direct naar inhoud van Regels
Plan: Lansingh-Zuid, geconsolideerd
Status: geconsolideerde versie
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0542.Lansinghzuidgec-0001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Lansingh-Zuid, geconsolideerd van de gemeente Krimpen aan den IJssel.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0542.Lansinghzuidgec- met de bijbehorende regels.

1.3 aan-huis-gebonden beroep- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende al dan niet aangebouwde bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij detailhandel en horeca is uitgesloten, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. Beroepen die hieronder vallen zijn onder meer: beroepen op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, zoals een (tand)arts, notaris, advocaat, makelaar, fysiotherapeut, verzekeringsagent, pedicure, schoonheidsspecialist, kapper, architect, accountant, geestelijk verzorger en dierenarts.

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 achtererfgebied

gebouwerf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het gebouwerf achter het hoofdgebouw te komen, waarbij als op een perceel meer gebouwen aanwezig zijn die noodzakelijk zijn voor het verrichten van de op grond van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit op het perceel toegestane activiteiten of als het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een of meer op de grond staande woningen aanwezig zijn, voor het leggen van deze lijn bepalend is het hoofdgebouw, de woning of een van de andere hiervoor bedoelde gebouwen, waarvan de voorkant het dichtst is gelegen bij openbaar toegankelijk gebied.

1.8 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bed & breakfast (b & b-voorziening)

Een b & b-voorziening is een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, kortdurende, toeristische verblijfsvoorziening, voor uitsluitend logies en ontbijt. De voorziening maakt deel uit van het hoofdgebouw of is gevestigd in één van de bijgebouwen, op hetzelfde perceel en wordt gerund door de eigenaar/bewoner van het betreffende perceel. Onder een b & b-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.11 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.12 bedrijfswoning/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.13 bestaande situatie (bebouwing en gebruik)
  • a. bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • b. het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 Bevi-inrichting:

inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.17 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw of functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak

1.18 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.21 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.22 (bouw)perceel

aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een functioneel zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.23 (bouw)perceelsgrens

een grens van een (bouw)perceel.

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.25 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.26 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.28 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé.

1.29 extensieve dagrecreatie

die vormen van openluchtrecreatie, waarbij vooral het landschap of bepaalde aspecten daarvan worden beleefd, zoals wandelen, fietsen of paardrijden, waarbij relatief weinig recreanten aanwezig zijn per oppervlakte-eenheid.

1.30 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.31 gestapelde woning

een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen.

1.32 halfvrijstaande woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen.

1.33 hoekperceel

een perceel, gelegen aan een hoek van twee wegen c.q. het openbaar gebied.

1.34 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.35 horecabedrijf

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.36 huishouden

één of meer personen die in vast verband samenleven en gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals bijvoorbeeld een keuken, woonkamer, sanitaire voorzieningen en de entree, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling daarvan.

1.37 kamerverhuur

woonvorm waarbij een pand door meerdere personen die geen gezamenlijk huishouden vormen wordt bewoond en waarbij sprake is van woonruimtes waarbij afzonderlijke huishoudens afhankelijk zijn van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen buiten de woonruimte.

1.38 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.39 maatschappelijke voorzieningen

maatschappelijke voorzieningen zoals sportvoorzieningen, educatieve, religieuze, sociaal-medische, sociaal-culturele voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.40 mantelzorg

het bieden van langdurige zorg aan een ieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en niet in beroepsmatig verband door personen uit de directe omgeving van de zorgbehoevende, voortvloeiend uit een sociale relatie, in de vorm van inwoning en/of afhankelijke woonruimte; als afhankelijke woonruimte wordt aangemerkt een bijbehorend bouwwerk, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest.

1.41 onderdoorgang

een weg of watergang die onder een gebouw doorgaat.

1.42 peil
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg, indien deze weg een dijk betreft: de hoogte van de kruin van de dijk;
  • b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
1.43 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.44 samenvoegen

het bouwkundig en functioneel samenvoegen van twee of meer bestaande woningen of wooneenheden ten behoeve van de vestiging van een huishouden.

1.45 splitsen

het bouwkundig en functioneel splitsen van een bestaande woning in twee of meer woningen of wooneenheden ten behoeve van de vestiging van meer dan een huishouden.

1.46 uitbouw

een aangebouwd gebouw dat in functioneel opzicht een onlosmakelijk onderdeel van het hoofdgebouw vormt.

1.47 verkoopvloeroppervlakte

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.

1.48 vloeroppervlakte

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond.

1.49 voorgevel

de (evenwijdig) aan een weg gelegen en naar een weg toe gekeerde gevel van een hoofdgebouw.

1.50 voorgevelrooilijn

een lijn die zoveel mogelijk aansluit op de ligging van de voorgevels van de bestaande hoofdgebouwen en een zo gelijkmatig beloop overeenkomstig de richting van de weg heeft.

1.51 vrijstaande woning

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw.

1.52 webwinkel-aan-huis

internetwinkel vanuit huis.

1.53 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bebouwingspercentage

het deel van het aanduidingsvlak uitgedrukt in procenten dat gebouwd mag worden.

2.3 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.4 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. park;
  • c. wegen, verkeers- en parkeervoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. fiets- en/of voetpaden;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens een parkeergarage;
  • h. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van bovengrondse gebouwen, uitgezonderd parkeergarages, mag niet meer dan 15 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een hoogte van:
    • 1. maximaal 12 m voor palen en masten;
    • 2. maximaal 5 m voor speelvoorzieningen;
    • 3. maximaal 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen, zoals sport- en spelactiviteiten, bibliotheken, openbare dienstverlening, gezondheidszorg, kinderopvang, onderwijs, peuterspeelzalen, sociale en welzijnsvoorzieningen, verenigingsleven en voorzieningen ten behoeve van levensbeschouwelijke en religieuze doeleinden;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, water en wegen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:
    • 1. maximaal 1 m voor terrein- en erfafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel;
    • 2. maximaal 2 m voor overige terrein- en erfafscheidingen;
    • 3. maximaal 7 m voor palen en masten;
    • 4. maximaal 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering van de gebouwen ten opzichte van gevels van gebouwen op aangrenzende percelen indien dit noodzakelijk is in verband met:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 2. de bezonning en de lichttoetreding;
    • 3. het handhaven van parkeergelegenheid op het betreffende perceel;
    • 4. het waarborgen van de verkeersveiligheid en de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
    • 5. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden van de nabijgelegen gronden;
  • b. de aansluiting aan structurele groenelementen en/of hoofdontsluitingswegen;
  • c. de dakvorm en dakhelling van gebouwen indien dit noodzakelijk is in verband met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en de bebouwingskarakteristiek van de omgeving.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijken van de maximale bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder b voor een bouwhoogte tot ten hoogste 12 m voor het schoolgebouw (adres/perceel Ouverturelaan 105).

Artikel 5 Recreatie - Dagrecreatie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. extensieve dagrecreatie;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, wegen en sport- en speelvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:
    • 1. maximaal 1 m voor terrein- en erfafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel;
    • 2. maximaal 2 m voor overige terrein- en erfafscheidingen;
    • 3. maximaal 7 m voor palen en masten;
    • 4. maximaal 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 6 Sport

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sport- en spelactiviteiten als ook ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;
  • b. maatschappelijke voorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca'; tevens horeca tot categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, erven, terreinen en wegen.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.2.1 Gebouwen
  • a. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximumbebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak;
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 7 m;
  • c. de goothoogte van een tribune bedraagt ten hoogste 6 m; 
  • d. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 12 m.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt ten hoogste 16 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering van de gebouwen ten opzichte van gevels van gebouwen op aangrenzende percelen indien dit noodzakelijk is in verband met:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 2. de bezonning en de lichttoetreding;
    • 3. het handhaven van parkeergelegenheid op het betreffende perceel;
    • 4. het waarborgen van de verkeersveiligheid en de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
    • 5. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden van de nabijgelegen gronden;
  • b. de aansluiting aan structurele groenelementen en/of hoofdontsluitingswegen;
  • c. de dakvorm en dakhelling van gebouwen indien dit noodzakelijk is in verband met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en de bebouwingskarakteristiek van de omgeving.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder a voor de bouw van lichtmasten tot een maximale hoogte van 25 m, mits het woon- en leefmilieu daardoor niet in onevenredige mate wordt aangetast.

6.4.2

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder b voor de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een maximale hoogte van 10 m, mits het woon- en leefmilieu daardoor niet in onevenredige mate wordt aangetast.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, water, bruggen en duikers.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 5 m.

Artikel 8 Water - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'brug': tevens een brug ten behoeve van wegverkeer;
  • c. verkeer te water;
  • d. bruggen en duikers;
  • e. steigers en vlonders;
  • f. ondergeschikt groen.
8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting, bedraagt ten hoogste 5 m;
  • c. de totale oppervlakte van een steiger of een vlonder bedraagt niet meer dan 10 m².

Artikel 9 Woongebied

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen daaronder begrepen een aan-huis-gebonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteit, inclusief webwinkels-aan-huis, met inachtneming van het bepaalde in lid 9.5;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': ook maatschappelijke voorzieningen op de begane grondlaag;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'garage': alleen garages en bergplaatsen voor woningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld': ook gestapelde woningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': ook een parkeergarage;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, groen en wegen.
9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

9.2.1 Hoofdgebouwen en woningen

Binnen deze bestemming mogen woningen worden gebouwd en mogen hoofdgebouwen ten behoeve van functies zoals aangegeven door middel van specifieke aanduidingen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het aantal hoofdgebouwen en woningen mag binnen het bouwvlak niet worden uitgebreid en niet worden verminderd;
  • b. hoofdgebouwen en woningen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • c. het splitsen van woningen is niet toegestaan;
  • d. het samenvoegen van woningen is niet toegestaan;
  • e. de goothoogte van hoofdgebouwen en woningen is maximaal 6 meter, tenzij anders is aangeduid;
  • f. de bouwhoogte van hoofdgebouwen en woningen is maximaal 5 meter meer dan de toegestane goothoogte, tenzij anders is aangeduid;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' is de bouwhoogte van hoofdgebouwen en woningen in afwijking van sub f maximaal 6 meter;
  • h. wanneer uitsluitend een bouwhoogte is opgenomen geldt deze ook als maximaal toegestane goothoogte; in deze gevallen moet het gebouw plat worden afgedekt;
  • i. de voorgevels van hoofdgebouwen en woningen moeten evenwijdig aan en in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn gestapelde woningen toegestaan.
9.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken worden achter de voorgevelrooilijn of het verlengde daarvan gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen, ten behoeve van geringe uitbreidingen aan het hoofdgebouw en de woning, bijbehorende bouwwerken, alleen in de vorm van aan- of uitbouwen, op het voorerfgebied worden gebouwd, onder voorwaarde dat de voorgevelrooilijn met maximaal 1 meter wordt overschreden;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken is maximaal 3 meter;
  • d. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'garage' is maximaal 4 meter;
  • e. op ieder perceel moet minstens 25 m² van het achtererfgebied onbebouwd blijven;
  • f. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken is maximaal 50 m²;
  • g. voor bijbehorende bouwwerken geldt dat indien deze niet plat worden afgedekt, de dakhelling en dakvorm overeen moet komen met de dakhelling en dakvorm van het hoofdgebouw.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan tot een bouwhoogte van maximaal:
    • 1. 1 meter voor erfafscheidingen, voor zover gelegen voor de voorgevelrooilijn of op een afstand van 1 meter of minder van openbaar toegankelijk gebied;
    • 2. 2 meter voor erfafscheidingen elders;
    • 3. 5 meter voor speelvoorzieningen;
    • 4. 7 meter voor palen en masten;
    • 5. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. dakterrassen en balkons zijn niet toegestaan, met uitzondering van dakterrassen en balkons die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en zijn gerealiseerd met een omgevingsvergunning.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering of aan de afmetingen van gebouwen indien dit noodzakelijk is in verband met:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
  • c. behoud van parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • d. de aansluiting aan structurele groenelementen;
  • e. ter waarborging van de verkeersveiligheid.
9.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 9.2.1 onder b, voor bouwen buiten het bouwvlak wanneer het om een vrijstaande woning gaat, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. het onbebouwde deel van het perceel is minimaal 75%;
    • 2. de afstand van het hoofdgebouw en de woning tot de perceelgrens grenzend aan de openbare ruimte is minimaal 1 meter;
    • 3. de afstand van het hoofdgebouw en de woning tot de as van de weg waar het hoofdgebouw en de woning aan gelegen zijn, mag niet minder zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw en de woning;
    • 4. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het woon- en leefmilieu, waarbij stedenbouwkundige kwaliteit, woonkwaliteit, bezonning en wegverkeerslawaai worden afgewogen;
  • b. lid 9.2.1 onder c en d voor het bouwen hoger dan de toegestane goot- en/of bouwhoogte, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de goothoogte van het hoofdgebouw en de woning is maximaal 9 meter;
    • 2. de bouwhoogte van het hoofdgebouw en de woning is maximaal 14 meter;
    • 3. de bouwhoogte van het hoofdgebouw en de woning is maximaal de helft van de afstand tot de tegenoverliggende gevel;
    • 4. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het woon- en leefmilieu, waarbij stedenbouwkundige kwaliteit, woonkwaliteit, bezonning en wegverkeerslawaai worden afgewogen;
  • c. het bepaalde onder b geldt niet ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1'. Hier kan worden afgeweken van lid 9.2.1 onder e met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw en de woning is maximaal 9 meter;
    • 2. de bouwhoogte van het hoofdgebouw en de woning is maximaal de helft van de afstand tot de tegenoverliggende gevel;
    • 3. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het woon- en leefmilieu, waarbij stedenbouwkundige kwaliteit, woonkwaliteit, bezonning en wegverkeerslawaai worden afgewogen;
  • d. lid 9.2.2 onder f voor het bouwen van een groter bebouwd oppervlak, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. het gezamenlijke bebouwde oppervlak van de bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 100 m²;
    • 2. ten minste 75 m² van het perceel achter de voorgevelrooilijn dient onbebouwd te blijven;
    • 3. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het woon- en leefmilieu, waarbij stedenbouwkundige kwaliteit, woonkwaliteit, bezonning en wegverkeerslawaai worden afgewogen;
  • e. lid 9.2.2 onder g voor het bouwen van een andere dakvorm en/of dakhelling, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu, waarbij stedenbouwkundige kwaliteit, woonkwaliteit, bezonning en wegverkeerslawaai worden afgewogen;
  • f. lid 9.2.3 onder a een erfafscheiding van ten hoogste 2 meter bij hoofdgebouwen en woningen, grenzend aan twee wegen, voor één erfafscheiding. De afwijking mag slechts verleend worden tot 1 meter voor de voorgevelrooilijn van de achtergelegen hoofdgebouwen en woningen, indien daardoor het straatbeeld en de verkeersveiligheid niet in onevenredige mate worden aangetast.
9.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan;
  • b. een aan-huis-gebonden beroep en/of bedrijfsactiviteit is toegestaan met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de voor de beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 40% van de totale vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de woning inclusief de bijbehorende bouwwerken op hetzelfde perceel zijn;
    • 2. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
    • 3. er mag geen onevenredige milieu- of verkeers- en parkeerhinder ontstaan;
    • 4. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het perceel;
    • 5. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn volgens de Wet milieubeheer/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht/Omgevingswet;
    • 6. er mag geen buitenopslag plaatsvinden;
  • c. webwinkels-aan-huis zijn toegestaan met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de webwinkel-aan-huis mag geen ruimtelijke uitstraling van detailhandel hebben, reclame-uitingen op het perceel zijn niet toegestaan;
    • 2. er mogen vanuit huis geen producten tentoongesteld, afgehaald, gekocht en/of worden uitgekozen;
    • 3. er mag geen grootschalige opslag plaatsvinden;
    • 4. de transactie mag alleen via internet plaatsvinden;
    • 5. de te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 40% van de totale vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de woning inclusief de bijbehorende bouwwerken op hetzelfde perceel zijn, met een maximum van 50 m², waarbij de uitoefening van het beroep niet op aangrenzende gronden/in aangrenzende bouwwerken mag worden uitgeoefend;
    • 6. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
    • 7. er mag geen onevenredige milieu- of verkeers- en parkeerhinder ontstaan;
    • 8. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het perceel;
    • 9. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn volgens de Wet milieubeheer/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht/Omgevingswet;
    • 10. er mag geen buitenopslag plaatsvinden;
  • d. het gebruik van een woning voor kamerverhuur is toegestaan met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. maximaal twee kamers mogen worden verhuurd aan maximaal één persoon per kamer;
    • 2. de eigenaar moet in dezelfde woning wonen;
    • 3. de te gebruiken vloeroppervlakte ten behoeve van kamerverhuur mag per perceel niet meer zijn dan 30% van de totale vloeroppervlakte van de woning;
    • 4. er is sprake van behoud van een goed woon- en leefklimaat;
    • 5. er mag geen onevenredige milieu- of verkeers- en parkeerhinder ontstaan.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels
9.6.1 Afwijken met het oog op mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.5 onder a, waarbij wordt toegestaan dat een bijbehorend bouwwerk gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, voor mantelzorg, onder voorwaarde dat:

  • a. de noodzakelijkheid aangetoond is;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van specifieke belangen waaronder die van omwonenden en omliggende bedrijven;
  • c. de afhankelijke woonruimte binnen de geldende regeling wat betreft bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 50 m²;
  • d. de afhankelijke woonruimte een ruimtelijke samenhang heeft met de bijbehorende woning.
9.6.2 Afwijken met het oog op een bed & breakfast-voorziening

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.1 met het oog op een bed & breakfast-voorziening, onder voorwaarde dat:

  • a. parkeren op eigen terrein plaatsvindt en er geen nadelige effecten op de verkeersafwikkeling plaatsvinden;
  • b. er een nachtregister wordt bijgehouden;
  • c. de oppervlakte van de bed & breakfast maximaal 50 m² is;
  • d. er geen keukenfaciliteiten zijn toegestaan;
  • e. het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de bed & breakfast aan maximaal 5 personen aangeboden mag worden;
  • g. om permanente bewoning te voorkomen een maximale verblijfsduur van zeven dagen per verblijf wordt aangehouden;
  • h. het authentieke uiterlijk of de verschijningsvorm van de woning of bijbehorend bouwwerk wordt gehandhaafd.

Artikel 10 Leiding - Gas

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' bestemde gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een aardgasleiding.

10.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen mogen op de in lid 10.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming en met inachtneming van de volgende regel:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 10.2 ten behoeve van bebouwing passend binnen de andere daar voorkomende bestemmingen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. vooraf wordt advies ingewonnen van de leidingbeheerder waaruit blijkt dat er geen (onevenredige) afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de gasleiding;
  • b. de veiligheid van de gasleiding niet wordt geschaad;
  • c. kwetsbare objecten zijn niet toegestaan binnen de bestemming 'Leiding – Gas'.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Werken en werkzaamheden

Op of in de in lid 10.1 bedoelde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven en ophogen van gronden;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende en hoogopgaande beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijzen indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

 

10.4.2 uitzondering

Het in lid 10.4.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud en beheer van de gasleiding betreffen;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
  • c. mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende vergunning.
10.4.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 10.4.1 zijn slecht toelaatbaar, indien uit een advies van de leidingbeheerder blijkt dat door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen (onevenredige) afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de gasleiding.

Artikel 11 Leiding - Hoogspanningsverbinding

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de (bescherming van) bovengrondse hoogspanningsverbindingen.

11.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen mogen op de in lid 11.1 bedoelde gronden - behoudens de bestaande bebouwing - slechts hoogspanningsmasten mogen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 50 m.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 11.2 ten behoeve van bebouwing passend binnen de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:

  • a. uit advies van de beheerder van de hoogspanningsverbindingen blijkt dat er geen (onevenredige) afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de hoogspanningsverbindingen.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Werken en werkzaamheden

Op of in de in lid 11.1 bedoelde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven en ophogen van gronden;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende en hoogopgaande beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijzen indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
11.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 11.4.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud en beheer van de hoogspanningsverbinding betreffen;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
  • c. mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende vergunning.
11.4.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 11.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien uit een advies van de leidingbeheerder blijkt dat door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen (onevenredige) afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de hoogspanningsverbindingen.

Artikel 12 Leiding - Riool

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' bestemde gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een rioolleiding.

12.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen mogen op de in lid 12.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming en met inachtneming van de volgende regel:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen.
12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 12.2 ten behoeve van bebouwing passend binnen de andere daar voorkomende bestemmingen, mits uit advies van de leidingbeheerder van de rioolleiding blijkt dat er geen (onevenredige) afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de rioolleiding.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Werken en werkzaamheden

Op of in de in lid 12.1 bedoelde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven en ophogen van gronden;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende en hoogopgaande beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijzen indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
12.4.2 Uitzondering

Het in lid 12.4.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud en beheer van de rioolleiding betreffen;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
  • c. mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende vergunning.
12.4.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 12.4.1 zijn slecht toelaatbaar, indien uit een advies van de leidingbeheerder blijkt dat door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen (onevenredige) afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de rioolleiding.

Artikel 13 Waarde - Archeologie 1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden, daar waar mogelijk in de grond.

13.2 Bouwregels
  • a. In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport van een archeologisch deskundige (archeologisch vooronderzoek) aan het bevoegd gezag te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor bouwwerken (waaronder begrepen het slaan van damwanden) waarbij bodemingrepen dieper reiken dan 30 cm beneden maaiveld en die tevens een oppervlakte groter dan 50 m² hebben.
  • c. Het bevoegd gezag kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning de volgende regels verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, dan wel planaanpassingen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van archeologisch vervolgonderzoek;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de hierna onder 13.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 30 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte groter dan 50 m² beslaan.

13.3.2 Werken c.q. werkzaamheden

Het omgevingsvergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden:

  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveld door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies en dergelijke;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
13.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het omgevingsvergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

13.3.4 Omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan het bevoegd gezag heeft overlegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

13.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, dan wel planaanpassingen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
13.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, blijkt dat:

  • a. ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 14 Waarde - Archeologie 4

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden, daar waar mogelijk in de grond.

14.2 Bouwregels
  • a. In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport van een archeologisch deskundige (archeologisch vooronderzoek) aan het bevoegd gezag te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor bouwwerken (waaronder begrepen het slaan van damwanden) waarbij bodemingrepen dieper reiken dan 1 m beneden maaiveld en die tevens een oppervlakte groter dan 10.000 m² hebben.
  • c. Het bevoegd gezag kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning de volgende regels verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, dan wel planaanpassingen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van archeologisch vervolgonderzoek;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de hierna onder 14.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 1 m beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte groter dan 10.000 m2 beslaan.

14.3.2 Werken c.q. werkzaamheden

Het omgevingsvergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden:

  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveld door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies en dergelijke;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
14.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het omgevingsvergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

14.3.4 Omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan het bevoegd gezag heeft overlegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

14.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, dan wel planaanpassingen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
14.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, blijkt dat:

  • a. ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 15 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 16 Algemene bouwregels

16.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), liften, funderingen, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1 m bedraagt;
  • c. installaties voor het opwekken van duurzame energie, mits de overschrijding maximaal 3 m bedraagt.
16.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  • a. Voor een bouwwerk, dat krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
16.3 Hoogteaanduidingen

16.3.1. De maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag - tenzij in hoofdstuk 2 anders is geregeld - ten hoogste bedragen:

a.   van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel en/of het verlengde daarvan en de openbare weg   1 m;  
b.   van erf- en terreinafscheidingen elders   2 m;  
c.   van vrijstaande antenne- installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast   15 m;  
d.   van vrijstaande antenne- installaties, niet zijnde schotelantennes ten behoeve van mobiele telecommunicatie   5 m;  
e.   van antenne- installaties die op bouwwerken worden geplaatst, niet zijnde schotelantennes   5 m;  
f.   van schotelantennes   3 m;  
g.   van lichtmasten   12 m;  
h.   van vlaggenmasten   7 m;  
i.   van geluidswerende voorzieningen   4 m;  
j.   van tuinmeubilair   2 m;  
k.   van overkappingen   3 m;  
l.   van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3 m.  

16.3.2. De maximaal toelaatbare goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag – tenzij in hoofdstuk 2 anders geregeld – ten hoogste 3 m bedragen.

16.4 Nutsvoorzieningen

Nutsvoorzieningen zijn voor zover genoemd in de bestemmingsomschrijving, toegestaan indien de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, maximaal 3 m bedraagt en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m².

16.5 Ondergronds bouwen
16.5.1

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

16.5.2

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. ondergrondse bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn ook buiten het bouwvlak toegestaan;
  • c. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
  • d. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 m onder peil;
  • e. bij het berekenen van de blijkens de aanduidingen of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
16.5.3

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.5.2 sub a voor het bouwen van ondergrondse gebouwen buiten het bouwvlak onder de voorwaarde dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
16.5.4

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.5.2 sub d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m onder peil onder de voorwaarde dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
16.6 Voldoende parkeergelegenheid
16.6.1 Parkeren
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd wanneer voor dit bouwwerk op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt beoordeeld of sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de normen die zijn neergelegd in CROW-uitgave 2012 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe uitgave verschijnt, met deze nieuwe uitgave rekening wordt gehouden. Hierbij kunnen voorschriften worden opgenomen over het realiseren en in stand houden van parkeergelegenheid op eigen terrein.
  • c. Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend een functiewijziging van bouwwerken of onbebouwde gronden in een functie met een grotere parkeerbehoefte, zonder dat in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's. Deze bepaling geldt niet:
    • 1. voor bestaand gebruik;
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
  • d. Bij de toepassing van het bepaalde onder c wordt beoordeeld of sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de normen die zijn neergelegd in CROW-uitgave 2012 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe uitgave verschijnt, met deze nieuwe uitgave rekening wordt gehouden, waarbij alleen gelet wordt op de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de functiewijziging. Hierbij kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering en omvang van de parkeergelegenheid ten behoeve van het realiseren en in stand houden van parkeergelegenheid op eigen terrein.
  • e. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde sub a en c en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, indien de structuur van de omgeving daartoe aanleiding geeft en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid.
16.6.2 Laad- en losruimte
  • a. Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien aan of in dat bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk wordt voorzien in die behoefte. Deze bepaling geldt niet:
    • 1. voor bestaand gebruik, waarbij de herbouw van een bouwwerk zonder functiewijziging wordt beschouwd als bestaand gebruik;
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien.
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende laad- en losgelegenheid wordt voorzien, indien de structuur van de omgeving daartoe aanleiding geeft en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid.

Artikel 17 Algemene gebruiksregels

  • a. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
    • 1. als opslagplaats voor bagger en grondspecie;
    • 2. als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
    • 3. als uitstalling-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
    • 4. voor het (laten doen) uitoefenen van (straat)prostitutie.
  • b. Onder strijdig gebruik wordt voorts verstaan gronden en bouwwerken te laten gebruiken als:
    • 1. seksinrichting, escortbedrijf of (het laten uitoefenen van) (raam)prostitutie;
    • 2. speelautomatenhallen;
    • 3. inrichtingen ten behoeve van het verstrekken van verdovende middelen vallende onder de Opiumwet;
    • 4. detailhandel in en opslag van consumentenvuurwerk.

Artikel 18 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan -  tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:

  • a. het oprichten van bouwwerken ten algemene nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, mits de inhoud van elk van deze gebouwtjes niet meer zal bedragen dan 50 m³ en de hoogte ervan niet meer zal bedragen van 3,5 m;
  • b. het overschrijden van de regels inzake goothoogte, bouwhoogte, aanduidingen en oppervlakte van gebouwen met niet meer dan 10%;
  • c. het overschrijden van de in de regels genoemde maximum bouwhoogte ten behoeve van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatie-installaties, installaties voor het opwekken van duurzame energie, antennes, lichtkappen, schoorstenen, torens en dergelijke onderdelen van gebouwen, mits de feitelijke bouwhoogte met niet meer dan 5 m wordt overschreden;
  • d. overschrijdingen van de bouw- en bestemmingsgrenzen met ten hoogste 2 m, door ondergeschikte bouwonderdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, pergola's, lifthuizen en dergelijke;
  • e. afwijken van het bepaalde in de regels inzake de afmetingen van woningen, alsmede de afmetingen van de bij de woningen toegestane bijgebouwen, voor zover zulks in het belang van een goede huisvesting van minder valide personen noodzakelijk is en geen vergunning kan worden verleend op basis van het bepaalde onder b van dit artikel;
  • f. geringe afwijkingen van het beloop van de weg, groenstroken of de begrenzing van bestemmingen, indien deze geringe afwijkingen vanwege het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk zijn en mits de afwijkingen niet meer dan 5 m bedragen.

Een omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 19 Algemene aanduidingsregels

19.1 geluidzone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' gelden de volgende regels:

  • a. geluidsgevoelige objecten ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie', zijn uitsluitend toegestaan indien voldaan kan worden aan de in of krachtens de Wet geluidhinder geldende normen;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a zijn geluidsgevoelige objecten toegestaan voor zover de geluidsbelasting beneden de voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai is gelegen;
  • c. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a voor het toestaan van geluidsgevoelige objecten met een geluidsbelasting van ten hoogste 55 dB(A) mits voldaan wordt aan de Wet geluidhinder.
19.2 vrijwaringszone - straalpad

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' bedraagt de bouwhoogte van een bouwwerk in geen enkel opzicht meer dan 49 m ten opzichte van het maaiveld.

Artikel 20 Algemene wijzigingsregels

20.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

20.2 Aanpassing geluidzone

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen aanduidingen 'geluidzone - industrie' wijzigen ten behoeve van aanpassing van de zonegrens indien daartoe als gevolg van:

  • a. wijziging van de begrenzing van het gezoneerd industrieterrein,
  • b. wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening;

aanleiding bestaat.

Artikel 21 Overige regels

Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 22 Overgangsrecht

22.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
22.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 23 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Lansingh-Zuid, geconsolideerd'.