Plan: | Meerkoetstraat, locatie voormalig gezondheidscentrum |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0542.BPKLMeerkoetstraat-va01 |
Aanleiding voor het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is het voornemen om op de voormalige locatie van het gezondheidscentrum aan de Meerkoetstraat een nieuwbouwontwikkeling mogelijk te maken. Na de verhuizing van het gezondheidscentrum naar een nieuwe locatie aan de Groenendaal en de sloop van de oude bebouwing is de locatie aan de Meerkoetstraat beschikbaar voor herontwikkeling.
QuaWonen is voornemens de locatie te gebruiken voor de realisatie van een appartementengebouw. De nieuwe appartementen bieden onder andere ruimte aan bewoners van het gebied Centrum-zuid, die in verband met de herontwikkeling van dat gebied dienen te worden geherhuisvest.
In het geldende bestemmingsplan 'Kortland' is de locatie bestemd als 'Maatschappelijk', bedoeld voor openbare en maatschappelijke dienstverlening. Om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken, is een bestemmingswijziging naar een woonbestemming noodzakelijk. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt voorzien in een passende regeling voor de nieuwbouw.
Het plangebied ligt centraal in Krimpen aan den IJssel in de wijk Kortland, ten noorden van de Nieuwe Tiendweg. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door grondgebonden woningen aan de Meerkoetstraat. Ten oosten en westen van de locatie bevinden zich maatschappelijke en kantoorfuncties. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1 Ligging plangebied (rood omcirkeld)
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Kortland'. Het plangebied is voorzien van de bestemming 'Maatschappelijk'. In figuur 1.2 is een uitsnede van de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan weergegeven. Binnen het plangebied ligt een bouwvlak ten behoeve van het voormalige gezondheidscentrum. Het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd met gebouwen waarvan de maximale goothoogte 8 meter bedraagt. De maximale bouwhoogte bedraagt 13 meter.
Figuur 1.2 Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Kortland' (plangebied rood omlijnd)
In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de huidige situatie en het te realiseren bouwplan. Hoofdstuk 3 gaat in op het toepasselijke beleidskader. Vervolgens vindt in hoofdstuk 4 toetsing aan de omgevingsaspecten plaats. Hoofdstuk 5 geeft een beschrijving van de juridische regeling. Tenslotte wordt in hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan toegelicht.
Omgeving plangebied
Het plangebied ligt in de wijk Kortland op circa 500 meter ten westen van het centrumgebied van Krimpen aan den IJssel. Aan de zuidzijde grenst de locatie aan de Nieuwe Tiendweg. Ten zuiden van deze weg staan voornamelijk woningen. Het plangebied ten noorden van de Nieuwe Tiendweg vormt momenteel een gat in het bebouwingslint langs de Nieuwe Tiendweg. Aan de westzijde staat bedrijfsverzamelgebouw Kortland dat met dakvlakken in hoogte verloopt van vijf lagen bij de rotonde (kruising Burgemeester Aalberslaan) tot één laag met kap grenzend aan het plangebied. In het bedrijfsverzamelgebouw is thans onder meer een tandartsenpraktijk en een fysiotherapiepraktijk gevestigd. Naast dit gebouw staat het cultureel centrum van de stichting Umam aan de Meerkoetstraat.
Figuur 2.1 Huidige situatie omgeving plangebied (bron: Luchtfoto Kadaster)
Aan de oostzijde van het plangebied bevindt zich de bebouwing van het Facet: appartementen met een zorgcomponent en daarnaast basisschool Het Kompas. Het appartementengebouw beschikt over vijf bouwlagen met een maximale bouwhoogte van 15 meter. Aan de noordzijde van de Meerkoetstraat bevinden zich grondgebonden woningen uit de jaren '60. Deze woningen zijn recentelijk ingrijpend gerenoveerd en bestaan uit twee bouwlagen plus kap.
Plangebied
De oppervlakte van de locatie bedraagt circa 3350 m2. Het plangebied beslaat het terrein van een voormalig gezondheidscentrum. De bebouwing is gesloopt en het terrein ligt momenteel braak. Enkele parkeervoorzieningen aan de Meerkoetstraat zijn eveneens opgenomen in het plangebied, voor zover deze in het vigerende bestemmingsplan 'Kortland' zijn voorzien van een maatschappelijke bestemming (met uitzondering van het cultuur centrum).
Figuur 2.2 Uitzicht op het plangebied vanaf de Meerkoetstraat (bron: Google Streetview)
Stedenbouwkundig kader
Op 14 december 2017 heeft de gemeenteraad de Notitie Bouwregels Meerkoetstraat vastgesteld als stedenbouwkundig kader voor de ontwikkeling van de locatie van het gesloopte gezondheidscentrum. Deze notitie is hieronder integraal weergegeven. Uitgangspunt is de realisatie van een appartementengebouw dat qua opzet, maatvoering en karakteristiek aansluit bij de bebouwing van het Facet. De hoofdpunten uit het stedenbouwkundig kader zijn hieronder samengevat en vertaald in de footprint van het gebouw en een mogelijke inrichting van het maaiveld (zie figuur 2.3).
Figuur 2.3 Footprint gebouw en mogelijke inrichting maaiveld (bron: Notitie Bouwregels)
Bouwhoogte, rooilijnen, bouwenvelop
Met betrekking tot de aspecten bouwhoogte, rooilijnen en bouwenvelop moet het appartementengebouw onder andere aan de volgende uitgangspunten voldoen.
Karakteristiek van het woongebouw
Ook de karakteristiek van het appartementengebouw sluit aan bij de bebouwing van het Facet: eigentijdse baksteenarchitectuur, plat afgedekt met ruime balkons. Naast aansluiting op de schaal en allure van de Nieuwe Tiendweg wordt hiermee tevens een gebouw gerealiseerd dat past bij de informele karakteristiek van de Meerkoetstraat en de woonbuurt met traditioneel vormgegeven eengezinswoningen.
Materiaalgebruik en kleurstelling
Het appartementengebouw wordt gebouwd in baksteen en met duurzame mooi verouderende materialen (natuursteen, glas, hout en metaal). De overheersende kleurstelling heeft aardse tinten voor de steenachtige materialen en, naast wit, gedekte tinten voor de overige materialen.
Ontsluiting woongebouw
Hoewel de hoofdentree aan de Meerkoetstraat ligt, is het wenselijk dat het appartementengebouw ook vanaf de zijde van de Nieuwe Tiendweg een entree krijgt. De entree van de woningen vindt inpandig plaats.
Parkeren
Het parkeren wordt opgelost in de ruimte tussen het appartementengebouw en de Meerkoetstraat. Gerekend moet worden met 1,4 parkeerplaatsen per woning. Om de ruimtelijke structuur van de Meerkoetstraat en omgeving te verbeteren, kunnen de bestaande structuurlijnen worden doorgetrokken in het plangebied: de Fazantstraat, de Patrijzenstraat en de parkeerstraat voor het gebouw Kortland. Dit resulteert in langsparkeren langs het appartementengebouw en drie rijen dwarsparkeren. Het huidige dwarsparkeren langs de Meerkoetstraat wordt vervangen door langsparkeren.
Duurzaam bouwen
Voldaan moet worden aan het Bouwbesluit en de daarin geëiste EPC van 0,4 of minder. Omwille van toekomstbestendigheid, dient het appartementengebouw gasloos te worden uitgevoerd. De woningen worden levensloopbestendig ontworpen en het gebruik van duurzame, niet vervuilende materialen, is voorgeschreven.
Beoogd bouwplan
Na de sloop van het druk bezochte gezondheidscentrum enkele jaren geleden wordt de realisatie van een appartementencomplex mogelijk gemaakt. De inrichting van het plangebied is weergegeven in figuur 2.4.
Figuur 2.4 Beoogde inrichting plangebied
Overeenkomstig het stedenbouwkundig kader staat het appartementengebouw evenwijdig aan de Nieuwe Tiendweg aansluitend op de rooilijn van het Facet. Het gebouw bestaat uit vijf bouwlagen met plat dak. De maximale bouwhoogte van het gebouw bedraagt 15 meter. Het appartementengebouw biedt ruimte aan 40 woningen. Met uitzondering van de begane grond bevinden zich op elke verdieping 9 appartementen. Op de begane grond is ruimte voor 4 appartementen en bergingen voor de appartementen op alle verdiepingen. De appartementen hebben een oppervlakte tussen circa 50 tot 80 m2 gebruiksoppervlak. Alle appartementen beschikken over een balkon (verdiepingen) dan wel buitenruimte (begane grond). De appartementen zijn intern bereikbaar via een centrale entreehal. De hoofdentree bevindt zich aan de zijde van de Meerkoetstraat. Het gebouw is ook toegankelijk vanaf de zijde van de Nieuwe Tiendweg.
Figuur 2.5 Impressie van de toekomstige situatie (zijde Meerkoetstraat)
Tussen het appartementengebouw en de Meerkoetstraat wordt het openbaar gebied heringericht, waarbij het parkeeraanbod 82 parkeerplaatsen bedraagt. Op de locatie waar de parkeerplaatsen in het bouwplan zijn gesitueerd, zijn reeds 45 parkeerplaatsen aanwezig. Ten opzichte van de huidige situatie worden dus 37 parkeerplaatsen toegevoegd. Zoals beschreven paragraaf 4.1 wordt hiermee in voldoende parkeergelegenheid voorzien.
Het appartementengebouw wordt juridisch-planologisch mogelijk gemaakt door het aangeven van een bouwvlak. Overeenkomstig de vigerende regelgeving in het bestemmingsplan 'Kortland' voor het naastgelegen appartementengebouw van het Facet, geldt voor de nieuwe bebouwing ook een maximale bouwhoogte van 15 meter. Op deze manier wordt wat betreft typologie en bouwmassa aangesloten op de bestaande bebouwing en is een goede stedenbouwkundige inpassing verzekerd. Ook qua architectuur zal het gebouw in dezelfde stijl worden ontworpen als de directe (woon)omgeving.
Het gebouw wordt gasloos uitgevoerd. Omdat de bepaling van de EPC als maat voor energiegebruik vanaf 1 januari 2020 wordt vervangen door de nieuwe BENG-methode, is het uitgangspunt van QuaWonen dat het gebouw voldoet aan de BENG-eisen (bijna energieneutrale gebouwen).
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit van de rijksoverheid beschreven. Het kabinet schetst in de SVIR hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van andere overheden, is het Barro opgesteld. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (afgekort Barro) bevat een beperkt aantal beslissingen van wezenlijk belang (13 nationale belangen) uit de Structuurvisie. Deze algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Artikel 3.1.6 Bro: Ladder voor duurzame verstedelijking (SVIR/Bro)
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen die nieuwe woningen mogelijk maken, de laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.
Toetsing rijksbeleid
Het planinitiatief raakt geen rijksbelangen als genoemd in de SVIR en het Barro. Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Ruimtelijke besluiten moeten aandacht besteden aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Bij de ladder moet de behoefte aangetoond worden en of deze behoefte in bestaand stedelijk gebied opgevangen kan worden. Omdat de provincie Zuid-Holland een eigen systematiek voor toetsing aan de ladder heeft vastgelegd in de Verordening ruimte, vindt toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking plaats in paragraaf 3.2.
Visie Ruimte en Mobiliteit (geconsolideerde versie juni 2018)
De Visie ruimte en mobiliteit (VRM) geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:
Bij de VRM horen: de Visie ruimte en mobiliteit, de Verordening ruimte, het Programma ruimte en het Programma mobiliteit.
In het VRM zijn vier speerpunten benoemd;
Verordening Ruimte (geconsolideerde versie juni 2018)
In samenhang met de structuurvisie is de Verordening ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. De volgende artikelen zijn relevant voor dit bestemmingsplan:
Artikel 2.1.1 Stedelijke ontwikkelingen
Lid 1 Stedelijke ontwikkelingen
Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
Lid 2 Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau
Gedeputeerde Staten kunnen bij de aanvaarding van een regionale visie aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau geheel of gedeeltelijk is doorlopen. In de toelichting van het bestemmingsplan kan in dat geval worden verwezen naar de regionale visie bij de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening.
Artikel 2.2.1 Ruimtelijke kwaliteit
Lid 1 Ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen
Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
Lid 2 Uitzonderingen vanwege beschermingscategorieën
Lid 3 Aanvullende ruimtelijke maatregelen
Lid 4 Beeldkwaliteitsparagraaf
Een bestemmingsplan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt als bedoeld in het eerste lid bevat een beeldkwaliteitsparagraaf, waarin het effect van deze ontwikkeling op de bestaande kenmerken en waarden wordt beschreven en waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft, voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling:
Toetsing provinciaal beleid
De provincie kiest ervoor om stedelijke functies zoveel mogelijk in bestaand stedelijk gebied te concentreren. Hiermee wordt de leefkwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Het plangebied ligt op de kwaliteitskaart binnen het 'rivierdeltacomplex' (Laag van de ondergrond). Op de
Laag van de stedelijke occupatie ligt het plangebied binnen stads- en dorpsgebied ('steden en dorpen').
![]() |
![]() |
Figuur 3.1 Uitsnede kwaliteitskaart (bron: provincie Zuid-Holland)
Met betrekking tot artikel 2.2.1 lid 1 betreft het onderhavige plan een gebiedseigen ontwikkeling (inpassen). Het appartementengebouw wordt gerealiseerd binnen bestaand bebouwd gebied. Richtlijnen van de kwaliteitskaart zijn niet in het geding en de locatie is niet aangemerkt als een gebied met een beschermingscategorie (lid 4). Aansluiting is gezocht bij de schaal van de woningbouw in de directe omgeving.
Door hergebruik van een vrijgekomen locatie wordt voldaan aan de voorkeursvolgorde voor verstedelijking: allereerst het benutten van locaties voor herstructurering, intensivering of transformatie binnen bestaand stedelijk gebied en daarna het benutten van locaties aansluitend aan stedelijk gebied. Om in te spelen op de marktwensen van de huidige woningmarkt zijn 40 sociale huurappartementen beoogd. Hiermee wordt aangesloten op de marktwensen van de provinciale woningbehoefteraming. Uit de meest actuele cijfers blijkt dat er in de stadsregio Rotterdam behoefte is aan 57.600 woningen tot 2030. In Krimpen aan den IJssel wordt uitgegaan van een behoefte aan circa 280 tot en met 2021.
De bouw van 40 sociale huurappartementen past daarnaast binnen de prestatieafspraken die door de gemeente Krimpen aan den IJssel met QuaWonen zijn gemaakt.
Structuurvisie 2003-2030 (2004)
De gemeente Krimpen aan den IJssel heeft in september 2004 de structuurvisie 'Ruimte voor Ontwikkeling, een structuurvisie voor Krimpen aan den IJssel' vastgesteld. Deze structuurvisie stuurt vooral op beheer, ontwikkeling en vernieuwing van het bestaande stedelijk gebied. Veranderende maatschappelijke omstandigheden en de daarmee samenhangende veranderende behoeften van de bevolking dienen hierbij als uitgangspunten voor onderhoud en aanpassing van het bestaand stedelijk gebied.
Toetsing gemeentelijk beleid
De beoogde ontwikkeling past binnen de kaders van de gemeentelijke structuurvisie waarin wordt ingezet op vernieuwing van het bestaande stedelijk gebied. Het nieuwe appartementengebouw draagt bij aan de ruimtelijke kwaliteit van de wijk Kortland.
Ontsluiting
Het plangebied wordt ontsloten via de Meerkoetstraat. De Meerkoetstraat is als erftoegangsweg conform het duurzaam veilig-principe geschikt voor 30 km/u. Fietsers delen hier de rijbaan met het gemotoriseerde verkeer. Via de Meerkoetstraat kan in westelijke richting de Burgemeester Aalberslaan worden bereikt. De Burgemeester Aalberslaan is met de Nieuwe Tiendweg als gebiedsontsluitingsweg een belangrijke verkeersader voor Krimpen aan den IJssel, de maximum snelheid bedraagt hier 50 km/u.
Ten zuiden van het plangebied ligt de Nieuwe Tiendweg. Aan de zijde van de Nieuwe Tiendweg is een entree voor voetgangers voorzien.
Verkeersgeneratie en afwikkeling
Goudappel Coffeng heeft in het rapport 'Onderzoek parkeer- en verkeerssituatie Meerkoetstraat' het extra verkeer als gevolg van de bouw van het appartementencomplex in beeld gebracht. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 1. Geconcludeerd wordt dat de berekende verkeerstoename op de Meerkoetstraat past binnen de uitgangspunten van de 30 km/u-zone Meerkoetstraat en omgeving.
Parkeren
Goudappel Coffeng heeft eveneens een parkeeronderzoek uitgevoerd (bijlage 1) om te onderzoeken of voldoende restcapaciteit beschikbaar is om de parkeervraag van de huidige en de te realiseren functies op de verschillende momenten op te vangen. Op de locatie waar de parkeerplaatsen in het bouwplan zijn gesitueerd, zijn reeds 45 parkeerplaatsen aanwezig. Ten opzichte van de huidige situatie worden 37 parkeerplaatsen toegevoegd zodat het parkeeraanbod 82 parkeerplaatsen is. Uit het parkeeronderzoek blijkt dat bij de realisatie van 37 extra parkeerplaatsen op alle momenten voldoende restcapaciteit aanwezig is om de parkeervraag van de te ontwikkelen woningen op te vangen.
Conclusie
De ontsluiting van het plangebied is voor zowel het gemotoriseerd verkeer als langzaam verkeer goed. Uit de rapportage van Goudappel Coffeng blijkt dat het plan in combinatie met de reeds beschikbare parkeerplaatsen in voldoende parkeergelegenheid voorziet.
Beleid en normstelling
Het plan omvat de realisatie van 40 appartementen langs de Nieuwe Tiendweg in de wijk Kortland. Woningen zijn op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidsgevoelige objecten waarvoor, indien deze zijn gelegen binnen de geluidzone van gezoneerde (spoor)wegen, akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd.
De woningen liggen in de geluidzone van de Nieuwe Tiendweg en de Burgemeester Aalberslaan. Op basis van jurisprudentie worden in het kader van een goede ruimtelijke ordening worden ook enkele 30 km/u wegen in de directe omgeving van het plangebied in het akoestisch onderzoek betrokken.
Onderzoek en conclusie
Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd conform de Standaard Rekenmethode II uit het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 (RMG 2012). Het onderzoek is gerapporteerd en opgenomen in bijlage 2.
Uit de modelresultaten blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ten gevolge van het verkeer op de Nieuwe Tiendweg wordt overschreden voor 26 appartementen. De maximaal berekende geluidbelasting bedraagt 57 dB (inclusief aftrek). Daarmee wordt de maximale ontheffingswaarde van 63 dB niet overschreden.
In het akoestisch onderzoek wordt geconcludeerd dat maatregelen om de geluidbelasting aan de gevels van de ontwikkeling terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn of op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard stuiten. Omdat de maximale ontheffingswaarde als gevolg van de Nieuwe Tiendweg niet wordt overschreden kunnen hogere waarden worden aangevraagd voor de 26 appartementen zoals opgenomen in tabel 5.1 van bijlage 2. Het besluit hogere grenswaarden is bijgevoegd als bijlage 3.
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden.
Onderzoek
De Meerkoetflat wordt opgericht aan de doorgaande Nieuwe Tiendweg. Daarnaast zijn in de directe omgeving verschillende bedrijfsmatige en maatschappelijke functies aanwezig, zoals een basisschool, een verpleeghuis, een tandarts en een makelaardij aanwezig. De omgeving van de Meerkoetflat wordt gekarakteriseerd als gemengd gebied. Hierdoor kan met één afstandsstap worden afgeweken van de richtafstanden van de VNG-publicatie.
In de directe omgeving van het plangebied is de volgende omliggende bedrijvigheid aanwezig.
Tabel 4.1 Milieubeoordeling omliggende bedrijvigheid
functie | adres | milieucategorie | richtafstand (gemengd gebied) | afstand tot plangebied |
Basisschool het Kompas | Patrijzenstraat 53 | 2 | 10 m (geluid) | 21m (tot bouwvlak) |
Het Facet (woonzorg complex Lelie zorggroep) | Patrijzenstraat 57 | 2 (Verpleeghuis) | 10 m | 11m (tot bouwvlak) |
Cultureel centrum Stichting Umam | Meerkoetstraat 81 | 2 | 10 m | 25m (tot bouwvlak) |
Bedrijfsverzamelgebouw Kortland met o.a. tandartsen- en fysiotherapiepraktijk | Nieuwe Tiendweg 11-A | 1 (kantoren) | 0 m | 9m (tot bouwvlak) |
Uit tabel 4.1 blijkt dat aan de richtafstanden van de genoemde functies wordt voldaan. Verder zijn er planologisch geen functies mogelijk met een hogere milieucategorie dan in tabel 4.1 aangegeven.
Echter voor de school kan een afstand van 21 meter onvoldoende zijn om een goed woon- en leefklimaat te garanderen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een onderzoek inrichtingslawaai uitgevoerd naar de geluidbelasting van de basisschool. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 4.
Uit het onderzoek blijkt dat bij 8 appartementen niet kan worden voldaan aan de richtwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, maar dat wel overal wordt voldaan aan de richtwaarde voor het maximaal geluidniveau. Er wordt tevens bij alle appartementen voldaan aan de ontheffingswaarde uit stap 3 van de VNG-publicatie, waarmee gemotiveerd van de richtwaarde kan worden afgeweken. Hieronder is deze motivatie gegeven.
Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau betreft de waarde die bij de maximale bezetting van de school en de (buitenschoolse) opvang op een dag met mooi weer kan optreden. Dit is dus de situatie op basis van worst case uitgangspunten. Desondanks kan deze situatie zich voordoen en dient onderzocht te worden of het mogelijk is om de geluidbelasting terug te brengen. In het akoestisch onderzoek (bijlage 4) is ingegaan op de mogelijke bron- en overdrachtsmaatregelen. Uit het maatregelonderzoek blijkt dat het treffen van doelmatige geluidreducerende maatregelen niet mogelijk is.
Volgens het akoestisch onderzoek is er geen sprake van relevante cumulatie van geluid en wordt er bij toepassing van standaard gevels voldaan aan de maximale binnenwaarde. Daar komt bij dat de maximale geluidniveaus voldoen aan de richtwaarden, zodat geen sprake zal zijn van schrikreacties. Doordat de activiteiten alleen in de dagperiode plaatsvinden, zal ook geen sprake zijn van ontwaakreacties. Deze argumenten, samen met het feit dat het gebruikelijk is dat basisscholen zich in woongebieden bevinden, geven voldoende aanleiding om te oordelen dat er ter plaatse van de Meerkoetflat, gezien vanuit het aspect inrichtingslawaai, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
De basisschool zal ook na de ontwikkeling van het appartementengebouw kunnen voldoen aan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit en wordt niet in de activiteiten belemmerd.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van het (nog te realiseren) appartementencomplex sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat in de omgeving geen functies aanwezig zijn die door de voorgenomen ontwikkeling worden beperkt.
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een ruimtelijke onderbouwing moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
Volgens de professionele risicokaart ligt in de omgeving van het plangebied één risicovolle inrichting. Op circa 120 meter ten westen van het plangebied is een tankstation gelegen zonder LPG-installatie. Volgens de professionele risicokaart heeft de inrichting geen PR 10-6 risicocontour of invloedsgebied. Het plangebied valt dan ook niet in het invloedsgebied van een risicovolle inrichting.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Ten westen van het plangebied ligt op circa 620 meter de provinciale weg N210 (Rotterdam-IJsselstein) waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De weg heeft geen PR 10-6 risicocontour. Het maatgevende invloedsgebied is 355 meter. Het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van het groepsrisico van deze weg.
Voor de bevoorrading van een LPG-tankstation wordt de Nieuwe Tiendweg gebruikt. Dit tankstation heeft een vergunde jaardoorzet LPG van 1.000 m3. De Nieuwe Tiendweg loopt zuidelijk langs het plangebied op een afstand van 20 meter. Deze weg wordt niet als risicobron genoemd door de professionele risicokaart. Gelet op het beperkt aantal transporten vormt de Nieuwe Tiendweg verder geen extern veiligheidsrisico. Wel is een beknopte verantwoording van het groepsrisico gegeven.
Verder valt het plangebied ook niet binnen het invloedsgebied van vervoer van gevaarlijke stoffen over het water of het spoor.
Buisleidingen
Op circa 650 meter ten zuiden van het plangebied is een hogedrukaardgasleiding genaamd W-513-02 gelegen. De buisleiding heeft een diameter van 6 inch en een maximale werkdruk van 40 bar. De buisleiding heeft geen PR 10-6 risicocontour. Het invloedsgebied van de buisleiding bedraagt 70 meter. Het plangebied ligt derhalve niet in het invloedsgebied van de hogedrukaardgasleiding.
Beknopte verantwoording groepsrisico
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van en incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Tevens speelt een snelle alarmering ten allen tijde een belangrijke rol.
De planlocatie wordt ontsloten via de Meerkoetstraat die aansluit op de Burgemeester Aalberslaan. Ook wordt het plangebied via de Fazantstraat en Middenwetering in oostelijke richting aangesloten op het wegennet. Het gedegen wegennetwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede. Zo kan bijvoorbeeld via meerdere aanvalswegen een mogelijke brand geblust worden. Daarnaast kan via de Fazantstraat en Burgemeester Aalberslaan van de bron af worden gevlucht.
Zelfredzaamheid
De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van een appartementencomplex. De aanwezige personen in het complex zijn over het algemeen zelfredzaam. Aanwezige kinderen en ouderen worden beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de ouders/verzorgers de kinderen en ouderen kunnen begeleiden. De hoofdtoegang ligt aan de andere zijde van het complex ten opzichte van de risicobron wat de zelfredzaamheid bevorderd. Instructie met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.2 weergegeven.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Tabel 4.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
Het bestemmingsplan maakt de realisatie van 40 woningen mogelijk. Dit aantal valt ruim onder de drempelwaarde van 1.500 woningen, die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 20176 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende wegen betreffen de Nieuwe Tiendweg, Burgemeester Aalberslaan en de Middenwetering. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2016 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze wegen ruimschoots onder de grenswaarden liggen. Hierdoor is ter plaatse van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Beleid en normstelling
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Onderzoek
Door Deta Milieu B.V. is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 5). Uit de resultaten van dit onderzoek komt naar voren dat voor de grondmengmonsters en het grondwatermonster diverse parameters overschrijdingen van de achtergrondwaarden en/of streefwaarden zijn vastgesteld. Hierdoor dient de locatie formeel als verontreinigd te worden beschouwd. Echter in dit geval zijn op basis van de overschrijdingen geen aanvullende sanerende maatregelen noodzakelijk.
Conclusie
Op grond van de onderzoeksresultaten bestaat er geen aanleiding voor het uitvoeren van vervolgonderzoek en zijn er geen milieuhygiënische bezwaren tegen de beoogde nieuwbouw van appartementen op de locatie.
Beleid en normstelling
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie ten aanzien van de Natuur Netwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Voor het plangebied is een oriënterend flora en fauna onderzoek uitgevoerd door Blom Ecologie B.V. (bijlage 6). Hieruit blijkt dat het plangebied geen onderdeel vormt van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuur Netwerk Nederland (NNN). In het plangebied of in de directe omgeving zijn geen beschermde landschapselementen aanwezig. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Boezems Kinderdijk' bedraagt circa 3,9 km en tot het dichtstbijzijnde NNN-gebied circa 1,2 km.
Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de grote afstand tot natuurgebieden en de geringe ontwikkeling kunnen ook verstoring, verandering van de waterhuishouding en vermesting/verzuring worden uitgesloten. Significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen derhalve worden uitgesloten. De Wet Natuurbescherming en het beleid van de provincie Zuid-Holland staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
Het plangebied is aan de hand van een veldbezoek op 25 januari 2018 beoordeeld op het mogelijk voorkomen van beschermde plant- en diersoorten. Op basis van het onderzoek uitgevoerd door Blom Ecologie B.V. (zie bijlage 6) wordt geconcludeerd dat de werkzaamheden en toekomstige situatie niet leiden tot aantasting van beschermde natuurwaarden. Tijdens de uitvoering dient rekening te worden gehouden met de (mogelijke) aanwezigheid van vleermuizen en algemene broedvogels. Voor deze soortgroepen dienen eventueel maatregelen te worden getroffen om effecten te voorkomen. De aanwezigheid van beschermde soorten en hun leefgebied vormen geen bezwaar voor de beoogde bestemmingsplanwijziging. Wel geldt de algemene Zorgplicht.
Conclusie
De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan niet in de weg. Tijdens de uitvoering dient rekening te worden gehouden met de (mogelijke) aanwezigheid van vleermuizen en algemene broedvogels en geldt de algemene Zorgplicht.
Beleid en normstelling
De gemeente Krimpen aan den IJssel onderschrijft de uitwerking van het 'Verdrag van Malta': behoud van het archeologisch erfgoed waar mogelijk en documentatie waar nodig. Hierbij wordt aangesloten op het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld. De gemeenteraad heeft op 9 februari 2012 een gemeentelijk archeologisch beleid vastgesteld, waarvan de archeologische verwachtingen- en beleidskaart een belangrijk instrument vormt. De kaart toont de archeologische waarden en verwachtingen binnen het gemeentelijk grondgebied en geeft aan hoe de gemeente Krimpen aan den IJssel daarmee wenst om te gaan. De archeologische verwachtingen- en beleidskaart is vertaald in het geldende bestemmingsplan 'Kortland'.
Onderzoek en conclusie
In het vigerende bestemmingsplan 'Kortland' zijn ter plaatse van het plangebied geen archeologische dubbelbestemmingen opgenomen. Onderzoek naar archeologie is niet nodig. Het aspect archeologie staat de ontwikkeling niet in de weg.
Waterbeheer en watertoets
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkeling.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Hoogheemraadschapsbeleid
Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan 2016-2021 'Met mensen en water', de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers. Het waterbeheerplan bevat de hoofdlijnen van het beleid voor de taken van het waterschap met betrekking tot de waterveiligheid, het oppervlaktewater- en grondwaterbeheer, het beheer van afvalwaterketen en emissies, en het wegenbeheer in de Krimpenerwaard. Met het nieuwe Waterbeheerplan staat het HHSK voor een doelmatig en duurzaam waterbeheer, in directe verbinding met de omgeving. Per 1 januari 2016 is de geactualiseerde Keur in werking getreden. De Keur geeft met verboden aan welke activiteiten in de buurt van water en waterkeringen niet zijn toegestaan. Daarnaast geeft de Keur met geboden aan welke onderhoudsverplichtingen eigenaren en gebruikers van wateren en waterkeringen hebben.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit braakliggend terrein. In het verleden stond er een gezondheidscentrum en was het plangebied grotendeels verhard. De oppervlakteverharding bedroeg voor de sloop van het gezondheidscentrum 3.234 m2 (zie figuur 4.1).
![]() |
![]() |
Figuur 4.1 Oppervlakteverharding situatie gezondheidscentrum
Bodem en grondwater
Omdat het plangebied in de bebouwde kom van Krimpen aan de IJssel ligt is het plangebied niet gekarteerd. In de omgeving van het plangebied bestaat de bodem volgens de Bodemkaart van Nederland (www.bodemdata.nl) uit 'kalkarme drechtvaaggronden en zware klei' en 'waardveengronden op bosveen'. In de omgeving is sprake van grondwatertrap II. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand op minder dan 0,4 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert tussen 0,5 en 0,8 m beneden maaiveld. De maaiveldhoogte ter plaatse bedraagt ca. NAP -1,4 m.
Waterkwantiteit
In en rond het plangebied zijn geen watergangen aanwezig. Het plangebied valt dan ook niet binnen een beschermingszones van een watergang.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied ligt niet in de kern- of beschermingszone van een waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijk rioleringsstelsel.
Toekomstige situatie
Algemeen
Het bestemmingsplan maakt de realisatie van een appartementencomplex en parkeergelegenheid mogelijk.
Waterkwantiteit
Het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard stelt als eis dat 5% van de toename in verharding gecompenseerd dient te worden mits deze toename meer dan 500 m2 bedraagt. In de vroegere situatie (2012) was het plangebied grotendeels bebouwd en was er een verhard parkeerterrein. De hoeveelheid oppervlakteverharding bedroeg 3.234 m2. In de toekomstige situatie bedraagt de hoeveelheid oppervlakteverharding 3.847 m2 (zie figuur 4.2).
![]() |
![]() |
Figuur 4.2 Oppervlakteverharding toekomstige situatie
De toename in verharding door de ontwikkeling in vergelijking met de vroegere situatie bedraagt 613 m2. De eerst 500 m2 extra verharding hoeft niet gecompenseerd te worden. De benodigde compensatie bedraagt daarom 5% van 113 m2. Het plangebied biedt geen mogelijkheid om oppervlaktewater te realiseren. De gemeente heeft daarom aangegeven dat de compensatie bij andere ontwikkelingslocaties kan worden gerealiseerd. Onder andere bij het Krimpenerwaardcollege is veel extra water gerealiseerd waar compensatie gevonden kan worden.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de waterveiligheid en waterkeringen.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend Hoogheemraadschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het Hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is geen vergunning op basis van de Keur noodzakelijk.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Beleid en normstelling
Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).
Onderzoek en conclusie
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Beleid en normstelling
Landelijk bestaan geen wettelijk vastgelegde normen en eisen ten aanzien van bezonning waar bebouwing aan moet voldoen. Met behulp van een bezonningsstudie kan een indruk worden verkregen of, en in hoeverre, voor bepaalde panden/percelen een minder gunstige situatie dreigt te ontstaan als gevolg van toevoeging van hoogte of massa.
In de gemeente Krimpen aan den IJssel wordt de 'gedragslijn bezonning' gehanteerd die aansluit bij de constante jurisprudentie ter zake en wat in andere gemeenten wordt gehanteerd:
Het gaat hierbij om woningen en woonruimten, niet om werkruimten of bedrijfsruimten.
Uitgangspunten bij de berekeningen
Met betrekking tot het aspect licht en bezonning is door architect Kokon een bezonningsstudie uitgevoerd om inzicht te geven in welke gevolgen het beoogde appartementengebouw heeft voor de bezonning en schaduwwerking op de omliggende omgeving. De bezonningstekeningen zijn opgenomen in bijlage 7.
De tekeningen laten de situatie met en zonder bebouwing zien en de mogelijkheden die het vigerende bestemmingsplan biedt. Deze tekeningen geven een indicatie van de mogelijke schaduwwerking van de bebouwing in de nieuwe situatie op verschillende representatieve tijdstippen in het jaar. Voor de bezonningsberekeningen zijn de volgende data van belang:
Voor deze dagen zijn op verschillende tijdstippen berekeningen uitgevoerd die een goede weergave van de werkelijkheid geven. In de ochtend en avond is de tijd bepaald door uit te gaan van een minimale zonnehoogte van circa 10 graden.
Beoordeling van de beschaduwing
De uitkomsten van de beoordeling zijn teruggekoppeld aan de omwonenden en belanghebbenden van de beoogde ontwikkeling.
Grondgebonden woningen Meerkoetstraat
Op blad 5 van bijlage 7 is te zien dat de schaduw van de geplande bebouwing (bouwenvelop) grotendeels overlapt met de schaduw van de bebouwing die volgens het bestemmingsplan gerealiseerd kan worden. De eengezinswoningen hebben gedurende een beperkte periode schaduw van de geplande bebouwing. De geplande situatie is voor die woningen in het algemeen iets gunstiger dan de situatie die in het bestemmingsplan is aangegeven. Er is geen sprake van een toename van de beschaduwing met 20% en in alle gevallen wordt voldaan aan de TNO norm. Voor deze woningen is de beschaduwing geen belemmering om het appartementengebouw te realiseren.
Bedrijfsverzamelgebouw Kortland en cultureel centrum Umam
Ook de niet-woningbouw aan de westkant van de bouwlocatie, bedrijfsverzamelgebouw Kortland en cultureel centrum Umam zal weinig extra schaduw ondervinden en dan alleen gedurende een korte tijd in de ochtend.
Basisschool het Kompas
De bezonningsmogelijkheid van de buitenruimte van het basisschool het Kompas wordt in het voorjaar en in het najaar aan het einde van de middag iets gunstiger bij het beoogde appartementengebouw dan bij de bebouwing volgens het bestemmingsplan. Alleen rond het middaguur in de winter is dat ongunstiger maar dat wordt in de loop van de middag gunstiger.
Het Facet
De schaduw op de kopgevel van het Facet is door de nabijheid van de bebouwing niet te beoordelen met een projectie van de schaduw op het maaiveld. Daarom is ook een projectie van de schaduw op die gevel gemaakt. Om die te kunnen toetsen aan de TNO norm is de gevelindeling daar 'ingeplakt'. Het is bij deze verkenning nog niet bekend achter welke ramen een woonfunctie is gelegen. Daarom wordt vooralsnog verondersteld dat dat bij alle ramen het geval is. De smallere ramen aan de (rechter) Nieuwe Tiendweg kant worden niet meegeteld omdat verondersteld wordt dat die ramen in een vertrek liggen die zon van de Nieuwe Tiendweg kant ontvangt.
Door de oriëntatie van de gevel kan deze vanaf 10.30u (klokkentijd) zon krijgen die van belang is voor de TNO norm. Uit de diagrammen blijkt dat in de zomer pas na 18.30u schaduw op de gevel valt. In maart en september is dat na 13.45u, dus ruim 2 uur na de eerste zon. Ongeveer een uur later komt de onderste rij ramen (1e verdieping) geheel in de schaduw en ongeveer twee uur later de rij ramen op de 2e verdieping. Na 17.00u trekt de schaduw in zuidoostelijke richting weg en om 18.30u kan het hele gevelvlak met ramen weer zon ontvangen. In het voorjaar en het najaar wordt voldaan aan de TNO norm voldoende met meer dan 2 uur bezonning op de ramen.
Voor de beoordeling van de periode 21 september tot 21 oktober en de periode 19 februari tot 21 maart kan de beschaduwing van de kopgevel op 21 december en op 21 september (of 21 maart) geïnterpoleerd worden. Op 21 december krijgt de gevel de eerste schaduw om 12.15u op de ramen die grenzen van de langsgevel aan de noordwest kant. De zon kan om 10.30u op de ramen schijnen. De meest beschaduwde ramen hebben dan 1.45 uur zon. Op 21 september (en maart) komt de schaduw om 13.45u, dus 1.30 uur later. Aangenomen mag daarom worden dat op 21 oktober en 19 februari de schaduw later op de gevel valt dan om 12.30ur en er ook bij de kopgevel van het Facet voldaan wordt aan de TNO norm.
Conclusie
De conclusie is dat de schaduw van het beoogde appartementengebouw op de omgeving geen belemmering vormt voor realisatie. De schaduw op de omgeving is in het algemeen gelijk aan of minder dan die van de bebouwing die op basis van het geldende bestemmingsplan 'Kortland' gerealiseerd kan worden. Bij de kopgevel van het gebouw het Facet wordt aan de door de gemeente gestelde eis voldaan dat tenminste de gehanteerde TNO norm voldoende moet worden gehaald.
Beleid en Normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planm.e.r.-plichtig, projectm.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek en conclusie
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat. De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 40 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is. Ten behoeve van de m.e.r.-beoordelingsbeslissing is een notitie vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld. Op basis van deze notitie neemt het bevoegd gezag een m.e.r.-beoordelingsbeslissing waarin wordt aangegeven dat geen volledige m.e.r.-procedure doorlopen hoeft te worden.
Voor dit bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de regeling zoals die voor omliggende gronden met de woonbestemming geldt in het bestemmingsplan 'Kortland'. Hierbij is de regeling uit het bestemmingsplan 'Kortland' - voor zover van toepassing - integraal overgenomen. Binnen het plangebied is gestapelde woningbouw toegestaan en kunnen maximaal 40 wooneenheden worden gerealiseerd.
De bouw van één of meer woningen wordt aangemerkt als een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro. Indien er sprake is van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro is de gemeente verplicht een exploitatieplan op te stellen, tenzij het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan via:
Voor de ontwikkeling van het project zal de gemeente met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst afsluiten waarin de (financiële) afspraken over het project zijn vastgelegd, inclusief kostenverhaal. Hiermee wordt de economische uitvoerbaarheid gewaarborgd.
Vooroverleg
Op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het concept ontwerpbestemmingsplan voor vooroverleg toegezonden aan diverse overleginstanties. Reacties zijn ontvangen van Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, DCMR Milieudienst Rijnmond, TenneT en Gasunie. Alleen DCMR heeft inhoudelijk gereageerd op het concept ontwerpbestemmingsplan. Onderstaand is deze reactie samengevat en van een reactie voorzien. Daarnaast is aangegeven op welke onderdelen het bestemmingsplan is aangepast.
DCMR Milieudienst Rijnmond
Samenvatting
Beantwoording
Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan heeft tot en met 20 december 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen. In deze periode zijn geen zienswijzen ontvangen.