Plan: | Zwembad De Louwert |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0531.bp21ZwembadLouwert-3001 |
Centraal in Hendrik-Ido-Ambacht ligt zwembad De Louwert. Het zwembad maakt deel uit van een cluster van sportaccommodaties. Gezien de huidige staat ligt de wens voor om het binnenzwembad te vernieuwen. Uitgangspunt daarbij is dat het huidige zwembad open blijft. Er moet dus een nieuw binnenzwembad gebouwd worden naast het bestaande zwembad. Na de bouw en ingebruikname van het nieuwe complex wordt het oude zwembad gesloopt. De gemeenteraad heeft voor de ontwikkeling stedenbouwkundige randvoorwaarden vastgesteld. De ontwikkeling is echter in strijd met het vigerende bestemmingsplan, waarin rond het bestaande binnenzwembad een strak bouwvlak is getrokken. Dat betekent dat een nieuw bestemmingsplan vastgesteld moet worden. Voorliggend plan maakt de beoogde nieuwbouw planologisch mogelijk.
Het plangebied ligt in het Burgemeester Baxpark. Dit park ligt centraal in Hendrik-Ido-Ambacht nabij de belangrijke gebiedsontsluitingswegen Hoge Kade, Antoniuslaan en Burgemeester Jonkerkade.
De ligging van het plangebied is weergegeven op figuur 1.1.
Figuur 1.1 Ligging plangebied (bron: ArcGIS luchtfoto 2015)
Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan Centrum (vastgesteld op 11 juni 2012). Ter plaatse is de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' opgenomen ten behoeve van het huidige Burgemeester Baxpark en de omliggende sportaccommodaties, zoals zwembad De Louwert. Daarnaast is het terrein van het zwembad specifiek aangeduid met een functieaanduiding. De realisatie van het voornemen is mogelijk binnen de bestemming, maar niet binnen het bestaande bouwvlak van het betreffende zwembad. Op figuur 1.2 is een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan weergegeven.
Figuur 1.2 Uitsnede van het vigerende bestemmingsplan Centrum
De blauwe pijl geeft de locatie van het plangebied aan (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl).
Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, de regels en een plankaart. De toelichting is als volgt opgebouwd:
In deze paragraaf wordt een beknopte beschrijving gegeven van de ontstaansgeschiedenis en de ruimtelijke – en functionele structuur van het plangebied. Vervolgens wordt het bouwplan beschreven en worden de ruimtelijke consequenties van de ontwikkeling getoetst.
Het plangebied wordt omgeven door woonwijken, dagrecreatie – en sportbestemming. Op enkele locaties bevinden zich maatschappelijke voorzieningen in de vorm van het gemeentehuis, cultureel centrum, onderwijsvoorziening en kinderdagverblijf. Rondom het Burgemeester Baxpark bevinden zich verder veel sportaccommodaties waaronder twee voetbalverenigingen (IFC en ASWH), een tennisvereniging en een korfbalvereniging. Het park en deze sportaccommodaties vormen samen het groene hart van Hendrik-Ido-Ambacht.
Gemeente Hendrik-Ido-Ambacht bestaat uit de drie wijken Centrum, Krommeweg en De Volgerlanden. Het plangebied bevindt zich in de wijk Centrum. Wijk centrum is onderverdeeld in drie buurten, namelijk buurt Dorp, buurt Oostendam en buurt Kruiswiel. Zwembad De Louwert is gelegen aan de zuidoostrand van buurt Dorp.
Het zwembad grenst met zijn voorzijde aan een deelgebied van buurt Oostendam, dat bestaat uit een ruim opgezet woonkwadrant uit drie perioden. Het noordelijkst gedeelte betreft een modern appartementencomplex met daarachter grondgebonden woningen uit omstreeks 1999. Het zuidelijkst gedeelte zijn grondgebonden rijwoningen uit de jaren '60. Deze twee gebieden worden gescheiden door de Paulusweg, die met name aan zijn zuidzijde nog bebouwd is met vooroorlogse woningen. Karakteriserend voor deze vrijstaande - en twee-onder-een-kapwoningen zijn de mansarde kappen.
Zwembad De Louwert, ten tijde van zijn bouw gelegen aan de rand van het dorp, is door middel van een uitgebreid beplantingsplan gescheiden van zijn directe omgeving. Aan de voorzijde zorgt de uitgebreide boombeplanting op de parkeerplaats, samen met de grote afstand van de weg tot de gevel van het gebouw, voor de verscholen ligging van het zwembad vanaf de Hoge Kade. In tegenstelling tot zijn omgeving is de parkeerplaats sterk versteend. De Louwert grenst met zijn achterzijde namelijk aan het Burgemeester Baxpark. Het park is door middel van dik groen gescheiden van het buitenzwembad. Ook de Antoniuslaan is door middel van een combinatie van lage en hoge beplanting ruimtelijk gescheiden van het zwembadcomplex. Deze geslotenheid is kenmerkend voor het Burgemeester Baxpark. Ook de andere aangrenzende sportaccommodaties rondom het park worden op deze manier afgedekt om de parkervaring zo ongestoord mogelijk te maken en de afsluitbaarheid en privacy van de sportaccommodaties te waarborgen. Figuur 2.1 duidt de bestaande situatie aan.
Figuur 2.1 Huidige situatie
Het huidige gebouw uit 1968 met binnenzwembad wordt gesloopt. Hiervoor komt naast het bestaande een nieuw binnenzwembad in de plaats. Het binnenzwembad is ruimer van omvang en krijgt een afmeting van circa 12,5 x 25 m. Daarnaast wordt een doelgroepenbad van crica 12x10 m en een peuterbad van circa 25 m2 gerealiseerd. Ook de bijbehorende recreatieve voorzieningen zoals ondersteunende horeca behoren tot de ontwikkeling. Daarnaast is een frisse herinrichting van de buitenbaden en de ligweide beoogd.
Voor de herontwikkeling zijn stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld, zie Bijlage 1. In figuur 2.2 zijn de belangrijkste stedenbouwkundige randvoorwaarden weergegeven.
Gedurende de uitwerking van de plannen is overigens gebleken dat de fietsenstalling en pergola niet geheel in overeenstemming zijn met de vastgestelde stedenbouwkundige randvoorwaarden. Deze bouwwerken zijn echter ondergeschikt aan de nieuwbouw van het zwembad en leiden niet tot aantasting van de ruimtelijke kwaliteit.
Figuur 2.2 Stedenbouwkundige uitgangspunten
Uitgangspunt is dat het zwembad open blijft. Om deze reden wordt pas na de bouw en ingebruikname van het nieuwe binnenzwembad het oude gesloopt. Het nieuwe gebouw bestaat uit een ruime entree ruimte aan de voorzijde met daarachter het binnenzwembad waar parallel het faciliteitgedeelte (zoals (douches en kleedruimtes) aan gekoppeld is.
Een belangrijk element vormt de nieuwe 'pergola-muur' als erfafscheiding of overgang tussen het privédeel en het publieke deel van het zwembad, tussen het voorplein en de buitenbaden. De pergola-muur kan ruimte bieden voor de kleedkamers van de buitenbaden, de toiletten, de berging, de eventuele zomerentree, de technische ruimte en een beschutte overkapping van de horecaruimte gekoppeld aan het zwembad.
Het fietsparkeren wordt in twee clusters opgelost, nabij de entree van het zwembad en de sporthal. Het nieuwe voorplein van het zwembad krijgt een herkenbare vloer waar het fietsparkeren functioneel en aantrekkelijk gesitueerd kan worden. Hiermee wordt het fietsparkeren gescheiden van autoparkeren. De toegankelijkheid van de fietsenstalling wordt vergroot door een nieuwe logische route vanaf de omringende fietspaden en de rotonde te creëren. De huidige toegangen vanaf de noordzijde blijven gehandhaafd en zorgen voor een goede auto-ontsluiting vanaf het parkeerterrein.
Door de voorgestelde sloop en nieuwbouw krijgt het zwembad een prominentere plek in de wijk. Waar het gebouw eerst volledig verscholen lag achter de dichte boombeplanting van het parkeerterrein, is bij de nieuwbouw de entree wel zichtbaar vanaf de Hoge Kade en met name vanaf zijn rotonde met de Antoniuslaan. Dit wordt bereikt door een driezijdige kop tezamen met een strategische uitdunning van de boombeplanting op de parkeerplaats. Zo zal het gebouw vanaf de rotonde zichtbaarder zijn dan voor de omwonenden tegenover het zwembad. Daarnaast ligt het gebouw qua oriëntatie in het stedenbouwkundig stramien van de aangrenzende woonwijken en het sportcluster waardoor het in dit aspect vergelijkbaar ingepast ligt als het bestaande gebouw.
De transparante driezijdige kop van de nieuwbouw versterkt de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied, omdat de kop relaties legt tussen binnen en buiten. De voorzijde staat in het teken van de entree tot het zwembad. Bomen worden hier vanuit de Paulusweg verwijderd voor een zichtbare entree.
Op plaatsen waar bomen worden verwijderd worden elders weer bomen aangeplant.
Voor de kwaliteit van het straatbeeld is het belangrijkst dat de kop van het gebouw daarom van een hoogwaardige architectonische kwaliteit is. Dit kan bereikt worden door een onderscheidende verschijningsvorm of hoogwaardige gevelmaterialisering. De voorkeur voor Zwembad De Louwert is onderscheiding door middel van gevelmaterialisering ten behoeve van een landelijkere stedenbouwkundige inpassing. De gevelmaterialisering heeft de potentie om tevens de eenheid van het zwembad met de Ridderhal als cluster te bevorderen.
De zijkant van de kop legt een relatie met zowel de rotonde als de fietsparkeerplaats. Zicht op de fietsparkeerplaats is belangrijk voor de sociale controle, waarmee de veiligheid gewaarborgd word. Daarnaast zorgt de nieuwe inrichting van de fietsenstalling voor een oplossing van het huidige rommelige beeld van de fietsen bij de entree. Door middel van hagen is de fietsparkeerplaats namelijk niet te zien vanaf de entree en gaat het op in het groene straatbeeld.
De relatie binnen – buiten gaat ook op voor de vernieuwingen in het recreatieve buitenterrein. Het nieuwe gebouw van het binnenbad opent zich nadrukkelijk naar de ligweide en de te vernieuwen buitenbaden. Zelfs in het binnenbad voelen de bezoekers zich in het park. Het gebied van de buitenbaden wordt door de 'pergola-muur' grotendeels omarmd en op die manier ontstaat een soort besloten binnentuin met de nodige privacy naar het entreeplein en de naastgelegen straat. De pergola biedt ook de mogelijkheid op een logische manier andere functies en gebouwtjes te integreren, zoals een kaartverkoop voor de zomer, eventuele kleedruimten voor buiten, een terras voor de horeca, veilige speelplekken voor de peuters en lounge- en zitplekken.
Om de beoogde ontwikkeling juridisch-planologisch doorgang te laten vinden, wordt onderzocht of deze niet in strijd is met de verschillende beleidskaders. In dit hoofdstuk is getoetst aan het nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid.
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van kracht geworden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken.
Op 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Aan artikel 3.1.6.van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd.
Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen.
Toetsing
Met dit project zijn geen rijksbelangen in het geding.
Bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling is duurzame verstedelijking het uitgangspunt. Hiertoe wordt de ladder voor duurzame verstedelijking gevolgd die is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6. lid 2 Bro). De ladder bestaat uit de volgende drie treden:
Toetsing
De ladder voor duurzame verstedelijking is geïmplementeerd in de provinciale Verordening Ruimte. Toetsing aan de ladder komt daarom aan de orde in paragraaf 3.3.2.1. Geconcludeerd wordt dat voldaan wordt aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.
Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:
Bij de VRM horen: de Visie Ruimte en Mobiliteit, de Verordening Ruimte, het Programma Ruimte en het Programma Mobiliteit.
4 rode draden
In de VRM zijn 4 thema's te onderscheiden:
Toetsing
Dit project geeft mede invulling aan rode draad 1. Het verouderde zwembad wordt vervangen en ruimtelijke opnieuw ingepast waardoor de omgeving wordt opgewaardeerd.
Het provinciaal beleid, zoals opgenomen in de Visie Ruimte en Mobiliteit, is vastgelegd in de Verordening Ruimte. De regels hieruit werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Voor deze ontwikkeling zijn de volgende regels uit hoofdstuk 2 – Inhoudelijke bepalingen – relevant.
Lid 1 Ladder voor duurzame verstedelijking
Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
Toetsing
De ontwikkeling betreft vervangende nieuwbouw van het bestaande zwembad. Hierdoor is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling in de zin van de ladder. De actuele behoefte wordt primair ingegeven vanwege het feit dat de huidige bebouwing niet meer voldoet aan de eisen van deze tijd.
Het nieuwe zwembad ligt overigens binnen het bestaande stedelijke gebied van Hendrik-Ido-Ambacht en is passend multimodaal ontsloten. Het oude zwembad wordt gesloopt en op de naastgelegen gronden vindt nieuwbouw plaats. Hierdoor is sprake van een herstructering en wordt voldaan aan de voorkeursvolgorde voor verstedelijking.
De ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten van de provinciale ladder voor duurzame verstedelijking.
De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid voor het grondgebied van Hendrik-Ido-Ambacht. De structuurvisie biedt het kader voor bestemmingsplannen.
Toetsing
In de gemeentelijke structuurvisie kiest de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht voor het behoud en versterken van 'cultuurpark' (C) Burgemeester Baxpark. In het Baxpark is geen plaats voor woningbouw, ook niet aan de randen van het park. Uitbreiding met 'stenen' in het Baxpark, inclusief het daaraan gekoppelde Sportpark Schildman, wordt alleen mogelijk gemaakt voor eventueel noodzakelijke uitbreiding van zwem- en sportaccommodaties en voorzieningen vanuit Visie Baxpark.
De Structuurvisie geeft verder aan dat mogelijk een herinrichting en vernieuwing van het zwembadcomplex is voorzien. De ontwikkeling is dus passend binnen de Structuurvisie.
De nieuwbouw van het zwembad geeft invulling aan het gemeentelijk beleid en past binnen het beleidskader van de andere overheden.
Toetsingskader
Rijksbeleid
De Nederlandse bodem zit vol met archeologische waarden. Met de ondertekening van het Europese verdrag van Valletta in 1992, een verdrag over behoud en beheer van het archeologische erfgoed, hebben de lidstaten zich tot doel gesteld het bodemarchief te beschermen.
Met ingang van 1 september 2007 is het Verdrag van Valletta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving door middel van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), waardoor het verdrag een juridisch fundament kreeg. Deze wijzigingswet heeft onder meer wijzigingen aangebracht in de Monumentenwet 1988.
De Monumentenwet is op 1 juli 2016 deels (met een overgangstermijn tot de Omgevingswet) vervangen door de Erfgoedwet. Deze wet handelt over het aanwijzen van te beschermen cultureel erfgoed. Naast de Monumentenwet vervangt de Erfgoedwet ook andere wetten zoals de Wet tot behoud van cultuurbezit. De Erfgoedwet kent een aantal nieuwe bepalingen. Het gaat om het vaststellen van een gemeentelijke erfgoedverordening en het bijhouden van een erfgoedregister. Ook dienen burgemeester en wethouders het voornemen om hun cultuurgoederen en verzamelingen te vervreemden bekend te maken. De Erfgoedwet bevat bovendien diverse veranderingen met lokale gevolgen, zoals de vervanging van de landelijke aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten door een rijksinstructie aan gemeenten. Onderdelen van de Monumentenwet 1988 die in 2019 naar de Omgevingswet overgaan, blijven van kracht tot die wet in werking treedt. De vuistregel voor de verdeling tussen de Erfgoedwet en de nieuwe Omgevingswet is:
Gemeentelijk beleid
Het gemeentelijk archeologiebeleid is op 13 januari 2014 vastgesteld door de gemeenteraad. Op de bijbehorende archeologische beleidsadvieskaart is weergegeven waar in de gemeente (en in welke mate) kans is op het aantreffen van archeologische resten, uitgedrukt in een verwachtingszone (VAW). Aan deze verwachtingszones zijn ondergrenzen gekoppeld, die aangeven wanneer archeologisch onderzoek vanwege een voorgenomen ontwikkeling nodig is.
Onderzoek
Archeologie
Het plangebied ligt op de beleidsadvieskaart in VAW categorie 4 klei-op-veengebied (al dan niet op oudere stroomgordels, zie figuur 4.1). Tevens ligt er een historische weg in het plangebied.
Figuur 4.1 Uitsnede beleidsadvieskaart archeologie
Ten aanzien van dit klei-op-veenlandschap geldt een lage archeologische verwachting voor vindplaatsen (bewoningsresten) uit de IJzertijd, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen. Op een aantal plaatsen kunnen in de (diepere) ondergrond afzettingen van de oudere (Zwijndrecht) stroomgordel aanwezig zijn. Hiervoor geldt een middelhoge archeologische verwachting voor vindplaats uit de periode Neolithicum-Bronstijd. De aanwezigheid van geulsystemen zelf is echter onbekend. Er wordt een ondergrens gehanteerd van 2.500 m² bij bodemingrepen die dieper reiken dan 50 cm -mv.
Deze categorie betreft de historische wegen. Ten aanzien van de wegen is besloten geen onderzoeksplicht in te stellen in geval van werkzaamheden ter plaatse van deze wegen. De gemeenten onderkent echter wel het historisch belang hiervan. Derhalve wordt aanbevolen om bij werkzaamheden aan de wegen die dieper reiken dan 35 cm -Mv, of waarbij (een deel van) de weg doorsneden wordt, het netwerk van lokale amateurarcheologen in te zetten om archeologisch onderzoek uit te voeren. Het hanteren van een ondergrens in oppervlakte is hier niet van toepassing. Bij doorsnijdingen van de wegen wordt voorgesteld om de profielen te documenteren, het doel is om inzicht te krijgen in de ouderdom, opbouw en/of oorspronkelijke functie van de wegen.
In het voorliggende bestemmingsplan is in overeenstemming met het gemeentelijk beleid de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' opgenomen. Het bouwplan voldoet aan de vrijstellingsgrens voor archeologisch onderzoek. Het aspect archeologie staat de nieuwbouw niet in de weg.
Cultuurhistorie
In het plangebied is geen cultuurhistorisch waardevolle bebouwing aanwezig. Er zijn om die reden geen cultuurhistorische belangen in het geding.
Conclusie
Het aspect archeologie en cultuurhistorie staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het noodzakelijk een belangenafweging te maken waaruit blijkt dat:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
Onderzoek en conclusie
Het plangebied wordt omgeven door woonwijken, dagrecreatie – en sportbestemming. Voor een binnenzwembad geldt een richtafstand van 50 m ten opzichte van een rustige woonwijk. De dichtstbijzijnde woningen zijn op circa 80 m afstand gelegen van het beoogde binnenzwembad. Aan de richtafstand wordt dan ook ruimschoots voldaan. Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de omliggende woningen sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daarnaast wordt het binnenzwembad door deze woningen niet in de eigen bedrijfsvoering beperkt.
Toetsingskader
In verband met de uitvoerbaarheid van een plan dient rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren).
Onderzoek en conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in een bestemmingswijziging. De bestemming Recreatie - Dagrecreatie blijft gehandhaafd. Omdat de bestemming niet wijzigt, is bodemonderzoek in het kader van het bestemmingsplan niet noodzakelijk. In het kader van de omgevingsvergunning voor bouwen is bodemonderzoek noodzakelijk indien er geen actueel bodemonderzoek beschikbaar is.
Toetsingskader
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie ten aanzien van Natuurnetwerk Nederland (NNN) de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Normstelling
Provinciale Verordening
Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van gebieden die deel uitmaken van de EHS, alsmede de bescherming van beschermde landschapselementen en belangrijke weidevogelgebieden, is geregeld via de provinciale Verordening Ruimte. Wanneer er ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden plaatsvinden die onderdeel zijn van de EHS of van beschermde landschapselementen en in belangrijke weidevogelgebieden, geldt het nee, tenzij-principe. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet compensatie plaatsvinden, wanneer er effecten optreden.
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland
In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.
Onderzoek en toetsing
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur/Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft Boezems Kinderdijk, gelegen circa 3,3 km ten noorden van het plangebied. Het dichtstbijzijnde NNN gebied is gelegen circa 1,5 km ten oosten van het plangebied.
Figuur 4.2 Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: geo-loket provincie Zuid-Holland)
Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de omvang van de ontwikkeling en afstand tot natuurgebieden kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. De sloop- en realisatie van een binnenzwembad zal niet leiden tot een relevante toename in verkeer. Negatieve effecten als gevolg van toename in stikstofdepositie zullen daarom niet optreden. Significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen derhalve worden uitgesloten. De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie Zuid-Holland staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
Door Adviesbureau Mertens is in december 2016 een quick scan uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde soorten. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 2. Ten tijde van het opstellen van de quick scan was de flora- en faunawet nog van toepassing. Inmiddels is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Hiermee is zowel in de quick scan als deze paragraaf rekening mee gehouden.
Vastgesteld is dat het voorkomen van matig of zwaar beschermde soorten is uitgesloten. De bebouwing bezit geen mogelijkheden voor vleermuizen en vogels om er te verblijven. Wel vliegen er vleermuizen in lage dichtheid. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen. Effecten op vleermuizen worden derhalve uitgesloten. Er kunnen daarnaast algemene licht beschermde zoogdieren voorkomen. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling van de Wet Natuurbescherming. Het voorkomen van overige beschermde soorten, inclusief broedvogels, is uitgesloten.
Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op matig en zwaar beschermde planten- en diersoorten uitgesloten. Het plan is niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maken bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
Overeenkomstig de professionele risicokaart (https://nederlandprof.risicokaart.nl) waarin relevante risicobronnen getoond worden, is Zwembad De Louwert een risicovolle inrichting vanwege de opslag van chloorbleekloog (tank 3.500 liter) en zoutzuur (tank 1.000 liter). De inrichting heeft geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar en invloedsgebied van het groepsrisico. Wel heeft de inrichting een effectafstand dodelijk van 150 m en effectafstand gewond van 1.500 m. De tanks worden niet verplaatst en veranderen niet in omvang. De geldende veiligheidsafstanden blijven daarom gehandhaafd. Daarnaast hoeft binnen de eigen inrichting geen rekening te worden gehouden met veiligheidsafstanden.
Circa 200 m ten westen van het plangebied is een gasdrukmeet- en regelstation van Gasunie gelegen. Het betreft een type C gasdrukmeet- en regelstation met een capaciteit van 25.000 m3 per uur. Overeenkomstig het Activiteitenbesluit geldt voor een type C gasdrukmeet - en regelstation t/m 40.000 normaal kubieke meter per uur aardgas een minimumafstand van 15 m tot kwetsbare objecten en 4 m tot beperkt kwetsbare objecten. Aan deze afstanden wordt ruimschoots voldaan. Overeenkomstig de professionele risicokaart heeft het gasdrukmeet- en regelstation een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar van 15 m. Ook aan deze afstand wordt ruimschoots voldaan.
Circa 2.300 m ten zuidwesten van het plangebied is rangeerterrein Kijfhoek gelegen. Het plangebied is niet gelegen binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar (figuur 4.3). Overeenkomstig het Beheerplan Groepsrisico Kijfhoek (april 2012) is het invloedsgebied van het groepsrisico 1.380 m. Het plangebied ligt daar ruimschoots buiten. Verder zijn in de directe omgeving geen risicovolle inrichtingen gelegen.
Figuur 4.3 Ligging plangebied (groen cirkel) ten opzichte van Rangeerterrein Kijfhoek
In of nabij het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg of het water. Circa 200 m ten westen van het plangebied is een gasleiding van de Gasunie gelegen (W-507-02). De leiding heeft geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar. Het invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt 70 m. Het plangebied ligt daar ruimschoots buiten.
Circa 2.300 m ten zuiden van het plangebied is een spoorlijn gelegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt meer dan 4 km. Het plangebied is gelegen in het invloedsgebied. Omdat het plangebied op meer dan 200 m afstand ligt van de spoorlijn hoeven volgens het Basisnet in principe geen beperkingen te worden gesteld aan het ruimtegebruik ter plaatse van het plangebied. Vanwege de ligging binnen het invloedsgebied is een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Gezien de ruime afstand tot het spoor en omvang van de beoogde ontwikkeling zal het groepsrisico niet relevant toenemen. Daarom wordt volstaan met een beknopte verantwoording.
Beknopte verantwoording groepsrisico
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van en incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Tevens speelt een snelle alarmering te allen tijde een belangrijke rol.
Het plangebied is bereikbaar via de Hoge Kade, welke is aangesloten op de Antoniuslaan, Burgemeester Jonkerkade, Paulusweg en Weteringsingel. Via dit wegennetwerk is het plangebied goed bereikbaar voor hulpdiensten. Daarnaast kan via de Hoge Kade en de aangesloten wegen van de bron af worden gevlucht.
De beoogde ontwikkeling voorziet in de sloop- en realisatie van een binnenzwembad. De aanwezige personen zullen over het algemeen zelfredzaam zijn. Aanwezige kinderen, ouderen en gehandicapten worden beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de ouders/verzorgers/personeel de kinderen, ouderen en gehandicapten kunnen begeleiden.
Conclusie
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een spoorlijn waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Vanwege de afstand tot het spoor en omvang van de beoogde ontwikkeling zal het groepsrisico niet relevant toenemen. Uit de beknopte verantwoording blijkt daarnaast dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Verder zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bronnen aanwezig welke ter plaatse van het plangebied een extern veiligheidsrisico vormen. De opslag van chloorbleekloog en zoutzuur ter plaatse van het plangebied verandert niet van locatie en omvang. De geldende veiligheidsafstanden blijven daarom gehandhaafd. Chloor wordt overigens eigenlijk nooit meer gebruikt maar door middel van zout lokaal opgewekt. Het buitenbad gebruikt nog wel chloor, maar deze installatie zal voor 2023 vervangen zijn. Voor het nieuwe binnenbad wordt dus uitgegaan van gebruik van zout.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Met betrekking tot het aspect verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving. Wel wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening de aanvaarbaarheid van het effect van nieuwe ontwikkelingen op de verkeersafwikkeling, bereikbaarheid, leefbaarheid en verkeersveiligheid in beeld gebracht. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), diverse regionale en provinciale verkeer- en vervoersplannen en jurisprudentie is de toepassing van een mobiliteitsscan (ook wel 'Mobiliteitstoets' genoemd) als beleid opgenomen. In het kader van de Mobiliteitsscan wordt onderbouwd dat:
Bereikbaarheid gemotoriseerd verkeer, fietsverkeer en openbaar vervoer
Het plangebied is ontsloten vanaf de Hoge Kade. Deze weg sluit in het oosten aan op de rotonde Hoge Kade - Antoniuslaan - Burgemeester Jonkerkade. De Antonisulaan is één van de primaire ontsluitingswegen van Hendrik-Ido-Ambacht. De wegen rondom het plangebied zijn conform Duurzaam Veilig ingericht. Dat wil zeggen met vrijliggende fietspaden.
Per fiets is het plangebied direct vanaf het vrijliggende fietspad langs de Hoge Kade te bereiken. Het fietspad langs de Hoge Kade maakt onderdeel uit van de stedelijke hoofdfietsstructuur.
Aan de Antoniuslaan en Hoge Kade, op circa 50 m respectievelijk 170 m van het plangebied, zijn haltes aanwezig waar bussen in de richtingen van Dordrecht, Ridderkerk en Rotterdam stoppen.
De bereikbaarheid van het plangebied is voor alle modaliteiten goed.
Verkeersgeneratie en afwikkeling
De ontwikkeling betreft sloop en vervangende nieuwbouw van het zwembad. De verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkeling bedraagt 295 mvt/etmaal op basis van CROW publicatie 317 (zie tabel 4.1). Dit aandeel extra verkeer wikkelt zich af over de bestaande primaire onstluiting op de Hoge Kade en zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling.
Parkeren
Door de nieuwbouw en uitbreiding van het zwembad kunnen meer bezoekers tegelijkertijd gebruik maken van de voorzieningen. Hierdoor zal de parkeerbehoefte rondom de accommodatie toe nemen. Om inzicht te krijgen van de toekomstige parkeerbehoefte is gebruik gemaakt van de CROW publicatie 317. Zwembad De Louwert is gelegen in restgebied bebouwde kom. Op basis van de adressendichtheid van de gemeente (bron: CBS) is aansloten bij het gebiedstype 'sterk stedelijk'. Het gemiddelde autobezit in de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht is vergelijkbaar met het landelijk gemiddelde autobezit. Om die reden is aangesloten bij het gemiddelde kencijfer.
Op basis van het totale toekomstige programma is de parkeerbehoefte bepaald. Deze is opgenomen in onderstaande tabel.
Tabel 4.2 Toekomstige parkeerbehoefte De Louwert
Functie | Programma | Parkeerkencijfer CROW | Parkeerbehoefte |
Zwembad overdekt | 457,5 m2 bassin | 11,5 pp/100 m2 | 52,6 pp |
Zwembad openlucht | 2.150 m2 bassin | 12,9 pp/100 m2 | 277,4 pp |
Sporthal (bestaand) | 1.335 m2 bvo | 2,65 pp/100 m2 | 35,4 pp |
Totaal | 365 pp |
Uit bovenstaande tabel blijkt dat de toekomstige parkeerbehoefte 365 parkeerplaatsen bedraagt. Het toekomstige parkeerterrein telt ongeveer 250 parkeerplaatsen waardoor in theorie de parkeerbehoefte niet volledig opgevangen kan worden op het parkeerterrein.
Het parkeerkencijfer uit de CROW gaat uit van een piekmoment waarbij alle functies gelijktijdig volledig in gebruik zijn (piekmoment). Piekbelastingen kunnen evenwel voortkomen, maar voorzieningen kunnen niet op deze piekomenten worden gedimensioneerd. In de praktijk zal deze situatie namelijk niet voorkomen. Als bij mooi weer tijdens een weekend of vakantiedag het openluchtzwembad volledig in gebruik is zal het overdekte zwembad en de sporthal in minder mate gebruikt worden. Bovendien komt de piek van het openlucht zwembad maar incidenteel voor. Over het algemeen ligt de parkeerbehoefte van het totale complex veel lager en zijn de 250 parkeerplaatsen op eigen terrein afdoende. In incidentele gevallen, waarbij alle functies volledig in gebruik zijn, zijn alternatieven beschikbaar. Aan de overzijde van de Hoge Kade is een gemeentelijk parkeerterrein met circa 46 parkeerplaatsen gelegen en langsparkeerplaatsen langs de Hoge Kade. Deze parkeerplaatsen zijn bestemd voor de voorzieningen die in het cultureel centrum gevestigd zijn, waaronder een theater. Over het algemeen ligt de bezoekerspiek van deze voorzieningen op een ander moment dan het openlucht zwembad. In de zomerperiode, buiten het voetbal seizoen, kan in uitzonderlijke gevallen tevens gebruik worden gemaakt van het parkeerterrein bij de naastgelegen voetbalvereniging.
Ook op het perceel Weteringsingel 1 worden op piekmomenten parkeerplaatsen beschikbaar gesteld. Dit gaat om 78 parkeerplaatsen.
Conclusie
De ontsluiting en bereikbaarheid van het plangebied is goed. Ook na realisatie van het plan kan het verkeer gemakkelijk afgewikkeld worden op het wegennet. Tijdens een bezoekerspiek kan het voorkomen dat het omliggende parkeerterrein te weinig capaciteit heeft om alle parkeerbehoefte op te vangen. In deze incidentele gevallen kan gebruik gemaakt worden van de naast gelegen parkeervoorzieningen bijhorend het cultureel centrum. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkelingen niet in de weg.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.3 weergegeven.
Tabel 4.3 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10)1) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer per jaar meer dan 50 µg/m³ | ||
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:
Onderzoek
De beoogde ontwikkeling betreft de sloop en realisatie van een binnenzwembad. De verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkeling bedraagt 295 mvt/etmaal (zie paragraaf 4.6 Verkeer en parkeren). Uit een berekening met behulp van de NIBM tool blijkt dat de beoogde ontwikkeling in 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen en is vrijgesteld aan het toetsen aan de grenswaarden.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied.
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
Onderzoek en conclusie
Ten noorden van het plangebied ligt een rioolleiding met een belemmeringenstrook van 4 m. Deze strook reikt niet tot het plangebied. Circa 200 m ten westen van het plangebied is een gasleiding van de Gasunie gelegen (W-507-02). Deze leiding is toegelicht in paragraaf externe veiligheid (4.5). Ten noorden van het plangebied ligt daarnaast een ondergrondse 50 kV hoogspanningskabel. Daarbij geldt een belemmeringenstrook van 5 m aan weerszijden van de kabel. Gelet op de ligging van deze kabel heeft geen invloed op de beoogde nieuwbouw. Verder zijn binnen en nabij het plangebied geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig.
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. De initiatiefnemer heeft het waterschap geïnformeerd door gebruik te maken van de Digitale Watertoets. Deze is uitgevoerd op 2 december 2016. Daaruit kwamen geen aandachtspunten naar voren die aanleiding geven tot nader overleg met het waterschap.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerprogramma (WBP) (2016-2021) staan de doelen van het waterschap Hollandse Delta voor de taken waterveiligheid (dijken en duinen), voldoende water, schoon water en de waterketen (transport en zuivering van afvalwater). Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.
Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplicht gesteld. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer in stedelijk gebied of 1500 m2 of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding. Het waterschap geeft in volgorde de voorkeur aan de volgende gelijkwaardige voorzieningen:
Gemeentelijk beleid
Waterplan Van H tot Z (2003)
Voor de gemeenten Hendrik-Ido-Ambacht en Zwijndrecht is één gezamenlijk waterplan opgesteld, omdat de stedelijke watersystemen van beide gemeenten een zodanige samenhang vertonen dat ze niet los van elkaar gezien kunnen worden. Het doel van het plan is om te komen tot een goed beheersbaar en aantrekkelijk watersysteem met helder water van voldoende kwaliteit en gevarieerde veilige oevers dat op de gewenste gebruiksfuncties is afgestemd. Deze doelstelling wordt in het plan geconcretiseerd en vastgelegd. Vervolgens worden doelen vertaald naar de benodigde maatregelen (tot 2010) om deze te realiseren. Het plan geeft aan op welke termijn de maatregelen worden gerealiseerd, wie ze uitvoert en hoe ze worden gefinancierd. Daarnaast is een toekomstvisie voor de langere termijn (2020) voor het bestaand stedelijk gebied opgesteld.
Gemeentelijk rioleringsplan 2014-2018
Aanleg, beheer en onderhoud van riolering is een gemeentelijke taak die is vastgelegd in de Wet milieubeheer. Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) geeft inzicht in de aanleg, tijdige vervanging, verbeteringen, strategie beheer en onderhoud van de riolering en in de kosten van al deze facetten. Het GRP vormt het beleidskader voor de uitvoering van de gemeentelijke watertaken. Vanaf 2008 is ook de zorgplicht voor het afstromend hemel- ene grondwater geborgd in het GRP. In het GRP staat welke voorzieningen er zijn voor de zorgplichten afvalwater, hemelwater en grondwater en hoe deze worden beheerd. Ook wordt stilgestaan bij de financiën. De geldigheidsduur van het GRP is vijf jaar: 2014 tot en met 2018. Een periode van vijf jaar biedt voldoende ondersteuning voor de concrete uitvoering van maatregelen zonder dat direct allerlei beleidslijnen veranderen. Tevens kan voor een dergelijke periode een overzichtelijk beeld geschetst worden van de benodigde middelen en financiering. Met behulp van operationele plannen zal het college jaarlijks gedurende de planperiode op de hoogte worden gehouden van de ontwikkelingen.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied ligt in het Burgemeester Baxpark te Hendrik-Ido-Ambacht. Het plangebied omvat het terrein van zwembad De Louwert. Het plangebied is deels verhard. Omdat het plangebied in de bebouwde kom van Hendrik-Ido-Ambacht ligt is deze niet gekarteerd. Circa 150 m ten zuidoosten van het plangebied bestaat de bodem uit klei op veen. Ter plaatse is sprake van grondwatertrap IV. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand meer dan 0,4 m beneden het maaiveld ligt en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen 0,8 m en 1,2 m beneden het maaiveld.
Waterkwantiteit
Binnen het plangebied zijn geen watergangen aanwezig. In de nabije omgeving van het plangebied is een hoofdwatergang gelegen (figuur 4.4). Daarnaast is in de nabije omgeving oppervlaktewater gelegen wat door de Legger van het waterschap is geclassificeerd als overig water. De hoofdwatergang heeft een beschermingszone van 3,5 m en het overige water een beschermingszone van 1 m. Binnen deze beschermingszones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergangen mogelijk te houden. Deze beschermingszones bereiken niet het plangebied.
Figuur 4.4 Wateren nabij plangebied. Bron: Legger Hollandsche Delta
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied is niet gelegen binnen de kern- en beschermingszone van een regionale/primaire waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is deels aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel.
Toekomstige situatie
Algemeen
De beoogde ontwikkeling betreft de sloop- en realisatie van een binnenzwembad.
Waterkwantiteit
Toename in verharding dient gecompenseerd te worden. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer moet voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Vanwege de sloop van het bestaande zwembad en de nieuwbouw inclusief pergola-muur zal de verharding mogelijk met meer toenemen dan 500 m². Indien naar aanleiding van de uitwerking van de plannen blijkt dat dit het geval is, dan zijn watercompenserende maatregelen noodzakelijk. Gedacht wordt aan een nieuwe waterpartij aan de rand van de ligweide. Deze watergang versterkt de bestaande waterstructuur in het park en het water vormt tegelijkertijd de overgang tussen het privé en publieke deel van het park. De functie water is algemeen mogelijk mogelijk in het bestemmingsplan zodat kan worden voorzien in de mogelijke compensatie-eis.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Voor de realisatie van het zwembad is geen vergunning op basis van de Keur noodzakelijk.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Toetsingskader
Nationaal klimaatbeleid
Teneinde de Kyotodoelstellingen te realiseren, is landelijk klimaatbeleid geformuleerd. De korte termijn doelstelling voor Nederland was om de uitstoot van de belangrijkste broeikasgassen in de periode van 2008 - 2012 met 6% terug te dringen ten opzichte van 1990. Op de lange termijn wil de overheid de overgang naar een duurzame energiehuishouding bereiken (een aandeel van twintig procent duurzame energie in 2020) en verdere beperking van de CO2-uitstoot realiseren (30% in 2020 ten opzichte van 1990). Dit is verwoord in het vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4).
De rijksoverheid wil de helft van de nodige emissiereductie behalen met binnenlandse maatregelen en de andere helft uit het buitenland met behulp van de flexibele instrumenten uit het Kyoto-protocol.
Actieplan duurzaamheid
De gemeente Hendrik-Ido-Ambacht heeft op 8 juni 2015 een actieplan Duurzaamheid opgesteld. Hierin zijn acties opgenomen op het gebied van de gebouwde omgeving, openbare ruimte, afval, mobiliteit, milieucommunicatie en -educatie en projecten. Met deze acties wil de gemeente inwoners en bedrijven ondersteunen om duurzamer te worden. Daarnaast werkt de gemeente aan het verduurzamen van de eigen bedrijfsvoering.
In de duurzaamheidnotitie is van een driedeling uitgegaan: leefbaarheid, klimaatbestendigheid en verantwoordelijkheid. Leefbaarheid bevat veel wettelijke taken, die zelfstandig of in relatie tot planvorming worden opgepakt. Dit betreft wettelijke verplichtingen op de terreinen lucht, geluid, externe veiligheid, bodem, vergunningverlening en handhaving (en afval). De uitvoering hiervan gaat vaak in samenwerking met de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid en is voldoende verankerd in de organisatie. Bij Klimaatbestendigheid gaat het om een combinatie van wettelijke verplichtingen en beleidsvrijheid, waarbij richtlijnen en aanbevelingen worden opgevolgd. Het betreft in grote lijnen de thema’s energie, duurzaam bouwen, groen en water. Deze thema’s komen ook terug in het Milieubeleidsplan Drechtsteden en het Energieprogramma Drechtsteden. Het actieplan Duurzaamheid richt zich voornamelijk op het thema Verantwoordelijkheid. Dit zijn acties die de gemeente zelf wil uitvoeren om de milieubelasting te verminderen en milieuvriendelijk handelen zichtbaar te maken (voorbeeldfunctie).
Onderzoek en conclusie
Bij de uitwerking van de bouwplannen dient aandacht besteed te worden aan het aspect duurzaamheid. De gemeenteraad heeft in de kadernotitie van 3 oktober 2016 aangegeven duurzaamheid, en dan met name energiegebruik zeer belangrijk te vinden. Hieraan zijn rapportcijfers verbonden die liggen tussen 8,0 en 9,5.
Ineen uitgevoerde enquête is de suggestie gedaan om een verbinding tussen het binnen- en buitenbad te maken zodat het mogelijk is van binnen naar buiten te zwemmen. Op het gebied van duurzaamheid scoort deze optie zeer slecht in verband met het warmteverlies van het water. Het vraagt veel energie om het water op de juiste temperatuur te houden namelijk. De raad geeft een score van 5,7 aan deze suggestie.
Marktconsultatie en advies Synarchis
Er is een aantal varianten uitgewerkt voor duurzaamheid. De uitwerking van deze varianten is weergegeven in maatregelen en systemen, die vervolgens leiden tot een energiebesparing, GPR score etc. Op basis van deze studie is het uitgangspunt een zwembad met minimaal een GPR score van 8,0 gemiddeld en minimaal een 8,0 voor de deelscore energie. Daarbij worden alle maatregelen die zich binnen 10 jaar terugverdienen overeenkomstig het Actieplan Duurzaamheid van de gemeente toegepast. De uitwerking van het ontwerp wordt vervolgens in samenspraak met de bouwer en exploitant gedaan. Duurzaamheid zal één van de selectiecriteria worden bij de aanbesteding, waarmee de gemeente het aan de inschrijvende partij overlaat om zo goed mogelijk te scoren op duurzaamheid en gebruik te maken van de dan geldende technische mogelijkheden.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek en conclusie
Uit de voorgaande paragrafen blijkt dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen optreden. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
Op basis van de onderzochte informatie worden geen belemmeringen verwacht voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde standaarden (thans SVBP2012, IMRO2012, STRI2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar.
Ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen.
Ten aanzien van de opzet van de bestemmingsregeling is het volgende van belang.
Verbeelding
Eisen aan de verbeelding
Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn. In aansluiting hierop en in relatie tot de digitale verplichting verdient het de voorkeur zoveel mogelijk onderdelen van de regeling op de verbeelding zichtbaar te maken en de regels zo transparant mogelijk te houden.
Voorts zijn de volgende eisen van toepassing:
De bestemming wordt door middel van hoofdletters aangeduid, zoals 'R - DR' voor 'Recreatie - Dagrecreatie'. Verder geldt het volgende:
De gehanteerde bestemming
Het plangebied bestaat uit één bestemming: Recreatie - Dagrecreatie. Tevens is een nadere specificatie opgenomen door middel van de functieaanduiding 'zwembad'. Het bouwvlak van het bestaande zwembad is vervangen door 2 nieuwe bouwvlakken (één voor het complex en één voor stallingsruimte en een nutsvoorziening).
Regels
Op grond van SVBP2012 hebben de hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, de volgende vaste volgorde.
Ook bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (Hoofdstuk 2 van de regels) moet een vaste volgorde gebruikt worden: Een bestemmingsregel behoeft niet alle voorgeschreven elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
Voorts is in het Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.
Tot slot dienen de regels zoveel mogelijk aan te sluiten bij de modelregels voor bestemmingsplannen die onder andere ook voor andere bestemmingsplannen in de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht zijn gehanteerd.
Recreatie - Dagrecreatie (Artikel 3)
Het plangebied bestaat volledig uit de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie'. Daarnaast is de aanduiding 'zwembad' opgenomen om het specifieke gebruik aan te duiden. De gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd. Wel is hierop een uitzondering van toepassing voor kleinschalige bijgebouwen. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
Waarde - Archeologie 4 (Artikel 4)
In het plangebied geldt op grond van de gemeentelijke beleidskaart een archeologische verwachting (zie voor een toelichting paragraaf 4.1 Archeologie en cultuurhistorie). In verband met de betreffende verwachtingswaarde is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' opgenomen.
Bouw- en grondwerkzaamheden zijn uitsluitend toegestaan wanneer (verkennend) archeologisch onderzoek is uitgevoerd waaruit blijkt dat er geen archeologische waarden worden geschaad.
Er is een beperkt aantal uitzonderingen op deze regeling, onder andere voor werkzaamheden die niet dieper reiken dan of niet groter zijn dan een bepaalde maat. De maat die geldt voor bouwwerken in deze beleidszone bedraagt 2.500 m². De maximum diepte bedraagt 50 cm -mv. Werkzaamheden die kunnen worden aangemerkt als regulier beheer en onderhoud zijn in ieder geval van deze verplichting gevrijwaard.
Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.
Anti-dubbeltelregel (Artikel 5)
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Bro vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.
Algemene bouwregels (Artikel 6)
Dit artikel heeft betrekking op het waarborgen van voldoende parkeergelegenheid. Deze bepaling is opgenomen vanwege het feit dat de stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening zijn komen te vervallen.
Algemene afwijkingsregels (Artikel 7)
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om af te wijken van de regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.
In artikel 8 Overgangsrecht is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 8.1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen. In lid 8.2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen.
De slotregel in artikel 9 beschrijft op welke wijze de regels aangehaald moeten worden.
De gemeente is verplicht een exploitatieplan op te stellen voor gronden waarop een bij AmvB aangewezen bouwplan gerealiseerd zal worden. De beoogde ontwikkeling betreft geen dergelijk aangewezen bouwplan, waardoor afgezien kan worden van een exploitatieplan.
De gronden zijn op dit moment in eigendom van de gemeente. Voor de nieuwbouw heeft de gemeente een budget beschikbaar gesteld waaruit blijkt dat de financiële middelen voor de beoogde ontwikkeling aanwezig zijn.
Het concept ontwerpbestemmingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg toegezonden aan de overlegpartners van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht. Tevens is het e-formulier voor ruimtelijke plannen aangeboden aan de provincie Zuid-Holland. Hieruit blijkt dat het plan geen provinciale belangen raakt. De ingekomen reacties zijn hierna samengevat en van beantwoording voorzien.
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid
Samenvatting
De veiligheidsregio is akkoord met het plan en geeft daarbij de volgende aandachtspunten:
Reactie gemeente
TenneT
Samenvatting
Het plan raakt geen belangen van TenneT. Binnen het plangebied bevindt zich een 50kV-verbinding (Kabel). Deze verbinding is in beheer bij Stedin.
Reactie gemeente
De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
Waterschap Hollandse Delta
Samenvatting
Het waterschap heeft na aanleiding van het bestemmingsplan geen op of aanmerkingen, het plan ziet er goed uit.
Reactie gemeente
Het waterschap wordt bedankt voor de positieve reactie.