Plan: | De Blauwe Zoom - West |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0523.BP2022DBZWNFASE3-VG01 |
Het bestemmingsplan "De Blauwe Zoom - West" van de gemeente Hardinxveld-Giessendam bestaat uit bestemmingen en regels. De bestemming van de gronden is geometrisch bepaald door middel van lijnen, coderingen en arceringen. In de bestemmingen zijn regels ten aanzien van het bouwen en het gebruik opgenomen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting. In de toelichting worden de keuzes die zijn gemaakt bij het opstellen van de geometrische plaatsbepaling en de regels verantwoord en verduidelijkt. Vervolgens wordt hierin de uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.
Om de (toekomstige) huisvestingsbehoefte binnen de gemeente Hardinxveld-Giessendam op te vangen, wordt het gebied ten westen van het bestaande woongebied ontwikkeld als nieuw woongebied: "De Blauwe Zoom". In de wijk moeten uiteindelijk circa 600 woningen zijn gebouwd. In 1994 is hiervoor reeds de "Stedenbouwkundige visie West III" opgesteld (KuiperCompagnons). In de jaren daarna is de stedenbouwkundige visie op het gebied verder uitgewerkt. De ontwikkeling van De Blauwe Zoom vindt gefaseerd plaats omdat het totaal te ontwikkelen woongebied niet binnen de planperiode van één bestemmingsplan kan worden gerealiseerd.
In het oostelijke deel van De Blauwe Zoom zijn op basis van eerdere bestemmingsplannen inmiddels woningen gebouwd of in aanbouw. Ook de bestemmingsplanprocedure het centrale deel van De Blauwe Zoom: "Ons Dorp" is reeds afgerond. Enkel voor het westelijke deel geldt nu nog, op basis van het vigerende bestemmingsplan "Hardinxveld-Giessendam, bebouwd gebied" (30-03-2017), een agrarische bestemming.
Met onderhavig bestemmingsplan wordt de ontwikkeling van dit westelijke deel in juridisch-planologische zin mogelijk gemaakt.
Voor de ontwikkeling van het woongebied van De Blauwe Zoom is gekozen voor een bijzondere ontwikkelingsstrategie, zie hiervoor paragraaf 2.2.2. Vanuit overwegingen van financiële aard, in het kader van het exploitatieplan, worden ook de gronden van van 'De Blauwe Zoom - Ons Dorp' meegenomen in dit bestemmingsplan. Voor deze gronden geldt dat hier geen extra ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. De hier te realiseren woningen zijn in het vigerende bestemmingsplan reeds onderbouwd.
Het gebied "De Blauwe Zoom - West" is gelegen aan de westzijde van de gemeente, ten westen van de bestaande wijken Giessendam West I en II, de reeds gerealiseerde woningen van De Blauwe Zoom (fase 1) en ten zuiden van de Merwede-Lingelijn, zie afbeelding 1.1.
Het bestemmingsplangebied wordt, in globale zin, begrensd door:
Afbeelding 1.1: Globale ligging en begrenzing van het plangebied (wit omkaderd)
Momenteel vigeren in het plangebied de bestemmingsplannen "Hardinxveld-Giessendam, bebouwd gebied" en het bestemmingsplan "Blauwe Zoom - Ons Dorp".
"Hardinxveld-Giessendam, bebouwd gebied"
Voor de meest westelijke gronden geldt het bestemmingsplan 'Hardinxveld-Giessendam, bebouwd gebied' dat op 30 maart 2017 door de gemeenteraad van Hardinxveld-Giessendam is vastgesteld. In dit bestemmingsplan kennen de gronden de enkelbestemming 'Agrarisch'. Daarnaast kent het grootste gedeelte van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 4a'. Een beperkt deel van het plangebied, centraal in het plangebied, kent de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 9'. Ook is er een dubbelbestemming 'Leiding - Riool' opgenomen. Het gehele plangebied kent tevens de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - laagvliegroute'. Ten slotte is in het zuiden van het plangebied nog de functieaanduiding 'ontsluiting' opgenomen.
"Blauwe Zoom - Ons Dorp"
In het oostelijk deel van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Blauwe Zoom - Ons Dorp" dat op 1 juli 2021 is vastgesteld door de gemeenteraad van Hardinxveld-Giessendam. De gemeente wil uiteindelijk voor het totale bebouwde gebied in één bestemmingsplan onderbrengen. Om deze reden wordt het gebied waar het bestemmingsplan "De Blauwe Zoom - Ons Dorp" geldt, ook meegenomen in dit bestemmingsplan. De vigerende regelingen hiervoor worden integraal overgenomen.
Afbeelding 1.2: Uitsnede vigerend bestemmingsplan "Hardinxveld-Giessendam, bebouwd gebied" (plangebied rood omkaderd)
Deze toelichting bestaat uit 11 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de ontwikkeling toegelicht. In hoofdstuk 3 wordt het plan getoetst aan het ruimtelijk ordeningsbeleid. In de hoofdstukken 4 t/m 8 wordt het plan getoetst aan de diverse omgevingsaspecten zoals mobiliteit, natuur en landschap, water, archeologie en milieu. In hoofdstuk 9 wordt vervolgens ingegaan op de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan en tot slot komt in hoofdstuk 10 de bestemmingsplanprocedure aan bod.
De gronden waar De Blauwe Zoom wordt gerealiseerd, hadden voorheen een agrarische functie. Het gebied bestond uit graslanden in een strokenverkaveling (slagenverkaveling) met tussen de verschillende grasstroken sloten. Langs deze sloten kwamen sporadisch bomen (knotwilgen) voor. De richting van de kavelsloten is (was) noord-zuid gericht en min of meer haaks op het ontginningslint Buitendams.
Het gebied werd voornamelijk gebruikt voor de weidegang ten behoeve van (melk)veehouderijen, en behoorde bij de zuidelijk gelegen woningen / bedrijven langs het historische lint Buitendams.
Afbeelding 2.1: Situatie in 2005 (bron: Google Earth)
In afbeelding 2.2 is de situatie in juni 2021 weergegeven. Uit deze luchtfoto is op te maken dat het oostelijk deel van het woongebied van De Blauwe Zoom reeds is of wordt gerealiseerd. Het westelijke deel van de Blauwe Zoom en dit plangebied bestaat nog uit agrarische gronden. Ten westen van het plangebied is het bedrijventerrein van De Blauwe Zoom gelegen; dit is geheel uitgegeven en gerealiseerd.
Afbeelding 2.2: Situatie in 2021 (bron: Google Earth)
Er is een stedenbouwkundige uitwerking gemaakt voor de ontwikkeling van de woonwijk “De Blauwe Zoom”; de modelverkaveling. De modelverkaveling heeft als basis gediend voor het opstellen van het stedenbouwkundig raamwerk: het document “Locatie-eisen De Blauwe Zoom”, zie bijlage 3cro3cro3de regels. Dit document bevat kwaliteitseisen voor de inrichting van de hoofdstructuur en toetsingscriteria voor de invulling van het nieuwe woongebied.
Het document “Locatie-eisen De Blauwe Zoom” dient als (flexibel) toetsingskader voor toekomstige deeluitwerkingen (verkavelingen), waarbij de kwalitatieve en niet de kwantitatieve eisen worden meegegeven. De ontwikkelende partijen krijgen op deze manier de vrijheid om creatief, innovatief en marktgestuurd te kunnen bouwen.
Onderhavige tekst is gebaseerd op het stedenbouwkundig masterplan uit 2007.
Startpunt voor de ontwikkeling van De Blauwe Zoom is de basisstructuur. In de basisstructuur ligt de hoofdstructuur vast. De hoofdstructuur van De Blauwe Zoom wordt gevormd door de centrale oost-west ontsluitingsweg. Deze weg verdeelt het gebied in het noordelijke en het zuidelijke deel:
De beoogde ruimtelijke kwaliteit van het gebied kan bereikt worden wanneer uitgangspunten uit het document "Locatie-eisen De Blauwe Zoom" worden gevolgd of aangesloten wordt op de modelverkaveling zoals opgenomen in het document "Locatie-eisen De Blauwe Zoom". Afbeelding 2.2. en 2.3. geven e.e.a. weer.
Afbeelding 2.2.: Ruimtelijke structuur van De Blauwe Zoom (bron: "Locatie-Eisen De Blauwe Zoom")
Afbeelding 2.3.: Mogelijke verdeling van de ontwikkelingsvelden (bron: "Locatie-Eisen De Blauwe Zoom")
De Blauwe Zoom wordt een bijzonder woongebied, waarin de vastgelegde stedenbouwkundige, programmatische en landschappelijke uitgangspunten moeten resulteren in een organisch te ontwikkelen wijk. Gekozen is voor een flexibele en organische groei van de "ontwikkelingsvelden". Dat wil zeggen dat alleen een basisstructuur van het gebied is vastgelegd. Het doel is om op basis van kwalitatieve overwegingen de ruimte te kunnen bieden aan de toekomstige ontwikkelende partijen om een flexibele en op vraag gestuurde ontwikkeling te kunnen realiseren binnen een vastgesteld ambitieniveau.
De gemeente biedt hierbij aan de markt de keuze om het nieuwe woongebied - binnen de daarvoor gestelde randvoorwaarden zoals onder andere vastgelegd in het document "Locatie-eisen De Blauwe Zoom", naar eigen inzicht te ontwikkelen. In de praktijk krijgen ontwikkelende partijen of zelfs individuele grondeigenaren de vrijheid om zelf een wooneiland of woonkavel te ontwikkelen. Op die manier wordt beoogd de innovatieve kracht en creativiteit van de marksector optimaal te benutten en moet een unieke woonwijk ontstaan, afgestemd op de behoefte van de markt.
Om een dergelijke ontwikkelingsstrategie succesvol te kunnen toepassen is een bijzondere juridische regeling vereist waarbij de gemeente ruimtelijke eisen stelt aan het maximale bouwprogramma, de aanleg van het openbaar gebied en de verdeling van kosten.
De uitgangspunten c.q. randvoorwaarden worden in de volgende documenten vastgelegd:
Ad 1) Bestemmingsplan
Het voorliggende bestemmingsplan "De Blauwe Zoom - West" regelt het juridisch-planologische kader voor het westelijke deel van het woongebied. Er is voor het noordelijk gedeelte van het plangebied een woonbestemming opgenomen met maximaal 126 woningen. Daarnaast is er een globale bestemming 'Woongebied' opgenomen, hierin bestaat de mogelijkheid om 150 woningen te realiseren. Voorgenomen uitwerkingen dienen te voldoen aan de eisen uit het exploitatieplan en de documenten "Locatie-eisen De Blauwe Zoom en "Handboek Openbare Ruimte".
Ad 2) Exploitatieplan
In het bij dit bestemmingsplan behorende exploitatieplan is een regeling opgenomen waarin is vastgelegd dat bij een toekomstige deeluitwerking voor een ontwikkelingsveld een verkavelingsplan dient te worden voorgelegd. Dit verkavelingsplan wordt getoetst aan de randvoorwaarden uit het document "Locatie-eisen De Blauwe Zoom" en het "Handboek Openbare Ruimte" en dient ter instemming aan het college te worden voorgelegd. Enkel indien invulling is gegeven aan de eisen aan de inrichting uit deze documenten zal het college goedkeuring verlenen aan het bouwplan.
Het aspect water speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling van het gebied. Om de vrijheid voor ontwikkelende partijen te waarborgen en tegelijkertijd te voldoen aan de eisen vanuit de waterbeheerder is gekozen voor een bijzondere aanpak. Zoals aangegeven dienen voorgenomen bouwplannen of uitwerkingen van ontwikkelingsvelden voorzien te zijn van een verkavelingsplan welke voldoet aan het document "Locatie-eisen De Blauwe Zoom". Naast deze stedenbouwkundige eisen is het van belang dat er voldoende water aangelegd wordt ter compensatie van de verharding als gevolg van de ontwikkeling. Om deze reden wordt gewerkt met een zogenaamde waterbalans. Middels de waterbalans wordt geregeld dat een goed functionerend watersysteem wordt aangelegd dat voldoet aan de eisen van de waterbeheerder en de gemeente. Vanuit deze waterbalans wordt per uitwerking, of bouwplan, bekeken en getoetst of een goed functionerend watersysteem wordt aangelegd rekeninghoudend met de beginbalans (wateroppervlak) en de nieuw aan te leggen verhardingen en wateroppervlak. Eventueel aanwezige bestaande verharding mag niet in mindering gebracht worden. Per uit te geven deelgebied dient sprake te zijn van een sluitende waterbalans.
Tevens is in het exploitatieplan opgenomen hoe een evenredige verdeling van kosten en opbrengsten over de eigenaren in het gebied kan worden gerealiseerd. Indien grondeigenaren binnen de planperiode niet tijdig tot uitvoering overgaan, heeft het bestemmingsplan mede tot doel de gemeente de mogelijkheid te bieden de ontwikkeling (deels) zelf ter hand te nemen.
In het exploitatieplan is verder vastgelegd welke minimale eisen er gelden voor materialisering en inrichting van de openbare ruimte. Hiertoe maakt het document "Locatie-eisen De Blauwe Zoom" onderdeel uit van het exploitatieplan. Zo is bijvoorbeeld de verplichting voor een ontwikkelaar vastgelegd om bij de verkaveling aan te tonen dat aan de eisen wat betreft de representatieve zijden, openbare ruimte, parkeren en waterberging voldaan wordt. Het exploitatieplan bepaalt dat omgevingsvergunningen pas kunnen worden verleend als de gemeente goedkeuring heeft gegeven op de opgestelde verkaveling. Daarbij kan de gemeente toetsen aan de eisen, zoals opgenomen in het exploitatieplan dan wel het document "Locatie-eisen De Blauwe Zoom" en het "Handboek Openbare Ruimte".
In het exploitatieplan, de regels van dit bestemmingsplan en het document "Locatie-eisen De Blauwe Zoom" is opgenomen dat in het gebied tenminste 72 sociale (betaalbare) woningen (= circa 22%) dienen te worden ontwikkeld. In combinatie met de al gerealiseerde woningen aan de noordoostzijde van het woongebied wordt hiermee voldaan aan de eis van 30% woningen in de sociale sector in het totale woongebied van De Blauwe Zoom.
Het exploitatieplan wordt - zoals de wet voorschrijft - jaarlijks herzien. Voor de te ontwikkelen eilanden / gebieden geldt nog een aanlegverbod, welke bij de jaarlijkse herziening stapsgewijs ingevuld worden. Het verbod kan doorbroken worden zodra er een verkavelingsplan is opgesteld dat voldoet aan alle inrichtingseisen.
Ad 3) Document "Locatie-eisen De Blauwe Zoom"
De "Locatie-eisen De Blauwe Zoom" vormen vooral een kader en kapstok voor een zodanige uitwerking van de samenstellende delen (ontwikkelingsvelden), dat deze een positieve bijdrage gaan leveren aan het totaal. Het document is niet alleen een richtlijn voor het handelen van de ontwikkelende partijen en alle betrokkenen, maar vormt ook een toetsingskader voor de gemeente in het traject van de vergunningverlening.
De "Locatie-eisen De Blauwe Zoom" scheppen een kader in woord en beeld voor de uitwerking van De Blauwe Zoom. Het geeft heel concrete stedenbouwkundige richtlijnen. In het document zijn allereerst een aantal hoofdelementen aangegeven. Zo zijn eisen gesteld ten aanzien van de gewenste ruimtelijke structuur, waar zichtlijnen gewenst zijn en wat de parkeernormen zijn. Vervolgens is een aantal specifiekere randvoorwaarden opgenomen zoals de minimale en maximale schaal van de ontwikkelingen, het verwachte aanbod aan woningtypes, de stedenbouwkundige accenten, de geveloriëntatie van de woningen en de gewenste ontsluitingsstructuren.
Ad 4) Handboek Openbare Ruimte
Het Handboek Openbare Ruimte schrijft specifieke voorwaarden voor die gelden voor de inrichting van (met name) de openbare ruimte. Het betreft o.a. civieltechnische voorwaarden, betrekking hebbende op het voorbelasten, leidingen en nutsvoorzieningen, maar ook meer stedenbouwkundige aspecten zoals de afmetingen van parkeervakken, wegen en voorzieningen ten behoeve van duurzaamheid worden geregeld.
Het document dient als toetsingskader bij de vergunningverlening en vormt een leidraad voor de ontwikkelende partijen. Het document vormt een onderlegger en tevens toetsingskader voor het exploitatieplan en de uitvoering daarvan. De ontwikkelende partij maakt de gronden bouw- en woonrijp in overeenstemming met de eisen uit het handboek.
Ad 5) Gemeentebrede structuurvisie
Aangezien een bestemmingsplan een planhorizon kent van 10 jaar, en de ontwikkeling van De Blauwe Zoom verder reikt, is een structuurvisie nodig om de ontwikkelingen voor de langere termijn te waarborgen. Op 19 februari 2015 heeft de gemeenteraad de "Structuurvisie 2030" vastgesteld. In de Structuurvisie is ook de ontwikkeling van De Blauwe Zoom opgenomen. Hierin wordt de ambitie voor de ontwikkeling van De Blauwe Zoom planologisch vastgelegd en het kostenverhaal verzekerd. In het eerder genoemde document "Locatie-eisen De Blauwe Zoom" zijn de randvoorwaarden gespecificeerd.
Voor het eerstvolgende, te ontwikkelen deelgebied in De Blauwe Zoom, 'West', is reeds een stedenbouwkundig plan voorhanden, wat is opgesteld in afstemming tussen de ontwikkelaar en de gemeente. In afbeelding 2.4 is een impressie van de toekomstige verkaveling weergegeven.
Afbeelding 2.4.: Impressie toekomstige invulling deelgebied 'West'
Voor de ontwikkeling van het zuidelijke deel van het plangebied is gewerkt met een globale eindbestemming, waarmee een directe bouwtitel wordt gecreëerd en waarmee bij de uitgifte van de kavels ook nog de nodige flexibiliteit aanwezig is. Uit oogpunt van rechtszekerheid is daarbij wel een aantal ruimtelijke uitgangspunten vastgelegd, zoals in paragraaf 2.2 reeds verwoord.
Voor het noordelijk deel van het plangebied is juist een gedetailleerde planopzet gehanteerd, aangezien het stedenbouwkundig plan al ver is uitgewerkt door de ontwikkelaar, in samenspraak met de gemeente. De planopzet wordt hieronder nader toegelicht.
De regels bestaan uit vier hoofdstukken:
Hierna wordt een korte toelichting gegeven op de in het plan voorkomende bestemmingen.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In dit hoofdstuk is in "Artikel 1" een aantal begrippen, dat wordt gebruikt in de regels, verklaard. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Ook worden - in relatie tot de verderop in het bestemmingsplan opgenomen regeling voor bijbehorende bouwwerken - de begrippen 'achtererfgebied' en 'voorerfgebied' verklaard; waarbij afstemming heeft plaatsgevonden met het Besluit omgevingsrecht (Bor). Ook worden de diverse omgevingsvergunningen, waaraan in de verdere bestemmingsplanregeling wordt gerefereerd, verklaard. Daarnaast is in "Artikel 2” opgenomen hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden. Tevens zijn, waar mogelijk, flexibiliteitsbepalingen opgenomen. Hierna wordt per bestemming(sgroep) een toelichting gegeven.
"Groen"
De hoofdgroenstructuren kennen deze bestemming. Binnen deze bestemming is groen de belangrijkste functie, maar is het ook mogelijk om ondergeschikte voorzieningen als paden en speelvoorzieningen te realiseren. In het centrale deel van Ons Dorp wordt een doorgaande langzaamverkeersverbinding aangelegd. Deze is, ter signalering, voorzien van de aanduiding 'langzaam verkeer', hoewel deze verbinding ook zonder aanduiding binnen de bestemming mogelijk zou zijn.
"Tuin"
De tuinbestemming is opgenomen voor de voortuinen van de verschillende woningen. De bouwmogelijkheden zijn hier beperkt.
De verschillende ontsluitingswegen en bijbehorende parkeervoorzieningen zijn voorzien van deze bestemming.
De woningen in Ons Dorp zijn voorzien van de bestemming 'Wonen - 1', met bouwvlakken voor de hoofdgebouwen en een verbale erfbebouwingsregeling voor de gronden buiten de bouwvlakken. Ten opzichte van de stedenbouwkundige verkaveling zoals die thans voorligt, zijn de bouwvlakken met een marge van 0,5 m ingetekend, om nog enige flexibiliteit te hebben in de verdere planuitwerking. De maximale goot- en bouwhoogtes van de nieuwe woningen zijn specifiek in de bouwvlakken opgenomen. Voor de hoogte van erfafscheidingen is in het stedenbouwkundig plan voor elk blok een andere maximum hoogte bedacht. Om dit goed en overzichtelijk te kunnen regelen, is vanuit de woonbestemming een verwijzing opgenomen naar een kaartje met daarop alle erfafscheidingen - voor zover deze grenzen aan openbaar toegankelijk gebied - en hoe hoog die per locatie mogen zijn.
De toekomstige woningen in het westelijk deel zijn voorzien van de bestemming 'Wonen - 2', met bouwvlakken voor de hoofdgebouwen en een verbale erfbebouwingsregeling voor de gronden buiten de bouwvlakken. Ten opzichte van de stedenbouwkundige verkaveling zoals die thans voorligt, zijn de bouwvlakken met een marge van 0,5 m ingetekend, om nog enige flexibiliteit te hebben in de verdere planuitwerking. De maximale goot- en bouwhoogtes van de nieuwe woningen zijn specifiek in de bouwvlakken opgenomen. Voor de hoogte van erfafscheidingen is in het stedenbouwkundig plan voor elk blok een andere maximum hoogte bedacht. Om dit goed en overzichtelijk te kunnen regelen, is vanuit de woonbestemming een verwijzing opgenomen naar een kaartje met daarop alle erfafscheidingen - voor zover deze grenzen aan openbaar toegankelijk gebied - en hoe hoog die per locatie mogen zijn.
Het zuidelijke woongebied heeft een globale eindbestemming "Woongebied" gekregen. Door de regeling in het bijbehorende exploitatieplan en de koppeling met het document “Locatie-eisen De Blauwe Zoom” wordt bij bouwplannen of uitwerking van ontwikkelingsvelden, onder andere, getoetst aan kwalitatieve stedenbouwkundige eisen waardoor in de regels geen eisen zijn gesteld van stedenbouwkundige aard. Verder geldt ook hier de algemene regeling voor beroep en bedrijf aan huis alsook de regeling voor bijbehorende bouwwerken.
Binnen de bestemming zijn zowel het bestaande water alsook de nieuwe wateren die in het kader van de ontwikkeling worden aangelegd, toegestaan. Overal zijn kunstwerken zoals bruggen en duikers toegestaan. Binnen de bestemming is tevens het aanleggen van verkeer-, verkeer- en verblijfsfuncties en groenfuncties toegestaan. Binnen de bestemming zijn overal wegen toegestaan.
"Water"
De toekomstige waterstructuren zijn bestemd als 'Water'. Binnen deze bestemming is het in beginsel niet toegestaan om te bouwen. De beoogde bruggen zijn dan ook voorzien van de aanduiding 'brug'. De natuurvriendelijke oevers die grenzen aan de tuinen zijn voorzien van de waterbestemming en een specifieke aanduiding 'oeverzone'. Hier zijn alleen steigers toegestaan binnen de erfgrenzen van de kavel en over maximaal 25% van de kavelbreedte tot een maximum van 2,5 meter.
Leiding - Riool” (dubbelbestemming)
Centraal door het gebied is een riool(pers)leiding aangelegd van oost naar west. Het tracé - met aan weerszijden een zakelijke rechtsstrook van 2 meter - is van een beschermende dubbelbestemming "Leiding - Riool" opgenomen. Hier geldt een stelsel dat verplicht tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, geen normaal onderhoud zijnde. Hiermee wordt de leiding beschermd tegen graafschade.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
In deze paragraaf worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld.
In deze regel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een vergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om een vergunning niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.
In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen dat voor alle bestemmingen kan gelden. Het gaat om bijvoorbeeld parkeernormen. Daarnaast is bepaald dat bestaande afmetingen, afstanden en bebouwingspercentages, voor zover die niet stroken met de in hoofdstuk 2 van de regels genoemde waarden, als maximaal worden beschouwd.
Ook zijn extra bouwmogelijkheden opgenomen voor ondergeschikte bouwdelen zoals balkons, galerijen en kelders.
In de algemene gebruiksregels is een algemeen verbod op strijdig gebruik opgenomen, en wordt een aantal voorbeelden genoemd welke in ieder geval als strijdig gebruik worden beschouwd.
Aanvullend op de (algemene) bouwregels is voor de laagvliegroute een vrijwaringszone zone opgenomen zijnde Vrijwaringszone - Laagvliegroute. Daarmee wordt geregeld dat in afwijking van het bepaalde in de bouwregels bij de andere bestemmingen geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - Laagvliegroute' de hoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet meer mag bedragen dan 30 m boven NAP. Ook is een milieuzone opgenomen rondom het drinkwatersuppletiestation en de rijwielhandel. Binnen deze zone mogen geen gevoelige activiteiten of functies worden gerealiseerd.
Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen waarin nog een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden is opgenomen. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken. Bijvoorbeeld een geringe overschrijding van de toegestane bouwhoogte of het mogelijk maken van de bouw van schakelkastjes (nutsgebouwtje) in het openbare gebied.
In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een afwijking geregeld kunnen worden; bijvoorbeeld een geringe wijziging van de bestemmingsgrens.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In het overgangsrecht ("Artikel 19") is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. In de slotregel ("Artikel 20") is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.
Voor het verbeelden van de geometrisch bepaalde bestemmingen is een BGT-ondergrond gebruikt. Dit bestand is opgebouwd in coördinaten in het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting, of kortweg Rijksdriehoekscoördinaten (ook wel: RD-coördinaten). Dit zijn de coördinaten die in Nederland worden gebruikt als grondslag voor onder meer geografische aanduidingen, waarbij de locatie van een gebied wordt vastgelegd.
In het plan is met behulp van lijnen, coderingen en arceringen aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn met aanduidingen nadere regels aangegeven. Op een afdruk van de geometrische plaatsbepaling, de verbeelding, zijn alle bestemmingen en aanduidingen naast elkaar zichtbaar.
Het Rijk heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De leidende gedachte van het rijksbeleid is ruimte maken voor groei en beweging, waarbij het Rijk zich vooral concentreert op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van Rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau. In het rijksbeleid worden dan ook geen specifieke uitspraken gedaan met betrekking tot het voorliggende projectgebied.
Omgevingsbeleid Zuid-Holland
Op 20 februari 2019 heeft de provincie Zuid-Holland het Omgevingsbeleid vastgesteld. Het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland omvat al het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving. Het bestaat uit twee kaderstellende instrumenten: de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening.
Daarnaast zijn in het Omgevingsbeleid operationele doelstellingen opgenomen, zodat zichtbaar is hoe de provincie zelf invulling geeft aan de realisatie van haar beleid. Deze operationele doelstellingen maken onderdeel uit van verschillende uitvoeringsprogramma's en –plannen, zoals het programma Ruimte en het programma Mobiliteit.
Met het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Uit de provinciale opgaven worden samenhangende beleidskeuzes gemaakt, die doorwerken naar uitvoeringsprogramma's en naar regels in de verordening. De ruimtelijke hoofdstructuur maakt met een integraal kaartbeeld inzichtelijk hoe de strategische beleidskeuzes uit de Omgevingsvisie ruimtelijk samenkomen.
Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Zuid-Holland
Door het samenvoegen van verschillende beleidsplannen voor de fysieke leefomgeving sorteert de provincie voor op de Omgevingswet. De Omgevingswet verplicht het Rijk, de provincies en gemeenten een omgevingsvisie te maken. De provinciale Omgevingsvisie bestaat uit de volgende onderdelen:
Ad. 1 Ruimtelijke hoofdstructuur
Ad. 2 Omgevingsbeleid: ambities en sturing
De ambitie van de provincie is een slim, schoon en sterk Zuid-Holland. De provincie gaat uit van zes richtinggevende ambities, waarbinnen een aantal opgaven zijn geformuleerd:
Ad. 3 Omgevingskwaliteit
Centraal doel van het integrale omgevingsbeleid is het verbeteren van de omgevingskwaliteit. Onder 'omgevingskwaliteit' wordt verstaan: het geheel aan kwaliteiten die de waarde van de fysieke leefomgeving bepalen. Ofwel een samenvoeging van ruimtelijke kwaliteit (belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde) en milieukwaliteit (gezondheid en veiligheid).
De omgevingskwaliteit bestaat uit de unieke kwaliteiten van Zuid-Holland, het toepassen van de leefomgevingstoets (beleidscyclus en monitoring) en een nadere uitwerking van het provinciale beleid. Dit laatste gebeurt door middel van een 'kwaliteitskaart' en bijbehorende 'richtpunten ruimtelijke kwaliteit'.
Kwaliteitskaart, richtpunten en gebiedsprofielen
De provincie geeft richting en ruimte aan een optimale wisselwerking tussen ruimtelijke ontwikkelingen en omgevingskwaliteit. In de gehele provincie, zowel in het stedelijk gebied als in het landelijk gebied, beoogt het kwaliteitsbeleid een 'ja, mits-beleid': ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit.
Het ruimtelijk kwaliteitsbeleid bestaat uit een viertal kwaliteitskaarten (de laag van de ondergrond, de laag van de cultuur- en natuurlandschappen, de laag van de stedelijke occupatie en de laag van de beleving), samengevat in één integrale kwaliteitskaart, bijbehorende richtpunten en een aantal bepalingen in de verordening. Ontwikkelingen moeten rekening houden met deze richtpunten. De kwaliteiten zijn uitgewerkt in de gebiedsprofielen.
Het plangebied is opgenomen in drie kwaliteitskaarten. In de laag van de ondergrond is het plangebied aangeduid als 'Rivierdeltacomplex – rivierklei / veen. Richtpunt is dat ontwikkelingen in het rivierengebied het verschil tussen komgronden en oeverwallen herkenbaar wordt gehouden. Voorgenomen ontwikkeling heeft hier geen invloed op.
In de laag van de cultuur- en natuurlandschappen is het plangebied aangeduid als 'Veen(weide)landschap'. Richtpunten in veenlandschappen zijn:
Het stedenbouwkundig plan sluit voor zover mogelijk aan bij de kenmerkende landschapselementen uit het veenlandschap. Er wordt geen nieuwe bebouwing of bouwwerken in een veenweidepolder gebouwd: er is sprake van inbreiding in het bestaand bebouwd gebied.
In de laag van de stedelijk occupatie is het plangebied voor een gedeelte aangeduid als 'Steden en dorpen'. Relevante richtpunten voor voorgenomen ontwikkeling zijn:
De nieuwe bebouwing past qua maat en schaal in de bestaande woonomgeving. Er wordt een mix van woningtypen gerealiseerd wat bijdraagt aan de gevarieerde samenstelling van de wijk. Door het toevoegen van grondgebonden woningen omrand door water en groen draagt het plan bij aan de versterking van de bestaande groen- en waterstructuur in de wijk.
Ad. 4 Beleidskeuzes
De provincie heeft 12 provinciale opgaven gedefinieerd, die elk bestaan uit samenhangende beleidskeuzes. Deze beleidskeuzes werken door naar uitvoeringsprogramma's en regels in de verordening. Hieronder zijn de voor het plangebied relevante opgaven uiteengezet.
Gezondheid en veiligheid
Zorgen voor een gezonde en veilige leefomgeving en het beperken van hinder.
Ruimte en verstedelijking
Zorgen voor een zorgvuldig ruimtegebruik en een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied.
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de ontwikkeling van een gezonde en veilige leefomgeving en zorgvuldig ruimtegebruik. De diverse relevante milieuaspecten worden in hoofdstuk 7 verder uiteengezet en afgewogen. Voorgenomen ontwikkeling draagt dus bij aan sommige provinciale opgaven en vormt geen belemmering voor de andere provinciale opgaven.
Programma Ruimte
Het Programma ruimte is parallel aan de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening opgesteld. Het Programma ruimte bevat een nadere invulling en operationalisering van ruimtelijk relevante onderdelen van de Omgevingsvisie. Het is enerzijds een beleidsdocument, namelijk uitwerking van de beleidsbeslissingen, en anderzijds gericht op uitvoering. Het document is toegespitst op de thema's Bebouwde ruimte en mobiliteit, Landschap, groen en erfgoed en Water, bodem en energie.
Nieuwe Ladder voor Duurzame Verstedelijking
Op 1 juli 2017 is de Nieuwe Ladder voor Duurzame Verstedelijking in werking getreden (artikel 3.1.6 lid twee Bro). De nieuwe Ladder is ten opzichte van de voorgaande Ladder vereenvoudigd. De drie treden zijn komen te vervallen en er is een nieuwe bepaling toegevoegd. De Laddertoets geldt alleen voor plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een woongebied of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
Toetsing aan de nieuwe Ladder houdt in dat een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Het heeft de voorkeur dat de gemeente de ladder niet per plan toepast, maar vooraf in regionaal verband afspraken maakt over de kwantitatieve en kwalitatieve regionale behoefte. Als het plan past in een actuele regionale visie die is aanvaard door Gedeputeerde Staten, is daarmee voldaan aan één of meer treden van de ladder. Gedeputeerde Staten geven bij de aanvaarding van de regionale visie aan in hoeverre daarmee op regionaal niveau de ladder voor duurzame verstedelijking is doorlopen, zodat bij individuele bestemmingsplannen daar naar kan worden verwezen.
De beoogde ontwikkeling van het westelijk deel van De Blauwe Zoom voorziet in nieuwbouw binnen het bestaand stedelijk gebied en is regionaal afgestemd, en is daarmee in lijn met de provinciale visie met betrekking tot het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. De Blauwe Zoom is tevens opgenomen op de 3 hectare kaart van het Programma Ruimte met in totaal 10 ha.
De ontwikkeling vindt plaats binnen het invloedsgebied van het station De Blauwe Zoom (halte van de Merwede-Lingelijn) en is daarmee in lijn met het Programma Ruimte. Op grond van de verordening is de ontwikkeling getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking. In het onderhavige geval is sprake van een locatie die reeds geruime tijd geleden beschikbaar is gesteld voor nieuwe woningen. Er wordt dus in het plan voldaan aan de eerste stap uit de duurzaamheidsladder, de ontwikkeling vindt plaats binnen het bestaand stedelijk gebied. Er wordt optimaal gebruik gemaakt van de beschikbare binnenstedelijke ruimte. De hierna verwoorde beleidsstukken maken dit inzichtelijk.
Conclusie
De planontwikkeling is in lijn met het provinciaal beleid en is opgenomen binnen het Programma Ruimte. De ontwikkeling is tevens regionaal afgestemd.
Visie 2030 Alblasserwaard Vijfheerenlanden
De Visie 2030 is in 2011 uitgewerkt tussen de gemeenten in de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden. In 2012 hebben de acht betrokken gemeenteraden de hoofdlijnen van de Visie 2030 vastgesteld. Deze is verdeeld in een manifest en een regioscenario. In het manifest worden de hoofdlijnen van de visie beschreven. Het regioscenario is hiervan een nadere uitwerking. Verschillende beleidsthema's worden behandeld, waaronder de economische ontwikkeling van de regio.
Groeiagenda Drechtsteden
Voor krachtige, economische groei in de Drechtsteden blijft de regio stevig inzetten op een goede bereikbaarheid, goed wonen en werken. Daarom is door de colleges en het Drechtstedenbestuur de 'Groeiagenda 2030': Goed leven in de Drechtsteden opgesteld. In totaal willen de Drechtsteden doorgroeien naar een gebied van meer dan 300.000 inwoners, met 30.000 nieuwe banen en 25.000 nieuwe woningen. Hiermee wil de regio zorgen voor een goed leven in de Drechtsteden en een bijdrage leveren aan een sterker Nederland. Daarnaast heeft de Regio Drechtsteden-Gorinchem onlangs een Regio Deal ontvangen. De Regio Deal van 22,5 miljoen euro is bedoeld om onder andere het onderwijs beter aan te laten sluiten op de arbeidsmarkt in het gebied. Maar ook is de Regio Deal-subsidie voor verbetering van oevers, woningbouw en om bedrijven te laten innoveren.
In de groeiagenda zijn een aantal concrete thema's benoemd waar de komende jaren kansen en mogelijkheden voor economische groei. Een daarvan is het creëren van 'goed wonen': de regio wil doorgroeien naar meer dan 300.000 inwoners met een evenwichtige verdeling in woonsegmenten, duurzame, gezonde woongebieden, benutting van unieke gebiedskwaliteiten, de transformatie van kwetsbare wijken, interactiemilieus in de binnenstad en een compleet voorzieningenaanbod.
Met de realisatie van de nieuwe woningen in het westelijk deel van De Blauwe Zoom wordt aan verschillende van deze uitgangspunten tegemoet gekomen. De ontwikkeling (en De Blauwe Zoom als geheel) voorziet in een grotere concentratie van woningbouw die plaatsvindt in de nabijheid van een knooppunt met bovenlokale voorzieningen en werkgelegenheid.
Regionale woonvisie
Met de Drechtstedelijke Groeiagenda 2030 wil de regio naar een integrale aanpak van wonen, werken, recreëren, onderwijs en bereikbaarheid. De 'Woonvisie 2017 – 2031' beoogt hieraan een inspirerende en uitnodigende bijdrage te leveren.
De woonvisie beschrijft dat de gunstige ligging, goede bereikbaarheid, de hoge concentratie MKB en de aanwezigheid van een aantal internationale spelers in de maritieme sector, de Drechtsteden tot een interessant werkgebied maken met een goede uitgangspositie voor toekomstige economische ontwikkeling. Ondanks deze hoge potentie worden deze kwaliteiten nog niet altijd voldoende benut. De WOZ-waarde van bestaande woningen is laag. Kwalitatief hoogwaardige woningbouwlocaties langs het water of nabij stedelijke voorzieningen komen nog onvoldoende tot ontwikkeling. Huishoudens met een hoger inkomen, die wel in de Drechtsteden zouden willen wonen, kiezen hierdoor eerder voor andere regio's. Sociaaleconomisch blijven de Drechtsteden achter. De agglomeratiekracht wordt onvoldoende benut. De eerder genoemde goede bereikbaarheid staat onder druk als gevolg van de toename van het verkeer met name op de A15, de A16 en de N3.
In de woonvisie zijn 20 kernpunten opgenomen. Hiermee willen de Drechtsteden zich positioneren als 'de Drechtsteden voor Rotterdam', en een kwalitatief hoog woningaanbod realiseren voor een doelgroep die in een duurder segment, goed bereikbaar, met meer ruimte en met moderne stedelijke voorzieningen in of direct bij Dordrecht, een traditioneel Hollandse stad, wil wonen.
De kernpunten richten zich onder andere op een groei van het aantal huishoudens en woningen en het zoeken naar locaties/mogelijkheden om de plancapaciteit te verhogen. Uit de woningbehoeftetabel blijkt dat er met name behoefte is aan koopwoningen in het duurdere segment, om zo een meer evenwicht samengestelde bevolking te realiseren. Daarnaast is er behoefte aan meer groen- en blauw- stedelijk, dorps en landelijk wonen.
Het masterplan De Blauwe Zoom gaat uit van de bouw van 600 woningen. Het woongebied zal op een organische wijze worden ontwikkeld. In de eeste fase van De Blauwe Zoom (oostelijk deel) zijn reeds 274 woningen ontwikkeld. Door middel van het bestemmingsplan voor 'Ons Dorp' zijn nog eens 72 woningen toegevoegd. Het voorliggende bestemmingsplan faciliteert het westelijke deel van het woongebied en voorziet in maximaal 276 woningen. Met de ontwikkeling van de Rest van West wordt ingespeeld op de regionale groeiopgave. Er worden met name woningen gerealiseerd in een groen stedelijk woonklimaat.
Structuurvisie Hardinxveld-Giessendam 2030
Op 19 februari 2015 heeft de gemeenteraad van Hardinxveld-Giessendam de Structuurvisie Hardinxveld-Giessendam 2030 vastgesteld. De structuurvisie is een ruimtelijke ontwikkelingsvisie met een richtinggevend en programmatisch karakter die integrale keuzes bevat voor de hoofdlijnen van beleid voor de komende periode. De structuurvisie, die vooruitkijkt naar 2040, is een integraal document en heeft als doel om de verschillende belangen, tussen onder meer landschap, woningbouw, maatschappelijke voorzieningen en werkgelegenheid, zorgvuldig af te wegen. De structuurvisie biedt een kader waarin aanspraken op de ruimte kunnen worden afgestemd en gecombineerd. De structuurvisie is vooral gericht op het behoud en de verbetering van de bestaande ruimtelijke en sociale kwaliteiten, alsmede op het versterken en behouden van de leefbaarheid.
Op de woningmarkt van Hardinxveld-Giessendam is sprake van een beperkte doorstroming. In de Nota Wonen heeft de gemeente een aantal maatregelen opgenomen, om de doorstroming te bevorderen. Eén van de belangrijke speerpunten is het behouden van jongeren. Dit is van belang voor de leefbaarheid in de kernen, voor de kenmerkende sociale cohesie van Hardinxveld-Giessendam en voor het behoud van werkgelegenheid. Om de doorstroming op de woningmarkt te bevorderen, zet de gemeente waar mogelijk en gewenst in op herstructurering van bestaande wijken. De gemeente heeft drie grote uitbreidingslocaties voor woningbouw voor de komende 10-20 jaar gepland: De Blauwe Zoom; Morgenslag, ten noordoosten van Boven-Hardinxveld; en 't Oog, tussen de Merwede-Lingelijn en de Betuweroute in.
Naast de grote uitbreidingslocaties komen er met regelmaat (inbreidings)locaties vrij, bijvoorbeeld door het uitplaatsen van hinderlijke bedrijvigheid. In en rond het centrum van Hardinxveld-Giessendam liggen een aantal locaties die aantrekkelijk zijn om te wonen, maar nu nog worden bezet door milieuhinderlijke bedrijven. Deze bedrijven passen niet meer in een woongebied. Ze veroorzaken overlast door de bedrijfsactiviteiten of het vrachtverkeer of ze ondervinden zelf hinder doordat uitbreidingsmogelijkheden ontbreken. Waar mogelijk werkt de gemeente mee aan deze verplaatsingen waarbij op de vrijgekomen locaties woningbouw kan worden mogelijk gemaakt. De gemeente houdt een deel van haar plancapaciteit beschikbaar voor deze kwalitatieve verbeteringen.
Uit het voorgaande blijkt dat in de structuurvisie nadrukkelijk rekening is gehouden met de ontwikkeling van De Blauwe Zoom. Daarmee is de beoogde ontwikkeling in lijn met de gemeentelijke structuurvisie.
In mei 2023 is het gemeentelijke groenbeleidsplan van kracht geworden. Het gemeentelijke groenbeleidsplan regelt het bevorderen van de biodiversiteit. Het groenbeleidsplan vormt de basis voor het gemeentelijk groenbeleid op de langere termijn. In het plan zijn randvoorwaarden en uitgangspunten geformuleerd die dienst kunnen doen als toetsingskader waar het gaat om belangenafwegingen tussen het groen enerzijds en andere aspecten anderzijds. Het plan is richtinggevend en heeft een vergelijkbare status als andere gemeentelijke beleidsplannen.
Een van de doelen uit het Groenbeleidsplan is het bepalen van een visie op welke gebieden de gemeente een bijdrage levert aan biodiversiteit. Daarbij wordt gedacht aan het aanpassen van bermen en oevers voor meer biodiversiteit en het in kaart brengen van overbodige verharding en deze vervangen door groen.
Aan het verhogen van de biodiversiteit wordt verder bijgedragen door:
Ten aanzien van het voorliggende plangebied worden geen specifieke uitspraken gedaan, maar de uitgangspunten van het groenbeleidsplan zijn van toepassing bij de verdere inrichting van het openbaar gebied.
Het plan is niet strijdig met het vigerend ruimtelijk Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid.
Op dit moment is het vigerend mobiliteitsbeleid vastgelegd in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP, d.d. 8 mei 2021). Dit plan heeft een looptijd voor de periode 2012-2022. Het is een beleidsdocument waarin per thema het te voeren beleid wordt geschetst en waarin is vastgelegd welke acties of maatregelen in de planperiode worden uitgevoerd.
Uitgangspunt is dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor het functioneren van de gemeente. Verkeersveiligheid vormt daarbij een belangrijk aandachtspunt. Momenteel is een nieuw Mobiliteitsplan in voorbereiding. Vaststelling van dit plan is voorzien eind 1e, begin 2e kwartaal van 2023.
Autoverkeer
Het GVVP geeft een actuele wegencategorisering voor Hardinxveld-Giessedam. Voor het plangebied is van belang dat de Schapedrift vanaf de kruising met de Zwijnskade tot aan de Jonathan als 'gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom' (50 km/h) is geclassificeerd. Het noordelijke deel van de Zwijnskade is geclassificeerd als 'erftoegangsweg buiten de bebouwde kom' (60 km/h). Alle overige wegen binnen de bebouwde kom zijn gecategoriseerd als erftoegangsweg (30 km/h).
Afbeelding 4.1: uitsnede kaartbeeld wegencategorisering GVVP
In het nieuwe Mobiliteitsplan wordt de wegcategorisering opnieuw vastgelegd, maar voor dit plangebied zal dit geen gevolgen hebben.
Fietsverkeer
De gemeente stelt zichzelf ten doel om het fietsgebruik te stimuleren door het bieden van een fijnmazig netwerk van hoogwaardige fietsroutes en voldoende en kwalitatief goede fietsparkeervoorzieningen op belangrijke locaties. In relatie tot het plangebied is relevant dat de Zwijnskade en de Schapedrift zijn aangemerkt als onderdeel van het primair fietsnetwerk.
In het nieuwe Mobiliteitsplan wordt het fietsnetwerk onderverdeeld in een provinciaal, regionaal en lokaal netwerk. De Zwijnskade en de Schapedrift tot aan de Bellefleur maken onderdeel uit van het regionale fietsnetwerk. Dwars door het plangebied komt van oost naar west een lokale fietsroute, die aansluit op het bestaande Fruitpad.
Parkeren
De uitgangspunten voor parkeernormen van de gemeente Hardinxveld-Giessendam zijn opgenomen in de 'de Beleidsregels Parkeernormen Hardinxveld-Giessendam 2022' welke als bijlage zijn toegevoegd aan het gemeentelijk Verkeers en Vervoersplan 2012-2022. Hierin wordt verwezen naar de maximum parkeerkencijfers uit CROW-publicatie 381, welke als parkeernormen worden gehanteerd. De parkeerkencijfers zijn gebaseerd op stedelijkheidsgraad en stedelijke zone. De stedelijkheidsgraad van Hardinxveld-Giessendam is 'weinig stedelijk'. De stedelijke zone van de ontwikkellocatie is aangemerkt als rest bebouwde kom.
Alleen voor de bestemming Wonen 1, is ingestemd met het hanteren van de gemiddelde norm. Reden hiervoor is dat deze woningen zijn gebouwd voordat de Beleidsregels Parkeernormen Hardinxveld-Giessendam 2022 zijn vastgesteld.
Openbaar vervoer
De gemeente wil dat het openbaar vervoer voor alle doelgroepen een alternatief vormt voor het gebruik van de auto. Op ongeveer 350 meter afstand van het plangebied bevindt zicht station Hardinxveld-Giessendam Blauwe Zoom van de MerwedeLingelijn, de spoorlijn tussen Dordrecht en Geldermalsen. Verder rijdt er buurbus 707 over de Peulenlaan-Zwijnskade-Schapedrift. Het plangebied is daarmee zowel per trein als per bus ontsloten.
Huidige situatie en toekomstige bereikbaarheid
De Schapedrift vormt in De Blauwe Zoom de belangrijkste ontsluitingsweg. Deze weg sluit aan op de Zwijnskade, die de verbinding vormt naar de A15. De Schapedrift zelf is gelegen aan de west- en noordzijde van het bestemmingsplangebied. Binnen De Blauwe Zoom is de Schapedrift benoemd als 'gebiedsontsluitingsweg' met een ontwerpsnelheid van 50 km/h. Het vrijliggende fietspad langs deze weg is onderdeel van het regionale fietsnetwerk en is een verbindende schakel tussen Giessendam en Sliedrecht. De overige wegen zijn erfontsluitingswegen genoemd en daarmee ingedeeld in de Duurzaam Veiligcategorie 'erftoegangswegen'. De Goudreinet zal binnen de wijk fungeren als wijkverzamelweg. Dit is geen aparte categorie binnen Duurzaam Veilig, maar het is een weg die als erftoegangsweg meer verkeer afwikkelt dan gewone woonstraten.
Daarnaast wordt een langzaamverkeerroute gerealiseerd die door de wijk wordt geleid. Het betreft een oost-west-verbinding die de nieuwe wijk De Blauwe Zoom een belangrijke aansluiting geeft op de bestaande kern van Hardinxveld-Giessendam.
Verkeersproductie
Voornoemde verkeersstructuur dient om de totale verkeersproductie die het plan De Blauwe Zoom met zich meebrengt, te faciliteren. Het voorliggende bestemmingsplan faciliteert de ontwikkeling van de westelijke helft van De Blauwe Zoom en voorziet in de bouw van maximaal 276 (nieuwe) woningen.
Op basis van de Kencijfers verkeersgeneratie conform de CROW publicatie 381 kan globaal inzichtelijk worden gemaakt welke verkeersgeneratie hierbij hoort. In deze publicatie wordt per type woonmilieu een weekdaggemiddelde motorvoertuigbewegingen gegeven. Het precieze woningbouwprogramma in het plangebied staat echter nog niet vast. Daarom is een gemiddelde aangehouden van 6,3 motorvoertuigbewegingen per weekdagetmaal. Dit is gebaseerd op de indeling centrum-dorps wonen). De gemeente telt namelijk minder dan 10.000 huishoudens en een dichtheid van 9.87 adressen per ha.
Uitgaande van het voornoemde programma maakt het bestemmingsplan circa 1739 motorvoertuigbewegingen per weekdagetmaal mogelijk. Dit aantal wordt verdeeld over alle verschillende ontsluitingsmogelijkheden vanuit het gebied. Uitgangspunt voor de capaciteit is dat een rijstrook van een erftoegangsweg 1.800 voertuigbewegingen per uur kan verwerken (CROW, ASVV 2012). Erftoegangswegen hebben in totaal 2 rijstroken. De capaciteit voor de weg is daardoor 3.600 motorvoertuigen per etmaal. De nieuwe verkeersstructuur zal bovengenoemde verkeersproductie dus goed kunnen verwerken.
Relatie Rijksweg A15
De A15 is een belangrijke ontsluitingsroute van de Rotterdamse Haven richting Duitsland. Hardinxveld-Giessendam heeft twee aansluitingen op de A15, oost en west. De Blauwe Zoom sluit via de Zwijnskade direct aan op Hardinxveld-Giessendam-West en Sliedrecht-Oost, op- en afrit nummer 25. Op het traject van de A15 dat langs Hardinxveld-Giessendam loopt, is structureel sprake van congestie tijdens de spits. De gemiddelde werkdagintensiteit van de A15 ten westen van Hardinxveld-Giessendam is 90.300 mtv/etm en de I/C verhouding tijdens de ochtendspits is 0,9 of groter (Probleem- en Gebiedsanalyse MIRT verkenning A15 Papendrecht-Gorinchem). Om het effect van de het toenemende aantal verkeersbewegingen te meten, wordt er gebruik gemaakt van de I/C verhouding. Dit is een beproefde methode waarmee eenvoudig de verhouding tussen de intensiteit (I) en de capaciteit (C) berekend kan worden als indicator voor de verkeersafwikkeling van een weggedeelte. Een I/C kleiner dan 0,8 betekent een goede verkeersafwikkeling; een I/C van 0,8 tot 0,9 betekent een matige verkeersafwikkeling met structurele filevorming; een I/C groter dan 0,9 betekent een slechte verkeersafwikkeling en een I/C groter dan 1,0 betekent een zeer slechte verkeersafwikkeling. Op de A15 is de verkeersafwikkeling tijdens de ochtendspits in de bestaande situatie dus al matig, met structurele filevorming.
In de RVMK Drechtsteden is al sinds lange tijd de ontwikkeling van De Blauwe Zoom meegenomen. In dit model is gerekend met het Global Economic (GE)-model in 2030. Het GE-2030-model geeft een goede vertaling van de eindsituatie in De Blauwe Zoom in de juiste tijdsperiode. In het model zijn de verbreding van de A15 (zuidbaan) en de toevoeging van een spitsstrook (noordbaan) verwerkt.
ochtendspits 2013 | etmaal 2013 | Ochtendspits 2030 | Etmaal 2030 | |
Intensiteit (mvt) | 13.450 | 89.300 | 13.860 | 100.000 |
I/C | 0,9 | 1,04 |
Tabel: intensiteit en I/C op de A15 ten westen van afrit 25 in het GE-2030-model.
Uit bovenstaande tabel blijkt dat in 2030 de intensiteit in de ochtendspits op het maatgevende wegvak op de A15 is toegenomen van 13.450 naar 13.860. De I/C is hiermee toegenomen van 0,9 (matige verkeersafwikkeling) naar 1,04 zeer slechte verkeersafwikkeling.
Ten behoeve van de voorbereiding van het voorliggende bestemmingsplan is begin 2017 op ambtelijk niveau overleg gevoerd over de mobiliteitssituatie van De Blauwe Zoom tussen de gemeente en Rijkswaterstaat. Rijkswaterstaat heeft aangegeven dat De Blauwe Zoom op geringe wijze bijdraagt aan het probleem en Rijkswaterstaat om die reden akkoord kan gaan met het plan. Nadere afstemming acht Rijkswaterstaat niet noodzakelijk.
MIRT-verkenning A15
Door Rijkswaterstaat is een startbeslissing genomen voor een zogeheten MIRT-verkenning (Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport) naar het verbeteren van de doorstroming van de Rijksweg A15. Voor deze verkenning zijn inmiddels een Nota Kansrijke Alternatieven en een Nota Reikwijdte en Detailniveau vastgesteld. Momenteel worden de laatste onderzoeken uitgevoerd en wordt gewerkt aan een Maatschappelijke Kosten-Baten Analyse. Alle resultaten uit deze verkenning zullen naar verwachting in 2024 leiden tot een besluit over een voorkeurstracé.
Het knelpunt Gorinchem – Papendrecht maakt onderdeel uit van deze verkenning. Aangezien sprake is van een verkenning en er nog geen concrete oplossing voor de capaciteitsproblemen op de A15 is, heeft de verkenning op dit moment geen directe gevolgen voor de realisatie van De Blauwe Zoom – West.
De autobereikbaarheid via de A15 is niet optimaal, met name door de al bestaande structurele filevorming op deze snelweg. Doordat de ontwikkeling van De Blauwe Zoom hier slechts gering aan bijdraagt, is Rijkswaterstaat akkoord met het plan.
De bereikbaarheid van de De Blauwe Zoom per openbaar vervoer is goed. Op ongeveer 350 meter afstand van het plangebied ligt het station Hardinxveld - Blauwe Zoom van de MerwedeLingelijn. Daarnaast rijdt buurtbus 707 van de Peulenlaan, via de Zwijnskade, over Schapedrift naar dit station. Het parkeren in het nieuwe woongebied moet in dit woongebied worden opgelost. Er moet worden voldaan aan de Beleidsregels Parkeernormen Hardinxveld-Giessendam 2022. Voor het gebied met de aanduiding wonen1 volstaat het aantal parkeerplaatsen dat past bij het gemiddelde van de bandbreedte van de CROW richtilijn (publicatie 381).
Wet natuurbescherming
Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. Deze wet vervangt drie oude wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming: Natura 2000), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (kapvergunningen).
Voor ruimtelijke ingrepen die resulteren in overtreding van één of meer artikelen van de Wnb moet ontheffing worden aangevraagd. Voor een aantal soorten geldt daarenboven het beschermingsregime van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Voor werkzaamheden die uit een bestemmingsplan voortvloeien dient voor de start van die werkzaamheden ontheffing te worden aangevraagd indien beschermde soorten voorkomen. Bij de vaststelling van het plan dient duidelijk te zijn of en in hoeverre een ontheffing kan worden verkregen.
Voor alle in de wet genoemde diersoorten (inclusief vogels) geldt dat het verboden is individuen van deze soorten (opzettelijk) te doden of te vangen. Bovendien is het verboden nesten (en eieren) en (vaste) voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren opzettelijk te beschadigen of te vernielen dan wel weg te nemen. Voor de in de wet genoemde plantensoorten geldt dat het verboden is exemplaren in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te plukken en te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen. In de Wnb worden drie beschermingsregimes onderscheiden voor beschermde soorten. Voor de eerste twee regimes gelden aanvullende verbodsbepalingen.
Er is echter geen ontheffing nodig indien gewerkt wordt volgens een geldige gedragscode die van toepassing is op de betreffende soort(en). Vaak is daarnaast ecologische begeleiding en een ecologisch werkprotocol nodig bij de uitvoering van werkzaamheden.
De provincies kunnen voor het beschermingsregime Andere Soorten een algemene vrijstelling verlenen voor onder meer ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden. In Hardinxveld-Giessendam is de provincie Zuid-Holland het bevoegd gezag voor de Wnb. De provincie handhaaft in haar Verordening Ruimte de vrijstelling voor onder meer ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden voor de soorten die ook al vielen onder de vrijstelling in de Flora- en faunawet voor algemeen voorkomende soorten.
Indien nesten, (vaste) voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van soorten niet (kunnen) worden ontzien, is ontheffing noodzakelijk. Ontheffing is niet benodigd indien de functionaliteit van de nesten, (vaste) voortplantingsplaatsen of rustplaatsen gegarandeerd wordt (het beschadigen en vernielen wordt voorkomen door maatregelen of er zijn voldoende alternatieven).
Ten slotte is altijd de algemene zorgplicht van toepassing, die inhoudt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving (artikel 1.11 van de Wnb). Concreet betekent dit dat bij ruimtelijke ontwikkeling gezorgd moet worden dat dieren niet gedood worden en dat planten verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren.
Natura 2000
De Wnb ziet op de bescherming van Natura 2000-gebieden (Vrl- en Hrl-gebieden). Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen opgesteld voor één of meerdere soorten en/of habitats. Voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen de Natura 2000-gebieden en tevens voor ontwikkelingen daarbuiten die van invloed kunnen zijn (door 'externe werking') op die beschermde natuurgebieden, gelden (strenge) restricties. Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt een vergunningplicht. Middels een 'habitattoets' dient te worden onderzocht of een activiteit (significante) negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000-gebieden veroorzaakt. De uitkomsten van de habitattoets dienen te worden beoordeeld door het bevoegd gezag.
Soortenbescherming
Ecologisch onderzoek
In 2017, 2019 en 2020 is in het westelijke deel van het gebied onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van strikt beschermde soorten (Wet natuurbescherming). Dit onderzoek bestond uit een verkennend veldonderzoek en een aanvullend onderzoek naar de aanwezigheid van de Bever, de Steenuil, de Rugstreeppaden de Grote modderkruiper. in 2020 is door het Natuur-Wetenschappelijk Centrum (NWC) gevraagd om de missende schakels in het aanvullend onderzoek uit te voeren voor de gehele Blauwe Zoom-West naar de aanwezigheid van (strikt)beschermde soorten, een beoordeling van de effecten in het kader van de Wet natuurbescherming te maken en te adviseren ten aanzien van onder andere de wettelijke verplichtingen.
Uit dit aanvullend onderzoek (Bijlage 13) is gebleken dat voor verschillende soorten ontheffing nodig is. Het gaat om de Rugstreeppad, de Grote modderkruiper, de Kerkuil en de Oeverzwaluw. Als gevolg van de ontwikkeling van de Blauwe Zoom zal er essentiële functionele leefomgeving van deze soorten verloren gaan en kunnen individuen verstoord worden. Er is derhalve een ontheffing aangevraagd en verleend (zaaknummer 00585049) voor de 72 woningen in deelgebied Ons Dorp. Onderdeel van deze ontheffing is de realisatie van een extern compensatiegebied. Voor de ontwikkeling van een dergelijk compensatiegebied heeft de gemeente Hardinxveld-Giessendam agrarisch gebied aangekocht om deze tot compensatiegebied te ontwikkelen. Het compensatiegebied zal zodanig worden ingericht en beheerd dat deze geschikt is om te fungeren als onderdeel van de functionele leefomgeving van de Rugstreeppad, de Heikikker, de Grote modderkruiper, de Kerkuil, de Oeverzwaluw. Daarnaast wordt bij het beheer rekening gehouden met overige beschermde soorten die het terrein als functionele leefomgeving kunnen benutten zoals de Waterspitsmuis, de Noordse woelmuis en verschillende soorten vleermuizen. Er is in juni 2021 een compensatieplan opgesteld waarin de (her)inrichtingsmaatregelen staan beschreven voor het compensatiegebied.
De bovengenoemde compensatie is uitgewerkt in een compensatieplan en voorziet in voortplantings- en overwinteringsbiotoop voor de Rugstreeppad, nestgelegenheid voor de Oeverzwaluw en leefgebied voor de Grote modderkruiper. De gedempte watergangen in het plangebied van 'Ons Dorp' zijn daarom ten zuiden van de waterplas gecompenseerd en geschikt gemaakt als voorplantingsgebied voor de Rugstreeppad waarbij zandige oevers en tijdelijke wateren gerealiseerd zijn. Ook de Grote modderkruiper vindt hier geschikt leefgebied door de realisatie van watergangen met verschillende diepten waarbij er ook verlandingszones gecreëerd zijn waar veel vegetatie kan groeien. Daarnaast is er ten zuiden van 'Ons Dorp' een grondwal gerealiseerd worden die dienst doet als overwinteringslocatie voor de rugstreeppadden. In deze grondwal zijn ook twee steile wanden gerealiseerd om nestlocaties aan de Oeverzwaluw te bieden.
De effectiviteit van de alternatieve grondwal, de watercompensatie en de voortplantingspoel voor de Rugstreeppad, de Grote modderkruiper en de Oeverzwaluw worden gemonitord om te onderzoeken of de getroffen maatregelen het verwachte resultaat geven of dat verdere optimalisatie of extra maatregelen benodigd zijn.
In het monitoringsrapport over 2022 is aangegeven op welke momenten het plangebied is bezocht en welke soorten daarbij zijn gemonitord. Tevens bevat het rapport conclusies en aanbevelingen voor komend jaar. Ten aanzien van de rugstreeppad wordt aangeraden enkele plassen te dempen. Voor de overige soorten zijn geen extra maatregelen nodig.
Vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming
Op 11 februari 2022 is een ontheffingsaanvraag als bedoeld in artikel 3.8, eerste lid, van de Wet natuurbescherming ingediend. Op 13 september 2022 is de aanvraag definitief in behandeling genomen. De aanvraag heeft betrekking op de realisatie van 276 nieuwe woningen binnen de daarvoor bestemde ontwikkelingslocatie De Blauwe Zoom. Voorliggend project betreft de laatste fase van de ontwikkeling in het westelijk en zuidelijk deelgebied. De ontwerpbeschikking en de relevante documenten liggen vanaf 15 december 2022 tot en met 25 januari 2023 ter inzage.
Gebiedsbescherming inclusief stikstofdepositie
Het plangebied is niet gelegen op gronden die zijn aangewezen als Natuurnetwerk Nederland (NNN). Er gaat dan ook geen oppervlakte aan NNN-gebied verloren en toetsing aan de wet- en regelgeving is niet aan de orde.
In 2020 is - in het kader van de bredere ontwikkeling van de Blauwe Zoom - door KuiperCompagnons een stikstofdepositieberekening voor de resterende woningbouw in de Blauwe Zoom uitgevoerd, zie bijlage 4. Naast 72 woningen in Ons Dorp zijn ook de woningen 276 in deelgebied 'De Rest van West'' hierin meegenomen. In deze notitie is de stikstofdepositie in de aanleg- en gebruiksfase voor de bouw en het gebruik van deze nieuwe woningen beschouwd en afgezet tegen de depositie als gevolg van het huidige gebruik. Beoordeeld is of sprake is van een toename van de stikstofdepositie ter plaatse van stikstofgevoelige habitats gelegen binnen Natura 2000-gebieden in de omgeving van het plan.
Uit het onderzoek is geconcludeerd dat er sprake is van een geringe toename van de stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitats van Natura 2000-gebied de Biesbosch door de aanleg en het gebruik van deze 349 woningen. In deze berekening is uitgegaan van een aanlegfase van 9 jaar waarbij in het maatgevende jaar 2022 een stikstofemissie optreedt van 684,74 kg NOx wat leidt tot een depositie van 0,11 mol/ha/j in de Biesbosch gedurende het maatgevende jaar en 0,01 mol/ha/j in de gebruiksfase.
Vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming
Om te kunnen voorzien in de voorgenomen ontwikkeling is een vergunning, als bedoeld in artikel 2.7 tweede lid van de Wet natuurbescherming, benodigd. Als gevolg van de snelheidsverlaging op de snelwegen per 16 maart 2020 is beperkte ruimte ontstaan voor woningbouw. Deze depositieruimte is opgenomen in het stikstofregistratiesysteem (SSRS). Op 24 april 2020 is een aanvraag om een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming ingediend, waarbij aanspraak is gedaan op een gedeelte van de beschikbate depositieruimte uit het SSRS. De ontwerpbeschikking heeft ter inzage gelegen van 18 augustus 2020 tot 28 september 2020. Op 1 oktober heeft het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland de definitieve vergunning verleend. Inmiddels is de vergunning onherroepelijk.
Wet stikstofreductie en natuurverbetering
Op 1 juli 2021 is de Wet stikstofreductie en natuurverbetering ingegaan. Het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering waarin de stikstofwet verder is uitgewerkt kent een vrijstelling voor bouw-, aanleg- en sloopactiviteiten waarvan de emissies tijdelijk en beperkt zijn. Een stikstofberekening of vergunning voor de bouwactiviteiten in de aanlegfase is dus niet meer nodig. Aangezien het aantal woningen niet hoger ligt dan het aantal woningen dat in de vergunning is opgenomen heeft deze wijziging geen gevolgen voor de reeds vergunde situatie.
Soortenbescherming
Ter bescherming van beschermde soorten is een compensatieplan opgesteld. Uit het monitoringsrapport blijkt dat er geen bijzonderheden zijn. Een ontwerpbeschikking voor de benodigde ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is afgegeven en ligt ter inzage.
Gebiedsbescherming inclusief stikstofdepositie
Het plangebied is niet gelegen binnen beschermde natuurgebieden of NNN-gebied. De gebruiksfase is reeds vergund.
Dit hoofdstuk, de 'watertoets', heeft betrekking op het gebied De Blauwe Zoom als geheel. Er is dus geen onderscheid gemaakt in deelgebieden zoals bij de verschillende bestemmingsplannen (bedrijventerrein, woongebied - oost en woongebied - west) is gebeurd. Waar in dit hoofdstuk wordt gesproken over 'plangebied', wordt dus het hele gebied De Blauwe Zoom bedoeld.
Voor het plangebied inclusief het aangrenzende bedrijventerrein De Blauwe Zoom, en de strook tussen het plangebied en de spoorlijn, is een waterbalans opgesteld. Het vertrekpunt hiervoor is de verkaveling zoals gebruikt bij het opgestelde waterhuishoudingsplan. Het waterhuishoudingsplan is opgenomen als Bijlage 1 bij deze toelichting. Gedurende de organische ontwikkeling van het plangebied wordt de waterbalans bijgehouden. De plannen zullen zo worden ontwikkeld dat de balans voor de benodigde waterberging op nul uit komt. Bij het opstellen van het Waterhuishoudingsplan heeft afstemming plaatsgevonden met waterschap Rivierenland.
Rijksbeleid
De waterplannen geven het landelijke, respectievelijk regionale (strategische) waterbeleid weer. Voor het rijk is dit vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP). Het NWP geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid. Het Nationaal Waterplan 2016-2021 is op 10 december 2015 door de minister van Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris van Economische Zaken vastgesteld. Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens een structuurvisie. Het NWP is zelfbindend voor het Rijk. Het Rijk is in Nederland verantwoordelijk voor het hoofd- watersysteem. In het Nationaal Waterplan legt het Rijk onder meer de strategische doelen voor het waterbeheer vast.
Het kabinet speelt proactief in op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen. Binnen de planperiode gaan realistische maatregelen in uitvoering die een antwoord bieden op de opgaven voor de korte termijn en voldoende mogelijkheden openlaten om op langere termijn verdere stappen te zetten. Het kabinet sluit daarmee aan bij de resultaten van het Deltaprogramma. Met deze handelwijze is Nederland koploper en toonaangevend voorbeeld in de wereld. Met dit Nationaal Waterplan voldoet Nederland aan de Europese eisen die voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Water (KRW), de Richtlijn Overstromingrisico`s (ROR) en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KMS).
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van de waterkeringen, het oppervlaktewater en het grondwater, verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening en zorgt voor een eenduidige bestuurlijke procedure en daarbij behorende rechtsbescherming voor besluiten. De Waterwet dient als paraplu om de Kaderrichtlijn Water (KRW) te implementeren en geeft ruimte voor implementatie van toekomstige Europese richtlijnen.
De waterschappen hebben een bevoegdheid voor het verlenen van vergunningen voor grondwateronttrekkingen, bemalingen en infiltraties, met uitzondering van onttrekkingen voor drinkwater, koude en warmteopslag en grote industriële onttrekkingen van meer dan 150.000 m3/jaar. Gemeenten hebben verdergaande taken en bevoegdheden in het kader van de zorgplicht voor het inzamelen van afvalwater in de riolering en voor hemelwater en grondwater.
Nationaal Bestuursakkoord Water
In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is het kabinetsstandpunt over het waterbeleid in de 21e eeuw vastgelegd. De hoofddoelstellingen zijn: het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen.
Kaderrichtlijn water
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) geeft een kader voor de bescherming van de ecologische en chemische kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater. Zo dienen alle waterlichamen in 2015 een "goede ecologische toestand" (GET) te hebben bereikt en dienen sterk veranderende c.q. kunstmatige wateren in 2015 een "goed ecologisch potentieel" (GEP) te hebben bereikt. De chemische toestand dient in 2015 voor alle wateren (natuurlijk en kunstmatig) goed te zijn.
Waterbeheer 21e eeuw (WB21)
In september 2000 heeft de commissie Waterbeheer 21e eeuw advies uitgebracht over het toekomstig waterbeheer in Nederland. Belangrijk onderdeel van WB21 is het uitgangspunt van ruimte voor water. Er mag geen afwenteling plaatsvinden. Berging moet binnen het stroomgebied plaatsvinden. Dit betekent onder andere het aanwijzen en instandhouden van waterbergingsgebieden. Daarnaast wordt verdroging bestreden en worden watertekorten verminderd.
Provinciaal beleid
Op 29 juni is het Regionaal waterplan Zuid-Holland 2016 - 2021 in werking getreden. Het plan is een herziening van het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015. Op grond van artikel 4.8 Waterwet dient het waterplan eens in de zes jaar door Provinciale Staten te worden herzien.
Het Hoofdlijnenakkoord 2015 – 2019 van het college van Gedeputeerde Staten schetst de ambitie om beleid zo veel mogelijk integraal vorm te geven en te anticiperen op de visie die ten grondslag ligt aan de Omgevingswet. Specifiek voor het regionale waterbeleid is hieraan voldaan met de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) en de Voortgangsnota Europese Kaderrichtlijn Water. Dit maakt een volledig nieuw regionaal waterplan overbodig.
Het planherzieningsbesluit bevat geen nieuw beleid. Het verwijst naar de diverse vastgestelde beleidsdocumenten waarin het waterbeleid inmiddels geactualiseerd is opgenomen. Verder benoemt het besluit op welke onderdelen het beleid van het Provinciaal waterplan Zuid-Holland 2010 - 2015 van kracht blijft. Het Regionaal waterplan Zuid-Holland 2016-2021 bestaat uit de Visie Ruimte en Mobiliteit, de Voortgangsnota Europese Kaderrichtlijn Water 2015 en het provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015.
In de Verordening Ruimte is regelgeving opgenomen voor de regionale en primaire waterkeringen. Voor bestemmingsplannen zijn randvoorwaarden opgenomen die een onbelemmerde werking, instandhouding en het onderhoud van de primaire en regionale waterkeringen mogelijk maken. Dit geldt voor de beschermingszone en de kernzone die hoort bij de waterkeringen zoals opgenomen in de vastgestelde leggers van de waterschappen.
Beleid waterbeheerder
Op 27 november 2015 heeft het bestuur van Waterschap Rivierenland het Waterbeheerprogramma 2016-2021 vastgesteld, met als titel “Koers houden, kansen benutten”. Met dit programma blijft het waterschap op koers om het rivierengebied veilig te houden tegen overstromingen, om voldoende en schoon water te hebben en om het afvalwater effectief te zuiveren. Bij de uitvoering van het programma beweegt het waterschap mee met de (klimaat)veranderingen om ons heen en benut zij de kansen die zich voordoen in de regio. Het waterbeheerprogramma beschrijft wat het waterschap in de planperiode (2016-2021) wil bereiken en hoe zij dat willen bewerkstelligen. De drie speerpunten van het Waterbeheerprogramma zijn:
Gemeentelijk beleid
In 2003 hebben gemeente en Waterschap een stedelijk waterplan voor Hardinxveld-Giessendam opgesteld. In het waterplan staan maatregelen beschreven om het oppervlaktewater te verbeteren. Na vaststelling van het waterplan in 2003 zijn diverse projecten gestart. Deze projecten zijn inmiddels allemaal afgerond.
In 2010 en 2011 hebben gemeente en waterschap het waterplan geëvalueerd. De doelen uit het plan uit 2003 zijn behaald. Met het afronden van het waterplan is het niet zo dat hiermee de taken van gemeente en waterschap zijn afgerond. Er is gewerkt aan een verdere verbetering van de waterhuishouding op straat- en wijkniveau. Waterschap en gemeente hebben begin 2016 beiden extra geld beschikbaar gesteld om aanvullende maatregelen om wateroverlast te beperken en om de (water)systemen robuuster te maken en beter te laten functioneren. Deze maatregelen zijn inmiddels afgerond.
Hieronder wordt een korte beschrijving gegeven van het plangebied in de huidige situatie en een beschrijving van de beoogde ontwikkelingen.
Ligging plangebied
De Blauwe Zoom is gelegen in een weidegebied met een (vrij) ondiepe grondwaterstand, ingesloten door bestaand stedelijk gebied van Hardinxveld-Giessendam en de spoorlijn. Het gebied is momenteel grotendeels onverhard, met uitzondering van de reeds ontwikkelde gebieden.
Oppervlaktewaterpeil
Het plangebied is gelegen in het beheergebied van het waterschap Rivierenland, in het peilgebied Giessendam dat onderdeel is van het peilbesluit Nederwaard-Giessendam. Het zomerpeil van het open water in dit peilgebied is NAP -1,75 m, het winterpeil ligt op NAP -1,80 m. Volgens het Actueel Hoogtebestand Nederland varieert de maaiveldhoogte van NAP -1,80 m tot NAP 2,00 m.
Waterstructuur
Binnen het plangebied bevinden zich meerdere watergangen. In het noorden van het plangebied, langs de Schapedrift, bevindt zich een watergang met A-status. Deze watergang zorgt voor de hoofdafvoer. A-Watergangen worden door het waterschap onderhouden. Voor het onderhoud en bescherming van A-Watergangen, kennen deze watergangen een beschermingszone van vijf meter langs de boveninsteek. Het betreft een strook langs de watergang waarbij de oever niet worden meegerekend. Deze zone moet in principe obstakelvrij blijven.
De overige watergangen, voornamelijk noord-zuid georiënteerd, hebben een B- en C-status en lozen uiteindelijk het water op de watergang langs de Schapedrift.
Veiligheid
Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone van een waterkering. Vanuit het aspect veiligheid zijn er derhalve geen beperkingen.
Kwel en wegzijging
Het plangebied staat momenteel voortdurend onder invloed van kwel omdat de grondwaterstand niet onder het oppervlaktewaterpeil komt. De invloed van de Boven-Merwede op de kwel is beperkt omdat de deklaag de weerstand beperkt.
Waterkwaliteit
In de watergangen is een goede waterkwaliteit een vereiste. Het gaat daarbij om een goede fysisch-chemische waterkwaliteit en een goede ecologische kwaliteit. De chemische waterkwaliteit komt onder andere tot uitdrukking in de concentratie van opgeloste stoffen in het water. Voor alle watergangen gelden zogenaamde MTR-waarden. De MTR-waarden zijn maximaal aanvaardbare stoffenconcentraties die niet mogen worden overschreven. In het nationale waterbeleid (Vierde Nota Waterhuishouding) zijn voor allerlei stoffen MTR-waarden aangegeven. De concentraties worden gemeten op bepaalde meetpunten. Meetpunt ALBL0104 is het meest representatief voor het plangebied. Op meetpunt ALBL0020 zijn veel meer chemische analyses uitgevoerd. Voor dit meetpunt geldt echter dat lozingen uit de gemengde stelsels vanuit onder meer de wijk Over 't Spoor en afstromend water uit de landbouwgebieden dit meetpunt kunnen beïnvloeden. De grootte van de overstorten is echter beperkt. Doordat de watergang rond de wijk Over 't Spoor is verbreed, en door een verbeterde doorspoeling vanuit de Giessen, wordt de waterkwaliteit wel verbeterd.
Het oppervlaktewater binnen het plangebied bevat hoge gehalten aan stikstof en fosfor. Voor de jaren 2005 en 2006 is op meetpunt ALBL0020 de zomergemiddelde concentratie stikstof en fosfor gemeten. Beide waarden voldoen niet aan de MTR.
In 2007 is voor meetpunt ALBL0104 de gemiddelde zomerconcentraties van fosfaat en stikstof gemeten. De gemeten waarden zijn te hoog voor de MTR maar voldoen wel aan de KRW-doelen voor het waterlichaam NL09_28. De exacte concentraties van de stoffen zijn terug te vinden in het Waterhuishoudingsplan.
De hoge concentraties stikstof en fosfor zijn mogelijk deels te verklaren door de graafwerkzaamheden die zijn uitgevoerd voor het bouwrijp maken van de eerste fase van De Blauwe Zoom. Dit is een tijdelijk proces dat na beëindiging van de werkzaamheden ophoudt.
Naast de hoge nutriëntenconcentraties zijn ook de lage zuurstofconcentraties een probleem voor de ecologie. In heel Hardinxveld-Giessendam komen structureel lage zuurstofconcentraties voor. Dit wordt veroorzaakt door de venige grondslag of snelle opwarming door ondiepe watergangen. De venige waterbodem verbruikt in combinatie met de hoge nutriëntenconcentraties veel zuurstof.
Het bestemmingsplan schept het planologisch en juridisch kader voor de realisatie van het westelijke deel van het woongebied. Door middel van eisen en regels in het exploitatieplan, het document “Locatie-eisen De Blauwe Zoom” en het “Handboek Openbare Ruimte” wordt richting gegeven aan de toekomstige invulling van het gebied. Voorgenomen bouwplannen of uitwerkingen van ontwikkelingsvelden dienen voorzien te zijn van een verkavelingsplan welke voldoet aan het gestelde in het document “Locatie-eisen De Blauwe Zoom”. Naast deze stedenbouwkundige eisen is het van belang dat er voldoende water aangelegd wordt ter compensatie van de verharding als gevolg van de ontwikkeling. Om deze reden wordt gewerkt met een zogenaamde waterbalans.
Waterbalans
Vanuit het proces-instrument 'waterbalans' wordt per uitwerking van een ontwikkelingsveld of bouwplan bekeken en getoetst of een goed functionerend watersysteem wordt aangelegd, rekening houdend met de beginbalans (bestaand verhard oppervlak en wateroppervlak) en de nieuw aan te leggen verhardingen en wateroppervlak. Hierdoor voldoet het watersysteem ten tijde van de ontwikkeling van het plangebied ten allen tijde aan de eisen van het waterschap.
De waterstructuur in het noordelijk deel van het plangebied is specifiek bestemd als 'Water'. Voor het zuidelijk deel van het plangebied is de waterstructuur niet specifiek bestemd op de verbeelding van het bestemmingsplan, maar is geregeld dat binnen de bestemming 'Woongebied' de aanleg van het benodigde water voor een functionerend watersysteem mogelijk is. Als blijkt dat gedurende de planperiode ruimte ontstaat om buiten de plangrenzen water te bergen en het watersysteem als geheel goed blijft functioneren kan ervoor gekozen worden de benodigde bergingscapaciteit buiten het plangebied op te lossen.
Zoals aangegeven wordt per uitwerking van een ontwikkelingsveld of bouwplan bekeken of deze voldoet aan de eisen van het waterschap. Voor de waterbalans is het van belang om uit te gaan van een beginbalans, oftewel uitgangssituatie.
In de volgende alinea zijn de eisen van het waterschap ten aanzien van waterberging opgenomen.
Waterberging
Waterschap Rivierenland hanteert vuistregels voor compenserende waterberging:
Voor plannen met meer dan 5 hectare nieuwe verharding wordt een aanvullende modelberekening gevraagd. Hierbij worden de volgende berekeningsuitgangspunten gehanteerd:
Kwel en wegzijging
Het waterschap hanteert voor nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen strikte uitgangspunten die zijn gebaseerd op de wettelijke taken van een waterschap. Door het realiseren van De Blauwe Zoom mag de kwel en wegzijging niet noemenswaardig toenemen.
Riolering en volksgezondheid
Het afvalwater en het regenwater dienen binnen het woongebied gescheiden ingezameld en afgevoerd te worden. Het afvalwater wordt via een droogweerafvoerstelsel (DWA) naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie Sliedrecht gepompt en het regenwater komt uiteindelijk op het oppervlaktewater terecht. Door het afkoppelen van hemelwater van de DWA worden vuilwateroverstorten (in de omgeving) tegengegaan. De risico's van watergerelateerde ziekten en plagen worden hierdoor geminimaliseerd. Om dergelijke risico's verder te verkleinen, dienen de waterlopen goed door spoelen; ze mogen dus niet doodlopend zijn.
Waterkwaliteit
Uit berekeningen blijkt dat de belasting van stikstof en fosfor als gevolg van de aanleg van verhardingen kleiner wordt dan de belasting vanuit het landbouwgebied was. Dit is te verklaren doordat er in een woonwijk weinig meststoffen kunnen afspoelen naar het oppervlaktewater. De totale belasting op het wateroppervlak zal in de uiteindelijke definitieve situatie lager uitvallen dan in de huidige situatie. Dit is te verklaren door een afname van de belasting van emissies en het vergroten van het wateroppervlak.
De afkoppeling van hemelwater zal er in de toekomst voor zorgen dat het aantal riooloverstorten wordt verminderd. Bij volledige afkoppeling (wat het streven is) is de overstortfrequentie zelfs nihil. Dit komt de waterkwaliteit ten goede.
Natte natuur
Momenteel heeft het te ontwikkelen gebied voornamelijk een agrarische functie. Mogelijk worden natuurvriendelijke oevers aangelegd. Hierdoor kunnen de natuurwaarden vergroot worden. Het gebied is niet gelegen in of nabij een (nat) natuurgebied of (natte) ecologische verbindingszone. Bovendien zal alleen schoon hemelwater het plangebied verlaten (afgezien van de vuilwaterafvoer via de DWA), waardoor natte natuurwaarden op afstand niet via het oppervlaktewater kunnen worden aangetast. Verdroging zal niet optreden door de voorgestane ontwikkeling, omdat het grondwaterpeil niet zal worden aangepast.
Beheer en onderhoud
Bij het realiseren van nieuwe watergangen is het van belang om afspraken te maken over de onderhoudsplicht. Er zijn twee mogelijkheden:
Door rekening te houden met de bovengenoemde beschermingszones in de bouwplannen worden de belangen vanuit de keur nageleefd.
In overleg met het waterschap Rivierenland wordt in De Blauwe Zoom ingezet op een alternatieve aanpak wat betreft de toetsing van het onderhavige bestemmingsplan aan de richtlijnen van het waterschap. Gekozen is voor een zogenaamde waterbalans. De voorwaarde om te voldoen aan de waterbalans is juridisch afgedwongen in de regels van dit bestemmingsplan en in het exploitatieplan. De waterbalans is een momentopname en wordt continue bijgesteld. Door te werken middels een waterbalans zal bij de invulling van het woongebied per uitwerking van een ontwikkelingsveld of bouwplan getoetst worden of voldaan wordt aan de eisen van het waterschap ten aanzien van het watersysteem. Hierdoor is een goed functionerend watersysteem gewaarborgd.
Deze waterparagraaf wordt in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan het waterschap Rivierenland. Diens reactie zal in de waterparagraaf worden verwerkt.
Erfgoedwet
De Monumentenwet 1988 is op 1 juli 2016 overgegaan in de Erfgoedwet. De Erfgoedwet bundelt de bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Bovendien zijn aan de Erfgoedwet een aantal nieuwe bepalingen toegevoegd. Het beschermingsniveau zoals dit in de oude wetten en regelingen gold, blijft gehandhaafd. Het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed was geregeld in zes verschillende wetten en een regeling. Waarin roerend, onroerend en archeologisch erfgoed allemaal hun eigen specifieke definities, procedures en beschermingsmaatregelen hadden.
In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. Overbodige regels zijn geschrapt en de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het cultureel erfgoed ligt waar mogelijk bij het erfgoedveld zelf. Onderdelen van de Monumentenwet die de fysieke leefomgeving betreffen, worden overgeheveld naar de Omgevingswet die in 2019 van kracht wordt. Voor deze onderdelen is een overgangsregeling in de Erfgoedwet opgenomen voor de periode 2016-2019. Het gaat daarbij om de volgende zaken:
Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland
De provincie Zuid-Holland hanteert het beleidsinstrument “Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS)”. In de CHS heeft de provincie bestaande en mogelijk te verwachten archeologische waarden in beeld gebracht. In het bijbehorende “Beleidskader Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland” zijn per waarderingscategorie algemene beleidsuitgangspunten geformuleerd. De waardering zoals vastgelegd in de cultuurhistorische hoofdstructuur geldt als uitgangspunt van beleid.
Gemeentelijk archeologiebeleid
In oktober 2010 is het in regionaal verband opgestelde archeologiebeleid van (onder meer) de gemeente Hardinxveld-Giessendam vastgesteld. Het beleid bestaat uit een beleidsnota waarbij een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart hoort. Het beleid vormt in feite een nadere uitwerking c.q. detaillering van het provinciale beleid. Het beleid krijgt vooral gestalte door de bescherming van archeologische waarden en verwachtingen via de Wet ruimtelijke ordening, waarin het bestemmingsplan het centrale instrument vormt.
Afbeelding 8.1: Uitsnede CHS provincie Zuid-Holland inclusief legenda
Afbeelding 8.2: Uitsnede archeologische waarden- en verwachtingenkaart inclusief legenda
Waardering CHS
Uit afbeelding 8.1 blijkt dat de kans op het aantreffen van archeologische sporen in heel De Blauwe Zoom laag wordt geacht. Er gelden vanuit de provinciale cultuurhistorische waardenkaart geen beperkende maatregelen.
Waardering gemeentelijke verwachtings- en beleidsadvieskaart
Zoals blijkt uit afbeelding 8.2 heeft het gebied De Blauwe Zoom in het gemeentelijk beleid een specifiekere en meer gedetailleerde waardering gekregen dan de wat globalere provinciale kaart. De volgende aanduidingen gelden voor De Blauwe Zoom:
Archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek
In opdracht van de gemeente Hardinxveld-Giessendam is in 2011 een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met behulp van boringen (verkennende fase) uitgevoerd in het totale plangebied van De Blauwe Zoom. Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.1 (SIKB 2006a), de provinciale richtlijnen, het vigerende gemeentelijke beleid en het onderzoeksspecifieke plan van aanpak (Emaus, 2011). De rapportage van het archeologisch onderzoek is als Bijlage 2 bij deze toelichting toegevoegd. Het onderzoeksgebied van dit onderzoek wordt omgrensd door de Schapedrift in het noorden en het westen en de bebouwing aan de straat Buitendams in het zuiden. In het oosten wordt het onderzoeksgebied begrensd door een reeds opgehoogd terrein. De oppervlakte van het onderzoeksgebied bedraagt ca. 12 ha.
In de rapportage wordt geconcludeerd dat er geen bekende archeologische waarden in het onderzoeksgebied aanwezig zijn. Met betrekking tot toekomstige bodemverstoringen wordt aanbevolen om bij verstoringen dieper dan 1,4 m vervolgonderzoek door middel van karterende boringen in te zetten. Ook bij het zetten van de boringen voor de heipalen en de lussen voor het eventueel te realiseren systeem voor duurzame energieopslag, dient te worden opgelet dat de verstoring hierbij niet groter is dan 1% van het totale oppervlak. De initiatiefnemer dient dan ook voorafgaand aan de vergunningsaanvraag een voorlopig palenplan op te stellen, zodat aan de hand daarvan bepaald kan worden wat de verstoringsgraad zal worden die samenhangt met dat palenplan.
Archeologisch booronderzoek
Naast het archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uit 2011 is in 2015 een archeologisch booronderzoek uitgevoerd. De resultaten van het booronderzoek worden hieronder beknopt weergegeven, de volledige rapportage is als bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd. Uit het booronderzoek blijkt dat in het plangebied een noordwest-zuidoost geörienteerde band met bedding- en geulafzettingen van de Wijngaardense meandergordel (ca. 5.420 - 4.320 v. Chr.) aanwezig is. Ten noorden en ten zuiden hiervan zijn oeverafzettingen aangetroffen. De afzettingen van de Wijngaardense meandergordel bevinden zich beneden 6,5 m -NAP. In het noordoosten van het plangebied is een humeuse laag met daarin een vuursteenafslag in de oeverafzettingen aanwezig. De vuursteenafslag is bewerkt en dateert waarschijnlijk uit het neolithicum. In het noordoosten van het plangebied kunnen dus archeologische waarden uit het neolithicum in de oeverafzettingen van de Wijngaardense meandergordel aanwezig zijn. In de overige delen van het plangebied zijn in de oeverafzettingen geen archeologische indicatoren of archeologische potentiele lagen aangetroffen. Waarschijnlijk zijn in het plangebied geen rivierduinafzettingen aanwezig. Boven 6,5 m -NAP zijn in het plangebied voornamelijk komafzettingen aangetoffen, bestaande uit klei- en veenlagen. Waarschijnlijk vond na de sedimentatie van de Wijngaardense meandergordel een grootschalige vernatting van het gebied plaats. De komafzettingen hebben een lage archeologische verwachting.
Omdat in het noordoosten van het plangebied waarschijnlijk nog archeologische waarden aanwezig zijn in de oeverafzettingen van de Wijngaardense meandergordel, wordt geadviseerd om in fase 1 een beperkt heipalenplan te hanteren. Beperkt betekent in dit geval dat 2% van de oppervlakte van het gebied of minder door heipalen verstoord zal worden.
Als het niet mogelijk is om een beperkt heipalenplan te hanteren, wordt geadviseerd om in het noordoosten van het plangebied een machinaal karterend booronderzoek uit te voeren om zo de verspreiding, diepteligging en complextype van de mogelijk archeologische waarden beter in kaart te brengen. De overige delen van het plangebied kunnen zonder verder archeologisch onderzoek plaatsvinden voor de voorgenomen ontwikkeling. In deze gebieden kunnen echter nog wel archeologische resten aanwezig zijn, zoals losse vondsten of structuren die niet door het booronderzoek gevonden zijn. Indien toch archeologische resten worden gevonden kan dit gemeld worden bij de gemeente.
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is niet langer nodig om een dubbelbestemming voor archeologie op te nemen.
In de Erfgoedwet is geregeld hoe monumenten aangewezen kunnen worden als beschermd monument. Er zijn rijks-, provinciale en gemeentelijke monumenten. Uitgangspunt is dat een monument slechts op één lijst voorkomt: Rijksmonumenten zijn terug te vinden in het Monumentenregister.
Namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wijst de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed beschermde rijksmonumenten aan. Stads- en dorpsgezichten worden mede door de minister van Infrastructuur en Milieu aangewezen. De Rijksdienst wijst nog maar heel beperkt nieuwe monumenten aan. Op dit moment zijn dat vooral gebouwen uit de wederopbouwperiode. Provinciale monumenten hebben een gemeentelijke monumentenlijst, op basis van een gemeentelijke erfgoedverordening.
Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland
Kortheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 7.1.1 waarin de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland reeds beschreven wordt.
Regioprofielen Cultuurhistorie
De provincie Zuid-Holland wil waardevolle cultuurhistorische elementen behouden of inpassen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Om dit richting te geven, zijn Regioprofielen Cultuurhistorie opgesteld. De zestien regioprofielen dienen als een handreiking en sturingskader voor gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders en adviesbureaus om cultuurhistorie op te nemen in ruimtelijke plannen. Ze zijn een uitwerking van de algemene richtlijnen voor cultuurhistorie in ruimtelijke plannen zoals die staan in de provinciale Structuurvisie.
Ontstaansgeschiedenis
Hardinxveld en Giessendam behoren tot de oudste ontginningscentra van de Alblasserwaard. Vanuit de oeverwal aan de benedenloop van het veenriviertje de Giessen zijn in noordwestelijke richting de afwateringssloten gegraven. Aangenomen wordt dat het gebied rond Hardinxveld-Giessendam al in 1270 geheel was ontgonnen. Archeologische vondsten op de oevers van de Giessen geven aan dat de eerste intensieve bewoning al plaatsvond in de 11e eeuw. Deze bewoning heeft zich ontwikkeld langs de Giessen en heeft geleid tot de karakteristieke lintbebouwing op de oeverwallen: een reeks boerderijen die het ontgonnen land aan de achterzijde gebruikten voor agrarische productie. In de loop der eeuwen is de ruimte tussen de boerderijen en de Giessen ingevuld met bebouwing. Door inklinking van de polders en verzanding van de rivier ontstond de noodzaak om het ontgonnen land te beschermen tegen overstromingen bij hoogtij. De rivier de Merwede werd bedijkt en in de Giessen werd een dam aangelegd om de rivier buiten de getijden van de rivier te houden: Giessendam was een feit.
Hardinxveld-Giessendam maakt deel uit van een langs de rivier gelegen 'verstedelijkingsreeks' vanaf Gorinchem tot aan Rotterdam. De ontwikkeling van deze 'bandstad' kan gerelateerd worden aan de aanleg van de infrastructuur aan het eind van de 19e en in de loop van de 20e eeuw. De belangrijke economische aders zijn de spoorlijn, de auto(snel)wegen en de Merwede. De kernen hebben zich vanaf hun ontstaan in de 13e eeuw tot de 20e eeuw nauwelijks ontwikkeld. Er heeft voornamelijk verdichting plaatsgevonden in de lintbebouwing. De industrialisatie en de mobiliteitstoename hebben Hardinxveld en Giessendam in de 20e eeuw explosief doen groeien. De kernen van Giessendam en Neder-Hardinxveld zijn aan elkaar gegroeid, terwijl Boven-Hardinxveld een kleine afzonderlijke kern is gebleven. In 1957 zijn de gemeentes samengevoegd tot de gemeente Hardinxveld-Giessendam.
De historische ontwikkeling is nog steeds goed waarneembaar en dit bepaalt in grote mate het karakter van de gemeente. Het ontginningslint Damstraat-Binnendams en de dijklinten Buitendams en de Peulenstraat en Rivierdijk zijn als uitgestrekte ensembles duidelijk herkenbaar en vormen een typerend verschil met de woongebieden. Het gebied De Blauwe Zoom is gelegen direct ten noorden van het lint Buitendams.
Door de historische groei kennen de linten een sterke functiemenging. Dit levert een divers en levendig beeld op. Sommige bedrijven zijn echter zodanig gegroeid dat ze hinder ondervinden van of hinder veroorzaken naar de omgeving. De specifieke situatie van de linten, met name de dijklinten, heeft voor veel woningen een specifieke typologie opgeleverd. Binnendams en Buitendams waren samen met de Damstraat lange tijd de belangrijkste straten in de kern Neder-Hardinxveld/Giessendam. In de naamgeving van deze straten wordt het belang dat de dam had voor de waterhuishouding nog steeds benadrukt. Buitendams maakte tot 1940 onderdeel uit van de hoofdwaterkering van de Alblasserwaard. De rijksweg A15 heeft deze functie overgenomen. Buitendams kan vanaf de Molenstraat worden beschouwd als verlaten waterkering omdat deze geen waterkerende functie meer heeft. Binnendams en de Damstraat hebben die functie nog wel. Na de aanleg van de spoorlijn Dordrecht - Geldermalsen is het gebied tussen Buitendams, de Damstraat en de spoorlijn gedeeltelijk volgebouwd. Aan de noordzijde van de spoorlijn is het woongebiedje 'Over 't Spoor' gebouwd. Vervolgens hebben de uitbreidingen in oostelijke richting (Wielwijk), maar ook in westelijke richting plaatsgevonden. Zo zijn West I en II ontwikkeld, waarbij Buitendams de zuidelijke en de spoorlijn de noordelijke grenzen vormen. De Blauwe Zoom, met daartussen nog de Scholenstrook, is een logische volgende stap.
Cultuurhistorische waardering
Uit de provinciale cultuurhistorische hoofdstructuur blijkt dat ten zuiden van De Blauwe Zoom een historische landschappelijke lijn van hoge waarde aanwezig is. Het betreft de dijk Buitendams en de Zwijnskade. Dit gegeven komt ook terug in de gemeentelijke archeologienota.
Het lint is echter niet binnen onderhavig plangebied gelegen. De verschijningsvorm van dit lint blijft dan ook ongeschonden. De Blauwe Zoom is op het Regioprofiel voor de Alblasserwaard - Vijfheerenlanden niet als bijzonder cultuurhistorisch gebied aangemerkt. Binnen het bestemmingsplangebied bevinden zich geen monumenten.
Gelet op het bovenstaande vorm het aspect cultuurhistorie geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan.
In dit hoofdstuk worden de ruimtelijke (on)mogelijkheden inzichtelijk gemaakt. Waar nodig dient een vertaling plaats te vinden naar de juridische regeling. Het uitgangspunt hierbij is dat de juridische regeling zowel de ruimtelijke kwaliteit als de milieukwaliteit voldoende dient te borgen.
Het voorkomen van aantasting van het milieu is van groot maatschappelijk belang. Het is daarom zaak om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. Om hier in de praktijk vorm aan te geven is het instrument milieueffectrapportage of te wel m.e.r. ontwikkeld. De m.e.r.-beoordeling is een instrument met als hoofddoel het milieubelang volwaardig te laten meewegen bij de voorbereiding en vaststelling van plannen en besluiten.
De voorgenomen ontwikkeling is opgenomen in eerste kolom van de zogenaamde D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage. De realisatie van de maximaal 276 nieuwe woningen kan worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject, maar blijft ruim onder de drempelwaarde van 2.000 woningen. Dit neemt niet weg dat in dit geval een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient plaats te vinden. Dit dient plaats te vinden aan de hand van drie criteria:
Dit kan niet uitsluitend in de vorm van een paragraaf in de toelichting, maar daarvoor dient door de initiatiefnemer een 'aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling' te worden opgesteld. Door de wetswijziging van die datum geldt dit voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst. Het maakt daarvoor niet uit of het een activiteit onder of boven de D-drempel betreft. Voor de realisatie van de 276 woningen is een aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld waarbij kort is samengevat wat de gevolgen van de ontwikkeling zijn op de verschillende milieuaspecten. Deze aanmeldnotitie is opgenomen in Bijlage 10. Uit de aanmeldnotitie blijkt dat er sprake is of kan zijn van nadelige milieueffecten. Deze effecten zijn weloverwogen beoordeeld en waar compensatie gevraagd is zal worden gecompenseerd. Maatregelen zullen worden gevoerd om deze effecten te beperken. Er kan worden geconstateerd dat de nadelige effecten te reguleren zijn en dat een m.e.r.-beoordeling in deze niet noodzakelijk is.
Wet bodembescherming
De Wet bodembescherming (Wbb) voorziet in maatregelen indien sprake is van ernstige bodemverontreiniging. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de (land- of water-) bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst. Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te stellen voor de uitvoering van werken, het transport van stoffen en het toevoegen van stoffen aan de bodem.
Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd.
Besluit bodemkwaliteit
Het doel van het Besluit bodemkwaliteit (2008) is de bodem beter te beschermen en meer ruimte te bieden voor nieuwe bouwprojecten. Ook geeft het besluit gemeenten en provincies meer verantwoordelijkheid om de bodem te beheren. Het Bouwstoffenbesluit (Bsb) is opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit.
Relatie Wabo, Wbb en Woningwet (Wonw)
De inwerkingtreding van de Wabo (1 oktober 2010) heeft effect op de Wbb en de Woningwet (Ww): in de Wabo is aangegeven dat in de plaats van de aanhoudingsgrond (uit de Ww) een afstemmingsregeling wordt opgesteld waarbij de inwerkingtreding van de omgevingsvergunning wordt afgestemd op de acties ten aanzien van de bodemverontreiniging. Voorts geldt ten aanzien van de bodem dat de Woningwet gemeenten verplicht in hun bouwverordening voorschriften omtrent het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem op te nemen. Die voorschriften dienen in elk geval betrekking te hebben op het verrichten van onderzoek naar aard en mate van verontreiniging van de bodem, op de aard en omvang van dat onderzoek en op inrichting van het op te stellen onderzoeksrapport.
Gemeentelijk of regionaal bodembeleid
Op de interactieve bodemkwaliteitskaart van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (OZHZ) heeft de locatie grotendeels de kwaliteitsklasse “Achtergrondwaarde” waarbinnen grondverzet mogelijk is. Voor een kleiner deel is de klasse "Industrie Heterogeen" en "Wonen". De kaart geeft de gemiddelde bodemkwaliteit voor onverdachte locaties binnen een zone. Verkennend bodem onderzoek is noodzakelijk.
Ten behoeve van de voorliggende ontwikkeling zijn een verkennend bodemonderzoek (conform NEN 5740 en NEN 5707) en een waterbodemonderzoek (conform NEN 5720) uitgevoerd. De resultaten worden hieronder beknopt weergegeven, de volledige rapportages zijn als bijlage 4 en 5 bij deze toelichting gevoegd.
Verkennend bodemonderzoek
Ter plaatse van het plangebied is een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 en een bodemonderzoek, naar asbest in bodem NEN 5707 uitgevoerd. Voor de uitvoer van het bodemonderzoek is een vooronderzoek conform NEN 5725 uitgevoerd. Op basis van het vooronderzoek is de onderzoeksstrategie bepaald. Doel van het onderzoek is om aan te tonen dat op de locatie redelijkerwijs geen verontreinigende stoffen aanwezig zijn in de grond of het grondwater in gehaltes boven respectievelijk de achtergrondwaarden en de streefwaarden.
De aanleiding voor het bodemonderzoek naar asbest in de bodem wordt gevormd doordat de locatie als verdacht op het voorkomen van asbest moet worden beschouwd op basis van het aantreffen van puin in de bodem tijdens eerder uitgevoerde bodemonderzoeken.
NEN 5740
Op basis van de analyseresultaten kan worden geconcludeerd dat in de grond verhogingen van molybdeen, nikkel, lood en kobalt ten opzicht van de achtergrondwaarde worden aangetroffen. In het grondwater worden verhogingen van barium, naftaleen en minerale olie ten opzichte van de streefwaarde aangetroffen.
NEN 5707
Op basis van het uitgevoerde onderzoek en de analyseresultaten kan worden geconcludeerd dat zowel zintuiglijk als analytisch op de locatie geen asbest in de bodem wordt aangetroffen.
Aanvullend bodemonderzoek ten behoeve van inkadering
Op basis van het uitgevoerde aanvullend onderzoek kan worden geconcludeerd dat de eerder aangetroffen verontreiniging te plaatse van B105 (B39 in voorgaande onderzoek) voldoende is ingekaderd. De verontreiniging betreft een spot van minder dan 25 m3 met een verhoging ten opzichte van de tussenwaarde tot 1,0 m - mv. Er is geen sprake van een ernstige bodemverontreiniging waarvoor een saneringsplicht van toepassing is. In de omliggende boringen worden analytisch enkel verhogingen ten opzichte van de achtergrondwaarde aangetroffen.
In het grondwater ter plaatse van PB38 wordt de verhoging van nikkel in onderhavig onderzoek niet meer aangetroffen. Vermoedelijk betrof de eerder aangetroffen verhoging een eenmalig verhoogde concentratie veroorzaakt door verhoogde achtergrondconcentraties in het grondwater.
De resultaten van het bodemonderzoek geven geen aanleiding om een nieuw onderzoek met een gewijzigde onderzoeksstrategie uit te voeren. Verhogingen ten opzichte van de achtergrondwaarde, respectievelijk de streefwaarde worden vaker aangetroffen tijdens bodemonderzoeken en geven geen bezwaar voor het geplande gebruik van de locatie. Op basis van dit bodemonderzoek zijn er geen belemmeringen met betrekking tot de geplande ontwikkelingen.
Waterbodemonderzoek
Het doel van dit onderzoek is om aan te tonen of in de waterbodem verontreinigende stoffen worden aangetroffen en het bepalen van de milieuhygienische kwaliteit van de waterbodem en de eventueel daaruit vrijkomende baggerspecie. Op basis van het uitgevoerde onderzoek en de analyseresultaten kan worden geconcludeerd dat verhogingen van diverse parameters ten opzichte van de achtergrondwaarde worden aangetroffen. De locatie kan daarom niet meer als onverdacht worden beschouwd, de resultaten van het bodemonderzoek geven echter geen aanleiding om een nieuw onderzoek met een gewijzigde onderzoeksstrategie uit te voeren. Bij het dempen van sloten moet rekening worden gehouden met de kwaliteitsklasse van sloot 3, 4 en 8.
Op basis van de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat er geen belemmeringen bestaan ten aanzien voor voorliggend plan.
Wegverkeerslawaai
De Wet geluidhinder (Wgh) bepaalt dat er akoestisch onderzoek verricht dient te worden gedurende de bestemmingsplanprocedure, indien het bestemmingsplan het volgende mogelijk maakt:
De Wgh geeft aan dat wegen, met een rijsnelheid van 50 km/uur of hoger, wettelijke onderzoekszones hebben. Indien er binnen deze zones een nieuwe geluidgevoelige functie juridisch-planologisch wordt mogelijk gemaakt, dient er een akoestisch onderzoek plaats te vinden.
Het plangebied is gelegen binnen de wettelijke zone van de Rijksweg A15, de route Zwijnskade/Rivierdijk, de Sportlaan, de Spoorweg en de Peulenlaan. Vanuit de Wet geluidhinder is een onderzoek naar wegverkeerslawaai benodigd. Daarnaast is het plangebied gelegen in de wettelijke zone van de spoorlijnen Betuweroute en de spoorverbinding tussen Dordrecht en Geldermalsen (Arriva). Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening dient ook aandacht te worden besteed aan de mogelijke geluidhinder van het wegverkeer op de 30 km/uur-wegen. In de volgende paragraaf zijn de resultaten voor de aspecten wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai beschreven.
Op basis van eerder uitgevoerd akoestisch onderzoek kan worden aangenomen dat in De Blauwe - Zoom West sprake is van overschrijdingen van de geluidnormen.
Notitie "Beoordeling doelmatigheid geluidsreducerende en - beperkende maatregelen bestemmingsplan De Blauwe Zoom - West"
Om inzicht te krijgen in de geluidbeperkende maatregelen die, volgens het gemeentelijk geluidsbeleid, doelmatig zijn om de geluidsbelasting bij een overschrijding van de wettelijke grenswaarden te verlagen, is door KuiperCompagnons een notitie opgesteld. In deze notitie "Beoordeling doelmatigheid geluidsreducerende en - beperkende maatregelen bestemmingsplan De Blauwe Zoom - West" (bijlage 11) is wordt inzicht gegeven in de mogelijke maatregelen en de doelmatigheid daarvan en inzicht gegeven of voldaan kan worden aan de overige criteria (geluidsluwe gevel en geluidsluwe buitenruimte) voor de verlening van hogere waarden in het kader van het gemeentelijk geluidsbeleid.
Uit de geluidtoets blijkt dat de volgende geluidsreducerende (bronmaatregel) en/of -beperkende maatregelen (geluidsscherm) doelmatig zijn op grond van het gemeentelijk geluidsbeleid:
Ten aanzien van de doelmatige geluidsmaatregelen dient door de gemeente een afweging te worden gemaakt of de maatregelen stuiten op overwegende bezwaren van landschappelijke, stedenbouwkundige, verkeerskundige of financiële aard. Gedacht wordt aan het aanbrengen van stiller wegdek op de Schapedrift en interne wegen in het plan. Voor geluidbronnen buiten het plangebied is nog geen definitieve afweging gemaakt.
Ook na het treffen van geluidsreducerende en/of beperkende maatregelen zal het in meer of mindere mate noodzakelijk zijn om hogere waarden vast te stellen voor de rijksweg, spoorwegen, Schapedrift en Zwijnskade.
Ten aanzien van de woningen waar een hogere waarde voor noodzakelijk is, blijkt dat niet in alle gevallen zal kunnen worden voldaan aan de beleidseisen ten aanzien van een geluidsluwe gevel en buitenruimte. Dit geldt met name voor de appartementengebouwen en woningen ten zuiden van de (verlengde) Goudreinet. Om de appartementengebouwen te kunnen realiseren zal de gemeente moeten instemmen met een afwijking van het geluidsbeleid.
Onderzoek weg- en railverkeerslawaai, bestemmingsplan 'De Blauwe Zoom - West'
Binnen het bestemmingsplan ‘De Blauwe Zoom - West’ wordt de realisatie van maximaal 276 woningen mogelijk gemaakt binnen de bestemming ‘Wonen - 2’ en ’Woongebied’. Binnen deze bestemmingen mogen maximaal 126 respectievelijk 150 woningen worden gerealiseerd. Het voorliggende akoestisch onderzoek brengt alleen de geluidsbelastingen in beeld voor het westelijk deel van het plangebied waar nieuwe woonbestemmingen worden mogelijk gemaakt.
Het westelijk deel van het plangebied is gelegen binnen de wettelijke zone van de Peulenlaan, Schapedrift, Spoorweg, Sportlaan, Rijksweg A15 en de Zwijnskade. Daarnaast is het plangebied gelegen in de wettelijke zone van de spoorwegen (Betuweroute/Merwede-Lingelijn).
Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is ook aandacht besteed aan de mogelijke geluidshinder van het wegverkeer op de omliggende 30 km/uur-wegen. In het onderzoek is daarom eveneens de geluidsbelasting in beeld gebracht voor de interne ontsluitingswegen binnen het plangebied De Blauwe Zoom en de Buitendams.
Wegverkeerslawaai
Uit het onderzoek volgt dat de geluidsbelasting door het verkeer op de Schapedrift, Rijksweg A15 en de Zwijnskade-Rivierdijk de voorkeurswaarde van 48 dB met maximaal 3, 10 respectievelijk 1 dB overschrijdt. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt voor de Schapedrift en Zwijnskade- Rivierdijk niet overschreden. De maximale ontheffingswaarde van 53 dB voor de Rijksweg wordt wel met maximaal 5 dB overschreden in de zuidwestelijke hoek van het plangebied.
Daarnaast volgt uit het onderzoek dat overschrijdingen zijn ten gevolge van het verkeer op de interne ontsluitingswegen binnen De Blauwe Zoom (30 km/uur). Dit betreft met name de verlengde Goudreinet en in mindere mate de meest westelijke ontsluitingswegen uit het noordelijke en zuidelijke deel van het plangebied die hierop aansluiten.
De gevels van de woningen waar de geluidsbelasting ten gevolge van de Rijksweg A15 de ten hoogste toelaatbare waarde overschrijdt dienen te worden uitgevoerd als zogenaamde ‘dove’ gevel, ter plaatse van de overschrijdingen. De ‘dove’ gevels dienen te worden geborgd in de planregels van het bestemmingsplan.
Railverkeerslawaai
Uit de berekeningen blijkt dat de geluidsbelasting ten gevolge van de spoorwegen (Betuweroute en Merwede-Lingelijn) de voorkeurswaarde van 55 dB met maximaal 4 dB overschrijdt. De maximale ontheffingswaarde van 68 dB wordt niet overschreden. De overschrijding wordt met name veroorzaakt door het railverkeer op de Merwede-Lingelijn en doet zich alleen voor aan de noorden westzijde van het plangebied direct langs de Schapedrift.
Hogere waarden
In tabel 14 is een voorstel opgenomen voor de vast te stellen hogere waarden en de bijbehorende woningaantallen voor de bestemmingen ‘Wonen-2’ en ‘Woongebied’ binnen het plangebied ‘De Blauwe Zoom-West’. Met de voorgestelde hogere waarden en woningaantallen ontstaat er voldoende flexibiliteit voor een verdere uitwerking/realisatie van woningen binnen betreffende bestemmingen.
Voor het vaststellen van hogere waarden is het noodzakelijk dat bij de betrokken woningen, conform het gemeentelijk geluidbeleid, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Hiervan is sprake indien:
Tevens dienen balkons die zijn gelegen aan een geluidsbelaste zijde te worden voorzien van een borstwering van ten minste 1,5 meter hoog. Deze dient geheel gesloten te worden uitgevoerd, de toe te passen materialen moeten een massa hebben van ten minste 10 kg/m2 en naad- en kiervrij aan te sluiten op de aangrenzende constructie. Indien boven het balkon een ander balkon, overstek (met een diepte van meer dan 0,5 meter of galerij is gesitueerd, dan dient de onderzijde te zijn voorzien van akoestisch absorberend materiaal. De absorptiecoëfficiënt dient - wiskundig gemiddeld over de octaafbanden 125 tot en met 2000 Herz - ten minste 0,8 te bedragen. Afwijking van deze maatregelen kan, indien dit voldoende wordt beargumenteerd en goedgekeurd door de gemeente.
Ook al zijn er akoestische maatregelen getroffen aan de buitenruimte (balkons en dergelijke), die zijn gelegen aan een geluidsbelaste zijde, dan worden deze niet gezien als geluidsluwe buitenruimte.
Noordelijk deel plangebied (ten noorden van de verlengde Goudreinet)
Uit het onderzoek volgt dat in het noordelijk deel van het plangebied (bestemming ‘Wonen-2’) bij de woningen zal kunnen worden voldaan aan de gemeentelijke beleidsvoorwaarden. Dit is niet het geval bij eenzijdig georiënteerde gestapelde woningen (appartementen) die gericht zijn op de Schapedrift zullen. Deze beschikken, conform de definitie in het gemeentelijk geluidsbeleid, niet over een geluidsluwe gevel en buitenruimte. Ook niet indien de gecumuleerde geluidsbelasting door de te realiseren gesloten borstwering van 1,5 meter in combinatie met een absorberend bovenliggend balkon wordt teruggebracht tot maximaal 53 dB (wegverkeerslawaai) en 55 dB (railverkeerslawaai). Voor de gestapelde woningen (appartementen) is afwijking van het gemeentelijk geluidsbeleid noodzakelijk.
Zuidelijk deel plangebied (ten zuiden van de verlengde Goudreinet)
Uit het onderzoek volgt dat in het zuidwestelijk deel van het plangebied (bestemming ‘Woongebied’) bij een deel van de woningen in het zuidwestelijk deel van het plangebied waarschijnlijk niet zal kunnen worden voldaan aan de beleidsvoorwaarden voor een geluidsluwe gevel en tuin. Om zoveel mogelijk te kunnen voldoen aan de eisen is het aan te bevelen om de bebowuingswand aan de westzijde zo gesloten mogelijk te maken om het geluid afkomstig van met name de Rijksweg A15 te beperken.
Daarnaast zal ook bij eenzijdig georiënteerde gestapelde woningen (appartementen) niet kunnen worden voldaan de beleidseisen. Deze beschikken, conform de definitie in het gemeentelijk geluidsbeleid, niet over een geluidsluwe gevel en buitenruimte. Ook niet indien de gecumuleerde geluidsbelasting door de te realiseren gesloten borstwering van 1,5 meter in combinatie met een absorberend bovenliggend balkon wordt teruggebracht tot maximaal 53 dB (wegverkeerslawaai) en 55 dB (railverkeerslawaai).
Voor de woningen in het zuidwestelijk deel van het plangebied en gestapelde woningen (appartementen) is afwijking van het gemeentelijk geluidsbeleid noodzakelijk.
In het kader van het ontwerpbestemmingsplan is onderzoek gedaan naar de doelmatigheid van geluidsreducerende en -beperkende maatregelen. Uit onderdoek naar wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai blijkt dat hogere waarden nodig zijn en voor sommige woningen moet worden afgeweken van het gemeentelijk geluidsbeleid. Het aspect geluidhinder vormt echter geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Wettelijk kader
Het onderzoek naar luchtkwaliteit wordt uitgevoerd op grond van hoofdstuk 5, titel 5.2 'Luchtkwaliteitseisen' van de Wet milieubeheer. De titel 5.2 'Luchtkwaliteitseisen' is beter bekend als de Wet luchtkwaliteit.
De kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een bundeling maatregelen op regionaal, nationaal en internationaal niveau die de luchtkwaliteit verbeteren en waarin alle ruimtelijke ontwikkelingen/projecten zijn opgenomen die de luchtkwaliteit in belangrijke mate verslechteren.
Het doel van de NSL is om overal in Nederland te voldoen aan de Europese normen voor de luchtverontreinigende stoffen. Voor wegverkeer zijn stikstofdioxide (NO2), fijnstof (PM10) en zeer fijnstof (PM2,5) de belangrijkste stoffen. De in de Wet luchtkwaliteit gestelde norm voor NO2 en PM10 jaargemiddelde grenswaarde is voor beide stoffen 40 µg/m3. Daarnaast mag de PM10 24 uurgemiddelde grenswaarde van 50 µg/m3 maximaal 35 keer per jaar worden overschreden. De jaargemiddelde grenswaarde voor zeer fijnstof (PM2,5) bedraagt 25 µg/m3.
Met het van kracht worden van het NSL zijn de tijdstippen waarop moet worden voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarden NO2 en PM10 aangepast. Voor PM10 is dat 11 juni 2011 en 1 januari 2015 voor NO2. De grenswaarde voor PM2,5 is vanaf 1 januari 2015 van toepassing.
Naast de introductie van het NSL is het begrip 'niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM) een belangrijk onderdeel van de Wet luchtkwaliteit. Een project draagt NIBM bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit als de NO2 en PM10 jaargemiddelde concentraties niet meer toenemen dan 1,2 µg/m3. In dat geval is de ontwikkeling als NIBM te beschouwen.
Een ruimtelijke ontwikkeling vindt volgens de Wet luchtkwaliteit doorgang als ten minste aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:
Voor zover de ruimtelijke ontwikkeling is opgenomen in het NSL of de ontwikkeling kan worden aangemerkt als NIBM-project is toetsing aan de grenswaarden van de Wet luchtkwaliteit niet nodig.
Beoordeling luchtkwaliteit
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' (Regeling NIBM) zijn voor verschillende functiecategorieën cijfermatige kwantificaties opgenomen, waarbij een ontwikkeling als een NIBM-project kan worden beschouwd. Deze categorieën betreffen landbouwinrichtingen, spoorwegemplacementen, kantoorlocaties, woningbouwlocaties en een combinatielocatie van woningbouw en kantoren.
In de Regeling NIBM is aangegeven dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Met dit bestemmingsplan wordt de realisatie van maximaal 276 woningen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat de voorgenomen ontwikkeling in het bestemmingsplan is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Daardoor is toetsing aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit niet nodig.
Vanwege het anticumulatiebeding, waarin wordt gezien op meerdere ontwikkelingen op dezelfde ontsluitingsweg, is NIBM in deze situatie niet zondermeer van toepassing en is onderzoek echter wel noodzakelijk. Daarnaast worden er ieder jaar door het ministerie nieuwe cijfers aangeleverd voor de achtergrondconcentraties en emissie van luchtverontreinigende stoffen en is het regionale verkeersmodel geactualiseerd. Om deze redenen is een actualisatie van het onderzoek noodzakelijk. De ontwikkelde rekenmodellen worden opnieuw doorgerekend op basis van deze actuele gegevens.
Met betrekking tot voorliggende ontwikkeling is een onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit. Hieronder zijn de resultaten beknopt weergegeven, de volledige rapportage is als Bijlage 6 bij deze toelichting gevoegd. Hieronder zijn de belangrijkst resultaten weergegeven.
Op grond van de opgenomen uitgangspunten voor de berekeningen van de luchtkwaliteit zijn in tabel 2 de maximaal berekende jaargemiddelde concentraties luchtverontreinigende stoffen weergegeven. In de resultaten van PM10 is geen rekening gehouden met de zogenaamde zeezoutcorrectie, omdat de jaargemiddelde concentratie de grenswaarde niet overschrijdt.
Uit de resultaten van tabel 4 blijkt dat de berekende concentraties NO2, PM10 en PM2,5 ruimschoots lager zijn dan de gestelde jaargemiddelde grenswaarden.
De jaargemiddelde concentraties binnen de locatie bedragen in 2023 respectievelijk dan 11-19 µg/m3 voor NO2, 16 µg/m3 voor PM10 en 9 µg/m3 PM2,5 en in 2030 14-15 µg/m3 voor NO2, 15 µg/m3 voor PM10 en 8 µg/m3 PM2,5. De concentraties zijn ruimschoots lager dan grenswaarden.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor voorliggende onwikkeling.
Ten gevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar. Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, het Activiteitenbesluit milieubeheer en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009). Bedrijven en Milieuzonering geeft richtafstanden per categorie en per type bedrijvigheid aan. Binnen deze richtafstanden is bij een gemiddelde bedrijfsvoering hinder van het bedrijf te verwachten.
Voor nieuwe milieugevoelige functies, zoals appartementen, dient primair te worden beoordeeld of hinder te verwachten is van nabijgelegen bestaande bedrijven. Deze beoordeling is met name gebaseerd op de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit milieubeheer. Daarnaast zal moeten worden meegewogen of ter plaatse van de nieuwe milieugevoelige functies bij eventuele vestiging van een nieuw bedrijf op het bestaande bedrijfsperceel een probleemsituatie ontstaat. Deze afweging vindt met name plaats op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering'.
De richtafstanden in de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie tot de grens van een bedrijf in de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype gemengd gebied kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven.
Ten behoeve van dit aspect is een quickscan uitgevoerd, welke is opgenomen als Bijlage 7 bij deze toelichting. Uit de quickscan blijkt dat er in de omgeving van het plangebied diverse bedrijfspercelen aanwezig zijn waarvan de richtafstand het plangebied overlapt. Door voor de westelijke rand van het plangebied uit te gaan van het omgevingstype 'gemengd gebied' mag een 'stap terug' worden gezet blijven alleen de contouren van het drinkwatersuppletiestation Oasen en rijwielhandel A. de Bruijn het plangebied overlappen. Binnen deze zones mogen geen gevoelige bestemmingen mogen worden gerealiseerd, behalve als uit nader onderzoek blijkt dat een goed woon- en leefklimaat kan worden bewerkstelligd. Dit is geborgd middels een aanduiding in de regels van dit bestemmingsplan.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor voorgenomen ontwikkeling.
Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals milieurisico's, transportrisico's en risico's die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden.
In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden.
Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De normstelling heeft de status van een grenswaarde die niet overschreden mag worden. Voor bestaande situaties wordt het niveau van 10-5 per jaar als grenswaarde gehanteerd, 10-6 per jaar geldt als richtwaarde. Voor nieuwe situaties geldt een grenswaarde van 10-6 per jaar. Een richtwaarde is daarbij niet van toepassing.
Het GR kan worden beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval van een calamiteit (en drukt dus de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit). De normstelling heeft de status van een oriënterende waarde. Deze waarde is geen vastgestelde wettelijke norm. Desondanks hebben overheden en betrokken private instellingen een inspanningsverplichting om te voldoen aan deze oriënterende waarde en dient een toename van het GR bestuurlijk te worden verantwoord.
In de omgeving van de ontwikkelingslocatie bevinden zich verschillende risicobronnen. Dit zijn; A15: afrit 23 (Papendrecht/N3) - afrit 27 (Gorinchem), Spoorlijn Route 202, Kijfhoek – Betuwe-route Meteren en een hogedruk aardgastransportleiding. Door Antea is onderzoek gedaan naar deze risicobronnen. De volledige rapportage is te raadplegen in Bijlage 8. In onderzoek is ook een verantwoording van de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid gegeven. Hieronder zijn de belangrijkste en conclusies weergegeven.
A15: afrit 23 (Papendrecht/N3) - afrit 27 (Gorinchem)
Uit het onderzoek blijkft dat de maximale 10-6 plaatsgebonden risicocontour 46 meter bedraagt. Daarmee wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden vanuit het Bevt. Daarnaast blijkt dat de hoogte van het groepsrisico toeneemt maar minder dan een factor 0,1 en blijft onder de oriëntatiewaarde. De weg is voorzien van een plasbrandaandachtsgebied (PAG). Het PAG reikt echter niet tot het plangebied. Daarmee wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden vanuit het Bevt.
Spoorlijn Router 202, Kijfhoek - Betuweroute Meteren
Uit het onderzoek blijkft dat de maximale 10-6 plaatsgebonden risicocontour 30 meter bedraagt. Daarmee wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden vanuit het Bevt. Daarnaast blijkt dat de hoogte van het groepsrisico toeneemt maar minder dan een factor 0,1 en blijft onder de oriëntatiewaarde. Het spoor is voorzien van een plasbrandaandachtsgebied (PAG). Het PAG reikt echter niet tot het plangebied. Daarmee wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden vanuit het Bevt.
Hogedruk aardgastransportleiding
Uit het onderzoek blijkft dat de leiding geen maximale 10-6 plaatsgebonden risicocontour kent. Het plaatsgebonden risico levert daarmee geen belemmeringen op. Daarnaast blijkt dat de hoogte van het groepsrisico van de hogedruk aardgastransportleiding zich in zowel de huidige als de toekomstige situatie onder de oriëntatiewaarde bevindt. Het groepsrisico van deze leiding neemt in de toekomstige situatie niet toe ten opzichte van de huidige situatie.
Voor alle bronnen is een beperkte verantwoording van het groepsrisico van toepassing. In de rapportage zijn elementen ter verantwoording van het groepsrisico aangedragen.
Zelfredzaamheid
Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchting. Het zelfredzame vermogen van personen in de buurt van een risicovolle bron is een belangrijke voorwaarde om grote effecten bij een incident te voorkomen. In het plangebied worden geen functies mogelijk gemaakt die specifiek bedoeld zijn voor personen met een beperkte zelfredzaamheid, zoals ouderen of gehandicapten. Evenwel is het natuurlijk niet uit te sluiten dat kinderen, ouderen en/of gehandicapten in de woningen gaan wonen. Vanuit volkshuisvestelijk oogpunt is het juist gewenst dat dergelijke specifieke doelgroepen zich gelijkmatig ‘verspreiden’ tussen de reguliere doelgroepen.
Mogelijkheden tot voorbereiden van bestrijding van rampen
Bij het stedenbouwkundig ontwerp en de indeling van de openbare ruimte dient rekening te worden gehouden met de bereikbaarheid en keermogelijkheden van hulpverleningsdiensten en opstelplaatsen in relatie tot ingangen van gebouwen. De wegenstructuur in het plangebied dient te voldoen aan de door de brandweer gestelde minimumeisen betreffende uitvoering en inrichting. De aanwezigheid van effectieve bluswatervoorziening is tevens een belangrijk aandachtspunt. Brandkranen dienen nabij de entrees van de gebouwen en de opstelplaatsen gerealiseerd te worden.
Ten behoeve van de zelfredzaamheid is het van belang dat E-Alert wordt ingezet. Het plangebied is conform regionaal dekkingsplan binnen de zorgnorm bereikbaar.
Ook is risicocommunicatie naar de toekomstige bewoners zeer belangrijk. Bij aankoop van een woning of het sluiten van een huurcontract kunnen bewoners op de externe veiligheidsrisico’s gewezen worden. Er kan informatie worden verstrekt over de maatregelen die zijn getroffen ter voorkoming en bestrijding van incidenten en over de daarbij te volgen gedragslijn. Het is wellicht wenselijk om een kettingbepaling af te dwingen, zodat toekomstige gebruikers ook van de situatie op de hoogte zijn. De gemeente is wettelijk verantwoordelijk voor risicocommunicatie.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor voorgenomen ontwikkeling.
Het plangebied ligt binnen de invloedssfeer van twee spoorlijnen, de Merwede – Lingelijn en de goederenspoorlijn “De Betuweroute”. Dit betekent dat voor dit plan een beoordeling gemaakt moet worden van het trillingsrisico. In de Handreiking Nieuwbouw en Spoortrillingen, een uitgave van het ministerie van I&W, wordt een Quick Scan als instrument voorgesteld om te bepalen of nader trillingsonderzoek nodig is. In een Quick Scan wordt op basis van de planinvulling, de bodemgesteldheid, het treinbeeld (type, snelheden, aantallen) en de spoorkenmerken een inschatting gemaakt van de trillingsrisico’s. Bij gebleken trillingsrisico is vervolgonderzoek nodig om het risico verder in beeld te brengen en zo nodig maatregelen te bepalen.
In 2021 is voor het oostelijk deel van het plangebied (Ons Dorp) een quickscan uitgevoerd. De uitgevoerde Quick Scan trillingen geeft aan dat er op de bouwlocatie De Blauwe Zoom – Ons dorp” een verwaarloosbaar risico is op trillingshinder afkomstig van de goederenspoorlijn “De Betuweroute” en de reizigerslijn “Merwede – Lingelijn”. De verwachte trillingen in woningen zullen onder de voelbaarheidsgrens liggen en voldoen daarmee ruim aan de streefwaarden uit de trillingsrichtlijn SBR-B. Er is dan ook geen aanleiding tot het doen van vervolgonderzoek met betrekking tot trillingen en er zijn ook geen restricties ten aanzien van de bouwwijzen van de beoogde woningen.
Het onderzoek is als bijlage 18 bij deze toelichting opgenomen.
Naast de hiervoor beschreven milieuaspecten kunnen er nog andere belemmeringen in of nabij het plangebied aanwezig zijn die van invloed kunnen zijn op de planvorming. Het gaat bijvoorbeeld om de aanwezigheid van straalpaden, planologisch relevante kabels en leidingen (zoals waterleidingen of rioleringsleidingen), beschermingszones en dergelijke.
Onder de centrale singel, de oost-westverbinding in het nieuwe woongebied, is een nieuwe rioolpersleiding gerealiseerd. Ter plaatse van het tracé is, met een breedte van 2 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding, een dubbelbestemming “Leiding - Riool" genomen. Hier geldt een beschermende regeling ten behoeve van het veiligstellen van de belangen van de leiding.
Voor de aanwezige rioolpersleiding is een dubbelbestemming opgenomen. Voor het overige zijn er geen belemmeringen in of nabij het plangebied aanwezig, waartoe een regeling dient te worden opgenomen in het bestemmingsplan.
Regionaal beleid
De regio Drechtsteden wil bijdragen aan een toekomstbestendige, energieneutrale aarde. Om actief beleid te voeren heeft de regio ingezet op de uitwerking van een toekomstperspectief waarbij gezamelijk wordt gewerkt aan een energieneutrale regio in 2050. Het regionaal beleid dat zich richt op duurzaamheid is opgesteld in 2017 en bestaat uit een drieluik:
De Energiestrategie Drechtsteden geeft een duidelijke werkwijze voor het Toekomstperspectief 2050, dat kan worden gezien als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. De belangrijkste ontwikkelingen zijn het stoppen met gebruik van aardgas, het sterk inzetten op energiebesparing, het stoppen met gebruik van benzine, diesel e.d., de duurzame opwekking van elektriciteit en de realisering van de hoogst haalbare maatschappelijke opbrengst.
Stoppen met het gebruik van aardgas
Een belangrijk onderdeel van een energieneutrale toekomst is de aardgasreductie: vanaf 1 juli 2018 mogen woningen niet meer op aardgas worden aangesloten. In de Energiestrategie is een Wamtetransitieplan opgesteld om de uitfasering van aardgas te plannen. Hierin is opgenomen dat nieuwbouw niet langer op aardgas wordt aangesloten.
Duurzame energie
Vanuit de regio worden besparingsconcepten ondersteund en opgenomen in omgevingsvisies. Er worden kaders ontwikkeld voor initiatieven, kansen onderzocht voor smart grids en energiebuffering, en wordt een zonneoffensief ingezet en nieuwbouw wordt energie producerend gerealiseerd. Voor nieuwbouw wordt de nieuwe BENG-norm als uitgangspositie gehanteerd.
Gemeentelijk beleid
De Gemeente Hardinxveld-Giessendam heeft de ambitie om bij ontwikkeling van De Blauwe Zoom een aanmerkelijke reductie van de uitstoot van CO2 te bereiken. Voor het woongebied is een minimum EPL (energieprestatie op locatie) van 7,2 vastgelegd. Dit dient behaald te worden via een duurzame energievoorziening.
Duurzaam bouwen
Duurzaam bouwen staat voor het ontwikkelen en beheren van de gebouwde omgeving met respect voor mens en milieu zodat kan worden voorzien in de behoefte van de huidige generatie zonder dat voor toekomstige generaties de mogelijkheid wordt ontnomen om ook in hun behoeften te kunnen voorzien. Duurzaam bouwen is daarmee onderdeel van de kwaliteit van de gebouwde omgeving.
Bij de ontwikkeling van 'De Rest van West' is duurzaamheid een belangrijk aandachtspunt.
In het plan worden natuurvriendelijke oevers gerealiseerd. Deze langzaam oplopende natuurvriendelijke oevers worden ook op veel plaatsen in het uitgeefbaar gebied van Ons Dorp toegepast, inclusief bijpassende beplanting waarin allerlei diersoorten (van insecten tot vogels) zich thuis voelen. Daarnaast worden de watergangen voorzien van verschillende diepten en structuurverhogende elementen.
Gestuurd wordt op het behoud van zo veel mogelijk diversiteit diersoorten in de wijk. Zo zitten er nestkasten in de topgevels van de woningen opgenomen ten behoeve van de huismus, gierzwaluw en vleermuis. Daarnaast wordt de onderste rij pannen van de huizen verhoogd om ruimte te creëren voor het nestelen van huismussen. Op verschillende plaatsen in het groen (met name in de parkzone aan de westkant) zullen diverse structuurverhogende elementen worden geplaatst in de vorm van steenhopen, insectenhotels, takkenrillen etc.
Bij de ontwikkeling is dus aan duurzaamheid via enkele thema's al aandacht geschonken. Vooral water, energie en ecologie/groen zijn in de planvorming (bijvoorbeeld bij de gemaakte proefverkaveling) meegenomen. Er wordt voldaan aan de wettelijke vereisten.
Exploitatieverplichting
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting van een bestemmingsplan minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.
Exploitatieplan
Bij dit bestemmingsplangebied is een exploitatieplan opgesteld. Zoals reeds in paragraaf 2.2 is vermeld, is dit exploitatieplan één van de documenten, waarin de uitgangspunten c.q. randvoorwaarden voor de ontwikkeling van het gebied zijn vastgelegd.
In het exploitatieplan is onder meer geregeld dat voor de gronden die nog niet in eigendom zijn van de gemeente, de mogelijkheid bestaat voor de eigenaren om tot realisatie op eigen initiatief over te gaan. In geval van zelfrealisatie bepaalt het exploitatieplan aan welke eisen voldaan moeten worden om te komen tot de aanleg van de openbare hoofdstructuur en voorzieningen; zoals wegen, wateren en groengebieden. Het ontwerp-exploitatieplan wordt gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan in procedure gebracht.
Conclusie
Gezien het voorgaande wordt het plan financieel uitvoerbaar geacht.
Plan(vormings)proces
Met de realisatie van het woongebied in De Blauwe Zoom wordt tegemoet gekomen aan de vraag naar nieuwe woningen in de regio. Al geruime tijd wordt gewerkt aan de planvorming omtrent De Blauwe Zoom. Gedurende het planproces wordt op diverse momenten naar buiten getreden met als doel de omwonenden, belanghebbenden en andere geïnteresseerden te informeren.
Conclusie
Gezien het voorgaande wordt het plan maatschappelijk uitvoerbaar geacht.
Inleidend
Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor controle en handhaving ligt bij de gemeente. Handhaving kan worden omschreven als elke handeling die erop gericht is de naleving van regelgeving te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Het doel van handhaving is om de duurzame bescherming van mens en omgeving te waarborgen. Binnen het kader van het bestemmingsplan heeft regelgeving met name betrekking op de Wet ruimtelijke ordening en de Woningwet. Bij overtreding van deze regelgeving moet gedacht worden aan bouwen zonder omgevingsvergunning voor het bouwen, bouwen in afwijking van een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, het handelen zonder of in afwijking van een noodzakelijke omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en voor werkzaamheden en het gebruik van gronden en opstallen in strijd met de gebruiksregels van het bestemmingsplan of een mogelijkheid tot afwijken.
Vertaling naar bestemmingsregeling
In dit bestemmingsplan is aangesloten bij de actuele maatschappelijke behoefte voor wat betreft bouwen en gebruik. Vervolgens is door middel van het opnemen van flexibiliteitsbepalingen (algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingen) ingespeeld op eventuele toekomstige ontwikkelingen.
De opzet van het plan is globaal; realisatie van het plan zal plaatsvinden volgens de doelstellingen van de gemeente die onder meer via het exploitatieplan worden afgedwongen. Na de oplevering van de woningen zal een controle plaatsvinden.
De verbeelding, de regels en de toelichting zijn, tot slot, zodanig op elkaar afgestemd dat interpretatieproblemen en problemen met betrekking tot de uitvoering (en dus: het mogelijk ontstaan van handhavingssituaties) zo veel mogelijk worden voorkomen.
Inspraak
Het voorontwerpbestemmingsplan zal conform de gemeentelijke inspraakverordening, voorafgaand aan de formele bestemmingsplanprocedure, voor inspraak worden vrijgegeven. Gedurende de inspraaktermijn wordt een ieder in de mogelijkheid gesteld schriftelijk en/of mondeling te reageren op het bestemmingsplan.
De ontvangen inspraakreacties zullen worden samengevat en beantwoord, waarvan in deze toelichting verslag zal worden gedaan.
Overleg
Conform artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dienen burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen, en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In dit kader zal het voorontwerpbestemmingsplan voor advies worden toegezonden aan diverse overleginstanties. De ontvangen overlegreacties zullen worden samengevat en beantwoord, waarvan in deze toelichting verslag zal worden gedaan.
Na afronding van de inspraakprocedure en het vooroverleg wordt de formele bestemmingsplanprocedure gestart. De aanpassingen die volgen uit de inspraakreacties en de overlegreacties worden verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. Ook worden er - indien nodig - ambtshalve aanpassingen doorgevoerd.
Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. Binnen deze termijn wordt een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk een zienswijze op het plan in te dienen. Van de eventueel te ontvangen zienswijzen wordt te zijner tijd in deze paragraaf verslag gedaan.
Binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging moet de gemeenteraad beslissen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan.
Tegen het besluit tot vaststelling staat, voor belanghebbenden, direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Direct na de beroepstermijn treedt, indien geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, het plan in werking waarna tot planrealisatie kan worden overgegaan.