direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Noppes Bedrijfsweg 12
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0532.BPbedrijfsweg12-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Noppes Kringloopwinkel is sinds 2011 gehuisvest aan de Industrieweg 7b te Grootebroek en heeft destijds de activiteiten van de Boedelraad kringloopwinkel overgenomen. Het bedrijf heeft gezocht naar alternatieve huisvesting binnen de gemeente Stede Broec. Deze is gevonden in een bestaand pand dat gevestigd is op de locatie Bedrijfsweg 12 te Grootebroek. Dit pand voldoet aan de wensen van Noppes voor wat betreft omvang, parkeren en bereikbaarheid. Daarnaast wil Noppes het sorteren van kleding centraliseren, dit vind nu nog plaats in verschillende vestigingen. Het pand aan de Bedrijfsweg 12 biedt daarvoor alle mogelijkheden en biedt hiermee ook extra werkgelegenheid in de gemeente Stede Broec.

Om de verhuizing van Noppes naar het bedrijfspand aan de Bedrijfsweg 12 mogelijk te maken is een bestemmingsplanherziening nodig. Het vigerend bestemmingplan 'Centrale Zone' voorziet namelijk niet in de mogelijkheid een kringloopwinkel te vestigen in het pand aan de Bedrijfsweg 12.

Voorliggend bestemmingsplan Noppes Bedrijfsweg 12 voorziet dan ook in de juridisch - planologische mogelijkheden om Noppes te vestigen aan de Bedrijfsweg 12 te Grootebroek.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied ligt op het gemengde bedrijventerrein Centrale Zone in de kern Grootebroek. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door een watergang, deze watergang vormt ook de westelijke plangrens. De oostelijke plangrens bestaat uit bedrijfsgronden. De zuidelijke plangrens wordt gevormd door de Bedrijfsweg. In figuur 1.1 is het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0532.BPbedrijfsweg12-VG01_0001.jpg"  
Figuur 1.1 Ligging plangebied (bron: maps.google.nl)  

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied is het bestemmingsplan 'Centrale Zone' vigerend. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 6 september 2012 en met ingang van 1 november 2012 onherroepelijk geworden. De vigerende bestemming is 'Gemengd 1', deze bestemming laat een veelvoud aan functie toe, waaronder een kringloopwinkel van maximaal 250 m2 bruto vloeroppervlakte. Omdat het pand Bedrijfsweg 12 groter is dan dit maximale oppervlakte moet een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld. Daarnaast geldt een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', ter bescherming van archeologische waarden.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt het plangebied beschreven. Deze planbeschrijving gaat in op de ruimtelijke- en functionele structuur van het gebied. Het volgende hoofdstuk beschrijft het relevante beleid voor de ontwikkeling. In hoofdstuk 4 worden de relevante milieu- en waardethema's behandeld. In hoofdstuk 5 wordt de ontwikkeling toegelicht. Hoofdstuk 6 vormt de juridische toelichting op de planregels. In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Gebouwen en gebruik
Binnen het plangebied is één pand gevestigd. Dit pand stond ten dienste van een meubelzaak. Verder zijn er op het perceel 20 parkeerplaatsen aanwezig.

Water en groen
Er is geen water binnen het plangebied gelegen. Ten noorden van het plangebied bevindt zich een watergang.

Groenvoorzieningen zijn nauwelijks aanwezig, behoudens wat groen langs de perceelsgrenzen en tussen de parkeerplaatsen. Dit groen is niet beschermd middels een groenbestemming.

Ontsluiting
Het plangebied wordt ontsloten via de Bedrijfsweg. Via deze weg kan men de Nijverheidsweg op rijden of de Stede Broecweg; de laatste vormt de gebiedsontsluitingsweg van het bedrijventerrein Centrale Zone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0532.BPbedrijfsweg12-VG01_0002.jpg"  
Figuur 2.1 Bestaande parkeerplaatsen, laden en lossen, ontsluitingswegen en groenvoorzieningen.  

2.2 Toekomstige situatie

Kringloop winkel
De vestiging van Noppes zal plaatsvinden in het bestaande pand. Dit betekent dus dat er geen sprake is van uitbreiding of andersoortige bouwwerkzaamheden. Wel zullen er uiterlijke wijzigingen (herkenbaarheid als een vestiging van Noppes) en interne verbouwingen plaatsvinden ten behoeve van de inrichting van de winkel. Deze werkzaamheden kunnen binnen de kaders van het bestemmingsplan worden uitgevoerd.

Het voorliggende bestemmingsplan ziet dus sec toe op het toelaten van een kringloopwinkel groter dan 250 m2 brutovloeroppervlakte. Dit wordt in het bestemmingsplan geborgd door een aanduiding op te nemen: 'specifieke vorm van detailhandel - kringloopwinkel'.

Parkeren
Voor het bepalen van de parkeerbehoefte aan de Bedrijfsweg 12 wordt uitgegaan van de CROW-norm (publicatie 317 - oktober 2012). Stede Broec valt binnen de categorie matig stedelijk waarbij de kringloopwinkel zich in de schil centrum bevindt. Volgens deze normen geldt voor kringloopwinkel/ tuincentra (kringloopwinkel is gelijkwaardig aan een tuincentrum qua parkeren) een parkeernorm van 1,0 tot 1,5 pp per 100 m² bruto vloeroppervlak (bvo).

De parkeerbehoefte komt neer op tussen de 45 tot 67 parkeerplaatsen. Op dit moment zijn er 20 parkeerplaatsen op de locatie Bedrijfsweg 12. Noppes heeft aangegeven dat er mogelijkheden zijn voor uitbreiding tot 36 parkeerplaatsen zonder daar de openbare weg mee te belasten. De winkel die wordt overgenomen, waarin o.a. meubelverkoop heeft plaatsgevonden, had ook slechts de beschikking over 20 parkeerplaatsen.

Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak eerder heeft overwogen (uitspraak van 3 april 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ7526) dient bij de beantwoording van de vraag of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid echter alleen rekening te worden gehouden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de realisering van het project. Een eventueel bestaand tekort aan parkeerplaatsen kan als regel buiten beschouwing worden gelaten. In de huidige situatie is de parkeerbehoefte (gebaseerd op het gebruik als showroom (norm 1,2 – 1,4 pp per 100 m2 bvo) 54 – 63 pp. De huidige en toekomstige situatie voorzien niet in de voorgeschreven parkeerbehoefte, welke conform jurisprudentie niet kan worden toegerekend aan Noppes. Gelet hierop kan worden volstaan met een uitbreiding van de parkeerplaatsen naar 36. Deze parkeerplaatsen worden op eigen erf gerealiseerd.
De vestiging van Noppes aan de Bedrijfsweg zal de kwaliteit, veiligheid en parkeerdruk aan de Industrieweg ten goede komen. De Bedrijfsweg is in al deze aspecten een betere locatie voor een dergelijke formule.


Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, vastgesteld op 13 maart 2012) staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Uit de SVIR blijkt dat het Rijk zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten gaat zitten en zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel richt. Verstedelijkings- en landschapsbeleid laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio’s leefbaar te houden. Om dit te bereiken is een ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).Bij ruimtelijke besluiten moet worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Het Barro vervangt de AmVB Ruimte. In het Barro wordt geregeld dat nationale belangen op perceelsniveau moeten worden verwerkt in bestemmingsplannen/wijzigingsplannen en andere decentrale ruimtelijke besluiten. De regels van de in het Barro opgenomen ruimtelijke belangen kunnen op perceelsniveau samenvallen. Voor zover deze regels onderling niet strijdig zijn dient de gemeente de betrokken belangen in het bestemmingsplan op te nemen.

3.1.3 Ladder voor Duurzame Verstedelijking

In verband met bestemmingsplannen is een gedegen ruimtelijk-functionele onderbouwing tegenwoordig gewenst, mede omdat binnen de ruimtelijke ordening steeds meer de nadruk komt te liggen op zorgvuldig ruimtegebruik. In verband hiermee is in oktober 2012 de ‘Ladder voor Duurzame Verstedelijking’ geïntroduceerd (art 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De Ladder is een motiveringsinstrument dat verplicht toegepast moet worden bij bestemmingsplannen die een ‘nieuwe stedelijke ontwikkeling’ mogelijk maken. Wat er onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling valt, is in art. 1.1.1 Bro bepaald: 'De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

Bij de toepassing van de Ladder dienen de volgende treden doorlopen te worden:

  • 1. Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.
  • 2. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.
  • 3. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

In voorliggend geval kan er worden gesteld dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Immers, de functie van een bestaand pand wordt gewijzigd. Er is geen sprake van nieuw ruimtebeslag. De ontwikkeling wordt dan ook niet als nieuwe stedelijke ontwikkeling aangemerkt als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid van het Bro. Het plan behoefde dus niet te worden getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

De functiewijziging vormt geen bedreiging voor de detailhandelsstructuur, het gaat immer om de verplaatsing van een bestaande kringloopwinkel. Met de verhuizing komt het pand aan de Industrieweg 7b vrij maar wordt het leegstaand pand aan de Bedrijfweg 12 ingevuld. Er ontstaat geen nieuwe leegstand als gevolg van de verhuizing.

3.1.4 Conclusie Rijksbeleid

Het onderhavige plan bevindt zich niet in de nationale hoofdstructuur en omvat geen ontwikkelingen van landsbelang. Het beleid inzake de herbouw van een bedrijfsgebouw wordt dan ook neergelegd bij de decentrale overheden. Er hoeft niet te worden getoetst aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040

De geactualiseerde Structuurvisie Noord-Holland 2040 van de provincie Noord-Holland is vastgesteld op 20 januari 2014. De provincie Noord-Holland geeft in haar structuurvisie aan op welke wijze zij de komende 30 jaar de ruimte in de provincie wil benutten.

De provincie Noord-Holland wil dat er zowel kwalitatief als kwantitatief genoeg ruimte beschikbaar is waar het gaat om de Noord-Hollandse economie. De provincie wil dat gemeenten ruimte maken voor nieuwe ontwikkeling door bestaande werklocaties te intensiveren en herstructurering te benutten. Daarnaast zal, tegelijk met het optimaliseren van het ruimtegebruik moeten worden gezocht naar nieuwe locaties. Deze nieuwe locaties zijn niet alleen nodig om te voorzien in specifieke behoeften van bedrijven, maar ook om met deze locaties ruimte te creëren voor het in gang zetten van herstructurering op andere locaties. Het is belangrijk dat de juiste bedrijven op de juiste plek terechtkomen, zodat zij optimaal gefaciliteerd kunnen worden. Niet alleen voldoende ruimte voor bedrijfsgebouwen is van belang. Ook de randvoorwaarden, zoals een adequate (digitale) infrastructuur moeten in orde zijn. Bij het bepalen van de plaats van nieuwe werklocaties is de infrastructuur waar mogelijk niet volgend, maar sturend.

Met voorliggende ontwikkeling wordt op een bestaand gemengd bedrijventerrein de functie van een bestaand pand veranderd. Hiermee wordt invulling gegeven aan provinciaal beleid waar herstructurering van bestaand vastgoed een uitgangspunt is. Ook vindt er geen toevoeging plaats aan oppervlakte detailhandel: het gaat om een verhuizing van een bestaande kringloopwinkel.

3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie

De verordening is opgesteld omdat de provincie in het belang van een goede ruimtelijke ordening het noodzakelijk acht algemene regels vast te stellen betreffende de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen (de actualisatie van de verordening is vastgesteld op 3 februari 2014). Dit geldt ten aanzien van onderwerpen in zowel het landelijk als het stedelijk gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Nieuw beleid (herzieningen, aanvullingen) als uitvloeisel van nieuwe ruimtelijke keuzes zoals deze onder de vlag van de structuurvisie gemaakt zullen gaan worden, zullen zo nodig worden vervat in een nieuwe ruimtelijke verordening.

De Noppes ligt binnen ‘Bestaand Bebouwd Gebied’. Er wordt niet voorzien in nieuwe oppervlakte aan bedrijventerrein, de Noppes wordt immers in een bestaand pand gevestigd.

3.2.3 Provinciale milieuverordening

De Provinciale milieuverordening stelt regels omtrent: stiltegebieden, beschermingsgebieden met het oog op de waterwinning en aanwijzing aardkundige monumenten. Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan ligt niet binnen een van de genoemde gebieden.

3.2.4 Conclusie provinciaal beleid

De verhuizing van de Noppes is niet strijdig met provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Toekomstvisie Stede Broec 2014 - 2024

In de Toekomstvisie Stede Broec 2014 - 2024 wordt is de eerste plaats een ruimtelijke visie beschreven op gemeentelijk niveau, daarbij kijkend over de gemeentegrenzen. In het document worden uitspraken gedaan over trends en bewegingen binnen de gemeente en hoe deze ruimtelijk hun plaats krijgen. Keuzes die in buurtgemeenten en op regionaal (maar ook op provinciaal) niveau worden gemaakt kunnen doorwerken naar de gemeente Stede Broec.

In de toekomstvisie wordt op verschillende deelgebieden binnen de gemeente ingezoomd. Zo ook op het gebied 'Centrale Zone'. De ambitie voor Stede Broec is het zoveel mogelijk behouden van de ruimte voor bedrijvigheid in Stede Broec, het behouden van de huidige werkgelegenheidsfunctie, het versterken van de economische dynamiek en het inventariseren van het ruimtegebruik. Het bedrijventerrein Centrale Zone vormt hierin een belangrijke pijler voor de werkgelegenheid binnen de gemeente. Met het revitaliseringsplan en bestemmingsplan Centrale Zone zijn er ruimtelijke instrumenten die kaders bieden voor een transformatie van het terrein. Het revitaliseringsplan laat zien dat er een duidelijke zonering komt in bedrijvigheid: waar verschillende functies nu nog door elkaar heen lopen streeft de gemeente naar de zones 'werkplaats, 'gemengd' en 'perifere detailhandel'. Hiermee wordt ook een duidelijk signaal afgeven voor wat betreft detailhandel binnen de Centrale Zone, grootschalige detailhandel kan terecht op de Centrale Zone. De reguliere vormen van detailhandel vinden hun plek in bijvoorbeeld Het Streekhof.

afbeelding "i_NL.IMRO.0532.BPbedrijfsweg12-VG01_0003.jpg"  
Figuur 3.1 Uitsnede revitaliseringskaart Centrale Zone cf. Toekomstvisie  

3.3.2 Vestigingsbeleid gemeente Stede Broec

De notitie 'Vestigingsbeleid gemeente Stede Broec' is in september 2011 vastgesteld. In deze notitie wordt inzicht gegeven in het huidige beleid, de achtergronden hiervan en de ontwikkelingen in de praktijk.

De prioriteit voor wat betreft de detailhandel ligt bij de reguliere winkelgebieden (winkelcentrum Het Streekhof en wijkwinkelcentra). Voor grootschalige winkelvoorzieningen die in de reguliere winkelgebieden geen plek kunnen vinden blijft de Centrale Zone, en in het bijzonder de Nijverheidsweg en Bedrijfsweg de vestigingslocatie. Het streven is om te komen tot een heldere en evenwichtige voorzieningenstructuur waarbij de verschillende winkelgebieden elkaar aanvullen en ieder een eigen taak vervullen binnen de vastgestelde structuur.

De dynamiek in de detailhandel is groot. Om in te kunnen blijven spelen op de wensen vanuit zowel de markt als de consument is het van belang om op een verantwoorde wijze flexibel in te spelen op die dynamiek. Bij het toelaten van nieuwe functies dient er rekening mee te worden gehouden dat de functionele structuur niet wordt aangetast.

Dit betekent dat verkeersstromen en parkeerdruk van consumentenverkeer beperkt moeten blijven en dat bedrijfsfuncties elkaar onderling niet mogen beperken. Daarnaast zijn bedrijventerreinen schaars, dus moeten bedrijventerreinen niet gebruikt worden voor functies die elders ingepast kunnen worden.

Voor Kringloopwinkels is in het vestigingsbeleid specifiek een paragraaf opgenomen.

Kringloopwinkels
Kringloopwinkels bestaan over het algemeen uit drie delen: opslag, reparatie en winkel. Het winkeloppervlak is over het algemeen het grootste. Deze branche valt niet onder het klassieke PDV-beleid. In de praktijk worden kringloopwinkels toegestaan op bedrijventerreinen omdat deze in de reguliere winkelgebieden niet passen c.q. ongewenst zijn. De vestiging van de Boedelraad (nu Noppes) op de Industrieweg heeft geleerd dat een dergelijke formule een sterk verkeersaantrekkende werking heeft en op momenten parkeeroverlast veroorzaakt voor omliggende bedrijven.

Het vestigingsbeleid is mede opgesteld om de vestiging van Noppes mogelijk te maken, niet om het bij een onverwachte verhuizing onmogelijk te maken.

In het vastgestelde vestigingsbeleid, zijn inpassingsvoorstellen gedaan voor het bestemmingsplan “Centrale Zone”. Voor een grootschalige kringloopwinkel (>250 m2) is een beperking vastgesteld van één kringloopwinkel binnen de Centrale Zone (met uitzondering van de Wijzend en de Tocht) gelet op de sterk verkeersaantrekkende werking en parkeeroverlast voor omliggende bedrijven.

De locatie Noppes aan de Industrieweg 7b is specifiek bestemd voor een kringloopwinkel door middel van een aanduiding op de verbeelding. Deze aanduiding blijft op dat perceel aanwezig. De kans dat een tweede grootschalige kringloopwinkel zich op het terrein zal gaan vestigen is zeer klein tot nihil. Dit gelet op de bedrijfsvoering van Noppes Kringloopwinkel als onderdeel van OpMaat, HVC en Baanstede groep. Het perceel Bedrijfsweg 12 is gelegen aan een parallelweg van de Stede Broecweg (hoofdontsluitingsweg 50 km/h) waardoor de afhandeling van verkeer snel en zonder problemen plaats kan vinden. Uit paragraaf 4.2 blijkt overigens dat de verkeersaantrekkende werking van een kringloopwinkel lager is dan er maximaal mogelijk is (planologisch gezien op grond van het bestemmingsplan), ook worden er voldoende parkeerplaatsen aangelegd.

3.3.3 Conclusie gemeentelijk beleid

De verhuizing van de Noppes naar het pand aan de Bedrijfsweg 12 past binnen de ruimtelijke kaders van de gemeente Stede Broec. Uit de toets aan het vestigingsbeleid blijkt dat Noppes specifiek bestemd is op Centrale Zone, met de verhuizing wordt theoretisch een tweede grote kringloopwinkel mogelijk. Omdat de verwachting klein is dat deze er komt vormt het vestigingsbeleid geen belemmering.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

4.1 Vormvrije m.e.r-beoordeling

Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. Gemeenten en provincies moeten daarom per 1 april 2011 ook bij kleine bouwprojecten beoordelen of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Een m.e.r.-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Wanneer uit de toets blijkt dat er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden moet er een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Met andere woorden: dan is het opstellen van een MER nodig.

4.1.1 Beoordeling noodzakelijkheid m.e.r.-beoordeling

In het Besluit m.e.r. is bepaald dat een milieueffectbeoordeling uitgevoerd moet worden als een projectactiviteit nadelige gevolgen heeft voor het milieu. Dergelijke projectactiviteiten zijn genoemd in bijlage D van het Besluit m.e.r.. Detailhandel wordt genoemd in de D-lijst (categorie D, nummer 11.2 stedelijk ontwikkelingsproject). In gevallen waarin de activiteit heeft op de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen en onder de volgende grenswaarden blijft

  • 1. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  • 2. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

is een vormvrije m.e.r. beoordeling in de plantoelichting voldoende. Hieronder staat die beoordeling, aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese m.e.r.-richtlijn.

Kenmerken van het plan
Het plan voorziet in de functiewijziging van een bestaand plan met een oppervlakte van circa 4.600 m2 en de aanleg van 16 parkeerplaatsen. Hiermee wordt ver onder de genoemde drempelwaarden gebleven.

Gevoelig gebied
In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden. Het gaat daarbij om gebieden die specifiek in het Besluit m.e.r. worden genoemd. Het plangebied is niet gelegen in of nabij een gebied dat wordt beschermd vanuit de natuurwaarden. Het plan ligt daarnaast zodanig ver verwijderd van de Ecologische Hoofdstructuur, een Vogel- of Habitatrichtlijngebied of overig beschermd natuurgebied dat van externe werking geen sprake kan zijn.

Het plangebied behoort niet tot een van de genoemde gevoelige gebieden.

Milieugevolgen
In de volgende paragrafen van dit hoofdstuk zijn de verschillende milieueffecten beschouwd, zoals geluid en luchtkwaliteit. Hieruit blijkt dat er door de ontwikkeling inderdaad geen sprake zal zijn van nadelige milieugevolgen.

Er spelen geen andere ontwikkelingen in de nabijheid van het plangebied. Van cumulatie met enige ander ontwikkeling zal dan ook geen sprake zijn.

4.1.2 Conclusie

Het milieubelang is in bovenstaand advies in het plan voldoende afgewogen. Een nadere beoordeling in een m.e.r. beoordeling is niet nodig.

4.2 Verkeer

Op grond van het huidige bestemmingsplan is er een veelvoud aan functies mogelijk. Dit betekent dat er verkeersaantrekkende functies gerealiseerd kunnen worden ter plaatse van de Bedrijfsweg 12. Het gaat onder meer om bedrijven tot en met milieucategorie 3, perifere detailhandel, cultuur en ontspannen, maatschappelijke voorzieningen, sportvoorzieningen en kantoorvoorzieningen.

Om inzichtelijk te maken of de kringloopwinkel tot meer verkeer leidt is berekend wat de maximaal mogelijke verkeersaantrekkende werking is, op grond van het bestemmingsplan. Dit wordt vergeleken met de verkeersaantrekkende werking van de Noppes. De normen zijn afkomstig uit de CROW, categorie matig stedelijk waarbij de kringloopwinkel zich in de schil centrum bevindt. Er wordt uitgegaan van een brutovloeroppervlakte van circa 4.600 m2. De norm is uitgedrukt in motorvoertuigbewegingen/ etmaal.

Van de verschillende functies die mogelijk zijn vormt perifere detailhandel (waaronder een bouwmarkt) degene die het meeste verkeer aantrekt.

  Minimaal (per 100 m2 bvo)   Maximaal (per 100 m2 bvo)   Totaal min.   Totaal max.  
Perifere detailhandel (bouwmarkt)   20,6   27,3   947,6   1255,8  
Kringloopwinkel   10,2   15,5   469,2   713  

Uit de berekening blijkt dat de kringloopwinkel een kleinere verkeersaantrekkende werking kent dan er op grond van het bestemmingsplan mogelijk is. Met voorliggend bestemmingsplan, waarmee wordt geregeld er ook een kringloopwinkel gevestigd kan worden op het perceel Bedrijfsweg 12 (naast de hierboven genoemde functies), zal de maximaal mogelijk verkeersaantrekkende werking niet worden overschreden.

Het aspect verkeer vormt dus geen belemmering.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

4.3.1 Beoordelingskader

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woonwijken. Om het begrip hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering van de VNG’. De inhoud van de milieuzonering wordt bepaald aan de hand van drie bouwstenen, te weten richtafstanden lijst, omgevingstypen en functiemenging. In de richtafstanden lijst zijn bedrijven opgenomen, ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Er kan, afhankelijk van het omgevingstype, worden afgeweken van deze richtafstanden. Bij het omgevingstype ‘gemengd gebied’ kunnen de afstanden uit de richtafstanden lijst bijvoorbeeld met één afstandstap worden verminderd. Tenslotte geeft de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor een functiemenging een overzicht van bedrijfsactiviteiten die vanuit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. In het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.

4.3.2 Doorwerking naar plan

Volgens de bedrijvenlijst van de VNG valt een detailhandelsvestiging onder milieucategorie 1. Hierbij hoort een richtafstand van 10 meter, richting gevoelige bestemmingen. De dichtsbijzijnde gevoelige bestemmingen zijn de woningen aan de Sluisdeur. Deze liggen op minimaal 50 meter afstand van het perceel Bedrijfsweg 12. Er wordt dus ruimschoots voldaan aan de gestelde richtafstand.

4.3.3 Conclusie

Concluderend wordt gesteld dat vanuit het oogpunt van bedrijven en milieuzonering er geen belemmeringen zijn voor het bestemmingsplan.

4.4 Geluid

4.4.1 Beoordelingskader

Bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan/wijzigingsplan is het conform de Wet geluidhinder (WGH) noodzakelijk dat er aandacht wordt besteed aan de akoestische situatie. Voor wegen die deel uitmaken van een 30km/h gebied geldt dat akoestisch onderzoek in principe niet uitgevoerd hoeft te worden. Als een geluidszone geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied valt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen die geluidszone (artikel 77 Wgh).

4.4.2 Conclusie

Een detailhandelsvestiging is geen geluidsgevoelige bestemming in de zin van de Wet geluidhinder. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor voorliggend wijzigingsplan.

4.5 Luchtkwaliteit

4.5.1 Beoordelingskader

Sinds 15 november 2007 staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Bij de start van een project moet onderzocht worden of het effect relevant is voor de luchtkwaliteit. Hierbij moet aannemelijk gemaakt worden, dat luchtkwaliteit “niet in betekenende mate” aangetast wordt. Daartoe is een algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate’ (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels vastgelegd zijn die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden, het gaat onder meer om de volgende gevallen:

  • woningbouwontwikkeling met één ontsluitingsweg en niet meer dan 1.500 nieuwe woningen;
  • kantorenlocatie met één ontsluitingsweg en niet groter dan 100.000 m2.

Een detailhandelsvestiging met een oppervlakte van circa 4.600 m2 trekt veel minder verkeer aan dan bovengenoemde gevallen. Op grond daarvan kan redelijkerwijs worden aangenomen dat ook de Noppes in niet betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Voor de zorgvuldigheid is de NIBM tool ingevuld. In figuur 4.1 is het resultaat opgenomen. Er is uitgegaan van de worst-case verkeersaantrekkende werking: 713 motorvoertuigbewegingen/etmaal

afbeelding "i_NL.IMRO.0532.BPbedrijfsweg12-VG01_0004.jpg"  
Figuur 4.1 NIBM-tool  
4.5.2 Conclusie

De voorliggende ontwikkeling draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtkwaliteit. Uit het rapport 'Monitoringsprogramma Regionaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit Noordvleugel 2015' blijkt dat Stede Broec niet behoort tot de locaties waar sprake is van overschrijding van luchtkwaliteitsnormen. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

4.6 Externe veiligheid

4.6.1 Beoordelingskader

Bij externe veiligheid gaat het om het binnen aanvaardbare grenzen houden van risico’s bij productie, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het gaat daarbij om de kans dat derden (omwonenden) dodelijk letsel oplopen door een calamiteit bij een bedrijf of door een ongeval bij het vervoeren van gevaarlijke stoffen. Rond bedrijven waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt en langs routes of buisleiding-tracés waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, zijn daarom zones ingesteld waarbinnen de risico's moeten worden onderzochten getoetst bij toekomstige bebouwing.

4.6.2 Onderzoek

Inrichtingen
Het plangebied bevindt zich in de nabijheid van risicovolle activiteiten binnen inrichtingen. Dit betreffen:

  • Welkoop, industrieweg 15 te Grootebroek (bestrijdingsmiddelen en vuurwerk);
  • Tamil Smit, Raadhuislaan 25 te Grootebroek (LPG);
  • Zwembad De Kloet, Raadhuislaan 8 te Grootebroek (Chloorbleekloog).

Geen van de inrichtingen beschikt over een PR=10-6 risicocontour die over het plangebied ligt. Geen van de inrichtingen beschikt over een invloedsgebied dat over het plangebied ligt. Duidelijk is dat het plangebied op grote afstand daarvan ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0532.BPbedrijfsweg12-VG01_0005.png"  
Figuur 4.2. Uitsnede risicokaart, plangebied groen omkaderd.  

Transport van gevaarlijke stoffen over wegen
Het plangebied bevindt zich niet in de nabijheid van transportroutes van gevaarlijke stoffen over de weg.

Transport van gevaarlijke stoffen over water
Het plangebied bevindt zich niet in de nabijheid van transportroutes van gevaarlijke stoffen over een vaarweg.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Het plangebied bevindt zich in de nabijheid van transportroutes van buisleiding W-573-05. De buisleiding beschikt ter hoogte van het plangebied niet over een PR=10-6 risicocontour. De buisleiding beschikt ter hoogte van het plangebied niet over een invloedsgebied.

Beleidsvisie Externe Veiligheid
De gemeente Stede Broec heeft een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. De ontwikkeling is getoetst aan het vastgestelde beleid. De ontwikkelingen zijn daarme niet in strijd.

Clusteren van risicovolle activiteiten
Het plan is niet in strijd met het externe veiligheidsbeleid van de provincie Noord-Holland ten aanzien van het clusteren van risicovolle activiteiten.

Veiligheidsregio NHN en Regionale Brandweer
Het plan behoeft geen formeel advies van de veiligheidsregio. Omdat het plan geen relevantie gevolgen heeft voor zelfredzaamheid, rampenbestrijding en crisisbeheersing, vindt geen afstemming plaats met de regionale brandweer.

4.6.3 Conclusie

De voorgaande paragraaf is opgesteld conform advies van de Regionale Uitgvoeringsdienst Noord-Holland Noord. Deze instantie concludeerd dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor de ontwikkeling.

4.7 Archeologie

4.7.1 Beoordelingskader

Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) van kracht geworden. Deze wet regelt de omgang met het archeologisch erfgoed. Met invoering van de wet hebben gemeenten een archeologische zorgplicht. Initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Wanneer er in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden.

4.7.2 Onderzoek

Volgens het vigerende bestemmingsplan Centrale Zone geldt een dubbelbestemming 'Waarde - archeologie' ter plaatse van de Bedrijfsweg 12. In deze bestemming is geen archeologie vrijstellingsgrens opgenomen. Blijkens de toelichting moet er een vrijstelling voor gelden voor werkzaamheden kleiner dan 1.000 m2 en 40 cm onder maaiveld.

De functiewijziging vindt intern plaats, de 16 parkeerplaatsen blijven onder de genoemde vrijstellingsgrens. Dit betekent dus dat het aspect archeologie geen belemmering vormt. Wel wordt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' overgenomen, met dien verstande dat de vrijstellingsgrens hier in wordt verwerkt.

Cultuurhistorie
In het kader van het aspect cultuurhistorie wordt gemeld dat er in het plangebied geen monumenten liggen. Ook maakt het geen deel uit van een beschermd dorpsgebied, en ligt het niet in de nabijheid van een dergelijk gebied.

4.7.3 Conclusie

Archeologie vormt geen belemmering voor de ontwikkeling. Hetzelfde geldt voor cultuurhistorie.

4.8 Waterparagraaf

4.8.1 Waterbeleid

Europese Kaderrichtlijn Water (KRW)
Sinds 2000 is de Kaderrichtlijn Water van kracht. De Kaderrichtlijn Water (KRW) is een Europese richtlijn en heeft tot doel de ecologische en chemische waterkwaliteit te verbeteren. De Kaderrichtlijn water (KRW) moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. Binnen de KRW worden twee soorten doelstellingen onderscheiden:

  • ecologische doelstellingen. Dit betreft de levensvormen (planten, dieren) die men terug wil hebben in en rond het water.
  • chemische doelstellingen. Deze geven aan welke chemische stoffen in het water mogen voorkomen en in welke hoeveelheid.

De KRW gaat uit van een nulsituatie: de ecologische en chemische toestand van het grond- en oppervlaktewater mag vanaf 2000 niet verslechteren. Andere belangrijke uitgangspunten uit de KRW zijn een brongerichte aanpak en "de vervuiler betaalt".

Waterbeheer 21e eeuw (WB21)
Om voldoende aandacht voor de waterkwantiteit, maar ook de waterkwaliteit in ruimtelijke plannen te garanderen is de watertoets in het leven geroepen. Doel van de watertoets is het eerder en explicieter in het planproces betrekken van water. Hiertoe hebben rijk, provincies, gemeenten en waterschappen een Bestuurlijke notitie Waterbeleid in de 21e eeuw en een Handreiking watertoets ondertekend. In het kort betekent dit dat ten behoeve van de waterkwantiteit het principe: vasthouden, bergen en afvoeren dient te worden gehanteerd, en voor de waterkwaliteit: scheiden, schoon houden en schoon maken.

Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
In de aard en omvang van de nationale waterproblematiek doen zich structurele veranderingen voor. Klimaatveranderingen, zeespiegelstijging, bodemdaling en verstedelijking maken een nieuwe aanpak in het waterbeleid noodzakelijk. In februari 2001 sloten daarom Rijk, Interprovinciaal Overleg, Unie van Waterschappen en Vereniging van Nederlandse Gemeenten de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw. Daarmee werd de eerste stap gezet in het tot stand brengen van de noodzakelijke gemeenschappelijke aanpak. Twee jaar later worden de resultaten van die samenwerking en van voortschrijdende kennis en inzicht neergelegd in dit Nationaal Bestuursakkoord Water, hierna te noemen NBW.

Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 – 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2009 – 2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.

De Ministers van Infrastructuur en Milieu (IenM) en Economische Zaken (EZ) hebben het voornemen om het Nationaal Waterplan te wijzigen door hierin de deltabeslissingen en bijbehorende gebiedsgerichte voorkeursstrategieën vast te leggen. Het voornemen hiertoe heeft inmiddels ter visie gelegen zodat ten tijde van het vaststellen van voorliggend plan het huidige Nationaal Waterplan geldt.

Waterwet
Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteembenadering'. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers.

Het doel van de Waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning. In de integrale watervergunning gaan zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) op in één aparte watervergunning.

Hoogheemraadschap
Waterbeheersplan 4 (WBP4)
Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft in 2009 een nieuw waterbeheerplan vastgesteld. Het plan beschrijft de uitgangspunten en strategische doelen voor het waterbeheer voor de periode van 2010 tot en met 2015.

De missie van het hoogheemraadschap is erop gericht om ook de komende jaren Noord-Holland boven het Noordzeekanaal veilig te houden tegen overstromingen en te zorgen voor droge voeten en schoon water.

Het hoogheemraadschap formulier het kerndoel als volgt geformuleerd (vierledig):

  • 1. Het op orde houden van het watersysteem en dit onder dagelijkse omstandigheden doelmatig en integraal beheren;
  • 2. De verontreiniging van het watersysteem door directe en indirecte lozingen voorkomen en/of beheersbaar houden;
  • 3. Het op orde houden van de primaire waterkeringen en overige waterkeringen met een veiligheidsfunctie en deze onder dagelijkse omstandigheden doelmatig beheren;
  • 4. Het in stand houden en ontwikkelen van een calamiteitenorganisatie die onder bijzondere omstandigheden onmiddellijk operationeel is en die de beschikking heeft over actuele calamiteitenbestrijdingsplannen voor veiligheid, wateroverlast en waterkwaliteit.

Een van de uitgangspunten is dat water een ordenend principe is in de ruimtelijke inrichting. Middels de (verplichte) watertoets wordt in samenwerking met het hoogheemraadschap afgestemd hoe met het aspect water wordt omgegaan bij een ruimtelijke ontwikkeling.

Ruimtelijke ontwikkeling
Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier hanteert als uitgangspunt dat het landelijke gebied geen nadelige gevolgen mag ondervinden van de uitbreiding van het stedelijk gebied. Concreet houdt dit in dat voor uitbreiding van verhard oppervlak (verharding en bebouwing) compenserende maatregelen in de waterhuishouding getroffen moeten worden. In situaties waarin vroeger de overtollige neerslag geborgen werd in de grond en gedoseerd tot afstroming kwam, moeten ruime waterpartijen nu zorgen voor de tijdelijke opvang en berging van het overschot aan regenwater dat vanwege verharding niet langer in de grond kan infiltreren, maar versneld tot afvoer komt.

Ruimtelijke adaptatie en meerlaagsveiligheid
In het kader van het Deltaprogramma Prinsjesdag 2014 hebben vertegenwoordigers van Rijk, IPO, VNG en UvW de ‘Bestuursovereenkomst Deltaprogramma’ ondertekend, waarmee partijen afspreken de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën in hun eigen plannen te verankeren. De Bestuursovereenkomst is voorbereid door de deltacommissaris en is een aanvulling op het Bestuursakkoord Water uit 2011. Het Rijk zal de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën vastleggen in een tussentijdse wijziging van het Nationaal Waterplan en voor de nieuwe waterveiligheidsnormen de wet aanpassen.

Eén van de deltabeslissingen is de deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie. In de deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie heeft het Deltaprogramma voorstellen opgenomen om de ruimtelijke inrichting van Nederland klimaatbestendig en waterrobuust te maken. Alle overheden en marktpartijen hebben daar een verantwoordelijkheid in.

Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen hebben zich door de ondertekening van de ‘Bestuursovereenkomst Deltaprogramma’ gecommitteerd aan de onderstaande ambities.

  • Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen hebben de ambitie dat Nederland in 2050 zo goed mogelijk klimaatbestendig en waterrobuust is ingericht en bij (her)ontwikkelingen geen extra risico op schade en slachtoffers ontstaat voor zover dat redelijkerwijs haalbaar is.
  • Klimaatbestendig- en waterrobuust inrichten is uiterlijk in 2020 onderdeel van het beleid en handelen van deze partijen, door hun regionale en lokale ruimtelijke afwegingen de waterrobuustheid en klimaatbestendigheid van het eigen plangebied te analyseren, de resultaten van deze analyse te vertalen in een gedragen ambitie en een adaptatiestrategie met concrete doelen en de beleidsmatige- en juridische doorwerking van deze ambitie te borgen voor de uitvoering
  • Ieder van de partijen aan de overeengekomen gezamenlijke ambitie invulling geeft op basis van de eigen verantwoordelijkheden en bevoegdheden.


Klimaatbestendige stad
Klimaatadaptie is een actueel en urgent onderwerp. Het is belangrijk alle mogelijke kansen te benutten die waterrobuust- en klimaatbestendig bouwen bieden. De veranderingen in het klimaat, van welke aard en omvang ook, gaan gevolgen hebben voor de manier waarop wij wonen, werken en onze vrije tijd doorbrengen. Het is niet eenvoudig om de opgaven te relateren aan het dagelijks werk in de lokale (ruimtelijke) praktijk. En juist de combinatie van verstedelijking en klimaatverandering kan tot een opeenstapeling van problemen leiden. Daar liggen echter óók veel kansen: bij grotere- en kleinere stedelijke projecten, variërend van herbestrating tot gebiedsherontwikkeling, kunnen diverse ruimtelijke maatregelen getroffen worden die weinig tot niets extra kosten maar wel de weerbaarheid van de stad tegen extreem weer doen toenemen.

Waterrobuust bouwen
Als gevolg van toenemende risico's door veranderende rivierafvoeren, bodemdaling en zeespiegelstijging, gekoppeld aan demografische groei rondom onze rivieren is er begin deze eeuw voor gekozen anders om te gaan met water. Hoewel de kans op een overstroming relatief klein is, zullen de gevolgen van een mogelijke overstroming zeer groot zijn. Daarom is het concept van meerlaagsveiligheid opgesteld.

Naast het voorkomen van een overstroming (eerste laag), richt de aandacht zich in dit concept ook op gevolgenbeperking als een overstroming zich toch voordoet (tweede laag). Er is immers altijd een zogenoemd 'restrisico'. De omvang van dit restrisico wordt bepaald door het verloop van een overstroming, het aanwezige kapitaal en de hoeveelheid inwoners van een gebied. En door de mate waarin vitale functies en kwetsbare objecten al dan niet onherstelbaar worden getroffen. Het gaat dan om energienetwerken (gas, elektra), de drinkwatervoorziening en ICT, telecommunicatie- en zorgvoorzieningen. Het al dan niet intact blijven van deze sectoren is mede bepalend voor de omvang van een ramp en de mogelijkheid tot relatief snel herstel nadien.

Door maatregelen te treffen in de ruimtelijk inrichting, kan het aantal slachtoffers en de hoeveelheid schade worden beperkt. Daarnaast is er in het concept van meerlaagsveiligheid aandacht voor rampenbeheersing in de vorm van evacuatie en rampenplannen (de derde laag). Ook aan deze derde laag kan de ruimtelijke inrichting een bijdrage leveren, door bijvoorbeeld het realiseren van vluchtroutes.

4.8.2 Watertoets

De gemeente Stede Broec heeft Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier geïnformeerd over het plan Bestemmingsplan Noppes Bedrijfsweg 12 via de Digitale Watertoets (www.dewatertoets.nl). Hiermee is bepaald dat het plan geen invloed heeft op de waterhuishouding en/of de afvalwaterketen. Verder overleg met Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is niet nodig. Het hoogheemraadschap geeft een positief wateradvies. De toets is als bijlage opgenomen.

4.8.3 Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering.

4.9 Ecologie

Bij ruimtelijke planvorming is een toetsing aan de natuurwetgeving verplicht. Het onderhavige plangebied is nagenoeg geheel bebouwd en verhard. d. Het is zeer onwaarschijnlijk dat in het plangebied natuurwaarden voorkomen. Het aspect flora en fauna vormt derhalve geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.

4.10 Bodem

Wettelijk is bepaald dat een omgevingsvergunningsplichtig bouwwerk niet mag worden gebouwd op een zodanig verontreinigd terrein, dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu.

De functiewijziging vindt plaats binnen een bestaand gebouw. De grond wordt niet geroerd en er kan al detailhandel plaatsvinden volgens het vigerend bestemmingsplan. In het kader van bestemmingsplan is de haalbaarheid vanuit het aspect bodem voldoende aangetoond.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan/wijzigingsplan in ieder geval moet bestaan. Dit zijn een verbeelding met regels en een toelichting daarop. Daarnaast bieden zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan/wijzigingsplan. Uitgangspunt is dat het wijzigingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende 10 jaar. Dat is in principe de geldigheidsduur van een wijzigingsplan. In dit hoofdstuk wordt de juridische bestemmingsplanmethodiek uiteengezet zoals gebruikt zal worden voor het bestemmingsplan ‘Noppes Bedrijfsweg 12’.

5.2 Verbeelding

Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). Dit uit zich met name in de structuur en verbeelding. De verbeelding is opgebouwd volgens IMRO 2012 en de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen 2012. Hiermee wordt aangesloten bij de landelijke richtlijn voor het benoemen van de bestemmingen, het bijbehorende kleurgebruik etc. Ook wordt nadrukkelijk aangesloten bij het bestemmingsplan 'Centrale Zone' wat het nu vigerend bestemmingsplan is. Vanaf de ontwerpfase van het wijzigingsplan zal de verbeelding gecodeerd zijn.

5.3 Systematiek van de regels

Het juridische gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding met regels. Bij ieder plan hoort een toelichting, maar dit onderdeel heeft als zodanig geen rechtskracht. De verbeelding voor bestemmingsplan ‘Noppes Bedrijfsweg 12’ beslaat analoog 1 kaartblad en is digitaal beschikbaar. De regels zijn opgebouwd uit inleidende regels (hoofdstuk 1), bestemmingsregels (hoofdstuk 2), algemene regels (hoofdstuk 3) en overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4).

In de regels is gekozen voor een uitgebreide opsomming in de bestemmingsomschrijving van zaken die binnen een bestemming worden toegestaan. Voorzieningen die opgenomen zijn in de bestemmingsomschrijving zijn vanzelfsprekend gerelateerd aan de betreffende bestemming.

Op de verbeelding staat aangeduid wat de bouwmogelijkheden zijn. In de matrixen zijn de maximale bouwhoogtes en/ of goothoogtes ter plaatse weergegeven.

5.4 Planregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen
In dit artikel worden begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het wijzigingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten
In dit artikel wordt aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Functioneel
Binnen de bestemming ‘Gemengd 1’ zijn bedrijven van categorie 1 tot en met 3 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten met daaraan ondergeschikt dienstverlening en een kantine ten dienste van het met de bestemming beoogde gebruik, productiegebonden detailhandel (met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen) tot maximaal 100 m² BVO, perifere detailhandel, cultuur en ontspanning, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, sportvoorzieningen, kantoren, kringloopwinkels tot een maximum BVO van 250 m²; en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel – Kringloopwinkel’ is een kringloopwinkel met een groter oppervlak dan 250 m² BVO toegestaan.

Ruimtelijk
Het bouwperceel binnen het bouwvlak van deze bestemming mag voor maximaal 80% worden bebouwd. Het bouwen van een nieuwe bedrijfswoning is niet toegestaan. Gebouwen dienen minimaal 1,5 meter van de zijdelingse perceelsgrens of waterloop te worden geplaatst.

Hoofdstuk 3 Algemene regels
In dit onderdeel van de regels komen onder andere de flexibiliteitsbepalingen aan de orde. Het gaat hierbij onder meer om:

Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling regelt dat bebouwing slechts eenmaal mag worden meegerekend bij de berekening van het maximaal bebouwd oppervlak, bij de aanvraag van een bouwvergunning.

Algemene bouwregels
In dit artikel zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot ondergronds bouwen.

Algemene afwijkingsregels
Ten behoeve van de flexibiliteit en bruikbaarheid in de praktijk is voorzien in de mogelijkheid tot afwijken en wijzigingsbevoegdheden. Met de afwijkingsmogelijkheid kan het bevoegd gezag o.a. een afwijking van de maatvoering van bouwwerken toestaan met ten hoogste 10%.

Algemene wijzigingsregels
Ten behoeve van de flexibiliteit en bruikbaarheid in de praktijk is voorzien in ontheffingen en wijzigingsbevoegdheden. Met de ontheffingsbevoegdheid kan het college van burgemeester en wethouders o.a. een afwijking van de bestemmingen toestaan met ten hoogste 10%.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Met betrekking tot bouwwerken en het gebruik van grond en bouwwerken wordt in dit artikel ingegaan op het daarop toepasselijke overgangsrecht. Daarnaast is een hardheidsclausule weergegeven.

Slotregel
Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het onderliggende wijzigingsplan.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1 Vooroverleg

Overleg is nodig om te komen tot goede wijzigingsplannen en om een goede afstemming tussen het beleid van de verschillende overheden te bewerkstelligen. De overheden zijn vrij in de vormgeving van dit overleg. Overheden kunnen hierover onderling afspraken maken. Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor het overleg. Doelstelling van de wetgever is om het overleg zo soepel en vlot mogelijk te laten verlopen. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om dit overleg te voeren.

Het overleg wordt gevoerd met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met de diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn (artikel 3.1.1 Bro).

In het kader van het vooroverleg is het ontwerpbestemmingsplan aangeboden aan de overlegpartners. Van de volgende overlegpartners is een reactie ontvangen (deze zijn als bijlage 3 opgenomen):

  • 1. Provincie Noord-Holland;
  • 2. Veiligheidsregio Noord-Holland Noord;
  • 3. Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord;
  • 4. Gemeente Medemblik.

De reacties zijn in de hierna volgende tabel samengevat en beantwoord.

1. Provincie Noord-Holland  
Reactie     Beantwoording    
1.1   De provincie geeft aan dat het bestemmingsplan geen aanleiding geeft tot opmerkingen.   Onder dankzegging wordt de opmerking voor kennisgeving aangenomen.  
De vooroverlegreactie leidt niet tot aanpassingen in het bestemmingsplan.  
2. Veiligheidsregio Noord-Holland Noord  
2.1   De veiligheidsregio geeft aan dat er geen sprake is van (toenemende) relevante risico's ten aanzien van externe veiligheid.   Onder dankzegging wordt de opmerking voor kennisgeving aangenomen.  
De vooroverlegreactie leidt niet tot aanpassingen in het bestemmingsplan.  
3. Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord  
3.1   De regionale uitvoeringsdienst geeft aan dat een integraal advies niet noodzakelijk is. Er zijn twee kleine opmerkingen:
1) resultaat van de watertoets is niet bijgevoegd als bijlage.
2) de lokale rapportage luchtkwaliteit (wanneer beschikbaar voor deze gemeente) is niet gebruikt t.b.v. de paragraaf luchtkwaliteit.
Voor het overige is de regionale uitvoeringsdienst akkoord.  
Onder dankzegging worden de opmerkingen voor kennisgeving aangenomen.

De watertoets is uitgevoerd in overleg met het Hoogheemraadschap. De bevindingen zijn opgenomen in de waterparagraaf. De laatste rapportage luchtkwaliteit wordt opgenomen als bijlage bij de toelichting. Deze laat zien dat er geen overschrijdingen zijn binnen de gemeente Stede Broec.  
3.2   Een kringloopwinkel is meldingsplichtig zijnde een inrichting als bedoeld in categorie 16 van bijlage 1 onder c van het Besluit omgevingsrecht. Vanwege de aanwezigheid van een acculader geldt een meldingsplicht. Deze is gedaan. De gemeente is hiervan op de hoogte gesteld.   Onder dankzegging wordt de opmerking voor kennisgeving aangenomen.  
De vooroverlegreactie tot de volgende aanpassingen in het bestemmingsplan:
1. de Rapportage Luchtkwaliteit wordt als bijlage bij de toelichting opgenomen. In paragraaf 4.5 wordt aan de conclusie toegevoegd dat dit rapport laat zien dat er geen overschrijdingen zijn binnen de gemeente Stede Broec.  
4. Gemeente Medemblik  
4.1   De gemeente geeft aan dat het bestemmingsplan geen aanleiding geeft tot opmerkingen.   Onder dankzegging wordt de opmerking voor kennisgeving aangenomen.  
De vooroverlegreactie leidt niet tot aanpassingen in het bestemmingsplan.  

6.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 15 oktober voor een periode van 6 weken voor een ieder ter visie gelegen. Er zijn geen zienswijzen binnengekomen. De provincie Noord-Holland heeft via informele weg laten weten geen aanleiding te zien tot het indienen van een zienswijze. Het bestemmingsplan 'Noppes Bedrijfsweg 12' wordt ongewijzigd vastgesteld.

6.3 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat gemeenteraad inzicht geeft in de economische uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan waarin een bij Algemene maatregel van Bestuur (in dit kader het Besluit ruimtelijke ordening) aangewezen bouwplan is voorgenomen. Het inzicht heeft betrekking op het aspect kostenverhaal, dit dient verzekerd te zijn.

De voorgenomen ontwikkeling betreft een initiatief van een particulier initiatiefnemer. De gemeente Stede Broec sluit een anterieure overeenkomst met deze initiafiefnemer. Met deze overeenkomst is bepaald dat gemaakte kosten voor de initiatiefnemer zijn. Hiermee is het kostenverhaal afgedekt.