Ter plaatse van het besluitsubvlak 'Gasleiding' gelden de volgende regels.
6.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
6.2.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het oprichten van enig bouwwerk;
-
b. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
-
c. het wijzigen van het maaiveld door ontgronding of ophoging;
-
d. het verrichten van grondroeractiviteiten (b.v. het aanbrengen van riolering, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spitten ploegwerk;
-
e. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
-
f. het indrijven van voorwerpen;
-
g. het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
-
h. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
-
i. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
6.2.2 Uitzondering
Het verbod van lid 6.2.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
-
a. normaal onderhoud en normaal beheer betreffen;
-
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
-
c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
6.2.3 Toetsingscriteria
De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.2.1 zijn slechts toelaatbaar
indien en voor zover dit niet strijdig is met de belangen van de leiding.
6.2.4 Voorwaarden
Alvorens het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden het leidingenbelang niet onevenredig wordt geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.