direct naar inhoud van Artikel 14 Wonen - 1
Plan: Nieuwenhoorn
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0530.BPNieuwenhoorn2012-ow01

Artikel 14 Wonen - 1

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. aaneengebouwde woningen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': detailhandel en dienstverlening op de begane grond;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend garages en bergplaatsen;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, speeltoestellen, water en toegangswegen.

Ten behoeve van het toegestane gebruik zijn op en in deze gronden toegelaten:

  • e. hoofdgebouwen;
  • f. bijbehorend bouwwerken;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • h. tuinen en erven;
  • i. gebouwen en bouwwerken voor doeleinden van openbaar nut.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op de gronden die zijn voorzien van een bouwvlak;
  • b. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' aangegeven hoogte;
  • c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de goothoogte plus 5 m;
  • d. de gronden mogen per bouwperceel voor maximaal 50% worden bebouwd;
  • e. het is niet toegestaan om hoofdgebouwen te splitsen in meerdere woningen;
  • f. bijbehorende bouwwerken dienen in het achtererfgebied te worden gebouwd;
  • g. het oppervlak aan bij behorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 40 m²;
  • h. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 m en de bouwhoogte maximaal 4,5 m bedragen.

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen die voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m hoog en achter de voorgevelrooilijn 2 m mogen bedragen.

14.2.3 Bouwwerken van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van doeleinden van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van bouwwerken mag maximaal 50 m³ per op te richten bouwwerk bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 3 m bedragen.

14.3 Specifieke gebruiksregels

Gebouwen mogen worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-verbonden bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd;
  • b. het vloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden bedrijf of een aan-huis-verbonden beroep maximaal 25 m² mag bedragen;
  • c. detailhandel slechts is toegestaan voor zover deze beperkt blijft tot een beperkte verkoop en in direct verband staat met het aan-huis-verbonden beroep of het aan-huis-verbonden bedrijf.

14.4 Afwijken van de gebruiksregels
14.4.1

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.3teneinde het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden bedrijf of een aan-huis-gebonden beroep te vergroten tot 40 m², een en ander met dien verstande dat kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

14.4.2

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1, ten behoeve van het realiseren van kleinschalige verblijfsrecreatie, met dien verstande dat:

  • a. ten behoeve van een bed & breakfast maximaal 2 verblijfseenheden zijn toegestaan;
  • b. geen nieuwe bebouwing mag worden opgericht;
  • c. als gevolg van de verblijfsrecreatie de bestaande bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van de omringende bedrijven uit milieuhygiënisch oogpunt niet onevenredig worden beperkt;
  • d. de vestiging van verblijfsrecreatie geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben;
  • e. geen afbreuk wordt gedaan aan aanwezige cultuurhistorische waarden, natuurwaarden en/of de landschappelijke kwaliteit.

14.4.3

De omgevingsvergunning als bedoeld in de leden lid 14.4.1 en 14.4.2 wordt uitsluitend verleend indien:

  • a. het doel en de uitgangspunten van het plan niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.