direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Glasfabriek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0545.BPGLASFABRIEK-VS02

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bedrijf ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding, zoals opgenomen in de navolgende tabel in de kolom 'Aanduiding', uitsluitend specifieke, met die aanduiding corresponderende bedrijven;
    Aanduiding   Bedrijf   SBI-code   Maximale milieucate-gorie   Specificering  
    (sb-gf)   specifieke vorm van bedrijf - glasfabriek   231   4.2
     
    Bedrijven gericht op het produceren van verpakkingsglas, tafelglas, kristalglas, kunstglaswerk, daarnaast transport en opslag en verkoop van op het bedrijf geproduceerde producten.  
    (sb-op)   specifieke vorm van bedrijf - opslag   46735   3.2   Bedrijf gericht op het op- en overslaan van grind, zand, granulaat, slakken, grond, kalk en gerycled glas.  
    (sb-rwzi)   specifieke vorm van bedrijf - rioolwaterzuiverings- installatie   3700   3.1   Voorzieningen voor de zuivering van afvalwater.  
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', mede voor behoud van het waardevolle oude fabriekscomplex;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal', mede voor behoud van opgaande beplanting;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'groen', mede voor behoud van grasbermen en beplanting en/ of voor de realisering van water, paden en recreatief medegebruik;
  • e. parkeervoorzieningen en verhardingen, met dien verstande dat met voldoende parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien in de eigen parkeerbehoefte;
  • f. fiets- en voetpaden en andere langzaamverkeersvoorzieningen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. waterberging;
  • i. bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen voor de brandweer;

één en ander met bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen alsmede bedrijfskantines en bedrijfsgebonden kantoren ten behoeve van de in 3.1 genoemde bedrijven;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn uitsluitend bedrijfswoningen met daarbij behorende bijgebouwen toegestaan.

met inachtneming van het bepaalde in 3.2.1 t/m 3.2.3

3.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. uitsluitend voorzover is aangeduid bedraagt het bebouwingspercentage maximaal zoveel als ter plaatse is weergegeven;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan zoveel als ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is weergegeven;
  • d. de vloeroppervlakte van de verkoop van op het bedrijf geproduceerde producten bedraagt maximaal 250 m2,
  • e. voor de toename van de verharding door de bouw en aanleg van nieuwe gebouwen, bouwwerken en verharding die in totaal een oppervlakte van 500 m2 overschrijdt is per ha. verhard oppervlak (aanvullende) ruimte gevonden voor het bergen van 436 m3 water.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag binnen het bouwvlak niet meer dan 3 m. bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen buiten het bouwvlak niet meer dan 2 meter bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - glasfabriek' mag, in afwijking van het bepaalde onder b, de bouwhoogte van palen en masten niet meer dan 15 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag binnen het bouwvlak niet meer dan 8 meter bedragen en daarbuiten niet meer dan 3 meter.
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - glasfabriek' mag, in afwijking van het bepaalde onder d, de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak, niet meer dan 12 meter bedragen;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag' mag, in afwijking van het bepaalde onder d, de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak, niet meer dan 10 meter bedragen;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - glasfabriek' mag, in afwijking van het bepaalde onder d, de bouwhoogte van schoorstenen binnen het bouwvlak niet meer dan 45 meter bedragen;
  • h. voor de toename van de verharding door de bouw en aanleg van nieuwe gebouwen, bouwwerken en verharding die in totaal een oppervlakte van 500 m2 overschrijdt is per ha. verhard oppervlak (aanvullende) ruimte gevonden voor het bergen van 436 m3 water.

3.2.3 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen met daarbij behorende bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. maximaal 1 bedrijfswoning is toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. de inhoud van woning mag, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, maximaal 650 m3bedragen;
  • c. de afstand van een woonhuis tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • d. de goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • e. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • f. de oppervlakte van aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen bedraagt maximaal 75 m2;
  • g. de goothoogte van een aanbouw, een uitbouw of een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • h. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • i. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 5 meter bedragen;
  • j. in afwijking van het bepaalde in 3.2.2 mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 2 meter bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. behoud van de cultuurhistorische waarde van het oude fabriekscomplex, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  • c. de bereikbaarheid voor en de bestrijdbaarheid door de brandweer.

Een en ander met inachtneming van de procedureregels als bepaald in artikel 18.1 .

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Toegestaan gebruik

De vloeroppervlakte ten behoeve van niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 25 m2, met dien verstande dat:

  • a. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • b. geen onevenredige verkeersaantrekkende werking plaatsvindt;
  • c. geen afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de omgeving;
  • d. horeca of detailhandel niet zijn toegestaan, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • e. de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend.

3.4.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:

  • a. de opslag van goederen op gronden die onbebouwd dienen te blijven volgens artikel 3.2;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op gronden met de aanduiding 'houtwal'

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren of te laten voeren:

  • a. het aanleggen van verhardingen voor zover daarmee een oppervlakte van 500 m2 wordt overschreden, al dan niet mede ten gevolge van de bouw van gebouwen en bouwwerken;
  • b. het verwijderen van houtopstanden op de gronden met de aanduiding 'houtwal'.

3.5.2 Uitzonderingen op verbod

Het in artikel 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunnning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

3.5.3 Onderzoek

De in 3.5.1 onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien per hectare nieuwe verharding aantoonbaar (aanvullende) ruimte is gerealiseerd voor het bergen van 436 m3 water.

De in 3.5.1 onder b bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden van de houtwal.

3.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.6.1 Verbod

Het is ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning cultuurhistorisch waardevolle gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen of te laten slopen.

3.6.2 Uitzondering op verbod

Het in 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud.

3.6.3 Onderzoek

De in 3.6.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden waarop deze aanduiding is gericht. Alvorens de omgevingsvergunning wordt verstrekt, wordt door burgemeester en wethouders eerst een onafhankelijke terzake deskundige gehoord.

3.6.4 Afwegingskader

Uitvoering van de in 3.6.1 genoemde werken en werkzaamheden is in strijd met de bestemming indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een blijvende onomkeerbare verstoring van de cultuurhistorische waarden tot gevolg zal hebben.

Sloop van gebouwen kan worden toegestaan in de volgende gevallen:

  • 1. de karakteristieke hoofdvorm is niet langer aanwezig en kan niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand worden hersteld;
  • 2. de karakteristieke hoofdvorm is niet te handhaven;
  • 3. het betreft delen van een pand of bijgebouwen, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan vindt geen onevenredige aantasting plaats van de karakteristieke hoofdvorm.

3.6.5 Waarden

Onder de in 3.6.4 genoemde waarden worden ten minste verstaan de baksteen architectuur, waaronder begrepen de gemetselde schoorsteen.