Plan: | Verlengde Westerbaan |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0537.bpKATVerlWestbaan-va01 |
Al geruime tijd is de gemeente bezig met het invulling geven aan de wens om de Westerbaan met de Boslaan te verbinden, zodat een volwaardige derde ontsluitingsweg voor Katwijk aan Zee ontstaat. In deze paragraaf wordt daarop een toelichting gegeven.
Volwaardige 3e ontsluiting van Katwijk gewenst, maar niet mogelijk op basis wetgeving
Het is al lange tijd de wens om de Westerbaan met de Boslaan (hetzij via de Meeuwenlaan, hetzij via de Koningin Julianalaan) te verbinden zodat een volwaardige derde ontsluitingsweg (d.w.z. 50 km/uur weg) voor Katwijk aan Zee ontstaat. Deze verbinding gaat echter langs het Natura 2000-gebied Meijendel & Berkheide.
Mede als gevolg van diverse beroepszaken bij de Raad van State, is deze verbinding nog niet tot stand gekomen. Daarnaast is realisatie van de nieuwe verbinding vanwege de inwerkingtreding van de PAS-regeling (Programmatische Aanpak Stikstof) voorlopig niet mogelijk. Deze nieuwe verbinding zorgt voor een toename van stikstofdepositie die hoger is dan de 3 mol/ha/jr die de provincie Zuid-Holland maximaal accepteert ten behoeve van vergunningverlening voor dergelijke projecten.
Momenteel tijdelijk gebruik van deel Cantineweg
Op dit moment voorziet een deel van de Cantineweg (waar een snelheid geldt van 30 km/uur) in een tijdelijke gebiedsontsluitende wegverbinding voor doorgaand autoverkeer tussen de Westerbaan en de Koningin Julianalaan. Het betreffende deel van de Cantineweg kan op basis van een omgevingsvergunning tot 2026 als ontsluitingsweg worden gebruikt. De gewenste 50 km/uur oplossing is op basis van de huidige wet- en regelgeving (waaronder de PAS) vooralsnog niet mogelijk.
Ontwerp definitieve wegverbinding in afstemming met belanghebbenden tot stand gekomen
Vanwege de tijdelijkheid van het gebruik van de Cantineweg is in overleg met alle belanghebbenden een ontwerp uitgewerkt voor een nieuwe definitieve wegverbinding (30 km/uur) tussen de Westerbaan en de Boslaan. Daarmee kan het tijdelijk gebruik van de Cantineweg worden opgeheven, ruim voor het verstrijken van de einddatum waarop het tijdelijk toegestane gebruik dient te worden beëindigd. Omdat de nieuwe verbinding niet past binnen de vigerende bestemmingsplannen wordt de nieuwe verbinding mogelijk gemaakt in een nieuw bestemmingsplan. Voorliggend bestemmingsplan genaamd 'Verlengde Westerbaan' voorziet hierin. Over het uitgewerkte tracé bestaat heeft overleg plaatsgevonden met belanghebbenden waaronder omwonenden, natuurorganisaties, Veilig Verkeer Nederland en de Fietsersbond, alsmede de nabijgelegen basisschool en is overeenstemming bereikt met de diverse organisaties.
Ontwerp sluit 50 km/h-verbinding niet uit
Het beoogde ontwerp is zodanig vormgegeven dat de nieuwe wegverbinding zonder grote aanpassingen getransformeerd kan worden naar een 50 km/h-regime, hetgeen gewenst is voor een volwaardige 3e ontsluitingsweg voor Katwijk aan Zee. Eventueel kan daarop ook een verbinding naar de Meeuwenlaan worden aangesloten. Hiertoe kan echter pas worden overgegaan op het moment dat zich nieuwe ontwikkelingen (in wetgeving of maatregelen) voordoen. Zoals vermeld wordt deze mogelijkheid momenteel door de PAS afgesneden. Om te borgen dat de maximaal toegestane snelheid op de Verlengde Westerbaan 30 km/h bedraagt zal voor vaststelling van het bestemmingsplan een verkeersbesluit worden genomen waarin dit wordt vastgelegd.
Huidige Cantineweg buiten gebruik bij realisatie van nieuwe wegverbinding
De huidige Cantineweg zal bij ingebruikname van de Verlengde Westerbaan buiten gebruik worden gesteld voor doorgaand verkeer en alleen nog functioneren als fietsverbinding en als erftoegangsweg ter ontsluiting van het gebouw van de scouting en de naastgelegen parkeerplaatsen (circa 26 stuks).
Groenplan en verplaatsing speeltuin
Onderdeel van het uitgewerkte tracé is ook een (groen)inrichtingsplan (zie bijlage 4) voor het directe gebied rondom het tracé. De huidig aanwezige speeltuin heeft een bovenlokale functie en komt niet terug in het plangebied. Daarvoor is een locatie in beeld binnen het gebied Duinvallei.
Het plangebied van de Cantineweg is gelegen aan de zuidkant van Katwijk aan Zee. Het plangebied betreft de Cantineweg vanaf de kruising met de Zilverschoon/Koningin Julianalaan tot de aansluiting met de Westerbaan. De ligging van het plangebied is in onderstaande figuur 1.1 weergegeven.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
Ter plaatse van het plangebied vigeren momenteel de volgende bestemmingsplannen:
Figuur 1.2 Uitsnede vigerende bestemmingsplannen en daarop aangegeven de ligging van het plangebied
De ontwikkeling past niet (geheel) binnen de vigerende bestemmingsplannen. Om de ontwikkeling mogelijk te maken wordt daarom voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
In deze paragraaf wordt de voorgenomen ontwikkeling beschreven. Daarbij worden ook een aantal aspecten benoemd die mede bepalend zijn geweest voor de ontwerpkeuzes. De klankbordgroep waarin belanghebbenden zitting hadden is daarin mede bepalend geweest.
Nieuwe wegverbinding tussen Westerbaan en Koningin Julianalaan
In plaats van de Cantineweg, die direct naast het Natura 2000-gebied Meijendel & Berkheide ligt, wordt een nieuwe vervangende 30 km/h-weg aangelegd, die de rotonde van de Westerbaan met de Parnassia Noord in een directe lijn verbindt met de Koningin Julianalaan. De vervangende wegverbinding, Verlengde Westerbaan geheten, ligt circa 30 m ten oosten van de huidige Cantineweg. De aansluiting van de Verlengde Westerbaan op de Koningin Julianalaan zal worden vormgegeven als rotonde. Op deze rotonde zal ook de Zilverschoon aansluiten. Daarmee komt de aansluiting van de Zilverschoon op de Koningin Julianalaan ten opzichte van de huidige situatie meer naar het zuidwesten te liggen, op de locatie van de huidige speeltuin.
Fietsverkeer is op de nieuwe wegverbinding niet toegestaan, net als op de Westerbaan. Dat geldt zowel voor het nieuwe wegvak tussen de Parnassia en Zilverschoon als voor de rotonde, als het deel van de Koningin Julianalaan tussen de rotonde en de Gravin van Burenlaan als ook het deel van de Zilverschoon tussen de rotonde en het kortsluitende vrijliggende fietspad dat tussen de Zilverschoon en de Gravin van Burenlaan.
In figuur 1.3 is ter illustratie het ontwerp van de voorgenomen ontwikkeling weergegeven (zie ook bijlage 6).
Wegontwerp maakt een toekomstige 50 km/h-verbinding niet onmogelijk
Het tracé is dusdanig gekozen dat eventueel de uiteindelijk gewenste volwaardige 50 km/h-verbinding tussen de Westerbaan en de Boslaan mogelijk is, hetzij via de Koningin Julianalaan, hetzij via de Meeuwenlaan. Daartoe wordt onder meer de wegfundering afgestemd op een iets breder wegprofiel, zodat de weg bij ombouw naar een 50 km/h-regime zo nodig kan worden verbreed. Daarnaast is de situering van de rotonde dusdanig dat eventueel ooit een verbinding vanaf de Meeuwenlaan hierop kan aansluiten.
Figuur 1.3 Voorgenomen ontwikkeling (zie ook bijlage 6)
Huidige Cantineweg
Onderdeel van hetzelfde project is dat de huidige Cantineweg bij ingebruikname van de Verlengde Westerbaan buiten gebruik wordt gesteld voor doorgaand verkeer en alleen nog functioneert als fietsverbinding en als erftoegangsweg voor de ontsluiting van het gebouw van de scouting en de naastgelegen parkeerplaatsen (circa 26 stuks).
Deze erftoegangsweg sluit net ten zuiden van het scoutinggebouw als uitrit aan op de nieuwe wegverbinding. Het deel van de Cantineweg tussen de parkeerplaatsen bij de scouting en de Koningin Julianalaan is straks niet langer door autoverkeer in gebruik. Hiervan maakt alleen langzaam verkeer gebruik.
Rotonde
De wegverbinding krijgt een 30 km/h-regime. In dat geval is het toepassen van kruispunten met gelijkwaardige voorrang, geaccentueerd door kruispuntplateaus gebruikelijk. In dit geval is in overleg met de klankbord groep omwille van verkeersveiligheid gekozen voor een oplossing met een rotonde daar een rotonde een betere snelheidsremmende werking kent. Om het 30 km/h-regime te benadrukken worden op de aansluitende wegvakken geen middengeleiders toegepast. Dat is ook mogelijk omdat de rotonde niet van (vrijliggende) fietspaden is voorzien. Over de exacte ligging van de rotonde is met de klankbordgroep afgestemd. De rotonde heeft een ligging gekregen die zo min mogelijk hinder oplevert voor alle omwonenden. Voor de aanleg van de rotonde wordt de duinpan waarin de speeltuin ligt opgevuld. Dat is niet alleen nodig voor een veilig wegontwerp en goede afwatering, maar ook om te voorkomen dat de koplampen van het verkeer dat vanaf de rotonde naar de Koningin Julianalaan rijdt hinder veroorzaakt voor de appartementen in de Nachtegaalflat.
Aansluiting Gravin van Burenlaan
De aansluiting van de Gravin van Burenlaan op de Koningin Julianalaan wordt verbeterd. Er is nu sprake van een verschoven aansluiting. Daardoor laat de bereikbaarheid van de vijf woningen aan de Gravin van Burenlaan te wensen over, met name op de momenten dat de Kiss&Ride-strook van basisschool De Duinroos in gebruik is. Door de aansluiting circa 10 m te verleggen zodat de aansluiting direct ter hoogte van de Gravin van Burenlaan ligt, wordt de bereikbaarheid verbeterd en ontstaat een overzichtelijke verkeerssituatie. De aansluiting wordt vormgegeven als plateau waarop gelijkwaardige voorrang van toepassing is. Ook het fietspad van/naar de Cantineweg wordt op dit plateau aangesloten. Zo vinden alle verkeersbewegingen geconcentreerd op één punt plaats. Dat verbetert de overzichtelijkheid van de verkeerssituatie en vergroot de verkeersveiligheid.
Voorzieningen voor langzaam verkeer
Een veilige fietsverbinding voor de basisschoolleerlingen tussen basisschool De Duinroos en de wijk Zanderij wordt verzorgd door een verbindend in twee richtingen bereden vrijliggend fietspad dat de Zilverschoon met de parallelweg van de Koningin Julianalaan verbindt. Een alternatieve verbinding via de Gravin van Burenlaan naar de Parnassia is eveneens onderzocht, maar deze is afgevallen vanwege de aanwezige helling met onderaan de sloot alsook een onoverzichtelijke aansluiting op de Parnassia.
Ter plaatse van de Gravin van Burenlaan kan het fietsverkeer oversteken naar de Cantineweg. Daar ligt een kruispuntplateau dat voor verhoging van de attentiewaarde zorgdraagt.
De Cantineweg en de Koningin Julianalaan maken beiden onderdeel van het hoofdfietsnetwerk uit. Een nieuw vrijliggend in twee richtingen bereden fietspad dat (deels) parallel ten westen van de nieuwe wegverbinding ligt, voorziet in een nieuwe kortsluitende fietsverbinding waardoor een omweg via de Cantineweg komt te vervallen. De route via de Cantineweg is nog wel beschikbaar voor fietsverkeer van/naar de scouting.
De mogelijkheid om de Cantineweg via het voetpad tussen de Nachtegaalflat en de Kievitlaan met de Willem de Zwijgerlaan te verbinden is ook onderzocht. De ruimte tussen de flat en de naastgelegen woning is echter te krap om in een veilige fietsverbinding te kunnen voorzien. Daarnaast is onzeker of de oversteek over de Zeeweg tussen de Willem de Zwijgerlaan en het Miereweidepad in de toekomst vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid gehandhaafd kan blijven als het Hoogwaardig Openbaar Vervoer een route over de Zeeweg krijgt. De mogelijkheid van een route via de Willem de Zwijgerlaan is om beide redenen verlaten.
Afgezien is van fietsoversteken bij de rotonde. Deze zijn niet nodig. Het fietsverkeer tussen Koningin Julianalaan en Zilverschoon wordt bediend door het beschreven nieuwe verbindende vrijliggende fietspad tussen beide wegen. Het fietsverkeer tussen de Koningin Julianalaan en de Cantineweg wordt bediend door het nieuwe verbindende fietspad dat parallel langs de nieuwe verbinding loopt en dat de vervanging vormt voor het stukje van de Cantineweg dat voor de scouting langs loopt.
De omvang van fietsverkeer tussen de Zilverschoon en de Cantineweg is ter plaatse marginaal. Eventueel kan dit verkeer ter hoogte van de Gravin van Burenlaan oversteken. In de praktijk zal dit fietsverkeer echter gebruik maken van een kortere route die meer zuidelijk is gelegen en via de fietsbrug voert die het Walstropad met de Cantineweg verbindt.
Speeltuin
De huidige speeltuin betreft een bovenwijkse voorziening en kan niet in zijn huidige omvang worden ingepast in het plangebied. Het ontwerp laat zelfs geen of zeer beperkt ruimte over voor inpassing van een speeltuin.
In afstemming met de klankbordgroep is daarom besloten voor de speeltuin een andere locatie te zoeken. Plannen voor verplaatsing van de speeltuin naar Duinvallei krijgen steeds vaster vorm.
Milieu-eiland
Langs het deel van de Zilverschoon dat verlegd gaat worden ligt nu een milieu-eiland voor scheiding van afval (o.a. papier en glas). Dit milieu-eiland wordt verplaatst naar de Koningin Julianalaan en krijgt een plek voor basisschool De Duinroos in de berm tussen parallelweg en de hoofdrijbaan. Hierover is overeenstemming met de omwonenden en met de basisschool.
Water
De totale verharding in het gebied neemt met circa 1.870 m2 toe. In dat kader wordt binnen het plangebied circa 281 m2 nieuw oppervlaktewater gerealiseerd door uitbreiding van de sloot achter de Gravin van Burenlaan. Daarmee wordt voor 15% (verplicht) van de toename aan verharding in wateroppervlak gecompenseerd. In paragraaf 3.8 wordt nader op het aspect water ingegaan.
Groenplan en voorzieningen voor natuur
Bij de verdere technische uitwerking wordt Stichting Duinbehoud betrokken in het kader van advies over verbetering van de beplanting en het in ere herstellen van de huidige steilwand. Zie ook bijlagen 7 en 8 voor het opgestelde groenplan.
Ten behoeve van amfibieën ligt net ten zuiden van het scoutinggebouw onder de Cantineweg een faunatunnel. Deze tunnel verliest toekomstig zijn functie. Daarom is voorzien in een nieuwe faunatunnel. Deze ligt onder het deel dat nu nog als tijdelijke weg in geblokte klinkerbestrating is uitgevoerd en de rotonde van de Westerbaan met de Parnassia verbindt met de Cantineweg. Aan weerszijden begeleiden schermen de amfibieën naar deze faunatunnel. Langs de watergang ten oosten van de Zilverschoon wordt extra water toegevoegd ten behoeve van watercompensatie. De oevers van deze toevoeging kunnen door toepassing van een flauwe helling (1:5) en een gunstige ligging op de zon als 'zonnehelling' voor amfibieën functioneren. De watergangen aan weerszijden van de Zilverschoon zijn onderling verbonden via een bestaande duiker.
Zie de figuur in bijlage 7.
Ruiterpad
In de huidige situatie is er een informeel ruiterpad. Dit pad ligt aan de oostzijde van de Westerbaan. Ten noorden van de rotonde van de Westerbaan met de Parnassia (Noord) vervolgt dit ruiterpad in de oostelijke berm van de tijdelijke met klinkers in blokpatroon bestrate weg die genoemde rotonde met de Cantineweg verbindt. De ruiters vervolgen dan via de Cantineweg in noordelijke richting hun weg om vervolgens het zandpad in te gaan dat langs de achtertuinen van de woningen langs de Kievitlaan richting Laan van Nieuw Zuid loopt.
In de toekomstige situatie is het niet wenselijk de ruiters over de Verlengde Westerbaan te laten lopen. In overleg met de ruitervereniging wordt bezien of het mogelijk is de ruiterroute ten zuiden van de rotonde van de Westerbaan met Parnassia (Noord) naar de westzijde van de Westerbaan te laten oversteken en daar te voorzien in een nieuwe ruiterverbinding die daar aansluit op de Cantineweg.
De toelichting van het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:
In onderstaande subparagrafen wordt uiteengezet in hoeverre de aanwijzing van de Cantineweg als hoofdontsluitingsweg aansluit bij de geldende beleidsstukken rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau.
Op rijksniveau zijn op ruimtelijk gebied de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) de meest bepalende beleidsdocumenten. Zo schetst het kabinet in de SVIR hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Maar het Rijk wil zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten gaan zitten om dit streefbeeld te halen. Het uitgangspunt is dat provincies, regio's en gemeenten beter op de hoogte zijn van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Door provincies en gemeenten de ruimte te geven, kan het Rijk zich richten op het behartigen van ruimtelijke belangen die van nationale en internationale betekenis zijn.
Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro 3.1.6 sub 2)
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stedelijk gebied geldt dat de behoefte in de relevante regio moet worden beschreven. Voor stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet daarnaast worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd kunnen worden.
Toetsing
De verlenging van de Westerbaan wordt niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling. De ontwikkeling past daarmee binnen het Rijksbeleid.
Provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit (2014)
De structuurvisie 'Visie Ruimte en Mobiliteit' (hierna 'de Visie') speelt meer in op de structurele veranderingen in de samenleving, de economie en het milieu, waarvan de uitkomsten nog onzeker zijn. Daarom is er sprake van een combinatie van zowel flexibiliteit als duidelijkheid in de vorm van randvoorwaarden en kaders. De Visie is in 2014 opgesteld vanuit de gedachte dat regels en kaders van de overheid nodig blijven, maar niet nodeloos mogen knellen. Op 14 december 2016 is de Actualisering 2016 van de Visie vastgesteld door Provinciale Staten en op 12 januari 2017 in werking getreden. Het beleid voor ruimte en mobiliteit bevat daarom geen eindbeeld, maar wel ambities. Deze zijn verwoord in vier rode draden door het beleid voor ruimte en mobiliteit heen en strategische doelstellingen voor onderdelen.
De vier rode draden zijn:
Toetsing
Het plangebied is aangewezen als bebouwde ruimte, zie figuur 2.1. Ook maakt het plangebied onderdeel uit van het gebied dat is aangewezen als stedelijke agglomeratie. Daarnaast is een deel van het gebied aangewezen als stads- of dorpsrand.
Figuur 2.1 Uitsnede kaart 1 behorend bij de Visie 'Beter benutten bebouwde ruimte'
Binnen de visie staat het beter benutten van bebouwde ruimte centraal. De ontwikkeling past vanwege het optimaliseren van de infrastructuur van Katwijk door het verlengen van de Westerbaan binnen de rode draad 'Beter benutten en opwaarderen van wat er is'.
Beter benutten en opwaarderen van wat er is
Zowel de ruimte als het publieke investeringskapitaal is schaars. Daarnaast is de maatschappelijke en economische vraag naar woon- en werkmilieus veranderd. In dergelijke situaties ligt het voor de hand om niet meteen de toevlucht te nemen tot nieuwe stedelijke uitbreidingen of nieuwe natuur- en recreatiegebieden, als zich in vervolg op bestaande investeringsprogramma's nieuwe opgaven aandienen. Beter is om eerst te kijken naar wat er al is, en of dat beter benut of opgewaardeerd kan worden. |
Aan de stads- en dorpsranden zijn die contrasten het meest uitgesproken. Aan deze randen is nadrukkelijk aandacht nodig voor de doorgaande landschappelijke structuren, de recreatieve verbindingen tussen stad en land en het ontwerp en de inrichting van de stads- en dorpsrand zelf. Met voorliggend plan is aandacht besteed aan de landschappelijke inrichting, zie ook bijlage 4. De ontwikkeling past daarmee binnen de uitgangspunten van de structuurvisie.
Verordening Ruimte (2014)
De Verordening Ruimte Zuid-Holland is vastgesteld in samenhang met de Visie Ruimte en Mobiliteit en het Programma Ruimte. Op 14 december 2016 is de Actualisering 2016 van deze verordening vastgesteld. De visie bevat de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid en het mobiliteitsbeleid van de provincie Zuid-Holland. Het ruimtelijk beleid is uitgewerkt in het Programma Ruimte. De verordening is vastgesteld met het oogmerk van doorwerking van een deel van het ruimtelijk beleid en bevat daarom regels voor bestemmingsplannen en daarmee gelijkgestelde ruimtelijke plannen.
De verordening bevat regels ten aanzien van een aantal belangrijke ruimtelijke onderwerpen, zoals stedelijke ontwikkelingen, kantoren, bedrijventerreinen, glastuinbouw- en bollenteeltgebied, archeologie en provinciale vaarwegen. Daarnaast gelden in de verordening voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen voorwaarden ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit.
Toetsing
De ontwikkeling betreft geen nieuwe stedelijke ontwikkeling. Wel betreft het een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de ruimtelijke kwaliteit. Het plangebied is in de Verordening niet specifiek aangewezen als een bepaalde gebiedsidentiteit, zie ook figuur 2.2. Doordat sprake is van een integraal ontwerp waarbij aandacht is besteed aan het nabijgelegen Natuur Netwerk Nederland (zie ook bijlage 4) is de ontwikkeling passend in de omgeving. Hiermee staat de verordening de uitvoerbaarheid van het plan dan ook niet in de weg.
Figuur 2.2 Uitsnede kaart 7 behorend bij de verordening 'Beschermingscategorieën ruimtelijke kwaliteit'
Meerjarenprogramma provinciale infrastructuur 2009-2023
De provincie zet in op het stimuleren van regionale gebiedsontwikkeling. Hierbij wordt onder meer de verbinding tussen Leiden en Katwijk als belangrijke verbinding genoemd, aangezien de huidige wegenstructuur niet berekend is op de dagelijkse vervoersstromen die deze verbinding ondergaat. Tevens schetst dit Meerjarenprogramma de problematiek die in de oost-westverbinding bestaat. De bereikbaarheid is onder de maat, hetgeen leidt tot overbelasting, onveiligheid en leefbaarheidsproblemen. Door versterking en vernieuwing van de oost-westwegenstructuur en het verbeteren van het regionaal openbaarvervoersnetwerk beoogt de provincie hier een slag in te maken. De verbinding richting de kustzone wordt hiermee vergroot.
Toetsing
Bovenstaande impliceert dat de komende jaren een impuls wordt gegeven aan onder meer de bereikbaarheid van de kustzone van Katwijk. Dit kan leiden tot vergroting van het gebruik van de zuidelijke verbinding waarvan de Cantineweg een onderdeel uitmaakt, zolang de Westerbaan nog niet is gerealiseerd. De realisatie van de Verlengde Westerbaan ziet toe op een betere bereikbaarheid van Katwijk en past daarmee binnen de uitgangspunten van het meerjarenprogramma.
Het Integraal Verkeers- en Vervoersplan Katwijk, 2009
Het Integraal Verkeers- en Vervoersplan Katwijk (IVVP) is op 29 januari 2009 vastgesteld en biedt een samenhangende visie op het verkeer en het vervoer in de gemeente Katwijk. Het IVVP stelt de voorwaarden waarbinnen de gewenste ruimtelijke en economische ontwikkeling van de gemeente wordt gefaciliteerd en biedt oplossingsrichtingen waarmee de negatieve effecten van het verkeer kunnen worden voorkomen.
De acht kernpunten van het IVVP zijn:
De robuuste randwegenstructuur is voor Katwijk van essentieel belang om de dreigende onbalans tussen bereikbaarheid, leefklimaat en economisch klimaat te kunnen voorkomen. Aan de ring wordt een aantal functies toegekend:
De beoogde randwegenstructuur bestaat uit twee ringen, die in elkaar haken, zie figuur 2.3. De hoofdring vormt een robuuste structuur die de verschillende stedelijke gebieden van Katwijk 'aan elkaar rijgt' en verbindt met het rijkswegennet (A44). De tweede ring is de subring. De subring is opgebouwd uit bestaande wegen. Realisatie van de randwegenstructuur heeft tot gevolg dat de lokale wegen in de verschillende kernen aanzienlijk minder verkeer gaan verwerken.
Figuur 2.3 Beoogde randwegenstructuur (Bron IVVP)
Een andere manier om het autoverkeer op de lokale wegen terug te dringen is het verschuiven van de modal split (vervoerswijzekeuze) in het voordeel van het fietsverkeer. De fiets is een milieuvriendelijk voertuig en neemt ook minder ruimte in dan de auto. Voor de fiets is een apart uitvoeringsplan opgesteld, te weten het "Uitvoeringsplan Fiets gemeente Katwijk".
Toetsing
De ontwikkeling draagt bij aan de optimalisatie van de randstructuur en ontsluiting van Katwijk. Daarmee past de ontwikkeling binnen de uitgangspunten van het IVVP.
Brede Structuurvisie Katwijk 2007-2020
Het samenvoegen van de gemeenten Katwijk, Rijnsburg en Valkenburg heeft geresulteerd in een nieuwe structuurvisie, de Brede Structuurvisie Katwijk 2007-2020. Het vormt een nieuw regiedocument, wat de gemeente in staat stelt de aanwezige kansen en kwaliteiten te vertalen in concrete acties. In de Brede Structuurvisie wordt ten aanzien van een aantal aspecten de visie uiteengezet. Middels een zogenaamd mozaïek van ruimtelijke segmenten wordt invulling gegeven aan mogelijkheden voor de aanwezige kansen en kwaliteiten. Er is onder meer aandacht voor wonen, werken en voorzieningen. De Brede Structuurvisie Verdiept is op 15 april 2010 als structuurvisie onder de nieuwe Wro vastgesteld. Hiermee is de BSV grondexploitatie-proof gemaakt. Ook zijn kleine wijzigingen aangebracht als gevolg van voortschrijdend inzicht. Het gaat hierbij om de volgende wijzigingen:
1. Geprojecteerde fietspaden door Natura 2000 zijn van de kaarten verwijderd.
2. Het tracé van de RijnGouwelijn en de Rijnlandroute zijn geactualiseerd.
Daarnaast zijn de fietspaden uit de structuurvisie gehaald, omdat er een grote kans is dat het aanleggen van fietspaden binnen het Natura 2000-gebied niet haalbaar is. De inhoud van de BSV is verder ongewijzigd gebleven. Daarmee is de BSV niet relevant voor voorliggend plan.
De planologisch relevante uitgangspunten in de visie voor verkeer en vervoer luiden als volgt:
Ten behoeve van de structuurvisie is een planMER uitgevoerd, onder andere vanwege de beoogde ontwikkeling van de Westerbaan. In dit document worden verschillende varianten voor de Westerbaan beschreven vanwege de ligging van de baan in een Natura 2000-gebied. Hieruit is gebleken dat er haalbare varianten voorhanden zijn, waarmee in het stadium na dit bestemmingsplan uitvoering kan worden gegeven aan uitgangspunt 1, namelijk het toevoegen van nieuwe verbindingsstukken.
Geluidbeleidsplan (2009)
De gemeente Katwijk heeft op 18 augustus 2009 de nota Geluidbeleid vastgesteld. Daarin zijn ook kaders opgenomen voor het vaststellen van hogere grenswaarden. Ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen, moeten voldoen aan de Wet geluidhinder. In de wet is als uitgangspunt opgenomen dat de geluidsbelasting van een geluidsgevoelig object niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde. Ruimtelijke plannen worden eerst uitvoerig onderzocht op mogelijke maatregelen om het geluidsniveau te beheersen, zodat aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan. Pas na een ongunstig onderzoeksresultaat kan een procedure tot het verlenen van ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden ingezet. De hogere waardeprocedure vereist een zorgvuldige afweging tussen het gevraagde geluidsniveau en een voldoende bescherming van het woonklimaat.
Objectieve criteria om tot een afgewogen ontheffingsbesluit te komen zijn opgenomen in bovengenoemde nota. De geluidsnota biedt een integraal toetsingskader voor plannen en procedures.
Toetsing
Het verlengen van de Westerbaan is in het plan als ontwikkeling benoemd om knelpunten op te lossen. Het verlengen van de Westerbaan betekent een afname van het verkeer op andere wegen. Relevant voor onderhavig plan is dat in deze nota de ambitie is opgenomen om het stiltegebied stil te houden. In de natuurtoets in bijlage 4 wordt hier op ingegaan. Daaruit volgt dat de ontwikkeling inpasbaar is.
Actieplan geluid 2013-2017
In aanvulling op het geluidbeleid is het Actieplan Geluid opgesteld. Daarin wordt aangegeven welke maatregelen in de periode 2013-2017 kunnen worden getroffen om de geluidsbelasting op geluidgevoelige objecten te verminderen. Het verlengen van de Westerbaan is in het Actieplan opgenomen als ontwikkeling die op termijn wordt geconcretiseerd. Reden tot de beoogde verlenging is dat met het ontbreken van de Verlengde Westerbaan er een toenemende verkeersdruk – en daarmee geluidsbelasting – bestaat op andere wegen.
Toetsing
Met voorliggend plan wordt invulling gegeven aan de beoogde verlenging. Het plan is dan ook in lijn met het Actieplan.
Archeologie en cultuurhistorie
Waarom een archeologische verwachtingskaart en beleid in Katwijk?
Volgens de Erfgoedwet is het verplicht om in het kader van de ruimtelijke ontwikkeling aandacht te schenken aan mogelijk aanwezige archeologische waarden. Indien planontwikkelingen bodemverstoringen tot gevolg hebben en daarbij archeologische waarden in het geding kunnen komen is men tegenwoordig verplicht om archeologisch onderzoek te laten verrichten. De kosten voor eventueel verplicht archeologisch onderzoek komen ten laste van de initiatiefnemer voor de verstoringen.
Over het algemeen worden de archeologische verwachtingskaarten van het rijk en de provincie gebruikt om te kijken of er bij de ontwikkeling van een bepaald gebied archeologie te verwachten is. Deze kaarten zijn echter veelal niet precies genoeg en daarom heeft de gemeente Katwijk opdracht gegeven voor de vervaardiging van een eigen meer gedetailleerdere archeologische verwachtingskaart (RAAP Archeologisch Adviesbureau, 2015: Gemeente Katwijk: een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart, Leiden, RAAP-rapport 2852). Gebleken is dat binnen de gemeente Katwijk namelijk een gemiddeld hoge archeologische verwachting bestaat. Om de omgang daarmee in goede banen te leiden is het nodig om over een beleidsinstrument zoals een eigen verwachtingskaart te beschikken. Deze kaart en de aanwezigheid van een eigen gemeentelijk archeologiebeleid maken bovendien dat de gemeente nu zeggenschap heeft over haar eigen bodemarchief. Ze heeft namelijk met dit beleid de garantie afgegeven dat in het kader van de ruimtelijke ontwikkeling archeologische belangen worden meegewogen, dit is sinds kort een landelijk wettelijke plicht. De wijze waarop archeologische belangen worden getoetst, is vastgelegd in een archeologisch protocol, zoals opgenomen in de beleidsnota, en in voorwaarden voor bestemmingsplannen en bouwvergunningen. Het gevolg is wel dat elke inwoner van de gemeente Katwijk in het vervolg met archeologisch onderzoek in aanraking kan komen. Toetsing op de aanwezigheid van archeologische waarden is immers een standaard onderdeel geworden van de vergunningsprocedures.
Indien ontwikkelaars of individuele inwoners van de gemeente Katwijk van plan zijn om een omgevingsvergunning aan te gaan vragen kunnen deze zelf vooraf al bekijken of ze daarbij rekening moeten houden met archeologische verwachtingen en een onderzoeksplicht. De hier volgende termen komen ook terug in het archeologisch protocol en de bestemmingsplanregels.
Archeologische Monumenten
Er bestaan twee soorten archeologische monumenten, 'beschermde monumenten' en 'monumenten'. Het rijk verzorgt de bewaking over de beschermde archeologische monumenten, eigenlijk dus archeologische rijksmonumenten. Net als voor monumentale gebouwen bestaat voor de archeologische rijksmonumenten een vergunningprocedure. Met betrekking tot terreinen die archeologische rijksmonument zijn, moet voor werkzaamheden en activiteiten die bodemverstoringen tot gevolg kunnen hebben een monumentenvergunning worden aangevraagd. De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed verstrekt deze monumentenvergunningen. Het rijk streeft er naar deze rijksmonumenten in te passen in plangebieden door ze vrij van bebouwing te laten en ze anders in te richten, bijvoorbeeld in de vorm van een park.
Archeologische monumenten zijn terreinen waarvan de archeologische waarde al duidelijk is geworden aan de hand van eerder gedaan archeologisch onderzoek. Officieel zijn terreinen met een archeologische monumentenstatus niet beschermd, maar dat wil slechts zeggen dat er geen monumentenvergunning vereist is. De provincie bewaakt deze terreinen door ze uit te roepen als attentiegebied of ze te beschermen binnen de besluitvormingprocedures in het kader van de ruimtelijke ordening. Het liefst ziet de provincie deze terreinen behouden, bijvoorbeeld door te eisen dat in het geval van bebouwing een bouwmethode wordt gebruikt waarbij geen bodemverstoringen plaatsvinden. In sommige gevallen mag een deel van een archeologisch terrein met monumentale status worden opgegraven, maar alleen onder strenge kwaliteitseisen en onderzoeksvoorwaarden.
Waarde - Archeologie (WR - A)
Archeologisch waardevolle gebieden zijn gebieden waarvan de archeologische waarde al bepaald is aan de hand van eerder gedaan archeologisch onderzoek, meestal zijn dit de archeologische monumenten waar de provincie zeggenschap over heeft. Daarnaast zijn de historische dorpskernen van Katwijk, Valkenburg en Rijnsburg archeologisch waardevol gebied. Voor bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen bestaat voor de archeologisch waardevolle gebieden geen vrijstellingsnorm. Indien er sprake is van voorgenomen verstoringen van de bodem is het verplicht vooraf archeologisch onderzoek uit te laten voeren. Pas na overlegging van een rapport van archeologisch onderzoek aan het bevoegd gezag, over het algemeen de gemeente, kan een vergunning worden afgegeven.
Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied (WR - AV)
Archeologische verwachtingsgebieden zijn gebieden waarvan nog geen bepaling van archeologische waarden bestaat. Daar is dus nog niet eerder archeologisch onderzoek verricht. Wel kan op basis van de geologische geschiedenis van deze gebieden een voorspelling worden gedaan over de mate van verwachting op aanwezige archeologische sporen. Deze verwachting is uitgedrukt in lage, middelmatige en hoge archeologische verwachting. In het geval van een lage archeologische verwachting kan geen archeologisch onderzoek voorafgaande aan de afgifte van een vergunning worden verplicht. Ten aanzien van de gebieden met een middelmatige tot hoge archeologische verwachting is dit echter wel het geval. Het soort archeologisch onderzoek kan per gebied verschillen. Deze verschillen hangen samen met de geologische eigenschappen van het gebied en de te verwachten aard van de archeologie. Net als voor gebieden met een lage archeologische verwachting, bestaat voor bodemverstorende activiteiten een bepaalde vrijstelling (zie de archeologische beleidskaart Katwijk 2015). Archeologisch onderzoek is dan geen vereiste, dit ongeacht de mate van archeologische verwachting.
Meldingsplicht bij onverwachte archeologische vondsten
Indien er tijdens graafwerkzaamheden, ongeacht de locatie en de omvang, onverwachte archeologische resten worden aangetroffen, blijft in alle gevallen nog altijd een wettelijke meldingsplicht voor archeologische vondsten bestaan. In het geval het bijzondere vondsten betreft, kan de gemeentelijke archeoloog deze dan namelijk nog laten opgraven met behulp van een noodopgraving of bergen voordat ze worden afgevoerd met het stort.
Wanneer moet ik archeologisch onderzoek laten uitvoeren?
Een verplichting op archeologisch onderzoek geldt voor alle bodemingrepen binnen gebieden die staan beschreven als 'archeologisch waardevol gebied'. Ook geldt de plicht op archeologisch onderzoek binnen alle gebieden met een middelmatige tot hoge archeologische verwachting maar alleen indien de bodemingreep groter is dan daarvoor bepaalde vrijstellingsomvang. Aan de diepte van de bodemingreep zijn eveneens specifieke vrijstellingsnormen verbonden.
Wanneer is archeologisch onderzoek niet verplicht?
Er bestaat geen verplichting op archeologisch onderzoek in gebieden waarvoor een lage archeologische verwachting geldt. Indien er sprake is van een middelmatige of hoge archeologische verwachting en de bodemingreep is kleiner dan 250 m2 vervalt eveneens de plicht op archeologisch onderzoek. Indien aantoonbaar (!) is dat al eerder bodemverstoringen hebben plaatsgevonden die dieper reiken dan de bodemverstoringen die zijn voorgenomen dan is archeologisch onderzoek eveneens niet langer verplicht.
Hierbij moet wel worden opgelet dat ook het onderheien van bouwconstructies onder bodemverstoringen valt. In het geval van heiwerkzaamheden wordt de ondergrond tot op vele meters diepte verstoord en zal dus archeologisch onderzoek plaats moeten vinden indien die plicht bestaat. Ook bij het aanleggen van leidingen en kabels kan de bodem soms tot op grote diepte verstoord worden, ook daar moet rekening mee worden gehouden.
Toetsing
In paragraaf 3.10 wordt nader op het aspect archeologie en de betekenis hiervan voor de beoogde ontwikkeling ingegaan.
Groenbeleidsplan (2009)
Het Groenbeleidsplan Katwijk heeft tot doel het verhogen van de kwaliteit van de leefomgeving nu en in de toekomst. Hierdoor blijft het dorp aantrekkelijk. Het beleidsplan beschrijft de beleidskaders voor de komende 10 tot 15 jaar. Deze beleidskaders vormen een leidraad bij de ontwikkeling van nieuwe gebieden, de herontwikkeling van bestaande gebieden en het beheer en de samenhang van het groen.
Toetsing
Op die visiekaart die onderdeel uitmaakt van het groenbeleidsplan is aangegeven dat ter plaatse van de Westerbaan en verlenging daarvan accenten zijn in de vorm van rotondes, zie ook figuur 2.4. Er is geen sprake van de aanwezigheid van parken dan wel ecologische waarden. Gezien de nabije ligging bij het Natuur Netwerk Nederland is hier echter wel aandacht besteed aan de aanwezige ecologische waarden, zie ook bijlage 4. Hieruit volgt dat de ontwikkeling landschappelijk wordt ingepast en daarmee voldoet aan de uitgangspunten van het groenbeleidsplan.
Figuur 2.4 Uitsnede groenbeleidsplan
Dit bestemmingsplan maakt de aanleg en instandhouding van de Verlengde Westerbaan mogelijk, als ook het buiten gebruikstellen van de Cantineweg als ontsluitingsweg. Onderstaand is nader onderbouwd hoe dit ruimtelijk inpasbaar is.
Toetsingskader
Het gemeentelijke verkeersbeleid is verwoord in het Integrale Verkeers- en Vervoersplan (IVVP) Katwijk 2009. Dit plan stelt de voorwaarden waaronder de gewenste ruimtelijke en economische ontwikkelingen op verkeerskundig gebied worden gefaciliteerd. Het biedt ook oplossingsrichtingen waarmee de negatieve effecten van het verkeer kunnen worden voorkomen.
Eén van de conclusies uit het IVVP is dat een robuuste (rand)wegenstructuur voor Katwijk van essentieel belang is om de dreigende onbalans in bereikbaarheid, leefbaarheid en economisch klimaat te kunnen voorkomen.
Beoordeling
Voor de onderbouwing van de effecten op de natuur is van belang dat 15 maart 2016 een vergunning is afgegeven in het kader van de Natuurbeschermingswet. Deze vergunning kan ook worden benut voor de nieuwe wegverbinding, mede omdat het gebruik van de Cantineweg als doorgaande wegverbinding komt te vervallen. Om deze reden wordt in deze paragraaf over de gebruikte verkeersgegevens zowel ingegaan op de verkeersgegevens die gebruikt zijn ten behoeve van de aanvraag van de vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming als op de verkeersgegevens die in dit bestemmingsplan voor de verschillende andere milieuonderzoeken worden gebruikt.
Verkeersgegevens gebruikt voor vergunning Natuurbeschermingswet van 15 maart 2016
De verkeersgegevens zoals deze ten grondslag liggen aan de vergunning van 15 maart 2016 in het kader van de Natuurbeschermingswet zijn afkomstig uit het Dynamisch verkeersmodel Katwijk 2015 (versie KWK071/Kwa 29-05-2015), dat is vormgegeven met de mesoscopisch verkeersprognosesoftware Streamline en gebaseerd op de Regionale Verkeersmilieukaart Holland Rijnland 3.0 (KWK071) met basisjaar 2010 en prognosejaar 2030.
Tabel 3.1. geeft een overzicht van de verkeersgegevens zoals deze ten grondslag liggen aan de op 15 maart 2016 afgegeven vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet.
Tabel 3.1. Verkeersintensiteiten vergunde situatie in mvt/weekdagetmaal voor 2016
Type motorvoertuigen | Cantineweg | Zilverschoon | Koningin Julianalaan |
(tussen Parnassia en Zilverschoon) | (tussen Julianalaan en Parnassia) | (tussen Zilverschoon en Nachtegaallaan) | |
Licht | 4.213 | 2.225 | 6.672 |
Middel zwaar | 305 | 130 | 199 |
Zwaar | 12 | 25 | 29 |
Totaal | 4.530 | 2.380 | 6.900 |
Bron: vergunning 15 maart 2016 (op basis van Dynamisch verkeersmodel Katwijk 2015)
Verkeersgegevens ten behoeve van onderzoeken voor nieuwe wegverbinding Verlengde Westerbaan Inmiddels is verkeersmodel RVMK 3.1 beschikbaar met de basisjaren 2010, en prognosejaren 2020 en 2030 (zie ook bijlage 2 en 3). In de RVMK 3.1. is naar aanleiding van discussie over de uitgangspunten van verkeersmodel RVMK 3.0 een aantal zaken aangepast. Als gevolg daarvan laat het verkeersmodel RVMK 3.1 zien dat de verkeersprognoses voor het huidig gebruik van de Cantineweg met 4.306 mvt/etmaal in 2020 iets lager liggen (zie tabel 3.2) dan de verkeersprognoses van 4.530 mvt/etmaal die het Dynamisch verkeersmodel Katwijk 2015 hiervoor prognosticeert (zie tabel 3.1). Dit ligt in lijn met mechanische verkeerstellingen die in mei 2017 gedurende 14 dagen zijn uitgevoerd: in 2017 zijn 4.000 mvt/etmaal geteld. Dit geldt voor het huidig gebruik van de Cantineweg. Voor het toekomstig gebruik van de Verlengde Westerbaan geldt dat de RVMK 3.1 een verkeersintensiteit prognosticeert van 4.785 mvt/etmaal. Deze ligt dus wel hoger dan het geprognosticeerde gebruik van de Cantineweg op basis van de RVMK 3.0. Uitgaande van de RVMK 3.1 stijgt de verkeersomvang na realisatie van de Verlengde Westerbaan met 479 mvt/etmaal (+11%; 4.785 - 4.306 mvt/etmaal). Uit een vergelijking tussen tabel 3.2 en tabel 3.3 (cijfers voor 2020) is dit op te maken.
Voor de Zilverschoon geldt dat uit de in mei 2017 op de Zilverschoon gehouden verkeerstelling blijkt dat het verkeersprognosemodel RVMK 3.1 de verkeersomvang op de Zilverschoon onderschat. Dat het verkeersprognosemodel hier minder nauwkeurig is, is niet vreemd. Het betreft een macroscopisch verkeersprognosemodel dat vooral bedoeld is voor verkeersprognoses voor het hoofdwegennet. Het model is niet fijnmazig genoeg om een betrouwbare prognose te doen voor wijk- en buurtwegen zoals de Zilverschoon. Deze onderschatting heeft ook (beperkte) gevolgen voor de verkeersprognose van de verkeersintensiteit op de Koningin Julianalaan (wegvak tussen Zilverschoon en Nachtegaallaan): uit de verkeerstellingen blijkt dat ook hier sprake is van een beperkte onderschatting van de verkeersomvang. Gezien in het verlengde van de conclusie over de Zilverschoon is dat logisch: 99% van het verkeer dat over de Zilverschoon rijdt, rijdt immers ook over de Koningin Julianalaan.
Met bovenstaande informatie is voor de milieuberekeningen als volgt omgegaan. De mechanisch getelde verkeersintensiteiten uit mei 2017 en de geprognosticeerde verkeersintensiteiten van de RVMK 3.1. zijn onderling vergeleken. Vervolgens is voor elk betrokken wegvak uitgegaan van de hoogste verkeersintensiteit van beide (worst case scenario).
Onderstaande tabellen geven een overzicht van de verkeersintensiteiten voor de betrokken wegen:
Tabel 3.2. Verkeersintensiteiten huidig gebruik Cantineweg in mvt/weekdagetmaal voor 2017/2020
Type motor-voertuigen | Cantineweg | Zilverschoon | Koningin Julianalaan |
(tussen Parnassia en Zilverschoon) | (tussen Julianalaan en Parnassia) | (tussen Zilverschoon en Nachtegaallaan) | |
Licht | 4.005 | 1.752 | 5.679 |
Middel zwaar | 290 | 102 | 169 |
Zwaar | 11 | 20 | 25 |
Totaal | 4.306 | 1.874 | 5.873 |
Bron: RVMK 3.1 en verkeerstellingen (hoogste verkeersintensiteit van beiden)
Tabel 3.3. Verkeersintensiteiten toekomstig gebruik nieuwe wegverbinding in mvt/weekdagetmaal voor 2020 en 2030
Type motor- voertuigen |
Nieuwe verbinding | Zilverschoon | Koningin Julianalaan |
Ontsluiting scouting en parkeerplaatsen (schatting) |
||||
(tussen Parnassia en Zilverschoon) | (tussen Julianalaan en Parnassia) | (tussen Zilverschoon en Nachtegaallaan) | ||||||
2020 | 2030 | 2020 | 2030 | 2020 | 2030 | 2020 | 2030 | |
Licht | 4.450 | 5.219 | 1.752 | 1.905 | 5.679 | 6.014 | 30 | 30 |
Middel zwaar | 322 | 378 | 102 | 111 | 169 | 179 | 0 | 0 |
Zwaar | 12 | 15 | 20 | 21 | 25 | 26 | 0 | 0 |
Totaal | 4.785 | 5.612 | 1.874 | 2.037 | 5.873 | 6.219 | 30 | 30 |
Bron: RVMK 3.1 en verkeerstellingen (hoogste verkeersintensiteit van beiden)
Voertuigverdelingen
In alle gevallen is voor de voertuigverdeling gebruikgemaakt van dezelfde gegevens zoals deze zijn gebruikt voor de in 2016 verkregen Natuurbeschermingswetvergunning. Dit betreft standaard voertuigverdelingen. Uit een vergelijking met de verkeerstellingen blijkt dat de gehanteerde standaard voertuigverdeling ongunstiger is (meer middelzwaar en zwaar verkeer) dan de getelde voertuigverdeling, zodat sprake is van een worstcase-benadering. Onderstaande tabel geeft hiervan een overzicht.
Tabel 3.4 Voertuigverdeling en verdeling dag, avond- en nachtuur (%)
weg |
wegvak |
Etmaalverdeling | voertuigverdeling | ||||
daguur (7-19) |
avonduur(19-23) | nachtuur(23-7) | licht | middel- zwaar |
zwaar | ||
Cantineweg | Koningin Julianalaan - Westerbaan | 6,71% | 3.61% | 0,62% | 93,01% | 6,73% | 0,26% |
Koningin Julianalaan | Zilverschoon - Nachtegaallaan | 6,63% | 3,67% | 0,720% | 96,70% | 2,88% | 0,42% |
Zilverschoon | Koningin Julianalaan - Parnassia Noord | 6,69% | 3,30% | 0,81% | 93,50% | 5,46% | 1,04% |
Beoogde ontwikkeling in relatie tot verkeer
De ontwikkeling is uitgebreid toegelicht in paragraaf 1.4. De Verlengde Westerbaan krijgt een wettelijk snelheidsregime van 30 km/h; hiervoor wordt een verkeersbesluit genomen. De weg is ook als zodanig ingericht. Daarnaast is voorzien in vrijliggende fietpaden die het fietsverkeer bedienen tussen de Koningin Julianalaan en respectievelijk de Zilverschoon en de Cantineweg. De Cantineweg is onderdeel van een hoofdfietsroute.
De Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) adviseert – uit leefbaarheidsoogpunt – niet meer dan 5.000 à 6.000 motorvoertuigen per etmaal over een 30 km/h weg te laten rijden. Dit is echter geen wettelijk vereiste. De verkeersveiligheid, kan bij een dergelijk aantal motorvoertuigen nog wel degelijk steeds worden gewaarborgd door toepassing van inrichtingsmaatregelen. Ten behoeve van de waarborging van de verkeersveiligheid is gekozen om een rotonde toe te passen op de aansluiting van de nieuwe wegverbinding met de Zilverschoon en de Koningin Julianalaan, boven een gelijkwaardig kruispunt met een kruispuntplateau. Daarnaast dragen op de Koningin Julianalaan snelheidsremmende verkeerdrempels bij aan de waarborging van de verkeersveiligheid. Ondanks inrichting als 30 km/h-weg en toepassing van een 30 km/h-regime zal de nieuwe wegverbinding geen verblijfsfunctie kennen en wordt over dit wegdeel geen langzaam verkeer afgewikkeld (hiertoe wordt een verbod voor langzaam verkeer ingesteld).
Conclusie
Gezien de huidige intensiteiten, het snelheidsregime en de gekozen weginrichting in het voorlopig ontwerp kan een verkeersveilige verkeersafwikkeling voor zowel het gemotoriseerde verkeer als het langzaam verkeer worden voorzien.
In het plangebied worden geen milieuhinderlijke of milieugevoelige functies mogelijk gemaakt. Er hoeft dan ook niet getoetst te worden aan richtafstanden ten opzichte van functies buiten het plangebied. Het onderdeel bedrijven en milieuhinder is bij de Verlengde Westerbaan 2017 niet van toepassing.
Met de 'Verlengde Westerbaan' wordt een nieuwe verbinding gerealiseerd voor het gemotoriseerd verkeer. Op dit moment voorziet een deel van de Cantineweg in een tijdelijke gebiedontsluitende wegverbinding voor doorgaand autoverkeer tussen de Westerbaan en de Koningin Julianalaan. De nieuwe weg leidt tot een wijziging van het aspect geluid op geluidgevoelige functies in de nabije omgeving. Onderzoek naar de effecten op het gebied van geluid zijn gerapporteerd en opgenomen in bijlage 1.
Toetsingskader
Verkeer en industrie zijn geluidsbronnen met ruimtelijke relevantie. De Wet geluidhinder stelt kaders voor deze bronnen en normen voor de geluidbelasting op de gevels van geluidgevoelige objecten.
Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) dient, in het geval van een gezoneerde weg (50 km/u of hoger), onderzocht te worden wat de akoestische gevolgen zijn van de fysieke aanpassing voor de omgeving. Met het realiseren van de Verlengde Westerbaan vindt er een fysieke aanpassing plaats aan het wegennet. De Verlengde Westerbaan zal over een maximum snelheid van 30 km/u beschikken. Dit wordt geborgd door het nemen van een verkeersbesluit. Voor de geluidgevoelige functies, in onderhavige situatie de bestaande woningen, is derhalve reconstructie onderzoek uitgevoerd in het kader van een goede ruimtelijke ordening. De grenswaarden uit de Wgh zijn als richtwaarden gehanteerd.
Onderzoek
Voor de woningen gelegen in de invloedssferen van de Verlengde Westerbaan is de geluidbelasting berekend in de huidige situatie (één jaar voor planvoornemen) 2017 en voor de toekomstige situatie (10 jaar na planvoornemen) 2030. Per bron zijn de geluidverschillen berekend en is inzichtelijk op welke gevels en toetshoogten er sprake is van een reconstructie situatie (> 1,5 dB toename).
Resultaten
Ten gevolge van het verkeer op de Cantineweg / Verlengde Westerbaan en de Zilverschoon zijn geen significante geluidtoenames (> 1,5 dB of meer) berekend. Ten gevolge van het verkeer op de Koningin Julianalaan is op twee waarneempunten (twee gevels van één woning) een significante geluidtoename berekend (maximaal 3,04 dB). De hogere grenswaarde bedraagt maximaal 56 dB.
Maatregelen voor het reduceren van de geluidbelasting tot de richtwaarde van 48 dB stuiten op overwegende bezwaren op het gebied van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.
Cumulatie
Doordat de Koningin Julianalaan meer naar de woningen toe buigt in de toekomstige situatie en de Zilverschoon meer van de woningen zal afbuigen, kan de vergelijking van de huidige en toekomstige situatie per bron een vertekend beeld geven. De gecumuleerde geluidbelasting is om deze reden maatgevend geacht, ondanks dat er een overschrijding plaats vindt van één bron. Ten gevolge van de gecumuleerde geluidbelasting is op maar één waarneempunt (één gevel) een significante geluidtoename berekend (maximaal 2,31 dB). De hogere grenswaarde bedraagt maximaal 51 dB. Er is sprake van een reconstructie situatie op het adres Gravin van Burenlaan 1, de zuidelijke gevel.
Conclusie
Er is sprake van een significante geluidtoename ten gevolge van de maatgevende gecumuleerde geluidbelasting. De zuidelijke gevel op de woning Gravin van Burenlaan 1 ondervindt een geluidtoename van maximaal 2,31 dB tot een geluidbelasting van 51 dB. De richtwaarde van 48 dB wordt hierdoor overschreden. Doordat het een overschrijding van een niet-gezoneerde weg betreft, kan er geen hogere waarde worden verleend. De gecumuleerde geluidsbelasting blijft ruimschoots binnen de grenswaarde voor het - in gezoneerde situaties - vaststellen van een hogere waarde. Daarnaast wordt voldaan aan de voorwaarden van het hogere waarde beleid van de Omgevingsdienst West-Holland. Derhalve is sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat in overleg met de bewoners onderzoek zal worden gedaan naar de binnenwaarde en dat zo nodig maatregelen worden getroffen.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.
Onderzoek
De beoogde ontwikkeling betreft geen (beperkt) kwetsbaar object zoals genoemd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Er hoeft dan ook niet getoetst te worden aan risicobronnen in de omgeving. Tevens zullen over de wegen in het plangebied geen gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
Conclusie
De conclusie luidt dat de veiligheid in het kader van de voorgenomen ontwikkeling niet in het geding is.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 3.5 weergegeven.
Tabel 3.5. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
De toename van verkeer bedraagt 478 mvt/etmaal (zie paragraaf 3.2). Uit de NIBM-tool blijkt dat de maximale bijdrage NO2 0,4 µg/m³ bedraagt en de maximale bijdrage voor PM10 0,08 µg/m³. Hierdoor heeft de beoogde ontwikkeling een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³). De beoogde ontwikkeling draagt dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen en is vrijgesteld aan het toetsen aan de grenswaarden. Voldaan wordt aan de luchtkwaliteitswetgeving.
Figuur 3.1 Resultaten NIBM-tool
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2016 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Boslaan. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.
Conclusie
Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Tevens wordt in de huidige situatie ruimschoots aan de grenswaarden voldaan. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering.
Deze paragraaf betreft een samenvatting van de natuurtoets die in bijlage 4 is opgenomen.
Relevant toetsingskader
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.
Natura 2000-gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland
In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij de verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.
Conclusie milieuonderzoek
Gebiedsbescherming
In 2016 is reeds vergunning verleend in het kader van de Natuurbeschermingswet voor het gebruik van de bestaande Cantineweg. Dit gebruik wordt ook expliciet beschreven in het Natura 2000-beheerplan. In de nieuwe situatie daalt de stikstofdepositie op alle kwalificerende habitats ten opzichte van de vergunde situatie. Hetzelfde geldt voor het leefgebied van de nauwe korfslak. In de natuurtoets in bijlage 4 wordt dit nader onderbouwd.
Zoals in het natuurtoets wordt onderbouwd, hebben de verstoringen als gevolg van het toenemen van het verkeerslawaai en licht geen significante effecten op het Natura 2000-gebied. Een broedvogelkartering in 2009 (met verkeer op de Cantineweg) laat geen noemenswaardig verschil zien met eenzelfde kartering in 2010 (zonder verkeer). Verstoring door licht is hier evenmin aan de orde vanwege de ligging naast het reeds verlichte woongebied en het zeer geaccidenteerde en dichtbegroeide duingebied waarin het licht van autokoplampen niet ver reikt.
Aanleg en gebruik van de Verlengde Westerbaan door gemotoriseerd verkeer staan het behalen van de instandhoudingsdoelstelling van het Natura 2000-gebied derhalve niet in de weg. Omdat het plan geen significante gevolgen heeft voor de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied, is dus geen passende beoordeling en geen planMER nodig.
Soortenbescherming
In tabel 3.6 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied naar verwachting aanwezig zijn en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel 3.6: Naar verwachting aanwezige beschermde soorten binnen het projectgebied en het beschermingsregime
Wet Natuurbescherming | ||
Vogelrichtlijn | alle inheemse soorten |
|
Habitatrichtlijn bijlage IV | alle vleermuizen, rugstreeppad, zandhagedis | |
Overige soorten | Vrijstellingsregeling provincie Zuid-Holland | vos, ree, wezel, egel en veldmuis bruine kikker, middelste groene kikker en gewone pad |
Het bestemmingsplan voorziet in een verschuiving van de Cantineweg in oostelijke richting. De aanlegwerkzaamheden verstoren het leefgebied van de zwaarbeschermde rugstreeppad. Voorafgaande aan de aanlegwerkzaamheden zullen eventuele individuen van de rugstreeppad worden opgespoord en verplaatst naar het aangrenzende duingebied. Het werkgebied zal vervolgens tijdelijk ontoegankelijk worden gemaakt voor deze en andere soorten. Door de aanleg van een faunatunnel onder het nieuwe wegdek in combinatie met het aanbrengen van geleidende schermen langs de weg zal sterfte worden voorkomen en blijft uitwisseling tussen populaties aan weerszijden van de weg mogelijk. In de nieuwe situatie wordt een faunatunnel en geleidende schermen aangelegd onder en langs de nieuwe weg. Een bestaande watergang wordt iets vergoot en afgewerkt met een flauwe oever die door de gunstige zonligging als zonnehelling voor amfibieën kan functioneren. Met deze maatregelen wordt een negatief effect op staat van instandhouding van de populatie voorkomen. Voor het verplaatsen van rugstreeppadden vanuit het werkgebied, voorafgaande aan de aanlegfase is geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming vereist.
Toetsingskader
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal
Waterschapsbeleid
Het algemeen bestuur van Rijnland heeft op 9 maart 2016 het nieuwe Waterbeheerplan 'Waardevol Water' (WBP5) vastgesteld. In het WBP5 wordt richting gegeven aan het waterbeheer in de periode 2016-2021. Daarmee realiseert Rijnland de ambities uit het coalitieakkoord, zodat het gebied nu en in de toekomst goed beschermd wordt tegen overstromingen en wateroverlast, er een goede waterkwaliteit ontstaat, het afvalwater op duurzame wijze wordt gezuiverd en de grondstoffen worden hergebruikt. In het WBP5 staat samen werken met de omgeving aan water centraal. Rijnland wil samen met zijn omgeving werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.
Keur en uitvoeringsregels
Op grond van de Waterwet is Rijnland als waterschap bevoegd via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden. Denk hierbij aan handelingen in of nabij:
Maar ook aan het onttrekken en lozen van grondwater en het aanbrengen van verhard oppervlak.
Per 1 juli 2015 is een nieuwe Keur in werking getreden met daarbij horende uitvoeringsregels. De Keur gaat uit van een “ja, tenzij” benadering; handelingen met een klein risico vallen onder de zorgplicht en kunnen zonder vergunning of melding worden uitgevoerd. Voor handelingen met een groter risico of in expliciet benoemde situaties zijn er algemene regels met voorwaarden van kracht of is een watervergunning vereist. De Keur vermeldt expliciet welke handelingen vergunningplichtig zijn en welke aan algemene regels of aan de zorgplicht moeten voldoen. Raadpleeg daarvoor de vergunningencheck via www.rijnland.net.
Riolering en afkoppelen
Voor zover het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is het van belang dat er met Rijnland afstemming plaatsvindt over het omgaan met afvalwater en hemelwater. Overeenkomstig het rijksbeleid gaat Rijnland uit van een voorkeursvolgorde voor de omgang met deze waterstromen. Deze houdt in dat allereerst geprobeerd moet worden het ontstaan van (verontreinigd) afvalwater te voorkomen, bijvoorbeeld door het toepassen van niet uitlogende bouwmaterialen en het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en chemische onkruidbestrijding. Vervolgens is het streven vuil water te scheiden van schoon water, bijvoorbeeld door het afkoppelen van hemelwaterafvoeren van gemengde rioolstelsels. De laatste stap in de voorkeursvolgorde is het zuiveren van het afvalwater. De doelmatigheid daarvan wordt vergroot door het scheiden van de schone en de vuile stromen.
De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP), waarin de uiteindelijke afweging wordt gemaakt en waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal staat.
Onderzoek
Overeenkomstig de Keur van het waterschap zijn watercompenserende maatregelen noodzakelijk bij een toename van verharding met meer dan 500 m2. De compensatie-eis betreft 15% van de totale toename van verharding. De realisatie van de nieuwe verbinding leidt tot een toename aan verharding van 1.870 m2. Watercompenserende maatregelen zijn daarom noodzakelijk. Binnen het plangebied wordt circa 281 m2 nieuw oppervlaktewater gerealiseerd door uitbreiding van de sloot achter de Gravin van Burenlaan. Daarmee wordt voor 30% van de toename aan verharding in wateroppervlak gecompenseerd. Er wordt dan ook voldaan aan de compensatie-eis van het waterschap.
De sloot achter de Gravin van Burenlaan is door de Legger van Rijnland aangeduid als overig boezemwater en heeft een beschermingszone van 2 meter waarbinnen beperkingen gelden voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de sloot mogelijk te houden (figuur 3.2). Voor het uitbreiden van de sloot geldt de algemene regel voor het graven van oppervlaktewater en een meldingsplicht.
In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'.
Het water dat wordt gegraven wordt niet dieper dan 2,5 meter. Hiervoor is dan ook geen watervergunning noodzakelijk. Voor het uitbreiden van het water nabij de Zilverschoon is vanwege de aanwezige beschermingszone wel een watervergunning op basis van de Keur noodzakelijk. Deze vergunning wordt aangevraagd.
Figuur 3.2 Kern- en beschermingszone watergang
Conclusie
Er wordt ruim gecompenseerd voor de toename van verharding. De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Onderzoek en conclusie
Het bestemmingplan maakt de aanleg van een nieuwe wegverbinding mogelijk die de huidige route van het gemotoriseerde verkeer via de Cantineweg zal vervangen. Tevens wordt de Koningin Julianalaan verlengd en de Zilverschoon verlegd. De huidige speeltuin komt niet meer terug. Ter plaatse zullen geen personen langdurig aanwezig zijn. De huidige bodemkwaliteit wordt daarom als voldoende beschouwd voor de beoogde functie.
De bodem is niet specifiek verdacht. Op de speelplaats zijn echter in het verleden wel asbeststukjes zijn gevonden. En daarnaast ligt de locatie in (het verIengde van) de voormalige schietbaan. Vanwege de nabije ligging van de voormalige schietbaan en het aantreffen van asbeststukjes op de speelplaats dient bij afvoer van de grond de bodemkwaliteit inzichtelijk te worden gemaakt. Voor het bestemmingsplan is dit echter niet noodzakelijk en zal ten behoeve van de realisatie inzichtelijk worden gemaakt. Dit aspect staat de uitvoerbaarheid dan ook niet in de weg.
In het plangebied is het niveau met een hoge archeologische verwachting gelegen op een diepte van 5 meter +NAP. Vanaf deze diepte moet rekening worden gehouden met vindplaatsen uit de Vroege Middeleeuwen, de Romeinse Tijd en de IJzertijd. Het bovenliggende pakket duinzand kent geen hoge archeologische verwachtingen. Binnen het voorgenomen tracé van de Verlengde Westerbaan wordt niet dieper vergraven dan één meter beneden het maaiveld. De graafwerkzaamheden blijven daarmee boven de 5 meter + Nap. Met deze ontgravingsdiepte zal het niveau met archeologische verwachtingen dus niet worden bereikt. Derhalve hoeft voorafgaande aan de aanleg van het tracé geen archeologisch inventariserend onderzoek uit te worden gevoerd.
In 2012 is een vooronderzoek naar de mogelijkheid van aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven uitgevoerd. Hiervan is verslag gedaan in de rapportage Vooronderzoek Conventionele Explosieven Verlengde Westerbaan Katwijk (Saricon, 4 juni 2012; zie bijlage 5). De rapportage concludeert dat het onderzoeksgebied gedeeltelijk verdacht is van explosieven. De verdachte gebieden zijn ingetekend in onderstaande figuur. De munitie wordt niet dieper dan 2 meter beneden het maaiveld verwacht, bij de aanname dat het maaiveld ter plaatse van de verdachte gebieden naoorlogs min of meer ongewijzigd is gebleven. De verdachte gebieden liggen echter (ruim) buiten het gebied waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft.
Figuur 3.3 Verdachte gebieden
Binnen het plangebied is geen sprake van verdachte locaties. Dit aspect vraagt daarom niet om nadere aandacht.
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van de omgevingsvergunning planm.e.r.-plichtig, projectm.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. In het Besluit worden drempelwaarden genoemd voor de aanleg of wijziging van een autoweg (D1.1). Onder een autoweg wordt verstaan:
Op basis van deze beschrijving zijn de wegen binnen het plangebied geen autowegen omdat de weg begrensd wordt door enerzijds een rotonde en anderzijds door een kruispunt met gelijkwaardige voorrang. Daarnaast voorziet de beoogde ontwikkeling niet in activiteiten als bedoeld in D.1.2 van de bijlage bij het Besluit mer (wijziging of uitbreiding van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, of verlegging of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken). Een Milieueffectrapportage is dan ook niet verplicht.
Het juridische deel van een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels. De regels bevatten regels voor gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen juridisch bindende werking; maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.
In paragraaf 1.4 zijn de planuitgangspunten genoemd voor het op te stellen bestemmingsplan. Deze uitgangspunten zijn (juridisch) vertaald naar het bestemmingsplan. In dit hoofdstuk wordt de doorvertaling van de planuitgangspunten naar regels en verbeeldingen verwoord.
Voor het nieuwe bestemmingsplan wordt gestreefd naar het beschermen van de aanwezige natuurwaarden aan de ene kant en naar voldoende flexibiliteit voor het verlengen van de Westerbaan. Voorkomen moet worden dat voor iedere beperkte wijziging, die niet op ruimtelijke bezwaren stuiten, een afwijking dan wel een wijziging van het bestemmingsplan nodig is. Voor het gehele plangebied is de huidige wijze van bestemmen binnen de gemeente Katwijk in hoge mate richtinggevend voor de wijze waarop de bestemmingen zijn geregeld. De planuitgangspunten zoals verwoord in paragraaf 1.4 zijn vertaald op de verbeelding en in de planregels.
De regels bestaan uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 1 komen de inleidende regels aan bod. Het betreft hier de begrippen (artikel 1) en de wijze van meten (artikel 2). In hoofdstuk 2 bestemmingsregels zijn de regels behorende bij de verschillende bestemmingen opgenomen (artikel 3 t/m 7). Hoofdstuk 3 bevat verschillende algemene regels die van toepassing zijn (artikel 8). Tot slot zijn de overgangs- en slotregels opgenomen in hoofdstuk 4 (artikel 9 en 10).
Begrippen (artikel 1)
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Wijze van meten (artikel 2)
Dit artikel geeft aan hoe de hoogte van bouwwerken wordt gemeten of berekend.
In het hoofdstuk Bestemmingsregels zijn de in het plangebied voorkomende bestemmingen opgenomen. In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.
Groen (artikel 3)
De bestemming Groen is gegeven aan beeld- of structuurbepalend groen. Het gaat dan om gronden die in gebruik zijn als plantsoenen, bermen, speelvoorzieningen maar ook voor voet-, ruiter en fietspaden en brughoofden. Daarnaast zijn voorzieningen en bouwwerken ten behoeve van natuur en landschap toegestaan, zoals de faunatunnel en de schermen die de amfibieën naar de faunatunnel geleiden.
Verkeer (artikel 4)
Daar waar een weg een stroomfunctie heeft, zijn de gronden bestemd als Verkeer. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen en dergelijke. Daarnaast zijn voorzieningen en bouwwerken ten behoeve van natuur en landschap toegestaan, zoals de faunatunnel en de schermen die de amfibieën naar de faunatunnel geleiden.
Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 5)
Het openbaar gebied heeft een verblijfs- en verplaatsingsfunctie. Deze gronden zijn bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen, speeltoestellen en reclame-uitingen. Daarnaast zijn voorzieningen en bouwwerken ten behoeve van natuur en landschap toegestaan, zoals de faunatunnel en de schermen die de amfibieën naar de faunatunnel geleiden.
Water (artikel 6)
Waterpartijen, structuurbepalende watergangen en locaties die van belang zijn voor de waterberging zijn bestemd voor Water.
Leiding - Water (artikel 7)
In het plangebied is een planologisch relevante watertransportleiding aanwezig. Deze is voorzien van de dubbelbestemming Leiding - Water. Bouwen ter plaatse van deze dubbelbestemmingen is slechts mogelijk op basis van een door het bevoegd gezag verleende omgevingsvergunning, waarbij getoetst wordt aan het belang van de leiding. Voor het uitvoeren van een aantal werkzaamheden en werken, geen gebouw zijnde, is een omgevingsvergunningsplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen. De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar voor zover het leidingbelang niet onevenredig wordt geschaad. De leidingbeheerder brengt hierover voorafgaand advies uit aan het bevoegd gezag.
Anti-dubbeltelregel (artikel 8)
Deze regel dient te voorkomen dat situaties ontstaan welke niet in overeenstemming zijn met de bedoeling van het plan. Daar voor een gebouw een zeker open terrein is vereist, wordt via de anti-dubbeltelregel voorkomen dat eenzelfde terrein twee keer wordt 'meegenomen' bij de beoordeling van een bouwaanvraag. Grond die al eerder moest worden meegeteld bij de beoordeling van een bouwplan mag niet nog eens worden meegeteld bij een nieuwe bouwaanvraag.
Overgangsrecht (artikel 9)
Bouwwerken welke op het moment van tervisielegging van het plan bestaan of waarvoor een bouwvergunning dan wel een omgevingsvergunning is aangevraagd, mogen blijven bestaan, ook wanneer dit strijdig is met de bebouwingsregels. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag gehandhaafd worden.
Slotregel (artikel 10)
In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Verlengde Westerbaan.
In het kader van het overleg als bedoeld ingevolge artikel 3.1.1 van het Bro wordt het ontwerpbestemmingsplan voorgelegd aan de (wettelijke) overlegpartners. Daarnaast heeft het ontwerpbestemmingsplan vanaf 10 november 2017 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Belanghebbenden zijn binnen deze periode in de gelegenheid gesteld om hun zienswijze in te dienen. Er zijn 4 zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn in een Nota van zienswijzen voorzien van een reactie, zie ook bijlage 9. Op een aantal punten gaven de zienswijzen aanleiding tot het wijzigen van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is daarom aangepast voor de vaststelling. Na vaststelling wordt het vastgestelde bestemmingsplan eveneens gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, beroep instellen tegen het vastgestelde bestemmingsplan.
Ten behoeve van de realisatie van de nieuwe weg zijn twee reserves beschikbaar: de bestemmingsreserve Westerbaan en de BSI (Bestemmingsreserve Strategische Investeringen) Westerbaan.