direct naar inhoud van Artikel 3 Wonen
Plan: De Volgerlanden-West, uitwerkingsplan cluster 4.4B
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0531.bp01VolgerlWstUP03-3001

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. zorgwoningen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

3.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het aantal woningen per bestemmingsvlak bedraagt ten hoogste het middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • c. er mogen vrijstaande, half-vrijstaande, aaneengesloten alsmede patiowoningen worden gebouwd;
  • d. de voorgevels van woningen dienen in of evenwijdig aan de aanduiding 'gevellijn' gebouwd te worden;
  • e. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven maximale goothoogte;
  • f. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven maximale bouwhoogte;
  • g. de grondoppervlakte van hoofdgebouwen, niet zijnde patiowoningen, bedraagt ten hoogste 100 m2;
  • h. bij patiowoningen mag 65% van de oppervlakte van het bouwperceel worden bebouwd of overdekt.
3.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op ten ten minste 1 meter achter de lijn in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum hoogte van 4 meter;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw; met een maximum hoogte van 3 meter;
  • e. op aan- of uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen mag een kap worden gebouwd waarbij geldt dat:
    • 1. de dakhelling van aan- en uitbouwen ten hoogste de dakhelling van het bijbehorende hoofdgebouw bedraagt;
    • 2. de dakhelling van vrijstaande bijgebouwen ten hoogste 45° bedraagt;
  • f. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mogen geplaatst worden tussen het bouwvlak en de op 3 meter afstand hiervan liggende denkbeeldige (parallelle) lijnen;
  • g. de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw bedraagt ten hoogste 30 m2;
  • h. de gezamenlijk oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen die buiten het bouwvlak worden gebouwd bedraagt ten hoogste 50% van het erf met een maximum van 80 m².
3.2.3 Overige bouwwerken geen gebouw zijnde
  • a. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen, met uitzondering van erfafscheidingen, op ten minste 1 meter achter de lijn in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van pergola's bedraagt ten hoogste 2,5 meter;
  • d. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 meter;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • f. in afwijking van het bepaalde hiervoor geldt dat indien de bouwhoogte van bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten tijde van het in ontwerp terinzage leggen van het plan hoger is dan de in die subleden genoemde bouwhoogten, de bestaande bouwhoogte de maximale bouwhoogte is.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken voor richting voorgevel en goothoogte

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1:

  • a. onder d: voor het bouwen van de voorgevel van een woning in een andere richting, mits dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt acceptabel wordt geacht en geen afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
  • b. onder e: voor het overschrijden van de maximale goothoogte tot ten hoogste de ter plaatse geldende maximale bouwhoogte, mits dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt acceptabel wordt geacht en geen afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden en bezonning van de aangrenzende percelen;
3.3.2 Afwijken voor dakterrassen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2:

  • a. onder c: voor het bouwen van een balustrade met een maximale hoogte van 1,5 meter boven de aanwezige goothoogte, ten behoeve van een dakterras, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden en bezonning van de aangrenzende percelen;
  • b. onder h: tot een gezamenlijk grondoppervlakte van ten hoogte 100 m2 op bouwpercelen kleiner dan 2.000 m2, en van ten hoogste 150 m2 bij grotere bouwpercelen, mits het erf voor 50% onbebouwd blijft;
  • c. onder f: voor het bouwen van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen op een afstand van meer dan 3 meter van het bouwvlak, waarbij:
    • 1. de grondoppervlakte van de uitbreiding van de woonruimte niet meer dan 15 m2 mag bedragen;
    • 2. de breedte niet meer mag bedragen dan 3 meter;
    • 3. de hoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 4. voldaan dient te worden aan het bepaalde in lid 3.2.2, sub h.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Aan-huis-gebonden beroepen

Onder de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep in samenhang met wonen wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit bedraagt ten hoogste 25% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 50 m2, het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • b. detailhandel is niet toegestaan;
  • c. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner van de woning.
3.4.2 Aan-huis-gebonden kleinschalige bedrijvigheid

Onder de uitoefening van aan huis gebonden kleinschalige bedrijvigheid in samenhang met wonen wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit bedraagt ten hoogste 25% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 50 m2, het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • b. de bedrijfsactiviteit mag geen onevenredige afbreuk doen aan de woningen en andere gevoelige functies in de omgeving;
  • c. de bedrijvigheid dient te vallen onder categorie A van de bij deze regels gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging.