direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Centrumgebied, Graaf Willemlaan
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0531.bp44GraafWillemln-2001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In 2017 is het plan gepresenteerd om het winkelcentrum De Schoof aan de zuidwestzijde uit te breiden. Voor deze plannen was echter niet genoeg draagvlak. Als vervolg hierop is besloten een visie op te stellen voor het centrum van Hendrik-Ido-Ambacht. Deze visie is opgesteld met nauwe betrokkenheid van de Ambachters, waarbij in drie openbare gespreksrondes wensen zijn geïnventariseerd. Dit heeft geresulteerd in de in juli 2019 door de gemeenteraad vastgestelde Gebiedsvisie Centrum.

De ambitie is om een gebouwd programma zonder detailhandel mogelijk te maken mits een ruim aandeel groen met verblijfskwaliteit wordt gerealiseerd. De ontwikkeling moet daarnaast een logische aanhechting zijn van het gebied op de omliggende buurten en functies.

Om de ontwikkeling mogelijk te maken is een nieuw bestemmingsplan vereist. In het voorliggende bestemmingsplan zijn de uitgangspunten van de Gebiedsvisie Centrum planologisch vastgelegd.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied betreft het gebied ten zuidwesten van winkelcentrum De Schoof ter hoogte van de Graaf Willemlaan. Aan de zuidoostzijde wordt het gebied begrensd door de Tesselschadestraat, waarbij het appartementengebouw aan de Tesselschadestraat geen onderdeel is van het plangebied. Aan de noordwestzijde wordt het plangebied begrensd door de Van Godewijckstraat. Tot slot behoort de groenstrook tussen vier bestaande appartementencomplexen tot het plangebied. Zie figuur 1.1 voor de ligging van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp44GraafWillemln-2001_0001.png"

Figuur 1.1: Ligging plangebied (bron: Arcgis luchtfoto 2019)

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het geldende bestemmingsplan ter plaatse is 'Centrum', vastgesteld op 11 juni 2012. Ook geldt het bestemmingsplan 'Parapluherziening parkeernormen Hendrik-Ido-Ambacht', vastgesteld op 8 juli 2019.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp44GraafWillemln-2001_0002.jpg"Figuur 1.2: Uitsnede bestemmingsplan 'Centrum' met het plangebied in rood omcirkeld (bron: ruimtelijkeplannen.nl / bewerking Rho)

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 komt de ruimtelijke analyse van het plangebied aan de orde en wordt het initiatief beschreven. Vervolgens wordt de ontwikkeling in hoofdstuk 3 aan het actuele beleidskader getoetst dat relevant is voor het plangebied. In hoofdstuk 4 worden de relevante omgevingsaspecten en de bijbehorende onderzoeken beschreven. Een toelichting op de juridische regeling van het plan is opgenomen in hoofdstuk 5. Ten slotte gaat hoofdstuk 6 in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt centraal in Hendrik-Ido-Ambacht ten zuidwesten van het winkelcentrum De Schoof ter hoogte van de Graaf Willemlaan. Binnen het plangebied bevond zich een basisschool. In 2007 stond ter plaatse een huishoudschool op de kavel achter de basisschool en stond er tegenover het winkelcentrum een bankkantoor van ABNAmro. Van dit bankkantoor is de fundering nog aanwezig. Ook is een groot deel ingericht als parkeerterrein met in totaal 80 parkeerplaatsen voor bezoekers van winkelcentrum de Schoof en bewoners van nabijgelegen woningen.

De basisschool is in januari 2021 verhuisd naar een nieuw onderkomen, waardoor ook dit gebouw leeg staat en er ruimte ontstaat voor een integrale ontwikkeling. Verder is in het plangebied een transformatorgebouw aanwezig.

Figuur 2.1 geeft het plangebied met het braakliggende terrein van de voormalige huishoudschool weer. Rechts op deze foto staat de basisschool.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp44GraafWillemln-2001_0003.png"

Figuur 2.1: Braakliggend terrein van de voormalige huishoudschool (foto 2-10-2018)

De Graaf Willemlaan en de Van Godewijckstraat zijn belangrijke doorgaande straten in de wegenstructuur van Hendrik-Ido-Ambacht. De Tesselschadestraat is in die zin ondergeschikt, maar belangrijk voor langzaam verkeer door de fietsverbinding met de Hoge Kade.

De woongebieden rond het plangebied hebben elk een eigen karakter maar zijn in eenzelfde tijdperk ontwikkeld en zijn voorbeelden van het zogenaamde Nieuwe Bouwen dat vanaf de jaren ’60 opkwam. Een belangrijk uitgangspunt destijds was het scheiden van functies. Het plangebied was een plek voor wijkvoorzieningen.

Aan de overzijde van de Van Godewijckstraat staan voornamelijk rijwoningen in duidelijke blokken. Wat opvalt is dat er slechts één blokje op de Van Godewijckstraat is gericht, de rest staat met de kopgevels naar deze straat. Het woongebied aan de overzijde van de Tesselschadestraat bestaat ook vooral uit rijwoningen maar direct naast het plangebied staat een mix van enkele korte blokjes met appartementen aan een parkachtige strook, enkele rijwoningen en het voormalige politiebureau. In het gebied tussen deze twee buurten staan vier hoge geknikte flats van zes woonlagen op een plint met bergingen. De tussengelegen ruimte maakt onderdeel uit van het zuidelijk deel van het plangebied. Deze ruimte is open en nagenoeg geheel groen ingericht met daartussen een lange watergang. Deze ruimte met een parkachtig karakter is echter nauwelijks toegankelijk (zie figuur 2.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp44GraafWillemln-2001_0004.png"

Figuur 2.2: Waterloop gezien van het zuidwesten, richting De Schoof (foto 2-10-2018)

Aan de andere zijde ligt De Schoof. Een compact winkelcentrum met daarop woningen van latere datum. Vooral de woontoren op de kop is door de hoogte markant en een herkenningspunt vanaf grotere afstand. De grote parkeervoorzieningen liggen aan de andere zijde van het winkelcentrum. Deze zijde van De Schoof kenmerkt zich door een kleiner parkeerveld naast de entree en detailhandel en vooral andere commerciële voorzieningen op de begane grond.

2.2 Beoogde ontwikkeling

Uitgangspunten Gebiedsvisie Centrum

De gemeente Hendrik-Ido-Ambacht heeft de wens om het centrumgebied een impuls te geven en een samenhangende ruimte te creëren die het winkelcentrum verbindt met het bestuurlijk en cultureel centrum van de gemeente. Hierbij ligt de nadruk op de realisatie/herinrichting van de openbare ruimte en binnen het ontwikkelgebied op nieuw te ontwikkelen vastgoed.

De uitgangspunten van de herontwikkeling van dit gebied zijn gevormd in het proces van de Gebiedsvisie Centrum Door middel van bijeenkomsten met ondernemers, bewoners en andere relevante stakeholders uit de omgeving is informatie opgehaald. Op deze manier is een gedragen visie opgesteld. De algemene uitgangspunten voor de gebiedsontwikkeling zijn:

  • Ruim aandeel groen dat ook echt gebruikt kan worden (verblijfskwaliteit, spel en beweging).
  • Geen detailhandel.
  • Toevoegen van maatschappelijk programma danwel voorzieningen voor de omliggende woonbuurten.
  • Ontwikkeling voor een brede mix van doelgroepen zowel in gebouwd programma als de openbare ruimte.
  • Een logische aanhechting van het gebied op de omliggende buurten en functies.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp44GraafWillemln-2001_0005.png"

Figuur 2.3: Visiekaart Gebiedsvisie Centrum

Bebouwing

Het gebied moet qua intensiteit passen bij de ligging in het centrum van Hendrik-Ido-Ambacht, maar ook passen bij de directe omgeving van het plangebied. Binnen het plangebied mogen maximaal 81 woningen gerealiseerd worden. Van het totale woningaantal moet minimaal 30% bestaan uit sociale huur-, of koopwoningen. Binnen een gedeelte van het woongebied is de realisatie van niet-wonen functies toegestaan in de plint, zoals commerciële dienstverlening en maatschappelijke functies.

Parkeren

Het bewoners-, en bezoekersparkeren t.b.v. de toe te voegen woningen dient op eigen terrein te worden opgelost. Bovendien dienen de 80 bestaande parkeerplaatsen binnen het plangebied te worden teruggebracht t.b.v. het winkelcentrum. Daarnaast dienen minimaal 50 fietsparkeervoorzieningen teruggebracht te worden in de nieuwe situatie. Bij voorkeur worden deze fietsvoorzieningen gerealiseerd in de buurt van de Schoof.

Openbare ruimte

De nadruk van de totale ontwikkeling ligt op de inrichting van de hoogwaardige openbare ruimte. Voor het woongebied geldt dat minimaal 45% van de oppervlakte ingericht moet worden als groen of water.

Herinrichting Graaf Willemlaan en plein

Het gedeelte van de Graaf Willemlaan krijgt een andere inrichting, zodat de barrièrewerking tussen het plangebied en het winkelcentrum De Schoof wordt gereduceerd. Het plein ten noorden van de Graaf Willemlaan krijgt eveneens een nieuwe inrichting die ook ruimte biedt aan terrassen voor aangrenzende horecagelegenheden buiten het plangebied.

Uitwerking van het plan

In 2020 is een concept ontwikkeld voor de invulling van het plangebied. Dit concept gaat uit van een "slinger van ontmoetingen". Het plan bestaat uit 45% groen en water met veel aandacht voor het ontwerp van de openbare ruimte. Daarnaast worden drie woongebouwen toegevoegd voor twee belangrijke doelgroepen: jongeren en ouderen. In totaal worden 81 woningen mogelijk gemaakt. Patiowoningen, een appartementengebouw voor de senioren (sociale koop en huur) en voor de starters een blok met betaalbare appartementen (sociale koop en huur). Net als het bestaande woongebouw zijn ze in basis donker van kleur met donker metselwerk. Behalve aan het park: daar hebben ze alle drie op een verschillende manier een comfortabele, ontspannen houten ‘leefwereld’ met balkons of patio’s. Deze natuurlijke houttinten sluiten mooi aan op het groene parklint. Alle daken worden voorzien van zonnepanelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp44GraafWillemln-2001_0006.png"

Figuur 2.4: Impressie beoogde ontwikkeling (bron: Blauwhoed)

De centrale ligging van het plangebied maakt het een aantrekkelijke woonplek voor jongeren en senioren. Voorzieningen zoals winkels, horeca, cultuur en zorg liggen direct om de hoek net als goede verbindingen met het openbaar vervoer. Voor beide groepen is gezocht naar een passend woonproduct gecombineerd met gemeenschappelijke voorzieningen zoals een collectief dakterras, huiskamer en kas. Daarnaast is er behoefte aan diverse functies in de plint.

Gelet op de gewenste flexibiliteit en de grote woningbehoefte maakt het bestemmingsplan maximaal 81 woningen en maximaal 250 m2 dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen mogelijk.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het voor het plangebied relevante ruimtelijke beleidskader. De ontwikkeling is in overeenstemming met het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.

In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050

Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:

  • dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
  • met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
  • waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
  • met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
  • waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten.
  • dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
  • waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
  • dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.

Nationale belangen

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de ‘nationale belangen’. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.

De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

Voor dit project relevante nationale belangen zijn:

  • Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
  • Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  • Zorgdragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoefte.

Keuzes

De belangrijkste keuzes zijn:

  • Duurzame energie inpassen met oog voor omgevingskwaliteit
  • Ruimte voor overgang naar een circulaire economie
  • Woningbouw in een stedelijk netwerk van gezonde en groene steden
  • Landgebruik meer in balans met natuurlijke systemen

Wonen is voor dit project het meest relevant. Tot 2030 moeten er ongeveer 1 miljoen woningen gebouwd worden. Dit zal grote impact hebben op de ruimtelijke ordening.

Er wordt zoveel mogelijk gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied, zodat open ruimtes en groen tussen steden behouden blijft. De nieuwe woningen moeten betaalbaar en goed bereikbaar zijn. Bewoners moeten tevens een prettige, gezonde en veilige leefomgeving ervaren. Dat vergt grote investeringen in openbaar vervoer, veilige fiets- en wandelpaden, meer groen, ontmoetingsruimte en wateropvang in de stad, en goede verbindingen met recreatiegebieden in de nabijheid van de stad. Met deze aanpak van verstedelijking wordt niet alleen het woningaanbod, maar ook de leefomgevingskwaliteit in de stad verbeterd.

Barro

Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van andere overheden, is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) opgesteld. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden en bevat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. In het gebied gelden geen rechtstreeks doorwerkende belangen.

Toetsing

Het mogelijk maken van de nieuwe woningen in het bestaand stedelijk gebied van Hendrik-Ido-Ambacht past binnen het rijksbeleid.

3.2.2 Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro 2012, actualisering 2017)

Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe te borgen is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6). Hieruit volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, aandacht moeten besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte in de relevante regio worden beschreven. Voor stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet ook worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.

Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Uit de handreiking ladder voor duurzame verstedelijking (bron: Infomil) en jurisprudentie blijkt dat een ontwikkeling van minder dan 12 woningen niet wordt gezien als stedelijke ontwikkeling.

Toetsing

In dit geval is sprake van een stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied. Het gaat om meer dan 11 woningen. Binnen het plangebied zijn nu geen woningen mogelijk. Het beoogde programma gaat uit van maximaal 81 woningen waarvan minimaal 30% sociale huur-, of koopwoningen. De intentie is om zoveel mogelijk betaalbare woningen te realiseren.

In de plint van 1 gebouw worden andere functies mogelijk gemaakt: maximaal 250 m2 dienstverlening en praktijkruimte (zorg).

In een deel van het gebied geldt nu een brede maatschappelijke functie: bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening en verenigingsleven, (bejaarden)verzorgingsflats en religieuze en levensbeschouwelijke activiteiten en bijeenkomsten. Commerciële dienstverlening is nu niet mogelijk. Deze functie kan bij een oppervlakte van meer dan 500m2 worden beschouwd als nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Beschrijving behoefte

Woningbehoefte

De behoefte blijkt uit de provinciale woningbehoefteraming (WBR). Bij de bepaling van de behoefte (gewenste woningvoorraadgroei) wordt gewerkt met twee demografisch gestuurde ramingen: 'binnenlands migratiesaldo nul' (WBR) en 'binnenlands migratiesaldo trendmatig' (TR). De provincie stelt eens in de drie jaren het hoogste aantal woningen per regio vast als standaard voor de onderbouwing van de woningbehoefte.

De Woningbehoefteraming gaat voor de woonregio Drechtsteden uit van een woningbehoefte van 6.680 woningen in de periode 2020-2030. De woningbehoefte in Hendrik-Ido-Ambacht is berekend op 1.160 woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp44GraafWillemln-2001_0007.png"

Figuur 3.1 Gewenste woningvoorraadtoename Regio Drechtsteden obv woningbehoefteraming 2019

De regionale woonvisie Drechtsteden gaat op basis van onderzoek van Rigo uit van een verwachte huishoudensgroei van 1.660 huishoudens voor Hendrik-Ido-Ambacht in de periode 2016-2031.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp44GraafWillemln-2001_0008.png"

Figuur 3.2 Huishoudensprognose obv Primos (bron: woningmarktonderzoek Drechtsteden, Rigo, april 2017)

De gemeente houdt zelf een woningbouwplanning bij om zicht te houden op de verhouding tussen de plancapaciteit en de behoefte. De gemeentelijke planning blijft binnen de woningbehoefteraming zoals opgenomen in de WBR 2019, zodat overaanbod in de regio wordt voorkomen. De woningbouwplanning wordt regelmatig regionaal afgestemd.

Met dit project worden in totaal maximaal 81 woningen toegevoegd. Het project maakt onderdeel uit van de regionaal afgestemde planlijst.

De kwalitatieve behoefte aan betaalbare starters- en seniorenwoningen blijkt uit de gemeentelijke woonvisie. Hierop is nader ingegaan in paragraaf 3.5.1.

De woningen worden gerealiseerd binnen het bestaand stedelijk gebied. Daarnaast blijkt dat er nog een grote behoefte aan woningen is binnen de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht tot 2040. Hiermee voldoet de ontwikkeling aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Behoefte commerciële dienstverlening

Het bestemmingsplan maakt maximaal 250 m2 commerciële dienstverlening mogelijk. Hierbij kan aan diverse wijkondersteunende functies worden gedacht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp44GraafWillemln-2001_0009.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp44GraafWillemln-2001_0010.png"  

Figuur 3.3 Te verwachten aanbod aan dienstverlening op basis van het Nederlands gemiddelde in kernen met een vergelijkbare omvang (bron: Locatus, 2020)

Uit cijfers van Locatus (2020) blijkt dat de gemeente over een benedengemiddeld aanbod aan dienstverlening beschikt, zowel aan meters als aan vestigingen.

Conclusie

Er is behoefte aan het toevoegen van maximaal 81 (betaalbare) woningen en wijkondersteunende voorzieningen.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie (geconsolideerd 2020)

Met het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit.

De provincie heeft zes richtinggevende ambities geformuleerd in de fysieke leefomgeving. Door in te zetten op de zes ambities wordt bijgedragen aan het sterker maken van Zuid-Holland.

Deze ambities zijn:

  • Naar een klimaatbestendige delta;
  • Naar een nieuwe economie: the next level;
  • Naar een levendige meerkernige metropool;
  • Energievernieuwing;
  • Best bereikbare provincie;
  • Gezonde en aantrekkelijke leefomgeving.

Deze ambities zijn vertaald in beleidskeuzes voor de fysieke leefomgeving.

Voor de beoogde ontwikkeling is de opgave "Zorgen voor een zorgvuldig ruimtegebruik en een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied". Deze opgave betreft de zorg voor een goede ruimtelijke ontwikkeling, binnen en buiten bestaand stads- en dorpsgebied. Onderdeel van deze opgave is het bevorderen van een optimaal gebruik van de binnenstedelijke ruimte.

De beleidskeuze hierbij is verstedelijking en wonen: De provincie voorziet op regionaal niveau, samen met gemeenten, marktpartijen en woningbouwcorporaties, in voldoende en passende woningen voor de verschillende doelgroepen, waaronder de doelgroepen van het huurbeleid. Hierbij gaat de voorkeur uit naar nieuwe woningbouw binnen bestaand stads- en dorpsgebied en georiënteerd op hoogwaardig openbaar vervoer. De provincie is terughoudend met het toevoegen van nieuwe woningbouwlocaties buiten bestaand stads- en dorpsgebied en vraagt om de bodemdalingsgevoeligheid van een gebied expliciet mee te wegen.

De provincie heeft de ambitie om alle woningen in Zuid-Holland in 2035 CO²-neutraal en vóór 2050 klimaatrobuust ingericht en ingepast te laten zijn. Nieuwe woningen dragen bij aan een aantrekkelijke woon- en leefomgeving in Zuid-Holland. Nieuwe woningen zijn bij voorkeur energieneutraal of leveren energie en zijn toegerust op de gevolgen van klimaatverandering (heftige regenbuien, perioden van droogte en hittestress) en bodemdaling. Gemeenten maken in samenspraak met de provincie regionale woonvisies en regionale woningbouwprogramma's waarin bovengenoemde doelstellingen zijn uitgewerkt.

3.3.2 Omgevingsverordening Zuid-Holland (geconsolideerd 2020)

De omgevingsvisie Zuid-Holland is vertaald in de Omgevingsverordening Zuid-Holland.

Voor de beoogde ontwikkeling zijn artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit en 6.10 Stedelijke ontwikkelingen relevant.

Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit

  • 1. Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
    • a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
    • b. als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau voorziet (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
      • zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
      • het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid;
    • c. als de ruimtelijke ontwikkeling niet past bij de bestaande gebiedsidentiteit (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
      • een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
      • het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid.

Toetsing

In dit geval is met hergebruik van een vrijgekomen binnenstedelijke locatie sprake van inpassen.

De locatie is op de kwaliteitskaart aangemerkt als bestaand stads- en dorpsgebied.

De relevante richtpunten zijn:

  • Ontwikkelingen dragen bij aan de karakteristieke kenmerken/identiteit van stad, kern of dorp.
  • Hoogteaccenten (waaronder hoogbouw) vallen zoveel mogelijk samen met centra (zwaartepunten) en interactiemilieus in de stedelijke structuur.
  • Daar waar hoogbouw niet samenvalt met “zwaartepunten” in de stedelijke structuur geeft een beeldkwaliteitsparagraaf inzicht in de effecten, invloed en aanvaardbaarheid van hoogbouw op de (wijde) omgeving.
  • Ontwikkelingen dragen bij aan versterking van de stedelijke groen- en waterstructuur.
  • Een nieuwe uitbreidingswijk bouwt voort op het bestaande stads- en dorpsgebied en versterkt de overgangskwaliteit van de stadsrand (zie stads- en dorpsranden).
  • Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en stedenbouwkundige patronen worden behouden door ze waar mogelijk een functie te geven die aansluit bij de behoeften van deze tijd.
  • Het eigen karakter van het historisch centrum wordt versterkt.
  • Historische centra en kernen blijven ervaarbaar vanuit het omringende gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp44GraafWillemln-2001_0011.png"

Figuur 3.4 Kwaliteitskaart, laag van de stedelijke occupatie

Hendrik-Ido-Ambacht valt binnen het gebiedsprofiel van IJsselmonde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp44GraafWillemln-2001_0012.png"

Figuur 3.5 Uitsnede provinciale kwaliteitskaart 'Kwaliteit in Dorpsgebied' (bron: gebiedsprofielen.zuid-holland.nl)

Het plangebied behoort tot de wijk Oostendam: Oostendam is ontstaan in 1332 toen Graaf Willem III het riviertje De Waal liet afdammen. De verbinding met de Noord werd hierdoor afgesneden. Oostendam was het hoogstgelegen punt in de Reijerwaard, op de oeverwal van het riviertje. Oostendam heeft in de ontstaansgeschiedenis grote overeenkomsten met Heerjansdam en Rijsoord, beide eveneens gelegen aan De Waal.

Ambities:

  • Er wordt ingezet op het behoud en de versterking van de historische dijklinten. Er is hier beperkt ruimte voor nieuwe ontwikkelingen, vanwege de dichtheid van het dijklint. Bij de inpassing van (vervangende) nieuwbouw wordt rekening gehouden met de huidige korrel, de nokrichting, het profiel en variatie in bebouwing;
  • Daar waar dorpsgebied grenst aan De Waal wordt ingezet op openbaar toegankelijke oevers (zie ook Afgedamde rivierarm);
  • De dijklinten worden opgenomen in het recreatieve netwerk, waarbij het centrum fungeert als concentratiepunt voor routes en attracties;
  • (Nieuwe) ontwikkelingen worden zoveel mogelijk gerealiseerd binnen bestaand bebouwd gebied. Hierbij worden waardevolle patronen en elementen herkenbaar opgenomen in de structuur van de ontwikkeling. Waar mogelijk wordt de relatie met het omliggende landschap opgezocht door nieuwe zichtrelaties en routes.

De ontwikkeling wordt gerealiseerd binnen het bestaand bebouwd gebied. In paragraaf 2.2 is ingegaan op de inpassing van het plan binnen de bestaande structuren. Het plan voldoet aan de eisen voor ruimtelijke kwaliteit.

Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen

  • 1. Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
      • de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;
      • indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van locaties die zijn opgenomen in het Programma ruimte.
  • 2. Gedeputeerde staten kunnen bij de aanvaarding van een regionale visie aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau geheel of gedeeltelijk is doorlopen. In de toelichting van het bestemmingsplan kan in dat geval worden verwezen naar de regionale visie bij de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening.
  • 3. Gedeputeerde staten kunnen een regionale visie voor wonen of bedrijventerreinen vaststellen. Een bestemmingsplan bevat geen bestemmingen die in strijd zijn met de door gedeputeerde staten vastgestelde regionale visie.

Toetsing

De ontwikkeling is in paragraaf 3.2.2 getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Hiermee voldoet het bestemmingsplan aan de eisen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen.

Artikel 6.2.11 risico's van klimaatverandering

In een bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de gevolgen van de risico's van klimaatverandering tenminste voor zover het betreft de risico's ten aanzien van:

  • a. wateroverlast door overvloedige neerslag;
  • b. overstroming;
  • c. hitte;
  • d. droogte.

Als mede de effecten van de bovengenoemde risico's ten behoeve van het risico op bodemdaling.

Voor zover risico's zich voordoen wordt rekening gehouden met het zo veel mogelijk voorkomen en beperken, via maatregelen of voorzieningen, dan wel het gericht aanvaarden van deze risico's.

De provincie Zuid-Holland streeft naar een klimaatbestendig en waterrobuuste provincie in 2050. De provincie wil dan voorbereid zijn op de gevolgen van klimaatverandering in de vorm van wateroverlast door overvloedige neerslag, hittestress, verdroging en verzilting en het beperken van de gevolgen van overstromingen. Daarnaast voert de provincie actief beleid om de maatschappelijke kosten van bodemdaling zoveel mogelijk te beperken.

Dit heeft direct gevolgen voor locatiekeuze, ontwerp en inrichting van openbare ruimte en gebouwde omgeving. In de Omgevingsvisie is vastgelegd dat de provincie ernaar streeft om bij (nieuwe) ruimtelijke ontwikkelingen betrokken partijen de uitkomsten uit de klimaatstresstesten expliciet mee te laten wegen bij de locatiekeuze en inrichting van het gebied. Dit geldt voor alle risico's die gepaard gaan met klimaatverandering (in ieder geval wateroverlast door overvloedige neerslag, overstroming, hitte, en droogte).

Toetsing

In het Convenant Klimaatadaptief bouwen heeft de provincie een brede groep publieke en private partijen in Zuid-Holland sinds 4 oktober 2018 afgesproken dat de provincie zich committeert aan de ambitie dat klimaatadaptief bouwen in Zuid-Holland 'het nieuwe normaal' is; dat de doelen en de producten van het convenant worden gehanteerd als uitgangspunt in het handelen in nieuwe gebiedsontwikkelingen; dat ervoor wordt gezorgd dat klimaatadaptief wordt gebouwd waar nodig en wanneer mogelijk als uitgangspunt wordt opgenomen in alle relevante onderdelen van het beleids- en handelingsinstrumentarium ten behoeve van gebiedsontwikkeling en bouwopgaven.
In paragraaf 3.3.3 wordt ingegaan op het Convenant Klimaatbestendig bouwen. In het ontwerp wordt natuurinclusief en duurzaam gebouwd. Daarnaast wordt rekening gehouden met wateroverlast door overvloedige neerslag door de gebouwen op een bepaalde hoogte te plaatsen. In de planregels zijn voorwaardelijke verplichtingen opgenomen ten aanzien van klimaatbestendigheid.

3.3.3 Convenant Klimaatbestendig bouwen

De provincie Zuid-Holland heeft een bouwopgave van 100.000 nieuwe woningen tot 2025. Deze grote bouwopgave biedt de kans om deze woningen klimaatbestendig te ontwikkelen en hiermee schade of duurdere herstelmaatregelen in de toekomst te voorkomen. De provincie heeft daarom in 2018 procesafspraken gemaakt met overheden, organisaties en marktpartijen in het Convenant Klimaatadaptief Bouwen. Het doel van het convenant is het verminderen van wateroverlast,

hittestress, droogte en bodemdaling en het vergroten van de biodiversiteit.

Eén van de convenantafspraken is het ontwikkelen van een instrumentarium om de klimaatbestendigheid van nieuwbouw te beoordelen en te bevorderen. Dit is verwerkt in een Programma van Eisen. Het Programma van Eisen is een compact overzicht van eisen om klimaatbestendig te ontwikkelen en heeft betrekking op de onderwerpen: hevige neerslag, langdurige droogte, hittestress, bodemdaling, groenblauwe structuur en biodiversiteit en overstromingsgevaar.

Toetsing

De gemeente Hendrik-Ido-Ambacht is één van de gemeentes die het convenant hebben ondertekend. Het voorliggende bestemmingsplan krijgt regels ten aanzien van klimaatbestendig bouwen. Hierbij zijn de uitgangspunten uit het convenant waar mogelijk overgenomen in de planregels. Het plan is daarmee in overeenstemming met de eisen voor klimaatbestendig bouwen.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Woonvisie 2017-2031

In juli 2017 heeft het Drechtstedenbestuur de Woonvisie vastgesteld. De Woonvisie wil een gezicht geven aan degenen die nu nog geen wooncarrière kan worden geboden. De regio wil zich positioneren als 'de Drechtsteden voor Rotterdam', en een kwalitatief hoog woningaanbod realiseren voor een doelgroep die in een duurder segment, goed bereikbaar, met meer ruimte en met moderne stedelijke voorzieningen in of direct bij Dordrecht, een traditioneel Hollandse stad, wil wonen. Deze ambitie is vertaald in 20 kernpunten. Zo wil de regio inzetten op groei in het duurdere segment om een meer evenwichtig samengestelde bevolking te realiseren.


Prioriteiten zijn:

  • Nieuwbouw voor het hogere segment.
  • Ontwikkelen bijzondere woonlocaties.
  • Toekomstbestendige en energiezuinige woningvoorraad.


Toetsing

In paragraaf 3.2.2 is aangetoond dat de ontwikkeling in lijn is met de woonvisie.

3.4.2 Energieakkoord Drechtsteden energieneutraal 2050

We kennen inmiddels allemaal de afspraak uit het Klimaatakkoord 2015 van Parijs: de opwarming van de aarde in 2050 ten opzichte van 1990 terugdringen tot maximaal 2 graden Celsius, maar liever nog tot anderhalve graad te beperken. Voor Nederland betekent dit een beperking van de uitstoot van broeikasgassen met 80%-95% in 2050. In de Drechtsteden willen we koploper zijn in de energietransitie, zodat we op voorsprong staan in deze ontwikkeling.

Aan dit energieakkoord doen partijen zoals zeven gemeentes, provincie Zuid-Holland, het Waterschap Hollandse Delta en diverse woningstichtingen.

De ambities binnen dit Energieakkoord zijn als volgt:

  • Partijen richten zich op Drechtsteden Energieneutraal in 2050, voor de gebouwde omgeving in 2035;
  • Partijen geven invulling aan deze ambitie langs de vijf richtinggevende ontwikkellijnen:
    • 1. gefaseerd los te gaan van aardgas; geen aardgas bij nieuwbouw en gasnetten niet vervangen;
    • 2. af te gaan van benzine, diesel en andere fossiele energie, zodra dat redelijkerwijs kan;
    • 3. sterk in te zetten op energiebesparing;
    • 4. de resterende energievraag is afkomstig uit duurzame bronnen;
    • 5. dit te realiseren met de hoogst mogelijke maatschappelijke opbrengst.

Partijen passen deze ontwikkellijnen toe als referentie bij beleid, ontwikkelingen, investeringen en projecten;

  • Partijen willen dat doen op een manier die ten goede komt aan de mensen (een betaalbare energievoorziening en voorkomen van energiearmoede), de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de regio, innovatie, werkgelegenheid (ook voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt), circulaire economie en de economische kracht van de regio;
  • Partijen willen gezamenlijk optrekken om de ambitie te verwezenlijken en deze, waar relevant, gezamenlijk uit werken en communiceren. Ze stellen daarvoor een Samenwerkingsagenda op, met gezamenlijke en individuele acties. De Samenwerkingsagenda is adaptief en wordt periodiek geactualiseerd. De Samenwerkingsagenda is bovenop de inzet van individuele Partijen die vanuit eigen verantwoordelijkheid en mogelijkheden meewerken aan de energietransitie.

Toetsing

De beoogde ontwikkeling wordt niet aangesloten op het aardgas. Daarnaast worden de daken van de gebouwen voorzien van zonnepanelen. Op deze manier wordt op een duurzame wijze energie ter plaatse opgewekt.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Woonvisie 2019-2025

De lokale woonvisie is de lokale uitwerking van de regionale woonvisie, op basis van de uitgangspunten van het coalitieprogramma.

De kracht van Ambacht is groen, rust en ruimte, bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid.

Trends zijn een aanhoudende bevolkingsgroei, een vergrijzende samenleving en kleiner wordende huishoudens.

Visie:

  • We hebben aandacht voor iedereen
  • Wij dragen goed bij aan de regionale en lokale (sociale) huisvestingsopgave
  • We bouwen waar behoefte aan is en niet volgens percentages; na de groei van de sociale huurvoorraad van de afgelopen 20 jaar zien wij nu de opgave met name in de ontwikkeling voor jongeren, senioren en bijzondere doelgroepen
  • We blijven bijdragen aan de bouw van sociale huurwoningen, maar doen dat op basis van duidelijke keuzes en een hoge kwaliteit van wonen voor al onze inwoners
  • Jongeren die in Ambacht willen wonen, moeten er kúnnen wonen
  • Omdat niet iedere senior kan of wil verhuizen naar een kleinere woning, moeten senioren ook in hun woning kunnen blijven
  • We blijven ons inzetten voor de huisvesting van bijzondere doelgroepen, maar kijken kritisch naar alle nieuwe of vrijkomende intramurale capaciteit

Voor wat betreft de woningbehoefte is er een grote vraag naar drie segmenten:

  • Koopwoningen boven de € 250.000.
  • Sociale huurwoningen tussen de € 410 en € 587.
  • Huurwoningen van € 711 tot € 900.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp44GraafWillemln-2001_0013.jpg"

Figuur 3.6 Confrontatie vraag en aanbod (Bron: Eindrapport Woningmarktanalyse Drechtsteden 2020-2040, RIGO)

Speerpunten zijn voldoende woningen voor de lagere inkomens en voldoende woonruimte voor jongeren. Het project Graaf Willemlaan is opgenomen in de visie om invulling te kunnen geven aan de specifieke woningbehoefte van starters en senioren.

In Hendrik-Ido-Ambacht ziet de gemeente dat er groepen jongeren zijn die niet naar de stad willen trekken, maar hier willen blijven. De gemeente ziet daarbij twee belangrijke drempels in het vervullen van hun wens om zich hier te vestigen:

  • de sociale huurmarkt in Hendrik-Ido-Ambacht is relatief moeilijk toegankelijk voor jongeren vanwege hun lage leeftijd, waardoor ze niet genoeg punten voor een sociale huurwoning hebben.
  • de particuliere huurmarkt en koopmarkt is te duur. De woningmarkt is overspannen: prijzen rijzen de pan uit en het aanbod is schaars. De verwachting is dat dit de komende jaren doorzet, waarbij het prijsniveau (ver) boven het financiële bereik van jongeren zal (blijven) liggen. Ook de inzet van bijvoorbeeld een starterslening kan hier niet genoeg in bijdragen.

De groep van starters bestaat uit 2 groepen:

  • de alleenstaande jongeren die vanuit het ouderlijk huis zelfstandig gaan wonen;
  • de startende gezinnen die op zoek zijn naar een geschikte woning om hun leven op te bouwen.

In het projectenprogramma zijn 81 woningen opgenomen voor de Graaf-Willemlaan. Doelgroepen zijn jongeren en senioren. De prijscategorie is goedkope huur en goedkope koop.

De Gebiedsvisie is een vlekkenkaart met daarop een aantal verschillende velden voor nieuwe functies en inrichting. Per veld wordt een aantal uitgangspunten gegeven voor de uitwerking van plannen. Dit betekent dat niet alles vastligt, maar er nog voldoende flexibiliteit is voor de uitwerking.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp44GraafWillemln-2001_0014.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp44GraafWillemln-2001_0015.png"

Figuur 3.7 Uitvoeringsprogramma

3.5.2 Structuurvisie "Waar de Waal stroomt" (2009)

In 2009 heeft de gemeenteraad van Hendrik-Ido-Ambacht de structuurvisie "Waar de Waal stroomt" vastgesteld. In deze visie staan de ruimtelijke ambities van de gemeente voor de komende tien tot vijftien jaar.

Binnen de structuurvisie kaart valt het plangebied binnen de bebouwde kom. Het plangebied is aangemerkt als locatie voor een Brede school.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp44GraafWillemln-2001_0016.png"

Figuur 3.8 Uitsnede structuurvisiekaart met in het rood de locatie van het plangebied

Toetsing

Het plangebied was een van de locaties waar mogelijk een brede school kon worden gerealiseerd. Inmiddels is voor een andere locatie gekozen. Ook is het gebied aangemerkt als voorzieningencentrum.

In de structuurvisie is voor het plangebied de ambitie opgenomen om een verbinding van de Schoof naar Cascade en het gemeentehuis te leggen, zowel in inrichting als in functie. Zo zal in de toekomst een aantrekkelijke, met groen en water doorweefde voorzieningenstrip kunnen ontstaan die voorziet in de behoeften van de gemeente en waarbij de veelheid aan functies de aantrekkingskracht bepaalt. De beoogde ontwikkeling voorziet in de ambitie om deze verbinding te maken. Het uitbreiden van de Schoof is echter niet meer aan de orde.

3.5.3 Groenstructuurplan 2013 - 2023 Hendrik-Ido-Ambacht

Het Groenstructuurplan geeft de beleidskaders aan voor de uitwerking van het Boombeleidsplan, Beeldkwaliteitplan Groen (februari 2006) en de noodzakelijke ombuigingen en omvormingen in het geactualiseerde Beeldkwaliteitplan groen. Het Groenstructuurplan geeft in samenhang met eerder vastgestelde beleidsplannen voor het groen weer wat er wordt verstaan onder een ‘groene gemeente’. Daarnaast biedt het een toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Aan de hand van de geformuleerde beleidskaders in dit Groenstructuurplan en vastgestelde beleidsplannen voor het openbaar groen en openbare ruimte kan op verantwoorde wijze de kwaliteit van het groenareaal worden uitgebreid en beheerd.

Het gemeentelijk groenbeleid richt zich op de ontwikkeling van:

  • 1. een samenhangende groenstructuur;
  • 2. versterking van de ruimtelijke differentiatie d.m.v. groenkarakters;
  • 3. versterking van natuuraspecten in de woonomgeving;
  • 4. een duurzame balans tussen groenbeheer en woonkwaliteit met behulp van o.a benchmarking;
  • 5. een afgewogen beheerbeleid;
  • 6. balans tussen kwaliteit en financiële middelen.

Toetsing

Voor het plangebied wordt aangegeven dat de huidige openbare ruimte zich karakteriseert door de klassieke stedenbouwkundige structuur waarbij structuurbepalende en aaneengesloten groenzones ontbreken. De singels vormen het belangrijkste geleidend element. Langs en in het water kan het strakke beeld door bloemrijke oever- en waterbegroeiing aantrekkelijker worden gemaakt. Het eigen karakter en de structurering van de buurten wordt bevorderd door de boomstructuur langs ontsluitingswegen te versterken en in beperkte mate bloemrijke oever- en watervegetatie langs de singels te realiseren.

De beoogde ontwikkeling voorziet in een versterking van de groenstructuur, waarbij er tevens een hoogwaardige voetgangersverbinding wordt gemaakt tussen Cascade en de Schoof. De bomen langs de hoofdstructuur van de Graaf Willemlaan en Van Godewijckstraat blijven gehandhaafd. In het ontwikkelgebied wordt daarnaast nieuw groen aangelegd. Hiermee voldoet het plan aan de uitgangspunten uit het Groenstructuurplan.

3.5.4 Uitvoeringsprogramma Duurzaamheid

In het Coalitieprogramma 2018-2022 ‘Gewoon Ambacht’ is duurzaamheid één van de hoofdonderwerpen. De energietransitie en de verdere scheiding van afval worden benoemd als uitdagingen voor de komende tijd. Duurzaamheid moet in alle beleidsterreinen verankerd worden.

Alleen door integraal te denken en te doen kunnen we onze duurzaamheidsambities realiseren. Met het nieuwe Actieplan Duurzaamheid wordt invulling gegeven aan de opgave uit het coalitieprogramma. Ook wordt de link gelegd met ander beleid(-in-voorbereiding) zoals lopende acties van het Energieloket, het Actieplan Lokale Economie, het Grondstoffenbeleidsplan, de Woonvisie en het Beleidsplan openbare verlichting.

In Drechtsteden verband is recent het Energieakkoord opgesteld door overheden, nutsbedrijven, het bedrijfsleven en het onderwijs. Hierin is uitgegaan van de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en voor woningen in 2035. Er is in het voorliggende actieplan een vertaalslag gemaakt van een regionale gezamenlijke ambitie (Energiestrategie Drechtsteden) naar ‘Wat kan Hendrik-Ido-Ambacht hier concreet voor doen’.

De ambities van de gemeente zijn als volgt:

  • Samen met de regio werken we naar een energieneutrale gebouwde omgeving in 2035 en een energieneutraal Drechtsteden in 2050.
    • 1. Energieneutraal en aardgasvrij in 2050.
    • 2. Energiebesparing waar mogelijk, eerst in de gebouwde omgeving.
    • 3. Duurzame energie opwekking waar mogelijk.
    • 4. Een warmtenet is een serieus alternatief.
  • We benutten kansen en zetten realiseerbare en goed zichtbare stappen waarmee we als samenleving in Hendrik-Ido-Ambacht steeds klimaatbestendiger worden.
    • 1. In 2020 zijn de klimaatopgaven en -maatregelen bekend en handelen we daarnaar.
    • 2. In 2050 is Hendrik-Ido-Ambacht klimaatbestendig en waterrobuust ingericht.
    • 3. We richten ons openbaar gebied duurzaam in en versterken de biodiversiteit.

  • We spannen ons samen met de regio in voor een schone lucht, die minimaal voldoet aan de wettelijke normen en waar mogelijk aan de gezondheidsnormen (WHO-normen).
    • 1. Verbeteren van de luchtkwaliteit.
    • 2. Verbeteren van het binnenklimaat in scholen, publieke gebouwen en bij bedrijven

  • We zorgen ervoor dat meer afval opnieuw gebruikt kan worden als grondstof en werken toe naar circulair inkopen.
    • 1. Verminderen restafval bij inwoners en bedrijven.
    • 2. Verbeteren afvalscheiding bij inwoners en bedrijven.
    • 3. Zwerfafval tegengaan en bestrijden.
    • 4. In beeld brengen wat we verstaan onder circulair inkopen en hoe we dit gaan realiseren (in samenwerking met regionale inkooppartners).

  • We maken Hendrik-Ido-Ambacht duurzamer, samen met inwoners, bedrijven en (maatschappelijke) organisaties. We moedigen anderen aan om stappen te zetten, we ondersteunen goede voorbeelden en kansen vanuit de samenleving en we geven als gemeente zelf het goede voorbeeld
    • 1. We geven het goede voorbeeld.
    • 2. We worden een Fairtrade gemeente.
    • 3. We bouwen een duurzaam netwerk op.

Toetsing

De gemeente heeft in 2019 een basisinventarisatie klimaatkwetsbaarheden (voorheen 'stresstest-light') laten uitvoeren. Hiermee heeft de gemeente een eerste beeld van de kwetsbaarheid voor alle klimaataspecten. Het plangebied is geen aandachtsgebied voor klimaatkwetsbaarheden. Wel is onder andere gebleken dat voor grote delen van de bebouwde kom van Hendrik-Ido-Ambacht er tot 2050 een aanmerkelijke kans is op een toename van grondwateroverlast. Ook neemt de hittestress door warme nachten toe van enkele dagen per jaar naar enkele weken per jaar in 2050.

De gemeente heeft vervolgens in 2019 het Convenant Klimaatadaptief Bouwen ondertekend. Hiermee zorgt de gemeente ervoor dat de eisen uit het Plan van Eisen en de Leidraad klimaatadaptief bouwen waar nodig en mogelijk als uitgangspunt wordt opgenomen in alle relevante onderdelen in gebiedsontwikkelingen en bouwopgaven. Deze eisen worden ook in de beoogde ontwikkeling toegepast.

Door in de regels van dit bestemmingsplan voorwaardelijke verplichtingen op te nemen ten aanzien van klimaatadaptie, wordt een actieve bijdrage geleverd aan het klimaatbestendiger maken van de gemeente.

3.5.5 Verordening doelgroep sociale koopwoningen gemeente Hendrik-Ido-Ambacht 2021

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt gemeenten de mogelijkheid om per deelgebied in bestemmingsplannen te eisen dat een bepaald percentage van categorieën woningen wordt gerealiseerd in nieuwbouwplannen. Dit kan voor de categorieën sociale huur, middeldure huur, sociale koop en particulier opdrachtgeverschap. De Doelgroepenverordening vormt daarmee de wettelijke basis voor het doorvoeren van gemeentelijke woonbeleid in bestemmingsplannen. De Doelgroepenverordening heeft alleen betrekking op nieuwbouw.

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) heeft de rijksoverheid gedefinieerd wat wordt begrepen onder een sociale koopwoning. De definiëring van de doelgroep voor deze woningen wordt in het Bro echter bij de gemeente gelegd. Dit betekent dat de gemeente een Doelgroepenverordening moet hebben om kwalitatieve eisen te kunnen stellen in nieuwe bestemmingsplannen en exploitatieplannen. In de betreffende verordening definieert de gemeente de doelgroep voor sociale koopwoningen. Daarnaast moet in deze verordening de instandhoudingstermijn voor deze woningen worden bepaald, binnen de in het Bro gestelde grenzen.

Om de Doelgroepenverordening toe te passen moet dit in het betreffende bestemmingsplan en/of het bijbehorende exploitatieplan vastgelegd worden. Alleen dan kan de Doelgroepenverordening worden toegepast. Het toepassen van de verordening is een keuze die afhankelijk van de afwegingen in elk bestemmingsplan moet worden gemaakt. De doelgroepenverordening geeft aan voor welke doelgroep de te bouwen sociale koopwoningen bedoeld zijn. De doelgroep worden bepaald aan de hand van inkomensgrenzen. Ook regelt de verordening dat de sociale koopwoning gedurende een bepaalde periode beschikbaar moet blijven voor de daarvoor aangewezen doelgroep. Dit zijn de instandhoudingstermijnen.

De aanleiding voor deze uitgangspunten en keuzes in de doelgroepenverordening worden gevormd door de Woonvisie 'De blik vooruit 2019 – 2025'. Het bevorderen van starterswoningen op de woningmarkt is een belangrijke doelgroep van het beleid. Het realiseren van betaalbare koopwoningen voor starters is een van de actiepunten uit de woonvisie.

Toetsing

In de regels van het bestemmingsplan is opgenomen dat ten minste 30% van het totaal aantal woningen gerealiseerd te worden in de categorie sociale huur- of koopwoningen. Hiermee wordt invulling gegeven aan de doelgroepenverordening.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de sectorale aspecten beschreven die voor dit bestemmingsplan relevant zijn. De resultaten en conclusies van de onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.

4.2 Milieueffectrapportage

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is in onderdeel D 11.2 van de bijlage opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer. De beoogde ontwikkeling betreft de een oppervlakte van circa 1,5 hectare en maximaal 81 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee (ruim) onder de drempelwaarde. Dit betekent dat kan worden volstaan met een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'.

Op 18 mei 2021 is door het college besloten dat geen MER nodig is. In bijlage 1 is de aanmeldingsnotitie voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling opgenomen. Daaruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden.

4.3 Verkeer en parkeren

Toetsingskader

De parkeernormen in de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht zijn opgenomen in de Parkeernota Nieuwe ontwikkelingen 2018. Volgens deze nota ligt het plangebied in het centrumgebied van Hendrik-Ido-Ambacht. De parkeernota maakt gebruik van CROW publicatie 317 "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" uit 2012. Voor het berekenen van de verkeersgeneratie wordt dan ook gebruik gemaakt van de gemiddelde kencijfers van diezelfde CROW-publicatie.

Verkeersstructuur

Gemotoriseerd verkeer

Het plangebied ligt aan de Graaf Willemlaan, een gebiedsontsluitingsweg met een maximum toegestane snelheid van 50 km/h. Ontsluiting vindt plaats via de Tesselschadestraat en de Van Godewijckstraat. De Van Godewijckstraat is een gebiedsontsluitingsweg (50 km/uur), de Tesselschadestraat een erftoegangsweg (30 km/uur). In zuidwestelijk richting wordt via de Tesselschadestraat en de Antoniuslaan richting de A16 ontsloten. In noordelijke richting wordt via de Van Godewijckstraat, Graaf Willemstraat en de Kerkstraat richting de N915 en de A15 ontsloten. De Graaf Willemlaan en de Van Godewijckstraat zijn belangrijke doorgaande straten in de wegenstructuur van Hendrik-Ido-Ambacht.

Openbaar vervoer

Het plangebied is eveneens te bereiken met het openbaar vervoer. De dichtstbijzijnde bushalte is gelegen aan de Graaf Willemlaan, direct naast het plangebied. Aan de halte H.I. Ambacht, De Schoof halteren meerdere bussen van en naar Rotterdam Zuidplein, Dordrecht en Zwijndrecht.

Langzaam verkeer

De wegen nabij het plangebied zijn ingericht als erftoegangswegen en hebben een maximum toegestane snelheid van 30 km/u. Op de omliggende erftoegangswegen rond het plangebied deelt het fietsverkeer de rijbaan met het gemotoriseerd verkeer. De omliggende wegen van het plangebied zijn daarnaast voorzien van trottoirs voor voetgangers. De Tesselschadestraat is belangrijk voor langzaam verkeer door de fietsverbinding met de Hoge Kade.

Parkeren

Binnen het plangebied worden 81 woningen gerealiseerd. In het seniorenblok zijn 12 sociale huurwoningen voorzien en 37 vrije sector woningen, in het jongerenblok worden 25 startersappartementen (sociale koop) gerealiseerd en tot slot zijn 7 patiobungalows opgenomen.

Voor deze woningen geldt een norm wisselend tussen 1,2 en 1,4. De parkeerbehoefte van de woningen komt uit op 102,5. De parkeerbehoefte van de commerciële ruimtes komt uit op 2,4 parkeerplaatsen. In de huidige situatie zijn 80 parkeerplaatsen aanwezig voor bezoekers van de Schoof om omliggende woningen. Figuur 4.1 geeft de ligging van deze parkeerplaatsen weer. Deze 80 parkeerplaatsen moeten in het plangebied bovenop de eigen parkeerbehoefte terugkomen. In totaal is de parkeerbehoefte 185 parkeerplaatsen. Op basis van dubbelgebruik komt de parkeerbehoefte uit op 162 parkeerplaatsen. De parkeerbalans is opgenomen in bijlage 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp44GraafWillemln-2001_0017.jpg"Figuur 4.1: Locatie bestaande parkeerplaatsen

Tevens dienen er minimaal 50 fietsparkeervoorzieningen te worden teruggebracht in het plangebied. Ook zullen de woningen moeten voorzien in fietsparkeren op eigen terrein in de vorm van individuele bergingen of gezamenlijke stallingsruimte.

Verkeersgeneratie en –afwikkeling

Verkeersgeneratie

De ontwikkeling zal zorgen voor een toename van het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied (de verkeersgeneratie). Voor het bepalen van de verkeersgeneratie zijn de maximum kengetallen van het CROW (Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, publicatie 381) gegeven, hierbij worden de kenmerken 'sterk stedelijk' en 'schil centrum' gehanteerd.

Tabel 4.1 geeft de verkeersgeneratie per woningtype weer.

Type   Aantal   Verkeersgeneratie per woning (mvt/etmaal)   Totale verkeersgeneratie (mvt/etmaal)  
sociaal appartementen   37   3,6   134  
Koop, appartement, duur   37   7,2   267  
Koop, huis, tussen/hoek   7   7,2   51  
      452  

De totale verkeerstoename ten behoeve van de woningen komt daarmee neer op maximaal 452 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag. Het aantal verkeersbewegingen op een gemiddelde werkdag is bij het toetsen van de verkeersafwikkeling doorgaans maatgevend. Deze kan worden berekend met de standaardfactor 1,11 voor woonfuncties (CROW 381). Op een gemiddelde werkdag zorgt de ontwikkeling daarmee voor een verkeerstoename van 502 mvt/etmaal.

Binnen een gedeelte van het woongebied is de realisatie van niet-wonen functies toegestaan in de plint, zoals commerciële dienstverlening en maatschappelijke functies. De omvang en invulling van deze ruimtes is nog onbekend. Naar verwachting zal het voornamelijk gaan om functies die ondergeschikt zijn aan het woonprogramma en op zichzelf weinig tot geen verkeersaantrekkende werking hebben. Ook zijn de parkeerplaatsen ten behoeve van het winkelcentrum reeds aanwezig binnen het plangebied, deze zorgen dus ook niet voor een verkeerstoename.

Binnen het plangebied bevond zich in de huidige situatie een basisschool. De verkeersgeneratie van deze school komt met de beoogde ontwikkeling te vervallen. De daadwerkelijke verkeerstoename zal daarmee lager zijn dan hierboven is berekend. Uitgaande van het CROW parkeerkencijfer voor basisscholen (0,75 per leslokaal), de aanwezigheid van 8 lokalen en een factor van 4 verkeersbewegingen per parkeerplaatsen (2 keer per dag halen en brengen), komt deze neer op zo'n 20 á 30 verkeersbewegingen per etmaal (werkdag). Voor een worst-case benadering wordt deze huidige verkeersgeneratie niet in mindering gebracht.

Verkeersafwikkeling

De worst-case verkeerstoename van 502 mvt/etmaal (werkdaggemiddeld) wordt afgewikkeld over de twee ontsluitingswegen van het plangebied. Met kencijfers uit tabel 7 van CROW-publicatie 256 kan globaal worden gerekend op dagdeelniveau. In het drukste uur (ochtend- en avondspits) wordt van en naar woningen doorgaans niet meer dan 10% van de etmaalwaarde afgewikkeld. Dat betekent dat de ontwikkeling leidt tot een toename van circa 51 verkeersbewegingen in het drukste uur van een werkdag. Dit is gemiddeld ongeveer 1 voertuigbewegingen per minuut. Deze toename is relatief beperkt en zal op de ontsluitende wegen naar verwachting niet zorgen voor een verslechtering van de verkeersafwikkeling. De toename ten behoeve van de woningbouw zal dan ook opgaan in het heersende verkeerbeeld van de Tesselschadestraat en de Van Godewijckstraat.

Conclusie

Het plangebied is goed bereikbaar voor zowel gemotoriseerd verkeer, fietsverkeer en per openbaar vervoer. De parkeerbehoefte wordt voorzien binnen het plangebied. De verkeerstoename zal worden verdeeld over de ontsluitingswegen en naar verwachting niet tot knelpunten leiden in de verkeersafwikkeling. De aspecten verkeer en parkeren staan de ontwikkelingen dan ook niet in de weg

4.4 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Ten aanzien van geluidhinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst. Voor het onderhavige plan is geluidhinder als gevolg van wegverkeerslawaai van belang.

Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geluidgevoelige functies. Akoestisch onderzoek is noodzakelijk als de woningen binnen de geluidzone vallen van gezoneerde wegen. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting te worden onderbouwd.

Akoestisch onderzoek is uitgevoerd omdat woningen op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidgevoelige functies zijn. De woningen zijn gelegen binnen de geluidzone van de van Godewijckstraat. Daarnaast wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie ook de niet gezoneerde wegen onderzocht op wegverkeerslawaai. In voorliggend onderzoek geldt dit voor de Graaf Willemlaan, Mauritsstraat, Tesselschadestraat en de Willem de Zwijgerlaan. Het akoestisch onderzoek is toegevoegd in bijlage 3.

Onderzoek en conclusie

De resultaten van het akoestisch onderzoek zijn:

  • Ten gevolge van het wegverkeer op de van Godewijckstraat wordt de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. De hoogst berekende geluidbelasting bedraagt 53 dB inclusief aftrek artikel 110g Wgh.
  • ten gevolge van het verkeer op de 30 km/uur wegen Mauritsstraat, Willem de Zwijgerlaan, Tesselschadestraat en de Graaf Willemlaan wordt de richtwaarde van 48 dB niet overschreden.

Toetsing gemeentelijk geluidbeleid

Omdat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden aan de zijde van de van Godewijckstraat, is getoetst aan het geluidbeleid. De geluidkwaliteit is als goed beoordeeld, met uitzondering van de gevel langs de van Godewijckstraat en de gevel aan de Graaf Willemlaan. Hier is de geluidkwaliteit redelijk tot matig, zie figuur 4.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp44GraafWillemln-2001_0018.jpg"

Figuur 4.2: Gecumuleerde geluidbelasting

Alle appartementen hebben een (gemeenschappelijke) geluidluwe buitenruimte. Als de nieuwe appartementen langs de van Godewijckstraat van een dichte borstwering van tenminste 1,5 meter hoog en een absorberend plafond worden voorzien, dan is er hier sprake van een geluidluwe gevel en wordt voldaan aan het gemeentelijke geluidbeleid.

De geluidwering van de gevel dient te voldoen aan de standaardeis van 20 dB conform het Bouwbesluit.

Voor de appartementen grenzend aan de Van Godewijckstraat dienen hogere waarden te worden vastgesteld.

Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.5 Water

Toetsingskader

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europees:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie.
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Provinciale Structuurvisie;
  • Verordening Ruimte.

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerprogramma (WBP) (2016-2021) staan de doelen van het waterschap Hollandse Delta voor de taken waterveiligheid (dijken en duinen), voldoende water, schoon water en de waterketen (transport en zuivering van afvalwater). Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplicht gesteld. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer in stedelijk gebied of 1.500 m2 of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding. Het waterschap geeft in volgorde de voorkeur aan de volgende gelijkwaardige voorzieningen:

  • Nieuw te graven oppervlaktewater in de directe nabijheid van de verhardingstoename;
  • Nieuw te graven oppervlaktewater binnen hetzelfde peilgebied;
  • Nieuw te graven oppervlaktewater in het benedenstrooms gelegen peilgebied of een eventueel alternatief.

Gemeentelijk beleid

Gemeentelijk rioleringsplan 2019-2023

De gemeente is op grond van de Wet milieubeheer verplicht periodiek een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) vast te stellen om invulling te geven aan haar zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater. Aspecten uit het voormalige Waterplan Van H tot Z (2003) zijn tegenwoordig verankerd in het GRP, de bestuurlijke afspraken met het waterschap zijn vastgelegd in een Afvalwaterakkoord. Het GRP bevat de beleidsambities en een overzicht van alle aanwezige rioleringsvoorzieningen, inclusief de actuele toestand ervan en de te verwachten vervangingsperioden. Ook geeft het plan inzicht in de wijze waarop de riolering wordt beheerd, welke effecten er zijn voor het milieu en hoe het beheer wordt gefinancierd. De rode draad in het beleid is dat de gemeente streeft naar een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem. Bij grootschalige nieuwbouw wordt een gescheiden rioolstelsel aangelegd, bij kleinere projecten wordt gekeken of er voorbereidingen getroffen kunnen worden op de aanleg van een gescheiden systeem.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat in de huidige situatie voor het overgrote deel uit onbebouwd terrein. De enige aanwezige bebouwing betreft het ten zuiden van het voormalig schoolgebouw gelegen trafohuisje. Het terrein ten oosten van het voormalig schoolgebouw is in gebruik als parkeerveld. Verder bestaat het zuidelijk deel van het plangebied uit groen en daarmee onverhard terrein. In het plangebied bevindt zich een hoofdriool en een overstort die intact dienen te blijven en waarvoor een zakelijk recht voor onderhoud dient te worden gevestigd.

Bodem en grondwater

Het plangebied maakt geen deel uit van een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Vanwege de ligging van het plangebied in de bebouwde kom van Hendrik-Ido-Ambacht is het plangebied niet gekarteerd op de Bodemkaart van Nederland. Op circa 500 meter afstand van het plangebied bestaat de bodem uit zware klei (kalkrijke poldervaaggronden) en is sprake van grondwatertrap VI. Dit wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) schommelt tussen de 40 en 80 centimeter onder maaiveld. De gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG) ligt dieper dan 120 centimeter onder maaiveld. De maaiveldhoogte ter plaatse bedraagt circa 1,2-0,6 meter -NAP.

Waterkwantiteit

Conform de Legger oppervlaktewaterlichamen en kunstwerken van Waterschap Hollandse Delta is in het zuiden van het plangebied een watergang behorende tot de categorie 'overig water' aanwezig. Voor dit type watergang geldt aan beide zijden vanaf de insteek een beschermingszone van 1,0 meter. Binnen deze beschermingszone gelden conform de Keur van Waterschap Hollandse Delta beperkingen voor bouwen en aanleggen om te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp44GraafWillemln-2001_0019.jpg"

Figuur 4.3: Uitsnede Legger wateren en kunstwerken

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Verder bevinden zich tevens geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen of in de nabijheid van het plangebied.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied is niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is in de huidige situatie gedeeltelijk aangesloten op het gemeentelijk rioleringsstelsel.

Toekomstige situatie

De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van maximaal 81 woningen en dienstverlenende functies.

Bodem en grondwater

De beoogde ontwikkeling heeft geen gevolgen voor bodem en grondwater.

Waterkwantiteit

Volgens het beleid van Waterschap Hollandse Delta dient een toename van het verhard oppervlak gecompenseerd te worden. In het kader van de Keur dient bij een toename van het verhard oppervlak van 500 m2 of meer voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning te worden aangevraagd. In de huidige situatie is het plangebied voor een groot deel onverhard.

In de huidige situatie bedraagt de oppervlakte aan verharding 8.685 m2. In de toekomstige situatie is dit 5.796 m2. De verharding neemt dus af ten opzichte van de huidige situatie.

Watercompenserende maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Voor de beoogde ontwikkeling is op basis van de Keur geen vergunning noodzakelijk.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.6 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Onderzoek

De beoogde ontwikkeling voorziet ten opzichte van de vigerende planologische situatie in een functiewijziging naar wonen en buurtfuncties. Vanwege deze functiewijziging dient in het kader van het bestemmingsplan (verkennend) bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is door Tritium Advies B.V. tweemaal verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Tritium Advies B.V., 7 november 2019, kenmerk 1507/047/RK-01 en kenmerk 1507/033/RK-01). Beide onderzoeken zijn in de bijlage toegevoegd (bijlage 4 en 5).

Het verkennend bodemonderzoek met kenmerk 1507/033/RK-01 richt zich op het voormalige ABN-AMRO kantoorgebouw binnen het plangebied (figuur 4.4). Uit dit onderzoek blijkt dat de bovengrond niet verontreinigd is met de geanalyseerde parameters. De ondergrond is maximaal licht verontreinigd met koper, kobalt en zink. Het grondwater is licht verontreinigd met barium en naftaleen. De aangetoonde gehaltes verontreinigingen in de ondergrond en het grondwater zijn echter dermate laag dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht. De onderzoeksresultaten leveren geen beperkingen op ten aanzien van het gebruik en de ontwikkeling van de locatie tot woonbestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp44GraafWillemln-2001_0020.png"

Figuur 4.4 Onderzoekslocatie verkennend bodemonderzoek kenmerk 1507/033/RK-01). (Bron: Tritium Advies B.V.)

Het verkennend bodemonderzoek met kenmerk 1507/047/RK-01 richt zich op vier deellocaties binnen het plangebied (figuur 4.5). Uit dit onderzoek blijkt dat ter plaatse van deellocatie A (school) de zwak puinhoudende bovengrond licht verontreinigd is met kwik, kobalt en zink. Het grondwater is licht verontreinigd met barium.

Ter plaatse van deellocatie B (braakliggend terreindeel) is de puinhoudende bovengrond licht verontreinigd met PAK en de zintuiglijk schone bovengrond maximaal licht verontreinigd met zink, PCB en PAK. De zwak puinhoudende ondergrond is licht verontreinigd met nikkel en PAK, de zintuiglijk schone ondergrond maximaal licht verontreinigd met PAK. Het grondwater is licht verontreinigd met barium, nikkel en naftaleen.

Ter plaatse van deellocatie C (openbaar gebied) is de bovengrond maximaal licht verontreinigd met kwik, zink en PCB. Het grondwater is licht verontreinigd met barium en naftaleen.

Ter plaatse van deellocatie D (twee voormalige watergangen) zijn tijdens de veldwerkzaamheden in de bodem geen afwijkingen waargenomen die duiden op een mogelijke dempingslaag en of voormalige slootbodem. Hiervoor zijn zodoende geen aanvullend analyses verricht. De zwak puinhoudende bovengrond ter plaatse van boringen D05, D07 en D08 ten behoeve van een voormalige watergang duidt niet op een mogelijke dempingslaag. De zwak puinhoudende bovengrond is onderzoek als onderdeel van deellocatie B (braakliggend terreindeel) en is maximaal licht verontreinigd met PAK.

De aangetoonde gehaltes verontreinigingen in de ondergrond en het grondwater zijn echter dermate laag dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht. De onderzoeksresultaten leveren geen beperkingen op ten aanzien van het gebruik en de ontwikkeling van de locatie tot woonbestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp44GraafWillemln-2001_0021.png"

Figuur 4.5: Onderzoekslocatie verkennend bodemonderzoek kenmerk 1507/047/RK-01. (Bron: Tritium Advies B.V.)

Naar aanleiding van de beoordeling van de onderzoeken door de Omgevingsdienst is in 2020 een nieuw aanvullend bodem- en verkennend asbestonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd in bijlage 6.

Ter hoogte van één voormalige watergang zijn in de ondergrond sporen van puin aangetroffen die mogelijk duidt op een dempingslaag. Uit de toetsing van de analyseresultaten blijkt dat deze laag maximaal licht verontreinigd is met minerale olie. De aangetoonde verontreiniging is in overeenstemming met de hypothese dat deze bodemlaag verdacht is. Het aangetoonde gehalte is echter dermate laag, dat nader onderzoek hiernaar niet noodzakelijk wordt geacht.

Asbest

In de onderzochte puinhoudende grond en de puinverharding is zowel zintuiglijk als analytisch geen asbest aangetoond. Derhalve mag worden geconcludeerd dat de grond niet verontreinigd is met asbest. Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.

De onderzoeksresultaten leveren geen beperkingen op ten aanzien van het voorgenomen gebruik van de locatie en vormen geen belemmering voor de afgifte van een omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit.

De Omgevingsdienst Zuid Holland Zuid heeft een positief advies gegeven ten aanzien van de uitgevoerde onderzoeken (bijlage 7). De bodemonderzoeken tezamen zijn naar behoren en conform de NEN-5740/NEN-5707 richtlijnen uitgevoerd. Op grond van de resultaten vormt de kwaliteit van de bodem geen bezwaar voor de geplande bestemmingsplanwijziging.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.7 Archeologie en cultuurhistorie

Toetsingskader

De Nederlandse bodem zit vol met archeologische waarden. Met de ondertekening van het Europese verdrag van Valletta in 1992, een verdrag over behoud en beheer van het archeologische erfgoed, hebben de lidstaten zich tot doel gesteld het bodemarchief te beschermen. Met ingang van 1 september 2007 is het Verdrag van Valletta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving door middel van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), waardoor het verdrag een juridisch fundament kreeg. Deze wijzigingswet heeft onder meer wijzigingen aangebracht in de Monumentenwet 1988. De Monumentenwet is op 1 juli 2016 deels (met een overgangstermijn tot de Omgevingswet) vervangen door de Erfgoedwet. Deze wet handelt over het aanwijzen van te beschermen cultureel erfgoed. Naast de Monumentenwet vervangt de Erfgoedwet ook andere wetten zoals de Wet tot behoud van cultuurbezit. De Erfgoedwet kent een aantal nieuwe bepalingen. Het gaat om het vaststellen van een gemeentelijke erfgoedverordening en het bijhouden van een erfgoedregister. Ook dienen burgemeester en wethouders het voornemen om hun cultuurgoederen en verzamelingen te vervreemden bekend te maken. De Erfgoedwet bevat bovendien diverse veranderingen met lokale gevolgen, zoals de vervanging van de landelijke aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten door een rijksinstructie aan gemeenten. Onderdelen van de Monumentenwet 1988 die in 2019 naar de Omgevingswet overgaan, blijven van kracht tot die wet in werking treedt. De vuistregel voor de verdeling tussen de Erfgoedwet en de nieuwe Omgevingswet is:

  • Roerend cultureel erfgoed en de aanwijzing van rijksmonumenten staat in de Erfgoedwet;
  • De aanwijzing van ruimtelijk cultureel erfgoed (stads- en dorpsgezichten en cultuurlandschappen) en omgang met het cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving komt in de Omgevingswet.

Gemeentelijk beleid

Het gemeentelijk archeologiebeleid is op 13 januari 2014 vastgesteld door de gemeenteraad. Op de bijbehorende archeologische beleidsadvieskaart is weergegeven waar in de gemeente (en in welke mate) kans is op het aantreffen van archeologische resten, uitgedrukt in een verwachtingszone (VAW). Aan deze verwachtingszones zijn ondergrenzen gekoppeld, die aangeven wanneer archeologisch onderzoek vanwege een voorgenomen ontwikkeling nodig is.

Onderzoek

Cultuurhistorie

Binnen en in de nabije omgeving van het plangebied zijn geen monumenten aanwezig. Verder maakt het plangebied geen deel uit van cultuurhistorisch waardevol gebied.

Archeologie

Op de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart ligt het plangebied in een zone met te verwachten archeologische waarden categorie 4 (VAW4).

Ter plaatse van het plangebied is in 2015 reeds archeologisch onderzoek uitgevoerd door Archeodienst (Archeodienst, 16 juli 2015, rapportnummer 716). Dit onderzoek is in de bijlage toegevoegd (bijlage 8). Uit dit onderzoek blijkt het plangebied een lage archeologische verwachtingswaarde kent voor de perioden Laat-Paleolithicum tot en met Mesolithicum en geen archeologische verwachtingswaarde kent voor de perioden Neolithicum tot en met Nieuwe tijd. Het booronderzoek heeft uitgewezen dat deze verwachting kan worden gehandhaafd voor de bovenste 2-4 m van de bodem. De verwachting is dat zeker tussen 2-4 m –mv geen archeologische waarden (en waarschijnlijk ook nog dieper) te verwachten zijn, waardoor de voorgenomen graafwerkzaamheden geen bedreiging vormen voor het archeologische bodemarchief.

In 2019 heeft de gemeentearcheoloog het onderzoek goedgekeurd (zie bijlage 9) en is het onderzochte deel van het plangebied vrijgegeven voor verdere ontwikkeling. Voor het overige deel van het plangebied is de bestemming Waarde - Archeologie 4 opgenomen.

Conclusie

Het aspect cultuurhistorie en archeologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.8 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichting (Bevi), zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

Overeenkomstig de professionele risicokaart waarin relevante risicobronnen worden getoond, is in de nabije omgeving van het plangebied een risicovolle inrichtingen aanwezig (figuur 4.6) en worden in de nabije omgeving van het plangebied gevaarlijke stoffen vervoerd over de weg, het spoor, het water en door buisleidingen (tabel 4.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp44GraafWillemln-2001_0022.png"

Figuur 4.6: Ligging plangebied (paarse cirkel) ten opzichte van risicovolle bronnen. (Bron: Professionele risicokaart)

Risicovolle inrichtingen

Ten oosten van het plangebied is, op het bedrijventerrein 'Aan de Noord', de risicovolle inrichting Bolidt Kunststoftoepassing BV gelegen. Het maatgevende scenario betreft een toxische wolk. Het plangebied is niet gelegen binnen de PR 10-6 contour. Het invloedsgebied van Bolidt reikt volgens de professionele risicokaart tot een afstand van 1088 meter. Het plangebied is op circa 650 meter afstand van Bolidt gelegen en valt zodoende binnen het invloedsgebied. Door de beoogde ontwikkeling zal de personendichtheid beperkt toenemen. Daarnaast ligt het gehele bedrijventerrein Aan de Noord en de woonwijk Oostendam binnen het invloedsgebied van Bolidt. De beperkte toename van personen zal hierdoor en door de afstand van circa 650 meter geen merkbaar invloed hebben op het groepsrisico. In de huidige situatie ligt het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde, waardoor berekening van het groepsrisico niet noodzakelijk is en kan worden volstaan met een beknopte verantwoording.

Transportroute   PAG   Maatgevend invloedsgebied [m]   Afstand tot plangebied [m]   Ligging binnen..  
        PAG   Invloedsgebied  
Weg   A15   Ja   355   1.000   Nee   Nee  
  A16   Ja   355   2.000   Nee   Nee  
  N915   Nee   355   850   Nee   Nee  
Spoor   202C1.1   Ja   4.000   1.400   Nee   Ja  
Water   Corridor Rotterdam - Duitsland   Ja   1.070   1.080   Nee   Nee  
Buisleiding   W-507-02   Nee   70   712   Nee   Nee  

Tabel 4.2: Relevante transportroutes gevaarlijke stoffen. (Bron: Professionele risicokaart)

Het plangebied valt voor alle transportroutes buiten het invloedsgebied, met uitzondering van het spoortraject Kijfhoek – Betuweroute Meteren. Het plangebied ligt buiten 200 meter van de transportroute, waardoor berekening van het groepsrisico niet noodzakelijk is. Wel is een beknopte verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.

Beknopte verantwoording groepsrisico

De onderstaande beknopte verantwoording van het groepsrisico zal op basis van het advies van de veiligheidsregio nader worden uitgewerkt.

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van en incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via verschillende wegen, waaronder de Graaf Willemlaan, de Van Godewijckstraat en de Tesselschadestraat. Deze straten sluiten allen aan op het verdere wegennetwerk van de kern Hendrik-Ido-Ambacht. Het gedegen wegennetwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede. Zo kan een mogelijke brand via meerdere aanvalswegen worden geblust. Het wegennetwerk biedt daarnaast vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht.

Zelfredzaamheid

In de toekomstige situatie zal het plangebied bestaan uit woningen. De aanwezige personen zullen over het algemeen zelfredzaam zijn. Aanwezige kinderen en ouderen worden wel beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt echter ervan uitgegaan dat in geval van nood de ouders/verzorgers de kinderen en ouderen kunnen begeleiden. Als gevolg van een incident met toxische stoffen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in dit scenario is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Instructie met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid.

Conclusie

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de risicovolle inrichting Bolidt Kunststoftoepassing BV en het spoortraject Kijfhoek – Betuweroute Meteren. Uit de beknopte verantwoording blijkt dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling

4.9 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de naastgelegen woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en de milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit. Integrale milieuzonering houdt rekening met cumulatieve effecten. Bij ruimtelijke scheiding kan een uitwaartse of inwaartse zonering worden gehanteerd.

Milieuzonering hanteert richtafstanden. De richtafstanden gelden ten opzichte van de gebiedstypen 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied'. Ten opzichte van milieugevoelige functies die zijn gelegen in gebieden met een andere typering kunnen kortere richtafstanden worden aangehouden.

Onderzoek

Het plangebied grenst met de noordzijde aan het winkelcentrum De Schoof en met de west-, zuid- en oostzijde aan bestaande woonwijken. Verder is het plangebied gelegen binnen de geluidszone van de Graaf Willemlaan en gedeeltelijk binnen de geluidszone van het gezoneerde industrieterrein 'Aan de Noord'. Het plangebied kan daarmee getypeerd worden als 'gemengd gebied'. Vanwege de ligging in de geluidszone van de Graaf Willemlaan is akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd, dit is beschreven in paragraaf 4.4.

De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van maximaal 81 woningen en daarmee een milieugevoelige ontwikkeling. Het plangebied is gedeeltelijk gelegen binnen de in het vigerende bestemmingsplan aangegeven geluidszone van het industrieterrein 'Aan de Noord'. Door de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid is een uitsnede van de geluidscontour industrielawaai aangeleverd (figuur 4.7). Hieruit blijkt dat het plangebied niet binnen de geluidszone van het gezoneerde industrieterrein ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp44GraafWillemln-2001_0023.jpg"

Figuur 4.7: Contour industrielawaai (bron: Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid)

Het winkelcentrum De Schoof kent de bestemming 'Gemengd – 2'. Binnen deze bestemming zijn detailhandel en dienstverlening toegestaan. In het winkelcentrum zijn winkels gevestigd zoals supermarkten, drogisterijen en kledingwinkels. Deze winkels behoren volgens de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) tot milieucategorie 1. Ook de horeca die mogelijk is binnen de bestemming 'Gemengd - 2' valt binnen milieucategorie 1. Voor deze milieucategorieën vormt geluid het maatgevende aspect en geldt voor gemengd gebied een richtafstand van 0 meter. De beoogde woningen binnen het plangebied zijn op circa 17 meter afstand gelegen, waarmee aan de richtafstand wordt voldaan. Geconcludeerd kan worden dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie

Het aspect bedrijf- en milieuzonering vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.10 Ecologie

Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de vogelrichtlijn.

Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming provincie Zuid-Holland

In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen deel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000 en het Natuurnetwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is gelegen op een afstand van circa 2,8 kilometer en betreft het gebied 'Boezems Kinderdijk'. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige habitat maakt deel uit van het gebied 'Biesbosch' en is gelegen op circa 8,0 kilometer. Het dichtstbijzijnde natuurgebied behorende tot het Natuurnetwerk Nederland is gelegen op circa 1,1 kilometer afstand.

In bijlage 10 is de memo stikstofberekeningen toegevoegd. De bijbehorende AERIUS-berekeningen van de aanleg- en de gebruiksfase zijn opgenomen in respectievelijk bijlage 11 en 12. Hieruit blijkt dat in zowel de aanleg- als gebruiksfase geen sprake is van stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jr op het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied.

Soortenbescherming

Door bureau IDDS is een quickscan ecologie uitgevoerd (bijlage 13). Uit bureaustudie en biotooptoets is naar voren gekomen dat met de plannen mogelijk vaste rust- en verblijfplaatsen of belangrijk leefgebied wordt aangetast van beschermde vleermuissoorten. In aanvulling hierop is een jaarrond onderzoek naar vleermuizen uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd in bijlage 14. In het plangebied zijn geen verblijfplaatsen, essentieel foerageergebied of vliegroutes van vleermuizen vastgesteld. Er is geen ontheffing van de Wet natuurbescherming nodig om de werkzaamheden uit te kunnen voeren. De groenstrook in het zuidwestelijk deel van het plangebied blijft behouden, voor dit deel is daarom geen aanvullend ecologisch onderzoek nodig.

Bij toekomstige woningbouwplannen moeten de bomen langs de van Godewijckstraat worden behouden. Deze bomen hebben een hoge waarde voor de biodiversiteit in de stad.

Conclusie

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.11 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordenings- praktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
Stikstofdioxide (NO2)   Jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  Uurgemiddelde concentratie   Max. 18 keer p.j. meer dan 200 µg/m³  
Fijn stof (PM10)   Jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   Max. 35 keer p.j. Meer dan 50 µg / m³  
Fijn stof (PM2,5)   Jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

Tabel 4.3: Grenswaarden maatgevende stoffen Wet milieubeheer

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% toename van concentratie NO2 (stikstof dioxide) en PM10 (fijn stof) in de buitenlucht;
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m² bvo bij één ontsluitingsweg.

Schone Lucht Akkoord

Het college van Hendrik-Ido-Ambacht heeft op 12 december 2019 besloten om deel te nemen aan het Schone Lucht Akkoord (SLA). Het SLA is op 29 januari 2020 ondertekend door de portefeuillehouder Ralph Lafleur. Daarbij stellen deelnemende partijen als gezamenlijk doel om in 2030 minimaal 50% gezondheidswinst uit binnenlandse bronnen te realiseren t.o.v. peiljaar 2016, waarbij toegewerkt wordt naar de WHO-advieswaarden in 2030. In het Schone Lucht Akkoord worden maatregelen voorgesteld voor sectoren (weg)verkeer, landbouw, scheepvaart, industrie en huishoudens. Daarbij worden door deelnemende overheden, afspraken en verplichtingen en eventuele aanvullende lokale/regionale maatregelen, nader vastgelegd in uitvoeringsplannen per organisatie.

In het SLA worden ook afspraken gemaakt om via aanbesteding en opdrachtverlening in relatie tot projecten en via vergunningverlening nadere emissie-eisen te stellen aan inzet van mobiele werktuigen en te komen tot inzet van schone- en/of 0-emissie bouwmaterieel. Daarbij wordt ook een koppeling gemaakt met het Klimaatakkoord en zo mogelijk aansluiting gezocht bij de versnelling die in het kader van de stikstofaanpak plaatsvindt in relatie tot de inzet van schonere mobiele werktuigen ter voorkoming van stikstofdepositie bij Natura 2000-gebieden.

Gemeenten en provincies zullen na de aanscherping van de MVI-criteria vanaf 2021 emissie-eisen en criteria gaan opnemen die gericht zijn op het terugdringen van luchtvervuilende emissies in de aanbesteding van (bouw)projecten en andere aanbestedingen waaronder mobiele werktuigen. De aanbestedingscriteria komen dan minimaal overeen met de emissie-eisen van de MVI criteria zoals gepubliceerd op de PIANOo website. Voorgesteld wordt om in kader van het plan en de aanscherping van de MVI-criteria in 2021 minimaal te voldoen aan de emissie-eisen van de MVI criteria. Deze zullen tevens worden opgenomen in het aanbestedingsbeleid van de Drechtsteden.

Onderzoek

De beoogde ontwikkeling voorziet in de ontwikkeling van maximaal 81 woningen. Dit aantal valt ruim onder de drempelwaarde van 1.500 woningen die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht en is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Antoniuslaan ten oosten van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2018 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen voor deze weg bedroegen in 2018; 25.3 µg/m3 voor NO2, 19.4 µg/m3 voor PM10 en 11.9 µg/m3 voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 7 dagen. Aangezien direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de maatgevende weg ligt.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.12 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.

Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Wel is in het plangebied een transformator gebouw aanwezig, hier is in het ontwerp rekening mee gehouden.

Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevatten de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

Planvorm

Het bestemmingsplan Centrumgebied, Graaf Willemlaan staat in het plangebied de ontwikkeling van woningen toe. De juridische planvorm is afgestemd op het kunnen realiseren van de nieuwe ontwikkeling.

Verbeelding en regels

Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn verder afwijkings- en wijzigingsregels opgenomen.

Bestemmingsvlak en bouwvlak

Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangeven waarbinnen gebouwen mogen worden gebouwd met in achtneming van de in de regels gestelde regels. Het bouwvlak is op de verbeelding voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering.

Aanduidingen

Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt in 2 verschillende maatvoeringsaanduidingen: een maximum bouwhoogte en het maximum aantal woningen. Daarnaast is een specifieke bouwaanduiding opgenomen.

Opbouw planregels

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

  • 1. inleidende regels;
  • 2. bestemmingsregels;
  • 3. algemene regels;
  • 4. overgangs- en slotregels.

5.2 Inleidende regels

Begrippen

Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

5.3 Bestemmingsregels

In het bestemmingsplan zijn vier verschillende enkelbestemmingen en een dubbelbestemming opgenomen. Hieronder wordt ingegaan op de inhoud van deze bestemmingen.

Groen

Het zuidelijke deel van het plangebied heeft de bestemming Groen. Binnen deze bestemming is onder andere groen en water toegestaan. Hiermee wordt de mogelijkheid geboden de bestaande watergang uit te breiden.

Verkeer

De Graaf Willemlaan is bestemd als Verkeer. Binnen deze bestemming zijn twee maal een doorgaande rijstrook toegestaan.

Verkeer - Verblijfsgebied

Het plein grenzend aan De Schoof is bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied. Naast de functie voor verblijf en verplaatsing, zijn ter plaatse tevens terrassen toegestaan behorende bij de aangrenzende horecavoorzieningen.

Woongebied

Binnen deze bestemming is wonen met de daarbij behorende functies in het openbaar gebied mogelijk. Binnen de aanduiding ' gemengd' is tevens dienstverlening en praktijkruimten op de begane grond toegestaan, detailhandel is niet toegestaan. Binnen het bestemmingsvlak geldt dat ten minste 45% moet worden ingericht met groen- en watervoorzieningen. Tevens zijn regels opgenomen om klimaatbestendig bouwen te stimuleren.

Gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Er mogen maximaal 81 woningen worden gebouwd. De maximum bouwhoogte bedraagt 13,5 meter met uitzondering van het seniorenblok waar 15,5 meter is toegestaan met voor een deel de maximum bouwhoogte van 18,5 meter. Binnen de bestemming zijn parkeervoorzieningen op maaiveld, verdiept en halfverdiept toegestaan.

Tot slot dient ten minste 30% van het totaal aantal woningen gerealiseerd te worden in de sector sociale huur of sociale koop.

Waarde - Archeologie 4

In het plangebied geldt op grond van de gemeentelijke beleidskaart een archeologische verwachting. In verband met de betreffende verwachtingswaarde is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' opgenomen.

Bouw- en grondwerkzaamheden zijn uitsluitend toegestaan wanneer (verkennend) archeologisch onderzoek is uitgevoerd waaruit blijkt dat er geen archeologische waarden worden geschaad.

Er is een beperkt aantal uitzonderingen op deze regeling, onder andere voor werkzaamheden die niet dieper reiken dan of niet groter zijn dan een bepaalde maat. De maat die geldt voor bouwwerken in deze beleidszone bedraagt 2.500 m². De maximum diepte bedraagt 50 cm -mv. Werkzaamheden die kunnen worden aangemerkt als regulier beheer en onderhoud zijn in ieder geval van deze verplichting gevrijwaard.

5.4 Algemene regels

In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.

Anti-dubbeltelregel

In dit artikel is bepaald dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om omgevingsvergunning niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.

Algemene bouwregels

In dit artikel staat een regeling voor geringe overschrijdingen van ondergeschikte bouwdelen, zoals trappen, galerijen, balkons en afdaken.

Algemene aanduidingsregels

In dit artikel is bepaald dat de realisering van geluidgevoelige objecten ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' uitsluitend is toegestaan indien voldaan wordt aan de in of krachtens de Wet geluidhinder geldende normen.

Algemene gebruiksregels

In het eerste en tweede lid is een aantal vormen van gebruik benoemd, die strijdig zijn met dit bestemmingsplan. Er is onderscheid gemaakt in onbebouwde gronden en bouwwerken. In het derde lid is bepaald dat bij nieuwe ontwikkeling dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hiervoor geldt in principe de normering zoals opgenomen in de 'Parkeernota Nieuwe Ontwikkelingen 2018'. Slechts in bijzondere gevallen kan hiervan worden afgeweken.

Algemene afwijkingsregels

Dit artikel is een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken. Bijvoorbeeld een geringe overschrijding van de toegestane bouwhoogte of het overschrijden van bouwgrenzen. Aan de toepassing van de afwijking dient een belangenafweging ten grondslag te liggen.

5.5 Overgangs- en slotregels

In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregels aan de orde.

Overgangsrecht

De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).

Slotregel

Deze regel bevat de titel van het plan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het project richt zich op een marktsegment waar momenteel vraag naar is. De kosten worden gedekt uit de opbrengst van de woningen. Hiermee kan het bestemmingsplan financieel haalbaar worden geacht.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

De grond is in eigendom van de gemeente, maar de uitvoering van de beoogde ontwikkeling wordt gedaan door een ontwikkelaar. Na de selectie van de ontwikkelaar, worden de gronden overgedragen aan de ontwikkelaar. Door middel van een anterieure overeenkomst wordt de dekking van de gemaakte kosten verzekerd. Hierin worden ook afspraken gemaakt ten aanzien van planschade.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Voorontwerpbestemmingsplan

In het kader van het vooroverleg wordt het bestemmingsplan naar de vooroverlegpartners gestuurd. Het voorontwerpbestemmingsplan is gedurende 6 weken ter inzage gelegd. In deze periode zijn inspraakreacties worden ingediend.

De inspraakreacties en vooroverlegreacties zijn samengevat in Bijlage 15. Daarbij is aangegeven op welke punten het bestemmingsplan is aangepast.

Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. In deze periode kunnen zienswijzen worden ingediend.