direct naar inhoud van Regels
Plan: Partiële herziening bestemmingsplan Kustwerk Katwijk
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0537.bpKATkustwerkherz-va02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan met identificatienummer "NL.IMRO.0537.bpKATkustwerkherz-va02" van de gemeente Katwijk.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aaneengesloten open ruimte

een ruimte in een strandvak waarin geen bebouwing aanwezig is, gezien vanaf de zijde van het strand / strandvak die (nagenoeg) parallel loopt aan de duinvoet, met dien verstande dat:

  • a. bij een strandvak met een breedte van 80 m of meer: alleen stroken open ruimte met een breedte van 10 m of meer tot aaneengesloten open ruimte worden gerekend;
  • b. bij een strandvak met een breedte van minder dan 80 m: alleen stroken open ruimte met een breedte van 5 m of meer tot aaneengesloten open ruimte worden gerekend.
1.7 achtergevel

de van de zee af gekeerde gevel van een gebouw en als een gebouw met meer dan één zijde van de zee is af gekeerd dan worden de betreffende gevels aangemerkt als achtergevels.

1.8 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.9 archeologisch verwachtingsgebied

terrein dat in het plan is aangeduid als gebied met middelhoge tot hoge archeologische verwachting.

1.10 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.11 badseizoen

tijdvak vanaf 1 mei tot 1 oktober.

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde.

1.13 bebouwde oppervlakte strandvak

de totale oppervlakte van de aanwezige bebouwing in een strandvak, de vrije ruimte tussen strandhuisjes meegerekend.

1.14 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een strandpaviljoen, met inbegrip van keuken, sanitair, berging en opslag, administratieruimten, alsmede (semi-)overdekte en onoverdekte terrassen.

1.15 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.16 bestaand strandpaviljoen

een strandpaviljoen dat aanwezig was op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.17 bestaand strandhuisje

een strandhuisje dat aanwezig was op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.18 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.19 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel  2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.21 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.22 bijzondere bouwlaag

kelders, souterrains, kruipruimtes, kappen en dakopbouwen, niet zijnde geschikt voor zelfstandige verblijfsruimte.

1.23 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.24 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.25 bouwlaag

een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkanten van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 m in hoogte verschillen; bij de bepaling van het aantal bouwlagen wordt de bouwlaag die grotendeels in de kap is gelegen (zogenaamde zolderlaag) evenals de bouwlaag die grotendeels onder de begane grond is gelegen (zogenaamde kelder/souterrain) niet meegerekend.

1.26 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.28 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten.

1.29 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.30 breedte van het strandvak

de zijde van het strand / strandvak die (nagenoeg) parallel loopt aan de duinvoet.

1.31 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.32 deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen.

1.33 dijkconstructie

harde constructie met als primaire functie bescherming tegen de zee, als vervat in het projectplan op grond van artikel 5.4 lid 1 van de Waterwet.

1.34 duinvoet

de overgang van het duinbeloop naar het strand, in dit geval de benedenrand van het duin.

1.35 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.36 evenement

een activiteit voor publiek in de open lucht dan wel in al dan niet tijdelijke tenten of paviljoens, voor educatieve, sportieve, toeristisch-recreatieve, sociale, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, alsmede kermissen, braderieën, rommelmarkten, straatfeesten en festivals of daarmee te vergelijken activiteiten, waaronder niet begrepen commerciële (week)markten.

1.37 fullservicepunt

stijgpunt in combinatie met voorzieningen zoals toiletgroep, liften, kaartjesautomaat, e.d..

1.38 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.39 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een bouwperceel en, indien meer gebouwen op het bouwperceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.40 hoofdverblijf

het verblijf van waaruit al dan niet tijdelijk het sociale en economische leven van de betrokkene plaatsvindt.

1.41 horeca

een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie. De volgende specifieke vormen worden in ieder geval onder horeca begrepen. Bij deze begrippen is een onderscheid gemaakt tussen licht, middel en zware horeca, welke in de regels wordt gebezigd. Tot de in de a t/m d genoemde begrippen worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten:

lichte horeca (categorie 1):

  • a. winkelondersteunende/winkelgebonden horeca: horeca, waarbij de bedrijfsactiviteit is gericht op het al dan niet voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en dranken, zoals een cafetaria/snackbar, shoarmazaak, automatiek, tearoom, conditorei, koffiehuis, brasserie, ijssalon en waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend winkelgebied en geheel of overwegend is gebonden aan c.q. ondersteunend is voor de (winkel)functie van dat gebied, daarbij lettend op de aard en de ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied;
  • b. restaurant/cafetaria/snackbar/shoarmazaak/automatiek: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  • c. zaalaccommodatie: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  • d. daghoreca: een bedrijf (zoals een koffiehuis, brasserie, ijssalon) dat ondersteunend is aan en qua openingstijden in het algemeen vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen en in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken c.q. snel serveren van kleinere maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak, koffie, thee en frisdranken met uitzondering van alcoholische dranken;

middelzware horeca (categorie 2):

  • e. bar/café/pub/grand-café/eetcafé/taverne: een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomende bedrijvigheid, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is;

zware horeca (categorie 3):

  • f. discotheek of dancing: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare activiteiten.
1.42 kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 15° en minder dan 65°.

1.43 kelder

een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de daarboven gelegen bouwlaag niet hoger dan het zandbanket is gelegen, niet zijnde een kruipruimte.

1.44 kruipruimte

een bijzondere bouwlaag met een hoogte van maximaal 1 meter, welke is gelegen tussen de vloer van de begane grondlaag en de bodemafsluiting en welke is bedoeld voor ventilatie, leidingen en gelegenheid tot reparaties, niet zijnde een kelder of souterrain.

1.45 kunstatelier

bouwwerk met als functie expositie - / atelierruimte.

1.46 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.47 muziekevenement

een evenement met een programma dat geheel of in hoofdzaak bestaat uit het ten gehore brengen van mechanisch versterkte muziek.

1.48 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door botanische, faunistische, biologische, bodemkundige en morfologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.49 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.50 niet-permanente bebouwing

een gebouwde constructie die door zijn aard zodanig demontabel of verplaatsbaar is dat deze binnen 24 uur eenvoudig van de locatie kan worden verwijderd.

1.51 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.

1.52 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.53 ondergeschikt bouwdeel

een buiten de gevel of de dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals een liftopbouw, reclame-uitingen, technische installaties zoals een koelmotor of antenne, een dakvenster, een luifel, schoorsteen en een frans balkon, met uitzondering van een erker c.q. een uitgebouwd gedeelte van een gebouw (ter uitbreiding van het grondoppervlak op de begane grond).

1.54 ondergeschikte horeca

horeca ten dienste van een andere functie, waarbij de horecafunctie qua oppervlak en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt is aan die andere functie, met dien verstande dat:

  • a. de horecafunctie uitsluitend te bereiken is via de entree van die andere functie;
  • b. de openingstijden van de horecafunctie niet langer zijn dan de openingstijden van die andere functie;
  • c. maximaal 30% van de vloeroppervlakte van die andere functie voor ondergeschikte horeca gebruikt mag worden, met een maximum van:
    • 1. 35 m² indien de ondergeschikte horeca in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is;
    • 2. 12 m² in overige gevallen.
1.55 ondergronds

onder het maaiveld van de aangrenzende weg (Boulevard) zoals deze ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig is.

1.56 parkeergarage

een ruimte geheel of gedeeltelijk overdekt voor de stalling van voertuigen alsmede voor bergingen.

1.57 parkeervoorziening

elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.

1.58 parkeren

het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddelijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddelijk laden en lossen van goederen.

1.59 peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor bouwwerken geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein;
  • d. in afwijking van a, b en c geldt dat indien in of op of direct grenzend aan het water of het strand wordt gebouwd de hoogte wordt gemeten van het zandbanket ter plaatse van de voorgevel van het gebouw of de voet van het bouwwerk geen gebouw zijnde;
1.60 politiepost

hulpverleningpost op het strand ten behoeve van de politie in de vorm van niet permanente bebouwing en die het gehele jaar op het strand mag staan en als zodanig mag worden gebruikt, al dan niet op palen gebouwd.

1.61 recreatief medegebruik

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen en natuurobservatie dat geen specifiek beslag legt op de ruimte.

1.62 reddingspost

maatschappelijke hulpverleningpost op het strand in de vorm van niet-permanente bebouwing die het gehele jaar op het strand mag staan en als zodanig mag worden gebruikt, al dan niet op palen gebouwd, waaronder begrepen EHBO- en politieposten.

1.63 souterrain

een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer onder het peil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 1 meter boven het zandbanket is gelegen, niet zijnde een kruipruimte.

1.64 stijgpunt

toegang tot parkeergarage met bijbehorende voorzieningen.

1.65 strand- en/of watersportvereniging

vereniging waarvan de hoofdactiviteit bestaat uit aan het strand en/of zee gerelateerde sportactiviteiten, met inbegrip van ondergeschikte horeca.

1.66 strandcabine

(houten) cabine op het strand, gebruikt als omkleedcabine en als opbergplek voor strandspullen waarbij de volgende maatvoeringen van toepassing zijn:

  • a. oppervlakte strandcabine: minimaal 1,0 m² en maximaal 3,25 m²;
  • b. bouwhoogte strandcabine: minimaal 1,8 m en maximaal 2,2 m.
1.67 strandhoreca

horecabedrijf op het strand met daarbij behorende voorzieningen zoals terrassen, waar als hoofdfunctie bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, waaronder tevens als ondergeschikte bedrijfsactiviteit het houden van feesten en partijen wordt verstaan, alsmede de verhuur van strandcabines en ander strandmeubilair, niet zijnde functies die vallen onder middelzware horeca (categorie 2) en zware horeca (categorie 3).

1.68 strandhuisje

een gebouw in de vorm van niet-permanente bebouwing inclusief beplating, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om gebruikt te worden ten behoeve van uitsluitend verblijfsrecreatie.

1.69 strandmeubilair

voorwerpen ten behoeve van de inrichting van het publiek toegankelijke strand, zoals strandcabines, verwijzingsobjecten, reclameobjecten en afvalbakken, niet zijnde erfafscheidingen en bouwwerken ter plaatse van een terras.

1.70 strandpaviljoen

een gebouw in de vorm van al dan niet permanente bebouwing ten behoeve van strandhoreca, inclusief aan- en bijgebouwen.

1.71 strandvak

een aaneengesloten vlak dat ingevolge de regels mag worden benut voor het exploiteren van gronden en het oprichten van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:

  • a. strandhoreca, met dien verstande dat:
    • 1. een bijbehorend terras onderdeel uitmaakt van het strandvak;
    • 2. de onverharde gronden waar verhuur van strandmeubilair plaatsvindt onderdeel uitmaken van het strandvak;
    • 3. de onverharde gronden waar recreatief medegebruik plaatsvindt geen onderdeel uitmaken van het strandvak;
  • b. strandhuisjes ten behoeve van verblijfsrecreatie en strandcabines, of;
  • c. verenigingsactiviteiten die betrekking hebben op strandrecreatie en/of watersport;
  • d. bedrijfsmatige activiteiten die betrekking hebben op training- en scholing op het gebied van watersport.
1.72 terras

een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt;

1.73 verbeelding

voorheen plankaart; de digitale kaart met bijbehorende verklaring NL.IMRO.0537.bpKATkustwerkherz-va02 waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven.

1.74 verblijfsrecreatie

een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een recreatief en veelal kortdurend verblijf van steeds wisselende (groepen) personen die elders hun hoofdverblijf hebben, waarbij het recreatief gebruik overwegend tijdens de zomerperiode en de schoolvakantieperiodes plaatsvindt, al dan niet met het verstrekken van consumpties, waarbij dit laatste van ondergeschikte betekenis is.

1.75 voorgevel

de naar de zee gekeerde gevel van een gebouw en als een gebouw met meer dan één zijde gekeerd is naar de zee dan worden de betreffende gevels aangemerkt als voorgevels.

1.76 voorgevelrooilijn

de lijn die samenvalt met de voorgevel(s) van een gebouw en met het denkbeeldige verlengde daarvan.

1.77 waterstaatkundige kunstwerken

duinen en werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houdend met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

1.78 winterperiode

tijdvak vanaf 1 november tot 1 februari.

1.79 zeewering

aan zee grenzende waterkering, die uit zowel duinen alsook harde waterkerende constructies kan bestaan.

1.80 zomerperiode

tijdvak vanaf 1 februari tot 1 november.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is, waarbij van bouwwerken uitstekende delen tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen, tenzij anders aangegeven in hoofdstuk 3.

2.3 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).

2.4 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Ter verduidelijking: indien de goot/de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel lager zijn gemonteerd dan het snijvlak van de gevel en het dakvlak, geldt de hoogte tot aan het snijvlak.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 de vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie - Duinen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Recreatie - Duinen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. duinen, struiken en opgaande beplanting;
  • b. behoud, versterking en ontwikkeling van de de duinen en de aldaar voorkomende natuur- en landschapswaarden;
  • c. recreatief medegebruik;
  • d. een dijkconstructie;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': een ondergrondse parkeergarage;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - inrit': een ondergrondse parkeergarage en in- en uitritten ten behoeve van een ondergrondse parkeergarage;
  • g. duinovergangen;
  • h. voetpaden en wandelboulevard;
  • i. uitkijkpunten;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - evenemententerrein, parkeerterrein en kunstatelier': evenementen met amfitheater, bovengrondse parkeerplaatsen en kunstatelier met uitzondering van meerdaagse muziekevenementen en met dien verstande dat het kunstatelier niet commercieel als horecaruimte geëxploiteerd mag worden;
  • k. kunstwerken, zoals beelden;
  • l. speel- en sportvoorzieningen;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - full servicepunt': fullservicepunten ten dienste van de ondergrondse parkeergarage;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - stijgpunt': stijgpunten ten dienste van de ondergrondse parkeergarage;
  • o. nooduitgangen ten dienste van de ondergrondse parkeergarage;
  • p. bij de bestemming behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen en paden, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen worden gebouwd ten behoeve van een dijkconstructie, ondergrondse parkeergarage en een kunstatelier;
  • b. de ondergrondse parkeergarage voldoet aan de volgende kenmerken:
    • 1. dient ondergronds te worden gebouwd;
    • 2. fullservicepunten, stijgpunten en dergelijke bij de parkeergarage behorende voorzieningen mogen bovengronds worden gebouwd met dien verstande dat de hoogte maximaal 4 m bedraagt;
    • 3. nooduitgangen mogen bovengronds worden gebouwd met dien verstande dat de hoogte maximaal 3 m bedraagt;
  • c. gebouwen ten behoeve van een kunstatelier voldoen aan de volgende kenmerken:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten behoeve van een kunstatelier bedraagt maximaal 100 m²;
    • 2. de goothoogte bedraagt maximaal NAP + 9,5 m;
    • 3. de bouwhoogte bedraagt maximaal NAP + 11,5 m.
3.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximum bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt:
    • 1. NAP + 7,5 m voor een dijk constructie;
    • 2. 3 m voor overige bouwwerken geen gebouw zijnde.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het dempen, graven, en vergraven van watergangen;
  • b. het beplanten van de gronden met bomen of andere houtopstanden;
  • c. de aanleg van voet- en fietspaden;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het afgraven, verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de gronden;
  • f. het verwijderen van de natuurlijke vegetatie.
3.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde onder lid 3.3.1 is niet van toepassing op het uitvoeren van werkzaamheden welke uit een oogpunt van de veiligheid (waterkeringsfunctie) nodig zijn, waaronder mede begrepen onderhoud en beheer van watergangen en zandsuppletie.

3.3.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien door de uit te voeren werkzaamheden, dan wel de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuur- en landschappelijk waarde van het gebied.

Artikel 4 Recreatie - Strand

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Recreatie - Strand" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. strand en duinen;
  • b. recreatief medegebruik;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - strandhoreca en verblijfsrecreatie': strandhoreca en verblijfsrecreatie, uitsluitend gedurende de zomerperiode;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'sport': strand- en/of watersportverenigingen, uitsluitend gedurende de zomerperiode;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'sportschool': bedrijfsactiviteiten die betrekking hebben op training en scholing ten behoeve van ongemotoriseerde watersport, uitsluitend gedurende de zomerperiode;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - reddingspost': reddingsposten;
  • g. strandafgangen;
  • h. voetpaden;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - strandplein': evenementen;
  • j. bij de bestemming behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen en paden, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Gebouwen

Gebouwen zijn toegestaan in de vorm van strandpaviljoens, strandhuisjes, reddingsposten en accommodaties voor strand- en watersportverenigingen en training en scholing ten behoeve van ongemotoriseerde watersport , met dien verstande dat

  • a. gebouwen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - strandplein', met uitzondering van bestaande strandpaviljoens en bestaande strandhuisjes.
4.2.2 Strandpaviljoens

Voor het bouwen van gebouwen in de vorm van strandpaviljoens gelden de volgende regels:

  • a. een strandpaviljoen dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak is maximaal één strandpaviljoen met bijbehorende strandhuisjes als bedoeld in sublid 4.2.3 toegestaan;
  • c. de oppervlakte van een strandpaviljoen bedraagt minimaal 275 m² en maximaal 600 m², inclusief eventuele aan- en bijgebouwen;
  • d. de langste zijde van een strandpaviljoen, inclusief eventuele aan- en bijgebouwen, dient (nagenoeg) parallel aan de duinvoet te worden gesitueerd;
  • e. de achtergevel van een strandpaviljoen, inclusief eventuele aan- en bijgebouwen, is gelegen op een afstand van maximaal 5 m van de naar de duinvoet gekeerde bouwgrens;
  • f. in afwijking van sub e geldt er voor een strandpaviljoen geen maximum afstand van de naar de duinvoet gekeerde bouwgrens indien voor het betreffende strandpaviljoen toepassing is gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid voor jaarrondbebouwing als bedoeld in lid 4.4;
  • g. de diepte van een strandpaviljoen, inclusief eventuele aan- en bijgebouwen, bedraagt minimaal 10 m en maximaal 25 m;
  • h. de breedte van een strandpaviljoen, inclusief eventuele aan- en bijgebouwen, bedraagt minimaal 18,5 m en maximaal 60 m;
  • i. de goothoogte van een strandpaviljoen bedraagt maximaal 3 m;
  • j. de bouwhoogte van een strandpaviljoen bedraagt maximaal 5 m;
  • k. in aanvulling op het bepaalde van sub j mag de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoogte' niet hoger zijn dan NAP + 9,5 m;
  • l. de bebouwing van een strandpaviljoen, inclusief aan- en bijgebouwen, bestaat uit maximaal één bouwlaag met een kap, waarbij:
    • 1. de kap een dakhelling heeft van tenminste 15° en ten hoogste 45°;
    • 2. de nokrichting (nagenoeg) parallel loopt aan de duinvoet;
  • m. er zijn geen kelders en souterrains toegestaan;
  • n. de onderlinge afstand tussen een strandpaviljoen, inclusief eventuele aan- en bijgebouwen, en eventuele strandhuisjes bedraagt minimaal 5 m;
  • o. de onderlinge afstand tussen strandpaviljoens, inclusief eventuele aan- en bijgebouwen, in naastgelegen bouwvlakken bedraagt minimaal 10 m;
  • p. in afwijking van sub o bedraagt de onderlinge afstand tussen strandpaviljoens in naastgelegen bouwvlakken minimaal de bestaande afstandsmaat als bedoeld in lid 1.15 indien de breedte van het strandvak minder dan 80 m bedraagt;
  • q. aanvullend op de overige regels in dit sublid zijn voor bijgebouwen nog de volgende voorwaarden van toepassing:
  • r. een strandpaviljoen, inclusief eventuele aan- en bijgebouwen, dient te voldoen aan de regels voor aaneengesloten open ruimte als bedoeld in lid 4.2.8.
4.2.3 Strandhuisjes

Voor het bouwen van gebouwen in de vorm van strandhuisjes gelden de volgende regels:

4.2.4 Reddingsposten

Voor het bouwen van gebouwen in de vorm van reddingsposten gelden de volgende regels:

  • a. per aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - reddingspost' is maximaal één reddingspost toegestaan;
  • b. de oppervlakte per reddingspost bedraagt maximaal 150 m²;
  • c. de bouwhoogte van een reddingspost bedraagt maximaal NAP + 12 m.
4.2.5 Accommodaties voor strand- en watersportverenigingen

Voor het bouwen van gebouwen in de vorm van accommodaties voor strand- en watersportverenigingen gelden de volgende regels:

  • a. een strand- en watersportaccommodatie dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak is maximaal één strand- en watersportaccommodatie toegestaan;
  • c. de oppervlakte van een strand- en watersportaccommodatie bedraagt maximaal 300 m²;
  • d. van de oppervlakte als bedoeld onder c mag maximaal 75 m² worden gebouwd als uitkijkpost;
  • e. de achtergevel van een strand- en watersportaccommodatie is gelegen op een afstand van maximaal 5 m van de naar de duinvoet gekeerde bouwgrens;
  • f. de maximale bouwhoogte van een strand- en watersportaccommodatie bedraagt:
    • 1. 7,5 m voor een uitkijkpost;
    • 2. 5,5 m voor overige delen van het gebouw;
  • g. in aanvulling op sub f mag de bouwhoogte van een uitkijkpost ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoogte' niet hoger zijn dan NAP + 11 m en de maximale bouwhoogte voor overige delen van een gebouw niet hoger zijn dan NAP + 9,5 m;
  • h. er zijn geen kelders en souterrains toegestaan;
  • a. in afwijking van sub c en d mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkend oppervlakte - 1' de maximale oppervlakte van maximaal één strand- en watersportaccommodatie 600 m² bedragen, waarvan 75 m² mag gebruikt worden voor een uitkijkpost.
4.2.6 Accommodaties voor training en scholing ten behoeve van ongemotoriseerde watersport

Voor het bouwen van gebouwen in de vorm van accommodaties voor training en scholing ten behoeve van ongemotoriseerde watersport gelden de volgende regels:

  • a. een training- en scholingaccommodatie dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak is maximaal één training- en scholingaccommodatie toegestaan;
  • c. de oppervlakte van een training- en scholingaccommodatie bedraagt maximaal 100 m²;
  • d. de achtergevel van een training- en scholingaccommodatie is gelegen op een afstand van maximaal 5 m van de naar de duinvoet gekeerde bouwgrens;
  • e. de maximale bouwhoogte van een training- en scholingaccommodatie bedraagt 5,5 m;
  • f. er zijn geen kelders en souterrains toegestaan.
4.2.7 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van strandhoreca, verblijfsrecreatie, strand- en/of watersportverenigingen, training en scholing ten behoeve van ongemotoriseerde watersport en reddingsposten dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van het beheer van het strand en de duinen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a zijn duurzaam in de grond verankerde afvalbakken ook toegestaan buiten het bouwvlak;
  • d. per horecabedrijf gelden de volgende maximum aantallen:
    • 1. maximaal 5 vlaggenmasten;
    • 2. maximaal 12 lichtmasten, met dien verstande dat het aantal zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan als maximum geldt indien er op dat moment meer lichtmasten aanwezig zijn;
  • e. voor buitendouches bij een strandhorecabedrijf geldt dat deze niet van wanden mogen worden voorzien;
  • f. per strandhuisje zijn hekwerken, picknicktafels en duurzaam in de grond verankerde parasols toegestaan, uitsluitend in een zone van 5 m vanaf de voorgevel van het strandhuisje waarbij voor hekwerken geldt dat deze binnen de zone van 5 m alleen zijn toegestaan in het verlengde van de op het noorden gerichte zijgevel van een strandhuisje;
  • g. bij strandhuisjes zijn geen vlonders, overkappingen en vergelijkbare constructies toegestaan, tenzij deze constructies onderdeel uitmaken van het gebouw en de gebouwoppervlakte als bedoeld in sublid 4.2.3 onder b;
  • h. de maximum bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde bedraagt:
    • 1. 2 m voor terrasafscheidingen;
    • 2. 10 m voor vlaggenmasten;
    • 3. 4 m voor speel- of sporttoestellen;
    • 4. 3,5 m voor duurzaam in de grond verankerde parasols ter plaatse van terrassen van strandpaviljoens;
    • 5. de bouwhoogte van het strandpaviljoen voor verlichtingsmasten en reclame-uitingen;
    • 6. 3 m voor buitendouches;
    • 7. 2 m voor duurzaam in de grond verankerde parasols bij strandhuisjes;
    • 8. 1 m voor hekwerken bij strandhuisjes;
    • 9. 1,2 m voor hekwerken ten behoeve van het beheer van het strand en de duinen;
    • 10. 1 m voor overige bouwwerken geen gebouw zijnde.
  • i. bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van strandhoreca en/of verblijfsrecreatie dienen te voldoen aan de regels voor aaneengesloten open ruimte als bedoeld in sublid 4.2.8.
4.2.8 Aaneengesloten open ruimte

Bij een strandvak als bedoeld in sublid 4.3.1 gelden de volgende regels indien het strandvak wordt gebruikt ten behoeve van strandhoreca en/of verblijfsrecreatie:

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strandvakken

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - strandvak' geldt het volgende:

4.3.2 Terrassen

Voor verharde en onverharde terrassen bij strandhoreca en bij ondergeschikte horeca van strand- en watersportaccommodaties geldt het volgende:

  • a. een verhard dan wel onverhard terras is uitsluitend toegestaan binnen een strandvak als bedoeld in sublid 4.3.1, met dien verstande dat een terras alleen mag worden gebruikt indien binnen het betreffende strandvak ook een strandpaviljoen of strand- en watersportaccommodatie aanwezig is of wordt gebouwd en het betreffende strandpaviljoen of de betreffende strand- en watersportaccommodatie gedurende het badseizoen in stand wordt gehouden;
  • b. voor verharde en onverharde terrassen bij strandhoreca geldt een maximum oppervlakte van 1.250 m², met dien verstande dat:
    • 1. de bebouwde oppervlakte van het strandpaviljoen en bouwwerken geen gebouwen zijnde in mindering dient te worden gebracht op het maximum oppervlakte voor verharde en onverharde terrassen;
    • 2. de oppervlakte voor verharde terrassen in een strandvak niet meer mag bedragen dan 1.000 m², minus de bebouwde oppervlakte van het strandpaviljoen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • c. verharde en onverharde terrassen bij ondergeschikte horeca van strand- en watersportaccommodaties zijn toegestaan, met dien verstande dat het oppervlak van een terras meetelt in de maximum vloeroppervlakte als bedoeld in lid 1.54 onder c;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c is een groter terras toegestaan indien de bestaande oppervlakte van het terras groter is dan zoals is bepaald onder c, met dien verstande dat de oppervlakte van het terras niet verder mag worden vergroot.
4.3.3 Evenementen

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - strandplein' zijn maximaal drie meerdaagse muziekevenementen per jaar toegestaan met dien verstande dat:

  • a. voor de meerdaagse muziekevenementen een totaal maximum aantal van 15 dagen per jaar geldt, exclusief op- en afbouw;
  • b. per dag een totaal maximum aantal van 6.000 bezoekers geldt.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder sublid 4.1 ten behoeve van het toestaan van strandhoreca en/of strand- en/of watersportverenigingen gedurende de winterperiode met dien verstande dat:

  • a. de minimale hoogte van de onderkant van het vloerpeil op NAP + 4,5 m ligt;
  • b. de maximale hoogte van de onderkant van het vloerpeil op NAP + 6 m ligt;
  • c. vooraf advies is ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Rijnland en Rijkswaterstaat;
  • d. de gemeente binnen het kader van een omgevingsvergunning aan de provincie van Zuid-Holland indien nodig om een ontheffing vraagt van de provinciale Omgevingsverordening.
  • e. de gemeente binnen het kader van een omgevingsvergunning aan de provincie van Zuid-Holland indien nodig om een ontheffing vraagt op grond van de Wet natuurbescherming;
  • f. de ruimte tussen jaarrondbebouwing en de duinvoet ter hoogte of ter plaatse van Natura 2000-gebieden vrij moet zijn van obstakels die verstuiving tegen kunnen gaan.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
4.5.1 Bouw- en aanduidingsvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de bouwvlakken en aanduidingsvlakken binnen deze bestemming kunnen worden verplaatst, met dien verstande dat:

  • a. het te verplaatsen bouwvlak en/of aanduidingsvlak in ieder geval niet groter mag worden;
  • b. een verplaatsing van het betreffende bouwvlak en/of aanduidingsvlak alleen is toegestaan indien de duinvoet richting zee is verschoven ten opzichte van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • c. burgemeester en wethouders advies inwinnen bij het Hoogheemraadschap van Rijnland en Rijkswaterstaat alvorens zij een besluit nemen ten aanzien van de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid.

Artikel 5 Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, overeenkomstig de planregels die gelden voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, indien:

  • a. er sprake is van:
    • 1. bouwwerken ter vervanging of vernieuwing van bestaande bouwwerken, waarbij alleen de bestaande fundering wordt benut, of
    • 2. het oprichten of uitbreiden van bouwwerken waarbij het te bebouwen oppervlakte van de bouwwerken maximaal 100 m² bedraagt, of
    • 3. het oprichten of uitbreiden van bouwwerken, zonder dat er grondwerkzaamheden dieper dan NAP + 5 m moeten worden uitgevoerd, of
  • b. op basis van bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek van het bevoegd gezag blijkt dat de in lid 5.1 omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, of
  • c. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, of
  • d. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of
  • e. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord, maar de volgende voorwaarden in acht genomen worden:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, en/ of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen, en/ of
    • 3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een archeologisch deskundige met opgravingsbevoegdheid.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Verbod

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend: afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen, verleggen of dempen van sloten en andere waterlopen en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • c. het verlagen van het waterpeil;
  • d. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 m;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen.
5.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in sublid .5.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden indien:

  • a. op basis van bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek van het bevoegd gezag blijkt dat de in lid 5.1 omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, of
  • b. het werkzaamheden in de bodem betreffen tot een diepte van NAP + 5 m of het gebied van de werken een omvang heeft die kleiner is dan 100 m², of
  • c. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de bestaande verstoringsdiepte, of
  • d. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of
  • e. de werken en werkzaamheden op een inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht, of
  • f. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de vaststelling van dit bestemmingsplan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of een ontgrondingsvergunning.
5.3.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 5.3.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen of
    • 3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een archeologische deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

Artikel 6 Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 4

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, overeenkomstig de planregels die gelden voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, indien:

  • a. er sprake is van:
    • 1. bouwwerken ter vervanging of vernieuwing van bestaande bouwwerken, waarbij alleen de bestaande fundering wordt benut, of
    • 2. het oprichten of uitbreiden van bouwwerken waarbij het te bebouwen oppervlakte van de bouwwerken maximaal 250 m² bedraagt, of
    • 3. het oprichten of uitbreiden van bouwwerken, zonder dat er grondwerkzaamheden dieper dan NAP +,5 m moeten worden uitgevoerd, of
  • b. op basis van bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek van het bevoegd gezag blijkt dat de in lid 6.1 omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, of
  • c. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, of
  • d. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of
  • e. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord, maar de volgende voorwaarden in acht genomen worden:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, en/ of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen, en/ of
    • 3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een archeologisch deskundige met opgravingsbevoegdheid.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Verbod

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend: afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen, verleggen of dempen van sloten en andere waterlopen en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • c. het verlagen van het waterpeil;
  • d. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 m;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen.
6.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in sublid 33.3.1.is niet van toepassing op werken en werkzaamheden indien:

  • a. op basis van bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek van het bevoegd gezag blijkt dat de in lid 33.1 omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, of
  • b. het werkzaamheden in de bodem betreffen tot een diepte van NAP +5 m of het gebied van de werken een omvang heeft die kleiner is dan 250 m², of
  • c. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de bestaande verstoringsdiepte, of
  • d. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of
  • e. de werken en werkzaamheden op een inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht, of
  • f. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de vaststelling van dit bestemmingsplan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of een ontgrondingsvergunning.
6.3.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 33.3.1. wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen of
    • 3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een archeologische deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

Artikel 7 Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 10

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 10' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, overeenkomstig de planregels die gelden voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, indien:

  • a. er sprake is van:
    • 1. bouwwerken ter vervanging of vernieuwing van bestaande bouwwerken, waarbij alleen de bestaande fundering wordt benut, of
    • 2. het oprichten of uitbreiden van bouwwerken waarbij het te bebouwen oppervlakte van de bouwwerken een omvang heeft die kleiner is dan 250 m² , of
    • 3. het oprichten of uitbreiden van bouwwerken, zonder dat er grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder maaiveld moeten worden uitgevoerd, of
  • b. op basis van bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek van het bevoegd gezag blijkt dat de in lid 7.1 omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, of
  • c. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, of
  • d. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of
  • e. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord, maar de volgende voorwaarden in acht genomen worden:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, en/ of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen, en/ of
    • 3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een archeologisch deskundige met opgravingsbevoegdheid.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Verbod

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend: afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen, verleggen of dempen van sloten en andere waterlopen en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • c. het verlagen van het waterpeil;
  • d. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 m;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • i. het uittrekken en/of slopen van ondergrondse bouwwerken.
7.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in sublid 7.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden indien:

  • a. op basis van bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek van het bevoegd gezag blijkt dat de in lid 7.1 omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, of
  • b. het werkzaamheden in de bodem betreffen tot een diepte van 0,3 m onder maaiveld of het gebied van de werken een omvang heeft die kleiner is dan 250 m², of
  • c. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de bestaande verstoringsdiepte, of
  • d. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of
  • e. de werken en werkzaamheden op een inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht, of
  • f. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de vaststelling van dit bestemmingsplan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of een ontgrondingsvergunning.
7.3.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 7.3.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een rapport dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen of
    • 3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een archeologische deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

Artikel 8 Waarde - Cultuurhistorie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende stedenbouwkundige structuur en ruimtelijke kwaliteit van het plangebied.

8.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.2.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het college van het bevoegd gezag de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 m;
  • b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • c. het verlagen van het waterpeil;
  • d. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • e. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • f. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • g. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • h. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
8.2.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in sublid 8.2.1 is niet van toepassing indien:

  • a. op basis van monumenten onderzoek is aangetoond dat de cultuur historische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • b. de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • c. de werken en werkzaamheden al in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
8.2.3 Toetsingscriterium

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend indien:

  • a. deze noodzakelijk is voor het in de andere daar voorkomende bestemmingen toegestane gebruik van de grond of;
  • b. door de aanlegwerkzaamheden geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarde van het aangewezen gebied plaatsvindt.
8.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
8.3.1 Verbod

Het is verboden op of in deze gronden als bedoeld in lid 8.1 zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

8.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in sublid 8.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. mogen worden uitgevoerd krachtens een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
8.3.3 Toetsingscriterium

Een vergunning als bedoeld in sublid 8.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien het bouwplan voor nieuwbouw of de afwezigheid daarvan onevenredige afbreuk doet aan de in lid 8.1 genoemde cultuurhistorische waarden.
Alvorens te beslissen op een aanvraag voor het slopen wint het college van burgemeester en wethouders advies in bij de monumentencommissie (genaamd "erfgoedcommissie").

Artikel 9 Waarde - Natuur - Natuurnetwerk Nederland

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Natuur - Natuurnetwerk Nederland' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid  9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 4 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken;
  • d. het belang van Natuurnetwerk Nederland wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
  • e. alvorens te beslissen omtrent een vergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de beheerder van het Natuurnetwerk Nederland.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 9.2, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. het belang van Natuurnetwerk Nederland wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
  • c. alvorens te beslissen omtrent een vergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de beheerder van het Natuurnetwerk Nederland.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het college van het bevoegd gezag de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 m;
  • b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • c. het verlagen van het waterpeil;
  • d. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • e. het uitvoeren van heiwerken;
  • f. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • g. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen.
9.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in sublid 9.4.1 is niet van toepassing indien:

  • a. op basis van onderzoek is aangetoond dat de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • b. de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van het onderhoud aan het zandbanket;
  • c. de werken en werkzaamheden al in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
9.4.3 Toetsingscriterium

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend indien:

  • a. deze noodzakelijk is voor het in de andere daar voorkomende bestemmingen toegestane gebruik van de grond of;
  • b. door de aanlegwerkzaamheden geen onevenredige aantasting van de de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland plaatsvindt.

Artikel 10 Waterstaat - Waterkering

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de aanleg, het behoud en het herstel van de zeewering. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid  10.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 4 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • d. het belang van de waterstaatkundige functie wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
  • e. alvorens te beslissen omtrent een vergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij het Hoogheemraadschap van Rijnland.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 10.2, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. het belang van de waterstaatkundige functie wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
  • c. alvorens te beslissen omtrent een vergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij het Hoogheemraadschap van Rijnland.

Artikel 11 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de aanleg, het behoud en het herstel van de waterstaat. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid  11.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 4 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • d. het belang van de waterstaatkundige functie wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
  • e. alvorens te beslissen omtrent een vergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij het Hoogheemraadschap van Rijnland.
11.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 11.2, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. het belang van de waterstaatkundige functie wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
  • c. alvorens te beslissen omtrent een vergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij Rijkswaterstaat.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 Overschrijding bouwgrenzen

Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt.

13.2 Dakhelling

Van een gebouw waarvoor de maximale goothoogte is bepaald, mag, voor zover op de verbeelding niet anders is aangegeven, geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die de betreffende gevel snijden ter hoogte van de maximale hoogte en terugvallen onder hoeken van 45° met de horizon, met dien verstande dat tussen de toegestane denkbeeldige dakvlakken met een helling van 45° en de daaruit voortvloeiende maximale hoogte, ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer of minder dan 45° en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder begrepen topgevels, zijn toegestaan.

Deze bepaling is niet van toepassing op ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen en goten.

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

14.1 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
14.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied ' zijn de gronden bestemd voor het grondwater voor waterwinning.

14.1.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied ' mogen, in afwijking van de aldaar voorkomende bestemming, uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de waterwinning worden gebouwd met een maximale hoogte van 2 m.

14.1.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het in sublid 14.1.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de daar voorkomende bestemming(en), indien daardoor geen negatief effect optreedt op de kwaliteit van het grondwater, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de waterwinning en ter zake vooraf advies van het waterbedrijf is ingewonnen.

14.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend: afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen, verleggen of dempen van sloten en andere waterlopen en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • c. het verlagen van het waterpeil;
  • d. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 m;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen.
14.1.5 Verlening omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van het waterbedrijf.

14.1.6 Strijdig gebruik

Als strijdig gebruik geldt het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied ' voor teelten die mest en bestrijdingsmiddelen gebruiken of op een andere wijze die leidt tot verslechtering van de kwaliteit van het grondwater, met dien verstande dat bestaand gebruik mag worden voortgezet. Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

15.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bouwgrenzen of bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 5 m bedragen en-/of het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 16 Overige regels

16.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

16.2 Voldoende parkeergelegenheid

Indien de omvang en/of de functie van een bouwwerk daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's en fietsen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op of onder dat bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat bouwwerk behoort. Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of aan deze regel is voldaan. Bij de vraag of is voldaan aan deze regel hanteert het bevoegd gezag het “Parkeernormenbeleid Gemeente Katwijk”, met dien verstande dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd rekening wordt gehouden met die wijziging.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- danwel een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. het onder a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
17.3 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Partiële herziening bestemmingsplan Kustwerk Katwijk.