Plan: | Het Jaagpad |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0531.bp40naastJaagpad1-3001 |
Aan de rand van het woongebied van Hendrik-Ido-Ambacht ligt een villawijk waar Het Jaagpad deel van uitmaakt. De villa's aan de westzijde van Het Jaagpad kijken uit op braakliggende gronden die in de toekomst deel gaan uitmaken van het landgoed De Noorden. Tussen de woningen aan Het Jaagpad en de structuur van de Achterambachtseweg ligt een perceel welke in de huidige situatie de functie heeft als tuin. De eigenaar van dit perceel heeft het voornemen ter plaatse een woning te realiseren. Deze nieuwe woonlocatie fungeert als schakel tussen de bebouwingsstructuur van het dorp en de structuur van de lintbebouwing aan de Achterambachtseweg.
Ter plaatse geldt reeds de bestemming Wonen, maar omdat een bouwvlak ontbreekt, is de realisatie van de woning niet mogelijk. Daarom is een nieuw bestemmingsplan vereist om deze ontwikkeling mogelijk te maken. In juli 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht besloten in principe medewerking te verlenen aan de ontwikkeling. Hierbij zijn stedenbouwkundige kaders meegegeven waaraan het initiatief dient te voldoen.
Met dit bestemmingsplan wordt de ontwikkeling van de woning tussen het Jaagpad en de gronden van het beoogde landgoed De Noorden mogelijk gemaakt.
De noordzijde van het plangebied grenst aan het perceel van de woning van Het Jaagpad 1. Aan de oostzijde bevindt zich een waterloop tussen het plangebied en de straat (Keerweer) in. Tussen de zuidzijde van het plangebied en het perceel Achterambachtseweg 49 ligt ook een waterloop. Aan de westzijde vormt het water tussen het plangebied en de gronden van het beoogde Waterlandgoed De Noorden een natuurlijke grens.
Figuur 1.1 Ligging plangebied (bron: Arcgis luchtfoto 2017)
Voor deze locatie geldt het bestemmingsplan 'Centrum', vastgesteld op 11 juni 2012.
Voor het plangebied geldt de bestemming 'Wonen' met daarbij voor een klein deel de bestemming 'Water'.
Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan Centrum (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water. Enkel binnen het bouwvlak mogen hoofdgebouwen worden gebouwd. Aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
De hoofdwatergang aan de westzijde van het plangebied is bestemd voor 'Water'. Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor verkeer te water, water ten behoeve van de waterhuishouding en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.
Ook geldt ter plaatse de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 2'. Indien werkzaamheden een oppervlakte beslaan van meer dan 100 m2 dient een archeologisch onderzoek overlegd te worden.
In hoofdstuk 2 komt de ruimtelijke analyse van het gebied aan de orde en wordt het plan beschreven. Vervolgens wordt de ontwikkeling in hoofdstuk 3 aan het actuele beleidskader getoetst dat relevant is voor het plangebied. In hoofdstuk 4 worden de relevante milieuaspecten en de overige onderzoeken beschreven. Een toelichting op de juridische regeling van het plan is opgenomen in hoofdstuk 5. Ten slotte gaat hoofdstuk 6 in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
In de huidige situatie is het perceel aan Het Jaagpad/ de Keerweer een deel van de tuin van de woning op het perceel Het Jaagpad 1. De locatie is weergegeven op figuur 2.1. Het plangebied bestaat voornamelijk uit gras met als enige bebouwing een schuurtje grenzend aan de hoofdwatergang aan de westzijde van het perceel. Tussen het perceel en de straat ligt een plantsoen met daarbij een kleine zitgelegenheid en twee ondergrondse afvalcontainers (zie figuur 2.2). Het perceel wordt door middel van een watergang gescheiden van het plantsoen.
Figuur 2.1 Locatie plangebied (bron: Google Maps)
Figuur 2.2 Locatie gezien vanaf de Keerweer (bron: Google Maps)
De eigenaar van het perceel heeft het voornemen ter plaatse een woning te realiseren. Qua grootte zal deze woning aansluiten op de grootte van de woningen aan Het Jaagpad, rekening houdend met de grootte van het perceel. Wel zijn er enkele stedenbouwkundige randvoorwaarden waar het ontwerp en de invulling van het perceel rekening mee moet houden:
Figuur 2.3 geeft een impressie weer van de beoogde ontwikkeling waarin de stedenbouwkundige randvoorwaarden zijn verwerkt. Het bouwvlak zoals weergegeven op de verbeelding is hierop afgestemd door aan de zuidelijke heeft van het perceel over de volle lengte de tuinbestemming toe te kennen. Bebouwing ter plaatse van deze bestemming is niet toegestaan. Eventuele aan- of bijgebouwen kunnen ten oosten of westen van de woning worden gebouwd.
Figuur 2.3 Impressie beoogde ontwikkeling
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het voor het plangebied relevante ruimtelijke beleidskader. Het geldende bestemmingsplan houdt geen rekening met de voorgenomen ontwikkeling. De ontwikkeling is in overeenstemming met het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (maart 2012)
Het rijksbeleid voor de ruimtelijke ordening is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van andere overheden, is het Barro opgesteld. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2012)
Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt niet alleen regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen.
Artikel 3.1.6 Bro: Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro 2012, actualisering 2017)
Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe te borgen is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6). Hieruit volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, aandacht moeten besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte in de relevante regio worden beschreven. Voor stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.
Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Uit de handreiking ladder voor duurzame verstedelijking (bron: Infomil) en jurisprudentie blijkt dat een ontwikkeling van minder dan 12 woningen niet wordt gezien als stedelijke ontwikkeling. Verder worden accommodaties voor recreatie over het algemeen gezien als stedelijke ontwikkeling.
Toetsing rijksbeleid
De mogelijkheden die het project biedt, passen binnen de beleidskeuzes en de leidende principes uit de
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Barro. De beoogde ontwikkeling wordt niet gezien als stedelijke ontwikkeling.
De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 14 december 2016, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. De VRM bestaat uit verschillende documenten waaronder de Verordening ruimte 2014, het Programma ruimte en het Programma mobiliteit. Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:
4 rode draden
In de VRM zijn 4 thema's te onderscheiden:
Toetsing
Voor het toevoegen van één woning is geen beleid opgenomen in de VRM. De woning wordt gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied. De woning is zodanig op het perceel gesitueerd dat de ruimtelijke kwaliteit van het gebied behouden blijft.
In samenhang met de provinciale Structuurvisie Ruimte en Mobiliteit is de provinciale Verordening ruimte opgesteld en vastgesteld. Deze verordening stelt concrete regels die bij ruimtelijke ontwikkelingen in acht genomen moeten worden. Hieronder wordt beknopt ingegaan op de relevante bepalingen uit de verordening.
Artikel 2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking
Het doel van de Ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. Bij elk project dient allereerst te worden bepaald of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Dit is gedefinieerd als 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Hiernaast dient te worden beoordeeld of het project, ook gezien zijn schaal en aard, moet worden getoetst aan de Ladder. Als sprake is van een stedelijke ontwikkeling, dan dient de toetsing aan de Ladder plaats te vinden.
Toetsing
De toevoeging van één woning is geen stedelijke ontwikkeling. Toetsing aan de ladder is dan ook niet nodig.
Artikel 2.2.1 Ruimtelijke kwaliteit
Lid 1 Ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen
Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
Toetsing
De woning wordt mogelijk gemaakt in een overgangsgebied tussen de structuren van het historische dorpslint en de uitbreidingsbuurt en hoort daardoor bij geen van beide. De nieuwe woning fungeert als schakel tussen beide structuren. De positie en uitstraling van de woning zal aansluiten bij de woningen aan Het Jaagpad en vormt hiermee een aanvulling op de bestaande structuur en geen wijziging. In de positie van de woning op het perceel en het toekennen van de tuinbestemming aan het zuidelijk deel van het perceel blijft de bestaande ruimtelijke kwaliteit behouden.
In 20009 heeft de gemeenteraad van Hendrik-Ido-Ambacht de structuurvisie "Waar de Waal stroomt" vastgesteld. In deze visie staan de ruimtelijke ambities van de gemeente voor de komende tien tot vijftien jaar.
Binnen de structuurvisie kaart valt het plangebied binnen de bebouwde kom. Voor het plangebied gelden geen verdere ambities.
Figuur 3.1 Uitsnede structuurvisiekaart met in het rood de locatie van het plangebied
Toetsing
De woning wordt toegevoegd binnen de bebouwde kom. De beoogde ontwikkeling is niet in strijd met de structuurvisie.
De Woonvisie vormt het antwoord op de woonopgave van de komende jaren. In de Woonvisie wordt de richting geschetst die ingeslagen moet worden. Het vormt geen vastomlijnd beleid, maar biedt speelruimte om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen. Met de Woonvisie beschikt de gemeente over een woonbeleid dat kaderstellend en richtinggevend is voor de komende jaren te nemen beslissingen en uitvoeringsmaatregelen. Daarnaast vormt het onder meer een richtinggevend woningbouwprogramma voor de komende vijftien jaar en een onderlegger voor te maken (prestatie)afspraken met de regio, corporaties en ontwikkelaars.
Gebruikmakend van doelgroepen van beleid (waaronder ouderen, jongeren en zorgbehoevenden) is de woonbehoefte inzichtelijk gemaakt. Geconcludeerd wordt dat de woningvoorraad in de gemeente over het algemeen van een goede kwaliteit is en dat echt grote problemen er niet zijn. Wel zijn de woonwensen als gevolg van demografische, sociaal-culturele en sociaal-economische ontwikkelingen de laatste jaren veranderd. Per doelgroep zijn globaal conclusies getrokken. Aan de hand van deze conclusies is bepaald hoeveel, wat en waar er gebouwd moet worden. De prognose voor de periode tot 2010-2015 omvat de bouw van circa 1.200 woningen.
Toetsing
De toevoeging van één woning aan de woningvoorraad van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht is een kleine, maar welkome toevoeging aan het aanbod.
In 2015 heeft de gemeenteraad van Hendrik-Ido-Ambacht de Welstandsnota vastgesteld. De welstandsnota geeft een toelichting op het welstandsbeleid en geeft welstandscriteria, beschrijft welstandsprocedures en gaat in op lokale ruimtelijke karakteristieken. Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden te benoemen en een rol te geven bij de ontwikkeling en beoordeling van bouwplannen, maar ook om gebieden aan te wijzen waar een bijzondere kwaliteit gewenst is.
Toetsing
Het plangebied ligt in het welstandgebied "Naoorlogse woonwijken - jaren '50 en '60". De woning dient aan de hand van deze welstandscriteria ontworpen te worden. Met de uitvoering zal rekening worden gehouden met de architectuur van de omgeving.
In dit hoofdstuk worden de sectorale aspecten beschreven die voor dit bestemmingsplan relevant zijn. De resultaten en conclusies van de onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.
Toetsingskader
In dit bestemmingsplan wordt één extra woning mogelijk gemaakt. Deze ontwikkeling valt onder categorie D11.2, ofwel de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject. Een stedelijk ontwikkelingsproject is m.e.r.-beoordelingsplichtig wanneer het project betrekking heeft op 2.000 of meer woningen. De beoogde ontwikkeling blijft ruimschoots onder deze drempelwaarde.
Omdat de beoogde ontwikkeling onder de drempelwaarde blijft wordt volstaan met een vormvrije m.e.r-beoordeling. Deze paragraaf voorziet daarin. Op basis van deze beoordeling kan door de gemeente een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.
Plaats van het project
Het plangebied bevindt zich aan Het Jaagpad in Hendrik-Ido-Ambacht (figuur 2.1). Het plangebied bestaat voornamelijk uit gras met als enige bebouwing een schuurtje grenzend aan de westelijke watergang. Het plangebied ligt niet in kwetsbaar gebied en/of gebied met een beschermde status en heeft geen bijzondere rijkdom aan natuurlijke hulpbronnen. Daarnaast ligt het plangebied en omgeving niet in een gebied waar de bij communautaire wetgeving vastgestelde normen (EU-normen, bijvoorbeeld met betrekking tot luchtkwaliteit) inzake milieukwaliteit reeds worden overschreden.
Kenmerken van het project
Met dit bestemmingsplan wordt één extra woning mogelijk gemaakt. Er is nog geen concreet uitgewerkt plan. De stedenbouwkundige randvoorwaarden zijn beschreven in paragraaf 2.2. Voor de realisatie van de woning worden de gebruikelijke bouwmaterialen en natuurlijke hulpbronnen benut. Afvalstoffen zullen ontstaan tijdens de aanleg- en gebruiksfase. Afvalstromen zullen zoveel mogelijk worden gescheiden ten behoeve van hergebruik.
Cumulatie met andere projecten
Direct ten westen van het plangebied is bestemmingsplan 'Waterlandgoed De Noorden' in ontwerp. Ter plaatse wordt een (water)landgoed gerealiseerd van ruim 5 hectare. In totaal worden maximaal 7 woningen gebouwd. Ook op het perceel direct ten zuiden van het plangebied (Achterambachtseweg 49) wordt een extra woning mogelijk gemaakt door middel van een (ontwerp)bestemmingsplan. Gelet op aard en beperkte omvang van deze ontwikkelingen en de extra woning die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, is geen sprake van relevante cumulatie van effecten. In de omgeving zijn verder geen vaststaande autonome ontwikkelingen voorzien die van invloed kunnen zijn op de effectbeoordeling van de beoogde ontwikkeling in het plangebied.
Kenmerken van de milieueffecten
Verkeer en parkeren
De extra woning die mogelijk wordt gemaakt leidt tot een zeer beperkte verkeerstoename waardoor geen knelpunten in de verkeersafwikkeling worden verwacht. Parkeren wordt op eigen terrein opgelost.
Geluid
De beperkte verkeerstoename leidt niet tot relevante uitstralingseffecten.
Luchtkwaliteit
De beoogde woning draagt niet in betekenende mate bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Daarnaast blijkt uit de NSL-Monitoringstool dat langs de maatgevende wegen in 2016 ruimschoots aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer wordt voldaan.
Risico's op zware ongevallen of rampen en risico's voor de menselijke gezondheid
Externe veiligheid
De beoogde ontwikkeling betreft geen risicobron en zal dan ook geen negatief effect hebben op de omliggende (beperkt) kwetsbare objecten. De beoogde woning ligt niet in een PR10-6 contour van een risicobron. De woning bevindt zich wel in het invloedsgebied van het groepsrisico van het spoor, N915 en A15. Gelet op de ruime afstand zal de beoogde ontwikkeling niet van invloed zijn op de hoogte van het groepsrisico.
Risico's op rampen door klimaatverandering
De beoogde woning bevindt zich in bestaand stedelijk gebied. Risico's op rampen door klimaatadaptatie nemen niet toe.
Risico's voor de menselijke gezondheid
Uit toetsing van de verschillende milieuthema's op het gebied van leefomgevingskwaliteit en verkeer blijkt dat de beoogde ontwikkeling niet leidt tot belangrijke toename van risico's voor de menselijke gezondheid. Er wordt voldaan aan de normen voor geluid, externe veiligheid en luchtkwaliteit.
Bodem
Ter plaatse van het plangebied geldt reeds een woonbestemming. De bodem is daarom naar verwachting geschikt voor de beoogde woning. Daarnaast heeft de beoogde woning geen nadelige gevolgen voor de bodem.
Water
Ten gevolge van de realisatie van de beoogde woning neemt de verharding toe. Gelet op de geringe grootte van de ontwikkeling zal de toename aan verharding beperkt blijven. Daarnaast is het perceel omringd door watergangen waardoor hemelwater goed kan worden afgevoerd. Watercompensatie is dan ook niet vereist voor deze ontwikkeling. Daarnaast zal tijdens de realisatie van het plan rekening worden gehouden met de beschermingszone van omliggende watergangen, hiermee worden nadelige effecten op de waterhuishouding voorkomen.
Natuur
Gebiedsbescherming
Het plangebied bevindt zich niet in beschermd natuurgebied (zie paragraaf 4.12). Gelet op de ruime afstand tot beschermde gebieden zijn significant negatieve effecten uitgesloten.
Soortenbescherming
Het plangebied wordt in de huidige situatie gebruikt als tuin. Er staan enkele bomen, maar deze worden niet gekapt. Wel zal een ontsluiting van de woning worden aangelegd door een deel van het plantsoen heen. Dit is echter geen beplanting waar beschermde diersoorten worden verwacht.
Archeologie en cultuurhistorie
Ter plaatse van het plangebied geldt een hoge verwachting voor resten van verspreide bewoning uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Omdat in het verleden graafwerkzaamheden hebben plaatsgevonden (zie paragraaf 4.11) worden geen archeologische waarden meer verwacht. Daarnaast zijn ter plaatse van het plangebied geen cultuurhistorische waarden aanwezig.
Sloop- en aanlegwerkzaamheden
Gelet op de tijdelijkheid van sloop- en aanlegwerkzaamheden kunnen blijvende negatieve milieueffecten uitgesloten worden. Tevens zal vanwege de kleinschaligheid ook geen sprake zijn van significante negatieve milieueffecten, zoals geluid- en stofoverlast, ten tijde van de werkzaamheden.
Mitigerende maatregelen
Uit de voorgaande sectorale analyse blijkt dat geen mitigerende maatregelen noodzakelijk zijn.
Conclusie
Uit de informatie in deze notitie blijkt dat gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten geen belangrijke negatieve milieugevolgen kunnen optreden. Er is dan ook geen aanleiding voor het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure. Dit moet door de gemeente worden bevestigd in de vorm van een Besluit.
Toetsingskader
Ten aanzien van geluidhinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst. Voor het onderhavige plan is alleen geluidhinder als gevolg van wegverkeerslawaai van belang.
Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geluidgevoelige functies. Akoestisch onderzoek is noodzakelijk als de woningen binnen de geluidzone vallen van gezoneerde wegen. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting te worden onderbouwd.
De Wgh stelt dat op de gevels van nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals de geprojecteerde woning in dit bestemmingsplan, voldaan moet worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De resultaten uit het separaat toegevoegde rapport "Onderzoek wegverkeerslawaai, d.d. 22 februari 2019 door Rho adviseurs" (Bijlage 1) zijn hier samengevat.
Toetsing
De A15 heeft 2x3 rijstroken ter hoogte van Hendrik-Ido-Ambacht en is buitenstedelijk gelegen. De breedte van de geluidzone bedraagt zodoende 600 meter. Het plangebied ligt in deze geluidzone. De A15/N915 is opgenomen in de Regeling geluidplafondkaart Milieubeheer (RGM), waardoor de bronnen onder hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer (Wm) vallen. Omdat het hier gaat om een nieuwe geluidgevoelige functie binnen de zone van wegen, dient getoetst te worden aan de normen van de Wgh. De broninformatie dient ontleend te worden aan het geluidregister zoals bedoeld in artikel 3.8 lid 1, 2 en 3 van het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2012 (RMG 2012). Op grond van lid 1 wordt ook de A16 in het onderzoek betrokken.
De route Achterambachtseweg - Dorpsstraat – Sandelingenstraat (voor het gedeelte gelegen buiten de bebouwde kom) heeft een zone van 250 meter (2x1 rijstrook, buitenstedelijk gebied). Het gedeelte van de route Achterambachtseweg - Dorpsstraat - Sandelingenstraat binnen de bebouwde kom heeft een zone van 200 meter (2x1 rijstrook, stedelijk gebied. Het plangebied ligt in de geluidzone van deze wegen.
Onderzoek en conclusie
Ten gevolge van het verkeer op de route Achterambachtseweg - Dorpsstraat - Sandelingenstraat wordt de voorkeurswaarde van 48 dB niet overschreden. Het vaststellen van een hogere waarde voor deze wegen is dan ook niet nodig. Vanwege het Keerweer blijft de geluidbelasting ook lager dan de richtwaarde van 48 dB.
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat het wegverkeer op de autosnelweg A15/N915/A16 leidt tot een geluidbelasting van 53 dB, inclusief aftrek artikel 110g Wgh. De voorkeursgrenswaarde wordt overschreden maar de maximale ontheffingswaarde van 53 dB niet. Het treffen van maatregelen ter reductie van de geluidbelasting is uit financieel oogpunt niet reëel en/of stuit op overwegende bezwaren van verkeerskundige aard. Voor de nieuwe woning is het vaststellen van een hogere waarde noodzakelijk.
Gelet op het berekeningsresultaat beschikt het bouwvlak over een geluidluwe zijde/buitenruimte. Daardoor wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden in het gemeentelijk hogere waardenbeleid. Daarnaast zal met een nader akoestisch bouwtechnisch onderzoek naar de geluidwering van de gevels aangetoond moeten worden dat de geluidbelasting in de verblijfsruimten van de nieuwe woning niet hoger is dan de gestelde eisen uit het Bouwbesluit 2012 voor wat betreft de karakteristieke geluidwering.
Vaststellen hogere waarde
Omdat de maximale ontheffingswaarde als gevolg van het wegverkeer op de A15/N915/A16 niet wordt overschreden kan een hogere grenswaarde van 53 dB worden vastgesteld voor de geprojecteerde vrijstaande woning. Het ontwerpbesluit tot vaststelling hogere waarden moet gelijktijdig met het bestemmingsplan Het Jaagpad ter inzage worden gelegd. Deze hogere waarde wordt door het college van Hendrik-Ido-Ambacht verleend.
De geprojecteerde woning kan worden mogelijk gemaakt in een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat. Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor deze ontwikkeling.
De binnenwaarde van 33 dB conform het Bouwbesluit dient te worden geborgd ten tijde van de vergunningverlening.
Toetsingskader
Aan de hand van de kencijfers van het CROW dient inzichtelijk te worden gemaakt wat de te verwachten verkeersgeneratie is als gevolg van de beoogde ontwikkeling. Daarnaast wordt op basis van de parkeernormen van het CROW de parkeerbehoefte bepaald. Hendrik-Ido-Ambacht heeft een sterk stedelijk karakter op basis van de adressendichtheid.
Onderzoek
Ontsluiting
Uitgaande van de CROW-publicatie 317 'kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' is voor een vrijstaande koopwoning de verkeersgeneratie 8,6 mvt op een weekdag. Deze geringe toename van verkeersbewegingen zal niet leiden tot een verminderde doorstroming op de omliggende wegen.
Het plangebied wordt ontsloten via de Keerweer richting de Achterambachtseweg. De Achterambachtseweg is een gebiedsontsluitingsweg met een maximum snelheid van 50 km/h. Vanaf de Achterambachtseweg kan richting het oosten het dorp worden bereikt of richting het westen naar de A16.
Op circa 200 meter afstand bevindt zich een bushalte waar bus 192 langskomt die in de spits tussen Dordrecht Centraal Station en Rotterdam Zuidplein rijdt met een frequentie van twee keer per uur.
Parkeren
Op basis van de CROW normen uit de CROW-publicatie 317 'kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', uitgaande van het gebied 'rest bebouwde kom' geldt voor een vrijstaande koopwoning een parkeernorm maximaal 2,5 parkeerplaatsen per woning. Deze parkeerbehoefte zal worden opgevangen op eigen terrein. Bij de beoordeling van de aanvraag omgevingsvergunning wordt het bouwplan getoetst en beoordeeld aan de hand van de in de Algemene gebruiksregels opgenomen verplichting (artikel 9.3).
Conclusie
De geringe toename van verkeersbewegingen zal niet leiden tot problemen op de omliggende wegen. De toekomstige parkeerbehoefte zal binnen het plangebied worden opgevangen. Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europees:
Nationaal:
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerprogramma (WBP) (2016-2021) staan de doelen van het waterschap Hollandse Delta voor de taken waterveiligheid (dijken en duinen), voldoende water, schoon water en de waterketen (transport en zuivering van afvalwater). Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.
Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplicht gesteld. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer in stedelijk gebied of 1.500 m2 of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding. Het waterschap geeft in volgorde de voorkeur aan de volgende gelijkwaardige voorzieningen:
Gemeentelijk beleid
Waterplan Van H tot Z (2003)
Voor de gemeenten Hendrik-Ido-Ambacht en Zwijndrecht is één gezamenlijk waterplan opgesteld, omdat de stedelijke watersystemen van beide gemeenten een zodanige samenhang vertonen dat ze niet los van elkaar gezien kunnen worden. Het doel van het plan is om te komen tot een goed beheersbaar en aantrekkelijk watersysteem met helder water van voldoende kwaliteit en gevarieerde veilige oevers dat op de gewenste gebruiksfuncties is afgestemd. Deze doelstelling wordt in het plan geconcretiseerd en vastgelegd. Vervolgens worden doelen vertaald naar de benodigde maatregelen (tot 2010) om deze te realiseren. Het plan geeft aan op welke termijn de maatregelen worden gerealiseerd, wie ze uitvoert en hoe ze worden gefinancierd. Daarnaast is een toekomstvisie voor de langere termijn (2020) voor het bestaand stedelijk gebied opgesteld.
Gemeentelijk rioleringsplan 2014-2018
Aanleg, beheer en onderhoud van riolering is een gemeentelijke taak die is vastgelegd in de Wet milieubeheer. Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) geeft inzicht in de aanleg, tijdige vervanging, verbeteringen, strategie beheer en onderhoud van de riolering en in de kosten van al deze facetten. Het GRP vormt het beleidskader voor de uitvoering van de gemeentelijke watertaken. Vanaf 2008 is ook de zorgplicht voor het afstromend hemel- ene grondwater geborgd in het GRP. In het GRP staat welke voorzieningen er zijn voor de zorgplichten afvalwater, hemelwater en grondwater en hoe deze worden beheerd. Ook wordt stilgestaan bij de financiën. De geldigheidsduur van het GRP is vijf jaar: 2014 tot en met 2018. Een periode van vijf jaar biedt voldoende ondersteuning voor de concrete uitvoering van maatregelen zonder dat direct allerlei beleidslijnen veranderen. Tevens kan voor een dergelijke periode een overzichtelijk beeld geschetst worden van de benodigde middelen en financiering. Met behulp van operationele plannen zal het college jaarlijks gedurende de planperiode op de hoogte worden gehouden van de ontwikkelingen.
Gemeentelijk rioleringsplan 2019-2023
De gemeente heeft als taak om voor de riolering te zorg: de zorgplicht voor stedelijk afvalwater, voor afvloeiend hemelwater en voor grondwatermaatregelen. In het Gemeentelijk Rioleringsplan 2019 - 2023 staat hoe de gemeente met deze drie zorgplichten omgaat. Belangrijke ontwikkelingen die invloed hebben op de rioleringszorg zijn de klimaatverandering, duurzaamheid, integraal werken en implementatie Bestuursakkoord Water door samenwerking in de afvalwaterketen. Waar zinvol en mogelijk worden duurzaamheidsaspecten geïmplementeerd. In het GRP wordt teruggeblikt op het GRP 2015-2018, er is gestructureerd en planmatig gewerkt. De rioleringszorg is onder controle en de taken worden goed en doelmatig uitgevoerd. De komende planperiode wordt gezorgd dat de riolering goed blijft functioneren en verbeteren waar nodig, vooral gericht op klimaatadaptie en duurzaamheid. Tot slot wordt benoemd welke kosten hieraan verbonden zijn.
Huidige situatie
Het plangebied ligt aan Het Jaagpad in Hendrik-Ido-Ambacht en wordt in de huidige situatie gebruikt als tuin. Ter plaatse is (op een schuurtje na) geen verharding aanwezig. De bodem bestaat uit lichte klei met homogeen profiel. Ter plaatse is sprake van grondwatertrap VI. Dat wil zeggen dat de gemiddelde grondwaterstand varieert tussen 0,4 meter en 0,8 meter beneden maaiveld en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan 1,2 meter beneden maaiveld ligt. Het plangebied bevindt zich niet in een beschermingszone van een waterkering. Ten westen, zuiden en oosten wordt het plangebied begrensd door 'overige watergangen' met een beschermingszone van 1 meter. Binnen deze beschermingszones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergangen mogelijk te houden.
Figuur 4.1 Uitsnede Legger Hollandsche Delta, plangebied (paarse cirkel) en omgeving
Toekomstige situatie
Waterkwantiteit
De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van een woning. Het bouwvlak heeft een oppervlakte van 117 m2. Hierdoor neemt de verharding toe. Dit is een geringe toename van verharding. Daarnaast is het perceel omringd door watergangen waardoor hemelwater goed kan worden afgevoerd. Watercompensatie is dan ook niet vereist voor deze ontwikkeling.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke drukriolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Het plangebied wordt aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving. Er zijn geen bouwmogelijkheden voorzien binnen de beschermingszone van de waterkering.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Bij realisatie van werkzaamheden in de beschermingszone van omliggende watergangen en bij toename van verhard oppervlak van meer dan 500 m2 is een vergunning noodzakelijk. Dit is niet aan de orde bij de beoogde ontwikkeling.
Water en Waterstaat in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'.
Conclusie
Bij verdere concretisering van het plan dient rekening te worden gehouden met de aanwezige beschermingszones van de watergangen. Het aspect water vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).
Onderzoek en conclusie
Uit het bodemloket blijkt dat in 2004 voor deze locatie een historisch bodemonderzoek is uitgevoerd. Voorheen stond op deze locatie een kas die in 2004 is gesloopt. Sinds het onderzoek zijn geen verontreinigende activiteiten uitgevoerd. Daarnaast heeft de locatie reeds de bestemming 'Wonen' waardoor de bodem geschikt is voor de beoogde woning. Het aspect bodem staat de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg.
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.
Onderzoek en conclusie
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
Overeenkomstig de professionele risicokaart is circa 450 meter ten noorden van het plangebied een LPG-tankstation aanwezig. Het plangebied bevindt zich ruimschoots buiten de aanwezige PR10-6 risicocontouren (maximaal 35 meter) en invloedsgebied van het groepsrisico (150 meter).
Ten noorden van het plangebied worden gevaarlijke stoffen vervoerd over de N915 en A15. Het plangebied bevindt zich niet in de PR10-6 contour (figuur 4.2). Het maatgevende invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt 355 meter. De N915 en A15 bevinden zich op circa 400 en 550 meter afstand. De beoogde ontwikkeling is daarom niet van invloed op de hoogte van het groepsrisico. Door het vervoer van toxische vloeistoffen over de A15/N915 bedraagt het invloedsgebied 880 meter. Vanwege de ligging van het plangebied binnen het invloedsgebied is wel een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.
Figuur 4.2 Ligging plangebied ten opzichte van N915/A15. Bron: professionele risicokaart
Circa 600 meter ten westen van het plangebied is een hogedruk aardgasleiding (W-507-01) aanwezig. De leiding heeft geen PR10-6 contour. Het invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt 140 meter. Het plangebied ligt ruimschoots buiten het invloedsgebied.
Circa 2,4 km ten zuiden van het plangebied worden gevaarlijke stoffen vervoerd over het spoor. Het invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt meer dan 4 kilometer. Gelet op de ruime afstand tot het spoor zal de beoogde ontwikkeling niet van invloed zijn op de hoogte van het groepsrisico. Wel is vanwege de ligging in het invloedsgebied een beknopte verantwoording noodzakelijk.
Beknopte verantwoording groepsrisico
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn.
Het plangebied is bereikbaar via het Jaagpad. Via deze ontsluiting is het plangebied goed bereikbaar voor hulpdiensten en kan van de bron af gevlucht worden.
Zelfredzaamheid
De beoogde ontwikkeling betreft een woning. Aanwezigen zullen daarom hoofdzakelijk zelfredzaam zijn. Eventueel aanwezige kinderen, ouderen en gehandicapten worden wel als verminderd zelfredzaam beschouwd. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat de aanwezige ouders/begeleiders de verminderd zelfredzame personen zullen begeleiden.
Conclusie
Het plangebied bevindt zich binnen het invloedsgebied van het groepsrisico van de N915, A15 en spoor. Gelet op de ruime afstand zal de beoogde ontwikkeling niet van invloed zijn op de hoogte van het groepsrisico. Daarnaast blijkt uit de verantwoording dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid als voldoende worden beschouwd. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering. In het kader van het wettelijk vooroverleg wordt het bestemmingsplan voorgelegd aan de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.
Onderzoek en conclusie
In de omgeving zijn geen bedrijven aanwezig die een belemmering vormen voor de milieusituatie ter plaatse van het plangebied, of die door de beoogde ontwikkeling worden belemmerd in hun bedrijfsvoering. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
Ter plaatse van het plangebied wordt één woning gerealiseerd. Een dergelijke ontwikkeling valt onder het Besluit niet in betekenende mate onder de categorie woningbouw tot 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2016 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg is de Achterambachtseweg. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2016 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie
De beoogde ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Daarnaast zijn de concentraties luchtverontreinigende stoffen in de huidige situatie ruimschoots onder de grenswaarden. Ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Beleid en normstelling
Rijksbeleid
De Nederlandse bodem zit vol met archeologische waarden. Met de ondertekening van het Europese verdrag van Valletta in 1992, een verdrag over behoud en beheer van het archeologische erfgoed, hebben de lidstaten zich tot doel gesteld het bodemarchief te beschermen.
Met ingang van 1 september 2007 is het Verdrag van Valletta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving door middel van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), waardoor het verdrag een juridisch fundament kreeg. Deze wijzigingswet heeft onder meer wijzigingen aangebracht in de Monumentenwet 1988.
De Monumentenwet is op 1 juli 2016 deels (met een overgangstermijn tot de Omgevingswet) vervangen door de Erfgoedwet. Deze wet handelt over het aanwijzen van te beschermen cultureel erfgoed. Naast de Monumentenwet vervangt de Erfgoedwet ook andere wetten zoals de Wet tot behoud van cultuurbezit. De Erfgoedwet kent een aantal nieuwe bepalingen. Het gaat om het vaststellen van een gemeentelijke erfgoedverordening en het bijhouden van een erfgoedregister. Ook dienen burgemeester en wethouders het voornemen om hun cultuurgoederen en verzamelingen te vervreemden bekend te maken. De Erfgoedwet bevat bovendien diverse veranderingen met lokale gevolgen, zoals de vervanging van de landelijke aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten door een rijksinstructie aan gemeenten. Onderdelen van de Monumentenwet 1988 die in 2019 naar de Omgevingswet overgaan, blijven van kracht tot die wet in werking treedt. De vuistregel voor de verdeling tussen de Erfgoedwet en de nieuwe Omgevingswet is:
Gemeentelijk beleid
Het gemeentelijk archeologiebeleid is op 13 januari 2014 vastgesteld door de gemeenteraad. Op de bijbehorende archeologische beleidsadvieskaart is weergegeven waar in de gemeente (en in welke mate) kans is op het aantreffen van archeologische resten, uitgedrukt in een verwachtingszone (VAW). Aan deze verwachtingszones zijn ondergrenzen gekoppeld, die aangeven wanneer archeologisch onderzoek vanwege een voorgenomen ontwikkeling nodig is.
Onderzoek
Archeologie
Het plangebied ligt binnen de verwachtingswaarde VAW categorie 2. Deze categorie betreft het middeleeuws bewoningslint waarvoor een hoge verwachting geldt ten aanzien van verspreide bewoning uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd.
Figuur 4.3 Uitsnede beleidsadvieskaart archeologie met in rood omcirkeld locatie plangebied
Het plangebied is een voormalige glastuinbouwlocatie. In 2004 is de kas gesloopt en zijn er graafwerkzaamheden uitgevoerd. Door dit grondverzet wordt niet verwacht dat zich ter plaatse nog archeologische resten in de grond bevinden.
Geconcludeerd wordt dat de archeologische resten in de grond gering zijn. Nader archeologisch onderzoek is dan ook niet benodigd. Wel is bij werkzaamheden bij eventuele archeologische vondsten de meldingsplicht geldig. Archeologische vondsten dienen zo snel mogelijk gemeld te worden bij het bevoegd gezag.
Cultuurhistorie
In het plangebied is geen cultuurhistorisch waardevolle bebouwing aanwezig.
Conclusie
Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de vogelrichtlijn.
Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Onderzoek en conclusie
Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geel deel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van Natuurnetwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft Boezems Kinderdijk en ligt op circa 3 km afstand. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied ligt op circa 1,2 km afstand. Gelet op de ruime afstand tot beschermde gebieden en geringe omvang van de beoogde ontwikkeling zijn significant negatieve effecten uitgesloten.
Figuur 4.4 ligging plangebied ten opzichte van NNN en Natura 2000-gebieden (bron: provincie Zuid-Holland)
Soortenbescherming
Het plangebied wordt in de huidige situatie gebruikt als tuin. Er staan enkele bomen, maar deze worden niet gekapt. Wel zal een ontsluiting van de woning worden aangelegd door een deel van het plantsoen. Dit is echter geen beplanting waar beschermde diersoorten worden verwacht. Langs de oevers worden ook geen ontwikkelingen voorzien.
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Dit bestemmingsplan vormt het juridische kader voor het plangebied. Op basis van dit bestemmingsplan zal de beoogde ontwikkeling zonder verdere uitwerking van de bestemmingen of andere planologisch-juridische procedures kunnen worden uitgevoerd. Daarnaast vervult het plan, na realisatie van de beoogde woning, een belangrijke beheer- en gebruiksfunctie. Het bestemmingsplan is in lijn met het geldende bestemmingsplan 'Centrum' en voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012).
De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn en de wijze van meten. In hoofdstuk twee wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene regels. De overgangs- en slotregel maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk.
In het bestemmingsplan zijn verschillende bestemmingen toegekend aan het plangebied. Hieronder wordt ingegaan op de inhoud van deze bestemmingen.
Tuin
Voor dit perceel is net als bij andere woningen aan Het Jaagpad een strook 'Tuin' opgenomen. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. De voorgevelrooilijn is richting het zuiden gesitueerd om te borgen dat ter plaatse van deze gronden geen bebouwing wordt geplaatst. Dit om de zichtlijnen te behouden.
Water
De watergang in het plangebied is als 'Water' bestemd. Deze gronden zijn bestemd voor waterpartijen ten behoeve van de waterhuishouding. De bestemming maakt tevens behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden mogelijk.
Wonen
Binnen de bestemming Wonen wordt het realiseren van een woning mogelijk gemaakt. Het hoofdgebouw dient binnen het bouwvlak gebouwd te worden. Achter de voorgevelrooilijn is wel nog ruimte voor bijgebouwen.
Dubbelbestemming Waarde - Archeologie
Het plangebied heeft een middelhoge tot hoge kans op archeologische sporen. Ter bescherming van mogelijke aanwezige archeologische waarde, is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen. Deze bestemming regelt dat bij nieuwbouw (geen vervangende nieuwbouw) van gebouwen met een oppervlakte van ten minste 100 m2 en bij graafwerkzaamheden dieper dan 35 cm, archeologisch onderzoek dient plaats te vinden. Indien uit dit onderzoek blijkt dat ter plaatse geen waarden aanwezig zijn, kunnen de bouwwerkzaamheden alsnog doorgang vinden.
De beoogde ontwikkeling maakt de realisatie van een woning mogelijk en betreft een particulier initiatief. De initiatiefnemer draagt hiervan de kosten. Afspraken over de kosten van planschade en eventuele andere te verhalen kosten worden vastgelegd in een overeenkomst met de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht. Daarmee zijn de kosten anderszins verzekerd en is er geen verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan.
Communicatie met bewoners
De initiatiefnemer heeft de direct omwonenden mondeling geïnformeerd over de beoogde ontwikkeling. De reacties op het plan waren positief.
Vooroverleg
In het kader van vooroverleg is het bestemmingsplan naar de vooroverlegpartners worden gestuurd. De provincie Zuid-Holland, het Waterschap Hollandse Delta en Rijkswaterstaat hebben hun reactie toegezonden. Op basis van de reactie van Rijkswaterstaat is het akoestisch onderzoek op enkele punten aangevuld. De reacties van de provincie Zuid-Holland en het Waterschap Hollandse Delta hebben niet geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan.
Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan 'Het Jaagpad' heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.