direct naar inhoud van Regels
Plan: MobilityHub Ambachtsezoom
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0531.bp54MHAmbachtsez-3001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan MobilityHub Ambachtsezoom met identificatienummer NL.IMRO.0531.bp54MHAmbachtsez-3001 van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.7 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wabo.

1.8 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.11 beperkt kwetsbaar object

een beperkt kwetsbaar object zoals gedefinieerd in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.12 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.13 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.14 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.15 bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.16 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.17 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.18 bruto vloeroppervlakte

de totale, buitenwerks gemeten vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief magazijnen, bergingen, kantoren en verblijfsruimten en de overige voor de bedrijfsuitoefening benodigde vloeroppervlakte.

1.19 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.20 darkstore

een magazijn, distributie- of opslagruimte die wordt gebruikt om voorraad te houden voor producten/boodschappen ten behoeve van flitsbezorging, niet bedoeld voor het door middel van de uitstalling ter verkoop aanbieden van producten/boodschappen aan het winkelend publiek ter plaatse.

1.21 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.22 flitsbezorging

een bedrijfsactiviteit waavan de bedrijfsvoering is gericht op de online verkoop en snelle levering van elektronisch aangeboden producten/boodschappen, welke vanuit een magazijn, distributiecentrum of opslagruimte (darkstore), door een koeriersdienst aan en bij de consument worden geleverd. Flitsbezorging richt zich niet op het door middel van uitstalling ter verkoop aanbieden van producten/boodschappen aan het winkelend publiek ter plaatse.

1.23 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.24 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.25 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.26 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.27 kwetsbaar object

een kwetsbaar object zoals gedefinieerd in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.28 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.29 ondergeschikte bouwdelen

ondergeschikte delen aan een gebouw zoals trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, windvanen, schoorstenen, liftopbouwen en andere ondergeschikte (dak)opbouwen, zonnepanelen;

1.30 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en minimaal 2 open wanden/gevels.

1.31 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg, gemeten in het midden (as) van de weg;
  • b. voor een bouwwerk in het water: het waterpeil;
  • c. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.32 platte afdekking

een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.

1.33 seksinrichting

het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.

1.34 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.35 straatmeubilair

al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen zoals:

  • a. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, alsmede
  • b. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede
  • c. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m³ en een hoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen.
1.36 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.37 voorgevellijn

een lijn, welke zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de oorspronkelijke voorgevels van de hoofdgebouwen.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, zonnepanelen, kleinschalige windmolens, antennes, liftschachtopbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

2.9 de hoogte van de eerste bouwlaag

wordt gemeten 0,25 m boven de vloer, van de eerste verdieping boven het maaiveld van (de woning) het (hoofd)gebouw.

2.10 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp54MHAmbachtsez-3001_0016.png"

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein - Mobilityhub

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - Mobilityhub' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn aangegeven met de categorieën 1 tot en met 3.2 in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten', ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - waterstoftankstation' tevens voor een waterstoftankstation met productie, opslag, aanvoer en aflevering (verkoop) van waterstof, zoals bedoeld in Bijlage VII, onderdeel B, activiteit 5 van het Besluit kwaliteit leefomgeving;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' tevens voor:
    • 1. een verkooppunt voor (alternatieve) brandstoffen;
    • 2. laadpunten voor elektrisch (snel)laden;
    • 3. gelegenheid voor autowassen;

Met daaraan ondergeschikt:

    • 1. Flex)werk- en vergaderplekken tot een oppervlakte van 600 m2 met inachtneming van het bepaalde in lid g;
    • 2. horeca voor het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
    • 3. leisure- en sportactiviteiten;
    • 4. kleinschalige detailhandel tot een oppervlakte van 200 m2 waarvan het assortiment aansluit bij de aard van de hoofdfunctie;
    • 5. kleinschalige automotive service voor (deel)mobiliteit (bandenwissel, quickservice);
    • 6. activiteiten ten behoeve van 'first- en last mile' oplossingen en distributie (waaronder pakket-ophaalservice).

met dien verstande dat:

  • d. de totale gezamenlijke vloeroppervlakte van de activiteiten genoemd onder c4, c5 en c6, c7 en c8 niet meer mag bedragen dan 2.300 m2, waarbij de activiteiten genoemd onder c8 in een apart gebouw dient plaats te vinden;
  • e. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan, met uitzondering van een waterstoftankstation zoals bedoeld onder b;
  • f. Wgh-inrichtingen als bedoeld in Bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, zoals dit luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet zijn toegestaan;
  • g. per kavel ten hoogste 50% van het bedrijfsvloeroppervlak (bvo), met een maximum van 600 m² per bedrijf, mag worden gebruikt ten behoeve van niet zelfstandige bedrijfsgebonden kantooractiviteiten in de vorm van (flex)werk- en vergaderplekken zoals bedoeld onder c4;
  • h. op eigen terrein dient te worden voorzien in ruimte voor laden en lossen en ruimte voor het parkeren voor zowel de eigen medewerkers als voor bezoekers, waarbij de parkeernormen zoals opgenomen in het 'Handboek Beeld Ambachtsezoom' dienen te worden aangehouden.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de minimale bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten minste 3 m ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - groene etalage';
  • b. in afwijking van het bepaalde onder sub a. dient de bouwhoogte van bebouwing direct grenzend aan de Ambachtsezoom, ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn', ten minste 8 m te bedragen;
  • c. de maximale bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 8 m ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - groene etalage';
  • d. in afwijking van het bepaalde onder sub c. mag de bouwhoogte van bebouwing direct grenzend aan de Ambachtsezoom, ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn', ten hoogste 11 m bedragen;
  • e. de voorgevelrooilijn danwel zijgevelrooilijn indien grenzend aan het openbaar gebied dient op minimaal 3 m uit het openbaar gebied gelegen te zijn;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder sub e. dient ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' de voorgevel over de volle breedte van de kavel te worden gebouwd in de middels deze aanduiding aangegeven rooilijn, met inachtneming van het bepaalde in sub g;
  • g. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens dient ten minste 3,5 m te zijn;
  • h. het maximum bebouwingspercentage per bouwperceel bedraagt 80%;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - groene etalage' gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de maximale brutovloeroppervlakte van een (gedeelte van een) gebouw ten behoeve van niet zelfstandige bedrijfsgebonden kantooractiviteiten is 1.500 m2;
    • 2. platte daken zijn verplicht;
  • j. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeer- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 8 m;
  • k. de maximale bouwhoogte van reclame-, naams- of oriëntatieborden op de bouwkavel bedraagt ten hoogste 1,5 m;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - groene etalage' mogen geen hekwerken worden geplaatst, maar dient de erfafscheiding vorm te worden gegeven middels een cortenstalen keerwand met een bouwhoogte van 1 m;
  • m. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder sub g. voor het bouwen in de zijdelingse en achterste perceelsgrens, mits dit vanuit het oogpunt van brandveiligheid toelaatbaar wordt geacht.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - risicocontour waterstofinstallatie' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder sub a:

  • a. om bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 3.1 genoemde bedrijfscategorieën, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd.

3.5.2 Afwijkingsbevoegdheid voor Bevi-inrichtingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.1 onder d bepaalde teneinde de vestiging van een Bevi-inrichting toe te staan, onder de voorwaarde dat:

  • a. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico, zoals berekend conform de rekenmethodiek van Bevi dan wel vastgelegd in het Revi voor de categorie van de inrichting, de grens van de kavel van de risicovolle inrichting niet overschrijdt;
  • b. het invloedsgebied voor het groepsrisico niet buiten de grenzen van het bedrijventerrein is gelegen;
  • c. geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.

3.5.3 Afwijken van parkeren op eigen terrein

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder sub f. voor parkeren buiten het eigen terrein mits uit een gemeentelijke parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid in het openbaar gebied, gemeenschappelijke voorzieningen of anderszins aanwezig is voor de gevraagde functie.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijziging van de Staat van bedrijfsactiviteiten

Burgemeester wethouders zijn bevoegd de Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen, voor wat betreft:

  • a. het onderbrengen van bedrijfsactiviteiten in een andere categorie, indien op grond van technologische ontwikkelingen de in de Staat van Bedrijfsactiviteiten vermelde categorie niet meer de juiste is;
  • b. het toevoegen van bedrijfsactiviteiten, geen seksinrichtingen, geluidshinderlijke en risicovolle inrichtingen zijnde, aan een bepaalde milieucategorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de in de betreffende milieucategorie opgenomen bedrijfsactiviteiten.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen, water, speelvoorzieningen, straatmeubilair en voet- en fietspaden;
  • b. opgaand groen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - groene etalage';
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals kunstobjecten, bruggen, nutsvoorzieningen en (ondergrondse) afvalverzamelsystemen.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en van bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding bedraagt ten hoogste 8 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • b. waterlopen en waterberging;
  • c. oeverbeschoeiingen, taluds en bermen;
  • d. bruggen, duikers en andere waterbouwkundige voorzieningen;
  • e. kunstobjecten.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. een vlonder mag worden gerealiseerd, waarvan:
    • 1. de hoogte niet meer mag bedragen dan 1,0 meter boven het waterpeil;
    • 2. de vlonder niet breder is dan 25% van de totale breedte van de watergang ter plaatse, met een maximum van 5 meter uit de oever;
    • 3. de oppervlakte van vlonder niet meer bedraagt dan 250 m2;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. aanlegsteigers zijn niet toegestaan.

Artikel 6 Leiding - Gas

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 42 inch en een druk van ten hoogste 66 bar, met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.2 onder b. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen/rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • g. het permanent opslaan van goederen.

6.4.2 Uitzonderingen

Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 6.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatieuitwisseling ondergrondse netten.

6.4.3 Voorwaarde

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 6.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Het bevoegd gezag wint hieromtrent schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.

6.5 Voorrangsregeling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de regels die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang krijgt.

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere (gedeelten van) bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming ’Leiding - Gas' alsmede de bijbehorende figuur 'hartlijn leiding - gas' van de verbeelding te verwijderen, indien de betreffende leiding buiten gebruik is gesteld. Het bevoegd gezag wint hieromtrent schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's, overstekende daken en afdaken, indien de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  • b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt;
  • c. tot gebouwen behorende erkers of vooruitbouwen, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt; de breedte van een erker bedraagt ten hoogste de breedte van de bedrijfswoning en de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximale bouwhoogte van 3 meter. Hekwerken en balustrades ten behoeve van een dakterras mogen deze maximale bouwhoogte met ten hoogste 1,5 meter overschrijden.

8.2 Ondergronds bouwen
8.2.1 Algemeen

De regels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. ondergrondse bouw is uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, alsmede ter verbinding van gebouwen, tenzij in Hoofdstuk 2 anders is bepaald;
  • b. gebouwd mag worden tussen peil en 3,5 meter onder peil.

8.2.2 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 sub a ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 meter, met dien verstande dat in geval van kelderbouw in belendende percelen in de zijdelingse perceelgrens mag worden gebouwd;
  • b. kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Gebruiksregels ten aanzien van onbebouwde gronden
9.1.1 Algemeen

Het is verboden de in het plan begrepen gronden, voor zover zij onbebouwd blijven, anders te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken anders dan ten dienste van de in deze regels aan de grond gegeven bestemming;

9.1.2 Bijzonder

Onverminderd het bepaalde lid 9.1.1 is het in ieder geval verboden onbebouwde gronden te gebruiken voor:

  • a. het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • b. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan, voor zover deze niet ten dienste van de in deze regels aan de grond gegeven bestemming staan
  • c. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • d. ligplaats of aanlegplaats voor vaartuigen voor zover dit niet uitdrukkelijk bij de bestemmingen is bepaald.

9.1.3 Uitzonderingen

Het in lid 9.1.1 en lid 9.1.2 bepaalde is niet van toepassing op:

  • a. het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden, inclusief tijdelijke opslag van uitkomende gronden (depot);
  • b. het opslaan of storten van afval- en meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen;
  • c. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

9.2 Gebruiksregels ten aanzien van bouwwerken
9.2.1 Algemeen

Het is verboden de in het plan gelegen bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze anders dan ten dienste van de in deze regels aan de bijbehorende grond gegeven bestemming:

9.2.2 Bijzonder

Onverminderd het bepaalde in lid 9.2.1 is het in ieder geval verboden de bouwwerken te gebruiken voor/als:

  • a. detailhandelsdoeleinden, tenzij anders bepaald in Hoofdstuk 2;
  • b. seksinrichting;
  • c. de bouwwerken welke zijn opgericht na een door burgemeester en wethouders te verlenen omgevingsvergunning te gebruiken voor andere doeleinden dan waarvoor de omgevingsvergunning is verleend.
  • d. opslag van gevaarlijke stoffen/materialen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), waaronder begrepen consumentenvuurwerk, tenzij anders bepaald in Hoofdstuk 2.

9.3 Flitsbezorging
9.3.1 Gebruiksverbod

Het gebruik van gronden ten behoeve van flitsbezorging en/of het gebruik van gebouwen en panden als darkstore aangemerkt als een vorm van gebruik is in strijd met de ter plaatse geldende bestemming.

9.3.2 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in artikel 9.3.1 voor het toestaan van een flitsbezorgingsdienst met darkstore mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de flitsbezorgdienst met darkstore ter plaatse leidt niet tot een onevenredige aantasting van:
    • 1. de verkeersveiligheid, de verkeersdoorstroming en de overige gebruiksmogelijkheden van de openbare ruimte;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. een darkstore is alleen toegestaan op de begane grond;
  • d. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein conform de 'Parkeernota Nieuwe ontwikkelingen 2018' (vastgesteld d.d. 8 juli 2019) en diens rechtsopvolger(s); en
  • e. een afhaalpunt ter plaatse is niet toegestaan.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Geringe afwijkingen en overschrijdingen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van Hoofdstuk 2 reeds bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten met ten hoogste 10%. Een omgevingsvergunning voor afwijken wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technische betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. Een omgevingsvergunning voor afwijken wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. de bouw ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen van:
    • 1. niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut, waarbij de inhoud ten hoogste 25 m3 en de bouwhoogte ten hoogste 4 m mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd. Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de omgevingsvergunning voor afwijken dient in de belangenafweging eveneens te worden gelet op de effecten met betrekking tot de verkeersveiligheid (zichtlijnen en voldoende ruimte voor voetgangers en/of bedienend verkeer);
    • 2. andere bouwwerken, zoals standbeelden, uitingen van kunst en dergelijke tot een maximale hoogte van 15 m. Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de omgevingsvergunning voor afwijken dient in de belangenafweging eveneens te worden gelet op de effecten met betrekking tot de verkeersveiligheid (zichtlijnen en voldoende ruimte voor voetgangers en/of bedienend verkeer);
  • d. het in geringe mate aanpassen van het plan zoals een bouwgrens of een (andere) aanduiding, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van de juiste verwerkelijking van het plan redelijk gewenst of noodzakelijk is om het plan aan te passen aan de werkelijke toestand van het terrein, waarbij de grenzen met niet meer dan 1 m mogen worden verschoven;
  • e. de bouw van een steiger binnen de bestemming Water (en eventuele aanliggende bestemming Verkeer - Verblijfsgebied of Groen) mits:
    • 1. de hoogte niet meer bedraagt dan 0,5 meter boven het waterpeil;
    • 2. de steiger niet breder is dan 10% van de totale breedte van de watergang ter plaatse, met een maximum van 2 meter uit de oever;
    • 3. de steiger niet breder is dan 10 meter en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen ten minste gelijk is aan de diepte van de steiger, met een minimum van 1 meter;
    • 4. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m2;
    • 5. geen afbreuk wordt gedaan aan de gewenste beeldkwaliteit van de omgeving;
    • 6. vooraf advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.

10.2 Afwijken ten behoeve van een JOP

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het oprichten van een jongeren ontmoetingsplaats (JOP), mits:

  • a. de afstand tot woningen ten minste 25 m bedraagt;
  • b. het oppervlak van het te plaatsen onderkomen ten hoogste 20 m² bedraagt;
  • c. de hoogte van het te plaatsen onderkomen ten hoogste 4 meter bedraagt.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Parkeren
12.1.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze is opgenomen in de 'Parkeernota Nieuwe ontwikkelingen 2018' (vastgesteld d.d. 8 juli 2019) en diens rechtsopvolger(s).

12.1.2 Voorwaardelijke verplichting

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van het gebruik van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze is opgenomen in de 'Parkeernota Nieuwe ontwikkelingen 2018' (vastgesteld d.d. 8 juli 2019) en diens rechtsopvolger(s).

12.1.3 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1.1 en lid 12.1.2 toestaan dat:

  • a. parkeergelegenheid niet op eigen terrein bij de ontwikkeling wordt gerealiseerd, mits voldaan wordt aan de in de 'Parkeernota Nieuwe ontwikkelingen 2018' (vastgesteld d.d. 8 juli 2019) en de in diens rechtsopvolger(s) gestelde voorwaarden;
  • b. wordt afgeweken van de toe te passen parkeernorm, mits voldaan wordt aan de in de 'Parkeernota Nieuwe ontwikkelingen 2018' (vastgesteld d.d. 8 juli 2019) en de in diens rechtsopvolger(s) gestelde voorwaarden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolg van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van omgevingsvergunningen voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'MobilityHub Ambachtsezoom'.