direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Rotonde Weerlaan-Heemskerklaan, Hillegom
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0534.BPRotondeWeerlaan-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding & doel

Het kruispunt Weerlaan – Heemskerklaan zal in de toekomst een stuk drukker worden. Ook zal het beeld wat betreft de aanwezige modaliteiten veranderen. Fietsers en voetgangers zullen op het kruispunt verschijnen als gevolg van de ontwikkeling van het Integraal Kind Centrum (IKC), dat naast het sportcentrum de Vosse een belangrijke bestemming zal zijn voor bewoners in de omgeving.

Momenteel wordt hard gewerkt aan het nieuwe Integraal Kind Centrum. In dit IKC worden een basisschool, naschoolse- en kinderopvang gehuisvest. Naast het nieuwe IKC ligt een kruising met een belangrijke doorgaande weg in de gemeente: de Weerlaan. Naar verwachting komt een groot deel van de leerlingen van het IKC op de fiets of lopend naar hun bestemming. Tegelijkertijd wil de gemeente gebruik van deze duurzame vervoerwijzen naar school stimuleren. Veilig kunnen verplaatsen is daarvoor een belangrijke randvoorwaarde. Vanwege de intensiteiten op de Weerlaan in combinatie met de vele functies die in deze omgeving gelegen zijn, zijn vragen ontstaan over de houdbaarheid van de huidige kruising en wat dan de meest veilige kruisingsvorm zou zijn.

Als onafhankelijke partij is Movares gevraagd de toekomstige situatie in relatie tot de meest verkeersveilige alternatieven te beschouwen. Hier zijn verschillende varianten uitgekomen. Onderhavig plan beschrijft de uiteindelijke keuze, de realisatie van een rotonde op het kruispunt Weerlaan-Heemskerklaan te Hillegom.

Op basis van het ontwerp van rotonde blijkt dat de reconstructie van de huidige situatie naar een rotonde niet mogelijk is op grond van het vigerende bestemmingsplan. Om de aanleg van de rotonde mogelijk te maken moet een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld. Onderhavig bestemmingsplan bevat de planologische regeling van de beoogde rotonde op de kruising Weerlaan-Heemskerklaan te Hillegom.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt aan de Weerlaan, ter plaatse van de kruising met de Heemskerklaan in Hillegom. In figuur 1.1 is de locatie globaal aangegeven. afbeelding "i_NL.IMRO.0534.BPRotondeWeerlaan-VA01_0001.png" Figuur 1.1: Locatie kruising Weerlaan-Heemskerklaan te Hillegom

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het plangebied is deels gelegen binnen de plangrenzen van het vigerende bestemmingsplan ‘Woongebieden Treslong-Meer en Dorp’ Dit plan is op 9 juli 2009 vastgesteld door de gemeenteraad van Hillegom. Ter plaatse van de beoogde rotonde zijn de gronden aangewezen voor Verkeer, Groen, Water en ligt er een dubbelbestemming Leiding – riool. Ook ligt een deel van het plan binnen de plangrenzen van het bestemmingsplan IKC Weerlaan. Dit plan is op 16 april 2020 vastgesteld door de gemeenteraad van Hillegom.

Binnen de geldende bestemmingen, is het niet mogelijk om de voorgenomen ontwikkeling te realiseren. Het bestemmingsplan dient te worden gewijzigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0534.BPRotondeWeerlaan-VA01_0002.png" Figuur 1.2: Uitsnede vigerende bestemmingsplankaart 'Woongebieden Treslong-Meer en Dorp'

Naast bovenstaand bestemmingsplan zijn tevens de volgende bestemmingsplannen van toepassing:

  • Bestemmingsplan 'Parapluplan parkeren (vastgesteld 26-01-2017)' . Dit bestemmingsplan waarin is vastgelegd hoe omgegaan moet worden met de parkeernormen binnen de gemeente bij ontwikkelingen.
  • Bestemmingsplan 'Parapluplan Wonen, Hillegom (vastgesteld d.d. 15-10-2020)' waarin een aantal uniforme definities zijn opgenomen die te maken hebben met het begrip 'wonen' die in de hele gemeente van toepassing zijn verklaard

Tenslotte is een ontwerp bestemmingsplan 'Snippergroen' vastgesteld op 28 januari 2021 dat betrekking heeft op snippergroen in de gemeente. Omdat dit plangebied nieuw ingericht wordt, is er hier geen sprake van snippergroen.

1.4 Leeswijzer

De toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de huidige en toekomstige situatie van het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 worden de relevante beleidskaders beschreven. De milieu- en omgevingsaspecten zijn in hoofdstuk 4 opgenomen. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de juridische planbeschrijving. In hoofdstuk 6 komt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid en het overleg en inspraak van het plan aanbod.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving en -uitgangspunten

2.1 Huidige situatie

2.1.1 Ligging

Het plangebied ligt aan de noordoostkant van de bebouwde kom van Hillegom. De huidige kruising Weerlaan – Vosselaan (– Heemskerklaan) is een driearmig kruispunt met een extra fietsaansluiting op de Heemskerklaan. De kruising verbindt een gebiedsontsluitingsweg (50 km/h) met een erftoegangsweg (30 km/h). Waarbij voor de fietser en voetganger oversteekvoorzieningen aanwezig zijn.  afbeelding "i_NL.IMRO.0534.BPRotondeWeerlaan-VA01_0003.png" Figuur 2.1: Schematisch bovenaanzicht planlocatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0534.BPRotondeWeerlaan-VA01_0004.png"

Figuur 2.2: Indicatieve begrenzing planlocatie

2.1.2 Wegenstructuur

De Weerlaan en Olympiaweg vormen samen met de N208 een ringstructuur binnen de kern Hillegom. Deze gebiedsontsluitingswegen zijn daarmee essentieel voor de bereikbaarheid van Hillegom.

Weerlaan

De Weerlaan is een voorrangsweg. Op de weg geldt een maximumsnelheid van 50 km/h. Op een gemiddelde werkdag passeren ongeveer 8000 motorvoertuigen per etmaal de Weerlaan. Aan beide zijden van de Weerlaan liggen eenrichtingsfietspaden.

Heemskerklaan

De voormalige aansluiting Heemskerklaan/Weerlaan is inmiddels alleen toegankelijk voor langzaam verkeer en hulpdiensten. Door middel van (uitneembare) paaltjes en inrijdverboden is de weg afgesloten voor het overige verkeer.

Toegangsweg parkeerterrein

De toegangsweg is een erftoegangsweg (30 km/h) die aansluit op de Weerlaan. De weg ontsluit de parkeerplaats voor het sportcentrum, camperplaatsen en de Brandweerkazerne. Deze functies zijn per motorvoertuig alleen bereikbaar via de Weerlaan.

2.1.3 Gebiedsbeschrijving

Rondom het kruispunt Weerlaan – Vosselaan bevindt zich een grote verscheidenheid aan functies. Deze functies bepalen welke doelgroepen er in de omgeving de vinden zijn. De aanwezige functies zijn:

  • Brandweerkazerne:

De brandweerkazerne is direct aan het kruispunt gelegen is en heeft een belangrijke veiligheidsfunctie voor Hillegom.

  • Sportcentrum de Vosse:

Sportcentrum de Vosse heeft een belangrijke recreatieve functie voor Hillegom. Het sportcentrum is voorzien van een sporthal, zwembad en fitness en heeft daarmee voor jong en oud een grote aantrekkingskracht op de omgeving. Het zwembad is voorzien van een buitenbad en trekt daardoor zomers veel bezoekers.

  • Wonen:

Wonen is een functie die de omgeving domineert. De Weerlaan is de verbindings-as van Hillegom en daarmee voor veel mensen van groot belang.

  • Ruimtelijke ontwikkeling:

Aan de Vosselaan wordt met de komst van het IKC een extra functie toegevoegd. Het IKC zal een school, buitenschoolse opvang en kinderdagverblijf bevatten en plaats bieden aan respectievelijk maximaal 275, 80 en 60 kinderen. Dit zal zorgen voor sterke toename in het aantal verplaatsingen in de omgeving. Met de komst van het IKC zal één nieuwe gebruikersgroep op gezette tijden in het straatbeeld dominant worden: kinderen (met ouders). Waarbij de verplaatsingen gepaard gaan met piekbelastingen van en naar de school.

De gemeente wil graag dat kinderen per fiets naar school komen. Een veilige schoolomgeving is van belang om een vicieuze cirkel te voorkomen. Bij een onveilige schoolomgeving zullen de kinderen met de auto naar school gebracht worden, waardoor de omgeving onveiliger wordt en de situatie verergert, omdat er meer auto’s aanwezig zijn. Daardoor zullen weer meer kinderen met de auto naar school gebracht worden.

Een tweede belangrijke ontwikkeling is de nieuwbouwwijk Vossepolder. De wijk zal veel jonge gezinnen trekken, waarvan de kinderen mogelijk op het IKC naar school zullen gaan. De nieuwe wijk ligt op loop-/fietsafstand, waarmee een veilige fiets-/voetgangersverbinding een uitgelezen kans is om deze modaliteiten te stimuleren.

Een op het oog simpele kruising ziet nu en in de toekomst een goede verscheidenheid aan gebruikers komen en gaan. Met de ontwikkeling van het IKC en de verschijning van kinderen in het straatbeeld komt er een kwetsbare doelgroep bij en wordt een veilige kruising daarom des te belangrijker.

2.2 Toekomstige situatie

De huidige inrichting van het kruispunt is niet geschikt voor het veilig verwerken van grotere verkeersstromen. De hoge snelheden van het autoverkeer, het krappe middeneiland en de inconsistente voorrangsregeling maken het kruispunt gevaarlijk.

De komst van het IKC zal leiden tot grotere piekbelastingen van het kruispunt met kinderen als voornaamste gebruiker. Van kinderen is bekend dat zij niet altijd even alert zijn op wat er in de omgeving gebeurt. Ondanks de begeleiding van ouders kunnen kinderen onverwachte bewegingen maken. Met de huidige kruispuntvorm kan dit tot gevaarlijke situaties leiden.

Inwoners die bekend zijn met de omgeving, zullen op den duur gewend raken aan kinderen op deze locatie. Voor minder frequente bezoekers kan de aanwezigheid van het IKC nabij de gebiedsontsluitingsweg verrassend zijn.

Ook vanuit het perspectief van het kind is het kruispunt gevaarlijk. Het kruispunt is onoverzichtelijk en het kind moet met veel factoren rekening houden.

Een ander aandachtspunt is de aanwezigheid van zwaar verkeer. Op de route rijdt vrachtverkeer van en naar de bedrijventerreinen in het noorden en zuiden van Hillegom. Vanzelfsprekend zijn kruisingen tussen langzaam verkeer en zwaar verkeer, zeker op hoge snelheden, ongewenst. Het aandeel vrachtvoertuigen is met 1,2% (ongeveer 100 per werkdag) relatief laag.

De huidige situatie intact laten is op basis van deze constateringen geen optie. De aanwezigheid van het sportcentrum en de komst van het IKC zullen de druk op het kruispunt doen toenemen. De vele oversteekbewegingen in combinatie met snel rijdend verkeer en het niet voldoen aan de richtlijnen, leiden tot de conclusie dat de huidige oversteek niet toekomstbestendig is en een alternatieve kruispuntvorm noodzakelijk is.

2.2.1 Plan

Op de kruising van de Weerlaan-Heemskerklaan komt een enkelstrooks rotonde met een aparte fietsstrook voor het fietsverkeer. Het doel van de reconstructie van de rotonde is een veiligere en kwalitatieve verbetering van de verkeerssituatie, waarbij de fietsers op een eigen fietsstrook kunnen blijven rijden en de ruimtelijke normen / afmetingen van de rijcirkels worden aangepast aan de huidige eisen. Het ontwerp van de rotonde is afgebeeld in figuur 2.3.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0534.BPRotondeWeerlaan-VA01_0005.png"

Figuur 2.3: Nieuwe situatie kruispunt Weerlaan-Heemskerklaan (VO-ontwerp)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) schetst een duurzaam toekomstperspectief voor de leefomgeving in Nederland in 2050. De visie geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies; uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden. De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen. De volgende 4 prioriteiten zijn geformuleerd:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Toetsing

In het geschetste toekomstperspectief in de NOVI wordt gewezen op het belang van betrouwbare verbindingen. Een uitstekende bereikbaarheid is cruciaal. Daarom hebben we in 2050 een goede en betrouwbare infrastructuur als onderdeel van een veilig, robuust en duurzaam mobiliteitssysteem. Dit geldt voor verbindingen binnen en tussen steden en economische kerngebieden door het land, maar ook over de grens. De realisatie van de rotonde zorgt voor een verkeersveilige situatie voor het steeds drukker wordende kruispunt Weerlaan-Heemskerklaan.

De NOVI hecht ook veel waarden aan de kwaliteit van de leefomgeving. De in de NOVI gehanteerde term leefomgevingskwaliteit omvat zowel de ruimtelijke kwaliteit als de milieukwaliteit van de fysieke leefomgeving. De rotonde wordt op een zo groen mogelijke manier ingepast. Milieukwaliteit heeft betrekking op waarden die wij toekennen aan een gezonde en veilige woon-, werk- en leefomgeving. Hiervoor zijn diverse milieuonderzoeken uitgevoerd die later in deze toelichting besproken worden.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391). Het Barro regelt de doorwerking van nationale belangen op ruimtelijk gebied in gemeentelijke bestemmingsplannen. De onderwerpen van nationaal belang betreffen: project Mainportontwikkeling Rotterdam, kustfundamenten, grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, en defensie (met uitzondering van radar).

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.

Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Deze stappen volgen de ladder voor duurzame verstedelijking. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • Trede 1: de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • Trede 2: indien er sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt nagegaan in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • Trede 3: als de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt nagegaan in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Toetsing

De Ladder voor duurzame verstedelijking is van toepassing op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In artikel 1.1.1, eerste lid, onder i van het Bro wordt stedelijke ontwikkeling als volgt omschreven: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Het begrip 'andere stedelijke voorzieningen' wordt niet nader omschreven in het Bro.

Uit jurisprudentie (ABRvS 18 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:448) blijkt dat de aanleg van een weg niet als stedelijke ontwikkeling wordt aangemerkt als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid van het Bro. Bij een nieuwe weg hoeft dus niet te worden getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Daarbij moet worden opgemerkt dat het voor dit plan niet om nieuwe aanleg gaat, maar de reconstructie van een bestaande situatie.

Het vervangen van de kruising van Weerlaan - Heemskerklaan door een rotonde is geen stedelijke ontwikkeling.

Conclusie

De Ladder voor duurzame verstedelijking is niet van toepassing.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Zuid-Holland

Op 20 februari 2019 is de Omgevingsvisie Zuid-Holland vastgesteld. Deze Omgevingsvisie is opgesteld vanuit de gedachte van de Omgevingswet: regels en kaders van de overheid blijven nodig, maar mogen niet nodeloos knellen. De provincie wil met de visie een uitnodigend perspectief bieden. Het beleid voor ruimte en mobiliteit bevat daarom geen eindbeeld, maar wel ambities. Deze zijn verwoord in vier rode draden door het beleid voor ruimte en mobiliteit heen en strategische doelstellingen. Bij het werk aan deze ambities is het vinden van de balans tussen duidelijkheid en flexibiliteit voor maatschappelijke initiatieven een continue opgave.

De Omgevingsvisie Zuid-Holland biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt, en bevat voldoende flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkeling te reageren op maatschappelijke initiatieven. Dat geeft houvast voor andere ruimtelijke plannen en voor investeringen in ruimte en netwerk. Het geeft ook duidelijkheid over de randvoorwaarden die de provincie daaraan stelt.

In de Omgevingsvisie worden vier rode draden genoemd die richting geven aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:

  • 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is,
  • 2. vergroten van de agglomeratiekracht,
  • 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit,
  • 4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

Vanuit het besef dat stad en land één leefomgeving vormen met elkaar aanvullende kwaliteiten, kent deze Omgevingsvisie Zuid-Holland een indeling in functionele in plaats van gebiedsgerichte hoofdstukken:

  • 1. mobiliteit en bebouwde ruimte;
  • 2. de kwaliteit van landschap, groen en erfgoed;
  • 3. water, bodem en energie.

Toetsing

In de Omgevingsvisie is als ambitie opgenomen dat Zuid-Holland de 'best bereikbare provincie' wordt. De realisatie van de rotonde met fietsstrook draagt in geringe mate hieraan bij.

Conclusie

De ontwikkeling past binnen de provinciale omgevingsvisie.

3.2.2 Omgevingsverordening Zuid-Holland

Tegelijk met de Omgevingsvisie is de Omgevingsverordening op 1 april 2019 in werking getreden. In de verordening stelt de provincie regels aan ruimtelijke ontwikkelingen. De Omgevingsverordening draagt bij aan het realiseren van de provinciaal ruimtelijke beleid zoals dat benoemd is in de Omgevingsverordening. De verordening omvat in aanvulling op de Omgevingsvisie toetsbare criteria waaraan planvorming moet voldoen.

Ladder duurzame verstedelijking

In artikel 6.10 lid 1 van de Omgevingsverordening is opgenomen dat 'een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  • 1. de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;
  • 2. indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van locaties die zijn opgenomen in het Programma ruimte.'

Deze toets is eerder in dit beleidskader van deze plantoelichting beschreven. Daaruit blijkt dat het vervangen van de kruising van Weerlaan - Heemskerklaan door een rotonde geen stedelijke ontwikkeling betreft waardoor bovengenoemde eisen niet van toepassing zijn.

Ruimtelijke kwaliteit

In artikel 6.9 van de Omgevingsverordening is opgenomen dat een bestemmingsplan, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit, kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, geen wijziging voorziet op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen).

Het wijzigen van het kruispunt in een rotonde is van beperkte invloed op de omgeving. Het wijzigt de gebiedsidentiteit niet, is geen wijziging van het structuurniveau en zorgt voor een betere aansluiting op de aard en schaal van de omgeving waarbij de verkeerssituatie veiliger wordt gemaakt.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Omgevingsvisie - Heerlijk Hillegom (Actualisatie 2021)

De gemeente heeft, vooruitlopend op de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting per 1 januari 2023 in werking treedt, een omgevingsvisie vastgesteld. Deze omgevingsvisie is in 2019 en 2021 herzien, de vigerende omgevingsvisie is de actualisatie welke is vastgesteld op 15 juli 2021. In deze visie worden de verschillende belangen vanuit landschap, het dorp, recreatie en toerisme, de agrarische sector en de gemeenschap samengesmolten tot een integrale ontwikkelingsrichting voor de periode tot 2030. De kaders worden zo helder mogelijk geschetst, maar de verre tijdshorizon maakt het onmogelijk en onwenselijk om nu alles exact vast te leggen. Deze visie is veel meer een route of een richting dan een hard einddoel op zichzelf, een uitnodiging om bij te dragen aan het behoud en de verbetering van de gemeente.

In de visie wordt geconstateerd dat Hillegom een aantrekkelijke gemeente is om in te wonen. De positie van Hillegom binnen de regio is een belangrijk uitgangspunt voor de omgevingsvisie. Door de ligging van Hillegom in de westflank van de Randstad zijn grote steden zoals Haarlem en Leiden, maar ook Schiphol en feitelijk de hele Metropool regio Amsterdam snel te bereiken. De ligging ten opzichte van natuur/strand en grote steden met grootstedelijke voorzieningen draagt daaraan bij. In Hillegom kan men ‘dorps’ wonen en is de kern goed bereikbaar. Het woningaanbod is bovendien aantrekkelijk en gedifferentieerd.

Mobiliteit

Ten aanzien van mobiliteit worden verschillende doelen omschreven in deze omgevingsvisie. De focus wordt hierin vooral gelegd op het creëren van veilige en hoogwaardige verbindingen. Dit heeft betrekking op het autoverkeer, maar ook op het versterken van het fiets- en wandelverkeer. Bepaalde landelijke trends zullen namelijk ook invloed hebben op de regionale uitdagingen. Zo zorgt de vergrijzing voor een groeiende groep die minder mobiel is. Dit hangt samen met een toename van scootmobielen, elektrische fietsen en rollators. Ontwikkelingen zoals duurzame mobiliteit door elektrisch rijden en deelauto’s stellen nieuwe eisen in relatie tot bijvoorbeeld parkeren. De elektrische fiets is niet meer de voorkeursfiets voor alleen senioren. Er is een sterke toename van snelle, elektrische fietsen te zien bij forensen en scholieren met bijbehorende infrastructuur. Een toename van gebruik en snelheid vraagt om aanpassing van de fietsinfrastructuur, kruispunten en verbindingen.

Middels dit plan wordt een verkeerssituatie veiliger gemaakt door de realisatie van een fiets- en voetgangersvriendelijke rotonde. Het plan zoals mogelijk gemaakt met dit bestemmingsplan past binnen de doelstellingen van de gemeente zoals omschreven in de omgevingsvisie.

3.3.2 Mobiliteitsplan Hillegom: Duurzaam Bereikbaar Hillegom

Het nieuwe Mobiliteitsplan Hillegom is vastgesteld op 27 januari 2022. Met dit mobiliteitsplan wil de gemeente ervoor zorgen dat Hillegom nu en ook in de toekomst een leefbare, veilige en bereikbare gemeente is waar het fijn wonen is. Hillegom is altijd bezig om de woonomgeving en bloeiende leefomgeving mooier en beter te maken. Zo ook als het gaat om beweging, leefbaarheid en bereikbaarheid, voor nu en in de toekomst.

Fijn wonen en bewegen, in een groene, gezonde en veilige omgeving met schone lucht om in te ademen. Het doel is dat iedereen, jong of oud kan komen waar hij wil. Hillegom is een vitaal dorp en wil dat blijven. Er wordt ingezet om de bereikbaarheid op korte en op lange termijn te verbeteren. Voor deze en de volgende generatie willen ze een duurzame wereld en daarom gaan ze hier direct mee aan de slag. Zo gaat Hillegom van een fijne plek, naar een fantastische plek voor iedereen!

Het nieuwe Mobilieteitsplan Hillegom heeft hiervoor 8 speerpunten geformuleerd:

  • 1. Verbeteren van de verkeersveiligheid
  • 2. Een hoogwaardig openbare ruimte waar mensen zicht prettig voelen
  • 3. Verminderen trilling- en/of geluidsoverlast door (vracht)verkeer
  • 4. Lopen en fietsen op 1 en 2
  • 5. Stimuleren van elektrisch vervoer
  • 6. Meer groen en minder verharding
  • 7. Verbeteren bereikbaarheid voor voetgangers, fietsers en het OV
  • 8. Waarborgen goede (logistieke) bereikbaarheid van het centrum

Dit plan betreft de realisatie van een fiets- en voetgangersvriendelijke rotonde. Voor dit plangebied is in het ontwerp voor de rotonde gebruik gemaakt van een verkeersveiligheidsanalyse. Daaruit blijkt dat het plan goed inpasbaar is in de omgeving. Het plan is in lijn met het nieuwe Mobiliteitsplan Hillegom.

3.3.3 Groenbeleidsplan 2015 - 2024

Het Groenbeleidsplan 2015 - 2024 is als opvolger van het Groenbeleidsplan 2002 door de gemeenteraad vastgesteld op 15 april 2015. Dit groenbeleidsplan laat zien hoe de gemeente Hillegom groene kwaliteit realiseert en behoudt en hoe zij dit inbedt in haar ruimtelijke ontwikkeling. De insteek van het beleid is dat groen geen sluitpost meer is binnen ruimtelijke projecten, maar als een essentiële bouwsteen binnen de ruimtelijke kwaliteit geldt. Daarom is in het ontwerp van de rotonde een groene invulling ook een belangrijk uitgangspunt. Waar mogelijk worden groene elementen toegevoegd.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

In dit hoofdstuk wordt beschouwd welke gevolgen de planontwikkeling heeft op de milieu- en andere aspecten in het plangebied en de omgeving. Het betreft de (milieu)aspecten archeologie, bedrijven en milieuzonering, bodem, cultuurhistorie, ecologie, archeologie, ecologie, lucht, akoestiek, water en een vormvrije m.e.r. beoordeling.

4.1 Archeologie en cultuurhistorie

Wettelijk kader

Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de gewijzigde Monumentenwet 1988, stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte en het Structuurschema Groene Ruimte 2.

Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

Onderzoek

In de regionale archeologische verwachtings(waarden)kaart en beleidskaart van de samenwerkende gemeenten Katwijk, Noordwijk, Noordwijkerhout, Lisse, Teylingen en Hillegom valt het plangebied binnen 'categorie 8' (zie afbeelding 4.1). Dit zijn archeologische zones met een lage verwachtingswaarde. Er geldt een vrijstelling voor de archeologische onderzoeksplicht indien de bodemingreep niet dieper dan 30 centimeter onder het maaiveld gaat of het oppervlak van de bodemingreep de 1.000 m² niet overschrijdt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0534.BPRotondeWeerlaan-VA01_0006.png" Afbeelding 4.1: ligging van het plangebied op de verwachtingskaart van de gemeente Hillegom (Bron: Wink 2015, kaartbijlage 3a)

Op basis van bovenstaande verwachtingswaarde heeft een archeologisch bureauonderzoek (zie bijlage 1) plaatsgevonden.

Op basis van het bureauonderzoek kan geconcludeerd worden dat binnen het plangebied veen verwacht kan worden. In de top van het veen kunnen in onverstoorde contexten eventueel nog archeologische waarden vanaf het neolithicum aanwezig zijn. Echter werd door het veldonderzoek van IDDS - direct ten noorden van het actuele plangebied aan de Weerlaan - vastgesteld dat het opgebrachte zandpakket een dikte heeft van 1,3 tot 2,5 m en dat de top van het veenpakket sterk verstoord is. Dit plangebied kreeg daarmee een lage archeologische verwachting voor alle perioden.

Tijdens dit onderzoek is ook geconstateerd dat het plangebied ligt op afzettingen met een lage archeologische verwachting en dat een groot deel van deze afzettingen al eerder verstoord is door graaf- en ophoogwerkzaamheden. Ook op basis van de ligging van het actuele plangebied in het bestaande straatlichaam kan verwacht worden dat de grond al sterk verstoord is door de bouwactiviteiten en de aanleg van nutsleidingen. Bovendien zijn ook verstoringen door bollenteelt waarschijnlijk.

Er is tevens redelijk recent een booronderzoek uitgevoerd voor het bestemmingsplan “IKC Weerlaan, Hillegom”, waarbij geconcludeerd werd dat sprake is van afzettingen met een lage archeologische verwachting en dat een groot deel van deze afzettingen al eerder verstoord is door graaf- en ophoogwerkzaamheden.

Ook is de volgende informatie over de ontgravingsdiepten bekend:

  • Ter hoogte van de aanwezige verhardingen is de ontgravingsdiepte ca. 80 cm tot ca. 1.00 m. Op deze locaties betreft het hier al geroerde grond en niet oorspronkelijke grond. Het cunet van de rijbaan en fietspad/voetpad is bij aanleg van de weg/fietspad/voetpad tot op een grotere diepte ontgraven (veen en klei is hier afgegraven). Hier is bij de aanleg van de weg zand aangebracht. Initiatiefnemer denkt dat ca. 3 m diep is ontgraven en daarna is aangevuld met zand
  • Alleen het groen/bermen is nog min of meer het bestaand profiel. Echter hier is wel grond op het oorspronkelijke maaiveld aangebracht. Dus ook niet meer de originele hoogte. Dus ook hier is de bovenste 1,5 m niet meer de originele bodem (niet oorspronkelijke bodemlagen). Op deze locatie wordt ca. 1-1,5 ontgraven. Aan de waterzijde is de ontgraving slechts ca. 0,5 m-mv.
  • Op de locatie is alle grond geroerde grond (vanwege wegcunet, ingravingen kabels en leidingen, persleiding Rijnland, graven watergangen e.d.).

Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek adviseert Antea Group het plangebied voor de geplande bodemingrepen vrij te geven.

Conclusie

Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek wordt geadviseerd het plangebied voor de geplande bodemingrepen vrij te geven. Het aspect archeologie betreft geen belemmeringen voor onderhavig plan.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

Wettelijk kader

Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie, te weten: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen met daarin de aan te houden richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstand afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan. Het zo scheiden van milieubelastende en –gevoelige functies dient twee doelen:

  • 1. Het reeds in het ruimtelijk spoor voorkómen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige functies (bijvoorbeeld woningen);
  • 2. Het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen.

Onderzoek

In het plan worden geen aanpassingen gedaan aan bedrijven. Ook worden geen gevoelige bestemmingen toegevoegd die mogelijk van invloed kunnen zijn op de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven. De verkeersbestemming zelf (welke reeds op het plangebied ligt) zal geen invloed hebben op de bedrijfsvoering van de zittende bedrijven als het gaat om dit aspect.

Conclusie

Milieuzoneringen vormen geen belemmering voor dit plan.

4.3 Bodem

Wettelijk kader

De Wet bodembescherming ziet, vanuit een goed milieubeheer, op de bodembescherming en bodemsanering. Met deze wet moet rekening worden gehouden met het ontwikkelen en realiseren van ruimtelijke plannen. In een bestemmingsplan dat voorziet in ruimtelijke ontwikkeling, moet verantwoord zijn dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is op grond van de bodemkwaliteit voor die ruimtelijke ontwikkeling.

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert de richtlijn, dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen tenminste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.

Onderzoek

Bij een functiewijziging dient de bodemkwaliteit ter plaatse voldoende te zijn voor de beoogde functie. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).

Het plan betreft de realisatie van een rotonde. Middels dit plan wordt de verkeersbestemming ter plaatse uitgebreid. Hiervoor is geen bodemonderzoek benodigd. Het realiseren van een rotonde betreft geen toevoeging van een milieugevoelige functie.

Conclusie

Gezien de aard van de ingreep (een rotonde / weg is geen 'gevoelige functie') wordt een bodemonderzoek in het kader van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk geacht. De bodemkwaliteit zal voldoende zijn voor de beoogde functie. Het aspect bodem vormt geen beperking voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Wanneer de werkzaamheden starten en er grond afgevoerd moet gaan worden zal de kwaliteit van deze grond vooraf bepaald worden in het kader van de vergunningverlening.

4.4 Externe veiligheid

Wettelijk kader

Externe veiligheidsbeleid bestaat uit twee onderdelen: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebondenrisicobeleid bestaat uit harde afstandseisen tussen risicobron en een (beperkt) kwetsbaar object. Het groepsrisico is een maat die aangeeft hoe groot de kans is op een ongeval met gevaarlijke stoffen met een bepaalde groep slachtoffers. Hoe groter het groepsrisico, hoe groter deze kans.

Onderzoek

Het plan is niet gelegen binnen het invloedsgebied van een Bevi-inrichting. De Weerlaan wordt niet gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Ten gevolge van de reconstructie van de rotonde vindt geen wijziging van veiligheid plaats. Een rotonde (bestemming Verkeer) wordt bovendien niet beschouwd als een (beperkt) kwetsbaar object. Ook het groepsrisico zal niet toe of afnemen door dit bestemmingsplan.

Conclusie

Het plan zorgt niet voor overschrijding van externe veiligheidsnormen en heeft geen gevolgen ten aanzien van het groepsrisico en vormt dus geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.5 Geluid

Wettelijk kader

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeursgrenswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.

De Wet geluidhinder stelt tevens eisen in geval van wijziging / reconstructie van een weg.

Onderzoek

Wijzigingen aan bestaande wegen kunnen invloed hebben op het akoestische klimaat bij geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven). Voor geluidgevoelige bestemmingen geldt dat het bestemmingsplan maatgevend is en niet het feitelijk gebruik. De bescherming van deze geluidgevoelige bestemmingen wordt geregeld in de Wet geluidhinder. Het doel van het akoestisch onderzoek is het toetsen van de geluidbelastingen aan de normering van de Wet geluidhinder.

In opdracht van gemeente Hillegom is akoestisch onderzoek (zie bijlage 2) uitgevoerd naar het wegverkeerslawaai als gevolg van de wijziging aan de kruising Weerlaan – Vosselaan. De wijziging betreft de aanleg van een rotonde die een aansluiting vormt tussen de Weerlaan en de Vosselaan. Met behulp van het rekenmodel is op alle ontvangerspunten de geluidbelasting berekend vanwege het wegverkeer op de Weerlaan en de Vosselaan voor de heersende en toekomstige situatie. In de verschilberekening is nog geen rekening gehouden met nieuwe geluidmaatregelen aan de bron en in de overdracht. In de toetsing is het nieuw aan te leggen Integraal Kind Centrum (IKC) aan de Weerlaan 22 meegenomen.

Uit de rekenresultaten blijkt dat er sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder als gevolg van de wijzigingen aan de Weerlaan. Er is geen sprake van een overschrijding van de maximale toelaatbare geluidbelasting. Gezien er sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder zijn geluidreducerende maatregelen onderzocht.

Omdat er als gevolg van de wijzigingen aan de Weerlaan bij verschillende adressen een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder optreedt, dienen burgemeester en wethouders geluidmaatregelen in overweging te nemen. In dit geval is er bij twee objecten sprake van een toename van 2 dB. Het betreft het nieuwe IKC, en de woning met adres Heemskerklaan 2. Een bronmaatregel is goed inpasbaar over de Weerlaan.

Een geluidreducerend wegdek type SMA NL8 G+ over een lengte van 200 m is doorgerekend. De maatregellengte volgt uit de akoestisch optimale maatregellengte (2d-lengte). Advies is echter te overwegen het wegdektype over het gehele projectgebied aan te brengen. Met de doorgerekende maatregel wordt voldaan aan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting. Na toepassing van de maatregel is verdere toetsing met betrekking tot de Weerlaan niet noodzakelijk. Naar aanleiding van deze resultaten wordt deze bronmaatregel geadviseerd.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening, is naast de Weerlaan ook de Vosselaan beschouwd, waar een toename van verkeersintensiteit zal plaatsvinden. De Vosselaan betreft een niet-gezoneerde weg. Deze is beoordeeld naar analogie van de Wet geluidhinder. De geluidbelasting berekend als gevolg van verkeer op de Vosselaan in de toekomstige situatie is niet groter dan 48 dB. Hiermee wordt voldaan aan de gestelde beoordelingscriteria voor de Vosselaan.

Uit het akoestisch onderzoek volgt dat na toepassing van een bronmaatregel op de Weerlaan, het aspect akoestiek geen belemmering vormt voor verdere besluitvorming met betrekking tot de voorgenomen ontwikkeling. Bovendien profiteren niet alleen de genoemde woning en het IKC, maar de gehele omgeving van de maatregel. Het bevoegd gezag heeft besloten de geadviseerde maatregel toe te passen.

Conclusie

Met toepassing van de geadviseerde bronmaatregel vormt het aspect geluid geen belemmering voor onderhavig plan.

4.6 Lucht

Wettelijk kader

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 (Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer, (Wlk)). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In dit Besluit is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • 1. een project heeft een effect van minder dan 1% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10;
  • 2. een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.

Onderzoek

De realisatie van de rotonde heeft geen verkeersaantrekkende werking. Op grond hiervan wordt geconcludeerd dat het project er geen verslechtering optreedt van de luchtkwaliteit en de ontwikkeling daarmee binnen de de NIBM-regeling valt zodat onderzoek op grond van de Wet luchtkwaliteit niet noodzakelijk is.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn tevens de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 bepaald ter plaatse van het projectgebied. In de NSL-monitoringstool zijn langs de belangrijkste wegen de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 voor het peiljaar 2020 bepaald.

afbeelding "i_NL.IMRO.0534.BPRotondeWeerlaan-VA01_0007.png"

Afbeelding 4.2: overzicht concentraties NO2, PM10 en PM2,5, peiljaar 2020 (NSL-monitoringstool)

Bovenstaande afbeelding geeft de rekenpunten met concentraties die bekend zijn in de directe omgeving van het plangebied. Op deze punten is geen sprake van overschrijdingen van de jaargemiddelde grenswaardes. Door de ontwikkeling komt ter plaatse van de rotonde de rijlijn iets dichter bij de woningen en het IKC, maar dat is zeer beperkt. De afstand tot de dichtstbijgelegen woning blijft ruim 20 meter en de afstond tot het IKC circa 18 meter.

Uit afbeelding 4.2 blijkt dat de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 ter plaatse van het plangebied de jaargemiddelde grenswaarde van 40 µg/m3 (voor NO2 en PM10) en 25 µg/m3 (voor PM2,5) niet overschrijden. Daarnaast is de trend dat in de toekomst de emissies en de achtergrondconcentraties van deze stoffen zullen dalen, waardoor geen overschrijdingen van de grenswaarden zijn te verwachten.

Conclusie

Derhalve kan worden geconcludeerd dat Titel 5.2 van de Wet milieubeheer geen belemmering vormt voor verdere besluitvorming.

4.7 Natuur

Wettelijk kader

Algemeen

De Wet natuurbescherming (hierna Wnb) heeft per 1 januari 2017 de Boswet, Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 vervangen. De Wnb regelt de bescherming van Natura 2000-gebieden, bescherming van soorten en de bescherming van houtopstanden.

Soortbescherming

In de Wnb is soortbescherming opgedeeld in drie categorieën. Voor elke categorie gelden verschillende verbodsbepalingen, die zijn vermeld in artikel 3.1, 3.5 en 3.10 van de Wnb. Het gaat om de volgende drie categorieën:

  • 1. soorten van de Vogelrichtlijn;
  • 2. soorten van de Habitatrichtlijn, inclusief bijlage I en II uit Verdrag van Bern en bijlage I uit Verdrag van Bonn;
  • 3. 'andere soorten' (onderdeel A 'fauna' en onderdeel B 'flora').

De verbodsbepalingen en ontheffingsgronden voor de eerste twee categorieën komen rechtstreeks uit de Vogel- en Habitatrichtlijn. De derde categorie vindt zijn oorsprong in de nationale wetgeving.

Gebiedsbescherming

Naast bescherming vanuit de Wnb, zijn er ook gebieden die planologisch beschermd zijn. Het betreft het 'Natuurnetwerk Nederland' (hierna NNN) en de Natura 2000-gebieden. De bescherming van het NNN verloopt via het ruimtelijke ordeningsrecht (Barro, bestemmingsplannen) en niet via de natuurwetgeving.

Natura 2000

Natura 2000-gebieden zijn natuurgebieden van groot internationaal belang. Deze gebieden zijn aangewezen onder de Europese Habitat- en / of Vogelrichtlijn. Voor de gebieden en de daarbij aangewezen soorten en habitattypen zijn instandhoudingsdoelstellingen opgesteld. Een activiteit mag niet leiden tot significant negatieve effecten op deze doelen of tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken. Indien op voorhand significante effecten niet uitgesloten kunnen worden dient een Passende beoordeling opgesteld te worden.

Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een stelsel van ecologisch hoogwaardige natuurgebieden; de Natura 2000-gebieden maken daar deel van uit. Naast de Natura 2000-gebieden bevat het NNN ook overige leefgebieden van soorten en – om isolatie te voorkomen - gebieden die een verbinding vormen tussen natuurgebieden. Het NNN is onderdeel van het actieve beleid om bedreigde dier- en plantensoorten in een gunstige staat van instandhouding te brengen. De natuurgebieden die behoren tot het NNN en hun functies worden planologisch beschermd, hier geldt het 'nee, tenzij'- principe. De planologische bescherming betekent in het kort dat geen nieuwe bestemmingen worden toegestaan die per saldo leiden tot een significante aantasting van de oppervlakte, de kwaliteit en de samenhang van het NNN. Hieraan wordt getoetst bij de verlening van een omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Onderzoek

Er is door Witteveen + Bos Raadgevende ingenieurs B.V. een natuurtoets (zie bijlage 3) uitgevoerd in het plangebied. De conclusies van het onderzoek zijn onderstaand weergegeven.

Gebiedsbescherming

Natura 2000

Het optreden van directe effecten, zoals verstoring door oppervlakteverlies, geluid, licht, trilling of optische verstoring kan als gevolg van de afstand (3,5 km) tussen het plangebied en omliggende Natura 2000-gebieden worden uitgesloten. Een Voortoets om directe effecten van het voornemen op Natura 2000-gebieden te toetsen is niet nodig.

Het plangebied is niet gelegen in provinciaal belangrijk weidevogelgebied of de strategische reservering natuur. Ook liggen geen karakteristieke landschapselementen in het plangebied. De genoemde beschermde gebieden veroorzaken geen planologische belemmeringen voor het initiatief.

De werkzaamheden betreffen het verrichten van een bouwactiviteit, en zijn daarom vrijgesteld van de Natura 2000-vergunningsplicht op grond van artikel 2.9a Wnb. Deze vrijstelling geldt niet voor de toekomstige gebruiksfase. De aanleg van de rotonde leidt niet tot veranderende verkeersstromen en blijven de effecten van stikstofdeposities als gevolg van het gebruik gelijk aan de bestaande situatie. Vervolgstappen in het kader van stikstofdeposities en/of een Wnb-vergunning zijn daarom niet nodig.

Natuurnetwerk Nederland

Het plangebied grenst niet aan NNN-gebied. Het dichtstbijzijnde perceel met de status ‘bestaande en nieuwe natuur’ ligt op 1,7 km afstand ten zuiden van het plangebied. Omdat het plangebied buiten de grenzen van het NNN ligt, en de Provinciale Ruimtelijke Verordening van de provincie Zuid-Holland geen bepalingen ten aanzien van externe werking bevat, is er geen sprake van directe negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van de NNN. Vervolgstappen zijn daardoor niet nodig.

Bomeninventarisatie

Voor de realisatie van de plannen is naar verwachting de kap van 17 bomen noodzakelijk. De DBH van deze bomen varieert van 30 tot 60 cm. Geen van de bomen is opgenomen in de Waardevolle bomenlijst van de gemeente Hillegom of bevindt zich binnen een Waardevol boomvlak. Geen van deze bomen staat op Waardevolle Bomenlijst, noch in een ‘waardevol boomvlak’. Er is vanuit het groenbeleid van de gemeente Hillegom geen kapvergunning nodig.

Soortenbescherming

In de onderstaande tabel zijn de bevindingen en conclusies ten aanzien van de beschermde soorten samengevat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0534.BPRotondeWeerlaan-VA01_0008.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0534.BPRotondeWeerlaan-VA01_0009.png" Tabel 4.1: Overzicht conclusies en vervolgstappen soortbescherming

Op basis van bovenstaande tabel (dit is tabel 7.1 uit de quickscan flora en fauna; bijlage 3) dient voor vleermuizen een nadere controle plaats te vinden op het moment dat de bomen niet meer in het blad staan om uit te sluiten dat hier geschikte holten in zitten. Er heeft aanvullend een holtecheck plaatsgevonden, zie onderstaande paragraaf.

Uitkomsten holtecheck bomen

Tijdens het veldbezoek (zie bijlage III van bijlage 3) zijn geen vleermuisgeschikte holtes aangetroffen in te kappen bomen. Vernietiging van vaste verblijfplaatsen van vleermuizen als gevolg van de voorgenomen werkzaamheden is daarmee uitgesloten. Vervolgonderzoek en/of een ontheffing voor het vernietigen van verblijfplaatsen zijn niet nodig.

Indien heien of het intrillen van damwanden wel onderdeel uitmaakt van de werkzaamheden, dan dient er om verstoring uit te kunnen sluiten een alternatieve werkwijze zonder sterke trillingen en puls-geluidtoegepast te worden. Indien dit niet mogelijk is dient te worden onderzocht of er binnen de verstoringscontour van waar sterke trilling of puls-geluid veroorzakende werkzaamheden plaatsvinden verblijfplaatsen aanwezig zijn.

In de omgeving foeragerende en/of overvliegende vleermuizen kunnen worden verstoord, wanneer de werkzaamheden zorgen voor geluid, licht of trillingen in het gebied. Het verstoren (en daarmee tevens indirect aantasten van het leefgebied) van vleermuizen is onder de Wnb verboden. Deze vorm van verstoring is echter te voorkomen door werkzaamheden uit te voeren buiten de actieve periode voor vleermuizen, bij daglicht (tussen een uur na zonsopkomst en een uur voor zonsondergang) en bij voorkeur in de winterperiode (december tot februari).

Ecologisch werkprotocol

Op basis van het ecologisch onderzoek en in overleg met de Omgevingsdienst West-Holland zijn mitigerende maatregelen bepaald waaraan voldaan moet worden om negatieve effecten op beschermde soorten te voorkomen of te mitigeren. Het ecologisch werkprotocol (zie bijlage 4) geeft een beschrijving van de te nemen ecologische maatregelen in het kader van de werkzaamheden.

Het doel van het ecologisch werkprotocol is om een praktische invulling te geven aan de noodzakelijke ecologische maatregelen voor de werkzaamheden in het kader van de aanleg van de rotonde op de Weerlaan bij de aansluiting met de Heemskerklaan en de inrit naar de brandweerkazerne en het sportcomplex te Hillegom. Door naleving van het werkprotocol worden overtredingen van verbodsbepalingen van de Wnb voorkomen.

Daarnaast geeft het protocol aan hoe te voldoen aan de zorgplicht, artikel 1.11 van de Wnb. Deze zorgplicht houdt in dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. De zorgplicht geldt voor iedereen en voor alle planten en dieren, zowel beschermd als niet beschermd.

Uit de quickscan volgen enkele algemene voorwaarden en mitigerende maatregelen voor de uitvoer van de werkzaamheden voor de aanleg van de rotonde. Deze maatregelen zijn beknopt opgenomen in onderstaande tabel en uitgebreider beschreven in bijlage 4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0534.BPRotondeWeerlaan-VA01_0010.png"

Tabel 4.2: Mitigerende maatregelen uit ecologisch werkprotocol

Als werkzaamheden worden uitgevoerd met inachtneming van de maatregelen wordt verstoring uitgesloten. Vervolgonderzoek en/of een ontheffing zijn in dat geval niet nodig.

Conclusie

Het aspect natuur geeft geen beperkingen voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.8 Water

Wettelijk kader

De watertoets is een instrument dat ervoor zorgt dat een initiatiefnemer water vanaf het begin van het planvormingsproces meeneemt bij ruimtelijke ontwikkelingen. Indien een initiatiefnemer meer dan 500 m2 extra verhard oppervlak wil aanleggen is de compensatie in de vorm van open water vereist.

Het planvoornemen voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling. In lijn met het beleid van het Hoogheemraadschap wordt het aspect water voor het voorliggende plan nader toegelicht.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied betreft de Weerlaan te Hillegom en is onbebouwd en in de huidige situatie voor een groot deel in gebruik als weg.

Watergangen

Het plangebied wordt zowel aan de west- als oostzijde begrensd door primaire watergangen (type polderwater) die deels onderdeel uitmaken van het plangebied. De watergang wordt onderhouden door het Hoogheemraadschap van Rijnland en heeft een beschermingszone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0534.BPRotondeWeerlaan-VA01_0011.jpg"

Figuur 4.3: uitsnede legger - oppervlaktewateren, watergangen

Veiligheid en waterkering

Het plangebied ligt voor een deel binnen de beschermingszone van een waterkering. Ten noorden van het plangebied ligt een polderkering (regionale waterkering) van de Venniperpolder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0534.BPRotondeWeerlaan-VA01_0012.jpg"

Figuur 4.4: uitsnede legger - regionale waterkeringen

Toekomstige situatie

De beoogde ontwikkeling bestaat uit het realiseren van een rotonde waar nu een kruising is. Voor deze verkeerskundige oplossing is een groter ruimtebeslag en meer verharding nodig. Daarnaast raakt het de aanwezige primaire watergangen.

Om te kunnen controleren of voldaan wordt aan de benodigde watercompensatie zijn oppervlaktebalansen opgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0534.BPRotondeWeerlaan-VA01_0013.png"

Tabel 4.3: Oppervlaktebalans in de huidige en toekomstige situatie

Net als in de huidige situatie blijft het plangebied aan de Weerlaan volledig verhard. Ten opzichte van de huidige situatie is sprake van een toename van 247 m2 aan verhard oppervlak.

Geconcludeerd kan worden dat er geen compensatie door toename verharding nodig is omdat de toename minder dan 500 m² is.

Toetsing

In 2021 is een watertoets (zie bijlage 5) uitgevoerd. Onderstaand zijn de conclusies van het onderzoek weergegeven:

Op de kruising van de Weerlaan-Heemskerklaan komt een enkelstrooks rotonde met een aparte fietsstrook voor het fietsverkeer. Het doel van de reconstructie van de rotonde is een veiligere en kwalitatieve verbetering van de verkeerssituatie, waarbij de fietsers op een eigen fietsstrook kunnen blijven rijden en de ruimtelijke normen/afmetingen van de rijcirkels worden aangepast aan de huidige eisen.

Door de herinrichting van de Weerlaan is mogelijk sprake van een toename van 247 m2 aan verhard oppervlak ten opzichte met de huidige situatie. Geconcludeerd kan worden dat er geen compensatie door toename verharding nodig is omdat de toename minder dan 500 m² is.

Voor de aanleg van de rotonde wordt ca. 109 m2 watergang 146-058-00032 gedempt. De te dempen watergang is geclassificeerd als primair water. Voor te dempen watergangen geldt een 1 op 1 compensatieregel. De versmalling is Rijnland doorgerekend en zowel de stroomsnelheid als de opstuwing vallen binnen de richtlijnen.

De watercompensatie vindt plaats op twee locaties, op de watergang 146-058-00019 (maximaal 20 m2) en watergang 146-058-00015. De watergang 146-058-00015 ligt in de te herontwikkeling gebied naast de Aalberselaan. Om voldoende water aan en af te voeren en deze watergang te kunnen onderhouden, is het van belang dat de volgende minimale afmetingen worden aangehouden: bodembreedte van 7,93 m, taluds 1:3 en een waterdiepte van 1,0 m.

Ter hoogte van de rotonde en het te dempen watergang 146-058-00032 bevindt zich duiker 146-058-00032. Om de werking van het watersysteem te verzekeren zal de bestaande duiker verwijderd moeten worden. De nieuwe duiker dient een diameter te hebben van 1000 mm en wordt gevuld met 1/3e lucht en 2/3e water. Het 'natte oppervlak' van de duiker mag ook vertaald worden naar en rechthoekige constructie.

Om het risico op grondwateroverlast te beperken dient de ontwateringsdiepte voldoende te zijn. De ontwateringsdiepte is de afstand tussen de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) en het straatpeil, het maaiveld en/of vloerpeil. Het huidige maaiveld is gemiddeld gelegen op een hoogte van ca. NAP -0,5 m. De GHG is ingeschat op ca. NAP -1,45 m. Het berekende ontwateringsdiepte is 0,95 m. Ontwateringsdiepte voor secundaire wegen en woonstraten is 0,7 m. Het project voldoet aan het vereiste niveau.

Het hemelwater van de Weerlaan wordt door het bestaande rioolstelsel afgevoerd naar bermsloten/watergangen langs hetzelfde weg. Er is geen sprake van wijzigingen in het vuilwaterrioolstelsel in het plangebied door de ontwikkelingen rond de Weerlaan of Aalberselaan.

De herinrichtingswerken aan de Weerlaan vinden buiten de beschermingszone plaats. In de kern- en beschermingszone vinden aan de bestaande weg plaats. De activiteiten in de kern- en beschermingszone zijn vergunningplicht bij het hoogheemraadschap van Rijnland.

Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.9 Besluit milieueffectrapportage

Wettelijk kader

Plannen en activiteiten kunnen nadelige gevolgen hebben voor het milieu. In hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage is geregeld dat in zulke gevallen een milieueffectrapport moet worden opgesteld.

Per 7 juli 2017 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. Hierin is een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling opgenomen. Een m.e.r.-procedure is noodzakelijk als een besluit wordt genomen over een activiteit waarbij belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. De vraag of door voorgenomen activiteiten belangrijke nadelige milieugevolgen veroorzaakt kunnen worden staat dan ook centraal bij het beoordelen of een m.e.r. moet worden uitgevoerd. De Europese Unie heeft in de richtlijn m.e.r. aangegeven bij welke activiteiten er zeer waarschijnlijk sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen.

De artikelen 7.16 tot en met 7.20a van de Wet milieubeheer zijn in de nieuwe wetgeving voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst van toepassing. Het maakt daarvoor niet uit of het een activiteit onder of boven de D-drempel betreft. Voorafgaand aan de vergunningaanvraag of de ruimtelijke procedure dient een aparte beslissing te worden genomen dat geen MER nodig is. Voor de initiatiefnemer geldt dat hij moet melden dat er sprake is van een vormvrije m.e.r.-beoordeling en dat hij hiervoor informatie moet aanleveren.

De nieuwe procedure is uitsluitend van toepassing op projecten die voorkomen in het Besluit m.e.r.. Indien kan worden aangetoond dat het project geen onderdeel uitmaakt van onderdeel C of D van het Besluit m.e.r., dan is de nieuwe procedure niet van toepassing.

Onderzoek

In Bijlage D Besluit m.e.r., D1.2 is sprake van infrastructurele werken. Het artikel benoemt het volgende: De wijziging of uitbreiding van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, of verlegging of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken niet zijnde een, autosnelweg of autoweg. De in het artikel genoemde wegen zijn m.e.r.-plichtig. Het plan, waarbij een kruispunt wordt aangepast naar rotonde valt niet onder deze beschrijving / activiteit.

De wijziging in het plangebied leidt niet tot belangrijke milieugevolgen. Dit blijkt ook uit de conclusies uit de voorgaande paragrafen in dit hoofdstuk. Er is geen sprake van een m.e.r.-beoordelingsplicht.

Conclusie

Er is geen sprake van een (vormvrije) m.e.r.-(beoordelings)-plicht en daarnaast zijn belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu uit te sluiten.

 

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden - voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht - de van het bestemmingsplan deel uitmakende planregels van een nadere toelichting voorzien.

De planregels geven inhoud aan de op de verbeelding (voorheen: plankaart) aangegeven bestemmingen en aanduidingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de planregels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene op te nemen, wat werkelijk noodzakelijk is.

De bij dit plan behorende planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels;
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels;
  • 4. Overgangs- en slotregels.

5.1.1 Nadere toelichting op de bestemmingsregels

In de regels wordt gebruik gemaakt van de volgende artikelen:

Artikel 1 Begrippen

In dit eerste artikel zijn noodzakelijke begripsbepalingen opgenomen die worden gebruikt in de planregels. Het bevat definities om misverstanden te voorkomen.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

Artikel 3 Verkeer

In artikel 3 zijn de regels opgenomen ten behoeve van de bestemming 'Verkeer'.

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Met de regel van dit artikel wordt voorkomen dat regels ten onrechte zo worden gehanteerd dat meer dan de bedoelde bebouwing kan worden toegestaan.

Artikel 5 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is bepaald dat in geringe mate kan worden afgeweken van bouwgrenzen voor ondergeschikte delen van bebouwing tot aan de in dit artikel genoemde maten.

Artikel 6 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen die voor zover daaraan behoefte bestaat en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, de mogelijkheid biedt de ligging van bestemmingsvlakken en figuren te wijzigen, zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot, en geen van de grenzen met meer dan 10 m wordt verschoven.

Artikel 7 Overgangsrecht

Het overgangsrecht bevat een regeling voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het inwerking treden van het plan, maar dat strijdig is met de planregels van dit bestemmingsplan. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. De redactie van dit artikel is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.

Artikel 8 Slotregel

In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan aangehaald kan worden. De redactie van dit artikel is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de openbare ruimte, woningbouw categorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

Voor dit bestemmingsplan is geen exploitatieplan of een anterieure overeenkomst nodig omdat de gemeente het gebied zelf ontwikkelt.

De gronden van bestemmingsplan zijn in eigendom van de gemeente Hillegom. De gronden waarop de rotonde gerealiseerd wordt zijn ook in de toekomst eigendom van de gemeente Hillegom. De gemeente is in die zin ook de risicodragende partij die garant staat voor de uitvoering. De kosten voor uitvoering van het project zijn door de gemeente gereserveerd in de begroting. De economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is in die zin verzekerd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het voorontwerp bestemmingsplan wordt naar de betrokken overlegpartners gestuurd. De resultaten hiervan worden samengevat en beantwoord in een nota vooroverleg.

Het ontwerp bestemmingsplan wordt ter visie gelegd. Gedurende de ter visie termijnen is het voor één ieder mogelijk een reactie in te dienen. De resultaten hiervan worden samengevat en beantwoord in een nota zienswijzen.

Participatie

Er heeft reeds omgevingsdialoog plaatsgevonden met betrekking tot dit plan. Hierop zijn verschillende reacties binnengekomen. De kritische punten hebben vooral betrekking op het toepassen van een tweezijdig fietspad. De reacties zijn zorgvuldig doorgenomen en beantwoord. De reacties leiden niet tot significante aanpassingen in het plan.

Vooroverleg

Het voorontwerp bestemmingsplan is conform artikel 3.1.1. Bro voorgelegd aan het waterschap, regioarcheoloog en de betrokken rijksdiensten.

Veiligheidsregio Hollands Midden

Heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben.

Omgevingsdienst West-Holland (onderdeel archeologie)

Heeft aangegeven dat aangezien de graafwerkzaamheden plaats zullen vinden in al verstoorde grond en opgebrachte cunetten, zij van mening zijn dat nader archeologisch onderzoek niet nodig is. Hiermee volgen ze het advies om de gronden vrij te geven zoals opgenomen in het advies in het archeologisch onderzoek.

Rijnland

Heeft aangegeven dat toename van verhard oppervlak/verlies van water gecompenseerd moet worden. Het is de gemeente bekend dat er in de polder vervangend water moet worden gegraven. Daarbij wordt zoveel mogelijk water nabij de rotonde gerealiseerd en het tekort aan wateroppervlak wordt gerealiseerd in het Ceres-park.

Daarnaast heeft het waterschap in afstemming met de gemeente een berekening uitgevoerd om te toetsen of er bij de versmalling van de bestaande watergang problemen kunnen ontstaan met de stroomsnelheid als met de opstuwing. Rijnland heeft aangegeven dat zowel en stroomsnelheid als de opstuwing vallen binnen de richtlijnen.

Tot slot heeft Rijnland de gemeente erop gewezen dat voor de werkzaamheden een vergunning nodig is. Die zal voor uitvoering van de werkzaamheden aangevraagd worden.

Op basis van bovenstaande afstemming kan worden gesteld dat er geen knelpunten zijn vanuit de waterhuishouding en het project uitvoerbaar is.

Zienswijzen

Overeenkomstig de wettelijke vereisten is het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken 6 weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn is eenieder de mogelijkheid geboden zienswijzen over dit ontwerpbestemmingsplan in te dienen. Er zijn geen zienswijzen ingediend. Wel wordt een ambtshalve wijziging doorgevoerd in de regels van het bestemmingsplan, omdat het bestaande kunstwerk bij de brandweerkazerne verplaatst wordt naar de rotonde. Hiervoor wordt de toegestane hoogte voor dergelijke kunstwerken (voorwerpen van beeldende kunst) gewijzigd van 5 naar 9 meter hoog. Het bestemmingsplan wordt gewijzigd ter vaststelling aan de gemeenteraad aangeboden.