfsgebonden kantoren ten behoeve van de in 3.1 genoemde bedrijven;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, zoals opslagtanks voor melk, indampinstallaties alsmede schoorstenen daaronder begrepen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn uitsluitend bedrijfswoningen met daarbij behorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

3.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de goothoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' is aangegeven;
  • d. het maximale bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • e. in afwijking van het bepaalde in 3.2.1 onder d bedraagt de bebouwde oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne' maximaal 380 m2;
  • f. de gebouwen mogen vrijstaand of aaneen worden gebouwd, met dien verstande dat de onderlinge afstand tussen vrijstaande gebouwen minimaal 3.00 m dient te bedragen;
  • g. indien de afstand tussen een bestaand gebouw en een erfscheiding minder bedraagt dan in dit artikel wordt vereist, mag deze afstand worden gehandhaafd, maar niet worden verkleind;
  • h. per bedrijfsvestiging mag het kantoorvloeroppervlak niet meer bedragen dan 50% van de totale gebouwde bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 2.000 m2;
  • i. voor de toename van de verharding door de bouw en aanleg van nieuwe gebouwen, bouwwerken en verharding die in totaal een oppervlakte van 500 m2 overschrijdt is per ha. verhard oppervlak (aanvullende) ruimte gevonden voor het bergen van 436 m3 water.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    • 1. van erfafscheidingen 3.00 m;
    • 2. van opslagtanks voor melk en melkgerelateerde producten 18.00 m;
    • 3. van een warmtekrachttoren 18.00 m;
    • 4. van schoorstenen 18.00 m;
    • 5. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 4.00 m.
    • 6. voor de toename van de verharding door de bouw en aanleg van nieuwe gebouwen, bouwwerken en verharding die in totaal een oppervlakte van 500 m2 overschrijdt is per ha. verhard oppervlak (aanvullende) ruimte gevonden voor het bergen van 436 m3 water.

3.2.3 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen met daarbij behorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. maximaal 4 bedrijfswoningen zijn toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. de inhoud van een woning mag, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, maximaal 650 m3bedragen;
  • c. de afstand van een woonhuis tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen aan de zijde waar het hoofdgebouw niet aaneengebouwd is;
  • d. uitsluitend twee-aaneengebouwde hoofdgebouwen mogen worden gebouwd;
  • e. de voorgevel van een hoofdgebouw dient in of binnen een afstand van 3 m tot de voorste bebouwingsgrens te worden gebouwd;
  • f. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • g. de goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' is aangegeven;
  • h. de goothoogte van een aan- en uitbouw of bijgebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • i. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw of bijgebouw mag niet meer dan 5 meter bedragen;
  • j. het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50% van de bij het hoofdgebouw behorende zij- en/of achtererf bedragen;
  • k. in afwijking van het bepaalde in 3.2.2 mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 2 meter bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de bereikbaarheid voor en de bestrijdbaarheid door de brandweer.

Een en ander met inachtneming van de procedureregels als bepaald in artikel 12.1 .

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen de opslag van goederen op gronden die onbebouwd dienen te blijven volgens artikel 3.2 ;

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren of te laten voeren:

  • a. het aanleggen van verhardingen voor zover daarmee een oppervlakte van 500 m2 wordt overschreden, al dan niet mede ten gevolge van de bouw van gebouwen en bouwwerken.
  • b. het graven/ aanleggen, dempen, vergroten of herprofileren van sloten;

3.5.2 Uitzonderingen op verbod

Het in artikel 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

3.5.3 Onderzoek

De in 3.5.1 onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien per hectare nieuwe verharding aantoonbaar (aanvullende) ruimte is gerealiseerd voor het bergen van 436 m3 water.

De in 3.5.1 onder b bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden als bedoeld in artikel 3.1 . Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning wordt door burgemeester en wethouders eerst een onafhankelijke terzake deskundige gehoord.