direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Baak 16 e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0531.bp28DeBaak16eo-3001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat informatie over het plangebied, de aanleiding voor de voorgenomen ontwikkeling, de vigerende plannen, de hoofdopzet van het ontwerp, de planvorm en de leeswijzer.

1.1 Aanleiding

Bij besluit van 01-12-2016 en 03-12-2018 is het bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Ambachtsezoom' door de gemeenteraad van Hendrik-Ido-Ambacht vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een circulair bedrijvenpark in het zuidwesten van de gemeente.

In het kader van de ontwikkeling van het bedrijvenpark Ambachtsezoom is het perceel De Baak 16 aangekocht. Ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Ambachtsezoom' was dit perceel nog niet aangekocht en derhalve niet meegenomen in het stedenbouwkundig ontwerp van het bedrijventerrein.

In het nieuwe ontwerp worden ter plaatse van De Baak 16 bedrijven mogelijk gemaakt en zijn een aantal wegen en kavelgrenzen verlegd. De gewenste ontwikkelingen ter plaatse van De Baak 16 zijn op basis van het vigerende bestemmingsplan niet mogelijk. Derhalve dient er een nieuw bestemmingsplan opgesteld te worden. Onderhavig bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied ligt aan de zuidwestzijde van Hendrik-Ido-Ambacht en betreft het perceel De Baak 16 en omliggende gronden. Het plangebied ligt in het te ontwikkelen bedrijvenpark Ambachtsezoom aan de zuidzijde. Figuur 1.1 geeft de ligging van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp28DeBaak16eo-3001_0001.jpg" Figuur 1.1: Ligging plangebied De Baak 16 e.o.

1.3 Doel

Het doel van onderhavig bestemmingsplan is het bieden van een planologisch juridisch kader voor de gewenste ontwikkelingen op het perceel De Baak 16 en in de omgeving. Daarbij wordt het bestemmingsplan opgesteld in overeenstemming met de Wet ruimtelijke ordening (Wro), geschikt gemaakt om digitaal beschikbaar te stellen en worden de uitgangspunten van het huidige landelijke, provinciale en gemeentelijke beleid in acht genomen.

1.4 Vigerend plan

Het plangebied is gelegen binnen het vigerende bestemmingsplan:

'Zone Krommeweg, Langeweg, A16', vastgesteld 7 juli 2014

Het perceel De Baak 16 kent in het vigerende bestemmingsplan 'Zone Krommeweg, Langeweg, A16' de bestemmingen 'Tuin' en 'Wonen' en (zuidelijk van het perceel zelf) 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Tevens kennen de gronden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie lage verwachting' en een deel van de gronden 'Leiding - Water'. Zie figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp28DeBaak16eo-3001_0002.jpg"

Figuur 1.2: Uitsnede bestemmingsplan 'Zone Krommeweg, Langeweg, A16'

'Bedrijvenpark Ambachtsezoom', vastgesteld 1 december 2016 en hernieuwd vastgesteld 3 december 2018

Op basis van het bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Ambachtsezoom' kennen de gronden de bestemming 'Bedrijventerrein' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Voor een deel van de grond geldt tevens de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting'. Zie figuur 1.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp28DeBaak16eo-3001_0003.jpg"

Figuur 1.3: Uitsnede bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Ambachtsezoom'

1.5 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit meerdere onderdelen: een verbeelding (plankaart) waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven en planregels waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen. Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. In deze toelichting worden de keuzes, die in het bestemmingsplan gemaakt zijn, nader gemotiveerd en verantwoord.

Volgend op deze leeswijzer wordt in hoofdstuk 2 de bestaande situatie en de ontwikkeling van het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 is de juridische plantoelichting opgenomen. Het vigerende beleid wordt in hoofdstuk 4 samengevat. Hoofdstuk 5 bevat de uitkomsten van de onderzoeken en de eventuele randvoorwaarden die daaruit voortvloeien voor het bestemmingsplan. In hoofdstuk 6 is de waterparagraaf opgenomen. Hoofdstuk 7 tenslotte gaat in op de economische en maatschappelijke haalbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt de historische context en de bestaande situatie van het plangebied belicht, zowel ruimtelijk als functioneel.

2.1 Historische context

Het plangebied is gelegen in de Zwijndrechtse Waard. Een vlak land in het rivierengebied dat als een 'eiland' in het zuidoosten van het eiland IJsselmonde in de provincie Zuid-Holland ligt. Doordat het gebied van Hendrik-Ido-Ambacht door de jaren heen is gezakt, en de zeespiegel steeg, kenmerkt het gebied zich door de strijd tegen water. Dat begon met primitieve dijken en vluchtheuvels. In de 11e eeuw werd de Zwijndrechtse Waard ontgonnen. In de 14e eeuw vond een aantal dijkdoorbraken plaats, waarna het gebied opnieuw werd bedijkt en verkaveld.

Op de topografische kaart uit 1936 zijn aan de Langeweg, in de Ambachtse Waard enkele panden te zien. In 1958 bleek de losse bebouwing zich ook over de landbouwgronden (dus niet alleen aan de weg) verspreid te hebben. Zo deden kassen hun intrede, waarvan er in het plangebied nog enkele te vinden zijn. Deze situatie bleef tot circa 1995 ongeveer gehandhaafd, met dien verstande dat begin jaren '70 de Rijksweg A16 werd aangelegd, hetgeen de ontwikkeling westelijk van het plangebied aanjoeg. Daar ontstond Sandelingen-Oost met een tankstation en AC-restaurant en in later jaren aan de overzijde van de Rijksweg McDonalds. Ook oostelijk van het plangebied is in de afgelopen jaren de nodige bebouwing gerealiseerd in de nabijheid van Vinex-locatie De Volgerlanden. Het gaat dan bijvoorbeeld om de Intratuin en bedrijfsbebouwing van aannemingsbedrijf Rijsdijk. Voor de rest is het plangebied nog grotendeels onbebouwd en is de oude kavelstructuur herkenbaar in het aanwezige slotenpatroon.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp28DeBaak16eo-3001_0004.jpg"

Figuur 2.1: kadastrale minuut 1811-1832

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp28DeBaak16eo-3001_0005.jpg"

Figuur 2.2: historische kaart uit 1858 (bron: Topografische en militaire kaart van het Koningrijk der Nederlanden)

2.2 Huidige situatie

Op het perceel De Baak 16 staat een woning welke in het jaar 1965 gebouwd is. De woning bestaat uit één bouwlaag met kap (zie figuur 2.3). De omgeving van het perceel is in gebruik voor agrarische doeleinden, er is thans geen bebouwing.

De weg De Baak waaraan het perceel ligt is ook rond de jaren '60 van de 20e eeuw aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp28DeBaak16eo-3001_0006.jpg"

Figuur 2.3: Huidige situatie De Baak 16 (bron: Bing Maps)

2.3 Planbeschrijving

Onderhavige ontwikkeling maakt deel uit van de ontwikkeling van het Bedrijvenpark Ambachtsezoom. In het bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Ambachtsezoom', vastgesteld op 1 december 2016 en hernieuwde vaststelling 3 december 2018, zijn uitvoerig de stedenbouwkundige, functionele en ruimtelijke uitgangspunten voor dit nieuwe bedrijvenpark omschreven. De belangrijkste punten met een relatie tot onderhavig plangebied zijn:

Zonering: context en nieuwe maatstaf

Aan de zuidzijde komen woon-werktuinen te liggen, aansluitend aan het karakter van het werkmilieu met kleine bedrijven aan De Baak en de Langeweg. Aan de noordzijde ontvouwt zich het beeld van een groene etalage langs de Ambachtsezoom. Hiermee wordt de overgang van bedrijvigheid naar de groene, natuurlijke zone langs de Ambachtsezoom verbeeld en vormgegeven. Tussen deze twee zones ligt de middenzone. Hier wordt een volstrekt nieuw milieu ontworpen, genoemd het werk- en daklandschap. In deze zone is plaats voor een brede differentiatie in bedrijfsgrootte en -vorm waarbij de gemene deler de vegetatie op het dak en aan de gevel zal zijn.

Langs de kwetsbare randen van het nieuwe bedrijvenpark zijn bijzondere ruimtelijk-functionele milieus ontworpen. Deze zijn gebaseerd op reeds aanwezige kwaliteiten en/of structuren en zorgen voor een inbedding van het bedrijvengebied in zijn context.

Het werk- en daklandschap

In het noorden van onderhavig plangebied ligt de middelste en grootste zone van Ambachtsezoom. De meeste bedrijven van Ambachtsezoom vinden hier een plek, langs de twee zijden van de Middentocht. Deze ruimte heeft een a-symmetrisch singelprofiel met rijlopers aan weerskanten van het water en biedt in de watergang ook ruimte aan kleinschalige paviljoens voor gemeenschappelijke voorzieningen. De singel heeft aan één zijde een natuurlijke oever. De bedrijven worden ontsloten vanaf de dwarsstraten die in een lusstructuur onderling verbonden zijn. Aan de waterpartijen en de hoofdontsluiting komen de meest hoogwaardige bedrijfsgebouwen in deze zone te liggen. Echter, het meest kenmerkende element in deze zone geldt voor alle gebouwen: de verplichting een vegetatiedak of zonnepanelen te integreren, het liefst in combinatie met vegetatiegevels. De vegetatie zal de gebouwen extra koelen in de zomer, fijnstof binden en deels als (regen-) waterbuffer dienen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp28DeBaak16eo-3001_0007.jpg"

Figuur 2.4: impressie Middentocht


Duurzaamheid: het begint met robuustheid


Op stedenbouwkundig niveau is een uitgekiend raamwerk de allereerste en belangrijkste voorwaarde voor duurzaamheid. De levenscyclus van respectievelijk de inrichting van de open ruimte, de bebouwing, de gebiedsplattegrond en de landschappelijke structuur is sterk verschillend. Als de structuur, dus het casco van een plan robuust is en lang meegaat omdat er flexibiliteit in de invulling geboden wordt, dan is de basis gelegd voor een toekomstbestendige ontwikkeling.


Daarnaast zijn en worden er tal van maatregelen bedacht die van extra waarde kunnen zijn:

  • In de middenzone worden alle gebouwen voorzien van vegetatiedaken en/of zonnecellen;
  • het hemelwater wordt op grote schaal op vegetatiedaken opgevangen en vertraagd afgevoerd naar de oppervlakte via een gescheiden rioolstelsel;
  • in de opbouw van de wegprofielen en de randvoorwaarden voor de bebouwing is rekening gehouden met de aanleg van een warmte-/koudenet;
  • de gemeentelijke verlichting zal bestaan uit een energiezuinig en dimbaar LED systeem om onnodige verlichting te voorkomen;
  • ondernemers worden aangemoedigd functies zo veel mogelijk te bundelen zodat ruimtebesparende en functioneel aantrekkelijke plekken ontstaan (bijvoorbeeld benzinestation/wasstraat/parkeren).


Alle maatregelen en suggesties zijn terug te vinden in het 'Handboek Beeld', welke als Bijlage 1 bij deze toelichting is gevoegd. De ontwikkelingen rond het Cradle-to-Cradle principe zijn uitgewerkt in het Handboek Circulariteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp28DeBaak16eo-3001_0008.jpg"

figuur 2.5: concept bedrijventerrein Ambachtsezoom

De woon-werktuinen

Langs de Langeweg en De Baak is van oudsher een mix te vinden van een gecombineerde woon- en werkbebouwing. Door tussen de bestaande bebouwing nieuwe woon-werkunits toe te voegen wordt deze zone in zijn geheel versterkt. Daarnaast wordt het verkavelingsprincipe langs de achterzijde gespiegeld zodat een brede zone ontstaat met voorkanten aan beide lange kanten. De nieuwe parallelstrook zorgt ervoor dat zittende bewoners niet direct op het grootschalige middengebied van het bedrijventerrein uitkijken maar naar een woon- en werkmilieu waar zij zelf onderdeel van uitmaken.

De ontsluiting van de parallelstrook zal door middel van nieuwe bedrijfsstraten aan de noordzijde ervan gebeuren. Aan de zuidkant zal De Baak de ontsluitingsfunctie (blijven) vervullen, zonder dat daarbij sprake is van een ontsluitingsfunctie voor het nieuwe bedrijvenpark als geheel. De aansluiting op de Langeweg is in beginsel gedacht vanuit de bestaande T-splitsing. Omdat deze T-splitsing als niet optimaal verkeersveilig is aan te merken, is in het stedenbouwkundig plan geadviseerd een onderzoek naar alternatieven door te laten voeren. Verkeerskundig zou het wenselijk zijn indien het verkeer via een rotonde op de Langeweg en de zuidelijke hoofdentree het bedrijvenpark zou kunnen bereiken.

Voor een aantal van de woon-werkunits is het noodzakelijk om de nieuwe gebouwen zo te ontwerpen, dat de geluidsgevoelige functies door geluidsongevoelige functies worden afgeschermd. Hiervoor verantwoordelijk is het geluid afkomstig van snelweg A16 in de directe nabijheid van de Langeweg en De Baak. Ook de nieuwe bedrijfskavel in het werk- en daklandschap, direct grenzend aan De Baak doet mee in dit geluidsverhaal en kent - mede vanuit inpassing van de bestaande kavels aan De Baak - ook specifieke maatvoeringsvoorschriften.

Een brede beukenhaag rondom de gehele zone zorgt voor een duidelijke visuele afbakening ten opzichte van de omgeving. Het karakter wordt verder bepaald door herkenbaar conventionele bebouwing, uit te voeren in baksteen en de aanwezigheid van een grote tuin. Deze beeldkwaliteitseisen zorgen voor de best mogelijke aansluiting op de bestaande omgeving en voor het gewenste contrast met de overige delen van het bedrijventerrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp28DeBaak16eo-3001_0009.png"

Figuur 2.6: impressie woon-werktuinen

Beeldkwaliteit en duurzaamheid

De ambitie, de kwaliteit van de buitenruimte, de kwaliteit van de kavelinrichting en de kwaliteit van de uiteindelijke bebouwing op Ambachtsezoom zijn vastgelegd in het 'Handboek Beeld' (Bijlage 1). Voor de openbare ruimte is dit handboek, samen met het opgestelde Cascoplan – waarin alle ruimtelijke hoofdelementen zijn vastgelegd op een maatvaste ondergrond – het vertrekpunt voor de realisatie.

In onderhavig bestemmingsplan zijn op basis van het Cascoplan en het 'Handboek Beeld' de belangrijkste eisen en ruimtelijke kaders vastgelegd. Zo zijn de ontsluitingslussen middels een maatbestemming vastgelegd op de verbeelding en hebben de zones 'woon-werktuinen' en 'werk- en daklandschap' elk hun eigen kavel- en bouwvoorschriften meegekregen in de regels. Hierdoor worden de belangrijkste ruimtelijke uitgangspunten voor de realisatie van een hoogwaardig bedrijventerrein juridisch geborgd.

De regels uit het Handboek Beeld die niet direct zijn vertaald in het bestemmingsplan zijn dringend van aard. Deze meer kwalitatieve beeldkwaliteitsregels beschrijven bijvoorbeeld eenheden zoals kleur, materialisatie en inrichting. Doordat het 'Handboek Beeld' in de bijlagen bij de toelichting als zijnde niet juridisch bindend document is opgenomen, kan voor de bouwinitiatieven indien noodzakelijk en/of gewenst gemotiveerd worden afgeweken.

Ten aanzien van duurzaamheid heeft de gemeente een Handboek Circulariteit opgesteld waarin een Cradle-to-Cradle aanpak voor het bedrijvenpark is uitgewerkt. Binnen onderhavig bestemmingsplan is reeds ruimte geboden voor duurzame ontwikkeling. Functioneel door bijvoorbeeld ruimte maken voor collectieve voorzieningen en flexibiliteit bij de kavelindeling, ruimtelijk door inbedding in de omgeving en technisch door bijvoorbeeld groene daken. De concrete uitwerking van diverse duurzaamheidsmaatregelen wordt in een separaat proces uitgediept.

Voor de begeleiding en toetsing van de bouwinitiatieven en om bovengenoemde afwegingen zorgvuldig te kunnen maken vervult het gemeentelijke projectteam een actieve rol, gericht op stimuleren, verleiden en meedenken. Het 'Handboek Beeld' en het 'Handboek Circulariteit' dienen daarbij gedurende het hele proces van concept tot realisatie als leidraad voor alle nieuwe ontwikkelingen op het gebied van beeldkwaliteit en duurzaamheid.

Afwijkingen van het oorspronkelijke plan

Onderhavig bestemmingsplan maakt een drietal ontwikkelingen mogelijk in afwijking van het oorspronkelijke plan rond De Baak 16 en omstreken:

De Baak 16

Het perceel De Baak 16 is aangekocht en zal worden ontwikkeld ten behoeve van het Bedrijvenpark Ambachtsezoom. De bestaande woning wordt gesloopt om ruimte te bieden aan extra bedrijvigheid tot en met milieucategorie 3.1.

Keerlus De Baak

Aan het einde van De Baak wordt een keerlus gerealiseerd ten behoeve van (vracht) verkeer op De Baak.

Verlegging weg

De geplande ontsluitingslus over het bedrijvenpark in het noorden van het plangebied wordt circa 8 meter naar het oosten verschoven, als gevolg waarvan ook de aangrenzende bedrijfsbestemmingen opschuiven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp28DeBaak16eo-3001_0010.jpg"

Figuur 2.3: Toekomstige situatie

Hoofdstuk 3 Juridische plantoelichting

3.1 Planopzet

Dit bestemmingsplan vormt het juridisch-planologische kader voor het plangebied.

Ingevolge de Wro, het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de daarbij behorende ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) dienen bestemmingsplannen op vergelijkbare wijze opgebouwd en gepresenteerd te worden en tevens digitaal uitwisselbaar gemaakt te worden. Er is een aantal standaarden door het Ministerie van VROM (nu het ministerie van Infrastructuur en Milieu) ontwikkeld, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012), de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen (PRBP2012) en de Praktijkrichtlijn Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (PRTRI2012). In dit bestemmingsplan is van deze standaarden, voor zover van toepassing, gebruikgemaakt. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend. Het bestemmingsplan is tevens afgestemd op de terminologie en regelgeving zoals opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

3.2 Regels

De regels in het bestemmingsplan staan in vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgang- en slotregels aan de orde komen.

Inleidende regels

In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Alleen die begripsbepalingen zijn opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

Om op een eenduidige manier afstanden en oppervlakten te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de analoge plankaart/verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.

Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 van de regels worden alle bestemmingen en dubbelbestemmingen die op de verbeelding zijn weergegeven van een passende regeling voorzien.

Bedrijventerrein

Voor de bedrijfskavels binnen dit gedeelte van het te ontwikkelen bedrijvenpark Ambachtsezoom is de bestemming 'Bedrijventerrein' opgenomen. Binnen deze bestemming bestaat nog de nodige flexibiliteit ten aanzien van situering en programma. Er zijn specifieke aanduidingen opgenomen voor de milieuzonering van het bedrijventerrein en voor de zonering vanuit het stedenbouwkundig plan. Binnen de bestemming zijn, mede afhankelijk van deze zonering, diverse maatvoeringsbepalingen opgenomen in de regels, die aansluiten bij het bepaalde in het Handboek Beeld, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze toelichting.

Verkeer - Verblijfsgebied

De ontsluitingslus heeft de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gekregen. Binnen deze bestemming zijn tevens onder meer groen, water en parkeervoorzieningen toegestaan. Binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' mogen geen gebouwen worden gebouwd.

Leiding - Water

De dubbelbestemming 'Leiding - Water' is opgenomen ten behoeve van de bescherming en instandhouding van de ter plaatse aanwezige (deels te verleggen) drinkwatertransportleiding. Binnen deze zone mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de waterleiding worden opgericht. Daarnaast is aan deze dubbelbestemming een uitgebreid omgevingsvergunningenstelsel gekoppeld, voor onder meer grondroerende werken en werkzaamheden

Waarde - Archeologie

De dubbelbestemmingen 'Waarde – Archeologie lage verwachting' en 'Waarde – Archeologie middelhoge verwachting' zijn opgenomen ter bescherming van de archeologische waarden voor delen van het plangebied. De bebouwingsmogelijkheden zijn hier in beginsel zeer beperkt, tenzij kan worden aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn of worden aangetast. Een omgevingsvergunning is vereist voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden. Archeologisch vervolgonderzoek is voor deze gebieden meestentijds noodzakelijk alvorens (bouw)werkzaamheden te kunnen uitvoeren.

Algemene regels

Antidubbeltelregel

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meegeteld mag worden bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels

In de algemene bouwregels zijn algemene bepalingen opgenomen ten aanzien van (beperkte) overschrijdingen van bouwgrenzen en toegelaten bouwwerken met afwijkende maten. Ook zijn bepalingen opgenomen voor ondergronds bouwen.

Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een verbodsbepaling opgenomen voor strijdig gebruik.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij omgevingsvergunning af te wijken van de regels ten behoeve van maximum toegestane maten, percentages en oppervlaktes. De criteria voor toepassing van deze afwijking zijn hierin tevens opgenomen.

Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor beperkte overschrijdingen of verschuivingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van (technisch) betere realisatie van projecten of correctie van afwijkingen.

Overgangs- en slotregels

Overgangsregels

In deze bepaling wordt inhoud gegeven aan het overgangsrecht betreffende bouwwerken en het gebruik, met de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Slotregel

Als laatste is de slotregel opgenomen. Deze bepaling bevat de titel van het plan.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

Dit hoofdstuk geeft het beleidskader weer op landelijk, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau, waarbinnen onderhavig bestemmingplan wordt opgesteld.

4.1 Nationaal beleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (maart 2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte. De structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging.

De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau.

Aangezien een structuurvisie geen bindende werking heeft voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld, zijn de nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen geborgd in de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte. Deze AMvB wordt aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en richt zich op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Daarnaast zorg de AMvB voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf.

Conclusie

Onderhavige ontwikkeling maakt circa 1.300 m2 aan nieuw bedrijventerrein mogelijk. dit is van dusdanig beperkte aard dat dit primair een provinciale- en gemeentelijke verantwoordelijkheid is en daarmee niet in strijd is met de uitgangspunten van de SVIR.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Gemeenten moeten bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigingsplannen of uitwerkingsplannen rekening houden met het Barro. Doel van het Barro is bepaalde onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte te verwezenlijken. In het Barro worden een aantal projecten opgesomd die een groot Rijksbelang hebben. Per project worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. De regels zijn een uitwerking van de onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.


In het Barro zijn veertien onderwerpen met bijzonder rijksbelang beschreven:

  • Rijksvaarwegen;
  • Project mainportontwikkeling Rotterdam; Kustfundament;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • Defensie;
  • Hoofdvaarwegen en landelijke spoorwegen;
  • Elektriciteitsvoorziening;
  • Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • Natuurnetwerk Nederland;
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament; IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarden; Ruimtereservering parallelle Kaagbaan.


Conclusie

Het initiatief valt niet onder een van de projecten uit het Barro. Door het initiatief zal eveneens geen nationaal belang worden geschaad.

4.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Provincie Zuid-Holland

Op 1 april 2019 heeft de Provincie haar beleid (Visie Ruimte en Mobiliteit en de daarbij behorende Verordening Ruimte) vervangen door de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening.

Centraal doel van het integrale omgevingsbeleid is het verbeteren van de omgevingskwaliteit. Daarbij streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Met het provinciaal omgevingsbeleid sluiten we aan op de maatschappelijke doelen van de omgevingswet: het doelmatig benutten van de fysieke leefomgeving voor maatschappelijke opgaven en het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit.

Onder ‘omgevingskwaliteit’ verstaan we het geheel aan kwaliteiten die de waarde van de fysieke leefomgeving bepalen. Vanuit ons bestaande beleid gaat het hier om een samenvoeging van ruimtelijke kwaliteit (belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde) en milieukwaliteit (gezondheid en veiligheid).

Met het samenvoegen van al het bestaande beleid voor de fysieke leefomgeving heeft de provincie een eerste stap gezet richting een meer integrale sturing op omgevingskwaliteit. Met het oog op de invoering van de Omgevingswet in 2021 wordt dit verder ontwikkeld.

De Omgevingsvisie biedt ruimte voor ontwikkeling met een waarborg voor kwaliteit.


Belangrijkste visies voor het gebied zijn:

  • Behoud en versterken ruimtelijke kwaliteit
  • Stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stads- en dorpsgebied
  • Reductie energieverbruik en CO2 emissie van de industrie
  • Gezonde en aantrekkelijke leefomgeving



De provincie Zuid-Holland wil de groei van de bevolking, de mobiliteit en de economische activiteit hoofdzakelijk opvangen in de bestaande netwerken en bebouwde gebieden. Voor bedrijventerreinen wil de provincie de match tussen vraag en aanbod verbeteren. De ontwikkeling van het perceel Baak 16 e.o. past binnen de reservering voor bedrijventerreinen in 'Bestaand stedelijk gebied'.

Ladder voor duurzame verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 lid 2 Bro) is verankerd in de Verordening Ruimte 2014. Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Er dienen drie stappen te worden doorlopen. Dit zijn:

  • 1. de voorgenomen stedelijke ontwikkeling dient te voorzien in een actuele regionale behoefte;
  • 2. indien uit stap 1 volgt dat de ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte moet beschreven worden in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  • 3. indien uit stap 2 blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Trede 1: actuele regional behoefte

In het kader van het gewijzigd vastgestelde bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Ambachtsezoom' is een uitgebreide ladderonderbouwing opgesteld ten behoeve van de ontwikkeling van het nieuwe bedrijventerrein. Daarin is de haalbaarheid van de eerste fase van het project van circa 15 ha uitgeefbaar aangetoond. Onderhavige ontwikkeling ziet op een beperkte uitbreiding van dit oppervlakte, met circa 1.300 m2. Gezien het feit dat deze oppervlakte marginaal is in het licht van het project als geheel, wordt volstaan met een herhaling van de motivatie zoals gegeven in het vastgestelde bestemmingsplan, waaruit blijkt dat het bedrijvenpark Ambachtsezoom ook inclusief de beperkte uitbreiding voorziet in een actuele regionale behoefte.

De kwantitatieve vraag naar bedrijventerreinen in de marktregio van Ambachtsezoom bedraagt namelijk, conform het onderzoek dat ten grondslag ligt aan het bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Ambachtsezoom', de komende tien jaar zo'n 125 tot 130 hectare netto (inclusief bovenregionale vraag, maar exclusief vervangingsvraag). Er is een maximale harde plancapaciteit aan droge bedrijventerreinen in de marktregio met een (planologisch) vergelijkbaar profiel als Ambachtsezoom, van circa 90 hectare.

Daaruit volgt dat er de komende tien jaar in de marktregio behoefte is aan circa 35 tot maximaal 40 hectare netto droog bedrijventerrein voor de periode 2016 tot en met 2025.

Voor de ontwikkeling van bedrijventerrein Ambachtsezoom inclusief onderhavige uitbreiding betekent dit dat er in de planperiode voldoende actuele regionale behoefte is voor de ontwikkeling.

Trede 2: opvang regionale behoefte in bestaand stedelijk gebied

Op basis van het uitgevoerde onderzoek in het kader van het bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Ambachtsezoom' werd geconcludeerd dat In de marktregio nog maximaal 19 hectare ruimte op restkavels in bestaand stedelijk gebied beschikbaar is. Het is echter niet waarschijnlijk dat dit totale areaal ook daadwerkelijk wordt nut voor bedrijfsruimte. Desalniettemin is zekerheidshalve gerekend met de volledige 19 hectare. Ook wanneer het totale areaal aan restkavels wordt meegenomen in de confrontatie met de totale regionale behoefte, dan is er in de marktregio, exclusief de mogelijkheden binnen bestaand stedelijk gebied, nog behoefte aan een toevoeging van circa 16 tot 21 hectare netto bedrijventerrein. Daarmee past de beoogde nieuwe stedelijke ontwikkeling van bedrijventerrein Ambachtsezoom, inclusief onderhavige uitbreiding, binnen de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Trede 3:Ambachtsezoom is passend ontsloten

Ten behoeve van trede 3 is onderzocht of Ambachtsezoom passend ontsloten is. In dat kader is in de Visie ruimte en mobiliteit (VRM) van de Provincie Zuid-Holland vermeld:

“(…) terreinen moeten goed aangesloten zijn op het hoofdwegennet en, mede door de clustering, bij voorkeur geschikt voor multimodaal vervoer.”

Bedrijventerrein Ambachtsezoom is zowel per (vracht)auto als per OV passend ontsloten:

  • Het bedrijventerrein heeft een gunstige ligging aan de afrit van de Rijksweg A16 en is daarmee goed aangesloten op het hoofdwegennet en daarmee uitstekend bereikbaar per (vracht)auto;
  • Meerdere buslijnen passeren de locatie;
  • Meerdere fietspaden zijn voorzien op de locatie, zodat Ambachtsezoom ook per (elektrische/brom)fiets goed bereikbaar is;
  • Ook lopend is de locatie, vanuit de omliggende woonwijk en de vanaf de bushaltes goed bereikbaar.

Conclusie ladder voor duurzame verstedelijking

Het bedrijvenpark Ambachtsezoom, inclusief onderhavige marginale uitbreiding, voldoet aan de voorwaarden uit de Ladder voor duurzame verstedelijking, waardoor er sprake is van zorgvuldig/duurzaam ruimtegebruik.

Beleidsvisie Duurzaamheid en milieu (2013-2017)

De Beleidsvisie Duurzaamheid en Milieu 2013-2017 is op 27 maart 2013 vastgesteld door de Provinciale Staten van Zuid-Holland. De geldigheidsduur van de visie is met twee jaar verlengd. Hoofddoel van de provincie is om van Zuid-Holland een duurzame Europese economische topregio te maken. Om de economische kracht van Zuid-Holland te versterken is een goed vestigings- en leefklimaat van doorslaggevend belang, waar een duurzame en gezonde leefomgeving onderdeel van uitmaakt.

In de beleidsvisie duurzaamheid en milieu staat de bescherming en verbetering van de kwaliteit en toekomstbestendigheid van de fysieke leefomgeving centraal. Deze beleidsvisie heeft drie pijlers:

  • duurzaamheid;
  • milieubeleid en
  • uitvoering.

Het duurzaamheidsdeel beschrijft hoe de provincie op haar wettelijke en/of kerntaken - ruimte, economie, mobiliteit, groen en water - invulling geeft aan duurzaamheid. Bij alle hoofdopgaven van deze provinciale taken wordt ingezet op duurzaamheid, waarbij er de nodige synergie is tussen sectoren en beleidsvelden en deze elkaar dus versterken. Zo werken ruimte, bereikbaarheid, economie en milieu samen aan economische intensivering en ruimtelijke verdichting rond multimodaal bereikbare centra en knopen. Toevoeging van groen en water voegt hier extra leefomgevingskwaliteit en duurzaamheid toe.

Daarnaast beschrijft de visie de milieubeleidskaders voor bodemsanering en de kwaliteit van lucht, geluid en externe veiligheid. Hierbij staat de menselijke gezondheid centraal en wordt gestreefd naar een schone, stille en veilige leefomgeving. Ook beschrijft de visie de kaders voor uitvoering van het milieubeleid. Een groot deel van de uitvoering gebeurt door de regionale uitvoeringsdiensten.

Met de kaders geven de provincie en uitvoeringsdiensten sober en doelmatig invulling aan de wettelijke milieutaken. De nadruk ligt hierbij op het halen van wettelijke nationale en Europese normen. Daar waar verder wordt gegaan dan de norm is dit om meer ruimte te scheppen voor economische ontwikkeling.

Bij het ontwerp van het bedrijventerrein Ambachtsezoom is sterk ingezet op leefomgevingskwaliteit en duurzaamheid. Meer hierover bij de beschrijving van het plan in hoofdstuk 3. Milieuaspecten als lucht, geluid en externe veiligheid worden nader belicht in hoofdstuk 6 van deze toelichting.

Conclusie

De ontwikkeling van bedrijvenpark Ambachtsezoom is passend in de Visie Ruimte en Mobiliteit. Nut en noodzaak zijn afdoende aangetoond; de ontwikkeling is opgenomen op de 3 ha kaart bij het Programma Ruimte. De ruimtelijke kwaliteit is geborgd in de vorm van een integraal plan met oog voor de bestaande omgeving.

4.3 Regionaal beleid

De gemeente Hendrik-Ido-Ambacht maakt onderdeel uit van het samenwerkingsverband Drechtsteden, waar de gemeente Dordrecht en zes naburige gemeenten deel van uitmaken.

Als gevolg van de effecten van de economische laagconjunctuur kiest de regio Drechtsteden voor drie prioriteiten: economie, arbeidsmarkt/kennisinfrastructuur en woonklimaat. Het regionale beleid is vastgelegd in een aantal strategische visiedocumenten.

Nota Ruimte Geven (2006)

Voor de Drechtsteden is een streefbeeld geformuleerd: 'Samen stad aan het water'. Daartoe zijn in de nota 'Ruimte Geven', die een herijking is van de Structuurvisie Drechtsteden 2030 (1997), regionaal relevante beleidskeuzen vastgelegd die moeten leiden tot een ruimtelijke hoofdstructuur passend in de lijn van het genoemde streefbeeld.

Centrale opgave voor het ruimtelijk kader is om de hoogwaardige ruimtelijke vertaling te maken van het streefbeeld 'samen stad aan het water'. Niet alleen in bestuurlijk zin (de Regio met een hoofdletter als samenwerkende gemeenten), maar vooral ook functioneel (de regio met een kleine letter als gebied waarbinnen het overgrote deel van de activiteiten van de inwoners plaatsvindt). Dat betekent dat de functionele regio een uitgebalanceerd pakket aan woonmilieus en voorzieningen biedt en dat de bestuurlijke Regio er zorg voor draagt dat dit pakket zich met kwaliteit kan blijven ontwikkelen.

Alle regio's hebben daarbinnen hun eigen evenwicht. Deze 'balanced region' hoeft niet alle denkbare functies en gebruikers van ruimte binnen haar grenzen te hebben. Maar wel een bij haar inwoners en bedrijven passend totaalpakket aan kwaliteiten. Tegelijkertijd vormen die mensen en organisaties deel van de kwaliteiten van de regio. Die kwaliteiten zijn in vijf thema's samen te vatten:

  • het woonklimaat;
  • de regionale business-to-business-economie;
  • de regionale consumenteneconomie;
  • recreatie en toerisme;
  • verkeer en vervoer.

De gemeente Hendrik-Ido-Ambacht heeft de inhoud en uitgangspunten van de Nota Ruimte Geven vertaald naar het gemeentelijk schaalniveau. Het gaat onder meer om het creëren van ruimte langs de A16 voor bedrijvenlocaties. Met Ambachtsezoom wordt daaraan invulling gegeven.

Actualisatie Regionale Bedrijventerreinenstrategie (2016)

Het regionale beleid met betrekking tot bedrijventerreinen is vastgelegd in de periode 2007 - 2009 en bestaat zoals bovenstaand toegelicht onder meer uit de volgende documenten:

  • Bedrijventerreinenstrategie Drechtsteden, 'De Drechtse Poort, samen stad aan het water', 2007
  • Uitvoeringsstrategie Bedrijventerreinen Drechtsteden, 2009

In 2012 is hieraan een 'Uitvoeringsprogramma Bedrijventerreinen Drechtsteden' (UPB) toegevoegd, waarin met name de herstructureringsopgave wordt beschreven, incl. de financiering daarvan (met ruime inzet van rijks- en provinciale bijdragen). Het UPB is de eerste keer in 2014 gemonitord.

Al deze documenten gaan met name over de fysieke kant van de bedrijventerreinen: programmering van plancapaciteit en fysieke herstructureringsopgaven en aandacht voor de fysieke condities op de terreinen. Deze documenten zijn ook sterk aanbodgericht.

Het in deze periode geformuleerde beleid dateert grotendeels nog van voor de economische crisis. Grote veranderingen in de markt voor bedrijventerreinen hebben sindsdien plaatsgevonden (lagere economische groei, afnemende behoefte aan bedrijvenlocaties, toegenomen leegstand) en ook het rijks- en provinciale beleid t.a.v. bedrijventerreinen is sterk veranderd (sterke sturing door provincie op programmering, verankering van de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' als nieuw sturingsinstrument in het Besluit Ruimtelijke Ordening en de provinciale Verordening Ruimte, en het opdrogen van rijks- en provinciale financiële bijdragen in herstructureringsprojecten).

Inmiddels is het denken over bedrijventerreinen veranderd: van aanbodgericht naar vraaggericht: wat zijn de specifieke behoeften van ondernemers (niet alleen in fysiek-ruimtelijke zin, maar ook op het terrein van arbeidsmarkt, kennis en innovatie) en hoe kunnen die gefaciliteerd worden. Het vestigingsklimaat wordt door meer onderwerpen bepaald dan alleen de fysieke omgeving en bereikbaarheid van een terrein. Het bedrijventerreinenbeleid van de regio Drechtseden is dan ook in 2016 geactualiseerd (vastgesteld in oktober 2016).

De Drechtse Poort - bedrijventerreinenstrategie (2007)

Middels het strategisch document 'De Drechtse Poort' heeft de regio Drechtsteden gekozen voor één gezamenlijke regionale koers die richting geeft aan de ontwikkeling van bedrijventerreinen in Alblasserdam, 's-Gravendeel, Dordrecht, Sliedrecht, Papendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht en Zwijndrecht. De strategie beslaat de periode tot 2020, met een doorkijk naar 2030.

In 'De Drechtse Poort' wordt op basis van een grondige analyse onderbouwd dat aan de randen van de regio de grootste ontwikkelingskansen liggen, voor uitbreiding en voor nieuwe sectoren. Investeren in deze gebieden moet de regionale economie vergroten en diversifiëren. Om hier vorm aan te geven zijn zogenaamde hotspots aangegeven. Deze investeringshotspots vormen het moderne visitekaartje van de Drechtsteden.

Als gemeente met groeipotentie, voor woon- maar ook werkmilieus heeft Hendrik-Ido-Ambacht een belangrijke functie in de regio. Als hotspot langs de A15 en A16 wordt in de visie dan ook ruimte gezien binnen Hendrik-Ido-Ambacht voor circa 30 ha bruto nieuw bedrijventerrein.

Uitvoeringsstrategie Bedrijventerreinen (2009)

De Uitvoeringsstrategie Bedrijventerreinen Drechtsteden vloeit voort uit de bedrijventerreinenstrategie 'Drechtse Poort' en geeft handen en voeten aan de opgave die in de regionale bedrijventerreinenstrategie is gesteld.

De rol van de regio in beheer en (her)ontwikkeling van bedrijventerreinen wordt steeds groter. De regio Drechtsteden werkt daarom actief aan het versterken van de concurrentiepositie van haar bedrijventerreinen, door voorraad en plannen vanuit een regionale strategie te benaderen. Voor het beleid dat in de 'Drechtse Poort' is ontwikkeld, zijn in de Uitvoeringsstrategie Bedrijventerreinen nadere instrumenten uitgewerkt.

De bedrijventerreinenstrategie definieert de regionale opgave en ambitie voor beleid. De strategie stelt de doelstellingen van de Drechtsteden tot 2020 vast. De regio ontwikkelt ca. 110 hectare netto aan nieuwe bedrijventerreinen voor 2020. Deze terreinen, waaronder Ambachtsezoom, bevinden zich aan de goed bereikbare randen van de regio, de zogenaamde hotspots.

De ruimte voor nieuwe bedrijventerreinen in de Drechtsteden is schaars. De nieuwe locaties op de 'hotspots' aan de randen van de regio dienen dan ook een meerwaarde voor de regio te vormen, door te voorzien in kavels en voorzieningen die in de regio nog niet voorkomen. Nieuwe terreinen vormen daarmee een aanvulling op de bestaande voorraad. Daarnaast kan het ontwikkelen van nieuwe locaties lucht bieden voor schuifruimte op oudere terreinen.

De nieuw te ontwikkelen terreinen vormen een aanvulling op de bestaande voorraad. Ze onderscheiden zich door:

  • Een oriëntatie op weg en ruimere regio door zichtbaarheid vanaf de snelweg
  • Grote maat en schaal
  • Droog en goed bereikbaar

Kantorenvisie Drechtsteden (2015)

In navolging van de regionale kantorenstrategie 'High Five' uit 2007 is in mei 2013 de concept Kantorenstrategie Drechtsteden 2013 behandeld in het Drechtstedenbestuur. Het Drechtstedenbestuur had gevraagd om een geactualiseerde en toekomstbestendige kantorenstrategie. Toekomstbestendig wil in dit verband zeggen: een kantorenstrategie die aansluit bij de verwachte marktvraag en die past in locale, regionale en provinciale beleidsdoelen en die voldoende flexibel is om te anticiperen op nieuwe ontwikkelingen. De kantorenvisie Drechtsteden is met 2 jaar verlengd tot 1 juli 2019. Een nieuwe visie is in de maak.

Doel daarbij is dat de Drechtsteden ruimte willen bieden aan de ontwikkeling van kantoren op locaties die een versterking leveren van de regionale economische en ruimtelijke structuur. Dat zijn locaties die goed ontsloten zijn voor openbaar vervoer en auto. Het juiste kantoor op de juiste locatie. Maar tegelijkertijd het terugdringen van het aanbod, zowel de voorraad aan nieuwe plannen als het bestaande aanbod / leegstand, teneinde de balans in kwantitatieve en kwalitatieve zin te herstellen.

De concept Kantorenstrategie Drechtsteden omvat de volgende elementen:

  • 1. Kernbegrip in de kantorenstrategie Drechtsteden is maatwerk: maatwerk bij de leegstandsaanpak en maatwerk bij beheersing van de planvoorraad. En bij maatwerk hoort een tweede kernbegrip: samen met marktpartijen streven naar goede oplossingen, en niet het verplicht stellen van bepaalde keuzes.
  • 2. Terugbrengen van de plancapaciteit tot reële proporties. Tot 2020 is de plancapaciteit 145.000 m2 bvo tegenover een nieuwbouwbehoefte van 50.000 m2. Dit staat niet in verhouding.
  • 3. Toepassing van de SER-ladder: pas nieuwbouw als hergebruik leegstand niet mogelijk blijkt. Maar de bouwstopgedachte (geen nieuwbouw voordat de leegstand tot frictieniveau is teruggebracht) wordt afgewezen: er is altijd vraag naar nieuwe kantoren voor nieuwe kantoorconcepten (Het Nieuwe Werken). Een bouwstop blokkeert de verduurzaming van de voorraad.
  • 4. De elementen 2. en 3. vragen om ruimtelijke keuzes: op welke plekken wordt kantoorontwikkeling gestimuleerd en op welke plekken juist niet. Criteria bij deze keuzes zijn: marktpotentie van de locatie en bijdrage aan versterking van de ruimtelijke structuur en kwaliteit. Dat betekent een focus op 'voorkeurslocaties', knooppunten met een stevig multifunctioneel programma en een multimodale bereikbaarheid (OV en auto). Deze ruimtelijke keuzes zijn sturend voor zowel de programmering van plancapaciteit als de leegstandsaanpak.
  • 5. Toepassing van de 80 – 20 % regel: minimaal 80% van de nieuwbouw dient op de voorkeurslocaties plaats te vinden, met ruimte voor maatwerk op overige locaties.
  • 6. Een heldere rolverdeling tussen overheden en marktpartijen:
    • a. Bij het beheer van de bestaande voorraad, de leegstandsaanpak en de realisatie van nieuwbouw hebben marktpartijen (vastgoedeigenaren, gebruikers, makelaars) de primaire rol. De gemeente faciliteert goede initiatieven.
    • b. Bij beheersing van de plancapaciteit van nieuwe plannen heeft de gemeentelijke overheid de voortrekkersrol in relatie tot haar publiekrechtelijke bevoegdheid.
  • 7. 'Faciliteren van privaat initiatief' is gemakkelijk gezegd. Het moet echter concreet worden in de vorm van: flexibel en creatief meedenken met initiatieven uit de markt en een slagvaardige toetsing van plannen, snel schakelen tussen commerciële belangen en gemeentelijk beleid en belangen. De markt van 2013 is anders dan de markt van 2007. Een marktomslag die ook een cultuuromslag nodig maakt bij gemeenten.
  • 8. De Drechtsteden maken regionale afspraken en spelregels over sturing op planvoorraad, toepassing van de SER-ladder en leegstandsaanpak.

De Monitor Kantorenmarkt Drechtsteden (vraag, aanbod, plancapaciteit) wordt jaarlijks opgesteld. Hierdoor is er in de Drechtsteden is een goed beeld van de regionale kantorenmarkt - voorraad, aanbod, leegstand en transformatie - via de jaarlijkse kantorenmonitor die wordt uitgevoerd door het Onderzoekcentrum Drechtsteden. Ook wordt er actief transformatiebeleid gevoerd.

De nieuwbouwvraagraming voor Zuid-Holland Zuid in de VRM in de periode 2013 - 2030 bedraagt 125.000 m. Deze raming is gebaseerd op twee vraagramingen die de provincie eerder heeft laten uitvoeren door Stec en EIB. Het aandeel van de Drechtsteden in de kantorenmarkt van de regio Zuid-Holland Zuid wordt geschat op 70 à 80 %. Met dit als uitgangspunt geldt een subregionale verdeling voor Zuid-Holland Zuid tot 2030 waarbij voor de regio Drechtsteden een vraag van maximaal 100.000 m2 wordt geraamd. In de geactualiseerde regionale kantorenvisie van Drechtsteden wordt de nieuwbouwbehoefte tot 2030 dan ook geraamd op 87.500 - 100.000 m².

Gedeputeerde Staten (GS) heeft de Kantorenvisie Drechtsteden aanvaard als kader voor verantwoording van de kantorenopgave in bestemmingsplannen zoals bedoeld in art. 2.1.1 lid 3 en art. 2.1.2 lid 2a van de Verordening ruimte 2014. Hiermee hebben bestemingsplannen met kantoren die passen binnen de aanvaarde regionale visie voldaan aan trede 1 van de Ladder voor duurzame verstedelijking en aan de toegestane locaties zoals vastgelegd in de Verordening ruimte 2014. Deze aanvaarding geldt tot 1 juli 2018.

Bedrijventerrein Ambachtsezoom wordt specifiek benoemd als ontwikkellocatie bij de aanvaarding van GS; hier worden zelfstandige kantoren slechts zeer beperkt toegelaten (tot in totaal 3.000 m2), conform het provinciaal beleid.

Economische visie Drechtsteden (2008)

De ruimtelijk economische visie Drechtsteden zet in op een herontdekking van de Drechtsteedse identiteit en een nieuwe oriëntatie op de scharnierfunctie van de regio. In 2020 dienen de Drechtsteden zich te hebben ontwikkeld tot een complete, leefbare en samenhangende stadsregio met het water en de oevers als bindende en onderscheidende kwaliteit.

De economische focus op de rivieroevers en de gunstige ligging aan meerdere, verschillende gebieden vormen de grootste kansen voor economische onderscheiding. Om die kansen te benutten moet de regio haar oevers herontdekken en zich profileren als een complete, leefbare regio.

De uitwerking van het regionaal economisch beleid richt zich op vier schaalniveaus:

  • Internationaal positioneert de regio zich als specialist in de deltatechnologie: slimme waterbouw met aandacht voor ecologie.
  • Op nationaal niveau biedt de gunstige ligging kansen voor verbreding van de regionale economie.
  • Regionaal streeft de regio naar een concurrerende positie als complete stedelijke regio.
  • Lokaal wordt aan de waterfronten en rivieroevers gewerkt aan leefbare en onderscheidende leefmilieus.

Regionale Detailhandelsvisie Drechtsteden (2013)

In 2002, ten tijde van de vorige regionale detailhandelsvisie stond het in goede banen leiden van de groei nog voorop Deze situatie is in de huidige tijd echter geheel anders en er ligt daardoor ook een geheel ander opgave: het vertalen van de grote veranderingen die afkomen op de retail naar een robuuste basisstructuur van winkelgebieden.

Het regionale beleid ten aanzien van het detailhandelsdeel is daarom in 2013 geactualiseerd, resulterende in een visie op de ontwikkeling van de detailhandelsstructuur in de regio waarbij nadrukkelijk rekening is gehouden met de huidige trends en ontwikkelingen op het vlak van detailhandel.

Kern van de regionale detailhandelvisie is het volgende:

Voor alle zes Drechtsteden gemeentes telt overkoepelend dat de plannen m.b.t. detailhandel zich vooral gaan richten op een kwalitatieve versterking van de winkelgebieden middels modernisering of gerichte toevoegingen/verplaatsingen in plaats van grootschalige uitbreidingen. Dit past bij de regionale opgave en huidige marktsituatie.

De regio kan een belangrijke rol vervullen in gezamenlijke aansturing van opgaven. Juist omdat veel van de uit te voeren acties op lokaal niveau liggen kan een onderlinge uitwisseling van kennis en informatie van grote waarde zijn. Dat geldt zowel voor de versterking van perspectiefrijke centra als voor de aanpak van de herstructurering op lokaal niveau. Ook beleid voor internethandel dient regionaal te worden afgestemd.

4.4 Gemeentelijk beleid

Toekomstvisie en Structuurvisie

Op 6 juli 2009 is de Structuurvisie 'Hendrik-Ido-Ambacht - Waar de Waal stroomt' vastgesteld. De Structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid voor het grondgebied van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht. De Structuurvisie biedt het kader voor bestemmingsplannen.

Gelijktijdig aan het traject van de Structuurvisie is de Toekomstvisie opgestart, met het thema 'Aandacht voor Ambacht'. Deze visie beschrijft de ontwikkelingsrichting van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht vanuit enkele scenario's. Met behulp van deze scenario's zijn de maatschappelijke ontwikkelingen en trends voor de lange termijn verkend en vertaald voor de Ambachtse situatie. De Toekomstvisie vormt daarmee het strategische uitgangspunt voor de toekomstige richting waarin Hendrik-Ido-Ambacht zich zal kunnen (en moeten) bewegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp28DeBaak16eo-3001_0011.jpg"

figuur 5.3: structuurvisiekaart Hendrik-Ido-Ambacht (bron: BRO)

Een groot aantal keuzes en ambities die in de Toekomstvisie benoemd worden, heeft ruimtelijke consequenties. Een ambitie om bijvoorbeeld te voorzien in de eigen woningbehoefte, vraagt om een ruimtelijke vertaling in de structuurvisie. Anderzijds bepalen de ruimtelijke mogelijkheden het realiteitsgehalte van de ambities. De Toekomstvisie en Structuurvisie zijn met elkaar verbonden en beïnvloeden elkaar.

In de structuurvisie wordt aangegeven dat naast herstructurering van bedrijventerreinen, ook uitbreiding nodig is. Het areaal aan bedrijventerrein zal worden vergroot met het bedrijventerrein Ambachtsezoom (voorheen bekend als Langeweg-Zuidwende). De precieze profilering van het bedrijventerrein van 20 ha (netto) was ten tijde van opstellen van de structuurvisie nog niet bekend, maar gestreefd zal worden naar een hoogwaardige en representatieve invulling.

Ambachtsezoom is als project opgenomen in de structuurvisie. Gezien de nabije ligging van de aansluiting met de A16 en ligging nabij de bebouwde kom en gezien de ligging langs een ecologische verbindingzone worden hier kansen gezien voor een uniek werklandschap, waarin arbeidsintensieve bedrijvigheid, groen en water tezamen in één concept worden verenigd.

Groenstructuurplan

Het Groenstructuurplan vormt het beleidsmatig kader om te komen tot een gestructureerd groenbeleid. Een groenbeleid dat zich richt op het creëren van een balans tussen de kwaliteit en de beschikbare middelen. Het Groenstructuurplan biedt daartoe een kader voor beleid, ontwerp, (her)inrichting en het onderhoud van het openbare groen. Voor de verschillende buurten is een streefbeeld uitgewerkt. In het groenstructuurplan zijn de belangrijkste structuren opgenomen, verdeeld in een hoofdgroenstructuur, waaronder de in het plangebied gelegen ecologische verbindingszone, en een secundaire groenstructuur.

Boombeleidsplan 2018-2033 en Groene Kaart

In het boombeleidsplan, dat in 2018 is vastgesteld, wordt aandacht besteedt aan de volgende uitgangspunten:

  • Het behoud van bomen. De gemeente telt 12.6621 gemeentelijke bomen, dit aantal wordt de komende 4 jaar uitgebreid naar 13.162.
  • Het versterken van de biodiversiteit. Door de biodiversiteit te versterken bieden we bijen en andere verstuivers een goede leefomgeving met geschikte boomsoorten.
  • De kwaliteit van het bomenbestand wordt verbeterd, door te werken met strenge kwaliteitseisen bij aanplant en beheer.
  • Het verminderen van overlast door de juiste boom op de juiste plek te zetten, door bij het plaatsen rekening te houden met de grondsoort en factoren als wind, vorst, verharding en vochtigheid.
  • Ruimte en aandacht voor burgers. Inwoners worden betrokken bij de uitvoering van het bomenbeleid en krijgen genoeg informatie en duidelijke richtlijnen bij overlast.
  • Een 3-jaarlijkse cyclus voor het bomenbeheer. Jaarlijks wordt 1/3 van het bomenbestand geïnspecteerd.
  • Elke boom beschikt over een digitaal paspoort waarin informatie over de soort, plaats en status (conditie, leeftijd en bijzonderheden) zijn opgenomen.
  • Alle bomen zijn belangrijk. Veel bomen – zowel gemeentelijk als particulier – zijn het beschermen waard. Op de 'Groene Kaart' wordt daarom vastgelegd voor welke beschermwaardige bomen een ontheffing nodig is. De regelgeving voor bewoners wordt op deze wijze vereenvoudigd.

Waterplan van H tot Z

Voor de gemeenten Hendrik-Ido-Ambacht en Zwijndrecht is één gezamenlijk waterplan opgesteld, omdat de stedelijke watersystemen een zodanige samenhang vertonen dat ze niet los van elkaar gezien kunnen worden. In het waterplan is aangegeven hoe de gemeenten in samenwerking met het waterschap en zuiveringsschap tot een goed en gezond watersysteem kunnen komen.

Beide gemeenten gebruiken water uit de Waal voor het op peil houden en doorspoelen van hun watersysteem. Het water komt daarbij via Hendrik-Ido-Ambacht in Zwijndrecht. Het waterplan beperkt zich tot het stedelijke watersysteem binnen de bebouwde kom van Hendrik-Ido-Ambacht en Zwijndrecht.

Welstandsnota Hendrik-Ido-Ambacht (2015)

Op 6 juli 2015 heeft de gemeenteraad de 'Welstandsnota 2015' vastgesteld, met daarin opgenomen het welstandsbeleid van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht. Het welstandsbeleid in de gemeente is opgesteld om de ruimtelijke kwaliteit te behouden en zoveel mogelijk te versterken.

De Welstandsnota van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht bestaat uit drie onderdelen:

  • Deel A: een toelichting op het welstandseleid,
  • Deel B: de verschillende welstandscriteria,
  • Deel C: de welstandsprocedures.

Het benoemen, inventariseren en analyseren van de lokale ruimtelijke karakteristieken en vervolgens het vertalen van deze karakteristieken naar deelgebieden en welstandscriteria, vormen de basis voor het welstandsbeleid.

Onderhavig bestemmingsplan is gelegen binnen het gebied 'Bedrijventerreinen' en ter plaatse van De Baak 16 binnen het 'Buitengebied'. Voor het bedrijventerrein Ambachtsezoom is in aanvulling op het stedenbouwkundig plan een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan (genaamd Handboek Beeld) vervangt de gebiedsgerichte welstandscriteria voor het gebied 'Bedrijventerreinen' en is het handboek is het toetsingskader voor nieuwe bouwplannen. Dit 'Kwaliteitshandboek Beeld' maakt onderdeel uit van de toelichting bij dit bestemmingsplan en is in Bijlage 1 te vinden.

Hoofdstuk 5 Onderzoeken

De beleidsvelden milieu en ruimtelijke ordening groeien het laatste decennium steeds meer naar elkaar toe. Ook op rijksniveau wordt steeds meer aandacht gevraagd voor de wisselwerking tussen milieu en ruimtelijke ordening. Milieuwetgeving kan soms beperkingen opleggen aan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen, maar is primair bedoeld om een zo optimaal mogelijke leefomgeving te realiseren.

In dit hoofdstuk worden de milieuaspecten luchtkwaliteit, externe veiligheid, geluid (weg- en railverkeerslawaai, industrielawaai), en bodem, alsmede ecologie, verkeer en archeologie en cultuurhistorie belicht.

5.1 Milieuzonering

Wettelijk kader

Aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar.

Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, Algemene Maatregelen van Bestuur onder de Wet milieubeheer en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009). Bedrijven en Milieuzonering geeft richtafstanden per categorie en per type bedrijvigheid aan. Binnen deze richtafstanden is bij een gemiddelde bedrijfsvoering hinder van het bedrijf te verwachten.

De te beoordelen situaties zijn te herleiden tot drie groepen en bijbehorende aanpak, te weten:

  • Nieuwe milieugevoelige functies nabij bestaande bedrijven. In deze situatie dient primair te worden beoordeeld of hinder te verwachten is van de specifieke bestaande bedrijven.
  • Nieuwe bedrijfsbestemmingen nabij bestaande milieugevoelige functies. In deze situatie is de bedrijfscategorie zoals deze wordt opgenomen in het bestemmingsplan leidend. Afhankelijk van deze categorie zal in eerste instantie een afstand van bv. 10 meter (cat. 1), 30 meter (cat. 2), 50 meter (cat. 3.1), 100 meter (cat. 3.2), 200 meter (cat. 4.1) tussen de gevoelige functies en belastende activiteiten moeten worden gerespecteerd.
  • Nieuwe milieugevoelige functies nabij nieuwe bedrijfsbestemmingen. In dit geval is de bedrijfscategorie zoals deze wordt opgenomen in het bestemmingsplan leidend. Afhankelijk van deze categorie zal in eerste instantie een afstand van bv. 10 meter (cat. 1), 30 meter (cat. 2), 50 meter (cat. 3.1) tussen de gevoelige en belastende bestemmingen moeten worden gerespecteerd. Deze richtafstanden dienen te worden gemeten vanaf de uiterste situering van de gevel van een woning tot aan de bedrijfsbestemming.

De richtafstanden in Bedrijven en Milieuzonering gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bijvoorbeeld bedoeld met de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype gemengd gebied kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven. Genoemde richtafstanden mogen dan namelijk met één afstandsstap worden verkleind, ofwel: voor cat. 1 geldt 0 meter, voor cat. 2 geldt 10 meter, voor cat. 3.1 geldt 30 meter etc. Dit omgevingstype en bijbehorende systematiek zullen dan wel in het bestemmingsplan moeten worden vastgelegd.

Plangebied

In onderhavig bestemmingsplan is er sprake van een nieuwe bedrijfsbestemming ter plaatse van het perceel De Baak 16, de woonbestemming komt te vervallen. Dit gebied wordt aangemerkt als 'gemengd gebied'. Op basis van dit omgevingstype is er aan deze zijde inwaarts gezoneerd vanaf de bestaande woningen in de directe omgeving.

Met het wegbestemmen en het slopen van de woning op het perceel De Baak 16 is het mogelijk om een hogere milieucategorie toe te kennen aan het omliggende gebied en de zonering anders te laten verlopen middels een herziening van het bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Ambachtsezoom'. De zonering kan hierdoor plaats vinden vanaf de dichtstbijzijnde woning aan De Baak 12 en oplopen van cat. 2 naar cat. 3.1 ter plaatse van De Baak 16. De milieucategorie 1 rondom De Baak 16, zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Ambachtsezoom', komt hierdoor te vervallen. Dit komt ten goede aan de mogelijkheden voor de bedrijven. Het aspect milieuzonering staat derhalve de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan niet in de weg.

5.2 Bodem

Wettelijk kader

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb) en het Besluit bodemkwaliteit stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Tevens is bij de realisatie van ruimtelijke plannen vaak grondverzet noodzakelijk. Dit grondverzet is middels het Besluit bodemkwaliteit aan regels gebonden. Uitgangspunt is dat grondverzet niet mag leiden tot verslechtering van de bodemkwaliteit ter plaatse.

Plangebied

Door Tritium Advies is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van De Baak 16 (d.d. 23 februari 2017, zie Bijlage 2). Doel van het onderzoek is het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem (grond en grondwater) om te bepalen of er op de locatie sprake is van bodemverontreiniging.

Zintuigelijk zijn in de ondergrond, ter plaatse van boring 07, zwakke bijmengingen aangetroffen met kolengruis. Verder zijn geen afwijkingen waargenomen die duiden op een mogelijke bodemverontreiniging.

In verband met de voorgenomen realisatie van het bedrijventerrein Ambachtsezoom is door de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid een verkennend bodemonderzoek verricht ('Milieuadvies bestemmingsplan Ambachtsezoom deelrapport 2: bodem, historisch onderzoek', d.d. 28 januari 2013). In dit bodemonderzoek is het plangebied van onderhavig bestemmingsplan meegenomen.

De bodeminventarisatie omvatte de volgende onderdelen:

  • Bepaling van de algemene bodemkwaliteit op basis van de Bodemkwaliteitskaart van Zuid-Holland Zuid.
  • Een beschrijving van alle uitgevoerde bodemonderzoeken en saneringen die in het onderzoeksgebied zijn uitgevoerd (bodeminformatiesysteem en archief OZHZ en archief Hendrik-Ido-Ambacht).
  • Een beschrijving van alle bedrijfsactiviteiten en tanks die in het gebied aanwezig zijn (geweest).

Grond

Uit de analyseresultaten blijkt dat de zintuiglijk schone bovengrond licht verontreinigd is met kobal, lood, zink en PCB. De zintuigelijk schone ondergrond blijkt licht verontreinigd te zijn met cadmium.

Grondwater

Uit de analyseresultaten blijkt het grondwater matig verontreinigd te zijn met nikkel en licht verontreinigd met barium en naftaleen.

Omdat op basis van de beschikbare informatie niet kon worden vastgesteld of er sprake is van een regionale verhoogde achtergrondwaarde is een herbemonstering van het grondwater uitgevoerd om eventuele plaatsingseffecten uit te sluiten.

Uit de analyseresultaten van de herbemonstering blijkt dat de matige verontreiniging met nikkel in het grondwater niet wordt bevestigd. Het grondwater blijkt slechts licht verontreinigd te zijn met nikkel. Gesteld wordt dat de matige verontreiniging met nikkel werd veroorzaakt door plaatsingseffecten.

Toetsing hypothese

De lichte verontreiniging met cadmium, kobalt, lood, zink en PCB in de grond zijn in tegenstelling met de vooraf gestelde hypothese dat de locatie onverdacht is. De aangetoonde gehalten zijn dermate laag dat nader onderzoek hiernaar niet noodzakelijk wordt geacht.

De lichte verontreinigingen met barium, nikkel en naftaleen in het grondwater zijn eveneens in tegenstelling met de vooraf gestelde hypothese dat de locatie onverdacht is. Voor naftaleen in het grondwater geldt dat slechts en marginale verhoging is aangetoond ten opzichte van de streefwaarde. Voor de lichte verontreinigingen met barium en nikkel in het grondwater geldt dat er geen locatie specifieke bron aanwezig is. Verhogingen met barium en nikkel worden tevens vaker aangetroffen in de regio (verhoogde achtergrondconcentraties) Derhalve wordt hiernaar geen nader onderzoek noodzakelijk geacht.

Resumé

De onderzoeksresultaten leveren geen beperkingen op ten aanzien van het huidige gebruik van de locatie en vormen geen belemmering voor de voorgenomen grondtransactie.

Indien grond wordt afgegraven (bijvoorbeeld bij bouwwerkzaamheden) en van locatie wordt afgevoerd, dient er rekening mee te worden gehouden dat deze grond elders niet zonder meer toepasbaar is. Met betrekking tot het elders hergebruiken van grond zijn de regels van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing, die doorgaans een grotere onderzoeksinspanning vereisen. De analyseresultaten van de grond zijn indicatief met de hergebruikwaarden uit het Besluit bodemkwaliteit.

5.3 Geluid

Wettelijk kader

De grenswaarden met betrekking tot de toelaatbare geluidsbelasting vanwege industrie- , spoorweg- en wegverkeerslawaai zijn opgenomen in de Wet geluidhinder (verder Wgh genoemd) en het daarbij behorende Besluit geluidhinder.

De Wgh is alleen van toepassing binnen een conform deze wet en de Wet milieubeheer geldende geluidszones. Voor de zones van de rijksinfrastructuur (rijkswegen en spoorwegen) geldt dat deze sinds 1 juli 2012 onder de werking van de Wet milieubeheer vallen.

De grenswaarden (de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting en de maximale hogere waarde) uit de Wgh zijn van toepassing op de geluidsbelasting van de gevels van woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen (o.a. scholen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen) en geluidsgevoelige terreinen (woonwagenstandplaats en terrein behorende bij een ander gezondheidszorggebouw).

Plangebied

Ten behoeve van de ontwikkeling van Ambachtsezoom is in het kader van het bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Ambachtsezoom' onderzoek verricht door de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid naar de geluidsbelasting ten opzichte van de omliggende bestaande woningen (reconstructie onderzoek) en de geluidsbelasting ter plaatse van de te ontwikkelen woon-werkunits ('Milieuadvies bestemmingsplan Ambachtsezoom, deelrapport geluid'; d.d. 19 juli 2016). Op basis hiervan werd geconcludeerd dat er vanuit het aspect geluid geen belemmeringen zijn voor de realisatie van het bedrijvenpark Ambachtsezoom.

Onderhavige ontwikkeling doet ten aanzien van het aspect geluid niets af aan de conclusies van de uitgevoerde onderzoeken. Er is sprake van een gewijzigde planvorming rond het perceel De Baak 16; de woning op dit perceel - één van de representatieve geluidsgevoelige objecten in de nabijheid van het nieuwe bedrijventerrein bij de uitgevoerde onderzoeken - wordt gesloopt. Ten aanzien van de geluidsbelasting op de omliggende woningen de geluidtoename is op de bestaande woningen als gevolg van wegverkeer (A16, bestaande wegen en de wegen op het aan te leggen bedrijventerrein) blijft de conclusie dat de toename van de geluidbelasting op geen enkele woning hoger is dan 1,5 dB. Deze waarde geldt algemeen als maximale toename in geluidbelasting die als niet hoorbaar wordt ervaren. Wordt het bedrijventerrein maximaal bebouwd, dan is er zelfs sprake van een afname van de geluidbelasting op de bestaande woningen.

Ten aanzien van de woon-werkunits blijft gelden dat er nog geen definitieve bouwplannen zijn. Derhalve dient bij de definitieve woningbouwplannen op basis van nieuwe berekeningen opnieuw onderzoek te worden verricht. Hierbij dient aangetoond te worden dat voldaan kan worden aan de Wet geluidhinder, de voorwaarden uit het Beleid hogere waarden en de verstrekte hogere waarden. Concreet betekent dit dat aangetoond dient te worden dat de geluidwaarde op de gevel als gevolg van de A16 ten hoogste 53 dB bedraagt en als gevolg van de Langeweg ten hoogste 55 dB en/of dat voorzien dient te worden in dove gevels en dat een binnenniveau van 33 dB gehaald wordt. Dit is expliciet als regel (voorwaardelijke verplichting) in de bestemmingsplanregels opgenomen.

Er zijn vanuit het aspect geluid geen verdere belemmeringen voor de ontwikkeling binnen onderhavig plangebied.

5.4 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader

Voor een aantal stoffen in de lucht gelden wettelijke grenswaarden, welke zijn vastgelegd in het hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (de zogenaamde Wet luchtkwaliteit). De normen zijn gesteld ter bescherming van de gezondheid van de mens. De luchtkwaliteit dient in zijn algemeenheid, met uitzondering van de werkplek, bepaald te worden. Het ontstaan van nieuwe knelpunten moet worden voorkomen. De gemeente toetst daartoe nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen expliciet aan de normen uit de Wet luchtkwaliteit. Is de verwachting dat de ontwikkeling zal leiden tot overschrijding van de normen, dan wordt naar een zodanig (technisch en/of planologisch) alternatief gezocht dat wordt voldaan aan de normen.

Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de luchtkwaliteitsnormen worden uitgevoerd. Een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging als de grens van 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie fijn stof en stikstofdioxide niet wordt overschreden. In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.

Plangebied

Onderhavige ontwikkeling maakt de bestemming 'Bedrijventerrein' mogelijk, gelegen binnen het Bedrijvenpark Ambachtsezoom. Onderhavige ontwikkeling heeft op zichzelf een beperkte omvang.

Het bedrijvenpark Ambachtsezoom is onder de naam Langeweg / Zuidwende met IB-nummer 1416 opgenomen in het NSL. In het NSL is 40 ha bruto bedrijventerrein opgenomen, het mogelijk gemaakte bedrijventerrein in Ambachtsezoom is 20 ha bruto groot. De grootte van onderhavige ontwikkeling is dusdanig klein dat dit ruimschoots binnen de gestelde 40 ha van de NSL past en is derhalve niet in strijd met de NSL.

Op basis van de CROW-publicatie 317 (Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie) is niettemin de verkeersaantrekkende werking berekend voor het nieuwe gedeelte bedrijventerrein. Uitgangspunten zijn:

  • 158 motorvoertuigen/etmaal per hectare bedrijventerrein netto (weekdaggemiddelde) waarvan 128 personenauto's (81%) en 30 vrachtauto's (19%).

Onderhavig bestemmingsplan maakt een extra stuk bedrijventerrein met een oppervlakte van circa 1.300 m2 mogelijk. Hiermee komt de extra verkeersgeneratie op ongeveer 21 motorvoertuigen per etmaal, waarvan circa 20% uit vrachtverkeer bestaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp28DeBaak16eo-3001_0012.png"

Figuur 5.1: Ingevulde NIBM-tool

Op grond van de ingevulde NIBM-tool kan worden gesteld dat onderhavig plan ruim voldoet aan de NIBM grens en derhalve niet in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Nadere toetsing van het plan aan de Wet Luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

Er zijn vanuit het aspect luchtkwaliteit geen verdere belemmeringen voor de realisatie van onderhavig gedeelte van het bedrijventerrein Ambachtsezoom. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de concentraties NO2 en PM10 in en rond het plangebied in beeld gebracht op basis van de NSL-monitoringstool. Uit de NSL-monitoringsresultaten 2013 blijkt dat er in de omgeving van het voorziene bedrijventerrein Ambachtsezoom geen sprake is van overschrijdingen van grenswaarden voor NO2 en PM10 in de toetsingsjaren.

5.5 Externe Veiligheid

Wettelijk kader

Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico's op voor de omgeving. Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen, kantoren, scholen, enz.) worden de eventuele gevolgen van deze risico's zoveel mogelijk beperkt.

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vormt het wettelijk kader voor het omgaan met risico's ten gevolge van bedrijven (inrichtingen) met gevaarlijke stoffen. Het wettelijk kader voor de risico's ten gevolge van transport van gevaarlijke stoffen wordt gevormd door de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Plaatsgebonden risico (PR)

Als 'harde' afstandseis voor externe veiligheid geldt een contour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6), die wordt aangegeven als een afstand ten opzichte van de activiteit met gevaarlijke stoffen (risicobron). Binnen deze PR 10-6 contour mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden geprojecteerd.

Groepsrisico (GR)

Afhankelijk van de aard van de risicobron is er sprake van een bepaald invloedsgebied. Binnen dit invloedsgebied moet worden onderzocht hoe groot de kans per jaar is dat een groep van ten minste 10 (zich binnen dit invloedsgebied bevindende) personen overlijdt ten gevolge van een ramp of zwaar ongeval met de betreffende risicobron. De uitkomst van dit onderzoek geeft de hoogte van het GR weer en wordt uitgedrukt in een curve, waarbij als norm voor het GR een oriënterende waarde is vastgesteld.

Plangebied

De Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid heeft een onderzoek verricht naar de externe veiligheidsaspecten ten behoeve van het bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Ambachtsezoom' (Milieuadvies bestemmingsplan Ambachtsezoom Hendrik-Ido-Ambacht, deelrapport 4:externe veiligheid, d.d. 28 januari 2013).

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp28DeBaak16eo-3001_0013.png"

Figuur 5.2: Risicobronnen externe veiligheid

Risicovolle inrichtingen

In of in de nabijheid van het plangebeid bevinden zich 3 risicovolle richtingen. Dit zijn:

  • LPG-tankstation 'Sandelingen-West' (Esso), Rijksweg A16 nr.2;
  • LPG-tankstation 'Tamoil' (De Haan Minerale Oliën B.V.), Korte Langesteijn 2;
  • LPG-tankstation 'Sandelingen-Oost' (Shell), Rijksweg A16 ongenummerd, Rijksweg A16.

Andere risicovolle bedrijven in de omgeving bevinden zich op een zodanige afstand dat zij het plan, onder normale condities, niet zullen beïnvloeden.

Voor de 3 LPG-tankstations geldt:

  • PR: Binnen de normstellende contour van het plaatsgebonden risico (10-6/jaar) bevinden zich in alle gevallen geen kwetsbare objecten. Daarmee wordt voldaan aan het BEVI.
  • GR: Het groepsrisico ligt in alle gevallen, voor de bestaande en toekomstige situatie, duidelijk beneden de oriënterende waarde.
  • Verantwoording GR: Enkel in het geval van het LPG-tankstation 'Tamoil' komt het groepsrisico als gevolg van de realisatie van plan Langesteijn net boven de 0,1 maal de oriënterende waarde voor het groepsrisico uit. Hierdoor is een beperkte verantwoording aan de orde.

De in of nabij het plangebied aanwezige inrichtingen vormen geen belemmering voor de vaststelling van onderhavig plan.

Transport

Ten zuiden van het plangebied loopt de Rijksweg A16 op circa 100 meter afstand.

Wegvervoer gevaarlijke stoffen A16

  • Plaatsgebonden risico

In de huidige en beschouwde toekomstige situatie van het plangebied wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico en aan de restricties voor de veiligheidszone Basisnet VGS.

  • Groepsrisico

Het groepsrisico als gevolg van de voorziene ruimtelijke ontwikkelingen binnen het plangebied blijft meer dan een factor 10 onder de oriënterende waarde. Een belangrijke oorzaak hiervan is het beperkte vervoer van gevaarlijke stoffen over dit deel van de A16 door de beperkingen hierin vanwege de Drechttunnel.

  • Plasbrandaandachtsgebied

Het is niet wenselijk in het plangebied voor het nieuwe bedrijventerrein Ambachtsezoom fase 1 kwetsbare objecten binnen 30 meter van de rand van de A16 te projecteren in verband met de effecten van een plasbrand op de A16. Binnen deze zone zijn in onderhavig bestemmingsplan geen bouwmogelijkheden voor kwetsbare objecten opgenomen.

Railvervoer gevaarlijke stoffen

Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Betuwelijn vindt ter hoogte van het plangebied plaats door een gesloten tunnelbak. De externe veiligheidsrisico's van dit vervoer zijn binnen het plangebied verwaarloosbaar en vormen geen belemmering voor de planontwikkeling. Wel gelden er, vanuit het oogpunt van deze spoorinfra, bouwbeperkingen boven de tunnelbak. Deze zijn in onderhavig bestemmingsplan vertaald middels de aanduidingen 'railverkeer' en 'vrijwaringszone – spoor'.

Aardgastransportleidingen

  • Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico PR 10-6 ligt op de leidingen zelf. Mits binnen de belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijde van de leidingen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden geprojecteerd zal het bestemmingsplan voldoen aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico. Deze belemmeringenstrook is in het bestemmingsplan voorzien van de dubbelbestemming 'Leiding – Gas'. Kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden binnen deze zone niet mogelijk gemaakt.

  • Groepsrisico

Het groepsrisico verband houdend met de relevante aardgastransportleidingen stijgt als gevolg van de onderhavige planontwikkeling van 0,031 naar 0,068 maal de oriënterende waarde voor het groepsrisico.

Afblaaslocatie

De "veiligheidszone" (PR10-8 contour) van de affakkelinstallatie bedraagt thans 115 meter. Binnen deze zone wordt een bouwverbod opgenomen voor bouwwerken die het belang van de affakkelinstallatie schaden of kunnen schaden. Daarmee worden de belangen van het affakkelpunt ten aanzien van externe veiligheidsaspecten afdoende geborgd. In de toekomstige situatie bedraagt de veiligheidszone rond het nieuwe affakkelpunt 12 meter. Daarmee is sprake van een verbeterde risicosituatie.

Verantwoording groepsrisico

Risicovolle inrichtingen

Voor het LPG-tankstation 'Sandelingen-West' en het LPG-tankstation 'Sandelingen-Oost' is geen sprake van toename van populatie in het invloedsgebied van deze stations als gevolg van het plan Ambachtsezoom. Een verantwoording van het zeer lage groepsrisico kan hierbij derhalve achterwege blijven. Voor het LPG-tankstation 'Tamoil' stijgt het groepsrisico als gevolg van realisatie van plan Langesteijn boven de 0,1 maal de oriënterende waarde voor het groepsrisico. Dit groepsrisico en de toename hierin wordt in onderhavig plan in beperkte mate verantwoord.

Wegtransport gevaarlijke stoffen

Gelet op het voor dit transport vastgestelde groepsrisico van minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde kan voor onderhavig bestemmingsplan volstaan worden met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. Hierbij dient melding gemaakt te worden van:

  • de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen op de A16;
  • de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de risicobron, om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet met gevaarlijke stoffen op de A16.

Hiervoor geldt de wettelijke verplichting advies te vragen bij de Veiligheidsregio.

Bij de voorziene toekomstige omgevingssituatie bedraagt het berekende groepsrisico als gevolg van vervoer over de A16 van gevaarlijke stoffen minder dan 0,1 maal de oriënterende waarde voor het groepsrisico. Hierbij is er van uit gegaan dat er in het plangebied Ambachtsezoom geen nieuwe bebouwing binnen 30 meter van de rand van de weg wordt geprojecteerd.

In haar advies voor het gehele bedrijvenpark Ambachtsezoom geeft de Veiligheidregio aan dat de kortste afstand tussen bebouwing in het plangebied en het midden van de A16 80 meter is. Dit betekent dat ten gevolge van optredende incidenten met gevaarlijke stoffen op de Rijksweg A16 mogelijk dodelijke slachtoffers vallen. Deze kans op dodelijke slachtoffers in het plangebied is moeilijk concreet in te schatten, maar kan middels maatregelen verminderd worden (zie 'zelfredzaamheid'). In het Basisnet spoor en weg zijn daarnaast plasbrandaandachtsgebieden (PAG's) vastgesteld. Voor de weg is dit gebied vastgesteld op 30 meter vanuit de rand van de weg. Op basis van de verbeelding bij het bestemmingsplan heeft het PAG geen invloed op de bebouwing langs de Rijksweg A16. De geprojecteerde bebouwing ligt op een afstand van meer dan 30 meter uit de rand van het spoor of de weg.

Aardgastransportleidingen

Bij de verantwoording van het groepsrisico en de toename hiervan als gevolg van de planontwikkeling dienen de onderstaande zaken vermeld te worden:

  • de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval met een aardgastransportleiding;
  • de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de risicobron, om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet met een aardgastransportleiding.

Voor de toekomstige omgevingssituatie ter hoogte van plangebied Ambachtsezoom bedraagt het berekende groepsrisico als gevolg van de aanwezige aardgastransportleidingen minder dan 0,1 maal de oriënterende waarde. Hierbij is nog geen rekening gehouden met de mogelijke ruimtelijke ontwikkeling binnen het plangebied Zuidwende Zuid. Door eventuele ontwikkelingen in dit gebied zal het groepsrisico naar verwachting toenemen.

Beheersbaarheid en bluswatervoorziening

De beheersbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om haar taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard.

Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid de richtlijnen zoals beschreven in de publicatie "Handreiking bluswatervoorziening en bereikbaarheid" (Brandweer Nederland, november 2012).

Een inrichtingsplan van het uit te werken bedrijventerrein moet ten tijde van het uitwerkingsplan m.b.t. bereikbaarheid en bluswatervoorziening worden getoetst door de veiligheidsregio. Ook voor de bluswatervoorziening zijn duurzame oplossingen mogelijk.

Bereikbaarheid

Uit bovengenoemde handreiking volgt het advies dat de percelen gelegen binnen onderhavig plangebied goed bereikbaar moet zijn voor de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor in geval van calamiteiten het plangebied bereikbaar is. Het nieuwe bedrijventerrein wordt tweezijdig ontsloten op de Ambachtsezoom, waarmee aan bovenstaande voorwaarde voldaan wordt. De hoofdontsluiting voorziet in voldoende capaciteit om enerzijds de aanwezigen uit het gebied te evacueren en anderzijds hulpdiensten het gebied in te laten komen. Voor de realisatie van de bedrijfsstraten, waarvan de exacte locatie en loop nog niet duidelijk zijn, zal de bereikbaarheid in overleg met de brandweer nader worden onderzocht bij uitwerking.

Zelfredzaamheid

De zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezigen in het plangebied in staat zijn zich op eigen kracht in veiligheid te brengen. Binnen het invloedsgebied van bovenstaande risicobronnen bevinden zich als gevolg van de planontwikkeling mogelijk verschillende (beperkt) kwetsbare objecten zoals kantoren en woon-werkunits. De personen die binnen het plangebied komen zijn grotendeels personeel en bezoekers. Zodoende kan worden aangenomen dat de personen in het plangebied zelfredzaam zijn. Het plangebied is via de Ambachtsezoom en de fietsverbinding naar de Langeweg goed te ontvluchten. Tevens kunnen aanwezigen via deze routes van de bronnen af gericht vluchten.

De functie-indeling, de infrastructuur en nieuw te realiseren bebouwing kan op verschillende manieren op de zelfredzaamheid inspelen.

  • Geen gebouwen binnen 30 meter van de hogedruk aardgastransportleiding of alle gevels binnen 30 meter hebben een weerstand tegen brandoverslag en branddoorslag van 60 minuten;
  • De gebouwen zodanig inrichten dat de vluchtwegen van de risicobronnen aflopen;
  • Ventilatie die centraal buiten werking kan worden gezet;
  • Het toepassen van zo min mogelijk glas aan de risicozijde;
  • De gebouwen dusdanig ontwerpen zodat niet-verblijf ruimten als bergingen, keukens, wc's en trappenhuizen aan de gevaarszijde zijn geplaatst;
  • De gebouwen loodrecht projecteren ten opzichte van de risicobronnen.

Risicocommunicatie

Om de effectiviteit van de hierboven genoemde maatregelen te garanderen zijn de volgende organisatorische maatregelen noodzakelijk: De omwonenden, gebruikers en andere betrokkenen dienen geïnformeerd te worden over een drietal zaken. Ten eerste over de plannen/bestemming in hun directe omgeving en de mogelijke risico´s als gevolg. Vervolgens over de maatregelen die de overheid treft om de risico´s te beperken. Tot slot over de handelingsperspectieven voor de burger zelf om zich zo goed mogelijk voor te bereiden op een eventueel incident. Het punt van risicocommunicatie zal door de gemeente worden uitgevoerd in het kader van de gemeentelijke informatieplicht over de voorbereiding op en alarmering bij rampen.

Ontvluchting

Bij een calamiteit kunnen de aanwezige personen binnen het plangebied via verschillende ontsluitingswegen het gebied verlaten, zodat van de risicobron af kan worden gevlucht.

Resteffect

Het resteffect geeft een inschatting van het aantal doden, gewonden en materiële schade bij de representatieve scenario's, ondanks de getroffen maatregelen.

Het resteffect van een incident is moeilijk concreet in te schatten. Bij de maatregelen in het kader van de zelfredzaamheid is beschreven dat de kans op dodelijke slachtoffers in het plangebied verminderd kan worden. Over het aantal gewonden kan geen concrete voorspelling gedaan worden. De genoemde maatregelen zullen zorgen voor een daling van het aantal gewonden en schade in het plangebied. De mate van daling is afhankelijk van meerdere factoren (bijvoorbeeld de vorm van gebouwen, de vullingsgraad van de tank, de hoeveelheid vrijgekomen gevaarlijke stoffen, weersinvloeden, e.d.)

Bij een incident op het spoor, de weg, bij de inrichting en met de gasleiding zullen er in het effectgebied slachtoffers vallen. Dit aantal is afhankelijk van de aard en hoeveelheid vrijgekomen stoffen, de windrichting en de weersomstandigheden.

Afweging

Het bevoegde gezag heeft kennis genomen van de groepsrisico's en het resteffect en neemt in het kader van de voorgenomen ontwikkeling de verantwoording voor het restrisico. Op grond van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de toename van het groepsrisico als gevolg van de geplande ontwikkelingen acceptabel wordt geacht.

Railvervoer gevaarlijke stoffen

In de directe nabijheid van het plangebied lopen geen spoorlijnen.

Transportleidingen

In de directe nabijheid van het plangebied lopen geen transportleidingen.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan.

5.6 Ecologie

Wettelijk kader

De Wet natuurbescherming beschermt Nederlandse natuurgebieden en planten- en diersoorten. De wet geldt sinds 1 januari 2017 en vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet.

Plangebied

In verband met het bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Ambachtsezoom' is door EcoGroen Advies BV een quickscan natuurtoets uitgevoerd ('Quickscan natuurtoets bedrijventerrein Ambachtsezoom, Hendrik-Ido-Ambacht', d.d. 11 juni 2012). De consequenties van de beoogde ruimtelijke ingreep op de aanwezige natuurwaarden zijn getoetst aan de destijds geldende Flora- en faunawet en de destijds geldende gebiedsgerichte natuurbescherming. Het onderzoek is gebaseerd op een veldbezoek op 3 mei 2012 en een inventarisatie van bekende verspreidingsgegevens. In dit onderzoek is De Baak 16 meegenomen.

Gebiedsbescherming

Gezien de ligging van het plangebied ten opzichte van Natura 2000-gebieden, Beschermde Natuurmonumenten of belangrijke natuurwaarden buiten de EHS en de aard van de beoogde plannen, zijn geen negatieve effecten te verwachten op beschermde waarden in dergelijk natuurgebieden.

Fauna

Uit de uitgevoerde quickscan blijkt dat de bebouwing op De Baak 16 mogelijk geschikt is voor vleermuizen. Destijds werd er vanuit gegaan dat dit gebouw niet gesloopt zou worden waardoor aanvullend onderzoek niet noodzakelijk was. Vanwege de aankoop van dit terrein wordt de woning op De Baak 16 wel gesloopt waardoor aanvullend onderzoek uitgevoerd is door Ecogroen (d.d. 26 oktober 2017, zieBijlage 3) .

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp28DeBaak16eo-3001_0014.png"

Figuur 5.3: Potentiële verblijfplaats vleermuizen

Resultaten onderzoek:

Op basis van de analyse in Bijlage 3 wordt geconcludeerd dat de in onderstaande tabel weergegeven soorten binnen de invloedssfeer van de plannen aanwezig zijn. In de tabel is aangegeven naar welke soorten onderzoek is gedaan en welke vervolgstappen nodig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp28DeBaak16eo-3001_0015.jpg"

Perceel de Baak 28 valt buiten de reikwijdte van dit bestemmingsplan. Het slopen van de opstallen op het perceel van De Baak 16 kan zonder ontheffing worden uitgevoerd.

5.7 Archeologie en cultuurhistorie

Wettelijk kader

Wet op de archeologische monumentenzorg

Het archeologisch bodemarchief is de belangrijkste bron voor onze oudste geschiedenis. Sinds 1 oktober 2007 regelt de Wet op de archeologische monumentenzorg als onderdeel van de Monumentenwet 1988 de bescherming en het behoud van archeologische waarden in de bodem. De archeologische zorgplicht ligt bij de gemeente. Het belangrijkste doel van de wet is de bescherming van archeologische waarden op de oorspronkelijke plek, dus in de bodem zelf (in situ). De bodem biedt doorgaans de beste garantie voor een goede conservering.

De gemeente is verplicht om in nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Wie de bodem in wil om te bouwen of aan te leggen, kan verplicht worden om een archeologisch vooronderzoek te (laten) uitvoeren. Vooronderzoek moet duidelijk maken welke archeologische waarden verwacht worden en of deze behoudenswaardig zijn. De onderzoeksresultaten bepalen het verdere vervolg; een aanpassing van de bouwplannen, zodat de waarden op hun plek behouden blijven, of het definitief opgraven en documenteren van de archeologische waarden zodat de gegevens in een archeologisch depot behouden blijven. Er wordt in de wet uitgegaan van het basisprincipe dat de verstoorder of veroorzaker van archeologieverstorende bodemingrepen betaalt voor het onderzoek van de archeologische waarden.

Besluit ruimtelijke ordening

Vanaf 1 januari 2012 dient in bestemmingsplannen rekening te worden gehouden met cultuurhistorie. Dit is een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening en maakt onderdeel uit van de modernisering van de monumentenzorg.

Cultuurhistorische Atlas Zuid-Holland

De Cultuurhistorische Atlas van Zuid-Holland geeft een overzicht van de cultuurhistorische kenmerken en waarden in Zuid-Holland. Onderdelen uit de Provinciale Structuurvisie (2010) zijn hier in opgenomen. De atlas bestaat uit kaarten voor de drie onderdelen van de cultuurhistorie: archeologie, historische stedenbouw en historisch landschap. Ieder onderdeel bestaat uit twee kaarten die inzichtelijk maken wat in Zuid-Holland cultuurhistorisch van belang is en waarom:

  • de kenmerkenkaart, waarop de kenmerkende nederzettingspatronen, landschapspatronen en de archeologische opbouw van het landschap zijn weergegeven;
  • de waardenkaart, waarop de waardevolle structuren van de kenmerkenkaart zijn gewaardeerd.

Deze cultuurhistorische kenmerken en waarden vormen de input bij processen van culturele planologie. In de CHA heeft het plangebied een redelijk tot grote kans op archeologische sporen. Aan deze kans is een onderzoeksplicht verbonden.

Nota archeologie gemeente Hendrik-Ido-Ambacht

Het gemeentelijk archeologiebeleid is op 13 januari 2014 vastgesteld door de gemeenteraad. Blijkens de Archeologie beleidsadvieskaart ligt het gebied in een te Verwachten Archeologische Waarden (VAW) 4. Bij bodemingrepen dieper dan 50 cm -mv en een plangebied groter dan 2.500 m2 is vervolgonderzoek noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp28DeBaak16eo-3001_0016.jpg"

Figuur 5.4: Uitsnede Archeologie beleidsadvieskaart

Plangebied

In verband met de voorgenomen realisatie van bedrijventerrein Ambachtsezoom is er naar de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden in Ambachtsezoom onderzoek verricht; een deel van onderhavig plangebied is hierbij meegenomen.

De resultaten van het bureauonderzoek en twee inventariserende veldonderzoeken door middel van boringen zijn verwoord in de rapporten:

  • Ambachtsezoom en De Volgerlanden-West, Gemeente Hendrik-Ido-Ambacht. Archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek, RAAP-RAPPORT 2124 (2010).
  • Plangebied Ambachtsezoom, Gemeente Hendrik-Ido-Ambacht. Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase), RAAP-RAPPORT 2628 (2012).
  • Plangebied Ambachtsezoom, Gemeente Hendrik-Ido-Ambacht. Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase), RAAP-RAPPORT 2721 (2013)

Naar aanleiding van deze onderzoeken is er een advieskaart opgesteld. Hieruit blijkt dat een deel van het gebied vrijgegeven kan worden. Voor dat deel waar geen bodemingrepen dieper dan 1,5 -mv uitgevoerd mogen worden is in het vigerende bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' opgenomen. Deze dubbelbestemming wordt in onderhavig bestemmingsplan overgenomen (zie figuur 5.5).

afbeelding "i_NL.IMRO.0531.bp28DeBaak16eo-3001_0017.jpg"

Figuur 5.5: Uitsnede advieskaart

Voor het gedeelte van het plangebied waarvoor geen archeologisch onderzoek is verricht, is op basis van de Archeologische beleidskaart behorende bij de Nota Archeologie bepaald welke verwachtingswaarde ter plaatse aan de orde is. Dit betreft een lage verwachtingswaarde.

Als tijdens de werkzaamheden blijkt dat (toch) archeologische resten aanwezig zijn, dan dient het bevoegd gezag meteen op de hoogte gesteld te worden en een beslissing te nemen over hoe om te gaan met de resten. Dit conform paragraaf 5.4, artikel 5.10 van de Erfgoedwet.

Hoofdstuk 6 Water

Het is verplicht om in de toelichting bij een bestemmingsplan te verantwoorden op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Dit is bepaald in artikel 3.1.6, eerste lid, sub b van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze verantwoording wordt ook wel de waterparagraaf genoemd. Dit hoofdstuk kan als zodanig beschouwd worden.

6.1 Beleid

Kaderrichtlijn Water

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven; ook de ecologische ambities worden op dit niveau geregeld.

Nationaal Waterplan

Op 10 december 2015 is Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP) vastgesteld en vervangt het Nationaal Waterplan 2009-2015 en de partiële herziening. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het NWP is bindend voor het Rijk. Het Rijk is in Nederland verantwoordelijk voor het hoofdwatersysteem. In het NWP legt het Rijk onder meer de strategische doelen voor het waterbeheer vast.

  • De ambities die in dit Waterplan centraal staan zijn:
  • Nederland blijft de veiligste delta in de wereld
  • Nederlandse wateren zijn schoon en gezond en er is genoeg zoetwater
  • Nederland is klimaatbestendig en waterrobuust ingericht
  • Nederland is en blijft een gidsland voor watermanagement
  • Nederlanders leven waterbewust.

Voor de gebieden waar het Rijk verantwoordelijkheden heeft op gebeid van waterveiligheid en zoetwater, zijn er gebiedsgericht uitwerkingen opgenomen in het NWP.

Provinciaal Waterplan Zuid-Holland

De provincie Zuid-Holland heeft een ontwerpplanherzieningsbesluit genomen voor haar waterbeleid. Het Waterbeleid 2016-2021 bestaat uit de Visie Ruimte en Mobiliteit, de Voortgangsnota Europese Kaderrichtlijn Water 2015 en het provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015.

  • Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:
  • Waarborgen waterveiligheid.
  • Zorgen voor mooi en schoon water.
  • Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening.
  • Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem.

In het plan zijn deze opgaven verder uitgewerkt in 19 thema's én voor drie gebieden, in samenhang met economische, milieu- en maatschappelijke opgaven.

Waterbeheerplan Hollandse Delta

Het plangebied ligt binnen het waterschap Hollandse Delta. Op 26 november 2015 heeft de Verenigde Vergadering het Waterbeheerprogramma 2016-2021 vastgesteld. Het programma bevat zowel de doelen die het waterschap wil bereiken als de maatregelen die nodig zijn om de doelen te realiseren.

Het programma kent verschillende hoofdthema's:

  • Waterveiligheid, een overstroming voorkomen door middel van (primaire) waterkeringen;
  • Voldoende water, de basisinrichting van het watersysteem moet aan bepaalde eisen voldoen. Ook wil het waterschap geen (negatieve) effecten van klimaatverandering ondervinden waardoor het watersysteem robuust en klimaatbestendig ingericht wordt;
  • Schoon water, de basis (waterkwaliteit) dient op orde te zijn en aan geldende chemische en ecologische normen te voldoen;
  • Waterketen, doelmatig beheren van zuiveringstechnische werken.

De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer moet voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Omdat binnen onderhavig bestemmingsplan sprake is van een functiewijziging, dient op grond van het beleid van het waterschap 10% van het bruto oppervlak van het plangebied uit oppervlaktewater te bestaan.

Waterplan van H tot Z (2003)

Voor de gemeenten Hendrik-Ido-Ambacht en Zwijndrecht is één gezamenlijk waterplan opgesteld, omdat de stedelijke watersystemen van beide gemeenten een zodanige samenhang vertonen dat ze niet los van elkaar gezien kunnen worden. In het waterplan is aangegeven hoe de gemeenten in samenwerking met het waterschap en zuiveringsschap tot een goed en gezond watersysteem kunnen komen.

Beide gemeenten gebruiken water uit de Waal voor het op peil houden en doorspoelen van hun watersysteem. Het water komt daarbij via Hendrik-Ido-Ambacht in Zwijndrecht. Het waterplan beperkt zich tot het stedelijke watersysteem binnen de bebouwde kom van Hendrik-ido-Ambacht en Zwijndrecht.

Gemeentelijk rioleringsplan

Het gemeentelijk rioleringsbeleid is vertaald in het Gemeentelijk Rioleringsplan Hendrik Ido Ambacht 2019-2023 (GRP), vastgesteld 20 november 2018.. Doel van dit GRP is dat beleidsvoornemens en de daaruit volgende maatregelen voor inzameling, transport en (lokale) verwerking van stedelijk afval, hemel- en grondwater voor de periode 2019-2023 worden vastgelegd.

Het GRP vertaalt de voorgenomen maatregelen in een kostendekkingsplan en geeft aan welke gevolgen dit heeft voor de rioolheffing.

6.2 Situatie plangebied

Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit agrarische gronden en een woning.

Bodem en grondwater

De bodem in het plangebied bestaat uit kalkrijke poldervaaggronden ontwikkeld in lichte klei. De gemiddeld hoogste grondwaterstand varieert in het plangebied tussen 40-80 cm onder het maaiveld en de gemiddeld laagste grondwaterstand is lager dan 120 cm onder het maaiveld (bodemdata.nl).

Waterkwantiteit

Bij een toename aan verhard oppervlak van meer dan 500 m2 dient er volgens het beleid van waterschap Hollandse Delta 10% van de toename aan functioneel open water gerealiseerd te worden. Bij onderhavige ontwikkeling wordt er circa 1.300 m2 bedrijventerrein toegevoegd aan het Bedrijvenpark Ambachtsezoom. Daar tegenover staat de sloop van de bestaande opstallen op het perceel De Baak 16.

Dit resulteert in de volgende waterbalans voor onderhavig plangebied:

Huidige situatie   Nieuwe situatie  
    Verhard oppervlak (m2)       Verhard oppervlak (m2)  
Woning   129   Bedrijfsbebouwing   1.040  
Schuur   31   (max. 80%)    
Erfverharding   275   Erfverharding (10%)   130  
           
Totaal   435       1.170  

Er is dus sprake van een extra verhard oppervlak van maximaal 735 m2. Uitgaande van de watercompensatie-eis van 10%, dient voor de nieuwe ontwikkeling binnen onderhavig plangebied, circa 74 m2 extra oppervlaktewater gerealiseerd te worden. In de plannen voor bedrijvenpark Ambachtsezoom is sprake van een 'overschot' aan nieuw te realiseren water van 0,7%. In het bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Ambachtsezoom' heeft namelijk 24.720 m2 de bestemming 'Water' gekregen, daar waar op basis van de 10%-eis 23.130 m2 vereist was. Dit overschot (van 1.590 m2) is ruim voldoende om aan de watercompensatie-eis op grond van onderhavige ontwikkeling te voldoen. De waterbalans wordt daarmee voor het project Ambachtsezoom als geheel als sluitend beschouwd.

Het Waterschap is akkoord met de koppeling van de waterbalans van De Baak 16 e.o. en het project Ambachtsezoom als geheel.

Waterkwaliteit

In het plangebied bevinden zich geen Kaderrichtlijn Water (KRW)-waterlichamen. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een grondwaterbeschermingsgebied.

Veiligheid en waterkeringen

Onderhavige ontwikkeling wordt niet gerealiseerd binnen de beschermingszone van een waterkering.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het onder omstandigheden verplicht om aan een op te stellen bestemmingsplan een exploitatieplan te koppelen (artikel 6.12 Wro). Het exploitatieplan heeft tot doel om te komen tot een adequaat publiekrechtelijk kostenverhaal. Verder geeft het aan op welke wijze de openbare ruimte door middel van het stellen van locatie-eisen wordt ingericht.

Een exploitatieplan is niet verplicht indien het verhalen van kosten van de grondexploitatie van de in het bestemmingsplan opgenomen gronden op een andere wijze zijn verzekerd (artikel 6.12, lid 2 Wro). Dit is het geval indien er geen ontwikkelmogelijkheden zijn, indien de gemeente alle grond in bezit heeft of indien de gemeente met alle eigenaren van de gronden waarop ontwikkeld kan worden zogenaamde anterieure overeenkomsten heeft.

De gronden binnen onderhavig plangebied zijn volledig in eigendom van de gemeente. Het opstellen van een exploitatieplan is derhalve in deze niet noodzakelijk.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Zienswijzenprocedure

Het ontwerp van het bestemmingsplan zal conform wettelijke vereisten op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) gedurende zes weken ter inzage worden gelegd. Gedurende de termijn van terinzagelegging wordt gelegenheid geboden om zienswijzen naar voren te brengen. Hierop zijn geen zienswijzen binnengekomen.

Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Voorafgaand aan de zienswijzenprocedure wordt ook het vooroverleg op grond van art. 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening gevoerd. Er zijn twee vooroverleg reacties binnengekomen van het Waterschap Hollandse Delta en van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid. Het bestemmingsplan is aangepast op deze reacties.