Type plan: uitwerkingsplan
Naam van het plan: Herziening De Volgerlanden-Oost, uitwerkings- en wijzigingsplan gebied C1-C2
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0531.bp06VolgerlOstUP03-3001

Regels

1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 Plan

het bestemmingsplan 'Herziening De Volgerlanden-Oost, uitwerkings- en wijzigingsplan gebied C1-C2' van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht.

1.2 Moederplan

het bestemmingsplan 'De Volgerlanden-Oost' van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht, vastgesteld door de gemeenteraad op 7 mei 2012, waarvan het plan een herziene uitwerking is.

1.3 Oorspronkelijke plan

het uitwerkings- en wijzigingsplan 'De Volgerlanden-Oost, uitwerkings- en wijzigingsplan gebied C1-C2', zoals vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 19 juni 2017 en gewijzigd in het wijzigingsplan 'De Volgerlanden-Oost, nader wijzigingsplan gebied C1-C2' zoals vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 12 juni 2018.

1.4 Herziening

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0531.bp06VolgerlOstUP03-3001 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.5 Verbeelding

de kaart met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen.

1.6 Bijbehorend bouwwerk

een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan als bedoeld in artikel 4, onderdeel 1, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.

1.7 Fundering

constructiedeel van een bouwwerk bedoeld om het eigen gewicht en de daarop uitgeoefende krachten over te dragen  aan de draagkrachtige ondergrond en dat geen ruimten bevat.

1.8 Herverkaveling

Het toedelen van gronden aan een ander bouwperceel.

1.9 Van toepassingverklaring

ten aanzien van het plan geldt dat voor het overige artikel 1 van het oorspronkelijke plan onverkort van toepassing is.
  

Artikel 2 Wijze van meten

De regels in artikel 2 van het oorspronkelijke plan zijn onverkort van toepassing.
  

2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Tuin

De regels in artikel 5 van het oorspronkelijke plan zijn onverkort van toepassing.

Artikel 4 Verkeer

In aanvulling op het bepaalde in artikel 6 van het oorspronkelijke plan geldt het volgende:
 
  1. onder artikel 6, lid 6.1 zijn tevens 'geluidschermen' toegestaan;
  2. onder artikel 6, lid 6.2 geldt voor geluidschermen een maximale bouwhoogte van 1,5 m;
  3. artikel 6, lid 3.2  is komen te vervallen;
  4. ten aanzien van het plan geldt dat voor het overige artikel 6 van het oorspronkelijke plan onverkort van toepassing is.
      

Artikel 5 Water

In aanvulling op het bepaalde in artikel 7 van het oorspronkelijke plan geldt het volgende:
 
  1. onder artikel 7, lid 1 zijn tevens woningen toegestaan, enkel ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - waterwoningen';
  2. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - waterwoningen’ gelden aanvullend op de bouwregels zoals vastgelegd in artikel 7, lid 2 van het oorspronkelijke plan de volgende bouwregels;
    1. hoofdgebouwen zijn toegestaan;
    2. de maximale bouw- en goothoogte van hoofdgebouwen bedragen respectievelijk 7 en 4,5 meter;
    3. onder peil mag niet worden gebouwd, met uitzondering van funderingen;
    4. er mogen geen vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden opgericht;
    5. de bestaande oeverlijn dient gehandhaafd te blijven en de bouw van grondkeringen is niet toegestaan;
    6. vlonders zijn toegestaan en dienen gebouwd te worden tot een hoogte van maximaal -1,30 meter NAP;
    7. aansluitend op de begane grond van het hoofdgebouw is een hoger liggend dek van maximaal 3x3m toegestaan. Deze dient omsloten te worden door de lager gelegen vlonder, indien aanwezig.
  3. artikel 7, lid 3.1 is komen te vervallen;
  4. ten aanzien van het plan geldt dat voor het overige artikel 7 van het oorspronkelijke plan onverkort van toepassing is.

Artikel 6 Wonen

     

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. tuinen en erven;
  3. ontsluitingsverhardingen;
  4. geluidschermen;
  5. beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis;
  6. de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken, groen, water, parkeren, nuts- en overige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op de in artikel 6 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:
  1. geen woningen mogen worden gebouwd;
  2. bij iedere woning bijgebouwen en/of uitbreidingen van de woonruimte mogen worden gebouwd, waarbij:
    1. van aangebouwde bijgebouwen:
      1.  de diepte gemeten uit de achtergevelbouwgrens niet meer dan 3 m mag bedragen;
      2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de woning tot een maximum van 4 m;
      3. de dakhelling niet meer mag bedragen dan de dakhelling van de bijbehorende woning;
    2. van vrijstaande bijgebouwen:
      1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte;
  3. de gezamenlijke grondoppervlakte van erfbebouwing (bijgebouwen, carports en/of uitbreidingen van woonruimte) mag per woning, in geval van herverkaveling, niet meer bedragen dan:
    1. bij vrijstaande woningen, woningen in een blok van ten hoogste twee aaneengesloten woningen of eindwoningen in een blok, 80 m2;
    2. bij tussenwoningen: 50 m2;
    3. bij gestapelde woningen: 10 m2;
  4. per woning:
    1. de gebouwen slechts mogen worden opgericht tot maximaal het bestaande bebouwde oppervlak, met dien verstande dat in geval van herverkaveling het bij een woning behorende perceelsgedeelte, voor zover dit is gelegen achter de verlengde voorgevel van de woning voor niet meer dan 50% van de oppervlakte wordt bebouwd of overdekt;
  5. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste mag bedragen:
    1. voor erfafscheidingen: 2 m;
    2. voor pergola's en carports: 2,70 m.
    3. voor geluidschermen: 1,5 m.
  6. voor overige bouwwerken: 3 m.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2:
 
  1. onder b voor het afwijken van een goothoogte en/of bouwhoogte met ten hoogste 1,50 m;
  2. onder d, sub 1 voor het toestaan van de bouw van bijgebouwen en/of uitbreidingen van de woonruimte aan de achtergevel van een woning met een grotere diepte dan 3 m bij hoekwoningen of eindwoningen van een blok, waarbij:
    1. de grondoppervlakte van een uitbreiding van de woonruimte niet meer dan 15 m2 mag bedragen;
    2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de woning;
    3. voldaan dient te worden aan het bepaalde in lid 5.2 onder e punt 1 en punt 2;
    4. de afwijking mag slechts worden verleend, indien de bebouwing geen onevenredige afbreuk doet aan de gebruiksmogelijkheden en bezonning van de aangrenzende percelen;
  3. onder d, sub 2: voor het afdekken van een bijgebouw of uitbreiding van de woonruimte met een kap, waarbij:
    1. de dakhelling niet meer mag bedragen dan de dakhelling van de bijbehorende woning;
    2. de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen;
  4. onder d voor de bouw bij een woning van een aan de woning aangebouwde praktijkruimte/bedrijfsruimte bij vrijstaande woningen of eindwoningen van een blok, waarbij:
    1. de grondoppervlakte niet meer dan 50 m2 mag bedragen;
    2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van de bijbehorende woning;
    3. voldaan dient te worden aan het bepaalde in lid 5.2 onder e punt 1;
  5. onder d, sub 1: voor de bouw van bijgebouwen en/of uitbreidingen van de woonruimte tot een gezamenlijke grondoppervlakte van:
    1. ten hoogste 100 m2 op percelen met een oppervlakte van tenminste 1.250 m2;
    2. ten hoogste 150 m2 op percelen met een oppervlakte van tenminste 2.000 m2.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Het medegebruik van woningen als praktijkruimten voor vrije (aan huis gebonden) beroepen is toegestaan, mits de woonfunctie in overwegende mate zal blijven gehandhaafd;

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 4 voor de bouw van praktijkruimten bij woningen:
  1. Bij het realiseren van praktijkruimten gelden de volgende randvoorwaarden:
    1. de woonfunctie dient in overwegende mate gehandhaafd te blijven (met name ingeval de bedrijfsruimte in het hoofdgebouw wordt gerealiseerd);
    2. de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag per woning/perceel niet meer dan 50 m2 bedragen;
    3. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
    4. in de omgeving mag geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreden;
    5. de bedrijfsuitoefening dient te geschieden door degene die ter plaatse woonachtig is;
    6. er mogen geen activiteiten plaatsvinden vallend onder de Wet milieubeheer;
    7. er mogen geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
    8. op eigen terrein dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte
    9. voor een beroep aan huis maximaal 100 m2 mag worden gebruikt wanneer het perceel groter is dan 500 m2;
  1. door burgemeester en wethouders kan, na een daartoe te verlenen omgevingsvergunning medewerking worden verleend aan de bouw van bedrijfsruimten bij woningen, anders dan voor praktijkruimten. Bij het realiseren van bedrijfsruimten gelden de volgende randvoorwaarden:
    1. er zijn uitsluitend bedrijven toegestaan waarvan de bedrijfsactiviteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving, zoals:
      • ambachtelijk/verzorgende bedrijven;
      • bedrijven welke, op basis van de Wet milieubeheer, niet vergunningplichtig zijn;
    2. voor zover in deze regels niet anders is bepaald, mag de totale bedrijfsvloeroppervlakte per woning/perceel niet meer dan 50 m² bedragen;
    3. de vestiging van verkeersaantrekkende bedrijven is niet toegestaan;
    4. de bedrijven dienen op eigen terrein te voorzien in de eigen parkeerbehoefte;
    5. de bedrijfsuitoefening dient te geschieden door degene die ter plaatse woonachtig is;
    6. er mogen geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden.

Artikel 7 Woongebied

In aanvulling op het bepaalde in artikel 9 van het oorspronkelijke plan geldt het volgende:
  1. de voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor geluidwerende voorzieningen als een geluidscherm;
  2. het maximaal toegelaten aantal woningen op de voor 'Woongebied' aangewezen gronden, zoals vastgelegd in artikel 9, lid 2.2 onder b van het oorspronkelijke plan wordt gewijzigd in: 483;
  3. een woning waar eenmaal een omgevingsvergunning voor is verleend, mag niet worden gesplitst in meerdere wooneenheden; 
  4. in afwijking van het bepaalde in artikel 9, lid 2.2 onder g mag de goothoogte van de gestapelde bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' ten hoogste 15 meter bedragen;
  5. in afwijking van het bepaalde in artikel 9, lid 2.2 onder h mag de bouwhoogte van de gestapelde bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' ten hoogste 15 meter bedragen;
  6. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - patiowoningen’ gelden aanvullend op de bouwregels zoals vastgelegd in artikel 9, lid 2.2  van het oorspronkelijke plan de volgende bouwregels;
    1. De maximale bouw- en goothoogte bedragen respectievelijk 8 en 3 meter;
    2. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 60%;
    3. de afstand tussen parkeerplaatsen en de erfgrens met niet openbaar gebied bedraagt minimaal 1 meter;
    4. de afstand tussen aan- en uitbouwen en de erfgrens bedraagt minimaal 1 meter;
    5. de afstand tussen een hoofdgebouw en de erfgrens bedraagt minimaal 3 meter.
  7. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - waterwoningen' gelden aanvullend op de bouwregels zoals vastgelegd in artikel 9, lid 2.2  van het oorspronkelijke plan de volgende bouwregels;
    1. de maximale bouw- en goothoogte bedragen respectievelijk 7 en 4,5 meter;
    2. onder peil mag niet worden gebouwd, met uitzondering van funderingen;
    3. er mogen geen vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden opgericht;
    4. de bestaande oeverlijn dient gehandhaafd te blijven en de bouw van grondkeringen is niet toegestaan;
    5. vlonders zijn toegestaan en dienen gebouwd te worden tot een hoogte van maximaal -1,30 meter NAP;
    6. aansluitend op de begane grond van het hoofdgebouw is een hoger liggend dek van maximaal 3x3m toegestaan. Deze dient omsloten te worden door de lager gelegen vlonder, indien aanwezig.
  8. artikel 9, lid 4.3 is komen te vervallen;
  9. ten aanzien van het plan geldt dat voor het overige artikel 9 van het oorspronkelijke plan onverkort van toepassing is.
 

3 Algemene regels

 

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

In aanvulling op het bepaalde in artikel 13 van het oorspronkelijke plan en de regels hoofdstuk 2 mag enkel een omgevingsvergunning voor een nieuwe woning worden verleend, indien de geluidbelasting vanwege wegverkeer op de gevels van die woning voldoet aan:
  1. de krachtens de Wet geluidhinder ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting;
  2. of aan een door het bevoegd gezag vastgestelde en bij dit plan behorend Besluit hogere waarde Wet geluidhinder; 
  3. of desbetreffende gevel een dove gevel betreft in de zin van artikel 1b, lid 4 van de Wet geluidhinder.

Artikel 9 Overige regels

Voor het overige zijn de regels in hoofdstuk 3 van het oorspronkelijke plan onverkort van toepassing.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

         

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

10.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 10 lid 1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 10 lid 1 met maximaal 10%.

10.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

artikel 10 lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

10.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 10 lid 4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

10.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 10 lid 4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

10.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

artikel 10 lid 4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan 'Herziening De Volgerlanden-Oost, uitwerkings- en wijzigingsplan gebied C1-C2'.