3.2.1 Gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van aangebouwde bijbehorende bouwwerken (erkers) bij de hoofdgebouwen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen, mits:
- de horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt;
- de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 1 m bedraagt;
- de goothoogte maximaal 3 m bedraagt, dan wel maximaal 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw.
3.2.2 Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:
- erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel 1 m;
- erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel 2 m;
- pergola’s 2,5 m;
- vlaggenmasten 6,5 m.