Plan: | Vrouwgelenweg 21-23 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0531.bp39Vrouwgelenw21-3001 |
Dit hoofdstuk bevat informatie over het plangebied, de aanleiding voor de voorgenomen ontwikkeling, het doorlopen voortraject, het plangebied, het vigerende bestemmingsplan, de planvorm en een leeswijzer.
Het bestemmingsplan 'Vrouwgelenweg 21-23' maakt de ontwikkeling mogelijk van de locatie op het perceel Vrouwgelenweg 21-23 in Hendrik-Ido-Ambacht. De huidige woning zal worden gesloopt en vervangen worden door twee nieuwe woningen. Het plangebied is weergegeven in afbeelding 1.
Afbeelding 1. Het plangebied van 'Vrouwgelenweg 21-23' (met een rode lijn aangegeven in de verbeelding van het geldende bestemmingsplan, 'De Volgerlanden-West').
De eigenaren van de gronden op de locatie 'Vrouwgelenweg 21-23' willen hier twee nieuwe woningen ontwikkelen. Door middel van het bestemmingsplan 'Vrouwgelenweg 21-23' wordt de realisatie van deze 2 woningen mogelijk gemaakt.
In juli 2018 hebben burgemeester en wethouders van Hendrik-Ido-Ambacht het besluit genomen om in principe mee te willen werken aan het realiseren van twee woningen op de locatie 'Vrouwgelenweg 21-23'. Daarbij is onder meer het volgende overwogen.
Stedenbouwkundig bestaat tegen de situering van de twee woningen op deze locatie (Vrouwgelenweg 21-23) geen bezwaar. De gemeente is van mening dat het bouwplan een grote bijdrage levert aan de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Stedenbouwkundig gezien zal de woning nr. 21 zich oriënteren op de Vrouwgelenweg en de woning op nr. 23 zich oriënteren op de Steur. De ontsluiting van de woningen zal ook gaan via respectievelijk de Vrouwgelenweg en de Steur. De woningen vormen dan een afronding van de woningbouw in het grotere geheel
Voor meer over de ruimtelijke opzet van dit bestemmingsplan, zie paragraaf 2.2.
Het plangebied ligt in de oostrand van De Volgerlanden-West: De uitbreidingswijk is in de afgelopen jaren voltooid. Aan de overzijde van het plangebied ligt het gebied De Volgerlanden-Oost: het nog te bouwen deel van de uitbreidingswijk De Volgerlanden. In afbeelding 3 (op de luchtfoto) is te zien dat de woonfunctie in de noordelijke omgeving van het plangebied 'Vrouwgelenweg 21-23' nu nog in ontwikkeling is.
Afbeelding 2. Het plangebied van bestemmingsplan 'Vrouwgelenweg 21-23' met rode lijnen uitgezet op een luchtfoto.
Het plangebied 'Vrouwgelenweg 21-23' ligt in het grotere bestemmingsplangebied 'De Volgerlanden-West'. Dat bestemmingsplan is op 7 mei 2012 vastgesteld door de gemeenteraad van Hendrik-Ido-Ambacht. Binnen het vigerende bestemmingsplan heeft het plangebied reeds een woonbestemming, aangevuld met de bestemming Tuin en Water. Het bouwvlak van de huidige woningen ligt aan de Vrouwgelenweg.
Afbeelding 3. Vigerend bestemmingsplan.
Op grond van de bestemming 'Wonen' met bijbehorend bouwvlak, kan niet rechtstreeks een omgevingsvergunning worden verleend voor de twee beoogde woningen. Het bouwvlak is verkeerd gesitueerd om de twee vrijstaande woningen mogelijk te maken.
Voor de volgende oplossing is gekozen:
Het bestemmingsplan 'Vrouwgelenweg 21-23' bestaat uit de volgende onderdelen:
Het bestemmingsplan gaat vergezeld van:
De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
In de toelichting worden de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt, nader gemotiveerd en verantwoord. Dit bestemmingsplan heeft een gedetailleerd karakter. De gewenste ontwikkeling, het realiseren van de twee nieuwe woningen, wordt gedetailleerd vastgelegd in dit plan.
De toelichting bestaat uit 6 hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt de gewenste ontwikkeling omschreven. Hoofdstuk 3 omvat het bovengemeentelijke en gemeentelijke beleidskader. In hoofdstuk 4 worden de (milieutechnische) onderzoeken behandeld. In hoofdstuk 5 en 6 worden respectievelijk de juridische toelichting, de maatschappelijke uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan behandeld.
Het plangebied 'Vrouwgelenweg 21-23' bevindt zich binnen de grote wijk De Volgerlanden-West. Tot nog toe bevond zich daar een kleine twee-onder-een-kapwoning. Deze woning voldoet al jaren niet meer aan de huidige woonwensen en is reeds deels ontmanteld.
Op ongeveer 450 meter afstand ten noordwesten van het plangebied loopt de Betuweroute, de goederenspoorlijn van de Maasvlakte naar Duitsland. Deze ligt in een tunnel, de Sophiaspoortunnel, 20 meter diep onder de grond. Ten behoeve van het de aanleg van deze tunnel is berekend dat op afstanden groter dan 35 meter van het (hart van het) spoortunneltracé geen hinder van trillingen en laagfrequent geluid kan optreden. Die afstand is daarom in het bestemmingsplan De Volgerlanden-West opgenomen als strook waarbinnen geen nieuwe woningen worden gebouwd. Het gebied bovenop de Sophiaspoortunnel is groen ingericht: als Dorpsweide.
Over het plangebied ligt ook een aanduiding 'geluidzone - industrie'. Binnen deze zone zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van het bouwen binnen de geluidzone van industrieterrein aan de Noord. Aan deze aanduiding zijn strikte voorwaarden verbonden vanuit het oogpunt van veiligheid. In paragraaf 4.3 wordt hier verder op ingegaan.
Via het bestemmingsplan 'Vrouwgelenweg 21-23' wordt de realisatie van 2 woningen op deze locatie mogelijk gemaakt
Daarnaast is er voorzien in een regeling voor tuinen voor de voorgevel en het opnemen van het bestaande water aan de Vrouwgelenweg. Binnen de bestemming 'Wonen' is rekening gehouden met de voor de ontwikkeling benodigde maten.
Woning nummer 21:
De positie van de woning nummer 21 ligt parallel aan de Vrouwgelenweg, daarbij is een mogelijkheid van aanbouw gesuggereerd. De voorgevel komt iets naar voren te liggen tegenover de huidige bebouwing. De positie van de woning is voor te stellen vanuit stedenbouwkundig oogpunt zodat de woning duidelijk bij de Vrouwgelenweg past en met de bocht van de straat mee gaat. Eventueel is het ook voor te stellen dat de woning haaks op de Vrouwgelenweg komt te liggen, beide posities komen voor aan deze straat.
Woning nummer 23:
Voor deze woning is een voorstel ingediend waarbij de woning gericht is op de Steur. In het voorstel is er geen duidelijke keuze hoe de voorgevel zich positioneerd tegenover de straat. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is de zoektocht naar waar deze woning bij hoort goed te begrijpen, toch is er meer ruimtelijk meer potentie om deze bij de Steur aan te laten sluiten dan bij de Vrouwgelenweg (de mogelijkheid van ontsluiting speelt hier een grote rol bij). Het is sterker de woning haaks op de straat te positioneren dan deze willekeurig te plaatsen.
Afbeelding 4: stedenbouwkundige positionering woningen
Het bestemmingsplan 'Vrouwgelenweg 21-23' voegt nieuwe bouwvlakken toe aan de bestaande woonbestemming ten behoeve van de realisatie van de beoogde twee woningen. Hierbij is rekening gehouden met de stedenbouwkundige opzet zoals deze door de gemeente is aangegeven bij het principebesluit.
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het voor het plangebied relevante ruimtelijke beleidskader. Het geldende bestemmingsplan houdt geen rekening met de voorgenomen ontwikkeling. De ontwikkeling is in overeenstemming met het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. Met de aanleg van het landgoed wordt concreet en uitvoerbaar invulling gegeven aan de door de gemeente, regio en provincie gewenste kwaliteitsverbetering in het Deltapoortgebied en meer specifiek aan de ruimtelijke kwaliteitsverbetering van deze locatie.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden, ter vervanging van de Nota Ruimte. De structuurvisie geeft een integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau.
In de structuurvisie zijn dertien nationale ruimtelijke belangen benoemd: een excellente ruimtelijk-economische structuur, het hoofdnetwerk energievoorziening en energietransitie, het hoofdnetwerk buisleidingen, een efficiënt gebruik van de ondergrond, het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen, een betere benutting van het bestaande mobiliteitssysteem, het instandhouden van het hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen, het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid, behoud van cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten, het nationaal netwerk van natuur, ruimte voor militaire terreinen en activiteiten, en een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming.
Als onderdeel van het zesde hierboven genoemde nationale belang, een betere benutting van het bestaande mobiliteitssysteem, wordt het '(inter)nationaal kernnet logistiek' genoemd. De Betuweroute, die deel uitmaakt van dit kernnet, loopt op 450 meter afstand ten noordwesten langs het plangebied, 20 meter diep onder de grond. Dit is de enige concrete relatie met een onderdeel van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte die het plangebied heeft.
Afbeelding 5. Ligging van het plangebied 'Vrouwgelenweg 21-23' ten opzichte van de Betuweroute
Het voorgenomen bouwplan van de twee woningen is niet in strijd met het belang van het logistieke kernnet waartoe de Betuweroute behoort, noch met het achterliggende belang van een betere benutting van het bestaande mobiliteitssysteem.
Voor het overige is er geen concrete relatie tussen het bestemmingsplan 'Vrouwgelenweg 21-23' en de in de SVIR benoemde nationale belangen.
Er treedt dus geen strijdigheid met de SVIR op.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, een beleidsstuk op nationaal niveau, heeft slechts een bindende werking voor het Rijk zelf. De nationale belangen uit de structuurvisie waarvan het Rijk de doorwerking naar andere bestuurslagen wezenlijk acht, zijn vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur: het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit is in werking getreden op 30 december 2011.
Bij het vaststellen van bestemmingsplannen moeten gemeenten de regels van het Barro in acht nemen voor de in het Barro genoemde projecten die op hun grondgebied liggen. Voor in het Barro opgenomen projecten worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.
Het project De Volgerlanden komt niet voor in het Barro, en ook het in paragraaf 3.1.1 genoemde '(inter)nationaal kernnet logistiek' niet.
De regels van het Barro raken dus niet aan het bestemmingsplan 'Vrouwgelenweg 21-23'. Deze hebben geen implicaties voor het plan.
Artikel 3.1.6. lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat de ‘Ladder voor duurzame verstedelijking’ als motiveringseis waaraan een bestemmingsplan moet voldoen. Sinds 1 juli 2017 luidt de formulering van de Ladder in genoemd artikel:
“De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.”
Op grond van de ladder moeten de volgende punten worden geadresseerd:
Voor de ontwikkeling 'Vrouwgelenweg 21-23' blijft de beoordeling beperkt tot het eerstgenoemde punt:
Ad 1.
Is er hier sprake van een stedelijke ontwikkeling? Een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt omschreven als: een "ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen".
Volgens vaste jurisprudentie kan een in een bestemmingsplan opgenomen ontwikkeling die voorziet in niet meer dan 11 woningen (gelet op hun onderlinge afstand aan te merken als één woningbouwlocatie in de zin van artikel 1.1.1 lid 1 Bro), in beginsel niet als een stedelijke ontwikkeling worden aangemerkt.
In dit bestemmingsplan gaat het om een ontwikkeling van 2 woningen. Deze kunnen niet als een 'stedelijke ontwikkeling' worden aangemerkt.
Ad 2. en Ad 3.
Aan de vragen of er voldoende vraag bestaat naar de ontwikkeling en of bestaand stedelijk gebied hiervoor geen ruimte kan bieden, wordt dus niet toegekomen.
Conclusie
De conclusie met betrekking tot de Ladder voor duurzame verstedelijking luidt dat deze niet van toepassing is op de ontwikkeling 'Vrouwgelenweg 21-23', gelet op de beperkte omvang van die ontwikkeling (minder dan 11 woningen).
Het landelijke ruimtelijke beleid, vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, heeft geen implicaties voor het bestemmingsplan 'Vrouwgelenweg 21-23'. Hetzelfde geldt voor het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en voor de Ladder voor duurzame verstedelijking, zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
De provinciale structuurvisie (voorgeschreven door de Wet ruimtelijke ordening) van Zuid-Holland draagt de naam: 'Visie Ruimte en Mobiliteit' (VRM). De Visie Ruimte en Mobiliteit biedt een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel, zonder een vastomlijnd eindbeeld te schetsen. De visie bevat voldoende flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkeling te reageren op maatschappelijke initiatieven.
De volgende rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:
Volgens de Visie Ruimte & Mobiliteit ligt het plangebied 'Vrouwgelenweg 21-23' in 'bestaand stads- en dorpsgebied' (BSD). Zie afbeelding 5.
Afbeelding 6. Bestaand stads- en dorpsgebied volgens de Visie Ruimte en Mobiliteit (toegevoegd: aanduiding locatie plangebied). Rood: bestaand stads- en dorpsgebied.
Volgens de Ladder voor duurzame verstedelijking (zie paragraaf 3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor duurzame verstedelijking), zoals overgenomen door de provincie in haar ruimtelijke beleid, moet nieuwe stedelijke ontwikkeling primair plaatsvinden in het bestaande stads- en dorpsgebied.
Hieraan voldoet de locatie 'Vrouwgelenweg 21-23'. Deze ligt in bestaand stads- en dorpsgebied. Overigens valt de realisatie van slechts twee woningen niet onder de noemer 'stedelijke ontwikkeling'.
Het programma Ruimte is een uitwerking van de Visie Ruimte en Mobiliteit. Het programma beschrijft de operationele doelen en geeft aan welke instrumenten (realisatiemix) worden ingezet om die doelen te bereiken. Ook wordt ingegaan op de rolverdeling en afspraken tussen gemeenten, regio’s en provincie. De realisatiemix uit het programma ruimte bestaat uit juridische, financiële en bestuurlijke instrumenten en nader uit te werken beleid.
In het programma Ruimte is opgenomen dat de provincie de leefkwaliteit in bestaand stads- en dorpsgebied (BSD) wil behouden en versterken. De provincie wil meer gaan sturen op ruimtelijke kwaliteit. De zogeheten 'kwaliteitskaart' in de Visie Ruimte en Mobiliteit is hiervoor een middel.
De kwaliteitskaart toont in vier lagen de gebiedskenmerken en kwaliteiten die de provincie belangrijk vindt. Doel van de kaart is om nieuwe ontwikkelingen binnen de provincie op een logische en aantrekkelijke manier te verbinden aan een plek in Zuid-Holland.
Afbeelding 7. Kwaliteitskaart: laag van de ondergrond (toegevoegd: aanduiding locatie plangebied). Groen: rivierdeltacomplex; rivierklei en veen; richtpunt: het verschil tussen komgronden en oeverwallen herkenbaar houden. Beige-bruin: zie groen, en bovendien: bijzonder reliëf en aardkundige waarden; richtpunt: onregelmatige patronen en reliëf in stand houden en archeologische waarden meer herkenbaar maken.
Afbeelding 8.Kwaliteitskaart: laag van de stedelijke occupatie (toegevoegd: aanduiding locatie plangebied). Groen: stedelijke groenstructuur (indicatief); richtpunt: behouden en versterken van de stedelijke groen- en waterstructuur. Roze: steden en dorpen; richtpunten (samengevat): bijdragen aan de karakteristieke kenmerken/identiteit, cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en patronen behouden.
De visie Ruimte & Mobiliteit doet geen specifieke uitspraken over het plangebied. De gebieden met een (boven)regionale component liggen buiten het plangebied. Omdat het plangebied in een reeds bestaande wijk ligt heeft de visie Ruimte & Mobiliteit verder geen invloed op het plangebied zelf.
Het Programma mobiliteit is een uitwerking van de Visie Ruimte en Mobiliteit. Het programma beschrijft de operationele doelen en concrete maatregelen.
Voor de ontwikkeling van het plangebied heeft het programma Mobiliteit geen implicaties.
Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
Er is in dit geval geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Dit artikel is niet van toepassing.
Artikel 2.2.1 Ruimtelijke kwaliteit
Lid 1 Ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen
Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
Lid 2 Uitzonderingen vanwege beschermingscategorieën
Afbeelding 9.Beschermingsgebieden in de omgeving van het plangebied.
Lid 3 Aanvullende ruimtelijke maatregelen
Lid 4 Beeldkwaliteitsparagraaf
Een bestemmingsplan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt als bedoeld in het eerste lid bevat een beeldkwaliteitsparagraaf, waarin het effect van deze ontwikkeling op de bestaande kenmerken en waarden wordt beschreven en waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft, voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling:
Lid 5 Afstemming op specifieke regels
Conclusie
In het onderhavige geval is sprake van 'inpassen' als bedoeld in artikel 2.2.1 lid 1, sub a. In de toelichting bij de Verordening ruimte is aangegeven dat inpassing een ontwikkeling betreft die aansluit bij de huidige identiteit van een gebied en voorziet geen wijzgingen op structuurniveau.
Er hoeven geen aanvullende maatregelen te worden genomen.
De woonvisie 2011-2020 is op 12 oktober 2011 vastgesteld door Provinciale Staten. De provincie gaat uit van krimp in de landelijke gebieden en wil afspraken maken om tot een vermindering van het aantal geplande nieuwbouwwoningen te komen. Ook gaat de provincie in overleg met gemeenten in het stedelijk gebied om slechte woningen in een hoger tempo te vernieuwen en te verbeteren. Voor heel Zuid-Holland wil de provincie komen tot de bouw van meer woningen voor alleenstaanden en éénouder huishoudens, aangezien 90% van de groei uit dit type woningen bestaat.
Uitgangspunt voor de provincie blijft dat nieuwbouw overwegend in de stedelijke gebieden zal plaatsvinden. De voorgenomen woningbouw in De Volgerlanden is hierbij meegenomen en door een verdere flexibilisering kan via een marktgerichte ontwikkeling nog beter worden ingespeeld op de genoemde doelgroepen in de Woonvisie Zuid-Holland 2011-2020. De ontwikkeling van de twee woningen op de locatie 'Vrouwgelenweg 21-23' sluit goed aan op de woningbouwprogrammering voor De Volgerlanden.
Op 12 december 2017 heeft de Drechtraad de "Woonvisie 2017-2031. Goed wonen in de Drechtsteden" vastgesteld. Nu de Drechtraad de Woonvisie heeft vastgesteld, zijn de verschillende gemeenteraden aan zet om de lokale uitwerkingsparagraaf op te stellen, waarin de regionale visie wordt vertaald en geconcretiseerd naar de plaatselijke situatie.
De Woonvisie bevat de volgende kernpunten:
De realisatie van twee woningen op de locatie 'Vrouwgelenweg 21-23' sluit aan op de 'Woonvisie 2017-2031. Goed wonen in de Drechtsteden' waar het gaat om kernpunt 10.
De mogelijkheid om twee woningen te bouwen op de locatie 'Vrouwgelenweg 21-23' voldoet aan het vereiste uit de Visie Ruimte en Mobiliteit dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten plaatsvinden in bestaand stads- en dorpsgebied (BSD). De op grond van verschillende bepalingen in de Verordening ruimte 2014 verplicht gestelde beeldkwaliteitsparagraaf is inderdaad opgenomen in dit bestemmingsplan: het gaat hierbij om de paragrafen 3.3.3 Beeldkwaliteit: Welstandsnota Hendrik-Ido-Ambacht (2015), 3.3.4 Beeldkwaliteit: effect ontwikkeling op bestaande kenmerken en waarden en 3.3.5 Beeldkwaliteit: richtpunten uit de provinciale kwaliteitskaart. Ook sluit de realisatie van de twee woningen goed aan op de woningbouwprogrammering voor De Volgerlanden, en ook op de 'Woonvisie 2017-2031. Goed wonen in de Drechtsteden' die op 12 december 2017 is vastgesteld door de Drechtraad.
Op 6 juli 2009 is de Structuurvisie ‘Hendrik-Ido-Ambacht; Waar de Waal stroomt’ vastgesteld. De Structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid voor het grondgebied van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht. De Structuurvisie biedt het kader voor bestemmingsplannen.
Gelijktijdig aan het traject van de Structuurvisie is de Toekomstvisie opgestart, met het thema ‘Aandacht voor Ambacht’. Deze visie beschrijft de ontwikkelingsrichting van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht vanuit enkele scenario’s. Met behulp van deze scenario’s zijn de maatschappelijke ontwikkelingen en trends voor de lange termijn verkend en vertaald voor de Ambachtse situatie. De Toekomstvisie vormt daarmee het strategische uitgangspunt voor de toekomstige richting waarin Hendrik-Ido-Ambacht zich zal kunnen (en moeten) bewegen.
Een groot aantal keuzes en ambities die in de Toekomstvisie benoemd worden, heeft ruimtelijke consequenties. Een ambitie om bijvoorbeeld te voorzien in de eigen woningbehoefte, vraagt om een ruimtelijke vertaling in de structuurvisie. Anderzijds bepalen de ruimtelijke mogelijkheden het realiteitsgehalte van de ambities. De Toekomstvisie en Structuurvisie zijn hierdoor onlosmakelijk met elkaar verbonden en beïnvloeden elkaar.
Met betrekking tot De Volgerlanden (het gebied waar 'Vrouwgelenweg 21-23' in valt) worden specifiek de volgende richtinggevende keuzen gemaakt:
verbindingszones;
realiseren van de wateropgave: kwantitatief (extra waterbergingscapaciteit) en kwalitatief (natuurvriendelijke oevers, waterkwaliteit);
gezien. Binnen het deelgebied De Volgerlanden-West zijn circa 3.700 woningen gebouwd. Binnen het deelgebied De Volgenlanden-Oost worden nog circa 1.100 woningen gerealiseerd.
De wijk De Volgerlanden vormt de laatste schakel van een aaneengesloten stedelijk gebied van Hendrik-Ido-Ambacht tot Zwijndrecht.
De Woonvisie behelst een kaderstellend en richtinggevend woonbeleid. Het bevat onder meer een indicatief woningbouwprogramma voor vijftien jaar en fungeert als een onderlegger voor te maken (prestatie)afspraken met de regio, corporaties en ontwikkelaars. Een groot deel van de in de Woonvisie opgenomen nieuwbouwwoningen worden in De Volgerlanden gerealiseerd.
De Woonvisie is inmiddels 10 jaar oud. Inmiddels is de visievorming over wonen ook regionaal opgepakt. Op grond van de regionaal vastgestelde 'Woonvisie 2017-2031. Goed wonen in de Drechtsteden' (zie paragraaf 3.2.6) wordt nu een uitwerkingsparagraaf voor Hendrik-Ido-Ambacht opgesteld, waarin de regionale visie wordt vertaald en geconcretiseerd naar de plaatselijke situatie.
De realisatie van de twee woningen sluit goed aan op de woningbouwprogrammering voor De Volgerlanden en daarmee op deze lokale woonvisie.
De gemeenteraad heeft op 6 juli 2015 de ‘Welstandsnota Hendrik-Ido-Ambacht’ vastgesteld. De nota geeft het welstandsbeleid van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht weer. Het welstandsbeleid in de gemeente is opgesteld om de ruimtelijke kwaliteit te behouden en zoveel mogelijk te versterken. De samenhang in de eigenschappen van gebieden en objecten zijn in de welstandsnota vertaald in objectieve beoordelingscriteria, die de burger een houvast moeten bieden bij het opstellen en indienen van een bouwplan. De omschreven regels zijn niet alleen bedoeld om het oordeel te motiveren, maar ook om de burger met bouwplannen vooraf informatie over en inzicht te geven in de wijze waarop de welstandscommissie over bouwplannen adviseert. Naast het vastleggen van criteria in het kader van de Woningwet, is de welstandsnota bedoeld om het enthousiasme voor de ruimtelijke kwaliteit te vergroten.
Bouwplannen voor de twee woningen aan de Vrouwgelenweg 21 en 23
Nadat het bestemmingsplan 'Vrouwgelenweg 21-23' in werking is getreden, zullen er aanvragen om omgevingsvergunning voor de bouw van de twee woningen worden ingediend. In het kader van het proces van vergunningverlening dat dan start, vindt onder meer de welstandsbeoordeling van de bouwplannen plaats.
Het volgende is in de Welstandsnota opgenomen over gebouwen langs de Vrouwgelenweg. Punten uit de Welstandsnota die eenzijdig betrekking hebben op bestaande bebouwing, zijn achterwege gelaten, omdat ze niet van toepassing zijn op de realisatie van nieuwe woningen.
Algemene uitgangspunten lintbebouwing Vrouwgelenweg
Vanwege het waardevolle karakter van de lintbebouwing langs de Vrouwgelenweg geldt een gedetailleerde welstandstoetsing, die uitgevoerd wordt door de welstandscommissie. Het beleid is gericht op behoud van de kleinschaligheid en individualiteit. Bij wijzigingen zal worden beoordeeld op representativiteit, zorgvuldige detaillering en traditioneel kleur- en materiaalgebruik.
De wijk De Volgerlanden
Doordat momenteel de wijk De Volgerlanden gebouwd wordt, zal de relatief open structuur van de bebouwing langs de Vrouwgelenweg in de toekomst verdichten. Het beleid voor dit lint is gericht op het behoud van het kleinschalige en traditionele lint en het inpassen van ontwikkelingen in de bestaande situatie.
Welstandscriteria lintbebouwing Vrouwgelenweg
Bij de welstandsbeoordeling van plannen in het bebouwingslint langs de Vrouwgelenweg zal op de volgende aspecten worden getoetst:
Algemeen:
Ligging:
Massa:
Architectonische uitwerking:
Materiaal- en kleurgebruik:
Uit het hierboven als eerste genoemde algemene welstandscriterium voor de lintbebouwing langs de Vrouwgelenweg: "De criteria gelden alleen indien het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet anders bepaalt", volgt dat de welstandsbeoordeling een combinatie zal inhouden van het beoordelen aan de hand van bovenstaande criteria en aan de hand van de ruimtelijke opzet van dit bestemmingsplan.
De realisatie van de twee woningen op de locatie 'Vrouwgelenweg 21-23' sluit goed aan op de woningbouwprogrammering voor De Volgerlanden, en daarmee op de (nog steeds van kracht zijnde) lokale 'Woonvisie Hendrik-Ido-Ambacht. Van woonvisie naar wonen met visie (2007)'.
Gezien de beperkte reikwijdte van dit bestemmingsplan zijn niet alle milieuonderzoeken noodzakelijk. Het plan biedt een bouwmogelijkheid voor twee nieuwe woningen. Hieronder wordt een en ander toegelicht.
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Deze procedure bepaalt dat voor de ontwerp-bestemmingsplanfase een m.e.r-beoordelingsbeslissing moet worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.
Onderzoek en conclusie
In het Besluit Milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat of een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 200.000 m2 of meer (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van maximaal 2 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is. Ten behoeve van de m.e.r.-beoordelingsbeslissing is een notitie vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld. Op basis van deze notitie neemt het bevoegd gezag een m.e.r.-beoordelingsbeslissing waarin wordt aangegeven dat geen volledige m.e.r.-procedure doorlopen hoeft te worden.
Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan geen vereisten voor de vorm, maar wel voor de inhoud. Met betrekking tot de inhoud ('wat moet er in de vormvrije m.e.r.-beoordeling worden onderzocht?') moet aandacht worden besteed aan alle criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten', te weten:
Het gaat om een relatief klein particulier ontwikkelingsproject voor de locatie Vrouwgelenweg 21-23 in Hendrik-Ido-Ambacht. De bedoeling is om hier twee nieuwe woningen te realiseren. In juni 2018 hebben burgemeester en wethouders van Hendrik-Ido-Ambacht het besluit genomen om in principe mee te willen werken aan deze ontwikkeling.
De ontwikkeling omvat:
Deze ontwikkeling sluit aan op de ontwikkeling van de wijk De Volgerlanden-West. Omdat het een particuliere ontwikkeling is, wordt voor deze ontwikkeling een afzonderlijk bestemmingsplan opgesteld.
Bij de mate van kwetsbaarheid van het milieu in de gebieden waarop het project van invloed kan zijn moet in het bijzonder in overweging worden genomen:
Ad a.
Het plangebied is bebouwd met één woning. De rest van de gronden is nu braakliggend. Het gebruik verandert niet. Dat dit in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening is onderbouwd in het kader van het ontwerpbestemmingsplan. De verandering op zich rechtvaardigt niet het doorlopen van een milieueffectrapportage.
Ad 2.
Het plangebied ligt geheel buiten het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Op afstand van het bestemmingsplan (circa 500 meter) ligt een gebied met de volgende aanduidingen (zie afbeelding 9):
In het kader van het grotere bestemmingsplan De Volgerlanden - West, waar het plangebied door omsloten wordt, is al een afweging gemaakt tussen groen en rood. Het gebied ligt in de bebouwde kom van Hendrik-Ido-Ambacht en wordt omringt door woningbouw en andere 'rode' activiteiten. Voor de toename aan verhard oppervlak zal binnen het plangebied compensatie worden gezocht voor oppervlaktewater om zo de waterberging te garanderen.
Afbeelding 10: NNN gebieden in de buurt van het plangebied
Ad c.
In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen van de in de opsomming genoemde (potentieel) waardevolle gebieden. Het gebied heeft een lage verwachting heeft op de aanwezigheid van archeologische resten uit de periode Neolithicum-Nieuwe tijd.
Het aspect archeologische waarden geeft geen aanleiding voor het doorlopen van een milieueffectrapportage.
Het feitelijke gebruik van de gronden binnen het plangebied wijzigt, van een woonbestemming zonder mogelijkheden voor de bouw van woningen naar een woonbestemming met mogelijkheden voor de bouw van (twee) woningen. De beoogde ontwikkeling is getoetst op haar milieugevolgen en aan de daarvoor gestelde wettelijke normen. Op basis van de verschillende uitgevoerde onderzoeken kan worden geconcludeerd dat de milieugevolgen beperkt zijn.
Geconcludeerd kan worden dat belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu als gevolg van de voorgenomen realisatie van twee woningen op de locatie ‘Vrouwgelenweg 21-23’ niet te verwachten zijn. Op grond hiervan bestaat er geen aanleiding om een m.e.r.-beoordeling uit te voeren als bedoeld in artikel 7.16 en verder van de Wet milieubeheer.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden.
De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de onderstaande richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk' dan wel 'gemengd gebied'. De omgeving van het plangebied kan, gelet op de ligging aan de rand van de woonwijk de volgerlanden in de buurt van het bedrijventerrein langs de Veersewijk en met de afwisseling van bedrijfsfuncties, worden gekarakteriseerd als gemengd gebied.
Milieucategorie | Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied | Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Hiernaast gelden ten aanzien van bedrijven die onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer vallen, deze Wet en haar uitvoeringsbesluiten als toetsingskader voor de toegestane bedrijfshinder.
In de omgeving van het plangebied bevindt zich een bedrijventerrein waarop zich meerdere bedrijven gevestigd hebben met verschillende milieucategorieen. Het bedrijf met de grootste hindercategorie (categorie 4.1) ligt buiten de richtafstand van 100 meter van het plangebied. De overige bedrijven zijn bedrijven van categorie 3.1 en 3.2 en voldoen ruimschoots aan de richtafstand.
Dus kan er vanuit worden gegaan dat in het plangebied 'Vrouwgelenweg 21-23' sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat.
Op grond van de Wet geluidhinder is een akoestisch onderzoek noodzakelijk wanneer een nieuw geluidsgevoelig object wordt mogelijk gemaakt binnen een door deze wet aangewezen geluidzone.
Wegverkeerslawaai
Met het plan wordt de realisatie van twee geluidsgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Hiervoor is een akoestisch onderzoek wegverkeerlawaai uitgevoerd (zie Bijlage 1)
Voor wegverkeerslawaai is het plan gelegen binnen de geluidzone van de weg Veersedijk. Het plan is tevens gelegen in de nabijheid van de 30 km/uur wegen Vrouwgelenweg, Steur en Zilverreiger.
Voor zowel de gezoneerde weg Veersedijk als de 30 km/uur wegen Vrouwgelenweg, Steur en Zilverreiger geldt dat de geluidbelasting op de gevels van de nieuwe woningen de voorkeursgrenswaarde, dan wel richtwaarde, op geen enkele gevel van de nieuwe woningen overschrijdt. Derhalve is een procedure hogere waarde niet aan de orde.
Aangezien in onderhavige situatie geen sprake is van een procedure hogere waarde wordt voor de woningen een aanvullend onderzoek ter bepaling van de geluidwering van de gevels niet noodzakelijk geacht. Bij toepassing van standaard geluidwerende materialen en maatregelen is een goed akoestisch woon- en leefklimaat gewaarborgd.
Industrielawaai
Het plangebied Vrouwgelenweg 21-23 bevindt zich binnen de zone van het gezoneerd industrieterrein “Aan de Noord”. Bij planontwikkeling binnen de zone van een industrieterrein dient getoetst te worden aan de geluidnormen uit hoofdstuk V van de Wet geluidhinder. De geluidbelasting vanwege het industrieterrein mag op de woningen niet hoger zijn dan 50 dB(A). De gemeente (voorheen de provincie) kan overschrijding van de geluidnorm van 50 dB(A) toestaan tot ten hoogste 55 dB(A) op de gevels van de woningen. De geluidbelasting vanwege het gezoneerd industrieterrein ter plaatse van het plangebied is lager dan 50 dB(A) etmaalwaarde.
Berekeningen in het kader van het bestemmingsplan 'De Volgerlanden-West" hebben in een eerder stadium reeds aangetoond dat de geluidsbelasting nergens de grens van 50 dB(A) overschreid. De bedrijven op het bedrijventerrein zullen verdwijnen en plaatsmaken voor woningbouw in het kader van het project Noordoevers. Een vergroting van de geluidbelasting valt dus niet te verwachten.
In zijn algemeenheid wordt geconcludeerd dat het bestemmingsplan 'Vrouwgelenweg 21-23' niet of in slechts zeer geringe mate belemmerend werkt voor de vergunde geluidruimte van de bedrijven. Een geringe belemmering van 1 dB(A) treedt op vanwege mogelijk optredende maximale geluidniveaus bij Maaskant en EngstephScheurwater. Dit is oplosbaar met maatwerkvoorschriften. In het bestemmingsplan ‘Veersedijk’ zijn dergelijke maatwerkvoorschriften opgenomen, waardoor deze bedrijven niet beperkt worden in hun huidige bedrijfsvoering. Omdat het hier een verruiming betreft van maximaal 1 dB(A) voor de maximale geluidniveaus en omdat het hier gaat om nieuwe woningen, waarbij sprake is van een minimale geluidwering van 20 dB, gaat deze verruiming niet ten koste van een goed woonen leefklimaat bij de nieuwe woningen. Daarnaast wordt geconcludeerd dat de geluidrichtlijnen uit de VNG-handreiking niet of in slechts geringe mate worden overschreden door de bedrijven. Dit had kunnen leiden tot het aanhouden van een grotere afstand van de geplande woonbebouwing tot de bedrijven, maar de bestaande woningen van Hoofdwijk liggen al dichterbij deze bedrijven dan de geplande nieuwbouw, waardoor reeds in de huidige situatie maatwerkvoorschriften noodzakelijk waren. De overschrijdingen van de richtlijnen zijn niet van dien aard dat dit het woon- en leefklimaat negatief beïnvloedt. Door de reeds bestaand noodzaak van maatwerkvoorschriften ontstaat er geen belemmering voor de bedrijven als gevolg van de nieuwbouw.
Hinder door laagfrequent geluid en door trillingen van de Betuweroute is niet te verwachten, gezien het feit dat de woningen ver buiten het hart van de spoortunnel gebouwd worden.
Er kan worden geconcludeerd dat vanuit de Wet geluidhinder geen belemmeringen gelden voor de beoogde ontwikkeling op het perceel Vrouwgelenweg 21-23.
Volgens de Wet luchtkwaliteit dragen 'kleine' projecten dragen niet in betekenende mate bij aan de (verslechtering van de) luchtkwaliteit. Grote projecten, zoals bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen), dragen wel in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)', een regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer d.d. 31 oktober 2007, geeft de categorieën van gevallen aan die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer.
Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten - die jaarlijks meer dan 3 procent van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van PM10 en NO2 bijdragen- een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing.
Voor woningbouw geldt dat woningbouwprojecten van netto niet meer dan 1500 woningen (in het geval van één ontsluitingsweg) niet in betekende mate bedragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit, volgens artikel 4 lid 1 Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) en artikel 4 lid 2 bijlage 3B.2 Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen).
Het onderhavige bestemmingsplan, dat de toevoeging van twee nieuwe woningen mogelijk maakt, is zodanig beperkt van omvang dat gesteld mag worden dat het project niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Via de NSL-Monitoringstool zijn de concentraties ter plaatse van het ontwikkelingsgebied voor de jaren 2016, 2020 en 2030 afgelezen. In de verkeersmodellen die gebruikt worden bij de NSL-monitoringstool is de verkeersgeneratie als gevolg van de beoogde ontwikkelgebieden in de omgeving reeds opgenomen in het model voor de jaren 2020 en 2030. Er zijn derhalve geen aanpassingen doorgevoerd aan de data afkomstig uit de NSL-rekentool.
NO2
Uit de resultaten blijkt dat de concentraties voor NO2 in alle gevallen afnemen ten opzichte van 2016. In geen van de gevallen wordt de jaargemiddelde grenswaarde overschreden.
PM10
Uit de resultaten blijkt dat de concentraties voor PM10 in 2020 licht toenemen ten opzichte van 2016. In 2030 neemt de concentratie echter weer af.
Ter plaatse van het plangebied is de concentratie PM10 in 2030 kleiner dan de concentratie in 2016. Er wordt voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarde voor PM10 (40 µg/m3).
De wereldgezondsheidsorganisatie (WHO) beoogt een advieswaarde van een jaargemiddelde waarde van 20 µg/m3. Deze wordt in 2020 licht overschreden (maximale geconstateerde waarde bedraagt 20,2 µg/m3) maar in 2030 neemt de concentratie weer af tot onder de WHO-advieswaarde.
PM2,5
Uit de resultaten blijkt dat dat de concentraties PM2,5 in 2020 licht toenemen, maar in 2030 weer licht afnemen. De jaargemiddelde grenswaarde (25 µg/m3) wordt in geen geval overschreden. Ook de jaargemiddelde richtwaarde voor 2020 (20 µg/m3) wordt in geen geval overschreden. Er wordt in 2030 echter net niet voldaan aan de WHO-advieswaarde van 10 µg/m3. De maximale waarde in 2030 bedraagt 10,1 µg/m3.
Het externe veiligheidsbeleid richt zich op de risico's van het vervoer en gebruik van gevaarlijke stoffen. Doel is hierin voor burgers een acceptabel veiligheidsniveau te waarborgen. Het risico wordt hierbij bepaald door de kans op en het effect van een incident met gevaarlijke stoffen.
Voor de ontwikkeling is een onderzoek externe veiligheid opgesteld (zie Bijlage 2).
Bij de inventarisatie van risicobronnen rondom het plangebied is gebruik gemaakt van de 'Risicokaart Nederland' - www.risicokaartnederland.nl (samenwerking van het Rijk, de provincies en de gemeenten). Hierbij zijn op enige afstand van het plangebied de buisleiding A-555 (de rode lijn), de binnenvaartroute corridor Rotterdam - Duitsland (de zwarte lijn) en het ondergrondse spoorwegtraject 202C1.1 (de gele lijn) gelegen die als mogelijke risicobron kunnen worden aangemerkt (zie navolgende figuur 2).
Figuur 11: Ligging risicobronnen
Uit figuur 11 kan worden afgeleid dat er op onderhavig project geen sprake is van een risicovolle inrichting die tot (delen van) het plangebied reiken. Hierna wordt nader ingegaan op de aangetroffen risicobronnen.
Door het plangebied Volgerlanden-Westt loopt een hogedruk aardgasleiding. De plaatsgebonden contour ligt op de leiding zelf en vormt geen probleem. Hier moet gekeken worden naar het groepsrisico. Op basis van de rapportage “Kwantitatieve Risicoanalyse Gasunieleiding A-555 Volgerlanden te Hendrik-Ido-Ambacht” d.d. 20 april 2015, uitgevoerd door de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, en het bijbehorende advies van de Veiligheidsregio ZHZ d.d. 21 april 2015 (kenmerk 2014/4593b/PG) blijkt dat volstaan kan worden met een beperkte groepsrisicoverantwoording vanwege de buisleiding. Zie voor deze rapportage plus bijbehorend advies: Bijlage 3 bij de plantoelichting.
Groepsrisicoverantwoording buisleiding
Een verantwoording bestaat uit de volgende elementen:
Over de rivier worden zowel brandbare en toxische gassen als vloeistoffen vervoerd. Het plangebied ligt op circa 380 meter van de vaarroute (oeverlijn). Het plasbrandaandachtsgebied ligt op 25 meter vanuit de oeverlijn. De contour van het PR-6 komt niet verder dan de oever en levert geen belemmeringen of beperkingen op voor het plangebied. In de RNVGS wordt gesteld, dat voor het bepalen van het risico een gebied tot 200 meter van de vaarweg relevant is. De ontwikkeling ligt buiten dit gebied.
De risico's zijn beschreven in de bovengenoemde kwantitatieve risico-analyse van Gasunie. Hieruit blijkt dat de leiding ter plaatse van het plangebied geen PR10-6 contour kent. Dat betekent dat er geen ruimtelijke beperkingen zijn, als gevolg van deze leiding. Het groepsrisico is eveneens berekend. De conclusie is dat het groepsrisico niet veranderd als gevolg van dit plan. De ontwikkeling ligt buiten 200 meter van deze transportroute gevaarlijke stoffen. Een berekening van het groepsrisico is niet noodzakelijk. Het plangebied ligt wel binnen het invloedsgebied, een beperkte verantwoording van het groepsrisico is derhalve noodzakelijk.
Zelfredzaamheid
Zelfredzaamheid gaat over de mate waarin mensen in staat zijn, zichzelf in veiligheid te brengen. In de meeste gevallen is het bericht om naar binnen te gaan en ramen en deuren te sluiten voldoende. Zo ook in deze situatie. De afstand tussen plangebied en leiding is zodanig dat bij een incident een verblijf binnen voldoende bescherming biedt.
Het plangebied 'Vrouwgelenweg 21-23' ligt op een grote afstand van de leiding, vanaf 300 meter. Dit is inzichtelijk gemaakt via de afbeelding 12 en tabel 1.
Afbeelding 12. Ligging PR-contouren langs de leiding A-555 en het plangebied
Op basis van de onderstaande tabel, afkomstig uit het advies van de veiligheidsregio, kan het effect variëren tussen secundaire branden en geen effecten, in geval van langdurige blootstelling. Bij kortdurende blootstelling zijn er nauwelijks effecten. De tabel geeft aan wat mogelijke effecten zijn, indien er iets met de gasleiding gebeurt.
Kortdurende blootstelling | Langdurende blootstelling | 42 inch hogedruk | |
35 kW/m2 | 100 % letaliteit | 190 | |
10 kW/m2 | PBM1 | Secundaire branden | 350 |
3 kW/m2 | Veilig | PBM | 675 |
1 kW/m2 | Veilig | Veilig | 1125 |
Tabel 1. Contouren (in meters) van warmtestraling bij aardgastransportleidingen (Bron: "Gele kaart, versie 6, september 2008" en letaliteitsgrenzen (beide Gasunie))
Hulpdiensten moeten een incidentlocatie kunnen bereiken, en tevens voldoende blusmiddelen (water) tot hun beschikking hebben om er voor te zorgen dat een incident beheerst blijft. De infrastructuur langs de gasleiding wordt niet aangepast als gevolg van dit plan, daarmee is de bereikbaarheid geborgd.
De bereikbaarheid in de wijk is op basis van het wegenplan zodanig, dat er voldoende wegen de wijk in leiden en daarmee ook vluchtroute zijn. Voor brandweer voertuigen is er rekening mee gehouden dat de belasting van de wegen geschikt is voor een brandweervoertuig. Ten aanzien van de bluswatervoorziening wordt aangesloten bij de handreiking bluswater en bereikbaarheid. Hiervoor wordt afstemming gezocht met de veiligheidsregio, zodra de plannen concreter uitgewerkt zijn.
De gasleiding voldoet aan de wetgeving, waarbij er geen 10-6 contour is. Ook het groepsrisico blijft onder de oriëntatiewaarde.
Bij een incident bij de gasleiding hebben mensen de beste bescherming indien de landelijke uitgangspunten voor een calamiteit opgevolgd worden (ramen en deuren sluiten).
In verband met de beheersing van het incident en uiteindelijk de bereikbaarheid en bluswater in de wijk, wordt aangesloten bij de handreiking bluswater en bereikbaarheid en vindt afstemming met de veiligheidsregio plaats.
Voor dit plan worden de restrisico's als acceptabel gezien.
Gezien het vorenstaande kan worden gesteld dat het aspect externe veiligheid geen beperkingen oplegt aan het beoogde planvoornemen. Het is niet noodzakelijk om een (her)berekening van het groepsrisico uit te voeren. Het aantal personen binnen het plangebied wijzigt met de beoogde realisatie van twee vrijstaande woningen niet.
Het Rijk heeft in 2016 haar Energieagenda vastgesteld. Daarin is vastgelegd dat alle woningen van het aardgas af moeten. Er wordt geen nieuwe aardgasinfrastructuur meer aangelegd en de aansluitplicht aardgas wordt geschrapt. De huidige wetgeving (zoals de Gas- en Elektriciteitsnet) moet daarop nog worden aangepast. Duidelijk is dat de lokale overheid een belangrijke rol krijgt in het doorvoeren van die verandering.
Op dit moment is dit wettelijk niet te regelen. Wel is het mogelijk om met hogere duurzaamheidsambities aardgasloze functies te realiseren door deze ambities in een vroeg stadium bij gebiedsontwikkeling te betrekken.
Beoordeling
Het bestemmingsplan kan het gasloos bouwen niet afdwingen. Tevens is het gasloos bouwen geen onderdeel van de haalbaarheid van het bestemmingsplan. Desalniettemin wordt zoveel mogelijk gestuurd op het realiseren van gasloze nieuwbouwwoningen, zodat deze in de toekomst niet alsnog omgezet moeten worden naar elektrisch of aangesloten moeten worden op een warmtenet.
Het plan maakt de bouw van 2 nieuwbouwwoningen mogelijk. De gemeente is geen eigenaar van de gronden en zal in overleg met de initiatiefnemer zoeken naar mogelijkheden om de woningen gasloos te bouwen.
Dit bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die een negatieve invloed hebben op de totale waterhuishouding. De realisatie van twee nieuwe woningen op de locatie 'Vrouwgelenweg 21-23' (totale oppervlakte plangebied: circa 1.500 m2) zorgt voor wel een toename van het verhard oppervlak met maximaal 200 m2.
Deze 200 m2 worden als volgt gespecificeerd:
Hieruit volgt dat de wateropgave voor dit bestemmingsplan de volgende inhoud moet krijgen:
Deze 20m2 moet binnen het plangebied gerealiseerd worden.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke drukriolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Uitgaande van aansluiting op de huidige drukriolering is afkoppeling van schoon (hemel)water aan de orde en verplicht. Door de nabijheid van watergangen is dit eenvoudig realiseerbaar.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving. Er zijn geen bouwmogelijkheden voorzien binnen een beschermingszone van een waterkering.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).
Voor het saneren van het perceel aan de Vrouwgelenweg 21 is in het verleden een uitgebreid bodemonderzoek uitgevoerd. In 2017 is de bodem gesaneerd en is er een afrondende evaluatie Immobiel BUS (Besluit uniforme saneringen) sanering opgesteld door PJ Milieu BV (d.d. 3 juli 2017, zie Bijlage 4) . Hieruit blijkt dat de grond volledig gesaneerd is en geschikt is voor de bestemming Wonen.
Voor het slopen van de woning op het perceel Vrouwgelenweg 21 is door Perfectkeur een Rapportage Asbestinventarisatie (d.d. 21 januari 2019, zie Bijlage 5) gemaakt. Hieruit blijkt dat in de woning geen asbest te vinden is.
De onderzoeksresultaten vormen geen belemmering ten aanzien van de voorgenomen bestemmingsplanprocedure van de onderzoekslocatie en de voorgenomen aanvragen van omgevingsvergunningen voor bouwen.
In het kader van de sloopvergunning voor de huidige woning is er een quickscan Flora en Fauna uitgevoerd.
In het kader van de bodemsanering zijn in een eerder stadium al alle bomen op het terrein gekapt. Hierbij is destijds al gekeken of de ingrepen geen negatief effect hebben op beschermde plant- en/of diersoorten en leefgebieden. Op dit moment is het terrein een leeg terrein. Van de woning zijn reeds alle dakpannen verwijderd.
Voor de realisatie van de twee woningen wordt een juridisch-planologische procedure doorlopen conform de Wet ruimtelijke ordening. In het kader van deze procedure dient onder andere een quickscan flora en fauna te worden uitgevoerd. Hiermee kan worden voorkomen dat in strijd met de geldende natuurwetgeving wordt gehandeld.
Doel van het onderzoek is om te bepalen of de wijzigingen binnen het plangebied mogelijk leiden tot overtreding van de Wet natuurbescherming (verder: Wnb). Het is noodzakelijk om voorafgaande aan ruimtelijke ingrepen en inrichting te toetsen of de geplande activiteiten geen negatief effect hebben op beschermde plant- en/of diersoorten en leefgebieden. Op basis van de ecologische waarden van een planlocatie blijkt uit een verkennend flora- en faunaonderzoek (quickscan) of er een overtreding te verwachten is van de Wnb. Tevens wordt duidelijk of er meer soortgegevens nodig zijn door middel van inventarisatie en of er een uitgebreide studie noodzakelijk is naar de effecten van een ruimtelijke ingreep. In veel situaties is het uitvoeren van een verkennend onderzoek echter reeds voldoende zijn om aan te tonen of een plan uitgevoerd kan worden met of zonder enkele eenvoudige maatregelen of aanpassingen om een overtreding van de Wnb te voorkomen.
Het plangebied ligt buiten de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De provincie Zuid-Holland hanteert geen externe werking als het gaat om NNN. De afstand tot het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied is dermate groot dat er geen direct negatief effect te verwachten is.
Er wordt in het kader van de Wnb nagegaan of vaste rust- en verblijfplaatsen door de beoogde ingreep opzettelijk worden aangetast (verwijderd, ongeschikt gemaakt) of dat dieren opzettelijk worden verontrust, verjaagd of gedood. Verder is er gekeken of er invloeden zijn die leiden tot een verminderde geschiktheid als foerageergebied waarbij het een zodanig belang betreft dat bij het wegvallen van deze functie ook vaste rust- en verblijfplaatsen niet langer kunnen functioneren.
Voor alle soorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan deze soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het niet verontrusten of verstoren in de kwetsbare perioden zoals de winterslaap, de voortplantingstijd en de periode van afhankelijkheid van de jongen.
De kwetsbare perioden zijn niet voor alle verschillende soortgroepen gelijk. Als 'veilige' periode voor alle groepen geldt in het algemeen de periode van half oktober tot eind november, de periode waarin de voortplantingstijd achter de rug is en dieren als de egel en amfibieën nog niet in winterslaap zijn. Bovendien zijn de houtduiven uit het laatste legsel dan ook uitgevlogen.
Indien vooraf bekend is dat werkzaamheden moeten worden uitgevoerd binnen de kwetsbare perioden van de betreffende soorten, is het zaak ervoor te zorgen dat het gebied tegen die tijd ongeschikt is als leefgebied voor die soorten. Zo kunnen bijvoorbeeld struiken gedurende het groeiseizoen kort gesnoeid worden, zodat er geen vogels gaan broeden.
Indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden beschermde soorten worden waargenomen dienen maatregelen te worden genomen om schade aan deze individuen zo veel mogelijk te beperken (bijvoorbeeld wegvangen en verplaatsen).
In onderstaande punten wordt de conclusie weergegeven:
In het plangebied geldt in het vigerende bestemmingsplan geen archeologische dubbelbestemming. Op basis van het archeologiebeleid van de gemeente kan worden geconcludeerd dat de locatie geen archeologische resten te verwachten zijn.
Het plangebied heeft een lage archeologische verwachting. Op grond hiervan zijn ten aanzien van de realisatie van de nieuwe woningen geen aanvullende maatregelen noodzakelijk voor wat betreft het behoud van archeologische waarden. Wel geldt als er tijdens de graafwerkzaamheden toch zaken aan het licht komen, deze op grond van de Erfgoedwet 2016, artikel 5.10, bij de gemeente dienen te worden gemeld.
Het digitale bestemmingsplan ‘Vrouwgelenweg 21-23’ is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten die is vervat in een GML-bestand (GML-bestand NL.IMRO.0531.bp39Vrouwgelenw21-3001) met bijbehorende regels. Dit bestemmingsplan is via elektronische weg uitwisselbaar en raadpleegbaar. Het geeft de bestemming en de bebouwingsmogelijkheden van de gronden aan. Het digitale bestemmingsplan 'Vrouwgelenweg 21-23' treedt in de plaats van het bestemmingsplan 'De Volgerlanden-Oost' (uiteraard slechts binnen de grenzen van het plangebied 'Vrouwgelenweg 21-23').
Regels
In artikel 1 is een aantal begrippen opgenomen dat voorkomt in de regels van het plan, ter verduidelijking van hun betekenis en ter voorkoming van misverstanden.
In artikel 2 wordt de wijze van meten toegelicht. Hierbij wordt uitleg gegeven van diverse begrippen die te maken hebben met het (eenduidig) bepalen van meetpunten, afstanden en oppervlakten.
In artikel 3 zijn de regels voor de bestemming 'Tuin' opgenomen. De bestemming 'Tuin' is toegedeeld aan de gronden voor de woningen welke niet bebouwd mogen worden.
In artikel 4 zijn de regels voor de bestemming 'Verkeer-Verblijfsdoeleinden' opgenomen. Deze bestemming is conform de vigerende situatie opgenomen voor de Vrouwgelenweg.
In artikel 5 zijn de regels voor de bestemming 'Water' opgenomen. Deze bestemming is comform de vigerende situatie opgenomen voor de sloot voor de woning.
In artikel 6 zijn de regels voor de bestemming 'Wonen' opgenomen. Binnen deze bestemming wordt de bouw van twee vrijstaande woningen mogelijk gemaakt.
De woningen hebben een maximale oppervlakte die is bepaald door de opdrachtgevers wensen voor de nieuwe woningen. Dat bouwplan fungeert als de ruimtelijke opzet van dit bestemmingsplan.
De maximale goot- en bouwhoogte van de bebouwing die gerealiseerd mag worden, is in de regels opgenomen.
De bijgebouwenregeling volgt de wettelijke regeling van het vergunningvrij bouwen volgens artikel 2 en 3 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
In artikel 10 zijn de regels voor de aanduiding 'Geluidszone-industrie'
Verbeelding
In de verbeelding (plankaart) zijn voor de gronden in het plangebied passende bestemmingen opgenomen, conform de in de regels gehanteerde indeling.De aanduidingen ten slotte geven, daar waar noodzakelijk, een specifieke bepaling per (bouw)perceel weer. In de regels worden, zoals in het bovenstaande toegelicht, bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen van een juridische bepaling voorzien.
In artikel 1.2.5 van het Besluit ruimtelijke ordening (een Algemene maatregel van bestuur die hoort bij de Wet ruimtelijke ordening) is onder meer bepaald dat bestemmingsplannen digitaal beschikbaar gesteld dienen te worden. Toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) is daarbij verplicht.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de financiële haalbaarheid van het plan aangetoond te worden. Hiermee wordt voorkomen dat een bestemmingsplanregeling in werking treedt die niet realistisch blijkt te zijn. Op grond van artikel 6.12, lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) moet voor een bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld indien er sprake is van een 'bouwplan'. Artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschrijft wat een 'bouwplan' is. De raad kan bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, wanneer:
Dit wettelijk stelsel van kostenverhaal is erop gericht de gemeente de kosten te laten verhalen zij maakt ten gevolge van een bouwplan. Indien de gemeente geen kosten maakt, is er geen grond tot kostenverhaal.
Voorliggend bestemmingsplan omvat een ontwikkeling, een 'bouwplan', waarbij voor de gemeente kostenverhaal aan de orde is. Voor de ontwikkeling op het perceel Vrouwgelenweg 21-23 wordt een anterieure overeenkomst over grondexploitatie gesloten met de initiatiefnemer. Wettelijk is bepaald dat in dat geval een exploitatieplan niet noodzakelijk is (het kostenverhaal is 'anderszins verzekerd').
Het plan wordt economisch uitvoerbaar geacht.
Draagvlakmeting en overleg
Gezien de beperkte omvang van dit bestemmingsplan wordt afgezien van een inspraakprocedure op grond van het voorontwerp. Wel wordt een draagvlakmeting in de directe omgeving van het bouwplan noodzakelijk geacht door de gemeente.
Daarnaast is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening het ontwerp van dit bestemmingsplan toegezonden aan de overlegpartners, voor zover deze relevante belangen hebben bij de inhoud van dit bestemmingsplan. (zie Bijlage 6)
De reacties uit de draagvlakmeting en van de overlegpartners hebben geleid tot wijzigingen aan het ontwerpbestemmingsplan.
Terinzagelegging van het ontwerp
Het ontwerp van bestemmingsplan 'Vrouwgelenweg 21-23' is vervolgens overeenkomstig artikel 3.8 Wro gedurende zes weken ter inzage gelegd ten behoeve van het indienen van zienswijzen. In deze periode wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om mondeling of schriftelijk te reageren op de inhoud van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
Tijdens deze periode zijn twee zienswijzen (zie Bijlage 7) binnengekomen. Deze hebben niet geleidt tot aanpassing van het vast te stellen bestemmingsplan.