direct naar inhoud van Regels
Plan: Langs de Merwede, havengebied Boven-Hardinxveld
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0523.BP2017LDMHAVENBH-DO01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Langs de Merwede, havengebied Boven-Hardinxveld' met identificatienummer NL.IMRO.0523.BP2017LDMHAVENBH-DO01 van de gemeente Hardinxveld-Giessendam.

1.2 bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 afwijking

het afwijken van de planregels, als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.7 andere geluidsgevoelige gebouwen

gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.8 archeologische verwachtingswaarde

de aan een gebied toegerekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.

1.9 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.10 archeologisch deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige met een aantoonbare specifieke deskundigheid op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 bebouwingspercentage

het percentage, dat de grootte van (een deel van) het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd;

1.13 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.14 bedrijfsgebouw

een niet voor bewoning bestemd gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.15 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer c.q. exploitatie;

1.16 beperkt kwetsbaar object
  • a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen en woonwagens per hectare en dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  • b. sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
  • c. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder d, vallen;
  • d. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder e, vallen;
  • e. objecten die met de onder a en c genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  • f. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
1.17 beroepsvaartuig

elk vaartuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor de beroepsvaart;

1.18 bestaand
  • a. bij bouwwerken: bebouwing aanwezig of legaal in aanbouw ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel bebouwing die nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat bestaat ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.19 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.20 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.21 bijbehorende bouwwerken

uitbreiding van het hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel ,bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.22 bijgebouw

een op zich zelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.23 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.24 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.25 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.26 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.27 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.28 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.29 brutovloeroppervlakte

de buitenwerks gemeten totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.30 buitenopslag

het in open lucht opslaan of opgeslagen houden van gerede of ongerede goederen, materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;

1.31 coffeeshop:

een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders;

1.32 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.33 detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit:

detailhandel als activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de (niet-detailhandel) functie waaraan zij wordt toegevoegd (productie, ambachtelijke en/of groothandelactiviteit) qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft.

1.34 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord worden gestaan en geholpen;

1.35 erf

het al dan niet bebouwde perceel, of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en binnen het bestemmingsvlak, maar buiten het bouwvlak ligt;

1.36 evenement

een voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak van maximaal 7 dagen, die in de openbare ruimte wordt gehouden;

1.37 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.38 gebruik(-en)

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.39 geluidsbelasting vanwege een industrieterrein

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.40 geluidverdeelplan:

het plan dat de verdeling van de toegestane geluidsruimte bepaalt per deelgebied van de gezoneerde industrieterreinen “Langs de Merwede” en “Middengebied” zoals weergegeven in hoofdstuk 3 van het Zonebeheerplan Langs de Merwede en Middengebied dat is opgenomen in bijlage 3 van de regels

1.41 geluidszoneringsplichtige inrichtingen

een inrichting, waarbij op grond van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.42 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan personen dan wel aan instellingen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.43 growshop:

een ruimte waar substanties, voorwerpen of gegevens, die gebruikt kunnen worden voor de teelt van hennep, worden bewerkt, bewerkt, verwerkt, bedrijfsmatig te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, vervaardigd of voorhanden zijn;

1.44 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder;

1.45 hoofdgebouw

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de bestemming van een perceel en door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.46 industrieterrein

terrein, als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidshinder, waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;

1.47 kantoor

een ruimte, welke door haar indeling en inrichting kennelijk is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden met geen of slechts een ondergeschikte baliefunctie;

1.48 kruin van de weg

het hoogste punt in het dwarsprofiel van de weg ten tijde van de aanleg van de weg, dan wel na reconstructie van de weg;

1.49 kwetsbaar object
  • a. woningen (niet zijnde woningen, woonschepen en woonwagens als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten, onder artikel 1 beperkt kwetsbaar object);
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen;
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
1.50 ligplaats

de ruimte welke door een vaartuig, al dan niet met tussentijdse onderbrekingen, kan worden ingenomen;

1.51 maatvoeringsgrens

de grens van een maatvoeringsvlak;

1.52 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;

1.53 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.54 nevenactiviteit

een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat;

1.55 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.56 omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder b van de Wet ruimtelijke ordening;

1.57 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.58 omgevingsvergunning om af te wijken van bij het plan aangegeven regels

een vergunning als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder c. van de Wet ruimtelijke ordening;

1.59 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met ten hoogste aan één zijde een wand;

1.60 peil
  • a. voor een bouwwerk, dat direct aan de weg grenst of een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. voor een bouwwerk dat (ook) in het talud van de dijk wordt gebouwd: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein voor het bouwrijp maken van het terrein, ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
  • c. indien volledig in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het gemiddelde waterniveau ter plaatse van het bouwwerk;
  • d. in overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse voor het bouwrijp maken van het terrein.
1.61 pleziervaartuig

elk vaartuig, met uitzondering van een zeilplank, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, waterrecreatie of watersport;

1.62 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.63 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen;

1.64 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt ieder geval begrepen (al dan niet in combinatie met elkaar):

  • a. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
  • b. een seksbioscoop of sekstheater;
  • c. een seksautomatenhal;
  • d. een sekswinkel;
  • e. seksclub of parenclub;
1.65 slopen

het geheel of gedeeltelijk afbreken van gebouwen en andere bouwwerken;

1.66 speelvoorziening

een voorziening in de woonomgeving, die er op gericht is speel- en recreatiemogelijkheden buiten te bieden, gericht op de leeftijdscategorie tot 18 jaar;

1.67 speeltoestel

een inrichting die bestemd is voor vermaak of ontspanning, waarbij uitsluitend van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt;

1.68 Staat van Bedrijfsactiviteiten

een als bijlage 1 bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.69 Staat van Bedrijfsactiviteiten (gemengd gebied)

een als bijlage 2 bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen voor gemengd gebied;

1.70 straatmeubilair

bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare voorzieningen, zoals:

  • 1. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken, bloembakken;
  • 2. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
  • 3. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een hoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
  • 4. afvalinzamelsystemen.
1.71 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.72 volumineuze goederen

goederen die vanwege hun omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals auto's, motoren, boten, caravans, keukens, badkamers, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen;

1.73 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.74 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.75 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.76 vuurwerkbedrijf

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.77 Wet geluidhinder

wet van 16 februari 1979, houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder (Stb.1979, 99), gewijzigd bij wet van 19 december 2002, (Stb. 2003,23).

1.78 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.79 woning

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor de huisvesting van één huishouden;

1.80 woonark

een drijvend bouwwerk te water, dat in het algemeen niet is bestemd of ingericht om te varen. Een woonark is doorgaans voorzien van een betonnen (of metalen) casco, met een vierkante of rechthoekige opbouw. Het casco kan ook bestaan uit een van origine varend schip, waaronder begrepen een dekschuit of ponton, met daarop een gehele of gedeeltelijke opbouw, dat wordt gebruikt als of is bestemd voor (al dan niet permanent) woonverblijf. Een drijvende woning wordt eveneens aangemerkt als woonark.

1.81 woonschip

een drijvend of varend bouwwerk te water, dat herkenbaar is als schip (bijvoorbeeld door de romp, de opbouw of de aanwezigheid van originele onderdelen als een stuurhut, roer of mast) dat wordt gebruikt als of is bestemd voor (al dan niet permanent) woonverblijf.

1.82 zonebeheerplan:

een plan als bedoeld in artikel 164 van de Wet geluidhinder;

1.83 zonebewakingsmodel:

het model dat wordt ingezet ter bewaking van de voor de gezoneerde industrieterreinen geldende zonegrens;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand van een gebouw:

tot de zijdelingse perceelsgrens wordt gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot die perceelsgrens op 1 m boven peil en haaks op de perceelsgrens;

2.2 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.3 de bebouwde oppervlakte:

van een bouwperceel, bouwvlak of ander terrein wordt gemeten buitenwerks en boven peil, met dien verstande, dat de grondoppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken worden opgeteld;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. In geval van een lessenaarsdak is dit de hoogte aan de hoge zijde van het dak;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. In het geval van een lessenaarsdak is dit de hoogte aan de lage zijde van het dak;

2.6 de horizontale diepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

2.7 de ondergrondse diepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf het gemiddelde niveau van het afgewerkte maaiveld ter plaatse van het gebouw;

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.11 vloeroppervlakte:

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

2.12 meten tot of vanuit een lijn:

bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de (digitale) kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor “Bedrijventerrein” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, met inachtname van het bepaalde in lid 3.1.2
  • b. bedrijfsgebonden kantoren, met inachtname van het bepaalde in lid 3.4.4;
  • c. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. tuinen, erven;
  • g. watergangen, waterpartijen en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • h. het plaatsen en onderhouden van verkeersvoorzieningen voor de afwikkeling van het scheepvaartverkeer op de Beneden-Merwede;
  • i. bij een en ander behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

bedrijf tot en met categorie 5.1   zijn de gronden uitsluitend bestemd voor bedrijven tot en met categorie 5.1 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' of welke naar aard en omvang daaraan gelijk te stellen zijn;  
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)” mogen de goot- en bouwhoogte, alsmede het bebouwingspercentage, niet meer bedragen dan is aangegeven.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal voor:

  • a. bedrijfsinstallaties, palen en masten: 15 m;
  • b. kranen, andere hijswerktuigen en lichtmasten:
    • 1. binnendijks: 20 m;
    • 2. buitendijks: 40 m;
  • c. silo's: 12 m;
  • d. scheepvaartverkeersvoorzieningen: 7m;
  • e. speelvoorzieningen: 5 m;
  • f. terreinafscheidingen: 2 m;
  • g. overige, andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Bouwhoogte gebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder b. voor het oprichten van bebouwing met een bouwhoogte van 15 m waar bij recht een bouwhoogte van 10 m is toegestaan, mits:

  • a. de belangen van omwonenden, in de zin van bezonning en privacy, en de belangen van omliggende bedrijven niet onevenredig worden aangetast;
  • b. op het eigen terrein van het betreffende bedrijf wordt voorzien in de eventueel daarmee samenhangende, grotere behoefte aan parkeerplaatsen; en
  • c. de overschrijding van de bouwhoogte ten hoogste 25% van het bebouwde oppervlakte per bedrijf beslaat.
3.3.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2, sub c. voor het overschrijden van de toegestane bouwhoogte van silo's, tot een bouwhoogte van 20 m.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Toegestaan gebruik
  • a. Parkeren en bevoorrading ten behoeve van een bedrijf zijn uitsluitend toegestaan op het eigen terrein van het betreffende bedrijf.
  • b. (Buiten)opslag ten behoeve van een bedrijf is uitsluitend toegestaan op het eigen terrein van het betreffende bedrijf waarbij geldt:
    • 1. de activiteiten passen binnen de verleende milieuvergunning, de geaccepteerde milieumelding in het kader van het activiteitenbesluit en/of maatwerkvoorschriften;
    • 2. de hoogte van opslag mag ten hoogste zoveel bedragen als de ter plaatse toegestane maximale goothoogte van gebouwen;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 3.4.1 onder b. punt 5. mag de hoogte van opslag binnen een afstand van 2 m van een (bedrijfs)woning en hoogste 50% bedragen van de toegestane maximale goothoogte van gebouwen;
    • 4. als gevolg van de buitenopslag voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein beschikbaar blijft;
3.4.2 Inrichtingen genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieu-effectrapportage

Nieuwe inrichtingen of veranderingen aan bestaande inrichtingen waarop het bepaalde in bijlage C en D van het Besluit milieu-effectrapportage van toepassing is, zijn slechts toegestaan indien uit een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling of MER blijkt dat deze inrichtingen milieuhygiënisch inpasbaar zijn.

3.4.3 Niet toegestaan gebruik

Niet toegestaan zijn:

  • a. horecabedrijven;
  • b. detailhandel, en productiegebonden detailhandel met uitzondering van productiegebonden detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • c. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • d. bedrijven die krachtens artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, behoudens binnen bestemmingsvlakken met de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 5";
3.4.4 Kantoren
  • a. Het brutovloeroppervlakte van zelfstandige kantoren mag per vestiging niet meer dan 1.000 m2 bedragen;
  • b. Het brutovloeroppervlakte van bedrijfsgebonden kantoren mag per bedrijf ten hoogste 50% van de brutovloeroppervlakte van het betreffende bedrijf bedragen, met een maximum van 3.000 m2.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Detailhandel

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en in sublid 3.4.3 onder b., ten behoeve van de nieuwvestiging of verplaatsing van een elders in de gemeente gevestigd, grootschalig detailhandelsbedrijf in brand- en explosiegevaarlijke goederen en volumineuze goederen, met uitzondering van tuincentra, bouwmarkten en meubelbedrijven. Onder grootschalig wordt in dit lid verstaan een brutovloeroppervlakte van minimaal 1.000 m2 bruto vloeroppervlakte.

Bij de toepassing van deze afwijkingsmogelijkheid gelden de volgende randvoorwaarden:

  • a. er mag op het bedrijventerrein geen detailhandelsconcentratie ontstaan;
  • b. het aandeel van de toegestane detailhandelsbedrijven bedraagt niet meer dan 10% van het totale vloeroppervlak van het bedrijventerrein;
  • c. de oppervlakte van de detailhandelsvestiging mag voor een deel voor de verkoop van nevenassortimenten worden gebruikt, mits:
    • 1. het nevenassortiment past bij het hoofdassortiment;
    • 2. het nevenassortimentsdeel niet meer dan 20% van het netto verkoopvloeroppervlak in beslag neemt;
    • 3. uit distributieplanologisch onderzoek blijkt dat er geen sprake is van ontwrichting van de detailhandelsstructuur; en
    • 4. advies is uitgebracht door het Regionaal Economisch Overleg (REO).
3.5.2 Afwijken buitenopslag

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4.1 onder b., mits:

  • a. de afwijking noodzakelijk is voor een doelmatig gebruik van het bedrijfsperceel;
  • b. de activiteiten passen binnen de verleende milieuvergunning, de geaccepteerde milieumelding in het kader van het activiteitenbesluit en/of maatwerkvoorschriften;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan verkeersbelangen;
  • d. geen afbreuk wordt gedaan aan de brandveiligheid;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • f. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt geschaad;
  • g. als gevolg van de buitenopslag voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein beschikbaar blijft.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en overige beplanting;
  • b. parken en plantsoenen;
  • c. geluidwerende voorzieningen;
  • d. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. straatmeubilair;
  • g. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • h. publieke voorzieningen ten behoeve van de brandveiligheid en brandbestrijding;
  • i. het plaatsen en onderhouden van verkeersvoorzieningen voor de afwikkeling van het scheepvaartverkeer;
  • j. bedrijfsactiviteiten, uitsluitend in de vorm van een draaicirkel voor een kraan of ander hijswerktuig, voor zover dit bouwwerk is toegestaan op grond van de bestemming 'Bedrijventerrein' en de bedrijfsactiviteiten worden uitgevoerd door bedrijven toegestaan binnen de aangrenzende bestemming 'Bedrijventerrein';
  • k. bij een en ander behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

ontsluiting   zijn de gronden tevens bestemd voor een ontsluitingsweg.  

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen, met uitzondering van gebouwen die vallen onder de definitie straatmeubilair, zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van de onder a. bedoelde gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de oppervlakte van de onder a. bedoelde gebouwen mag niet meer bedragen dan 25 m2 per gebouw.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen voor :

  • a. (licht)masten, palen en verkeerstekens: 20 m;
  • b. geluidschermen en andere geluidwerende voorzieningen: 10m;
  • c. scheepvaartverkeersvoorzieningen: 7 m;
  • d. speelvoorzieningen: 5 m;
  • e. straatmeubilair: 3 m;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e. reikt de bouwhoogte van draagconstructies voor reclame, die worden aangebracht aan lichtmasten, niet verder dan 1,5 m onder de hoogte van de lichtmast, waarbij tevens een minimale vrije doorgangshoogte van 4,5 m dient te worden aangehouden;
  • g. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m.

Artikel 5 Verkeer - Verblijf

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. erftoegangswegen en -ontsluitingen;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. geluidwerende voorzieningen;
  • d. voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer;
  • e. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en speeltoestellen;
  • f. ambulante detailhandel;
  • g. straatmeubilair;
  • h. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • i. bedrijfsactiviteiten, uitsluitend in de vorm van een draaicirkel voor een kraan of ander hijswerktuig, voor zover dit bouwwerk is toegestaan op grond van de bestemming 'Bedrijventerrein' en de bedrijfsactiviteiten worden uitgevoerd door bedrijven toegestaan binnen de aangrenzende bestemming 'Bedrijventerrein';
  • j. bij een en ander behorende bouwwerken.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 5.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen, met uitzondering van gebouwen die vallen onder de definitie straatmeubilair, zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van de onder sublid 5.2.1 onder a. bedoelde gebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de oppervlakte van de onder sublid 5.2.1 onder a. bedoelde gebouwen mag niet meer dan 25 m2 bedragen.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen voor:

  • a. lichtmasten en voorzieningen voor wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer: 15 m;
  • b. geluidsschermen en andere geluidwerende voorzieningen: 10 m;
  • c. straatmeubilair, anders dan lichtmasten en voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer: 3 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c. reikt de bouwhoogte van draagconstructies voor reclame, die worden aangebracht aan lichtmasten, niet verder dan 1,5 m onder de hoogte van de lichtmast, waarbij tevens een minimale vrije doorgangshoogte van 4,5 m dient te worden aangehouden;
  • e. vlaggenmasten: 6 m;
  • f. speelvoorzieningen: 5 m;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een speelvoorziening: 5 m;
  • h. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 1 m.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de verkeersveiligheid, het in het plan beoogde straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen nadere eisen stellen aan de situering en de omvang van bouwwerken geen gebouwen zijnde.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Toegestaan gebruik:

Toegestaan is het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van standplaatsen, weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift een vergunning, ontheffing of vrijstelling is vereist en deze is verleend.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • b. waterberging, watergangen, waterpartijen en oeverstroken;
  • c. watergebonden recreatie;
  • d. steigers;
  • e. bij een en ander behorende voorzieningen en bouwwerken geen gebouwen zijnde waaronder bruggen, keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers en dammen.
6.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

ligplaats   zijn de gronden tevens bestemd voor ligplaatsen voor het bedrijfsmatig innemen van ligplaatsen.  
specifieke vorm van bedrijf - scheepsbouw   zijn de gronden tevens bestemd voor aan scheepsbouw en scheepsreparatie gerelateerde watergebonden bedrijfsmatige activiteiten, voor zover uitgevoerd door bedrijven die zijn toegestaan en gevestigd binnen de aangrenzende bestemming 'Bedrijventerrein'.  
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 6.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen niet worden gebouwd.
6.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de in lid 6.1 bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende bouwregels:

  • a. het bouwen van steigers is niet toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. zijn steigers uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - scheepsbouw';
  • c. de bouwhoogte van voorzieningen en bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen voor:
    • 1. steigers: 8 m;
    • 2. voorzieningen voor de waterwegaanduiding en - geleiding: 15 m;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van scheepsbouw en scheepsreparatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - scheepsbouw' mag niet meer bedragen voor:
    • 1. kranen en soortgelijke installaties, gemeten vanaf NAP: 50 m;
    • 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gemeten vanaf NAP: 8 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in 6.2.2 onder a. voor het bouwen van steigers, mits van de waterbeheerder een positief advies is ontvangen.

6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Toegestaan gebruik
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats' zijn overnachtingsligplaatsen voor beroepsvaartuigen toegestaan, met dien verstande dat beroepsvaartuigen niet langer dan 72 uur aaneengesloten mogen aanmeren;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats' zijn bedrijfsmatige activiteiten in verband met onderhoudswerkzaamheden aan een schip toegestaan mits deze activiteiten passen binnen catagorie 1 of 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
6.4.2 Niet toegestaan gebruik
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats' zijn pleziervaartuigen, woonschepen of woonarken niet toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats' is recreatief nachtverblijf niet toegestaan.

Artikel 7 Waarde - Archeologische verwachting 8

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 8' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor bescherming en veiligstelling van de naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Bouwwerken

Ingeval van een aanvraag voor het oprichten van een omgevingsvergunningplichtig bouwwerk op of in de in lid 7.1 bedoelde gronden, over een oppervlakte van 500 m2 of meer en dieper dan 0,3 m gelden de volgende regels:

  • a. in het belang van de archeologische monumentenzorg dient door de aanvrager van de omgevingsvergunning een door een archeologisch deskundige opgesteld rapport te worden overgelegd waarin de archeologische verwachtingswaarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
  • b. in het belang van de bescherming van de archeologische waarde kunnen aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden. Tot deze voorwaarden kunnen in ieder geval behoren:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige;
  • c. de in 7.2.1 onder a. genoemde verplichting geldt niet:
    • 1. voor de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. voor een agrarisch bouwvlak zoals dat in de omvang en situering aanwezig is op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
    • 3. als het bevoegd gezag van oordeel is dat anderszins in voldoende mate is aangetoond dat de archeologische verwachtingswaarde voor de betrokken locatie niet meer reëel is.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Omgevingsvergunningplicht

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische verwachtingswaarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in lid 7.3.2, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte van meer dan 500 m2:

  • a. graafwerkzaamheden en het roeren van gronden, dieper dan 0,3 m;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en het aanleggen van drainage, dieper dan 0,3 m;
  • d. het aanbrengen ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmede verband houdende constructies, dieper dan 0,3 m;
  • e. het graven, vergraven, vergroten van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m;
  • f. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • g. het dempen van watergangen en waterpartijen;
  • h. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • i. het verhogen of het verlagen van de grondwaterstand.
7.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in 7.3.1 gestelde verbod geldt niet voor werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een archeologisch deskundige;
  • c. die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn of waarvan het bevoegd gezag van oordeel is dat anderszins in voldoende mate is aangetoond dat de archeologische verwachtingswaarde voor de betrokken locatie niet meer reëel is;
  • d. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
7.3.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.3.1 wordt slechts verleend, indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de archeologische verwachtingswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
  • b. door de aanvrager van de omgevingsvergunning een door een archeologisch deskundige opgesteld rapport is overgelegd waarin de archeologische verwachtingswaarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
7.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in 7.3.1 kunnen voorwaarden worden verbonden in het belang van de bescherming van de archeologische verwachtingswaarde. Tot deze voorwaarden kunnen in ieder geval behoren:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na advies te hebben ingewonnen van een archeologisch deskundige, het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 8' naar ligging wordt verschoven, naar omvang wordt verkleind of vergroot of in het voorkomende geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Bestaande maten

Voor een bestaand bouwwerk dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, afstand of bebouwingspercentage afwijkt van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, gelden ter plaatse van de afwijking die afwijkende maten als bepalingen voor de maatvoering, met dien verstande dat:

  • a. bestaande maten die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen ter plaatse van de afwijking als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. bestaande maten die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen ter plaatse van de afwijking als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. ingeval van herbouw is het bepaalde in dit lid onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde locatie plaatsvindt;
  • d. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is artikel 14.1 Overgangsrecht bouwwerken niet van toepassing.
9.2 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

9.3 Ondergronds bouwen

Daar waar in het plan geen specifieke regeling is opgenomen voor ondergronds bouwen zijn de regels van dit plan van overeenkomstige toepassing op ondergrondse bouwwerken.

9.4 Parkeren
  • a. Voor zover in hoofdstuk 2 geen specifieke parkeernormen zijn opgenomen, dient bij het bouwen op grond van de bestemmingen genoemd in hoofdstuk 2, voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het 'Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan 2012-2022', of de rechtsopvolger daarvan.
  • b. Van het bepaalde onder a. kan worden afgeweken, indien kan worden aangetoond dat op andere wijze is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bestaand gebruik.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in het plan gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken bepaalde.

10.2 Strijdig gebruik

Een gebruik in strijd met de in het plan gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken bepaalde, is in ieder geval:

  • a. het gebruik van onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • b. het gebruik van onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een growshop of coffeeshop.
10.3 Parkeren
  • a. Voor zover in hoofdstuk 2 geen specifieke parkeernormen zijn opgenomen, dient bij het wijzigen van het bestaande gebruik zoals toegestaan op grond van de bestemmingen genoemd in hoofdstuk 2, voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het 'Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan 2012-2022', of de rechtsopvolger daarvan.
  • b. Van het bepaalde onder a. kan worden afgeweken, indien kan worden aangetoond dat op andere wijze is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bestaand gebruik.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Overige zone - gezoneerd industrieterrein 3
11.1.1 Gezoneerd industrieterrein
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'Overig - gezoneerd industrieterrein 3' zijn bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 41 lid 3 van de Wet geluidhinder juncto artikel 2.1 lid 3 Besluit omgevingsrecht toegestaan;
  • b. In aanvulling op het bepaalde onder a zijn uitsluitend bedrijven en bedrijfsactiviteiten toegestaan die niet meer geluid produceren dan aan die bedrijven en bedrijfsactiviteiten is toegekend op basis van het geluidverdeelplan, dat onderdeel is van het Zonebeheerplan Langs de Merwede en Middengebied zoals opgenomen in bijlage 3 bij de regels.
11.1.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen met een oikbare technieken een hoger geluidbudget noodzakelijk is ter optimalisering en/of uitbreiding van de bedrijfsvoering. In het akoestisch onderzoek dient het gewenste geluidbudget te worden aangegeven alsmede een overzicht van de geluidbronnen, de toegepaste technieken en de bedrijfstijden;

    • a. door het toestaan van een hoger geluidbudget de (voorkeurs-) mgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.1.1 voor het toestaan van een groter geluidbudget dan in het geluidverdeelplan voor een kavel is opgenomen, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
  • 1. de bedrijfseconomische noodzaak voor het verhogen van het geluidbudget is aangetoond;
  • 2. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat:
    • a. ondanks toepassing van de beste beschgrenswaarde op de grens van de geluidzone, dan wel de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van bestaande en geprojecteerde woningen, niet worden overschreden;
    • b. door het toestaan van een hoger geluidbudget de beschikbare geluidbudgetten voor de overige bouwpercelen niet wordt beperkt.

Alvorens omtrent het afwijken van de gebruiksregels te beslissen winnen Burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid.

11.1.3 Wijziging gezoneerd industrieterrein

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de begrenzing van een industrieterrein te wijzigen door:

  • a. het wijzigen van de aanduiding 'Overig - gezoneerd industrieterrein 3' op basis van nader akoestisch onderzoek;
  • b. het opheffen van de aanduiding 'Overig - gezoneerd industrieterrein 3', met dien verstande dat opheffing uitsluitend kan plaatsvinden wanneer de bestemming van het betrokken terrein zodanig is gewijzigd dat het geen zoneplichtig industrieterrein meer is.
  • c. het verhogen van het geluidbudget van een perceel, zoals opgenomen in het geluidverdeelplan, binnen de aanduiding 'Overig - gezoneerd industrieterrein 3' en het gelijktijdig verlagen van het geluidbudget van een ander perceel binnen die aanduiding indien:
    • 1. de bedrijfseconomische noodzaak voor verhoging van het geluidbudget is aangetoond en het duurzaam bedrijfseconomisch functioneren voor het bouwperceel met het te verkleinen geluidbudget wordt gewaarborgd
    • 2. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat:
      • ondanks toepassing van de beste beschikbare technieken een hoger geluidbudget noodzakelijk is ter optimalisering en/of uitbreiding van de bedrijfsvoering. In het akoestisch onderzoek dient het gewenste geluidbudget te worden aangegeven, alsmede een overzicht van de geluidbronnen, de toegepaste technieken en de bedrijfstijden;
      • door het toestaan van een hoger geluidbudget, de (voorkeurs-)grenswaarde op de grens van de geluidzone, dan wel de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van bestaande en geprojecteerde woningen, niet wordt overschreden.

Alvorens omtrent wijziging van het bestemmingsplan te beslissen winnen Burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid.

11.2 Geluidzone - industrie
11.2.1 Geluidzone
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie 3' ligt de zone als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
  • b. Ten aanzien van de gronden met de aanduiding 'Geluidzone - industrie 3' geldt dat geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogen worden gebouwd.
  • c. In afwijking van het bepaalde onder b is realisatie van nieuwe geluidsgevoelige objecten, waaronder zowel bouwen als gebruiken wordt begrepen, binnen de geluidzones alleen mogelijk, indien voldaan wordt aan:
    • 1. de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder, dan wel;
    • 2. de bij het besluit hogere waarden vastgestelde hogere waarden inclusief de daarbij gestelde voorwaarden/maatregelen.

11.2.2 Wijziging geluidzone

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de in het plan opgenomen geluidzone te wijzigen door:

  • a. het wijzigen van de aanduiding 'Geluidzone - industrie 3', waarbij aangetoond dient te worden dat de geluidsbelasting in het gebied dat ophoudt deel uit te maken van de geluidzone lager is dan 50 dB(A);
  • b. het wijzigen van de aanduiding 'Geluidzone - industrie 3', op basis van nader akoestisch onderzoek;
  • c. het opheffen van de aanduiding 'Geluidzone - industrie 3' met dien verstande dat opheffing uitsluitend kan plaatsvinden wanneer de bestemming van het bijbehorende industrieterrein zodanig is gewijzigd dat het geen zoneplichtig industrieterrein meer is.

11.3 Vrijwaringszone - vaarweg

Ten aanzien van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - vaarweg' geldt dat:

  • a. geen nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd;
  • b. het verbouwen of uitbreiden van bouwwerken niet is toegestaan met uitzondering van verkeersvoorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer op de Boven- en Beneden Merwede;

tenzij is aangetoond dat het functioneren van de vaarweg niet in het geding is en hiertoe schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de vaarweg.

11.4 Vrijwaringszone - dijk 1

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding Vrijwaringszone - dijk 1 zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Omgevingsvergunning om af te wijken van bij het plan aangegeven regels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 15% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of – intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  • e. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m voor zover de bestemming niet in een afwijking voorziet.
12.2 Randvoorwaarden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.
13.2 Wijzigen Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bij deze regels als bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten als volgt te wijzigen:

  • a. het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
14.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.1.2 Eenmalige omgevingsvergunning om af te wijken van bij het plan aangegeven regels

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 14.1.1 met maximaal 10%.

14.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Artikel 14.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
14.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 14.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.2.3 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 14.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.3 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Langs de Merwede, havengebied Boven-Hardinxveld'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van [datum].

De voorzitter, De griffier,