direct naar inhoud van Artikel 3 Maatschappelijk
Plan: Den Weeligenberg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0534.bpdenweeligenberg-VA01

Artikel 3 Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: zorgvoorzieningen inzake ouderenzorg, waaronder verpleeghuiszorg en zorgwoningen, alsmede voor de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, terrassen, wegen en paden, nutsvoorzieningen en water(gangen).

3.2 Bouwregels
3.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a worden gebouwen buiten het bouwvlak gebouwd met een oppervlakte van ten hoogste 50m²;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag de waarde ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' niet worden overschrijden;
  • d. het bebouwde oppervlakte mag de waarde ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' niet overschrijden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'hogere waarde wgh (dB)' mogen slechts woningen worden gebouwd indien de aangegeven waarde niet wordt overschreden en mits voor het binnenniveau wordt voldaan aan de eisen in het Bouwbesluit;
  • f. gebouwen mogen geheel of gedeeltelijk worden voorzien van een platte afdekking;
  • g. indien de gebouwen niet aaneen worden gebouwd, dient de onderlinge afstand tussen gebouwen ten minste 5 meter te bedragen;
  • h. de afstand van gebouwen tot water of tot de zij- of achtererfscheiding dient ten minste 3 m te bedragen.
3.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 meter voor tuinmeubilair en speelvoorzieningen;
  • de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 6 meter voor lichtmasten;
  • de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 2 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het in dit artikel bepaalde in lid 3.2.1 onder a en onder b voor de bouw van (half)verdiepte verbindingsgangen tussen niet aaneen gebouwde gebouwen en vooraf een verklaring is afgegeven door de waterbeheerder dat hiertegen geen bezwaren bestaan; .