direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kreek Molendijkse Zoom, Oudenhoorn
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0530.WPMolendijkseZ2019-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op Voorne-Putten bevinden zich veel oude kreeklopen. Met het project 'Kreken Kweken' willen de gemeenten van Voorne-Putten, het Waterschap en de stadsregio Rotterdam deze oude kreken in ere herstellen. Naast berging van water en natuurontwikkeling wordt gezocht naar mogelijkheden om dit herstel te combineren met de ontwikkeling van andere functies zoals recreatie. In 2009 hebben de genoemde partijen een samenwerkingsovereenkomst getekend om deze doelstellingen te realiseren. De ecologische zones worden aangelegd met subsidie van de voormalige Stadsregio Rotterdam en de provincie Zuid Holland.

Voor een van deze kreken in het buitengebied van de gemeente Hellevoetsluis wordt nu de realisatie beoogd. Het betreft het herstel van de kreek 'Molendijkse Zoom, Oudenhoorn'. De locatie ligt ten noordwesten van Oudenhoorn en ten noordoosten van Hellevoetsluis (figuur 1.1). Voorheen was de locatie binnen de gemeente Nissewaard gelegen, maar na de grenscorrectie van 1 januari 2018 valt de locatie binnen het grondgebied van de gemeente Hellevoetsluis. Ter plaatse van de te realiseren kreek geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied West' van de gemeente Nissewaard. De beoogde kreek met natuurvriendelijke oevers komt op gronden die in dat bestemmingsplan een agrarische bestemming hebben. Binnen de agrarische bestemming zijn deze doeleinden niet toegestaan. Het initiatief is dus niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan.

 

Het bestemmingsplan bevat echter een wijzigingsbevoegdheid om ecologische verbindingszones, bijvoorbeeld in de vorm van kreken, mogelijk te maken. Op basis van deze wijzigingsbevoegdheid is voorliggend wijzigingsplan opgesteld om de voorgenomen ontwikkeling doorgang te kunnen laten vinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.WPMolendijkseZ2019-vg01_0001.png"

Figuur 1.1 Planlocatie in rood aangeduid ten opzichte van Oudenhoorn en Hellevoetsluis.

1.2 Plangebied

Het plangebied van dit wijzigingsplan bestaat uit de gronden ter plaatse van de beoogde kreek 'Molendijkse Zoom, Oudenhoorn' ten noordwesten van Oudenhoorn. In figuur 1.2 is het plangebied van de beoogde kreek meer gedetailleerd weergeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.WPMolendijkseZ2019-vg01_0002.png"

Figuur 1.2 Ligging plangebied kreek Molendijkse Zoom, Oudenhoorn.

Kreek Molendijkse Zoom, Oudenhoorn

De te realiseren kreek ligt ten noordwesten van Oudenhoorn en ten noordoosten van Hellevoetsluis.

1.3 Vigerend plan

Het vigerende bestemmingsplan is het plan 'Buitengebied West' van de gemeente Nissewaard, vastgesteld op 7 december 2016. In figuur 1.3 is een uitsnede opgenomen van het bestemmingsplan ter plaatse van de betreffende kreek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.WPMolendijkseZ2019-vg01_0003.png"

Figuur 1.3 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Buitengebied West (plangebied met pijl aangeduid).

Ter plaatse van het plangebied gelden de volgende bestemmingen:

  • Agrarisch met waarden - Waardevolle openheid.
  • Waterstaat - Waterstaatkundige functie (dubbelbestemming).
  • Waarde - Archeologie 6 (dubbelbestemming).

Strijdigheid

Binnen de agrarische bestemming zijn verschillende vormen van agrarische activiteiten mogelijk. Binnen deze bestemming is overigens ook water toegestaan, vanuit de optiek dat in het agrarisch landschap ook water aan- en afvoer nodig is. De aanleg van kreken met het specifieke doel van natuurontwikkeling sluit hier niet bij aan en is om die reden niet passend binnen de bestemming.

Wijzigingsbevoegdheid

Ecologische verbindingszones/realisatie nieuwe natuur

Het artikel Agrarisch met waarden - Waardevolle openheid kent een wijzigingsbevoegdheid om gronden met deze agrarische bestemming te wijzigen in een andere bestemming om daarmee ecologische verbindingszones te realiseren. Gedacht kan worden aan de bestemming Natuur of Water, afhankelijk van de vorm waarin de verbindingszone wordt aangelegd.

Aan deze bestemmingswijziging zijn de volgende voorwaarden verbonden:

  • a. een besluit tot planwijziging niet eerder wordt genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie dan wel via particulier natuurbeheerschap worden gerealiseerd;
  • b. verwerving dient op vrijwillige basis te geschieden;
  • c. de bestemmingswijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. er dient sprake te zijn van ruimtelijk afgeronde eenheden.

In paragraaf 3.5 is de toetsing aan de wijzigingsregels opgenomen.

1.4 Doel wijzigingsplan

Het doel van dit wijzigingsplan is het juridisch-planologisch mogelijk maken van de kreek Molendijkse Zoom, Oudenhoorn in het buitengebied van de gemeente Hellevoetsluis. Het betreft een wijzigingsplan op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). In dat artikel is beschreven dat burgemeester en wethouders binnen de in een bestemmingsplan aangegeven regels een plan kunnen wijzigen. Na toetsing aan de wijzigingsregels kan dan een planwijziging plaatsvinden.

1.5 Procedure

Het wijzigingsplan wordt in ontwerp ter inzage gelegd. Gedurende de periode van ter inzagelegging bestaat de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen. Het college van burgemeester en wethouders neemt vervolgens een besluit over de mogelijk ingediende zienswijzen en over de vaststelling van het wijzigingsplan.

1.6 Leeswijzer

Het voorliggende wijzigingsplan bestaat uit een toelichting, de regels en een plankaart. De toelichting is als volgt opgebouwd:

  • hoofdstuk 2: ontwikkeling. In dit hoofdstuk wordt de beoogde ontwikkeling nader beschreven;
  • hoofdstuk 3: beleidskader en planologische toets;
  • hoofdstuk 4: sectorale onderzoeken. Hierin worden resultaten van de sectorale onderzoeken beschreven;
  • hoofdstuk 5: juridische planbeschrijving en uitleg planregels;
  • hoofdstuk 6: economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Behalve de toelichting bestaat het wijzigingsplan uit de regels en de verbeelding.

Hoofdstuk 2 Huidige en toekomstige situatie plangebied

2.1 Huidige situatie

De locatie aan de Molendijkse Zoom betreft een gebied van circa 400 meter lengte (op het breedste) punt ten oosten van een bestaande waterloop. Op de plek waar de ecologische oever en de kreek moeten komen is nu sprake van een sloot met een steile oever. Het gebied is thans agrarisch in gebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.WPMolendijkseZ2019-vg01_0004.png"

Figuur 2.1 Huidige situatie kreek Molendijkse Zoom, Oudenhoorn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.WPMolendijkseZ2019-vg01_0005.png"

Figuur 2.2 Foto's van het gebied.

Bestaande oever

De bestaande oever heeft een steil talud. Door het steile talud onder en boven water is de diversiteit in planten en dieren beperkt.

2.2 Toekomstige situatie

2.2.1 Aanleiding

Een kreek is een kleine watergeul die is ontstaan als gevolg van een dijkdoorbraak. Na een dijkdoorbraak zorgt het in- en uitstromende water (veroorzaakt door de getijden) voor een geul met een aanzienlijke diepte. Na dichting van het gat in de dijk, blijft binnendijks de kreek over. Een kreek kan ook tot stand komen bij de inpoldering van een kwelder. Op Voorne-Putten zijn veel oude kreeklopen aanwezig.

In de afgelopen eeuwen zijn de kreken vrijwel geheel uit beeld verdwenen door inpoldering en het rechttrekken van de kronkelige loop. Het project 'Kreken Kweken' heeft als doel de oude kreken weer in ere te herstellen en deze duidelijker herkenbaar in het landschap te maken. Het achterliggende doel is het realiseren van provinciale ecologische verbindingszones en het versterken van de landschappelijke identiteit (openheid en rust) van Voorne-Putten.

De voornaamste fysieke ingreep is het verflauwen van de nu steile oevers. Hiervan profiteren dieren en planten en tegelijkertijd ontstaat meer ruimte voor waterberging. Daaraan is, met het oog op de klimaatverandering, dringend behoefte. De herstelde kreken bieden ook nieuwe recreatiemogelijkheden: het landschap wordt mooier en dankzij wandelpaden (laarzenpaden) langs de kreken wordt het landschap toegankelijker. De doelstelling van het project Kreken Kweken is de aanleg van circa 8,6 kilometer ecologische oevers (zones) met een breedte van minimaal 10 meter, 8,7 kilometer wandelpaden langs de oevers en vijf ecologische stapstenen (‘stepping stones’) van elk circa 0,5 hectare. Stepping stones komen in het plangebied van dit wijzigingsplan echter niet voor, evenmin als recreatieve voorzieningen.

2.2.2 Inrichting en beheer

In de nieuwe situatie zal er sprake zijn van een drasoever, een flauwe oever en een ijsvogelwand. Er zal tevens een onderhoudspad worden aangelegd (zie figuur 2.3).

In de nieuwe situatie zal er sprake zijn van natuurvriendelijke oevers en een nevengeul met een duiker en een ijsvogelwand. Er zal ook een onderhoudspad aangelegd worden.

Het inrichtingsplan is als bijlage 2 bij de toelichting gevoegd. Hieronder een kaart van de inrichtingstekening van de kreek.

Aan de westzijde van de bestaande hoofdwatergang vinden geen wijzigingen plaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.WPMolendijkseZ2019-vg01_0006.png"

Figuur 2.3 Inrichtingsschets kreek 'Ecologische zone Molendijkse Zoom, Oudenhoorn'.

De verschillende vormen van inrichting vragen ieder om een eigen vorm van beheer en onderhoud. Gezamenlijk worden deze in het Beheer- en onderhoudsplan vastgelegd. Voor het onderhoud van de ecologische zones is door de gezamenlijke gemeenten en het Waterschap Hollandse Delta op 16 maart 2018 een samenwerkingsovereenkomst, zie bijlage 1, ondertekend. Hierin is onder andere vastgelegd dat het onderhoud van alle ecologische zones aangelegd binnen het project Kreken Kweken door één partij zal worden uitgevoerd, namelijk de Stichting Landschapsonderhoud Rotterdam.

Hoofdstuk 3 Beleidskader en planologische toets

3.1 Nationaal beleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op nationaal beleidsniveau zijn de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van toepassing. Beide beleidsdocumenten richten zich op een hoog abstractieniveau en bevatten dan ook geen beleid ten aanzien van een relatief kleinschalige ontwikkeling als deze.

Beoogde ontwikkeling

Ten aanzien van de beoogde ontwikkeling is het wel relevant te vermelden dat in titel 2.10 Barro is bepaald dat de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) aangewezen dient te worden in de provinciale verordening. Ook dienen er regels opgenomen te worden ter bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS. Een voornaam deel van het plangebied is aangewezen als EHS, nu NNN (Natuurnetwerk Nederland), zie figuur 3.1. Hierop wordt verder ingegaan in paragraaf 3.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.WPMolendijkseZ2019-vg01_0007.png"

Figuur 3.1 Natuurnetwerk Nederland ter plaatse van de kreek aan de Molendijkse Zoom, Oudenhoorn.

3.2 Provinciaal beleid

Visie ruimte en Mobiliteit en Programma mobiliteit

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. Op 20 februari 2019 heeft Provinciale Staten van Zuid-Holland de nieuwe omgevingsvisie, de omgevingsverordening en het programma ruimte vastgesteld.

Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:

  • Ruimte bieden aan ontwikkelingen.
  • Aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit.
  • Allianties aangaan met maatschappelijke partners.
  • Minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.

Bij de VRM horen: de Visie ruimte en mobiliteit, de Verordening ruimte, het Programma ruimte en het Programma mobiliteit.

4 rode draden

In de VRM zijn 4 thema's te onderscheiden:

1. beter benutten en opwaarderen van wat er is;

2. vergroten van de agglomeratiekracht;

3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;

4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

Beoogde ontwikkeling

Het plangebied is in de VRM aangewezen als NNN. De gebieden die als zodanig zijn aangewezen bestaan uit reeds ontwikkelde NNN en nog tot NNN te ontwikkelen gronden. De provincie heeft de ambitie om de NNN uiterlijk in 2027 gerealiseerd te hebben. De aanleg van de kreek aan de Molendijkse Zoom te Oudenhoorn geeft invulling aan dit streven en is geborgd in het project 'Kreken Kweken'. Hiermee draagt de beoogde ontwikkeling bij aan het verwezenlijken van het provinciaal beleid.

Verordening ruimte en Programma ruimte (2014)

In samenhang met de structuurvisie is de Verordening Ruimte opgesteld en laatstelijk gewijzigd op 30 mei 2018. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen.

Beoogde ontwikkeling

In de Verordening Ruimte is bepaald dat een bestemmingsplan voor gronden binnen het Nationaal NatuurNetwerk geen bestemmingen aanwijst die de instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden significant beperken, of leiden tot een significante vermindering van de oppervlakte, kwaliteit of samenhang van die gebieden. Voorliggend wijzigingsplan beoogt de NNN te versterken en uit te breiden. De bestemming die hiervoor opgenomen wordt is Water en Natuur. Binnen deze bestemming zijn geen zaken mogelijk die een bedreiging vormen voor de ontwikkeling en instandhouding van de natuur- en landschapswaarden binnen het plangebied. Zodoende is er geen strijdigheid met het bepaalde in de verordening.

3.3 Regionaal beleid

Regionale Strategische Agenda (RSA)

In een Regionale Strategische Agenda (RSA) is destijds door de gemeenten in de regio Rotterdam en door de Stadsregio Rotterdam aangegeven wat er tot 2020 opgepakt zou moeten worden. De RSA is samengesteld uit een perspectief voor 2020 gekoppeld aan strategische opgaven waar alle partners in de regio aan werken. Bij elke strategische opgave is de uitvoeringsagenda voor de komende vier jaar aangegeven. Aan de RSA wordt een financieel kader voor de komende vier jaar gekoppeld.

Het project 'Kreken Kweken' is expliciet genoemd in de RSA. Voor dit project is het samenhangend metropolitaan landschap van toepassing. Het project - en daarmee de in dit wijzigingsplan beoogde ontwikkeling - sluit daarmee aan op dit beleidsstuk.

Het beleid van de voormalige stadsregio is formeel niet meer geldig aangezien de stadsregio is komen te vervallen. De beleidsuitgangspunten zijn overgenomen in het lokale beleid.

Groenblauw Structuurplan regio Rotterdam 2011-2020 (RGSP3)

Het Groenblauw Structuurplan regio Rotterdam 2011-20220 (RGSP3) is in een samenwerking tussen de provincie en de Stadsregio Rotterdam opgesteld. De hoofdopgave is de realisatie van een ‘samenhangende, robuuste, groenblauwe structuur voor recreatie en natuur’ te realiseren in de regio Rotterdam. Afgesproken is dat er vooral gewerkt moet worden aan verbindingen en aan het beter beleefbaar maken van het landschap.

De ambities die van toepassing zijn op de kreken zijn:

  • aantrekkelijke metropolitane landschappen te realiseren voor recreatief (mede-)gebruik door inwoners stedelijke gebieden en de bewoners van het landelijke gebied;
  • een robuust groenblauw raamwerk, met de rivieren en overige hoofdwatergangen als belangrijkste dragers, tot stand te brengen voor een duurzame ecologische ontwikkeling van de regio.

De Groenblauwe visie geeft voor Voorne-Putten onder meer aan dat het gewenst is om cultuurhistorische elementen zoals de kreken te behouden en te herstellen en de recreatieve waarde door bijvoorbeeld wandelpaden te vergroten. De beoogde ontwikkeling is dus in lijn met dit beleid.

Ontwikkelingsvisie (maart 2007)

Op 23 maart 2007 is de Ontwikkelingsvisie 'De kreken op Voorne-Putten, Visie op hoofdlijnen en plan van aanpak' vastgesteld door de gemeenten van Voorne-Putten, het Waterschap Hollandse Delta en de voormalige Stadsregio Rotterdam. Dit was een uitwerking van het Regionaal Groenblauw Structuurplan (RGSP2) dat opgesteld was door de Stadsregio Rotterdam en de provincie Zuid-Holland als invulling van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur die in 1991 is vastgesteld.

Samenwerkingsovereenkomst (maart 2010)

In 2009 is er de samenwerkingsovereenkomst 'Kreken kweken' getekend door de stadsregio Rotterdam, het Waterschap Hollandse Delta en de gemeenten Westvoorne, Hellevoetsluis, Bernisse en Spijkenisse om de uitvoering dichterbij te brengen. In maart 2010 is de samenwerkingsovereenkomst ook door gemeente Brielle getekend in een addendum. De samenwerkingsovereenkomst bevat een uitvoeringsprogramma. Toegevoegd is de samenwerkingsovereenkomst onderhoud ecologische zones project Kreken Kweken van 16 maart 2018, zie bijlage 1.

In de samenwerkingsovereenkomst onderhoud ecologische zones project Kreken Kweken die op 16 maart 2018 is ondertekend door de gezamenlijke gemeenten en het waterschap zijn afspraken gemaakt over het onderhoud van de kreken. De LTO is betrokken geweest bij het maken van deze afspraken en heeft ingestemd met de samenwerkingsovereenkomst. Het onderhoud van de kreken die zijn aangelegd binnen het project Kreken Kweken zullen door één partij worden onderhouden onder de coördinatie van de gemeente Brielle. Voor iedere zone zal een beheer- en onderhoudsplan worden opgesteld.

Keuzedocument (5 juli 2012)

Omdat het niet haalbaar bleek om alle kreken uit de Ontwikkelingsvisie aan te pakken, is een keuze gemaakt uit die kreken. Hiervoor is een 'Keuzedocument kreken Kreken op Voorne Putten' vastgesteld.

Projectplan (16 juli 2012)

Het projectplan is het uitvoeringsplan van de gemeenten Westvoorne, Brielle, Bernisse en Spijkenisse (nu gemeente Nissewaard) en Hellevoetsluis, het Waterschap Hollandse Delta en de Stadsregio Rotterdam. Dit projectplan beschrijft de doelstelling, het plan van aanpak, de kosten en de financiering van de verwerving en inrichting van de kreken die in het Keuzedocument zijn benoemd. Het projectplan is de basis voor de aanvragen voor subsidie bij de Stadsregio Rotterdam en de provincie Zuid-Holland.

Handboek verwerving, inrichting en beheer van ecologische zones, stepping stones en laarzenpaden (5 juli 2012)

Dit document heeft alleen betrekking op ecologische zones langs kreken die via een autonoom proces verworven en ingericht moeten worden. Voor de eigenaren van de agrarische gronden en voor de overheden die bij het proces zijn betrokken is het noodzakelijk om op een aantal punten duidelijkheid te hebben om op een goede manier op het proces te kunnen inspelen. Dit document is vastgesteld door Colleges van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten en het Dagelijks Bestuur van het waterschap. Na vaststelling is dit het handboek waarmee verwerving, inrichting en beheer van ecologische zones, stepping stones en laarzenpaden vorm worden gegeven. Het is een bijlage bij het Projectplan Kreken Kweken.

3.4 Gemeentelijk beleid

Toekomstvisie Bernisse

Op 18 september 2007 heeft de gemeenteraad van de voormalige gemeente Bernisse de 'Toekomstvisie Bernisse' vastgesteld. Uitgangspunt voor de toekomstvisie is dat Bernisse een landelijke gemeente is, waar rust, ruimte en openheid de boventoon voeren. Voor het formuleren van de toekomstvisie is de vraag gesteld, of dat over 20 jaar nog zo zal zijn en op welke manier er omgegaan zou kunnen worden met verwachte trends en ontwikkelingen.

Beoogde ontwikkeling

Het in ere herstellen van de kreken in het buitengebied van de gemeenten op Voorne-Putten, draagt bij aan het voornemen natuurgebieden beter beleefbaar te maken.

3.4.1 Groenstructuurplan Hellevoetsluis 2010-2020

Op 10 december 2009 is het Groenstructuurplan Hellevoetsluis 2010-2020 vastgesteld. Het Groenstructuurplan heeft als doel het bestaande (stedelijke) groen te behouden, de ecologische kwaliteit ervan te verbeteren en de samenhangende structuur op termijn verder te ontwikkelen. Om dat te bereiken heeft het de volgende status:

  • 1. het Groenstructuurplan 2010-2020 vormt het beleidskader voor gemeentelijk beleid;
  • 2. het toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen, en;
  • 3. het uitvoeringskader voor de inrichting en het beheer van de openbare ruimte.

Alle ruimtelijke ontwikkelingen en initiatieven zullen worden getoetst aan het nieuwe Groenstructuurplan en de streefbeelden die daarin zijn opgenomen. De onderhavige ontwikkeling past binnen genoemd structuurplan. In het Groenstructuurplan staat de kreek aan de Molendijkse Zoom ook als kreek aangegeven met als streefbeeld de aanleg van natuurvriendelijke oevers.

3.4.2 Beleidsvisie Duurzaamheid en Milieu Hellevoetsluis

Het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid is vastgelegd in de Beleidsvisie duurzaamheid 2020 en de

Routekaart Duurzaam Voorne-Putten 2040. Hoofddoelstelling is dat de gemeenten op Voorne-Putten in 2040 energieneutraal en circulair willen zijn. Hierin is gekozen voor het ambitieuze scenario wat betekent dat er de komende jaren versneld moet gaan worden. Dit door het realiseren van een stijging van ruim 4% duurzame energie per jaar. De meest duurzame energie is de energie die niet verbruikt wordt. Dit betekent dat er bij nieuwbouw sterk ingezet moet worden op energiebesparing. De energie die wel gebruikt wordt moet zo veel mogelijk duurzaam worden opgewekt (o.a. door middel van zonnepanelen, (lucht)warmtepompen, of ander duurzame energiebronnen. Door middel van het opstellen van een energievisie moet dit inzichtelijk worden gemaakt. Vanaf 2021 moet alle nieuwbouw wettelijk gezien voldoen aan de norm van een Bijna Energie Neutraal Gebouw (BENG). Een groot deel van de opgaven om in 2040 energieneutraal te worden is het vinden van betaalbare, betrouwbare en duurzame alternatieven voor aardgas. In de Routekaart Duurzaam Voorne Putten is het uitgangspunt is dat nieuwe projecten vanaf 2018 aardgasvrij wordt gerealiseerd en lopende projecten indien mogelijk. De gemeente Hellevoetsluis heeft het convenant aardgasvrije nieuwbouw ondertekend.

In de routekaart Duurzaam Voorne-Putten zijn ook ambities opgenomen voor circulaire bouwen en

natuurinclusief bouwen. Natuurinclusief bouwen en ontwerpen houdt in dat gebouwen en de openbare

ruimte niet alleen een functie hebben voor mensen maar tegelijkertijd ook een bijdrage leveren aan

biodiversiteit en ecologie. In een circulair gebouwde omgeving worden meer biobased materialen gebruikt, wordt vanuit toekomstige demontage en hergebruik ontworpen en worden restmaterialen zo goed mogelijk gescheiden. Om dit inzichtelijk te maken wordt binnen de gemeente Hellevoetsluis het instrument GPR gebruikt. GPR staat voor Gemeentelijke Prestatie Richtlijn Duurzaam Bouwen. De GPR stedenbouw en GPR gebouw geven inzicht in de duurzaamheidprestatie van respectievelijk een stedenbouwkundig plan of een gebouw. De GPR stedenbouw heeft de volgende thema's: Energie, Ruimte & Voorraden, Welzijn & Gezondheid, Gebruikswaarde en Toekomstwaarde. Bij de GPR gebouw wordt gekeken naar de thema's: Energie, Milieu, Gezondheid, Gebruikswaarde en Toekomstwaarde. Voor zowel de GPR stedenbouw als GPR gebouw kan per thema een score tussen de 1 en 10 gehaald worden. Gestreefd wordt naar een gemiddelde score van 8,0 voor alle thema's en een minimale score van 8,5 op het gebied van Energie". In het ontwerp van het woongebied wordt rekening gehouden met het beleid ten aanzien van duurzaamheid. Zo wordt er gestreefd naar gasloos bouwen en zullen de appartementengebouwen gebruikt wordt om duurzame energieinstallaties te installeren zoals zonnepanelen en lucht-, en waterpompen.

Het project voor de aanleg van de kreek nabij de Molendijkse Zoom te Oudenhoorn past binnen deze beleidsvisie.

3.4.3 Overig gemeentelijk beleid Hellevoetsluis

Naast de Structuurvisie Hellevoetsluis 2015+ kent de gemeente Hellevoetsluis de volgende beleidsdocumenten:

  • Visie op verbeterlocaties en actualisatie 2015.
  • Geluidbeleidsplan 2008-2017.
  • Luchtbeleidsplan 2008-2017.
  • Beleidsvisie Externe Veiligheid (2008-2017).
  • Watertakenplan 2017-2021.
  • Parkeernormen Hellevoetsluis 2011.
  • Nota bodembeleid 2012-2017.
  • Gemeentelijk Verkeer en Vervoersplan 2013.

Toetsing

De voorgenomen herstel van de kreek komt overeen met bovengenoemd gemeentelijk beleid.

3.5 Planologische toets

In deze paragraaf zal getoetst worden aan de wijzigingsregels ten behoeve van de ecologische verbindingszones. De wijzigingsregels worden afzonderlijk aangehaald en voorzien van een reactie op welke wijze hieraan tegemoet gekomen wordt:

Wijzigingsregels

  • a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder wordt genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie dan wel via particulier natuurbeheerschap worden gerealiseerd:

de gronden waarop de ontwikkeling plaats zal vinden, komen in bezit van het Waterschap voordat onderhavig wijzigingsplan wordt vastgesteld. De Stichting Landschapsonderhoud Rotterdam gaat de locaties beheren;

  • b. verwerving dient op vrijwillige basis te geschieden;

de gronden waarop de ontwikkeling plaats zal vinden zijn verworven door middel van kavelruil en zijn in bezit van het Waterschap;

  • c. de bestemmingswijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

uit toetsing aan de sectorale milieuaspecten, zoals opgenomen in hoofdstuk 5, blijkt dat het plan milieuhygiënisch uitvoerbaar is;

  • d. er dient sprake te zijn van ruimtelijk afgeronde eenheden.

de betreffende kreek is een wijziging van een bestaande sloot. De oevers worden op een natuurvriendelijke wijze aangelegd. Er is op die manier sprake van een ruimtelijk afgeronde eenheid.

Conclusie: aan alle wijzigingsregels wordt voldaan.

3.6 Conclusie

De beoogde ontwikkeling draagt bij aan het verwezenlijken van het beleid op alle niveaus. Daarnaast is uit de toetsing in paragraaf 3.5 gebleken dat wordt voldaan aan de wijzigingsregels. De vigerende beleidskaders en de wijzigingsregels staan de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

Hoofdstuk 4 Sectorale onderzoeken

4.1 Inleiding

Naast het algemene beginsel dat een wijzigingsplan inzichtelijk moet maken dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening, worden diverse sectorale aspecten ook specifiek aangehaald in de wijzigingsregels van het vigerende plan. In dit hoofdstuk worden om die reden de relevante sectorale aspecten beschreven. Gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke aanpassing, wordt voor alle aspecten volstaan met een beknopte paragraaf.

4.2 Archeologie

Normstelling en beleid

De gemeente Hellevoetsluis onderschrijft de uitwerking van het 'Verdrag van Malta': behoud van het archeologisch erfgoed waar mogelijk en documentatie van vindplaatsen waar nodig. Hierbij wordt aangesloten op het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het “Verdrag van Malta” is ontwikkeld en dat zijn neerslag heeft gevonden in de Wet op de archeologische monumentenzorg (2007). De voormalige gemeentes Bernisse en Spijkenisse hebben, respectievelijk in 2008 en 2011, een gemeentelijk archeologisch beleid vastgesteld, waarvan de Archeologische Waarden- en Beleidskaart een belangrijk instrument vormt. De kaart toont de archeologische waarden en verwachtingen binnen het gemeentelijk grondgebied en geeft aan hoe de gemeentes daarmee wensen om te gaan. In bestemmingsplannen wordt voor de verschillende plangebieden het archeologisch beleid nader uitgewerkt. De gemeente Nissewaard, en na de grenscorrectie van 1 januari 2018, de gemeente Hellevoetsluis hebben zich vervolgens gecommitteerd aan het archeologiebeleid zoals hiervoor omschreven.

Onderzoek en conclusie

In het kader van de voorbereiding van de ontwikkeling is op het terrein aan de Molendijk een archeologisch inventariserend en verkennend booronderzoek uitgevoerd. Gekeken is of eventueel aanwezige archeologische waarden verstoord kunnen worden of verloren kunnen gaan door de ontwikkeling.

In het plangebied is de natuurlijke opbouw zo goed als ongestoord aanwezig. Er is alleen wat ploegschade aan het oppervlak. In de diepere lagen zijn behoudens erosie en de mogelijke moerneringsput geen aanwijzingen van verstoring aangetroffen. Op basis van het booronderzoek kan gesteld worden dat in het plangebied vermoedelijk geen archeologische waarden aanwezig zijn. Tijdens het veldonderzoek zijn ook geen archeologisch indicatoren aangetroffen.

Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied zoals omschreven in de bestemmingsplanwijziging geen nader archeologisch onderzoek geadviseerd. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan echter nooit volledig worden uitgesloten. Indien tijdens de daadwerkelijke werkzaamheden een (mogelijke) archeologische vondst wordt gedaan dan geldt de wettelijke meldingsplicht, zoals omschreven

in artikel 5.10 van de Erfgoedwet bij de minister. Uit praktisch oogpunt kan een dergelijke toevalsvondst bij de gemeente worden gemeld.

Het gehele archeologische onderzoek kan worden gevonden in Bijlage 3.

Het onderzoek is beoordeeld door Archeologie Rotterdam (BOOR). Deze geeft aan, dat het terrein voor de voorgenomen ontwikkeling kan worden vrijgegeven zonder verdere archeologische bemoeienis.

4.3 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Onderzoek en conclusie

Op grond van de onderzoeksresultaten zijn er geen aanvullende sanerende maatregelen noodzakelijk. De aangetoonde verhoogde concentraties aan barium en nikkel zijn mogelijk een gevolg van mobilisatie onder invloed van chloride (zoute kwel). Derhalve worden deze als natuurlijk verhoogde achtergrondwaarden beschouwd.

Er zijn geen milieuhygiënische bezwaren tegen het beoogde gebruik van de locatie als bouwland of de herinrichting tot een kreek. Het volledige onderzoek is te vinden in bijlage 4.

Het verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd door DETA MILIEU onder de titel 'Verkennend bodemonderzoek Molendijkse Zoom te Hellevoetsluis'. Het onderzoek is gedateerd 2 mei 2019 en kent projectnummer 1902047D.

4.4 Bedrijven en milieuhinder

Toetsingskader

Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • 1. ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • 2. rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Onderzoek

Met de beoogde ontwikkeling worden geen milieugevoelige functies mogelijk gemaakt, noch worden nieuwe bedrijfsmogelijkheden geboden. Aan onderlinge afstanden tussen milieuhinderlijke en milieugevoelige functies in de omgeving verandert zodoende niets. Dit aspect is om die reden niet in het geding.

4.5 Ecologie

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

• Natura-2000 gebieden;

• Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden 

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

• alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;

• het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van

redenen van sociale of economische aard, en;

• de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele

samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

• soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;

• soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;

• overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Eerder is reeds aan bod gekomen dat de gronden binnen het plangebied onderdeel uitmaken van de NNN. De beoogde ontwikkeling heeft als doel de NNN te versterken dan wel uit te breiden, en is zodoende niet in strijd met het provinciale beleid ten aanzien van dit onderwerp. Met betrekking tot de gebiedsbescherming wordt het plan uitvoerbaar geacht binnen de Wet natuurbescherming en het provinciaal beleid.

Soortenbescherming

Voor het herstel van de kreek werd in juni 2019 een ecologische quickscan uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde soorten. Het voorkomen van verblijfplaatsen van vleermuizen en broedvogels met vaste rust- en verblijfplaatsen wordt uitgesloten. In verband met het voorkomen van algemene broedvogels is het noodzakelijk buiten het broedseizoen te werken of op een manier dat de vogels niet tot broeden komen (vogelverschrikkers gebruiken). Mogelijk vliegen en foerageren er vleermuizen. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. Er zijn daarnaast mogelijk algemene nationaal beschermde zoogdieren en amfibieën aanwezig. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in provincie Zuid-Holland. Het voorkomen van overige beschermde soorten wordt uitgesloten. Op grond van de analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten.

De plannen voor het herstel van de kreek aan de Molendijkse Zoom te Oudenhoorn zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.

Voor het volledige ecologische rapport, zie bijlage 5.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.6 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Onderzoek en conclusie

De externe veiligheid binnen het plangebied is onderzocht door middel van de risicokaart (www.risicokaart.nl). Zowel binnen het plangebied als in de directe omgeving daarvan zijn geen risicovolle inrichtingen of transportverbindingen aanwezig. Het wijzigingsplan maakt daarnaast geen nieuwe risico gevoelige functies mogelijk. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan zodoende niet in de weg.

Met bovengenoemde toetsing is de aanwezigheid van leidingen met gevaarlijke stoffen uitgesloten. Er kunnen daarentegen wel 'reguliere' kabels en leidingen aanwezig zijn. Deze zijn veelal aangelegd langs of in combinatie met aanwezige infrastructuur. Om die reden doet de initiatiefnemer een Klic-melding waaruit dient te blijken dat er binnen de het plangebied geen kabels en leidingen liggen.

4.7 Verkeer

Het aanleggen van natuurvriendelijke oevers en kreekherstel hebben geen gevolgen voor de verkeerssituatie ter plaatse. Evenmin heeft de beoogde ontwikkeling een noemenswaardige parkeerbehoefte of verkeersaantrekkende werking tot gevolg.

4.8 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen of buiten stedelijke ligging.

Onderzoek en conclusie

Binnen het bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Tevens worden geen nieuwe wegen/aanpassingen aan wegen mogelijk gemaakt waar binnen bestaande geluidsgevoelige functies zijn gelegen. Akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai kan hierdoor achterwege blijven. Het aspect geluidshinder staat de vaststelling van voorliggend wijzigingsplan niet in de weg.

4.9 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer, ook wel Wet luchtkwaliteit (Wlk) genoemd. De Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied.

Onderzoek en conclusie

In paragraaf 4.7 is aangegeven dat met de ingreep geen noemenswaardige verkeersaantrekkende werking heeft. In het verlengde daarvan heeft het plan evenmin invloed op de luchtkwaliteit.

4.10 Water

Beleid en normstelling

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer van regionale wateren, en Rijkswaterstaat, water- en vaarwegbeheerder van het hoofdwatersysteem waaronder het Haringvliet. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerders over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerders worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Waterschapsbeleid

Vanaf 2016 is er een nieuw waterbeheer programma van het Waterschap Hollandse Delta van kracht. Het programma bestaat uit een statisch en een dynamisch deel. Het statisch deel bevat de doelen die het waterschap wil bereiken, zowel op de lange termijn als voor de planperiode. Het dynamisch deel bevat de maatregelen die nodig zijn om de doelen uit het statisch deel te realiseren.

Het plan bevat doelen en maatregelen voor de thema's Calamiteitenzorg, Water en Ruimte, Waterveiligheid, Voldoende Water, Schoon water en Waterketen. Voor het thema water en ruimte is de nadere uitwerking van de deltabeslissing ruimtelijke adaptatie de belangrijkste ontwikkeling. Hierbij wordt uitgegaan van meerlaagse veiligheid: preventie (laag 1), ruimtelijke inrichting (laag 2) en crisisbeheersing (laag 3). Voor Hollandse Delta ligt de nadruk op de eerste laag: een overstroming voorkomen door middel van (primaire) waterkeringen. Voor de tweede laag is als doel geformuleerd dat de ruimtelijke inrichting bijdraagt aan het beperken van de gevolgen van een overstroming.

Onderzoek - Huidige situatie

Het plangebied bestaat voornamelijk uit agrarisch gebied. De bodem in het plangebied bestaat uit zeekleigrond. Zie figuur 4.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.WPMolendijkseZ2019-vg01_0008.png"

Figuur 4.1 Bodemsoorten.

Binnen het plangebied is sprake van grondwatertrap VI. Dat wil zegen dat in het grootste deel van het plangebied de gemiddelde hoogste grondwaterstand varieert tussen 0,4 en 0,8 m beneden maaiveld en dat de gemiddelde laagste grondwatertrap op meer dan 1,2 m beneden maaiveld ligt. Zie ook figuur 4.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.WPMolendijkseZ2019-vg01_0009.png"

Figuur 4.2 Grondwatertrappen.

Waterkwantiteit en -kwaliteit en waterkeringen

De bestaande sloot zorgt voor de afwatering van het gebied. Er zijn geen Kaderrichtlijn Water (KRW)-lichamen of waterkeringen aanwezig binnen het plangebied.

Onderzoek - Toekomstige situatie

Algemeen

De ontwikkeling van de kreek wordt in overleg met het waterschap voorbereid. Het waterschap wordt eigenaar van het betreffende perceel. De Stichting Landschapsonderhoud Rotterdam is verantwoordelijk voor het onderhoud en beheer.

In het plangebied wordt de nu steile oever verflauwd en ingericht als ecologische oever. De kreek wordt mede daardoor in zijn oude luister hersteld. Hierdoor wordt extra oppervlaktewater aangelegd in de vorm van de verbreding van een deel van de sloot. Er is dus geen sprake van een toename in verharding. Geconcludeerd kan worden dat watercompensatie niet aan de orde is.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in-)filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

Voor dit wijzigingsplan is bij de beoogde ontwikkeling geen sprake van afvalwater. De watergangen in het plangebied blijven zorgen voor de afwatering.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. De beoogde ontwikkeling voorziet in het aanleggen van ecologische zones en stimuleert hierdoor de waterkwaliteit.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving. Voor de uitvoering volgt nog een geotechnisch onderzoek.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling betreft aanpassing aan de bestaande watergang nabij de Molendijkse Zoom ten noordwesten van Oudenhoorn. Hiervoor wordt bij het waterschap een vergunning aangevraagd op grond van de 'Keur'. Verder zorgt de aanleg van de kreek voor een algehele verbetering van het watersysteem: er is geen sprake van een toename van verharding en de capaciteit van de waterberging in het gebied neemt toe.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

Het juridische deel van een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels. De regels bevatten regels voor gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen juridisch bindende werking; maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

5.2 Opzet van de regels

Voorliggend plan betreft een wijzigingsplan op basis van het op 7 december 2016 vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied West van de gemeente Nissewaard. Op grond van de wijzigingsregels kan de bestemming Agrarisch met waarden - Waardevolle openheid worden gewijzigd ten behoeve van de aanleg van ecologische verbindingszones.

Gekozen systematiek

De wijze van bestemmen is afgestemd op het plan Buitengebied West. Op basis daarvan heeft de te herstellen kreek de bestemming Natuur en Water gekregen, wat aansluit bij de bestemming voor reeds eerder in ere herstelde kreken.

Naast deze bestemming zijn de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 6 en Waterstaat - Waterstaatkundige functie opgenomen. Deze sluiten eveneens aan op de dubbelbestemmingen uit het moederplan Buitengebied West.

Niet alleen de bestemmingen zijn afgestemd op het plan voor het buitengebied, ook de regels zijn zoveel mogelijk op uniforme wijze geformuleerd.

Natuur

De gronden rond de kreek zijn als natuur bestemd.

Water

De kreek met zijn oevers is gezamenlijk voorzien van de bestemming water.

Waarde - Archeologie 6

Het plangebied is geheel voorzien van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 6. Hierin wordt archeologisch onderzoek verplicht gesteld bij bouw- en grondwerkzaamheden die schadelijk kunnen zijn voor mogelijk aanwezige archeologische waarden.

Waterstaat - Waterstaatkundige functie

De dubbelbestemming Waterstaat-Waterstaatkundige functie is opgenomen over de watergang (kreek en oevers). Met deze dubbelbestemming wordt de waterstaatkundige functie en de daarmee gemoeide activiteiten (zoals onderhoud) mogelijk gemaakt.

Hoofdstuk 6 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Voor het project 'Kreken Kweken' hebben de overheden in de gelijknamige samenwerkingsovereenkomst een projectplan opgesteld. Hierin is een uitgebreide financierings- en uitvoeringsparagraaf opgenomen. Hieruit blijkt dat de kosten om het project te realiseren (projectleiding, projectkosten voor verwerving, kosten voor communicatie, aankoop en inrichtingskosten) verdeeld worden over de stadsregio, de provincie en het waterschap. De beheerskosten komen voor rekening van het waterschap en de gezamenlijke gemeenten. De genoemde overheden hebben de voor het project benodigde financiële middelen toegezegd. De kosten voor het doorlopen van de benodigde planologische procedures en de gemeentelijke leges zijn voor rekening van de betrokken gemeenten.

Met oog op het bovenstaande wordt het project uitvoerbaar geacht. Voor meer gedetailleerde informatie ten aanzien van de financiering wordt verwezen naar het projectplan 'Kreken Kweken op Voorne-Putten' van de stadsregio Rotterdam.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Zienswijzen en vaststelling

Vanwege de kleinschaligheid van de ontwikkeling en de verwachte geringe maatschappelijke gevoeligheid van de beoogde ontwikkeling is afgezien van een afzonderlijke inspraakprocedure.

Het ontwerp-wijzigingsplan wordt zoals wettelijk voorgeschreven voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. In deze periode kunnen belanghebbenden een zienswijze tegen het plan indienen. Vervolgens wordt het wijzigingsplan door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. Mogelijke zienswijzen worden bij de besluitvorming betrokken.

6.2.2 Wettelijk overleg

Gelijktijdig met de ter visie legging van het ontwerp-wijzigingsplan wordt het wettelijk vooroverleg doorlopen. Het plan is daarnaast is overleg met (onder andere) het waterschap tot stand gekomen en past binnen het beleidskader van de provincie Zuid-Holland. Een eventuele reactie van overlegpartners kan als zienswijze worden ingediend.