direct naar inhoud van Regels
Plan: Hardinxveld-Giessendam, bebouwd gebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0523.BP2016HGBEBOUWD-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Hardinxveld-Giessendam, bebouwd gebied' met identificatienummer NL.IMRO.0523.BP2016HGBEBOUWD-VG01 van de gemeente Hardinxveld- Giessendam;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aaneengebouwde woning:

een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan ten minste één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd;

1.7 aan huis verbonden bedrijf:

een bedrijf dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten door de bewoner van de woning;

1.8 aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de bewoner van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.9 achtererfgebied:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.10 afhankelijke woonruimte:

woonruimte welke geen eigen toegang heeft en welke niet kan worden bewoond door een huishouden, zonder afhankelijkheid van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

1.11 afwijking:

het afwijken van de planregels, als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c. van de Wet ruimtelijke ordening;

1.12 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  • a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
  • b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
  • c. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
  • d. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  • e. sierteelt: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
  • f. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  • g. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  • h. een paardenfokkerij;
1.13 agrarisch deskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen algemeen erkende en onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van landbouw en tuinbouw;

1.14 ambulante detailhandel:

detailhandel uitgeoefend in open ruimtes zoals markten en standplaatsen;

1.15 andere geluidgevoelige gebouwen:

gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.16 antennedrager:

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.17 antenne-installatie:

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.18 andere geluidsgevoelige gebouwen:

gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.19 archeologische deskundige:

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige met een aantoonbare specifieke deskundigheid op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

1.20 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegerekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;

1.21 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.22 automatenhal:

een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het bieden van gelegenheid voor het spelen met gokkasten en spelletjesautomaten;

1.23 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.24 bebouwingspercentage:

het percentage, dat de grootte van (een deel van) het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd;

1.25 bed & breakfast/gastenverblijf:

het verstrekken van logies met ontbijt binnen de bestaande (bedrijfs)woning of het hoofdgebouw;

1.26 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.27 bedrijfsgebouw

een niet voor bewoning bestemd gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.28 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer c.q. exploitatie;

1.29 bedrijfswoning:

één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.30 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.31 begane grondlaag:

de bouwlaag van een gebouw waarvan de vloer ter hoogte van het peil is gelegen;

1.32 beperkt kwetsbaar object:
  • a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen en woonwagens per hectare en dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  • b. sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
  • c. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten als bedoeld in lid 1.92, onder c., vallen;
  • d. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten als bedoeld in lid 1.92, onder d., vallen;
  • e. objecten die met de onder a. en c. genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  • f. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
1.33 bestaand:
  • a. bij bouwwerken: bebouwing legaal aanwezig of in aanbouw ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel bebouwing die nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat bestaat ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.34 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.35 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.36 BEVI-inrichting:

bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.37 bevoegd gezag:

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.38 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk met een dak;

1.39 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.40 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.41 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.42 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met uitsluiting van zolder en onder de begane grondlaag gelegen gebouwdelen;

1.43 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.44 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.45 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.46 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.47 brutovloeroppervlakte:

de buitenwerks gemeten totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.48 buitenopslag:

het in de open lucht opslaan of opgeslagen houden van gerede of ongerede goederen, materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;

1.49 café:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;

1.50 coffeeshop:

een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders;

1.51 commerciële activiteiten:

activiteiten met winstoogmerk;

1.52 consumentenvuurwerk:

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.53 cultuur en ontspanning

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op cultuur en ontspanning, zoals bijvoorbeeld een atelier, attractiepark, bioscoop, bowlingbaan, casino, congrescentrum, creativiteitscentrum, dansschool, dierentuin, evenementterrein, kinderboerderij, museum, muziekschool, muziektheater, speeltuin en theater, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.54 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid;

1.55 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.56 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.57 detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit:

detailhandel als activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de (niet-detailhandel) functie waaraan zij wordt toegevoegd (productie, ambachtelijke en/of groothandelactiviteit) qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;

1.58 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord worden gestaan en geholpen;

1.59 dove gevel:
  • a. een bouwkundige constructie of delen daarvan waarin geen te openen delen aanwezig zijn met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede,
  • b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits deze niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte (functie);
1.60 ecologische deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake flora- en fauna, natuur en landschap;

1.61 erf:

het al dan niet bebouwde perceel, of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en binnen het bestemmingsvlak, maar buiten het bouwvlak ligt;

1.62 erker:

een grondgebonden uitbouw van het hoofdgebouw van een woning gelegen in of vóór het verlengde van de voorste bouwgrens van het hoofdgebouw;

1.63 evenement:

een voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak van maximaal 7 dagen, die in de openbare ruimte wordt gehouden;

1.64 extensieve dagrecreatie:

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie;

1.65 extensief (dag)recreatief medegebruik

recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten (met uitzondering van rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair), dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden;

1.66 foeragehandel:

een handel in veevoer, kunstmest en aanverwante producten;

1.67 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.68 gebruik(en):

gebruiken, doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.69 geluidsbelasting vanwege een industrieterrein:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.70 geluidbelasting vanwege wegverkeer

de gemiddelde geluidsbelasting over de dag-, avond- en nachtperiode (Lden) uitdrukt in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder ;

1.71 geluidsbelasting vanwege een spoorweg:

de gemiddelde geluidsbelasting over de dag-, avond- en nachtperiode (Lden) uitdrukt in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het spoorwegverkeer of op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.72 geluidverdeelplan:

het plan dat de verdeling van de toegestane geluidsruimte bepaalt per deelgebied van de gezoneerde industrieterreinen “Langs de Merwede” en “Middengebied” zoals weergegeven in de bijlage van het Zonebeheerplan Langs de Merwede en Middengebied dat is opgenomen in bijlage 4 van de regels

1.73 geluidzone

geluidzone als bedoeld in artikel 40 van de Wetgeluidhinder

1.74 geluidzoneringsplichtige inrichtingen:

een inrichting, waarbij op grond van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.75 geschakelde woning:

een woning, waarvan het hoofdgebouw door middel van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen geschakeld is met ten minste één hoofdgebouw op een aangrenzend bouwperceel;

1.76 gestapelde woning

een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;

1.77 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de bij het bedrijf behorende grond;

1.78 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan personen dan wel aan instellingen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.79 growshop:

een ruimte waar substanties, voorwerpen of gegevens, die gebruikt kunnen worden voor de teelt van hennep, worden bewerkt, bewerkt, verwerkt, bedrijfsmatig te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, vervaardigd of voorhanden zijn;

1.80 handel in en verkoop van goederen en diensten via internet:

bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder niet begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegen anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waar vrijwel uitsluitend een elektronische transactie tot stand komt, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de bewoner van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.81 hobbymatige agrarische activiteiten:

het op beperkte schaal voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren zonder economisch oogmerk;

1.82 hogere grenswaarden:

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder;

1.83 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.84 horecabedrijf

een bedrijf dat of instelling die in zijn algemeenheid is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, op het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of op het exploiteren van zaalaccommodatie, een en ander al dan niet in combinatie. In deze regels worden onder horecabedrijf uitsluitend de volgende specifieke vormen daarvan begrepen:

  • a. hotel: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  • b. restaurant: een bedrijf, niet zijnde een fastfoodrestaurant als bedoeld onder i, gericht op het voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren alsmede het verstrekken van alcoholische dranken; het accent ligt op het ter plaatse nuttigen van ter plaatse bereide etenswaren;
  • c. dagzaak: een bedrijf, dat qua openingstijden vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen, althans geen latere sluitingstijd dan 22.00 uur heeft, en dat is gericht op het ter plaatse rechtstreeks aan de verbruiker verstrekken van niet-alcoholische dranken alsmede de verkoop van al dan niet ter plaatse bereide, kleine etenswaren, waarbij het accent ligt op de verkoop van niet-alcoholische dranken, zoals een dagcafé, lunchroom, koffiehuis of theehuis en ijssalon;
  • d. afhaalcentrum: een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren; het accent ligt op de verkoop van ter plaatse bereide etenswaren;
  • e. cafetaria/snackbar: een bedrijf gericht op het verstrekken aan de verbruiker van en het al dan niet ter plaatse gebruiken van al dan niet ter plaatse bereide, kleine etenswaren; het accent ligt op de verkoop van al dan niet ter plaatse bereide, kleine etenswaren;
  • f. cafés, bars, avond- en nachtgelegenheid: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waarvan het sluitingsuur later dan 22.00 uur ligt;
  • g. discotheek: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en/of het gelegenheid bieden voor dansen en waarvan het sluitingsuur later dan 22.00 uur ligt.
  • h. zalencentrum: een bedrijf gericht op het verhuren van zalen ten behoeve van congressen, seminars, bruiloften en partijen of daarmee gelijk te stellen activiteiten.
  • i. fastfoodrestaurant: een bedrijf, dat in zijn algemeenheid is gericht op het relatief snel verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse of voor gebruik elders, en gericht is op het in relatief korte tijd bedienen van grote aantallen mensen, waarbij tevens de mogelijkheid aanwezig is om vanuit de auto gebruik te maken van de geboden service.
1.85 industrieterrein:

terrein, als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder, waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;

1.86 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.87 kantoor

een ruimte, welke door haar indeling en inrichting kennelijk is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden met geen of slechts een ondergeschikte baliefunctie;

1.88 kas:

een gebouw waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal ten behoeve van het kweken van vruchten, groenten, bloemen en/of planten;

1.89 kleinschalig kamperen:

het houden van een kampeerterrein voor ten hoogste 5 kampeermiddelen binnen een bouwvlak en binnen de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;

1.90 kleinschalig logeren;

niet-openbare, kleinschalige recreatieve verblijfsactiviteiten voor steeds wisselend publiek in de vorm van logies en ontbijt, zoals Logeren bij de Boer, Bed & Breakfast. In de eigen woning (of bijgebouw) mogen niet meer dan 5 kamers (10 bedden) gerealiseerd worden. Onder kleinschalig logeren wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoengebonden werkzaamheden en/of arbeid;

1.91 kruin van de weg:

het hoogste punt in het dwarsprofiel van de weg ten tijde van de aanleg van de weg, dan wel na reconstructie van de weg;

1.92 kwetsbaar object:
  • a. woningen (niet zijnde woningen, woonschepen en woonwagens als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten, onder lid 1.32 beperkt kwetsbaar object:);
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen;
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2per object;
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
1.93 landschapsdeskundige:

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van landschap;

1.94 landschapswaarde:

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur;

1.95 ligplaats:

plaats in het water, bestemd of aangewezen om door een woonschip bij verblijf te worden ingenomen;

1.96 LPG-doorzet:

de doorzet van LPG in m3 per jaar;

1.97 maatschappelijke voorzieningen

culturele, educatieve, medische (met uitzondering van een ziekenhuis), sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening. Onder maatschappelijke voorzieningen vallen in ieder geval: bibliotheken, peuterspeelzalen, kinderopvang, naschoolse opvang, zorginstellingen, scholen en verenigingsleven;

1.98 maatvoeringsgrens:

de grens van een maatvoeringsvlak;

1.99 maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;

1.100 manege:

een bedrijf dat op eigen terrein binnen en/of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport;

1.101 mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.102 nadere eis:

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d. van de Wet ruimtelijke ordening;

1.103 natuurwaarde:

de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarde;

1.104 nevenactiviteit:

een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat;

1.105 normaal onderhoud, gebruik en beheer:

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.106 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.107 omgevingsvergunning voor het bouwen

een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.108 omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk:

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder b. van de Wet ruimtelijke ordening;

1.109 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening;

1.110 omgevingsvergunning om af te wijken van bij het plan aangegeven regels:

een vergunning als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder c. van de Wet ruimtelijke ordening;

1.111 ondergronds bouwen:

het bouwen beneden het afgewerkte maaiveld;

1.112 onderkomen:

voor verblijf geschikt, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuig, ark, kampeermiddel en soortgelijk verblijfsmiddel, voor zover deze niet als bouwwerk is aan te merken;

1.113 oorspronkelijk maaiveld:

het maaiveld zoals aanwezig voor een eventuele ophoging en/of egalisering van de gronden ten behoeve van de nieuwbouw, waarbij de eerste oorspronkelijke bodemlaag onder de opgebrachte zandlaag maatgevend is;

1.114 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een wand;

1.115 paardenbak:

een niet overdekte rijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten in de open lucht met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen, als dan niet voorzien van een omheining;

1.116 paardenfokkerij:

een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij;

1.117 paardenhouderij:

het houden van paarden en pony's ten behoeve van:

  • a. het produceren van deze dieren, geschikt voor bepaalde taken, zoals hengstenstations, opfokbedrijven, handelsstallen en africht- en trainingsstallen (productiegerichte paardenhouderij);
  • b. het gebruiken van deze dieren, zoals ten behoeve van pensionstallen, verhuurbedrijven, rijscholen en maneges (gebruiksgerichte paardenhouderij).
1.118 particulier opdrachtgeverschap:

de situatie dat de burger of een groep van burgers – in dat laatste geval georganiseerd als rechtspersoon zonder winstoogmerk of krachtens een overeenkomst – tenminste de economische eigendom verkrijgt en volledige zeggenschap heeft over en verantwoordelijkheid draagt voor het gebruik van de grond, het ontwerp en de bouw van de eigen woning;

1.119 peil
  • 1. voor een bouwwerk, dat direct aan de weg grenst of een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, uitsluitend voor zover deze bouwwerken worden opgericht binnen het bouwvlak: de hoogte van de kruin van de weg;
  • 2. voor bijbehorende bouwwerken bij de onder a. bedoelde bouwwerken die worden opgericht buiten het bouwvlak: de hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse voor het bouwrijp maken van het terrein;
  • 3. voor een zich op een perceel bevindend bouwwerk in het talud van de dijk, waarvan de gevel niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein voor het bouwrijp maken van het terrein, ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
  • 4. indien volledig in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het gemiddelde waterniveau ter plaatse van het bouwwerk;
  • 5. voor een bouwwerk ten behoeve van railverkeer en/of een OV-halte: de hoogte van de bovenkant van het spoor;
  • 6. in overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse voor het bouwrijp maken van het terrein;
1.120 permanente bewoning:

bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats;

1.121 praktijkruimte:

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied;

1.122 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.123 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen;

1.124 recreatieseizoen:

de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;

1.125 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de verblijfsrecreatie en gericht is op ontspanning en vrijetijdsbesteding, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.126 recreatieve doeleinden:

voorzieningen ter zake van recreatie, zoals sportterreinen, ijsbanen, sportverenigingen en daarmee naar de aard vergelijkbare voorzieningen, met bijbehorende kantinevoorzieningen uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit, verblijfsrecreatie uitgezonderd;

1.127 recreatiewoning:

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden dat of daarmee gelijk te stellen groep van personen die, het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt;

1.128 seizoensgebonden standplaats kampeermiddel:

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij het kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, uitsluitend gedurende het zomerseizoen;

1.129 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt ieder geval begrepen (al dan niet in combinatie met elkaar):

  • a. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
  • b. een seksbioscoop of sekstheater;
  • c. een seksautomatenhal;
  • d. een sekswinkel;
  • e. seksclub of parenclub;
1.130 slopen:

het geheel of gedeeltelijk afbreken van gebouwen en andere bouwwerken;

1.131 sociale huurwoning:

huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a. van de Wet op de huurtoeslag;

1.132 sociale koopwoning:

koopwoning met een koopprijs vrij op naam van ten hoogste € 200.000,-;

1.133 speeltoestel:

een inrichting die bestemd is voor vermaak of ontspanning, waarbij uitsluitend van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt;

1.134 speelvoorziening:

een voorziening in de woonomgeving, die er op gericht is speel- en recreatiemogelijkheden buiten te bieden, gericht op de leeftijdscategorie tot 18 jaar;

1.135 sportvoorziening:

voorzieningen ten behoeve van sport- en/of spelbeoefening alsmede ten behoeve van het geven van bewegingsonderwijs;

1.136 Staat van Bedrijfsactiviteiten

een als bijlage 1 bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.137 Staat van Bedrijfsactiviteiten (functiemenging):

een als bijlage 2 bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen (functiemenging);

1.138 stacaravan:

een kampeermiddel dat mede gelet op de afmetingen en constructie, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen te worden voortbewogen;

1.139 straatmeubilair:

bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare voorzieningen, zoals:

  • a. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken, bloembakken;
  • b. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
  • c. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m³ en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
  • d. afvalinzamelsystemen;
1.140 supermarkt:

een detailhandelsbedrijf voor de handel in voedings- en genotmiddelen (foodsector) en in dagelijkse (huishoudelijke) gebruiksartikelen;

1.141 twee-aaneengebouwde woning:

een woning, die deel uitmaakt van een blok van twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd;

1.142 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.143 uitvoeren:

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.144 verblijfsrecreatie:

een vorm van recreatie waarbij de recreant voor een bepaalde tijd, maar ten minste één nacht in het recreatiegebied verblijft, met dien verstande dat geen sprake mag zijn van permanente bewoning;

1.145 verkoop streekeigen producten:

het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf/in de regio zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf/in de regio zijn verwerkt of bewerkt;

1.146 volumineuze goederen:

goederen die vanwege hun omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals auto's, motoren, boten, caravans, keukens, badkamers, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen;

1.147 voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.148 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, welke als belangrijkste is aan te merken en waarvan het gebouw in hoofdzaak toegankelijk is;

1.149 voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.150 voormalige agrarische bedrijfswoning:

een agrarische bedrijfswoning die:

  • naast het gebruik als bedrijfswoning voor het agrarisch bedrijf waarbij de woning behoort, tevens mag worden gebruikt voor bewoning als burgerwoning, al dan niet door derden, en
  • die niet wordt beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende bedrijf.
1.151 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.152 vrijstaande woning:

een woning waarvan het hoofdgebouw losstaat van andere hoofdgebouwen;

1.153 waterbalans:

het instrument zoals omschreven bijlage 5 van de regels;

1.154 weg:

een weg als bedoeld in artikel 1, lid 1 sub b van de Wegenverkeerswet;

1.155 Wet geluidhinder:

Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerpbestemmingsplan;

1.156 wijziging:

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.157 winkelvloeroppervlak

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.158 woning:

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.159 woonark:

doorgaans een drijvend object, in het algemeen niet bestemd of ingericht om te varen, voorzien van een betonnen (of metalen) casco met vierkante of rechthoekige opbouw. Het casco kan ook bestaan uit een van origine varend schip, waaronder begrepen een dekschuit of ponton, met daarop een gehele of gedeeltelijke opbouw, dat wordt gebruikt als of is bestemd voor (al dan niet permanent) woonverblijf;

1.160 zonebeheerplan:

een plan als bedoeld in artikel 164 van de Wet geluidhinder;

1.161 zonebewakingsmodel:

het model dat wordt ingezet ter bewaking van de voor de gezoneerde industrieterreinen geldende zonegrens;

1.162 zorgwoning:

een woning die gekoppeld is aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een zekere zorgbehoefte.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand van een gebouw:

tot de zijdelingse perceelsgrens wordt gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot die perceelsgrens op 1 m boven peil en haaks op de perceelsgrens;

2.2 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.3 de bebouwde oppervlakte:

van een bouwperceel, bouwvlak of ander terrein wordt gemeten buitenwerks en boven peil, met dien verstande, dat de grondoppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken worden opgeteld;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. In geval van een lessenaarsdak is dit de hoogte aan de hoge zijde van het dak;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. In het geval van een lessenaarsdak is dit de hoogte aan de lage zijde van het dak;

2.6 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.7 de horizontale diepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

2.8 de ondergrondse diepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf het gemiddelde niveau van het afgewerkte maaiveld ter plaatse van het gebouw;

2.9 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.10 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.11 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.12 vloeroppervlakte:

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

2.13 meten tot of vanuit een lijn:

bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de (digitale) kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijvigheid zoals genoemd in artikel 1.12 onder b., met inachtneming van het bepaalde in 3.1 onder d. van dit artikel;
  • b. het hobbymatig houden van dieren;
  • c. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. tuinen en erven;
  • f. watergangen, waterpartijen en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • g. bij een en ander behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

specifieke vorm van agrarisch - paardenhouderij   zijn de gronden tevens bestemd voor een paardenhouderij  
specifieke vorm van agrarisch - wilgenvlechterij   zijn de gronden tevens bestemd voor een wilgenvlechterij en hierbij behorende ondergeschikte productiegebonden detailhandel  
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte en de bouwhoogte mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de waarde die in de aanduiding is opgenomen;
  • c. het bebouwingspercentage mag ten hoogste zoveel bedragen als ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • d. in afwijking van het bepaalde in onder a mogen ten behoeve van het agrarisch bedrijf veldschuren en schuilgelegenheden worden gebouwd, waarbij geldt dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m2;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 1 mag ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering" het oppervlak de met de aanduiding aangegeven maat bedragen;
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de in artikel 3.1 bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende bouwregels:

  • a. (sleuf)silo's, windmolens en mestopslagplaatsen mogen niet worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal voor:
    • 1. bedrijfsinstallaties, (licht)masten en vlaggenmasten: 6 m;
    • 2. erf- en terreinafscheiding: 1 m;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan erf- of perceelafscheidingen: 2,5 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder a. voor de bouw van veldschuren en schuilgelegenheden ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - solitaire bebouwing uitgesloten', mits:

  • a. het perceel ten minste 2.500 m2 meter bedraagt;
  • b. het gezamenlijke oppervlakte van veldschuren en schuilgelegenheden per perceel niet meer dan 50 m² bedraagt;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt;
  • d. het oppervlak van veldschuren en schuilgelegenheden passend is bij de aard en omvang van de activiteit;
  • e. het open karakter van het gebied niet in onevenredige mate wordt geschaad.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Niet toegestaan gebruik

Niet toegestaan is het hobbymatige houden van dieren op een afstand van minder dan 25 m ten opzichte van woningen van derden.

Artikel 4 Agrarisch met waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor Agrarisch met waarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijvigheid zoals genoemd in artikel 1.12 onder b., met inachtneming van het bepaalde onder d.;
  • b. agrarisch aanverwant gebruik zoals het beweiden van dieren, al dan niet in het kader van de agrarische bedrijfsvoering met inachtneming van het bepaalde onder d.;
  • c. agrarische activiteiten bij wijze van hobby/hobbyboer, met inachtneming van het bepaalde onder d.;
  • d. het behoud van de landschappelijke en cultuurhistorische waarde bestaande uit de openheid, het verkavelingspatroon c.q. slotenpatroon en graslandvegetaties;
  • e. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. extensief dagrecreatief medegebruik en kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • g. de in onderstaande tabel genoemde toegestane nevenfuncties bij een agrarisch bedrijf als bedoeld in 4.1 onder a. met bijbehorend maximaal oppervlak aan bebouwing en gronden, die in gebruik mogen worden genomen ten dienste van de nevenfuncties.
    nevenfunctie   max. m2 bebouwing   max. m2 aan gronden  
    verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten   100    
    ambachtelijke bewerking en opslag van agrarische producten   200    
    bed & breakfast/gastenverblijf in het hoofdgebouw   100    
    veearts/hoefsmederij/KI-station   200    
    theeschenkerij   50   200  
    agrarische dagrecreatie, zoals rondleidingen, open dagen, educatie en demonstraties op het agrarische bedrijf (voorzieningen hiertoe als ontvangstruimte)   100   gehele bouwvlak  
    kano-, roeiboot-, fluisterboot- of fietsenverhuur   100    
  • h. bijbehorende voorzieningen, zoals kuilvoerplaten, (sleuf)silo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, groen, windturbines, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, ontsluitingswegen, voet- en fietspaden en bruggen en duikers.
4.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

bedrijfswoning   zijn de gronden tevens bestemd voor een bedrijfswoning  
specifieke vorm van agrarisch - voormalige agrarische bedrijfswoning   zijn de gronden tevens bestemd voor een voormalige agrarische bedrijfswoning  
specifieke bouwaanduiding - monument   zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van een rijksmonument  
4.1.3 Kleinschalige camping

Binnen het bouwvlak is tevens een kleinschalige camping met de daarbij behorende voorzieningen toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. niet meer dan 5 kampeermiddelen per bouwvlak worden geplaatst;
  • b. kampeermiddelen uitsluitend zijn toegestaan in de periode 15 maart tot en met 31 oktober;
  • c. uitsluitend recreatief nachtverblijf is toegestaan.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Buiten het bouwvlak

Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden, gelegen buiten het bouwvlak, gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. zijn veldschuren en schuilgelegenheden toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 50 m2;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal bedragen voor:
    • 1. palen en masten: 6 m;
    • 2. erf- en terreinafscheiding: 1 m;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan erf- of terreinafscheidingen: 2,5 m;
4.2.2 Binnen het bouwvlak

Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden, gelegen binnen het bouwvlak, gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de totale oppervlakte van gebouwen mag maximaal 67% van het oppervlak van het gehele bouwvlak bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van kassen mag maximaal 50 m2 per bouwvlak bedragen;
  • d. per bouwvlak mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd met bijbehorende bouwwerken in de vorm van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • e. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • f. de bouwhoogte van gebouwen, geen bedrijfswoning zijnde, mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • g. per bouwvlak is ten hoogste één paardenbak toegestaan;
  • h. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal bedragen voor:
    • 1. bouwwerken voor mestopslag: 6 m;
    • 2. silo's , niet zijnde bestemd voor mestopslag: 12 m;
    • 3. windturbines: 6 m;
    • 4. sleufsilo's: 3 m;
    • 5. erf- of perceelafscheidingen achter de (verlengde) voorgevelrooilijn: 2 m;
    • 6. overige erf- of perceelafscheidingen: 1 m;
    • 7. andere bouwwerken behorende bij paardenbakken: 2 m;
    • 8. overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 10 m.
4.2.3 (Voormalige agrarische) bedrijfswoning

Ten aanzien van (voormalige agrarische) bedrijfswoningen gelden de volgende bouwregels:

  • a. de inhoud van de (voormalige agrarische) bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 800 m3;
  • b. de goothoogte van de (voormalige agrarische) bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte van de (voormalige agrarische) bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • d. de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken in de vorm van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 80 m2;
  • e. de maximale oppervlakte aan overkappingen mag niet meer bedragen dan 30 m2;
  • f. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • g. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Verhoging bebouwingspercentage

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder b. ten behoeve van het verhogen van het maximum bebouwingspercentage tot 100%, onder de voorwaarde dat:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • c. sprake is van een goede landschappelijke inpassing, waarbij binnen of aansluitend aan het bouwvlak een groenstrook met gebiedseigen beplanting aangelegd dient te worden met een breedte van minimaal 5 m;
  • d. advies is ingewonnen van een agrarisch deskundige en een landschapsdeskundige.
4.3.2 Silo's

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder h. ten behoeve van het oprichten van silo's tot een hoogte van 15 m, onder de voorwaarde dat:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de landschappelijk en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • c. advies is ingewonnen van een agrarisch deskundige en een landschapsdeskundige.
4.3.3 Woonruimte rustende boer

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder d. ten behoeve van het bouwen van ten hoogste één zelfstandige woonruimte voor een rustende boer in de bestaande bedrijfswoning, onder de voorwaarde dat vooraf vaststaat dat het een tijdelijke oplossing betreft die omkeerbaar is.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Agrarisch bedrijf

Per bouwvlak mag ten hoogste één agrarisch bedrijf worden gevestigd.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1, ten behoeve van het uitoefenen van ondergeschikte nevenactiviteiten in de bestaande bijgebouwen, naast de agrarische bedrijfsfunctie waarbij de functies zijn toegestaan als genoemd in de navolgende tabel.

1   loonbedrijf;  
2   foeragehandel;  
3   sierviskwekerij;  
4   dierenartsenpraktijk;  
5   recreatief nachtverblijf (recreatieappartementen of bed & breakfast) buiten het hoofdverblijf, in een ander gebouw binnen het agrarisch bedrijfscentra;  
6   kampeerboerderij;  
7   overige dagrecreatie, zoals bezoektuinen tentoonstellingsruimte, museum en sauna;  
8   extensieve poldersport en boerengolf op omliggende weilanden mits niet begrensd als natuurgebied;  
9   educatie en voorlichting;  
10   zorgboerderij met dagverblijf;  
11   (para)medische dienstverlening, zoals een privékliniek, een kuuroord of een groepspraktijk;  
12   commerciële dienstverlening, zoals een computerservicebedrijf, een geluidsstudio of verhuur vergader- of workshopruimte;  
13   overige ambachtelijke bedrijven, voor zover deze werkzaamheden vallen onder de milieucategorieën 1 en 2 en verkeerscategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;  
14   kinderopvang;  
15   detailhandel in zelfgemaakte, bewerkte, gekweekte of geteelde producten en detailhandel in agrarische streekproducten zoals bij een landwinkel, alsmede detailhandel in antiek en curiosa;  
16   gebruiksgerichte paardenhouderij;  
17   kleinschalige camping met een standplaats voor ten hoogste 25 kampeermiddelen met de daarbij behorende voorzieningen;  
18   andere niet agrarische activiteiten die naar aard en omvang gelijk te schakelen zijn aan de activiteiten genoemd onder 1 tot en met 17 en beperkt worden tot de categorieën 1 en 2 van verkeerscategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten of categorie 3 indien de activiteit qua aard en schaal gelijk is te stellen aan categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;  

Met dien verstande dat:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van het gebruik voor de nevenactiviteiten onder 1 tot en met 11 niet meer mag bedragen dan 500 m2 per bouwvlak;
  • b. de gezamenlijk oppervlakte van het gebruik voor de nevenactiviteiten onder 12 tot en met 16, niet meer mag bedragen dan 100 m2 per bouwvlak;
  • c. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bouwvlak behorende gronden en bebouwing niet mag worden belemmerd;
  • d. in vergelijking met het agrarische gebruik geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden mag plaatsvinden;
  • e. het parkeren behorende bij het andere gebruik binnen het bouwvlak op eigen terrein plaatsvindt;
  • f. geen opslag van goederen, behorende bij het andere gebruik, in de openlucht plaatsvindt;
  • g. het andere gebruik qua aard en schaal past bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten;
  • h. detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of –geteelde producten is toegestaan;
  • i. voor een kleinschalige camping, zoals bedoeld onder 17, geldt dat:
    • 1. de standplaats uitsluitend binnen het bouwvlak mag worden gesitueerd;
    • 2. bouwen van sanitaire ruimten uitsluitend in bestaande bebouwing binnen het bouwvlak is toegestaan;

daarbij geldt dat de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing niet mag worden vergroot en mits:

  • 1. de openheid en het karakteristieke verkavelingspatroon niet onevenredig wordt aangetast;
  • 2. er uitsluitend sprake is van recreatief nachtverblijf;
  • 3. de kampeermiddelen uitsluitend in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober aanwezig zijn;
  • 4. gevoelige functies niet binnen een risico-afstand van een propaantank dan wel een transportleiding zijn gelegen.
4.5.2

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1, ten behoeve van een mest- of waterbassin buiten het bouwvlak, onder de voorwaarde dat:

  • a. plaatsing binnen het bouwvlak niet mogelijk is;
  • b. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • c. de mest- en voeropslagvoorzieningen direct aan het bouwvlak grenst en achter de voorgevelrooilijn is gelegen;
  • d. de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • e. de inhoud niet meer bedraagt dan 3.000 m3;
  • f. de landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de bedrijfsvoering van omliggende agrarische bedrijven niet wordt beperkt;
  • h. aangetoond wordt het bassin voldoende aan het zicht onttrokken wordt.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de navolgende werken en/of werkzaamheden buiten het bouwvlak uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen van waterbassins en mestbassins;
  • c. de aanleg van wandel- en fietspaden;
  • d. het verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
  • e. het aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen, met uitzondering van het aanleggen van dammen en bruggen;
  • f. werken en werkzaamheden, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten, die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben;
  • g. het scheuren van grasland;
  • h. het benutten van gronden ten behoeve van de teelt van ruwvoedergewassen anders dan gras;
  • i. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen;
  • j. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben;
  • k. het omzetten van grasland naar bouwland.
4.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.6.1 van dit artikel vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  • c. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten, waaronder agrarische kavelverbindingspaden;
  • d. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, voor zover daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet;
  • e. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 4.6.1 onder j., voor zover de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Hardinxveld-Giessendam daarop van toepassing is;
  • f. het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen.
4.6.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 4.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in dit artikel bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen:

    • 1. niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
    • 2. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
4.6.4 Advies

Met betrekking tot de beoordeling van de toelaatbaarheid van werkzaamheden als bedoeld in lid 4.6.3 van dit artikel kunnen burgemeester en wethouders advies inwinnen bij een landschapsdeskundige.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  • a. het wijzigen van de situering van de bouwgrens dan wel het uitbreiden van de oppervlakte van een bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 2,0 ha, indien zulks voor een doelmatige bedrijfsuitoefening noodzakelijk is;
  • b. het toevoegen van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijf" aan een bestaand bouwvlak, indien geen sprake meer is van een reëel agrarisch bedrijf;

Met betrekking tot de uitbreiding van agrarische bedrijfscentra als bedoeld onder a., wordt uitsluitend medewerking verleend, indien:

  • 1. is aangetoond, dat de continuïteit van de bedrijfsvoering de uitbreiding noodzakelijk maakt;
  • 2. de uitbreiding qua oppervlakte van het bouwvlak wordt afgestemd op de gewenste/noodzakelijke bedrijfsomvang;
  • 3. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van in de nabijheid gelegen bestaande agrarische bedrijven, onder meer door het aanhouden van, mede uit een oogpunt van milieuhygiëne, voldoende afstand tussen bouwvlakken van twee afzonderlijke bedrijven.
  • 4. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het gebied waarbinnen het bouwvlak wordt gesitueerd. In dit kader kunnen zo nodig nadere voorwaarden worden gesteld aan onder meer de situering van bebouwing;
  • 5. voldaan wordt aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen:
    • a. luchtkwaliteit;
    • b. bodemkwaliteit;
    • c. watertoets (indien er sprake is van een toename van de hoeveelheid verharding, dient deze middels het realiseren van voldoende waterbergingscapaciteit te worden gecompenseerd);
    • d. archeologie;
    • e. externe veiligheid;
    • f. ecologie, toetsing Flora- en faunawet;
    • g. Natuurbeschermingswet 1998;
    • h. bedrijven en milieuzonering;
    • i. geurhinder.

Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling winnen burgemeester en wethouders met betrekking tot de noodzaak/doelmatigheid schriftelijk advies in bij een agrarisch deskundige.

4.7.2 Bedrijfsbeëindiging van agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij algehele bedrijfsbeëindiging van agrarische bedrijven de bestemming van de gronden gelegen binnen het bouwvlak te wijzigen, waarbij het daadwerkelijk als bedrijfsperceel in gebruik zijnde deel van de bestemming mag worden gewijzigd conform onderstaande tabel waarbij de oppervlakte van het bouwvlak wordt afgestemd op de gewenste/noodzakelijke bedrijfsomvang.

1   foeragehandel;  
2   sierviskwekerij;  
3   dierenartspraktijk;  
4   kampeerboerderij;  
5   overige dagrecreatie, zoals bezoektuinen, bezoekerscentrum, tentoonstellingsruimte, museum en sauna;  
6   educatie en voorlichting;  
7   zorgboerderij met nachtverblijf;  
8   (para)medische dienstverlening, zoals een privékliniek, een kuuroord of een groepspraktijk;  
9   commerciële dienstverlening, zoals een computerservicebedrijf, een geluidsstudio of verhuur vergader- of workshopruimte;  
10   overige ambachtelijke bedrijven, voor zover deze werkzaamheden vallen onder de milieucategorieën 1 en 2 en verkeerscategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;  
11   kinderopvang;  
12   gebruiksgerichte paardenhouderij;  
13   veehandelsbedrijf;  
14   recreatief nachtverblijf buiten het hoofdverblijf in een ander gebouw binnen het agrarisch bouwvlak;  
15   extensieve agrarische dagrecreatie, zoals boerengolf, agrarische kinderfeestjes, kinderboerderij en excursies;  
16   paarden-, kano-, roeiboot-, fluisterboot- of fietsenverhuur;  
17   bewerking en opslag van agrarische producten;  
18   hoefsmederij;  
19   kleinschalige ambachtelijke landbouwproductverwerkende bedrijven, zoals slachterij, vlees-, zuivel- en plantaardige productverwerking, imkerij, palingrokerij, wijnmakerij, bierbrouwerij en rieten vlechtwerk, voor zover deze werkzaamheden vallen onder de milieucategorieën 1 en 2 en verkeerscategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;  
20   opslag en stalling van niet-milieugevaarlijke, niet agrarische goederen die geen risico's voor de omgeving opleveren, alsmede opslag voor internetverkoop;  
21   theeschenkerij;  
22   andere niet agrarische activiteiten die naar aard en omvang gelijk te schakelen zijn aan de activiteiten genoemd onder 1 tot en met 21 en beperkt worden tot de categorieën 1 en 2 van verkeerscategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten of categorie 3 indien de activiteit qua aard en schaal gelijk is te stellen aan categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
 
  • a. Met dien verstande dat voor de wijziging in geval van bedrijfsbeëindiging en functiewijziging, geldt dat:
    • 1. voor volwaardige bedrijven wordt aangetoond dat de agrarische functie ter plaatse niet kan worden vervuld, hetgeen mede moet blijken uit een daaromtrent uit te brengen advies door een onafhankelijke agrarische deskundige;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de vrijkomende agrarische bebouwing niet mag worden vergroot;
    • 3. de omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering mogen worden belemmerd;
    • 4. de hoeveelheid extra verkeer moet passen bij de wegenstructuur;
    • 5. het parkeren behorende bij het ander gebruik dient binnen het bouwvlak op eigen terrein plaats te vinden;
    • 6. er geen opslag van goederen in de open lucht plaatsvindt;
    • 7. het gebruik qua aard en schaal past bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties;
    • 8. detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of –geteelde producten is toegestaan;
    • 9. per bouwvlak maximaal drie bedrijven zijn toegestaan;
    • 10. gevoelige functies niet binnen een risico-afstand van een propaantank dan wel een transportleiding zijn gelegen.
  • b. Met dien verstande dat bij een paardenhouderij een paardenbak is toegestaan, mits:
    • 1. de paardenbak als volgt wordt gesitueerd:
      • achter hoofdgebouwen;
      • tenminste 20 m uit de rand van de weg;
      • tenminste 1,5 m uit de slootranden;
      • maximaal 50 m achter de bestaande, legale bebouwing binnen het bouwvlak;
      • minimaal 25 m van woningen van derden;
    • 2. de omvang van de paardenbak niet meer bedraagt dan 20 m bij 40 m;
    • 3. de hoogte van een hek rondom een paardenbak niet meer bedraagt dan 2 m;
    • 4. indien de paardenbak vanaf de weg zichtbaar is, afschermende beplanting wordt aangebracht, mits hierdoor geen doorbreking plaatsvindt van bestaande zichtlijnen op het open weidegebied;
    • 5. de paardenbak wordt voorzien van waterdoorlatend bodemmateriaal;
    • 6. verlichting bij een paardenbak (of stapmolen) uitsluitend is toegestaan indien deze niet onevenredig storend is voor/in de omgeving en geen onevenredige hinder voor omwonenden veroorzaakt. Ten behoeve hiervan kunnen burgemeester en wethouders voorwaarden verbinden aan de verlichting;
    • 7. er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende en overige nabij gelegen gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvindt.
4.7.3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ter plaatse van een agrarisch bedrijf te wijzigen in de bestemming Wonen, onder de voorwaarde dat:

  • a. de bedrijfsactiviteiten van het betreffende agrarisch bedrijf zijn beëindigd;
  • b. voor volwaardige bedrijven wordt aangetoond dat de agrarische functie ter plaatse niet kan worden vervuld, hetgeen mede moet blijken uit een daaromtrent uit te brengen advies door een onafhankelijke agrarisch deskundige;
  • c. het aantal woningen binnen het bouwvlak niet mag worden vergroot;
  • d. de woning(en) voldoen aan het bepaalde in de bestemming 'Wonen', zoals opgenomen in artikel 34 van deze regels;
  • e. de woningen uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich mee brengen voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven;
  • f. ingeval van vervangende nieuwbouw de verschijningsvorm van de nieuw te bouwen woning past binnen, dan wel geen onevenredige afbreuk doet aan de karakteristiek van het buitengebied;
  • g. voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  • h. in het wijzigingsplan een verantwoording is opgenomen ten aanzien van beleid en wetgeving rond externe veiligheid, geurhinder en hoogspanningsverbindingen.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor “Bedrijf” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven tot en met categorie 2 van de bij deze regels als bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven die niet genoemd zijn tot en met categorie 2, doch welke naar aard en omvang daaraan gelijk te stellen zijn;
  • b. bedrijfsgebonden kantoren;
  • c. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. tuinen, erven;
  • f. watergangen, waterpartijen en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • g. bij een en ander behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

bedrijfswoning   zijn de gronden tevens bestemd voor een bedrijfswoning, met dien verstande dat per bedrijf ten hoogste één bedrijfswoning is toegestaan  
bedrijf tot en met categorie 3.2   zijn de gronden uitsluitend bestemd voor bedrijven tot en met categorie 3.2 van de bij deze regels als bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven die niet genoemd zijn tot en met categorie 3.2, doch welke naar aard en omvang daaraan gelijk te stellen zijn  
constructiewerkplaats   zijn de gronden tevens bestemd voor een constructiewerkplaats  
gemaal   zijn de gronden tevens bestemd voor een gemaal  
hoveniersbedrijf   zijn de gronden tevens bestemd voor een hoveniersbedrijf  
kantoren   zijn de gronden tevens bestemd voor kantoren op de verdieping  
nutsvoorzieningen   zijn de gronden tevens bestemd voor nutsvoorzieningen  
parkeerterrein   zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een parkeerterrein  
specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument   zijn de gronden bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van een gemeentelijk monument  
specifieke vorm van bedrijf - 1   zijn de gronden tevens bestemd voor een bedrijfsactiviteit met de SBI-code 41, 42 en 43 uit ten hoogste milieucategorie 3.2 van de bij deze regels als bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten  
specifieke vorm van bedrijf - 2   zijn de gronden tevens bestemd voor een bedrijfsactiviteit met de SBI-code 162 uit ten hoogste milieucategorie 3.2 van de bij deze regels als bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten  
specifieke vorm van bedrijf - 3   zijn de gronden tevens bestemd voor een bedrijfsactiviteit met de SBI-code 2561 en 3311.5 uit ten hoogste milieucategorie 3.2 van de bij deze regels als bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten  
specifieke vorm van bedrijf - 4   zijn de gronden tevens bestemd voor een bedrijfsactiviteit met de SBI-code 151 en 331.1 uit ten hoogste milieucategorie 3.2 van de bij deze regels als bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten  
specifieke vorm van bedrijf - 5   zijn de gronden tevens bestemd voor een bedrijfsactiviteit met de SBI-code 27, 28 en 33 uit ten hoogste milieucategorie 3.2 van de bij deze regels als bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten  
specifieke vorm van bedrijf - 6   zijn de gronden tevens bestemd voor een bedrijfsactiviteit met de SBI-code 162.1 uit ten hoogste milieucategorie 3.1 van de bij deze regels als bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten  
specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf   zijn de gronden tevens bestemd voor een aannemersbedrijf  
specifieke vorm van bedrijf - autoreparatiebedrijf   zijn de gronden tevens bestemd voor een autoreparatiebedrijf  
specifieke vorm van bedrijf - gasdrukmeet- en regelstation   zijn de gronden tevens bestemd voor een gasdrukmeet- en regelstation  
specifieke vorm van bedrijf - groothandel in ijzer- en staalschroot   zijn de gronden tevens bestemd voor een groothandel in ijzer- en staalschroot  
specifieke vorm van bedrijf - smederij   zijn de gronden tevens bestemd voor een smederij  
specifieke vorm van bedrijf - telecommunicatie   zijn de gronden tevens bestemd voor telecommunicatievoorzieningen  
specifieke vorm van bedrijf - timmerbedrijf   zijn de gronden tevens bestemd voor een timmerbedrijf uit ten hoogste milieucategorie 3.1  
specifieke vorm van water - trailerhelling   zijn de gronden tevens bestemd voor een trailerhelling  
waterzuiveringsinstallatie   zijn de gronden tevens bestemd voor een waterzuiveringsinstallatie  
wonen   zijn de gronden tevens bestemd voor wonen, waaronder mede wordt verstaan de uitoefening van een aan huis verbonden beroep  
zend-/ontvangstinstallatie   zijn de gronden tevens bestemd voor een zend-/ontvangstinstallatie  
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 5.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen als ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven, indien geen percentage is aangegeven mag het bouwvlak voor 100% bebouwd worden;
  • c. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c. en d. mag de bouwhoogte van hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en/of 'maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de waarde die in de aanduiding is opgenomen;
  • f. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bij bedrijfsgebouwen dient ten minste 3 m te bedragen, dan wel de afstand van het bestaande hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens indien deze minder is dan 3 m.
  • g. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m, tenzij de onderlinge afstand in de bestaande situatie minder bedraagt;
  • h. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 800 m3.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken (bedrijfswoningen)

Ten aanzien van de in lid 5.1 bedoelde gronden gelden voor bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen de volgende bouwregels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht op het achtererfgebied, met dien verstande dat uitbouwen in de vorm van erkers en tochtportalen op het voorerfgebied mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt;
    • 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m bedraagt;
    • 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag ten hoogste 80 m2 bedragen voor de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en 30 m2 voor de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag ten hoogste 6 m bedragen.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen voor:

  • a. zend-/ontvangstinstallatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvanginstallatie': 60 m;
  • b. kranen: 20 m;
  • c. silo's: 12 m;
  • d. bedrijfsinstallaties, lichtmasten en vlaggenmasten: 6 m;
  • e. speelvoorzieningen: 5 m;
  • f. erfafscheidingen: 2 m;
  • g. erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van een gasdrukmeet- en regelstation: 3,5 m
  • h. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m;
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde; die hetzij in de zijdelingse perceelsgrens, hetzij binnen een afstand van 3 m daarvan worden gebouwd, teneinde te voorkomen dat die gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, onevenredige beschaduwing teweeg brengen naar aangrenzende gronden, of het doorzicht naar het gebied "De Blauwe Zoom" belemmeren.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen voor de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 1' met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 5.2.1 onder d., voor het bouwen van gebouwen tot een bouwhoogte van 15 m;
  • b. 5.2.3 onder d., voor het bouwen van bedrijfsinstallaties, lichtmasten en vlaggenmasten tot een bouwhoogte van 12 m;
  • c. 5.2.3 onder g., voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van 20 m;

mits:

  • 1. de belangen van eigenaren en gebruikers van betrokken en nabij gelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
  • 3. op eigen terrein van het betreffende bedrijf wordt voorzien in de eventueel met de afwijking samenhangende grotere behoefte aan parkeerplaatsen.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
5.5.1 Algemeen

Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 5.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders:

  • a. het dempen en vergraven van watergangen en waterpartijen.
5.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 5.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die behoren tot het reguliere onderhoud.

5.5.3 Voorwaarde

Een vergunning als bedoeld in lid 5.5.1 wordt uitsluitend verleend indien de waterhuishouding niet negatief wordt beïnvloed.

5.5.4 Beoordeling aanvraag

Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 5.5.1 advies in bij Waterschap Rivierenland.

5.6 Specifieke gebruiksregels
5.6.1 Toegestaan gebruik:
  • a. parkeren, bevoorrading en (buiten)opslag ten behoeve van een bedrijf zijn uitsluitend toegestaan op het eigen terrein van het betreffende bedrijf;
  • b. voor buitenopslag als genoemd onder a. gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de activiteiten passen binnen de verleende milieuvergunning, de geaccepteerde milieumelding in het kader van het activiteitenbesluit en/of maatwerkvoorschriften;
    • 2. dit geen onevenredige milieuhinder naar het omliggende (woon)gebied veroorzaakt;
    • 3. opslag dient plaats te vinden achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw;
    • 4. de afstand van opslag tot buiten het eigen terrein gelegen wegen met bijbehorende paden en bermen mag niet minder dan 3 m bedragen;
    • 5. de hoogte van opslag mag ten hoogste zoveel bedragen als de ter plaatse toegestane maximale goothoogte van gebouwen;
    • 6. in afwijking van het bepaalde onder 5.6.1 onder b. punt 5. mag de hoogte van opslag binnen een afstand van 2 m van de bestemming 'Wonen' ten hoogste 50% bedragen van de toegestane maximale goothoogte van gebouwen;
    • 7. als gevolg van de buitenopslag voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein beschikbaar blijft;
  • c. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit is toegestaan, met dien verstande dat het winkelvloeroppervlak per vestiging niet meer bedraagt dan 15 m2.
  • d. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep binnen een woning bedraagt, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf als bedoeld in artikel 1.7 ten hoogste 30% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, in ieder geval niet meer dan 50 m²;
  • e. bedrijfsgebonden kantoren zijn toegestaan met een bedrijfsvloeroppervlakte die minder bedraagt dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlakte en minder is dan 3.000 m².
5.6.2 Niet toegestaan gebruik
  • a. horeca is niet toegestaan;
  • b. detailhandel, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van het ter plaatse uitgeoefende aan-huis-verbonden beroep, is niet toegestaan;
  • c. bedrijven die krachtens artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;
  • d. inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn niet toegestaan;
  • e. vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;
  • f. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieu- effectrapportage zijn niet toegestaan.
5.7 Afwijken van de gebruiksregels
5.7.1 Afwijking ander bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 onder a. voor het vestigen van een bedrijf van één categorie hoger dan ter plaatse als recht is toegestaan, mits:

  • a. het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de als recht toegestane categorie;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
5.7.2 Afwijken buitenopslag

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.6.1 onder b., mits:

  • a. de afwijking noodzakelijk is voor een doelmatig gebruik van het bedrijfsperceel;
  • b. de activiteiten passen binnen de verleende milieuvergunning, de geaccepteerde milieumelding in het kader van het activiteitenbesluit en/of maatwerkvoorschriften;
  • c. geen onevenredige milieuhinder naar het omliggende (woon)gebied wordt veroorzaakt;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan verkeersbelangen;
  • e. geen afbreuk wordt gedaan aan de brandveiligheid;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • g. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt geschaad.
5.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat: de bestemming "Bedrijf" en wordt gewijzigd in de bestemming "Wonen" met een bouwvlak in combinatie met de bestemming “Tuin” en/of “Verkeer - Verblijf”, mits:

  • a. de woonfunctie geen onevenredige afbreuk doet aan de ontwikkelingsmogelijkheden van functies in de omgeving;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de verkeersveiligheid;
  • c. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • d. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van artikel 34, respectievelijk artikel 27 en artikel 31 van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 6 Bedrijf - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor Bedrijf - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven tot en met categorie 2 van de bij deze regels als bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven die niet genoemd zijn tot en met categorie 2, doch welke naar aard en omvang daaraan gelijk te stellen zijn;
  • b. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. tuinen, erven;
  • e. watergangen, waterpartijen en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • f. bij een en ander behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

bedrijfswoning   zijn de gronden tevens bestemd voor een bedrijfswoning, met dien verstande dat per bedrijf ten hoogste één bedrijfswoning is toegestaan  
specifieke vorm van bedrijf - drinkwatersuppletiestation   zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een drinkwatersuppletiestation uit ten hoogste milieucategorie 2  
specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf   zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een garagebedrijf uit ten hoogste milieucategorie 3.1, waarbij tevens ondergeschikte detailhandel ten dienste van de bestemming is toegestaan  
specifieke vorm van bedrijf - timmerbedrijf   zijn de gronden tevens bestemd voor een timmerbedrijf uit ten hoogste milieucategorie 3.1  
specifieke vorm van detailhandel - rijwielen   zijn de gronden tevens bestemd voor detailhandel in rijwielen  
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Ten aanzien van de in lid 6.1 bedoelde gronden gelden voor hoofdgebouwen de volgende bouwregels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak; behalve ter plaatse van de bestemmingsvlakken waar de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is opgenomen; waar hoofdgebouwen ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd waarbij het bebouwingspercentage (ten opzichte van het bestemmingsvlak) geldt zoals is aangeduid;
  • b. de bouwhoogte mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de waarde die in de aanduiding is opgenomen;
  • c. de goot- en bouwhoogte mogen ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de waarden die in de aanduiding zijn opgenomen;
  • d. indien geen aanduiding als bedoeld onder c. is opgenomen, geldt dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande goothoogte; indien sprake is van een bestemmingsvlak waarop geen bouwvlak is aangegeven maar de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)', geldt dat de goothoogte van hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan de (hoogste) bestaande goothoogte binnen dat bestemmingsvlak;
  • e. indien geen aanduiding als bedoeld onder b. of c. is opgenomen, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande bouwhoogte; indien sprake is van een bestemmingsvlak waarop geen bouwvlak is aangegeven maar de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)', geldt dat de bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan de (hoogste) bestaande bouwhoogte binnen dat bestemmingsvlak;
  • f. indien geen aanduiding als bedoeld onder b. of c. is opgenomen en indien ten tijde van het in ontwerp ter inzage gaan van het plan geen hoofdgebouw aanwezig is, geldt dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan 6 m en de bouwhoogte niet meer dan 11 m;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan met een inhoud van maximaal 800 m3.
6.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning mag ten hoogste 80 m2 bedragen voor de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en 30 m2 voor de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen;
  • c. de goothoogte mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag ten hoogste 6 m bedragen.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de in lid 6.1 bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen voor:
    • 1. bedrijfsinstallaties, lichtmasten en vlaggenmasten: 6 m;
    • 2. speelvoorzieningen: 5 m;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde; die hetzij in de zijdelingse perceelsgrens, hetzij binnen een afstand van 3 m daarvan worden gebouwd, teneinde te voorkomen dat die gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, onevenredige beschaduwing teweeg brengen naar aangrenzende gronden, of het doorzicht naar het gebied "De Blauwe Zoom" of de Giessen belemmeren.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 indien een hogere hoogte nodig is voor een goede uitoefening van de bedrijfsactiviteiten, en een bouwhoogte van maximaal 18 meter toestaan, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
6.5.1 Algemeen

Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 6.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders:

  • a. het dempen en vergraven van watergangen en waterpartijen.
6.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 6.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die behoren tot het reguliere onderhoud.

6.5.3 Voorwaarde

Een vergunning als bedoeld in lid 6.5.1 wordt uitsluitend verleend indien de waterhuishouding niet negatief wordt beïnvloed.

6.5.4 Beoordeling aanvraag

Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 6.5.1 advies in bij Waterschap Rivierenland.

6.6 Specifieke gebruiksregels
6.6.1 Toegestaan gebruik
  • a. parkeren, bevoorrading en (buiten)opslag ten behoeve van een bedrijf zijn uitsluitend toegestaan op het eigen terrein van het betreffende bedrijf;
  • b. voor buitenopslag als genoemd onder a. gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de activiteiten passen binnen de verleende milieuvergunning, de geaccepteerde milieumelding in het kader van het activiteitenbesluit en/of maatwerkvoorschriften;
    • 2. dit geen onevenredige milieuhinder naar het omliggende (woon)gebied veroorzaakt;
    • 3. opslag dient plaats te vinden achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw;
    • 4. de afstand van opslag tot buiten het eigen terrein gelegen wegen met bijbehorende paden en bermen mag niet minder dan 3 m bedragen;
    • 5. de hoogte van opslag mag ten hoogste zoveel bedragen als de ter plaatse toegestane maximale goothoogte van gebouwen;
    • 6. in afwijking van het bepaalde onder 6.6.1 onder b. punt 5. mag de hoogte van opslag binnen een afstand van 2 m van de bestemming “Wonen” en de bestemming 'Woongebied' zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Blauwe Zoom - Woongebied' ten hoogste 50% bedragen van de toegestane maximale goothoogte van gebouwen;
    • 7. als gevolg van de buitenopslag voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein beschikbaar blijft;
  • c. bedrijfsgebonden kantoren zijn toegestaan met een bedrijfsvloeroppervlakte die minder bedraagt dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlakte en minder is dan 3.000 m².
6.6.2 Niet toegestaan gebruik
  • a. het is niet toegestaan de gronden te gebruiken voor:
    • 1. inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
    • 2. vuurwerkbedrijven;
    • 3. inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn niet toegestaan;
    • 4. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieu- effectrapportage ;
    • 5. het wonen, behalve ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
    • 6. detailhandel, behalve ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf' en/of 'specifieke vorm van detailhandel - rijwielen';
    • 7. horecabedrijven.
6.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen:

  • a. door één of meerdere van de volgende aanduidingen te schrappen, indien daartoe aanleiding is (bijvoorbeeld na de bedrijfsbeëindiging van de respectievelijke bedrijven of indien er onevenredige milieuhinder vanuit deze bedrijven optreedt):
      • 'specifieke vorm van bedrijf - drinkwatersuppletiestation';
      • 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf';
      • 'specifieke vorm van bedrijf - timmerbedrijf';
      • 'bedrijfswoning';
      • 'specifieke vorm van detailhandel - rijwielen';
  • b. door de bestemming “Bedrijf - 1” te wijzigen in de bestemmingen "Wonen" in combinatie met de bestemming “Tuin” en/of “Verkeer - Verblijf”, mits:
    • 1. de woonfunctie geen onevenredige afbreuk doet aan de ontwikkelingsmogelijkheden van functies in de omgeving;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de verkeersveiligheid;
    • 3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde;

Na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden zijn de regels van artikel 34 "Wonen", artikel 27 "Tuin" respectievelijk artikel 31 "Verkeer - Verblijf" van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7 Bedrijf - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor “Bedrijf - 2” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven tot en met categorie 2 van de bij deze regels als bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven die niet genoemd zijn tot en met categorie 2, doch welke naar aard en omvang daaraan gelijk te stellen zijn;
  • b. bedrijfswoningen;
  • c. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. tuinen, erven;
  • f. watergangen, waterpartijen en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • g. bij een en ander behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

bedrijf tot en met categorie 3.2   zijn de gronden uitsluitend bestemd voor bedrijven tot en met categorie 3.2 van de bij deze regels als bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven die niet genoemd zijn tot en met categorie 3.2, of welke naar aard en omvang daaraan gelijk te stellen zijn  
specifieke vorm van bedrijf - ijzergieterij   zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een ijzergieterij in milieucategorie 5.1  
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 7.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. het bebouwingspercentage mag ten hoogste zoveel bedragen als ter plaatse van de aanduiding maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • b. de goothoogte mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' niet meer bedragen dan de waarde die in de aanduiding is opgenomen.
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag ten hoogste 800 m3 bedragen;
  • d. de afstand tussen (het gedeelte van) een hoofdgebouw met een goothoogte van ten minste 3 m en de zijdelingse perceelsgrens moet ten minste 3 m bedragen, een en ander met dien verstande dat ter plaatse waar de afstand op het vaststellen van het bestemmingsplan minder bedraagt, de bestaande maat als minimaal toelaatbaar mag worden aangehouden;
  • e. de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen.
7.2.2 Bijbehorende bouwwerken (bedrijfswoningen)

Ten aanzien van de in lid 7.1 bedoelde gronden gelden voor bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen de volgende bouwregels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht op het achtererfgebied, met dien verstande dat uitbouwen in de vorm van erkers en tochtportalen op het voorerfgebied mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt;
    • 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m bedraagt;
    • 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag ten hoogste 80 m2 bedragen voor de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en 30 m2 voor de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag ten hoogste 6 m bedragen.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de in lid 7.1 bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende bouwregels:

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal voor:

  • a. bedrijfsinstallaties, lichtmasten en vlaggenmasten: 6 m;
  • b. kranen: 20 m;
  • c. windturbines: 15 m;
  • d. silo's: 12 m;
  • e. speelvoorzieningen: 5 m;
  • f. erfafscheidingen: 2 m;
  • g. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering van gebouwen mede in verband met de inrichting van de onbebouwde terreinen voor wat betreft de aan- en afvoerroutes van goederen en de parkeerruimte voor (vracht)verkeer, met dien verstande:

  • a. daardoor de gebruikswaarde van het bedrijventerrein niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. geen inbreuk wordt gemaakt op het maximaal te bebouwen oppervlak zoals aangegeven op de verbeelding.
7.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.3 d. voor het overschrijden van de toegestane bouwhoogte van silo's tot een bouwhoogte van 20 m.

7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Toegestaan gebruik
  • a. per bedrijf is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. parkeren, bevoorrading en (buiten)opslag ten behoeve van een bedrijf zijn uitsluitend toegestaan op het eigen terrein van het betreffende bedrijf;
  • c. voor buitenopslag als genoemd onder b. gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de activiteiten passen binnen de verleende milieuvergunning, de geaccepteerde milieumelding in het kader van het activiteitenbesluit en/of maatwerkvoorschriften;
    • 2. dit geen onevenredige milieuhinder naar het omliggende (woon)gebied veroorzaakt;
    • 3. opslag dient plaats te vinden achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw;
    • 4. de afstand van opslag tot buiten het eigen terrein gelegen wegen met bijbehorende paden en bermen mag niet minder dan 3 m bedragen;
    • 5. de hoogte van opslag mag ten hoogste zoveel bedragen als de ter plaatse toegestane maximale goothoogte van gebouwen;
    • 6. in afwijking van het bepaalde onder 7.5.1 onder c. punt 5. mag de hoogte van opslag binnen een afstand van 2 m van de bestemming 'Wonen' ten hoogste 50% bedragen van de toegestane maximale goothoogte van gebouwen;
    • 7. als gevolg van de buitenopslag voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein beschikbaar blijft.
7.5.2 Niet toegestaan gebruik

Niet toegestaan zijn:

  • a. een horecabedrijf;
  • b. detailhandel, behoudens productiegebonden detailhandel met uitzondering van productiegebonden detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • c. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • d. vuurwerkbedrijven.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.6.1 Afwijken ander bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.1 onder a.:

  • a. voor bedrijfsactiviteiten die voorkomen in categorie 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1 en 5.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, die als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd, indien en voorzover de betrokken bedrijfsactiviteiten naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de ingevolge lid 7.1 onder a. toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, die als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd;
  • b. voor bedrijfsactiviteiten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, die als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd, zijn genoemd, indien en voor zover de betrokken bedrijfsactiviteiten naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de ingevolge lid 7.1 onder a. toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, die als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd.
7.6.2 Detailhandel

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 en in sublid 7.5.2 onder b., ten behoeve van de nieuwvestiging of verplaatsing van een elders in de gemeente gevestigd, grootschalig detailhandelsbedrijf in brand- en explosiegevaarlijke goederen en volumineuze goederen, met uitzondering van tuincentra, bouwmarkten en meubelbedrijven. Onder grootschalig wordt in dit lid verstaan een brutovloeroppervlakte van minimaal 1.000 m2 bruto vloeroppervlakte.

Bij de toepassing van deze afwijkingsmogelijkheid gelden de volgende randvoorwaarden:

  • a. er mag op het bedrijventerrein geen detailhandelsconcentratie ontstaan;
  • b. het aandeel van de toegestane detailhandelsbedrijven niet meer bedraagt dan 10% van het totale vloeroppervlak van het bedrijventerrein;
  • c. de oppervlakte van de detailhandelsvestiging voor een deel voor de verkoop van nevenassortimenten mag worden gebruikt, mits:
    • 1. het nevenassortiment past bij het hoofdassortiment;
    • 2. het nevenassortimentsdeel niet meer dan 20% van het netto verkoopvloeroppervlak in beslag neemt;
    • 3. uit distributieplanologisch onderzoek blijkt dat er geen sprake is van ontwrichting van de detailhandelsstructuur; en
    • 4. advies is uitgebracht door het Regionaal Economisch Overleg (REO).
7.6.3 Afwijken buitenopslag

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.5.1 onder c., mits:

  • a. de afwijking noodzakelijk is voor een doelmatig gebruik van het bedrijfsperceel;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan verkeersbelangen;
  • c. geen afbreuk wordt gedaan aan de brandveiligheid;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 8 Bedrijventerrein

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen

De voor “Bedrijventerrein” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, met inachtname van het bepaalde in lid 8.1.2;
  • b. bedrijfsgebonden kantoren, met inachtname van het bepaalde van 8.4.4;
  • c. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. tuinen, erven;
  • g. watergangen, waterpartijen en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • h. het plaatsen en onderhouden van verkeersvoorzieningen voor de afwikkeling van het scheepvaartverkeer op de Beneden Merwede;
  • i. bij een en ander behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

bedrijf tot en met categorie 2   zijn de gronden uitsluitend bestemd voor bedrijven tot en met categorie 2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' of welke naar aard en omvang daaraan gelijk te stellen zijn;  
bedrijf tot en met categorie 3.1   zijn de gronden uitsluitend bestemd voor bedrijven tot en met categorie 3.1 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' of welke naar aard en omvang daaraan gelijk te stellen zijn;  
bedrijf tot en met categorie 3.2   zijn de gronden uitsluitend bestemd voor bedrijven tot en met categorie 3.2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' of welke naar aard en omvang daaraan gelijk te stellen zijn;  
bedrijf tot en met categorie 4.1   zijn de gronden uitsluitend bestemd voor bedrijven tot en met categorie 4.1 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' of welke naar aard en omvang daaraan gelijk te stellen zijn;  
bedrijf tot en met categorie 5.1   zijn de gronden uitsluitend bestemd voor bedrijven tot en met categorie 5.1 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' of welke naar aard en omvang daaraan gelijk te stellen zijn;  
bedrijfswoning   zijn de gronden tevens bestemd voor bedrijfswoningen, met dien verstande dat per bedrijf ten hoogste één bedrijfswoning is toegestaan  
detailhandel grootschalig   zijn de gronden tevens bestemd voor grootschalige detailhandel  
hovenier   zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een hovenier  
kantoor   zijn de gronden tevens bestemd voor zelfstandige kantoren, met inachtname van het bepaalde van 8.4.4  
nutsvoorziening   zijn de gronden tevens bestemd voor een nutsvoorziening  
specifieke vorm van bedrijf - constructiewerkplaats   zijn de gronden tevens bestemd voor een constructiewerkplaats  
specifieke vorm van bedrijf - hondentrimsalon   zijn de gronden tevens bestemd voor een hondentrimsalon  
specifieke vorm van bedrijf - kringloopwinkel   zijn de gronden tevens bestemd voor een kringloopwinkel  
specifieke vorm van bedrijf - oppervlakte bewerkingsbedrijf   zijn de gronden tevens bestemd voor een oppervlaktebewerkingsbedrijf  
specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument   zijn de gronden bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van een gemeentelijk monument  
specifieke bouwaanduiding - reclamemast   zijn de gronden tevens bestemd voor een reclamemast  
verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg   zijn de gronden tevens bestemd voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG  
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 8.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. voor zover gebouwen gelegen zijn aan de Schapedrift en/of Zwijnskade gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de afstand van gebouwen tot iedere perceelsgrens dient tenminste 5 meter te bedragen;
    • 2. omtrent de oriëntatie van de bebouwing geldt dat:
      • voor bouwpercelen die zijn gelegen aan de Schapedrift dient de voorgevel georiënteerd te worden richting de Schapedrift;
      • voor de bouwpercelen die niet zijn gelegen aan de Schapedrift dient de voorgevel georiënteerd te worden richting de Zwijnskade;
      • ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' dient het gebouw een driezijdige oriëntatie gericht op het openbaar gebied te hebben; 
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal kantoren' geldt dat maximaal drie gebouwen voor zelfstandige kantoren mogen worden opgericht;
  • d. de goot- en bouwhoogte mogen ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de waarden die in de aanduiding zijn opgenomen, voor zover geen aanduiding is opgenomen geldt de bestaande goot- en bouwhoogte als maximum;
  • e. de bouwhoogte mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' niet meer bedragen dan de waarde die in de aanduiding is opgenomen; voor zover geen aanduiding is opgenomen geldt de bestaande bouwhoogte als maximum;
  • f. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel ten hoogste zoveel bedragen als ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” is aangegeven; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bebouwingspercentage ten hoogste 90% bedragen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping 1' een overkapping mag worden gebouwd met een maximum hoogte van 5 m;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping 2' een overkapping mag worden gebouwd met een maximum hoogte van 31 m;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' is een overbouwing van de begane grondlaag in één bouwlaag toegestaan;
  • j. de inhoud van een bedrijfswoning mag ten hoogste 800 m3 bedragen;
8.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Ten aanzien van de in lid 8.1 gronden gelden voor bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen de volgende bouwregels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen worden uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht, met inachtname van het bepaalde onder 8.2.1 onder d. en met dien verstande dat uitbouwen in de vorm van erkers en tochtportalen aan de voorzijde van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt;
    • 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m bedraagt;
    • 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag ten hoogste 80 m2 bedragen voor de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en 30 m2 voor de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag ten hoogste 6 m bedragen.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal voor:

  • a. een loopbrug ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - loopbrug': 13 m;
  • b. een reclamemast ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - reclamemast: 30 m;
  • c. bedrijfsinstallaties, palen en masten: 15 m;
  • d. kranen, andere hijswerktuigen en lichtmasten:
    • 1. binnendijks: 20 m;
    • 2. buitendijks: 40 m;
  • e. silo's: 12 m;
  • f. scheepvaartverkeersvoorzieningen: 7m;
  • g. een luifel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - luifel': 6 m;
  • h. speelvoorzieningen: 5 m;
  • i. terreinafscheidingen: 2 m;
  • j. overige, andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m;

een en ander met in achtneming van het bepaalde in artikel 57.5.

8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Bouwhoogte gebouwen

Burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 8.2.1 onder b. sub 1 voor een kortere afstand van gebouwen tot iedere perceelgrens, met dien verstande dat deze tenminste 2,5 m dient te bedragen;
  • b. het bepaalde in lid 8.2.1 onder d. en e. voor het oprichten van bebouwing met een:
    • 1. bouwhoogte van 10 m waar bij recht een bouwhoogte van 7 of 8 m is toegestaan;
    • 2. bouwhoogte van 15 m waar bij recht een bouwhoogte van 12 m is toegestaan;
    • 3. bouwhoogte van 18 m waar bij recht een bouwhoogte van 15 m is toegestaan;
    • 4. bouwhoogte van 19 m waar bij recht een bouwhoogte van 14 m is toegestaan, met uitzondering van het bedrijventerrein De Peulen;
    • 5. goothoogte van 15 m waar bij recht een goothoogte van 10 of 11 m is toegestaan, met uitzondering van bedrijventerrein De Peulen;
    • 6. goot- en bouwhoogte die uitsluitend ter plaatse van bedrijventerrein De Peulen maximaal 50% hoger is dan de bij recht toegestane goot-en bouwhoogte,

mits:

    • 1. ten aanzien van lid 8.3.1, sub b.:
      • de belangen van omwonenden, in de zin van bezonning en privacy, en de belangen van omliggende bedrijven niet onevenredig worden aangetast, en
      • op het eigen terrein van het betreffende bedrijf wordt voorzien in de eventueel daarmee samenhangende, grotere behoefte aan parkeerplaatsen.
    • 2. ten aanzien van lid 8.3.1, sub b., onder punt 1, 2, 4 t/m 6:
      • de overschrijding van de bouwhoogte ten hoogste 25% van het bebouwde oppervlakte per bedrijf beslaat.
8.3.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.3, sub e voor het overschrijden van de toegestane bouwhoogte van silo's, tot een bouwhoogte van 20 m.

8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Toegestaan gebruik
  • a. Parkeren en bevoorrading ten behoeve van een bedrijf zijn uitsluitend toegestaan op het eigen terrein van het betreffende bedrijf.
  • b. (Buiten)opslag ten behoeve van een bedrijf is uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. opslag dient plaats te vinden binnen het bouwvlak;
    • 2. opslag dient plaats te vinden achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw;
    • 3. de activiteiten passen binnen de verleende milieuvergunning, de geaccepteerde milieumelding in het kader van het activiteitenbesluit en/of maatwerkvoorschriften;
    • 4. de afstand van opslag tot buiten het eigen terrein gelegen wegen met bijbehorende paden en bermen mag niet minder dan 3 m bedragen;
    • 5. de hoogte van opslag mag ten hoogste zoveel bedragen als de ter plaatse toegestane maximale goothoogte van gebouwen;
    • 6. in afwijking van het bepaalde onder 8.4.1 onder b. punt 5. mag de hoogte van opslag binnen een afstand van 2 m van een (bedrijfs)woning en hoogste 50% bedragen van de toegestane maximale goothoogte van gebouwen;
    • 7. als gevolg van de buitenopslag voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein beschikbaar blijft;
  • c. In afwijking van het bepaalde onder a. en b. is ter plaatse van de aanduiding 'opslag uitgesloten' buitenopslag niet toegestaan.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'relatie' is aangegeven dat de daardoor verbonden gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein, bij elkaar horen.
8.4.2 Inrichtingen genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieu-effectrapportage

Nieuwe inrichtingen of veranderingen aan bestaande inrichtingen waarop het bepaalde in bijlage C en D van het Besluit milieu-effectrapportage van toepassing is, zijn slechts toegestaan indien uit een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling of MER blijkt dat deze inrichtingen milieuhygiënisch inpasbaar zijn.

8.4.3 Niet toegestaan gebruik

Niet toegestaan zijn:

  • a. horecabedrijven;
  • b. detailhandel, behoudens grootschalige detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel grootschalig', een kringloopwinkel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - kringloopwinkel' en productiegebonden detailhandel met uitzondering van productiegebonden detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • c. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • d. bedrijven die krachtens artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, behoudens binnen bestemmingsvlakken met de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 5";
  • e. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
8.4.4 Kantoren
  • a. Het brutovloeroppervlakte van zelfstandige kantoren mag per kantoorgebouw niet meer dan 1.000 m2 bedragen;
  • b. het brutovloeroppervlakte van bedrijfsgebonden kantoren mag per bedrijf ten hoogste 50% van de brutovloeroppervlakte van het betreffende bedrijf bedragen, met een maximum van 3.000 m2.
8.4.5 Waterberging bedrijventerrein De Blauwe Zoom

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het in gebruik (laten) nemen van gronden en bouwwerken op bedrijventerrein De Blauwe Zoom (gelegen aan de Schapedrift en Zwijnskade) die – blijkens de aanvraag om de omgevingsvergunning - niet voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • 1. Bij het dempen van open water van te dempen watergangen dient het volledige gedempte oppervlak gecompenseerd te worden door de aanleg van open water;
    • 2. Bij een toename aan verharding dient 436m3 gecompenseerd te worden per hectare toename van verhard oppervlak wanneer wordt gecompenseerd in de vorm van open water;
    • 3. Bij een toename aan verharding dient 664m3 gecompenseerd te worden per hectare toename aan verhard oppervlak wanneer wordt gecompenseerd in de vorm van alternatieve bergingsmogelijkheden, waaronder waterdoorlatende verhardingen;
    • 4. Bij de ontwikkeling van een complex van bouwkavels (ontwikkelingsveld) mag tussen de kavels onderling, dan wel delen van het ontwikkelingsveld, onderlinge saldering plaatsvinden mits de waterbalans op 0 of hoger uitkomt.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Afwijken ander bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.1 onder a. en b. voor het vestigen van een bedrijf van één categorie hoger dan ter plaatse als recht is toegestaan, mits:

  • a. het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt op milieugevoelige objecten gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de als recht toegestane categorie;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. dit milieuhygiënisch inpasbaar is;

Deze afwijking geldt niet voor bedrijven die vallen onder categorie 5 van de bij deze regels als bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten.

8.5.2 Detailhandel

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1 en in sublid 8.4.3 onder b., ten behoeve van de nieuwvestiging of verplaatsing van een elders in de gemeente gevestigd, grootschalig detailhandelsbedrijf in brand- en explosiegevaarlijke goederen en volumineuze goederen, met uitzondering van tuincentra, bouwmarkten en meubelbedrijven. Onder grootschalig wordt in dit lid verstaan een brutovloeroppervlakte van minimaal 1.000 m2 bruto vloeroppervlakte.

Bij de toepassing van deze afwijkingsmogelijkheid gelden de volgende randvoorwaarden:

  • a. er mag op het bedrijventerrein geen detailhandelsconcentratie ontstaan;
  • b. het aandeel van de toegestane detailhandelsbedrijven bedraagt niet meer dan 10% van het totale vloeroppervlak van het bedrijventerrein;
  • c. de oppervlakte van de detailhandelsvestiging mag voor een deel voor de verkoop van nevenassortimenten worden gebruikt, mits:
    • 1. het nevenassortiment past bij het hoofdassortiment;
    • 2. het nevenassortimentsdeel niet meer dan 20% van het netto verkoopvloeroppervlak in beslag neemt;
    • 3. uit distributieplanologisch onderzoek blijkt dat er geen sprake is van ontwrichting van de detailhandelsstructuur; en
    • 4. advies is uitgebracht door het Regionaal Economisch Overleg (REO).
8.5.3 Afwijken buitenopslag

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.4.1 onder b., mits:

  • a. de afwijking noodzakelijk is voor een doelmatig gebruik van het bedrijfsperceel;
  • b. de activiteiten passen binnen de verleende milieuvergunning, de geaccepteerde milieumelding in het kader van het activiteitenbesluit en/of maatwerkvoorschriften;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan verkeersbelangen;
  • d. geen afbreuk wordt gedaan aan de brandveiligheid;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • f. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt geschaad;
  • g. als gevolg van de buitenopslag voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein beschikbaar blijft.

Artikel 9 Centrum - 1

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 algemeen

De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, waaronder mede wordt verstaan de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
  • b. detailhandel, dienstverlening, horeca in de vorm van een dagzaak en kantoor, alle uitsluitend op de begane grondlaag en de onder peil gelegen gebouwdelen;
  • c. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. tuinen, erven;
  • f. watergangen, waterpartijen en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • g. bij een en ander behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

horeca   zijn de gronden tevens bestemd voor horeca, met uitzondering van die in de vorm van een discotheek, uitsluitend op de begane grondlaag en de onder peil gelegen bouwdelen  
maatschappelijk   zijn de gronden tevens bestemd voor maatschappelijke voorzieningen en daarmee gelijk te stellen voorziening met een publieksgericht karakter  
specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument   zijn de gronden bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van een gemeentelijk monument  
9.2 Bouwregels
9.2.1 Hoofdgebouw

Ten aanzien van de in lid 9.1 bedoelde gronden gelden voor hoofdgebouwen de volgende bouwregels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. voor zover een bebouwingspercentage is opgenomen mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)';
  • c. hoofdgebouwen dienen met de voorgevel in de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak te worden gebouwd, indien in de bestaande situatie de voorgevel van het hoofdgebouw niet in voorgevelbouwgrens is geplaatst, mag deze situatie gehandhaafd blijven;
  • d. de goot- en bouwhoogte mogen ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de waarden die in de aanduiding zijn opgenomen, voor zover geen aanduiding is opgenomen geldt de bestaande goot- en bouwhoogte als maximum;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument' mag de bestaande maatvoering van hoofdgebouwen niet worden gewijzigd, tenzij burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering hebben verleend.
9.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Ten aanzien van de in lid 9.1 bedoelde gronden gelden voor bijbehorende bouwwerken de volgende bouwregels:

  • a. bijbehorende bouwwerken in de vorm van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak op het achtererfgebied worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per bouwperceel niet meer bedragen dan respectievelijk 80 m2 voor de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en 30 m2 voor de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen;
    • 2. van het buiten het bouwvlak gelegen gedeelte van een bouwperceel mag niet meer dan 50% worden bebouwd of overdekt;
    • 3. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 3 m bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6 m bedragen;
    • 5. indien de maatvoering van bijbehorende bouwwerken in de bestaande situatie meer bedraagt dan onder 1 tot en met 4 genoemde maten dan geldt de bestaande maat als maximum maat.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal bedragen voor:

  • a. vlaggenmasten en lichtmasten: 6 m;
  • b. speelvoorzieningen: 5 m;
  • c. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 2 m.
9.3 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde lid 9.2.1 onder d. indien:

  • a. is aangetoond dat aan de aldaar genoemde maximum goot- en/of bouwhoogte niet kan worden voldaan in verband met de eisen in het Bouwbesluit; en,
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit van het straatbeeld.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Toegestaan gebruik
  • a. De oppervlakte van de in artikel 9.1 bedoelde functies, met uitzondering van de functie 'wonen', mag per vestiging niet meer bedragen dan 200 m2;
  • b. voor zover een maximum oppervlakte is opgenomen mag in afwijking van het bepaalde onder lid a de oppervlakte voor detailhandel, anders dan supermarkten, ten hoogste zoveel bedragen als ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (bvo) (m2)' is aangegeven;
  • c. de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken, in voorkomend geval samen met de bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf als bedoeld in artikel 1.7 niet meer bedragen dan 30% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en ieder geval niet meer dan 50 m².
9.4.2 Niet toegestaan gebruik

De uitoefening van een aan huis verbonden beroep mag geen horeca of detailhandel betreffen, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende beroepsactiviteit.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.4.1 onder c. ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf in een woning en/of handel in en verkoop van goederen en diensten via internet en de bijbehorende bouwwerken, mits:

  • a. het bedrijfsactiviteiten betreft, die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangeduid als milieucategorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • b. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
  • c. het geen horeca of detailhandel betreft, behoudends detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit;
  • d. de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken, in voorkomende geval samen met de bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, niet meer bedraagt dan 30% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en ieder geval niet meer dan 50 m²;
  • e. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten plaatsvindt;
  • f. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    • 1. het parkeren ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten op eigen terrein dient plaats te vinden dan wel voldoende parkeergelegenheid op andere wijze wordt gegarandeerd, en
    • 2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden;
  • g. de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de buurt niet onevenredig aantasten;
  • h. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • i. het straat- en/of bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
9.5.2

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in 9.1 onder b. ten behoeve van een dagzaak als bedoeld in artikel 1.84 onder c. op de bouwlagen boven de begane grond van de gebouwen mits de ontwikkeling:

  • a. niet ten koste gaat van de woonfunctie;
  • b. uit distributieplanologisch oogpunt toelaatbaar is;
  • c. voldoende bijbehorende parkeerplaatsen worden gerealiseerd conform het geldende gemeentelijke parkeerbeleid.
9.6 Wijzigingsbevoegdheid
9.6.1

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het toestaan van het gebruik van de bouwlagen van gebouwen boven de begane grondlaag voor detailhandel, dienstverlening of kantoor onder de voorwaarde dat handhaving van de woonfunctie om fysieke redenen niet goed mogelijk is en er met het oog op sociale veiligheid voldoende woningen boven winkels gehandhaafd blijven.

Artikel 10 Centrum - 2

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Algemeen

De voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, dienstverlening, horeca in de vorm van een dagzaak en toegangsportalen ten behoeve van op de verdieping gelegen woonfuncties, alle uitsluitend op de begane grondlaag van gebouwen;
  • b. wonen, waaronder mede wordt verstaan een aan huis verbonden beroep, uitsluitend op de bouwlagen boven de begane grondlaag van de gebouwen;
  • c. verkeersdoeleinden;
  • d. verblijfsdoeleinden;
  • e. watergangen, waterpartijen en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • f. bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

ontsluiting   zijn de gronden tevens bestemd voor de ontsluiting van een parkeergarage op de begane grondlaag  
parkeergarage   zijn de gronden tevens bestemd voor parkeren en bergingen beneden de begane grondlaag van gebouwen  
specifieke vorm van verkeer - parkeren   zijn de gronden tevens bestemd voor parkeren en bergingen  
supermarkt   zijn de gronden tevens bestemd voor een supermarkt  
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in artikel 10.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. gebouwen dienen met de voorgevel in de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak te worden gebouwd. Indien in de bestaande situatie de voorgevel van het hoofdgebouw niet in de voorgevelbouwgrens is geplaatst, mag deze situatie gehandhaafd blijven;
  • c. de bouwhoogte mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de waarde die in de aanduiding is opgenomen, voor zover geen aanduiding is opgenomen geldt de bestaande bouw- en goothoogte als maximum;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient een onderdoorgang of een doorgang te worden gehandhaafd met een minimale breedte van 2 m en een minimale hoogte van 3 m;
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal voor:

  • a. vlaggenmasten en lichtmasten: 6 m;
  • b. speelvoorzieningen: 5 m;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde: 2 m.
10.3 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde lid 10.2.1 onder c. indien:

  • a. is aangetoond dat aan de aldaar genoemde maximum goot- en/of bouwhoogte niet kan worden voldaan in verband met de eisen in het Bouwbesluit; en
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit van het straatbeeld.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Toegestaan gebruik
  • a. De brutovloeroppervlakte van de in artikel 10.1 bedoelde functies, met uitzondering van de functie 'wonen', mag per vestiging niet meer bedragen dan:
    • 1. 500 m2 voor detailhandel anders dan supermarkten;
    • 2. 1.800 m2 voor supermarkten;
    • 3. 200 m2 voor andere functies;
  • b. de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken mag, in voorkomend geval samen met de bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf als bedoeld in artikel 1.7 niet meer bedragen dan 30% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken , en in ieder geval niet meer dan 50m².
10.4.2 Niet toegestaan gebruik

De uitoefening van een aan huis verbonden beroep mag geen horeca of detailhandel betreffen, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende beroepsactiviteit.

10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.1

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.4.1 onder b. ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf in een woning en/of handel in en verkoop van goederen en diensten via internet en de bijbehorende bouwwerken, mits:

  • a. het bedrijfsactiviteiten betreft, die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangeduid als milieucategorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • b. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
  • c. het geen horeca of detailhandel betreft, behoudends detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit;
  • d. de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken, in voorkomende geval samen met de bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep niet meer bedraagt dan 30% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en in ieder geval niet meer dan 50 m²;
  • e. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten plaatsvindt;
  • f. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    • 1. het parkeren ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten op eigen terrein dient plaats te vinden dan wel voldoende parkeergelegenheid op andere wijze wordt gegarandeerd, en
    • 2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden;
  • g. de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de buurt niet onevenredig aantasten;
  • h. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • i. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
10.5.2

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in 10.1 onder a. ten behoeve van een dagzaak als bedoeld in artikel 1.84 onder c. op de bouwlagen boven de begane grond van de gebouwen mits de ontwikkeling:

  • a. niet ten koste gaat van de woonfunctie;
  • b. uit distributieplanologisch oogpunt toelaatbaar is;
  • c. voldoende bijbehorende parkeerplaatsen worden gerealiseerd conform het geldende gemeentelijke parkeerbeleid.

Artikel 11 Centrum - 3

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Algemeen

De voor 'Centrum - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel uitsluitend op de begane grond;
  • b. dienstverlening en kantoren uitsluitend op de begane grond;
  • c. maatschappelijke voorzieningen uitsluitend op de begane grond waaronder bibliotheken, openbare dienstverlening, gezondheidszorg, kinderopvang, onderwijs, peuterspeelzalen, sociale en welzijnsvoorzieningen, verenigingsleven en voorzieningen ten behoeve van levensbeschouwelijke en religieuze doeleinden;
  • d. wonen, waaronder mede wordt verstaan de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
  • e. verkeersdoeleinden;
  • f. verblijfsdoeleinden;
  • g. watergangen, waterpartijen en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • h. bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

horeca   zijn de gronden tevens bestemd voor een horecabedrijf in de vorm van een restaurant of café  
kantoor   zijn de gronden tevens bestemd voor kantoren op de tweede verdieping  
specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument   zijn de gronden bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van een gemeentelijk monument  
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in artikel 11.2 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte mogen ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de waarden die in de aanduiding zijn opgenomen;
  • c. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen als ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven, indien geen percentage is aangegeven mag het bouwvlak voor 100% bebouwd worden
11.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Ten aanzien van de in artikel 11.1 bedoelde gronden gelden voor bijbehorende bouwwerken de volgende bouwregels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak op het achtererfgebied, met dien verstande dat uitbouwen in de vorm van erkers en tochtportalen op het voorerfgebied mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt;
    • 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m bedraagt;
    • 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt;
  • b. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan respectievelijk 80 m² voor de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en 30 m² voor de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6 m bedragen.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal voor:

  • a. vlaggenmasten en lichtmasten: 6 m;
  • b. speelvoorzieningen: 5 m;
  • c. erfafscheidingen: 2 m;
  • d. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde: 1 m.
11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Toegestaan gebruik
  • a. de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken, in voorkomend geval samen met de bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf als bedoeld in artikel 1.7 niet meer bedragen dan 30% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en ieder geval niet meer dan 50 m².
11.3.2 Niet toegestaan gebruik
  • a. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  • c. de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep mag geen horeca of detailhandel betreffen, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende beroepsactiviteit.
11.4 Afwijken van de gebruiksregels
11.4.1 Afwijken voor bedrijf aan huis

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.3.1 onder a ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf in een woning en/of handel in en verkoop van goederen en diensten via internet en de bijbehorende bouwwerken, mits:

  • a. het bedrijfsactiviteiten betreft, die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangeduid als milieucategorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • b. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
  • c. het geen horeca of detailhandel betreft, behoudends detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit;
  • d. de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken, in voorkomende geval samen met de bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep niet meer bedraagt dan 30% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en in ieder geval niet meer dan 50 m²;
  • e. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten plaatsvindt;
  • f. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    • 1. het parkeren ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten op eigen terrein dient plaats te vinden dan wel voldoende parkeergelegenheid op andere wijze wordt gegarandeerd, en
    • 2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden;
  • g. de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de buurt niet onevenredig aantasten;
  • h. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • i. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
11.4.2 Afwijken voor het toestaan van horeca

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 11.1 ten behoeve van de vestiging van koffieshops, tearooms, lunchrooms, snackbars en daarmee gelijk te stellen vormen van horeca op andere dan door middel van de aanduiding 'horeca' aangegeven gronden, met dien verstande dat de vestiging geen afbreuk doet aan het woon- en leefklimaat van de ter plaatse aanwezige woningen.

Artikel 12 Cultuur en ontspanning - Museum

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Algemeen

De voor 'Cultuur en ontspanning - Museum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een museum met de daarbij behorende en daaraan ondergeschikte horeca ten dienste van de bestemming;
  • b. tevens een trouwlocatie;
  • c. paden, wegen en (fiets)parkeervoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. straatmeubilair;
  • f. tuinen, erven en groenvoorzieningen;
  • g. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • h. bij een en ander behorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.
12.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

bedrijfswoning   zijn de gronden tevens bestemd voor een bedrijfswoning, met dien verstande dat per bedrijf ten hoogste één bedrijfswoning is toegestaan  
kantoor   zijn de gronden tevens bestemd voor kantoren op de tweede verdieping  
specifieke bouwaanduiding - monument   zijn de gronden bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van een rijksmonument  
specifieke vorm van cultuur en ontspanning - museale tuin   zijn de gronden bestemd voor het behoud en/of de versterking van het museale karakter van de tuin met bijbehorende bouwwerken  
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 12.1 bedoelde gronden gelden voor hoofdgebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte mogen ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de waarden die in de aanduiding zijn opgenomen;
12.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Ten aanzien van de in lid 7.1 bedoelde gronden gelden voor bijbehorende bouwwerken de volgende bouwregels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht op het achtererfgebied, met dien verstande dat uitbouwen in de vorm van erkers en tochtportalen op het voorerfgebied mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt;
    • 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m bedraagt;
    • 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 80 m2 bedragen voor de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en 30 m2 voor de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6 m bedragen.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal voor:

  • a. vlaggenmasten en lichtmasten: 6 m;
  • b. speelvoorzieningen: 5 m;
  • c. erfafscheidingen: 2 m;
  • d. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde: 1 m.

Artikel 13 Detailhandel

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. tuinen en erven;
  • e. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • f. bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 13.1 bedoelde gronden gelden voor hoofdgebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de waarde die in de aanduiding is opgenomen.
  • c. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen als ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven, indien geen percentage is aangegeven mag het bouwvlak voor 100% bebouwd worden.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal voor:

  • a. vlaggenmasten en lichtmasten: 6 m;
  • b. erfafscheidingen: 2 m
  • c. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde: 1 m.

Artikel 14 Gemengd - 1

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1 Algemeen

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven tot en met categorie 2 van de bij deze regels als bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven die niet genoemd zijn tot en met categorie 2, doch welke naar aard en omvang daaraan gelijk te stellen zijn;
  • b. kantoren;
  • c. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. tuinen en erven;
  • f. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • g. bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

bedrijfswoning   zijn de gronden tevens bestemd voor ene bedrijfswoning, met dien verstande dat per bedrijf ten hoogste één bedrijfswoning is toegestaan  
dienstverlening   zijn de gronden tevens bestemd voor dienstverlening  
maatschappelijk   zijn de gronden tevens bestemd voor maatschappelijke voorzieningen en daaraan ondergeschikte horeca  
specifieke bouwaanduiding - monument   zijn de gronden bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van een rijksmonument  
specifieke vorm van maatschappelijk - brandweerpost   zijn de gronden tevens bestemd voor een brandweerpost  
wonen   zijn de gronden tevens bestemd voor wonen, waaronder mede wordt verstaan de uitoefening van een aan huis verbonden beroep  
14.2 Bouwregels
14.2.1 Hoofdgebouwen

Ten aanzien van de in lid 14.1 bedoelde gronden gelden voor hoofdgebouwen de volgende bouwregels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'wonen' mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. het bouwvlak voor wonen als bedoeld in lid 14.1 onder g. mag voor ten hoogte 50% worden bebouwd of overdekt, met inachtneming van het bepaalde in lid 14.2.1 onder a. en b.;
  • c. de bouwhoogte mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de waarde die in de aanduiding is opgenomen.
  • d. de goot- en bouwhoogte mogen ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de waarden die in de aanduiding zijn opgenomen;
  • e. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding – monument' mag de bestaande maatvoering van hoofdgebouwen niet worden gewijzigd, tenzij burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering hebben verleend.
14.2.2 Bijbehorende bouwwerken (wonen)

Ten aanzien van de in artikel 14.1 onder g. bedoelde gronden gelden voor bijbehorende bouwwerken de volgende bouwregels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak op het achtererfgebied, met dien verstande dat uitbouwen in de vorm van erkers en tochtportalen op het voorerfgebied mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt;
    • 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m bedraagt;
    • 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt;
  • b. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan respectievelijk 80 m² voor de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en 30 m² voor de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6 m bedragen
14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de in lid 14.1 bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende bouwregels:

  • a. bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen voor:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied: 1 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen in het achtererfgebied: 2 m;
    • 3. speelvoorzieningen: 5 m;
    • 4. vlaggenmasten: 6 m;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.
14.3 Afwijking van de bouwregels

Het burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 14.2.2 onder a. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken op het voorerfgebied;
  • b. artikel 14.2.3 onder a. voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied tot ten hoogste 2 m;
  • c. artikel 14.2.1 onder f. en 14.2.2 onder c. en d. indien is aangetoond dat aan de aldaar genoemde maximale goothoogte en/of bouwhoogte niet kan worden voldaan in verband met de eisen in het Bouwbesluit;

mits:

  • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
14.4 Specifieke gebruiksregels
14.4.1 Toegestaan gebruik
  • a. parkeren, bevoorrading en opslag ten behoeve van een bedrijf, uitsluitend op het eigen terrein van het betreffende bedrijf;
  • b. voor buitenopslag als genoemd onder a. gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de activiteiten passen binnen de verleende milieuvergunning, de geaccepteerde milieumelding in het kader van het activiteitenbesluit en/of maatwerkvoorschriften;
    • 2. dit geen onevenredige milieuhinder naar het omliggende (woon)gebied veroorzaakt;
    • 3. opslag dient plaats te vinden achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw;
    • 4. de afstand van opslag tot buiten het eigen terrein gelegen wegen met bijbehorende paden en bermen mag niet minder dan 3 m bedragen;
    • 5. de hoogte van opslag mag ten hoogste zoveel bedragen als de ter plaatse toegestane maximale goothoogte van gebouwen;
    • 6. in afwijking van het bepaalde onder 14.4.1 onder b. punt 5. mag de hoogte van opslag binnen een afstand van 2 m van de bestemming 'Wonen' ten hoogste 50% bedragen van de toegestane maximale goothoogte van gebouwen.
  • c. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep binnen een woning bedraagt, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf als bedoeld in artikel 1.7 ten hoogste 30% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, in ieder geval niet meer dan 50 m².
14.4.2 Niet toegestaan gebruik
  • a. horeca, behoudens ondergeschikte horeca ten dienste van maatschappelijke voorzieningen;
  • b. detailhandel, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van het ter plaatse uitgeoefende aan-huis-verbonden beroep;
  • c. bedrijven die krachtens artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;
  • d. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • e. vuurwerkbedrijven;
  • f. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieu- effectrapportage.
14.5 Afwijking van de gebruiksregels
14.5.1 Afwijking ander bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1 onder a. voor het vestigen van een bedrijf van één categorie hoger dan ter plaatse als recht is toegestaan, mits:

  • a. het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de als recht toegestane categorie;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
14.5.2 Afwijking aan-huis-verbonden bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.4.1 onder c., ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf en/of handel in en verkoop van goederen en diensten via internet in een woning en bijbehorende bouwwerken, mits:

  • a. het bedrijfsactiviteiten betreft, die in de bij deze regels als bijlage 2 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangeduid als milieucategorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • b. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
  • c. het geen horeca of detailhandel betreft, behoudens handel en verkoop van goederen en diensten via internet en behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit;
  • d. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken, in voorkomende geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep niet meer bedraagt dan 30% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en in ieder geval niet meer dan 50 m²;
  • e. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten plaatsvindt;
  • f. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    • 1. het parkeren ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden, en
    • 2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden;
  • g. de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de buurt niet onevenredig aantasten;
  • h. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • i. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
14.5.3 Afwijking ten behoeve van horeca

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 14.4.2 onder b. voor het vestigen van een horecabedrijf aan de Schapedrift, mits:

  • a. het een horecabedrijf betreft in de categorie 'dagzaak' en/of 'cafetaria/snackbar';
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat van betrokken en aangrenzende gronden.

Artikel 15 Gemengd - 2

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 Algemeen

De voor "Gemengd - 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, waaronder mede wordt verstaan de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
  • b. verblijfsdoeleinden;
  • c. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. tuinen en erven;
  • f. watergangen, waterpartijen en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • g. bij een en ander behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

bedrijf   zijn de gronden tevens bestemd voor bedrijven tot en met categorie 2 van de bij deze regels als bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven die niet genoemd zijn tot en met categorie 2, doch welke naar aard en omvang daaraan gelijk te stellen zijn  
detailhandel   zijn de gronden tevens bestemd voor detailhandel  
dienstverlening   zijn de gronden tevens bestemd voor dienstverlening  
gemengd   zijn de gronden tevens bestemd voor dienstverlening, kantoren en maatschappelijke voorzieningen, alsmede de daaraan ondergeschikte horeca ten dienste van de maatschappelijke voorziening, alle uitsluitend op de begane grondlaag en de onder peil gelegen gebouwdelen  
horeca   zijn de gronden tevens bestemd voor horeca, met uitzondering van die in de vorm van een dancing of discotheek, op de begane grondlaag en onder peil gelegen gebouwdelen, met een brutovloeroppervlakte van maximaal de bestaande situatie  
kantoor   zijn de gronden tevens bestemd voor kantoren op de tweede verdieping  
specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument   zijn de gronden bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van een gemeentelijk monument  
specifieke vorm van detailhandel - 1   zijn de gronden tevens bestemd voor detailhandel, uitsluitend op de begane grondlaag en in de onder peil gelegen bouwdelen  
specifieke vorm van dienstverlening - 1   zijn de gronden tevens bestemd voor dienstverlening, uitsluitend op de begane grondlaag en in de onder peil gelegen bouwdelen  
specifieke vorm van horeca - 1   zijn de gronden tevens bestemd voor horeca, met uitzondering van die in de vorm van een hotel, discotheek, café, bar, avond- en nachtgelegenheid en met een maximum van 3 vestigingen  
specifieke vorm van horeca - 2   zijn de gronden tevens bestemd voor horeca, met uitzondering van die in de vorm van een dancing of discotheek  
specifieke vorm van horeca - sociëteit   zijn de gronden tevens bestemd voor een sociëteit  
supermarkt   zijn de gronden tevens bestemd voor een supermarkt  
terras   zijn de gronden tevens bestemd voor een terras  
15.2 Bouwregels
15.2.1 Hoofdgebouwen

Ten aanzien van de in lid 15.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. hoofdgebouwen dienen met de voorgevel in de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak te worden gebouwd, indien in de bestaande situatie de voorgevel van het hoofdgebouw niet in voorgevelbouwgrens is geplaatst, mag deze situatie gehandhaafd blijven;
  • c. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven, indien geen percentage is aangegeven mag het bouwvlak voor 100% bebouwd worden;
  • d. de goot- en bouwhoogte mogen ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de waarden die in de aanduiding zijn opgenomen, indien geen aanduiding is opgenomen geldt de bestaande goot- en bouwhoogte als maximum;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient een onderdoorgang of een doorgang te worden gehandhaafd met een minimale hoogte van 3 m;
  • f. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding – monument' mag de bestaande maatvoering van hoofdgebouwen niet worden gewijzigd, tenzij burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering hebben verleend.
15.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Ten aanzien van de in lid 15.1 onder b. bedoelde gronden gelden voor bijbehorende bouwwerken de volgende bouwregels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak op het achtererfgebied, met dien verstande dat uitbouwen in de vorm van erkers en tochtportalen op het voorerfgebied mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte niet meer dan 1 m bedraagt;
    • 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden ten minste 2,5 m bedraagt;
    • 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw de breedte niet meer dan 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
  • b. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan respectievelijk 80 m² voor de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en 30 m² voor de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 6 m bedragen.
15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de in lid 15.1 bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen voor:
    • 1. pergola's: 2 m;
    • 2. overige erfafscheidingen: 2 m;
    • 3. vlaggenmasten en lichtmasten: 6 m;
    • 4. speelvoorzieningen: 5 m;
    • 5. de bouwhoogte van terrasafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'terras' bedraagt ten hoogste 1,6 m;
    • 6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.
15.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde lid 15.2.1 onder d. en e. indien:

  • a. is aangetoond dat aan de aldaar genoemde maximale goot- en / of bouwhoogte niet kan worden voldaan in verband met de eisen in het Bouwbesluit, en;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit van het straatbeeld.
15.4 Specifieke gebruiksregels
15.4.1 Toegestaan gebruik
  • a. parkeren, bevoorrading en opslag ten behoeve van de detailhandelvestiging, uitsluitend op het eigen terrein van het betreffende bedrijf;
  • b. parkeren onder of maximaal 1 m boven peil is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • c. het gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van dienstverlening ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' mag niet meer bedragen dan het bestaande gebruik;
  • d. het brutovloeroppervlakte van een supermarkt ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' mag niet meer bedragen dan 1.100 m2;
  • e. de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken, in voorkomend geval samen met de bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf als bedoeld in artikel 1.7 niet meer bedragen dan 30% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en ieder geval niet meer dan 50 m².
15.4.2 Niet toegestaan gebruik
  • a. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  • c. supermarkten zijn niet toegestaan, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
  • d. de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep mag geen horeca of detailhandel betreffen, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende beroepsactiviteit.
15.5 Afwijken van de gebruiksregels
15.5.1 Afwijken ander bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1 onder j. voor het vestigen van een bedrijf van één categorie hoger dan ter plaatse als recht is toegestaan, mits:

  • a. het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de als recht toegestane categorie;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
15.5.2 Afwijking aan-huis-verbonden bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.4.1 onder d., ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf en/of handel in en verkoop van goederen en diensten via internet in een woning en bijbehorende bouwwerken, mits:

  • a. het bedrijfsactiviteiten betreft, die in de bij deze regels als bijlage 2 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangeduid als milieucategorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • b. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
  • c. het geen horeca of detailhandel betreft, behoudens handel en verkoop van goederen en diensten via internet en behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit;
  • d. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken, in voorkomende geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep niet meer bedraagt dan 30% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en in ieder geval niet meer dan 50 m²;
  • e. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten plaatsvindt;
  • f. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    • 1. het parkeren ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden, en
    • 2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden;
  • g. de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de buurt niet onevenredig aantasten;
  • h. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • i. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
15.5.3 Afwijken voor het toestaan van horeca

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 15.1 ten behoeve van de vestiging van koffieshops, tearooms, lunchrooms, snackbars en daarmee gelijk te stellen vormen van horeca op andere dan door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 2' aangegeven gronden, met dien verstande dat de vestiging geen afbreuk doet aan het woon- en leefklimaat van de ter plaatse aanwezige woningen en dit past binnen het geldende gemeentelijke horecabeleid.

15.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  • a. het, anders dan de woonfunctie, toestaan van het gebruik van de bouwlagen van gebouwen boven de begane grondlaag van gebouwen voor dienstverlening, kantoren of maatschappelijke voorzieningen onder de voorwaarde dat handhaving van de woonfunctie om fysieke redenen niet goed mogelijk is en er met het oog op sociale veiligheid voldoende woningen boven winkels gehandhaafd blijven;
  • b. het schrappen van de in 15.1 genoemde aanduiding 'detailhandel', 'specifieke vorm van detailhandel - 1' en/of 'horeca', indien ter plaatse geen gebruik meer wordt gemaakt van de betreffende functie.

Artikel 16 Gemengd - 3

16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1 Algemeen

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. horeca die direct en ondergeschikt een verband heeft met de maatschappelijke voorzieningen;
  • c. paden, wegen en (fiets)parkeervoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. straatmeubilair;
  • f. tuinen, erven en groenvoorzieningen;
  • g. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • h. bij een en ander behorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.
16.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

wonen   zijn de gronden tevens bestemd voor wonen, waaronder mede wordt verstaan de uitoefening van een aan huis verbonden beroep  
specifieke vorm van maatschappelijk - schoolplein   zijn de gronden tevens bestemd voor een schoolplein  
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 16.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tot de voorste perceelsgrens bij woningen binnen de aanduiding 'wonen', dient ten minste 3 m te bedragen;
    • 2. voor het bouwen binnen de aanduiding 'wonen' de bouwregels als bedoeld in artikel 37.2 van toepassing zijn, en;
    • 3. voor het bouwen buiten de aanduiding 'wonen' geldt dat totale oppervlakte aan gebouwen niet meer dan 900 m2 bedraagt;
  • b. de bouwhoogte mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de waarde die in de aanduiding is opgenomen, met in achtneming van het bepaalde in artikel 16.2.3.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de in artikel 16.1 bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende bouwregels:

  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal voor:
    • 1. vlaggenmasten en lichtmasten: 8 m;
    • 2. speelvoorzieningen: 5 m;
    • 3. overige straatmeubilair: 3 m;
    • 4. erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied: 1 m;
    • 5. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van een speelvoorziening: 5 m.
16.2.3 Woningen

In aanvulling op het bepaalde in lid 16.2.1 en lid 16.2.2 gelden voor woningen als bedoeld in lid 16.1 onder c. de bouwregels als bedoeld in artikel 37.2 van deze regels, met dien verstande dat het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'wonen' niet meer dan 2 bedraagt en met inachtname van het bepaalde in lid 56.2 van de algemene gebruiksregels.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van;

  • a. het bepaalde in 16.2.1 en 16.2.2 met inachtname van het bepaalde in artikel 37.3 'Afwijken van de bouwregels';
  • b. het bepaalde in 16.2.2 voor het bouwen van erfafscheidingen met een maximale hoogte van 3 m, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - schoolplein', ten behoeve van de akoestische situatie van omliggende geluidgevoelige bestemmingen.
16.4 Specifieke gebruiksregels
16.4.1 toegestaan gebruik

De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken mag, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf, ten hoogste 30% bedragen van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en ieder geval niet meer dan 50 m².

16.4.2 Niet toegestaan gebruik

De uitoefening van een aan huis verbonden beroep mag geen horeca of detailhandel betreffen, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende beroepsactiviteit.

16.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.1 voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf en/of handel in en verkoop van goederen en diensten via internet, mits:

  • a. de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken, in voorkomende geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en ieder geval niet meer dan 50 m²;
  • b. het bedrijfsactiviteiten betreft, die in bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangeduid als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • c. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
  • d. het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een winkelstraat worden uitgeoefend;
  • e. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten plaatsvindt;
  • f. er geen sprake is van winkel- of uitstallingsruimte van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteit;
  • g. de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de omgeving niet onevenredig schaden;
  • h. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    • 1. het parkeren ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden, en;
    • 2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden;
  • i. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf;
  • j. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • k. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
16.6 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de afstand van uitbreidingen van woningen en van bijbehorende bouwwerken tot de perceelsgrenzen, waarbij geëist kan worden dat deze afstand ten minste 3 m zal bedragen.

Artikel 17 Groen

17.1 Bestemmingsomschrijving
17.1.1 Algemeen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en overige beplanting;
  • b. parken en plantsoenen;
  • c. geluidwerende voorzieningen;
  • d. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. straatmeubilair;
  • g. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • h. publieke voorzieningen ten behoeve van de brandveiligheid en brandbestrijding;
  • i. het plaatsen en onderhouden van verkeersvoorzieningen voor de afwikkeling van het scheepvaartverkeer;
  • j. bij een en ander behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

jongerenontmoetingsplaats   zijn de gronden tevens bestemd voor een jongerenontmoetingsplaats  
langzaam verkeer   zijn de gronden tevens bestemd voor een langzaamverkeersroute  
specifieke vorm van bedrijf - bergbezinkbassin   zijn de gronden tevens bestemd voor een bergbezinkbassin  
specifieke vorm van bedrijf - scheepsbouw   zijn de gronden tevens bestemd voor bedrijfsactiviteiten, uitsluitend in de vorm van een draaicirkel voor een kraan of ander hijswerktuig, voor zover dit bouwwerk is toegestaan op grond van de aangrenzende bestemming 'Bedrijventerrein' en de bedrijfsactiviteiten worden uitgevoerd door bedrijven toegestaan binnen de aangrenzende bestemming 'Bedrijventerrein'  
specifieke vorm van groen - informatiezuil   zijn de gronden tevens bestemd voor een (digitale) informatiezuil  
specifieke vorm van verkeer - carpoolplaats   zijn de gronden tevens bestemd voor een carpoolplaats  
specifieke vorm van verkeer - fietsenstalling   zijn de gronden tevens bestemd voor een fietsenstalling  
specifieke vorm van verkeer - wandelpad   zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een openbaar toegankelijk wandelpad  
steiger   zijn de gronden tevens bestemd voor een steiger  
zend-/ontvanginstallatie   zijn de gronden tevens bestemd voor een zend- en/of ontvanginstallatie  
17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 17.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen, met uitzondering van gebouwen die vallen onder de definitie straatmeubilair en gebouwen als bedoeld onder d. en e., zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van de onder a. bedoelde gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de oppervlakte van de onder a. bedoelde gebouwen mag niet meer bedragen dan 25 m2 per gebouw;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a. zijn ter plaatse van de aanduiding "jongerenontmoetingsplaats" gebouwen toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a. is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietsenstalling' een fietsenstalling toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen voor :

  • a. zend en/of ontvangstinstallaties ter plaatse van de aanduiding 'zend en/of ontvangstinstallaties': 40 m;
  • b. (licht)masten, palen en verkeerstekens: 20 m;
  • c. geluidschermen en andere geluidwerende voorzieningen: 10m;
  • d. steigers ter plaatse van de aanduiding 'steiger': 8 m;
  • e. scheepvaartverkeersvoorzieningen: 7 m;
  • f. een informatiezuil ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - informatiezuil': 5 m;
  • g. speelvoorzieningen: 5 m;
  • h. straatmeubilair: 3 m;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder g. reikt de bouwhoogte van draagconstructies voor reclame, die worden aangebracht aan lichtmasten, niet verder dan 1,5 m onder de hoogte van de lichtmast, waarbij tevens een minimale vrije doorgangshoogte van 4,5 m dient te worden aangehouden;
  • j. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m.
17.3 Specifieke gebruiksregels
17.3.1 Niet-toegestaan gebruik

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer uitgesloten – parkeren' is het gebruik van de grond voor de aanleg van parkeervoorzieningen c.q. het parkeren niet toegestaan.

Artikel 18 Groen - 1

18.1 Bestemmingsomschrijving
18.1.1 Algemeen

De voor 'Groen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en overige beplanting;
  • b. parken en plantsoenen;
  • c. geluidwerende voorzieningen;
  • d. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. straatmeubilair;
  • g. de aanleg en instandhouding van minimaal 3.128 m2 oppervlaktewater;
  • h. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • i. de aanleg en instandhouding van grienden, met een minimale oppervlakte van 1.489 m2;
  • j. bij een en ander behorende bouwwerken, waaronder bruggen.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 18.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen, met uitzondering van gebouwen die vallen onder de definitie straatmeubilair, zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van de onder 18.2.1 onder a. bedoelde gebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • c. de oppervlakte van de onder a. bedoelde gebouwen mag niet meer bedragen dan 25 m2 per gebouw;
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal bedragen voor:

  • a. geluidsschermen en andere geluidwerende voorzieningen: 10 m;
  • b. lichtmasten: 8 m;
  • c. speelvoorzieningen: 5 m;
  • d. straatmeubilair: 3 m;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d. reikt de bouwhoogte van draagconstructies voor reclame, die worden aangebracht aan lichtmasten, niet verder dan 1,5 m onder de hoogte van de lichtmast, waarbij tevens een minimale vrije doorgangshoogte van 4,5 m dient te worden aangehouden;
  • f. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 1 m.
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van water - waterberging' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van groenvoorzieningen zoals bomen en struiken;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en het aanleggen van drainage;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmede verband houdende constructies;
  • d. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • e. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
18.3.2 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.3.1 is nodig voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:

  • a. die noodzakelijk zijn voor de aanleg of het onderhoud van de waterberging;
  • b. in het kader van het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • c. welke graafwerkzaamheden vormen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • d. waarmee op het moment van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.
18.3.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.3.1 wordt slechts verleend, indien door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de waterberging en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

18.3.4 Advies

Een omgevingsvergunning voor het toestaan van de werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 18.3.1, wordt pas verleend nadat schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 19 Horeca

19.1 Bestemmingsomschrijving
19.1.1 Algemeen

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een horecabedrijf, met uitzondering van een horecabedrijf in de vorm van een discotheek, café, bar, avond- en nachtgelegenheid;
  • b. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • c. tuinen en erven;
  • d. bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.
19.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

specifieke vorm van horeca - cafetaria   zijn de gronden - in afwijking van het bepaalde in lid 19.1.1 sub a. - uitsluitend bestemd voor een cafetaria/snackbar als bedoeld in lid 1.84 onder e.  
19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in artikel 19.1 bedoelde gronden gelden voor hoofdgebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte mogen ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de waarden die in de aanduiding zijn opgenomen.
19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal bedragen voor:

  • a. bedrijfsinstallaties en lichtmasten: 3 m;
  • b. speelvoorzieningen: 5 m;
  • c. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 2 m.
19.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.1 voor het toestaan van een andere vorm van horeca dan ter plaatse is toegestaan, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. voldoende bijbehorende parkeerplaatsen worden gerealiseerd conform het geldende gemeentelijke parkeerbeleid.

Artikel 20 Kantoor

20.1 Bestemmingsomschrijving
20.1.1 Algemeen

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. tuinen en erven;
  • f. straatmeubilair;
  • g. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • h. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van een gemeentelijk monument ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument';
  • i. bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument   zijn de gronden bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van een gemeentelijk monument  
20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen als ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven, indien geen percentage is aangegeven mag het bouwvlak voor 100% bebouwd worden;
  • c. de goothoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste 6 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste 10 m bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c. en d. mogen de goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de waarden die in de aanduiding zijn opgenomen;
  • f. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bij hoofdgebouwen dient ten minste 3 m te bedragen, dan wel de afstand van het bestaande hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens indien deze minder is dan 3 m.
20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de in lid 20.1 bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende bouwregels:

  • a. buiten het bouwvlak mogen loopbruggen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - loopbrug' worden gebouwd;
  • b. bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen voor:
    • 1. een loopbrug ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - loopbrug': 13 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied:1 m;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen in het achtererfgebied: 2 m;
    • 4. speelvoorzieningen: 5 m;
    • 5. overig straatmeubilair: 3 m;
    • 6. vlaggenmasten en lichtmasten: 6 m;
    • 7. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.

Artikel 21 Maatschappelijk

21.1 Bestemmingsomschrijving
21.1.1 Algemeen

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. horeca die direct en ondergeschikt een verband heeft met de maatschappelijke voorzieningen;
  • c. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. straatmeubilair;
  • f. tuinen, erven en groenvoorzieningen;
  • g. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • h. bij een en ander behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
21.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

bedrijfswoning   zijn de gronden tevens bestemd voor een bedrijfswoning, met dien verstande dat per bedrijf ten hoogste één bedrijfswoning is toegestaan  
begraafplaats   zijn de gronden tevens bestemd voor een begraafplaats  
brandweerkazerne   zijn de gronden tevens bestemd voor een brandweerkazerne  
fietsenstalling   zijn de gronden tevens bestemd voor een fietsenstalling  
horeca   zijn de gronden tevens bestemd voor een restaurant, café en zalencentrum, alsmede een terras ten behoeve van de voorgenoemde horeca-functies  
kantoor   zijn de gronden tevens bestemd voor kantoren  
specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument   zijn de gronden bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van een gemeentelijk monument  
specifieke bouwaanduiding - monument   zijn de gronden bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van een rijksmonument  
specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf   zijn de gronden tevens bestemd voor een kinderdagverblijf  
specifieke vorm van maatschappelijk - zalencentrum   zijn de gronden tevens bestemd voor horeca in de vorm van een zalencentrum als bedoeld in artikel 1.84   
verenigingsleven   zijn de gronden tevens bestemd voor een verenigingsgebouw  
wonen   zijn de gronden tevens bestemd voor wonen, waaronder mede wordt verstaan de uitoefening van een aan huis verbonden beroep  
zorginstelling   zijn de gronden tevens bestemd voor een zorginstelling met bijbehorende voorzieningen  
zorgwoning   zijn de gronden tevens bestemd voor zorgwoningen  
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 21.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de goot- en bouwhoogte mogen ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de waarden die in de aanduiding zijn opgenomen; indien geen goot- en bouwhoogte is aangegeven gelden de bestaande goot- en bouwhoogte als maximum;
  • c. de bouwhoogte mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de waarde die in de aanduiding is opgenomen; indien geen bouwhoogte is aangegeven geldt de bestaande bouwhoogte als maximum;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal zorgwoningen niet meer bedragen dan aangegeven;
  • e. de inhoud van een bedrijfswoning mag ten hoogste 800 m3 bedragen;
  • f. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - monument' en 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' mag de bestaande maatvoering van hoofdgebouwen niet worden gewijzigd, tenzij burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering hebben verleend;
  • g. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bij hoofdgebouwen dient ten minste 3 m te bedragen, dan wel de afstand van het bestaande hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens indien deze minder is dan 3 m.
21.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Ten aanzien van de in artikel 21.1 bedoelde gronden gelden voor bijbehorende bouwwerken de volgende bouwregels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag ten hoogste 80 m2 bedragen voor de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en 30 m2 voor de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen;
  • b. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6 m bedragen.
21.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen voor:

  • a. vlaggenmasten en lichtmasten: 6 m;
  • b. speelvoorzieningen: 5 m;
  • c. overige straatmeubilair: 3 m;
  • d. erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied:1 m;
  • e. erf- en terreinafscheidingen in het achtererfgebied: 2 m;
  • f. bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van een speelvoorziening: 5 m;
  • g. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.
21.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde; die hetzij in de zijdelingse perceelsgrens, hetzij binnen een afstand van 3 m daarvan worden gebouwd, teneinde te voorkomen dat die gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, onevenredige beschaduwing teweeg brengen naar aangrenzende gronden, of het doorzicht naar het gebied "De Blauwe Zoom" belemmeren.

21.4 Specifieke gebruiksregels
21.4.1 Niet toegestaan gebruik

Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk uitgesloten - kwetsbare groepen" zijn niet toegestaan:

  • a. een kinderdagverblijf;
  • b. gebruik van gronden ten behoeve van functies, speciaal bedoeld voor doelgroepen met een lichamelijke en/of geestelijke beperking.
21.5 Afwijken van de gebruiksregels
21.5.1 Algemeen

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 21.4.1 voor het vestigen van een kinderdagverblijf, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  • b. lid 21.2.3 onder d. ten behoeve van erfafscheidingen tot een hoogte van 2 m, mits
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
  • c. lid 21.2.3 onder g. ten behoeve van een pergola tot een hoogte van 3 m, mits
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
21.5.2 Wetgevingzone - afwijkingsgebied erfafscheidingen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2.3 onder g. ten behoeve van erfafscheidingen tot een hoogte van 4 m, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - afwijkingsgebied erfafscheidingen', mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • d. de erfafscheiding niet leidt tot een onevenredige aantasting van de lichtinval en bezonningssituatie op de aangrenzende percelen.

Artikel 22 Maatschappelijk - Woonzorgcomplex

22.1 Bestemmingsomschrijving
22.1.1 Algemeen

De voor 'Maatschappelijk - Woonzorgcomplex' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen in de vorm van zorg;
  • b. horeca die direct en ondergeschikt een verband heeft met de maatschappelijke voorzieningen;
  • c. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. straatmeubilair;
  • f. tuinen, erven en groenvoorzieningen;
  • g. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • h. bij een en ander behorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.
22.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

zorgwoning   zijn de gronden tevens bestemd voor zorgwoningen  
22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 22.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte en de bouwhoogte mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de waarde die in de aanduiding is opgenomen;
  • c. het maximum aantal zorgwoningen mag ten hoogste 12 bedragen;
  • d. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluiddove gevel' moet de gevel van het woonzorgcomplex als geluiddove gevel worden uitgevoerd en uitgevoerd blijven vanaf de eerste verdieping van het gebouw.
22.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Ten aanzien van de in artikel 22.1 bedoelde gronden gelden voor bijbehorende bouwwerken de volgende bouwregels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 80 m2 bedragen voor de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en 30 m2 voor de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen;
  • b. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6 m bedragen.
22.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de in artikel 3.1 bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende bouwregels:

  • a. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidscherm' zijn de gronden bestemd voor een geluidscherm met een minimale hoogte van 2,3 m ten opzichte van het maaiveld;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal voor:
    • 1. vlaggenmasten en lichtmasten: 6 m;
    • 2. speelvoorzieningen: 5 m;
    • 3. overige straatmeubilair: 3 m;
    • 4. erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied: 1 m;
    • 5. een geluidscherm: 2,3 m;
    • 6. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 2 m.
22.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. lid 22.2.3 onder d. ten behoeve van erf- en terreinafscheidingen tot een hoogte van 2 m., welke bouwwerken mogen worden verhoogd in de vorm van een pergola tot niet meer dan 3 m;
  • b. lid 22.2.3 onder e. ten behoeve van het verhogen van erf- en terreinafscheidingen in de vorm van een pergola tot niet meer dan 3 m;

alle mits:

    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
22.4 Specifieke gebruiksregels
22.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 56.3, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning ingeval geen geluidscherm wordt gerealiseerd en gehandhaafd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidscherm', met dien verstande dat het geluidscherm een minimale hoogte heeft van 2,3 m ten opzichte van het maaiveld;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidgevoelige functies ingeval geen geluiddove gevel wordt gerealiseerd en gehandhaafd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluiddove gevel', met dien verstande dat de geluiddove gevel alleen op de verdieping gerealiseerd en gehandhaafd moet worden.
22.4.2 Watercompensatie

Binnen de bestemming 'Maatschappelijk - Woonzorgcomplex' dient ten minste 230 m2 oppervlaktewater te worden gerealiseerd en in stand gehouden, tenzij elders binnen het peilgebied wordt voorzien in de aanleg en instandhouding van ten minste 230 m2 oppervlaktewater.

Artikel 23 Natuur

23.1 Bestemmingsomschrijving
23.1.1 Algemeen

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarden;
  • b. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de ecologische verbindingszone;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • d. tevens extensieve dagrecreatie, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - grienden';

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden.

23.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

specifieke vorm van natuur - grienden   zijn de gronden bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van grienden  
specifieke vorm van water - trailerhelling   zijn de gronden tevens bestemd voor een trailerhelling met de daarbij behorende steiger, parkeervoorzieningen en ontsluitingswegen en de daarbij behorende natuurcompensatie  
23.2 Bouwregels
23.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 23.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan.
23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de in lid 23.1 bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
23.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijking verlenen van lid 23.2.2 voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien het natuurbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met bestemming Natuur' zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en/of egaliseren;
  • b. het verwijderen of verstoren van de natuurlijke vegetatie en het scheuren of frezen van natuurlijke graslandvegetaties;
  • c. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen;
  • f. het verrichten van exploratieboringen en andere onderzoekingen naar bodemschatten, alsmede het slaan van waterputten of –bronnen ten behoeve van de drinkwaterwinning;
  • g. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen en kaden;
  • h. het bestrooien of bespuiten van gronden met chemische bestrijdingsmiddelen.
23.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

De verbodsbepaling van 23.4.1 geldt niet voor normale onderhoudswerkzaamheden noodzakelijk in verband met het beheer of de voltooiing van werken die bij het van kracht worden van dit plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen, alsmede werken en/of werkzaamheden die worden of mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende of aangevraagde maar nog te verlenen vergunning; hieronder wordt mede verstaan:

  • a. het normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • a. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten tot een oppervlakte van ten hoogste 60 m2;
  • b. werken en/of werkzaamheden, die strekken tot behoud of tot herstel van de landschappelijke, natuurlijke of cultuurhistorische waarden;
  • c. werken en werkzaamheden, waarmee reeds begonnen was ten tijde van het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan.
23.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 23.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover zij voor wat betreft hun plaats, hun omvang en hun wijze van uitvoering de landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden van deze gronden niet in onevenredige mate aantasten.
  • b. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een ecologische deskundige omtrent de gevolgen van voorgenomen werken en/of werkzaamheden voor het behoud en/of herstel van het gebied en de eventueel te stellen voorwaarden.

Artikel 24 Recreatie

24.1 Bestemmingsomschrijving
24.1.1 Algemeen
  • a. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • b. het hobbymatig houden van dieren, indien het in lid 24.1.2 genoemde gebruik niet plaatsvindt;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. verhardingen en parkeervoorzieningen;
  • e. watergang, waterpartijen en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • f. bij een en ander behorende niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
24.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

jachthaven   zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een jachthaven met bijbehorende voorzieningen waaronder trailerhellingen en de opslag en stalling van boten  
ijsbaan   zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een ijsbaan met daaraan ondergeschikte horeca ten dienste van de recreatieve voorziening  
speeltuin   zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een speeltuin  
tennisbaan   zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een tennisbaan met daaraan ondergeschikte horeca ten dienste van de recreatieve voorziening  
24.2 Bouwregels
24.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 24.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven; indien geen maximum bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak voor 100% bebouwd worden;
  • c. de bouwhoogte en het bebouwingspercentage mogen de waarde ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' niet meer bedragen dan de waarden dien in de aanduiding zijn opgenomen;
  • d. de bouwhoogte mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de waarde die in de aanduiding is opgenomen;
  • e. de goot- en bouwhoogte mogen ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de waarden die in de aanduiding zijn opgenomen;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a. tot en met e., mag ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' op iedere volkstuin met een oppervlakte van minimaal 100 m²:
    • 1. ten hoogste één schuur worden gebouwd, waarvan de oppervlakte niet meer dan 5 m², de goothoogte niet meer dan 2,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
    • 2. de gezamenlijke grondoppervlakte van hobbykassen niet meer dan 10 m² en de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder f. punt 1 mag de oppervlakte van een schuur ten hoogste 10 m² bedragen, uitsluitend indien de volkstuin een minimale oppervlakte van 200 m2 heeft.
24.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' mag de gezamenlijke oppervlakte van broeibakken niet meer dan 15 m² en de bouwhoogte niet meer dan 0,8 m bedragen;
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal bedragen voor:
    • 1. antennes ten behoeve van de telecommunicatie: 15 m;
    • 2. lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'tennisbaan': 15 m;
    • 3. overige lichtmasten: 12 m;
    • 4. vlaggenmasten: 6 m;
    • 5. kraan of botenlift ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven': 6 m;
    • 6. speelvoorzieningen: 5 m;
    • 7. overige straatmeubilair: 3 m;
    • 8. overkappingen, carports, open constructies, pergola's uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'tennisbaan' en 'jachthaven': 3 m;
    • 9. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    • 10. erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven': 2,5 m;
    • 11. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 1 m.

Artikel 25 Recreatie - Volkstuin

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - Volkstuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volkstuinen;
  • b. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. paden en andere oppervlakteverhardingen;
  • e. watergang, waterpartijen en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • f. bij een en ander behorende niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 25.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. Het is toegestaan op iedere volkstuin met een oppervlakte van minimaal 150 m²:
    • 1. ten hoogste één berging te bouwen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 10 m², de goothoogte niet meer dan 2,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
    • 2. de gezamenlijke grondoppervlakte van hobbykassen niet meer dan 10 m² en de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van broeibakken niet meer dan 15 m² en de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a sub 1, mag op iedere volkstuin met een oppervlakte van minimaal 200 m² de oppervlakte van een berging ten hoogste 15 m² bedragen.
25.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal bedragen voor:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.
25.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik als verblijfsrecreatieve voorziening is niet toegestaan.

Artikel 26 Sport

26.1 Bestemmingsomschrijving
26.1.1 Algemeen

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvoorzieningen;
  • b. sportterreinen, ijsbanen, sportverenigingen en daarmee naar aard vergelijkbare voorzieningen, met bijbehorende kantinevoorzieningen en horeca die direct en ondergeschikt een verband heeft met de sportvoorzieningen;
  • c. bij een en ander behorende voorzieningen waaronder zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, speelvoorzieningen, water en toegangswegen. 
26.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

horeca   zijn de gronden tevens bestemd voor horeca, met uitzondering van een hotel, restaurant en discotheek  
specifieke vorm van horeca - zelfstandige horeca   zijn de gronden tevens bestemd voor zelfstandige horeca, met inachtname van het bepaalde in lid 26.3.3  
zwembad   zijn de gronden tevens bestemd voor een zwembad met bijbehorende voorzieningen en daaraan ondergeschikte horeca  
26.2 Bouwregels
26.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in artikel 26.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte mogen ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de waarden die in de aanduiding zijn opgenomen;
  • c. de bouwhoogte mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de waarde die in de aanduiding is opgenomen;
  • d. de totale oppervlakte van gebouwen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven; indien geen bebouwingspercentage is opgenomen mag het bouwvlak voor 100% bebouwd worden.
26.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de in artikel 26.1 bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal bedragen voor:
    • 1. technische installaties, lichtmasten en vlaggenmasten: 15 m;
    • 2. speelvoorzieningen: 5 m;
    • 3. erfafscheidingen: 3 m;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 6 m.
26.3 Specifieke gebruiksregels
26.3.1 Strijdig gebruik

Niet toegestaan is het gebruik of laten gebruiken van de voor 'Sport' aangewezen gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen en commerciële activiteiten anders dan bedoeld in lid 26.1, behoudens het bepaald in artikel 26.3.2.

26.3.2 Toegestaan gebruik

De voor 'Sport' aangewezen gronden of bouwwerken mogen gebruikt worden ten behoeve van evenementen en commerciële activiteiten, onder voorwaarde dat:

  • a. het evenement maximaal 7 aaneengesloten dagen duurt;
  • b. het aantal evenementen per jaar maximaal 4 bedraagt;
  • c. commerciële activiteiten uitsluitend zijn toegestaan als nevenactiviteit;
  • d. de belangen van de gemeente, eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
26.3.3 Zelfstandige horeca

ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - zelfstandige horeca' is zelfstandige horeca toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. uitsluitend zelfstandige horeca-activiteiten categorie b, c, d, e en h zoals beschreven in het begrip 'horecabedrijf:' zijn toegestaan;
  • b. zelfstandige horeca-activiteiten zijn uitsluitend op de begane grond toegestaan;
  • c. het maximum oppervlakte aan zelfstandige horeca-activiteiten bedraagt niet meer dan 550 m2 b.v.o.

Artikel 27 Tuin

27.1 Bestemmingsomschrijving
27.1.1 Algemeen

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en erven;
  • b. parkeren op eigen terrein;
  • c. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • d. bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
27.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

bijgebouw   zijn de gronden tevens bestemd voor bijbehorende bouwwerken  
carport   zijn de gronden tevens bestemd voor een carport  
cultuurhistorische waarden   zijn de gronden bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van cultuurhistorische waarde  
parkeerterrein   zijn de gronden tevens bestemd voor een parkeerterrein  
specifieke vorm van verkeer - langzaamverkeersroute   zijn de gronden tevens bestemd voor een langzaamverkeersroute  
specifieke vorm van verkeer - wandelpad   zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een openbaar toegankelijk wandelpad  
27.2 Bouwregels
27.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 27.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw', waarbij geldt dat:
    • 1. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan respectievelijk 80 m² voor de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en 30 m² voor de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen;
    • 2. het buiten het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel mag voor ten hoogste 50% worden bebouwd of overdekt;
    • 3. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde in lid 27.2.1 onder a. zijn bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers en tochtportalen behorend bij op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen toegestaan, mits:
    • 1. de horizontale diepte niet meer dan 1 m bedraagt;
    • 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden niet meer dan 2,5 m bedraagt;
    • 3. voor zover een erker wordt gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw de breedte niet meer dan 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt.
27.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen voor:

  • a. vlaggenmasten: 6 m;
  • b. pergola's: 3 m;
  • c. erfafscheidingen: 1 m;
  • d. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m.
27.3 Afwijken van de bouwregels
27.3.1 Bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 27.2.1 onder a. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken in de vorm van aan- of uitbouwen, bijgebouwen en/of overkappingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, mits:

  • a. de uitbreiding van het hoofdgebouw (woning) voldoet aan de hoogte- en afstandsbepalingen als bepaald in artikel 34 (Wonen);
  • b. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per bouwperceel, op de als 'Tuin' en respectievelijk 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 3' en ' Wonen - 4' aangewezen gronden samen, niet meer bedraagt dan respectievelijk 80 m²;
  • c. de goothoogte maximaal 3 m bedraagt;
  • d. de bouwhoogte maximaal 6 m bedraagt.
27.3.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 27.2.2, onder d. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van maximaal 2 m.

27.3.3 Voorwaarden afwijking

Een omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 27.3.1 en 27.3.2, kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
27.4 Specifieke gebruiksregels
27.4.1 Toegestaan gebruik

Parkeren op eigen terrein is toegestaan:

  • a. voor zover het betreft de zone gelegen tussen de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens van de aangrenzende bestemming en de openbare weg zelf, indien deze zone wordt gebruikt als oprit naar een overkapping of garage, en;
  • b. in het gedeelte van het perceel tussen de zijgevel en de zijdelingse perceelgrens, mits dit gedeelte ten minste 2,5 m breed is.
27.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 27.4 voor het toestaan van parkeren op eigen terrein, in de voortuin en vóór de woning, mits:

  • a. het parkeren niet kan worden gesitueerd op de gronden als bedoeld in 27.4;
  • b. elders op het perceel geen alternatieven aanwezig zijn;
  • c. in de directe omgeving niet voldoende openbare parkeerplaatsen aanwezig zijn.

Artikel 28 Tuin - 1

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en erven;
  • b. parkeren op eigen terrein;
  • c. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • d. bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 28.2 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde in artikel 28.2.1 onder a. zijn bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers en tochtportalen behorend bij op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen toegestaan, mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt;
    • 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m bedraagt;
    • 3. voor zover een erker wordt gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt.
  • c. in afwijking van het bepaalde in artikel 28.2.1 onder a. zijn bijbehorende bouwwerken in de vorm van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan, mits:
    • 1. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per bouwperceel niet meer bedraagt dan 6 m2;
    • 2. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 2,5 m.
28.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal voor:

  • a. vlaggenmasten: 6 m;
  • b. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 2 m.
28.3 Afwijken van de bouwregels
28.3.1 Bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 28.2.1 voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken in de vorm van aan- of uitbouwen, bijgebouwen en/of overkappingen behorend bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, mits:

  • a. de totale oppervlakte aan aan- of uitbouwen, bijgebouwen en/of overkappingen die op de aangrenzende gronden maximaal mag worden gebouwd, niet wordt overschreden;
  • b. de goothoogte maximaal 3 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte maximaal 6 m bedraagt.
28.3.2 Voorwaarden afwijken

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 28.3.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
28.4 Specifieke gebruiksregels
28.4.1 Toegestaan gebruik:

Parkeren op eigen terrein is toegestaan:

  • a. voor zover het betreft de zone gelegen tussen de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens van de aangrenzende bestemming en de openbare weg zelf, indien deze zone wordt gebruikt als oprit naar een overkapping of garage; en,
  • b. in het gedeelte van het perceel tussen de zijgevel en de zijdelingse perceelgrens, mits dit gedeelte ten minste 2,5 m breed is.
28.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 28.5 voor het toestaan van parkeren op eigen terrein, in de voortuin en vóór de woning, mits:

  • a. het parkeren niet kan worden gesitueerd op de gronden als bedoeld in 28.5;
  • b. elders op het perceel geen alternatieven aanwezig zijn;
  • c. in de directe omgeving niet voldoende openbare parkeerplaatsen aanwezig zijn.

Artikel 29 Verkeer

29.1 Bestemmingsomschrijving
29.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen;
  • b. voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer;
  • c. geluidwerende voorzieningen;
  • d. ambulante detailhandel;
  • e. parkeer-, groen,- en speelvoorzieningen;
  • f. fiets- en voetpaden;
  • g. straatmeubilair;
  • h. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • i. nutsvoorzieningen en gemalen;
  • j. bij een en ander behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
29.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

sluis   zijn de gronden tevens bestemd voor een sluis  
29.2 Bouwregels
29.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 29.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen, met uitzondering van gebouwen die vallen onder de definitie straatmeubilair, zijn niet toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde in lid 29.2.1 onder a. mogen gebouwen worden gerealiseerd, waarbij geldt dat:
    • 1. bouwen uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak;
    • 2. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van de onder a. bedoelde gebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de oppervlakte van de onder a. bedoelde gebouwen mag niet meer dan 25 m2 bedragen.
29.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen voor:

  • a. lichtmasten en voorzieningen voor wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer: 15 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mag de hoogte van lichtmasten ten behoeve van de A15 ten hoogste 20 m bedragen;
  • c. een loopbrug ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - loopbrug': 13 m;
  • d. geluidsschermen en andere geluidwerende voorzieningen: 10 m;
  • e. speelvoorzieningen: 5 m;
  • f. vlaggenmasten: 6 m;
  • g. straatmeubilair, anders dan lichtmasten en voor de wegaanduiding, geleiding beveiliging en regeling van het verkeer: 3 m;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder f. reikt de bouwhoogte van draagconstructies voor reclame, die worden aangebracht aan lichtmasten, niet verder dan 1,5 m onder de hoogte van de lichtmast, waarbij tevens een minimale vrije doorgangshoogte van 4,5 m dient te worden aangehouden;
  • i. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m.
29.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de verkeersveiligheid, het in het plan beoogde straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen nadere eisen stellen aan de situering en de omvang van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

29.4 Specifieke gebruiksregels
29.4.1 Toegestaan gebruik

Toegestaan is het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van standplaatsen, weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift een vergunning, ontheffing of vrijstelling is vereist en deze is verleend.

Artikel 30 Verkeer - Railverkeer

30.1 Bestemmingsomschrijving
30.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. railverkeersverbindingen;
  • b. stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen, ten behoeve van kruisingen met de onder a. bedoelde functies;
  • c. fiets- en voetpaden;
  • d. parkeer- en groenvoorzieningen;
  • e. straatmeubilair;
  • f. geluidwerende voorzieningen;
  • g. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • h. bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
30.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

horeca   zijn de gronden tevens bestemd voor een horecabedrijf in de vorm van een restaurant of café  
specifieke vorm van verkeer - OVhalte   zijn de gronden tevens bestemd voor een OV-halte met bijbehorende functies en voorzieningen, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde  
30.2 Bouwregels
30.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 30.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen, met uitzondering van gebouwen die vallen onder de definitie straatmeubilair, mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de waarde die in de aanduiding is opgenomen;
  • c. in afwijking van het bepaalde in lid 30.2.1 onder a. mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - OVhalte' gebouwen worden gerealiseerd, waarbij geldt dat:
    • 1. de bouwhoogte van gebouwen maximaal 4 meter mag bedragen;
    • 2. de oppervlakte aan gebouwen in de bestemming maximaal 80 m2 mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van de in sublid 30.2.1 onder a. bedoelde gebouwen, die vallen onder de definitie straatmeubilair, mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • e. de oppervlakte van de in sublid 30.2.1 onder a. bedoelde gebouwen die vallen onder de definitie straatmeubilair, mag ten hoogste 25 m2 per gebouw bedragen.
30.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de in lid 30.1 bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende bouwregels:

  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen voor:
    • 1. lichtmasten en voorzieningen voor (rail)wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het (rail)verkeer: 15 m;
    • 2. perrons: 1,5 m;
    • 3. geluidsschermen en andere geluidwerende voorzieningen: 10 m;
    • 4. straatmeubilair, anders dan voor de (rail)wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het (rail)verkeer: 3 m;
    • 5. fietsenstallingen en andere fietsvoorzieningen: 3 m;
    • 6. speelvoorzieningen: 5 m;
    • 7. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m.
30.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de (rail)verkeersveiligheid, het in het plan beoogde straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen, nadere eisen stellen aan de situering en de omvang van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 31 Verkeer - Verblijf

31.1 Bestemmingsomschrijving
31.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. erftoegangswegen en -ontsluitingen;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. geluidwerende voorzieningen;
  • d. voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer;
  • e. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en speeltoestellen;
  • f. ambulante detailhandel;
  • g. straatmeubilair;
  • h. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • i. bij een en ander behorende bouwwerken.
31.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

fietsenstalling   zijn de gronden tevens bestemd voor een fietsenstalling  
horeca   zijn de gronden tevens bestemd voor horeca als bedoeld in lid 1.84 onder c., e. en f.  
specifieke bouwaanduiding - tuinmuur   zijn de gronden tevens bestemd voor een tuinmuur  
specifieke vorm van verkeer - fiets- en voetpaden   zijn de gronden tevens bestemd voor fiets- en voetpaden en andere langzaamverkeersvoorzieningen  
specifieke vorm van verkeer - OVhalte   zijn de gronden tevens bestemd voor een OV-halte met bijbehorende functies en voorzieningen, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde  
'specifieke vorm van verkeer - waterberging'   zijn de gronden tevens bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse waterberging, met dien verstande dat de oppervlakte aan ondergrondse waterberging ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - waterberging' ten minste 3.840 m2 bedraagt  
specifieke vorm van water - trailerhelling   zijn de gronden tevens bestemd voor een trailerhelling en de daarbij behorende steiger, parkeervoorzieningen en ontsluitingswegen  
specifieke vorm van wonen - bergingen   zijn de gronden tevens bestemd voor bergingen  
terras   zijn de gronden tevens bestemd voor een terras  
31.2 Bouwregels
31.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 31.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen, met uitzondering van gebouwen die vallen onder de definitie straatmeubilair, zijn niet toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde in lid 31.2.1 onder a. mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - OVhalte' gebouwen worden gerealiseerd, waarbij geldt dat:
    • 1. de bouwhoogte van gebouwen maximaal 6 meter mag bedragen;
    • 2. de oppervlakte aan gebouwen maximaal 80 m2 mag bedragen;
  • c. ter plaatse van de in lid 31.1.2 genoemde functieaanduiding 'horeca' gelden de volgende bouwregels:
    • 1. gebouwen ten behoeve van horeca (zie ook lid 31.4.2) zijn toegestaan mits wordt voldaan aan de volgende stedenbouwkundige randvoorwaarden:
    • 2. de bebouwing kan een bebouwingsfront vormen aan de pleinvormige ruimte die is gelegen ten zuiden van de bestaande sporthal;
    • 3. de bebouwing dient bij voorkeur aan twee zijden een transparante uitstraling te hebben, uitgevoerd in hoofdzakelijk glas;
    • 4. de bebouwing oriënteert zich op het speelterrein (zuiden);
    • 5. de omvang van de bebouwing dient te worden afgestemd op de parkeercapaciteit op het plein, met inachtname van het bepaalde onder punt 8;
    • 6. de bouwhoogte van de bebouwing bedraagt maximaal 4 meter;
    • 7. de bebouwing dient te worden afgestemd op de architectuur van de sporthal;
    • 8. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 550 m2 b.v.o.;
  • d. de bouwhoogte van de onder sublid 31.2.1 onder a. bedoelde gebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • e. de oppervlakte van de onder sublid 31.2.1 onder a. bedoelde gebouwen mag niet meer dan 25 m2 bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde in 31.2.1 onder a. mogen uitsluitend onder peil, parkeergarages worden gebouwd, mits deze aansluiten aan elders in deze regels geregelde parkeergarages.
31.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen voor:

  • a. lichtmasten en voorzieningen voor wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer: 15 m;
  • b. geluidsschermen en andere geluidwerende voorzieningen: 10 m;
  • c. een luifel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - luifel': 6 m;
  • d. straatmeubilair, anders dan lichtmasten en voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer: 3 m;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d. reikt de bouwhoogte van draagconstructies voor reclame, die worden aangebracht aan lichtmasten, niet verder dan 1,5 m onder de hoogte van de lichtmast, waarbij tevens een minimale vrije doorgangshoogte van 4,5 m dient te worden aangehouden;
  • f. vlaggenmasten: 6 m;
  • g. speelvoorzieningen: 5 m;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een speelvoorziening: 5 m;
  • i. een tuinmuur ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - tuinmuur”: 3 m;
  • j. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 1 m.
31.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de verkeersveiligheid, het in het plan beoogde straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen nadere eisen stellen aan de situering en de omvang van bouwwerken geen gebouwen zijnde.

31.4 Specifieke gebruiksregels
31.4.1 Toegestaan gebruik:

Toegestaan is het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van standplaatsen, weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift een vergunning, ontheffing of vrijstelling is vereist en deze is verleend.

31.4.2 Horeca

Inzake de in lid 31.1.2 genoemde functieaanduiding 'horeca' gelden de volgende gebruiksregels:

  • a. horeca die direct en ondergeschikt een verband heeft met de maatschappelijke voorzieningen is toegestaan;
  • b. zelfstandige horeca is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. uitsluitend zelfstandige horeca-activiteiten categorie b., c., d., e. en h. zoals beschreven in het begrip 'horecabedrijf' zijn toegestaan;
    • 2. zelfstandige horeca-activiteiten uitsluitend op de begane grond zijn toegestaan;
    • 3. een maximum oppervlakte aan zelfstandige horeca-activiteiten van 550 m2 b.v.o. is toegestaan.
31.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van water - waterberging' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van groenvoorzieningen zoals bomen en struiken;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en het aanleggen van drainage;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmede verband houdende constructies;
  • d. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • e. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
31.5.2 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 31.5.1 is nodig voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:

  • a. die noodzakelijk zijn voor de aanleg of het onderhoud van de waterberging;
  • b. in het kader van het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • c. welke graafwerkzaamheden vormen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • d. waarmee op het moment van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.
31.5.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 31.5.1 wordt slechts verleend, indien door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de waterberging en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

31.5.4 Advies

Een omgevingsvergunning voor het toestaan van de werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 31.5.1, wordt pas verleend nadat schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 32 Water

32.1 Bestemmingsomschrijving
32.1.1 Algemeen

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • b. waterberging, watergangen, waterpartijen en oeverstroken;
  • c. watergebonden recreatie;
  • d. steigers;
  • e. bij een en ander behorende voorzieningen en bouwwerken geen gebouwen zijnde waaronder bruggen, keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers en dammen.
32.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

brug   zijn de gronden tevens bestemd voor een brug  
jachthaven   zijn de gronden tevens bestemd voor een jachthaven met bijbehorende voorzieningen  
opslag   zijn de gronden tevens bestemd voor opslag  
specifieke vorm van bedrijf - scheepsbouw   zijn de gronden tevens bestemd voor aan scheepsbouw en scheepsreparatie gerelateerde watergebonden bedrijfsmatige activiteiten, voor zover uitgevoerd door bedrijven toegestaan binnen de aangrenzende bestemming 'Bedrijventerrein'  
specifieke vorm van detailhandel - bunkerponton   zijn de gronden tevens bestemd voor een bunkerponton met scheepvaartgebonden detailhandel inclusief de daar onlosmakelijk aan verbonden bedrijfswoning  
specifieke vorm van verkeer - wandelpad   zijn de gronden uitsluitend bedoeld ten behoeve van een openbaar toegankelijk wandelpad  
specifieke vorm van water - trailerhelling   zijn de gronden tevens bestemd voor een trailerhelling met de daarbij behorende steiger  
specifieke vorm van water - vlonder   zijn de gronden tevens bestemd voor een vlonder  
vaarweg   zijn de gronden tevens bestemd voor scheepvaartverkeer  
woonschepenligplaats   zijn de gronden tevens bestemd voor woonarken  
32.2 Bouwregels
32.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 32.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen niet worden gebouwd, behoudens ter plaatse van de aanduidingen 'woonschepenligplaats', 'specifieke vorm van detailhandel - bunkerponton' en 'opslag', met dien verstande dat de bestaande maatvoering als maximum geldt.
32.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de in lid 32.1 bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende bouwregels:

  • a. bruggen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  • b. het bouwen van steigers is niet toegestaan;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b. zijn steigers uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'steiger' en 'specifieke vorm van bedrijf - scheepsbouw';
  • d. de bouwhoogte van voorzieningen en bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen voor:
    • 1. een overkapping ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping 1': 31 m;
    • 2. bruggen en steigers: 8 m;
    • 3. voorzieningen voor de waterwegaanduiding en - geleiding: 15 m;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m;
  • e. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van scheepsbouw en scheepsreparatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - scheepsbouw' mag niet meer bedragen voor:
    • 1. kranen en soortgelijke installaties, gemeten vanaf NAP: 50 m;
    • 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gemeten vanaf NAP: 8 m;

een en ander met in achtneming van het bepaalde in artikel 57.5.

32.2.3 Randvoorwaarde omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning voor het bouwen als bedoeld in sublid 32.2.1 en 32.2.2, wordt pas verleend nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterweg en waterkering.

32.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in:

  • a. 32.2.2 onder a. voor het bouwen van bruggen buiten de aanduiding 'brug';
  • b. 32.2.2 onder b. voor het bouwen van steigers, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'steigers uitgesloten';

mits van de waterbeheerder een positief advies is ontvangen.

32.4 Specifieke gebruiksregel
32.4.1 Toegestaan gebruik

Ter plaatse van de figuur 'relatie' is sprake van een functionele relatie tussen de woonschepenligplaats en de bedrijfsbebouwing van het aangrenzende bedrijf aan de Nijverheidsstraat 2A.

Artikel 33 Water - Sluizencomplex

33.1 Bestemmingsomschrijving
33.1.1 Algemeen

De voor 'Water - Sluizencomplex' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sluizencomplex;
  • b. passeerplaats als onderdeel van een wandelroute;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • d. waterberging, watergangen, waterpartijen en oeverstroken;
  • e. scheepvaartverkeer;
  • f. watergebonden recreatie;
  • g. bij een en ander behorende voorzieningen en bouwwerken geen gebouwen zijnde waaronder bruggen, keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, dammen en steigers.
33.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

brug   zijn de gronden tevens bestemd voor een brug  
specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument   zijn de gronden bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van een gemeentelijk monument  
specifieke bouwaanduiding - monument   zijn de gronden bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van een rijksmonument  
33.2 Bouwregels
33.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in lid 33.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de waarde die in de aanduiding is opgenomen;
  • c. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - monument' en 'specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument' mag de bestaande maatvoering van gebouwen niet worden gewijzigd, tenzij burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering hebben verleend.
33.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. bruggen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  • b. het bouwen van steigers is niet toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van voorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste voor:
    • 1. bruggen: 8 m;
    • 2. voorzieningen voor de waterwegaanduiding en - geleiding: 15 m;
    • 3. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 4 m.
33.3 Afwijken van de bouwregels
33.3.1

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 33.2.1 onder b. indien is aangetoond dat aan de aldaar bepaalde maximale goot- en/of bouwhoogte niet kan worden voldaan in verband met de eisen in het Bouwbesluit;
  • b. 33.2.2 onder a. voor het bouwen van bruggen buiten de aanduiding 'brug';
  • c. 33.2.2 onder b. voor het bouwen van steigers, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'steigers uitgesloten';
33.3.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 33.3.1 onder b. en c. kan slechts worden verleend indien van de waterbeheerder een positief advies in ontvangen.

Artikel 34 Wonen

34.1 Bestemmingsomschrijving
34.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, waaronder mede wordt verstaan de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
  • b. voor zover de bestemming 'Wonen' grenst aan de bestemming 'Agrarisch' tevens voor hobbymatig agrarische activiteiten; 
  • c. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • d. tuinen en erven;
  • e. paden;
  • f. parkeren op eigen terrein;
  • g. bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
34.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

bedrijf   zijn de gronden tevens bestemd voor bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, die als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd  
carport   zijn de gronden tevens bestemd voor een carport  
detailhandel   zijn de gronden tevens bestemd voor detailhandel  
dienstverlening   zijn de gronden tevens bestemd voor dienstverlening  
garagebox   zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een garagebox  
kantoor   zijn de gronden tevens bestemd voor een kantoor  
parkeergarage   zijn de gronden tevens bestemd voor parkeren en bergingen, op de bouwlagen beneden de begane grondlaag van gebouwe  
praktijkruimte   zijn de gronden tevens bestemd voor een praktijkruimte  
maatschappelijk   zijn de gronden tevens bestemd voor maatschappelijke voorzieningen  
ontsluiting   zijn de gronden tevens bestemd voor de ontsluiting van een parkeergarage op de begane grondlaag  
specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument   zijn de gronden bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van gemeentelijke monumenten  
specifieke bouwaanduiding - monument   zijn de gronden bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van rijksmonumenten  
specifieke vorm van maatschappelijk - dierenartsenpraktijk   zijn de gronden tevens bestemd voor een dierenartsenpraktijk  
specifieke vorm van maatschappelijk - zusterpost   zijn de gronden tevens bestemd voor een zusterpost op de begane grondlaag  
specifieke vorm van verkeer - langsaam verkeer   zijn de gronden tevens bestemd voor een langzaam verkeersroute  
specifieke vorm van wonen - zelfstandige berging   zijn de gronden tevens bestemd voor een zelfstandige berging ten dienste van woondoeleinden  
specifieke vorm van wonen - kleinschalige detailhandel   zijn de gronden tevens bestemd voor kleinschalige detailhandel  
specifieke vorm van wonen - theetuin   zijn de gronden tevens bestemd voor een theetuin  
specifieke vorm van wonen - wooncomplex 1   zijn de gronden tevens bestemd voor zorgwoningen, voor zover het de eerste tot en met de vierde bouwlaag betreft, en voorzieningen ten behoeve van deze zorgwoningen  
specifieke vorm van wonen - wooncomplex 2   zijn de gronden tevens bestemd voor woningen, voor zover het de tweede tot en met de vierde bouwlaag betreft, en voorzieningen ten behoeve van deze woningen  
woonwagenstandplaats   zijn de gronden tevens bestemd voor de aanleg van standplaatsen voor woonwagens  
34.2 Bouwregels
34.2.1 Hoofdgebouwen

Ten aanzien van de in lid 34.1 bedoelde gronden gelden voor hoofdgebouwen de volgende bouwregels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste 6 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste 10 m bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b. en c. mag de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de waarde die in de aanduiding is opgenomen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder b. en c. mogen de goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan de waarden die in de aanduiding zijn opgenomen;
  • f. de inhoud van een hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)' mag niet meer bedragen dan de aangegeven inhoudsmaat;
  • g. ter plaatse van de aanduiding "gestapeld" zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding "aaneengebouwd" zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding "twee-aaneen" zijn uitsluitend twee-aaneen gebouwde woningen toegestaan;
  • j. ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand" zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
  • k. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - vrijstaand en twee-aaneen" zijn vrijstaande en twee-aan-een gebouwde woningen toegestaan;
  • l. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - gemengd" zijn zowel vrijstaande, twee-aaneengebouwde en aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • m. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 1" zijn maximaal 3 hoofdgebouwen toegestaan, waarbij per hoofdgebouw maximaal één vrijstaande woning of twee woningen van het type twee-aan-eengebouwd zijn toegestaan;
  • n. het bebouwingspercentage mag ten hoogste zoveel bedragen als ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven, met dien verstande dat indien geen bebouwingspercentage is aangegeven het te bebouwen oppervlak 100% mag bedragen;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dakterras' is een dakterras toegestaan;
  • q. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bij vrijstaande woningen dient ten minste 3 m te bedragen, dan wel de afstand van het bestaande hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens indien deze minder is dan 3 m;
  • r. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bij twee-aan-een-gebouwde woningen dient ten minste 1,5 m te bedragen, dan wel de afstand van het bestaande hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens indien deze minder is dan 1,5 m;
  • s. indien (in de aangrenzende bestemming) een figuur 'as van de weg' is opgenomen, dient het hoofdgebouw zich in die richting te oriënteren;
  • t. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' en 'specifieke bouwaanduiding - monument', mag de bestaande maatvoering van hoofdgebouwen en/of bijbehorende bouwwerken niet worden gewijzigd, tenzij het bevoegd gezag een omgevingsvergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering heeft verleend;
  • u. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' dient de gevel van een woning en/of het geluidgevoelige gebouw voor zover vallend binnen de 48 dB contour van de weg uitgevoerd te worden als dove gevel;
  • v. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering", mag de breedte van de voorgevel niet meer dan 10 m bedragen;
  • w. voor zover het figuur 'gevellijn' in de verbeelding is opgenomen dient de voorgevel van de woning zich primair op deze gevellijn te oriënteren.
34.2.2 Hoofdgebouwen (woonwagenstandplaats)

Ten aanzien van de in lid 34.1 bedoelde gronden gelden voor ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van een woonwagen mag ten hoogste 5 m bedragen;
  • b. de lengte van een woonwagen mag ten hoogste 13 m bedragen;
  • c. de breedte van een woonwagen mag ten hoogste 7 m bedragen;
  • d. de afstand tussen de woonwagens dient ten minste 5 m te bedragen.
34.2.3 Overbouwing

Ten aanzien van de in artikel 34.1 bedoelde gronden gelden voor overbouwingen de volgende bouwregels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' is overbouwing van de begane grondlaag toegestaan;
  • b. overbouwingen zijn toegestaan vanaf de eerste verdiepingslaag tot en met de tweede verdiepingslaag aan het hoofdgebouw.
34.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Ten aanzien van de in lid 34.1 bedoelde gronden gelden voor bijbehorende bouwwerken de volgende bouwregels:

  • a. bijbehorende bouwwerken in de vorm van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd op het achtererfgebied en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - achtererfgebied', met dien verstande dat uitbouwen in de vorm van erkers en tochtportalen op het voorerfgebied mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte niet meer dan 1 m bedraagt;
    • 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden ten minste 2,5 m bedraagt;
    • 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw de breedte niet meer dan 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing in voorerf' bijbehorende bouwwerken in de vorm van bijgebouwen en overkappingen ook op het voorerf worden gebouwd, met inachtname van de overige bepalingen in lid 34.2.4;
  • c. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan respectievelijk 80 m² voor de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en 30 m² voor de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b. mag de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping 1' ten hoogste 35 m² bedragen;
  • e. de oppervlakte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' bedraagt ten hoogste 50 m², een en ander onverminderd het bepaalde onder b. en lid 34.2.1 onder a.;
  • f. het buiten het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel mag voor ten hoogste 50% worden bebouwd of overdekt;
  • g. het buiten het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel, voor zover deze gronden behoren bij een bedrijf en op de begane grond van de bijgebouwen geen sprake is van woonruimte, mag voor ten hoogste 60% worden bebouwd of overdekt;
  • h. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • i. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • j. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' bedraagt ten hoogste 4 m;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen, in afwijking van het bepaalde onder a., bijbehorende bouwwerken tot 4 m vóór de voorgevel van een woning worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van 8 m² per woning;
  • l. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - zelfstandige berging" dient in geval van sloop-herbouw voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 34.2.4 onder a., c., f., h. en i., tenzij door burgemeester en wethouders toepassing wordt gegeven aan artikel 34.7 "Wijzigingsbevoegdheid";
  • m. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' en 'specifieke bouwaanduiding - monument', mag de bestaande maatvoering van hoofdgebouwen en/of bijbehorende bouwwerken niet worden gewijzigd, tenzij het bevoegd gezag een omgevingsvergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering heeft verleend.
34.2.5 Bijbehorende bouwwerken (woonwagenstandplaats)
  • a. per woonwagen mogen bijbehorende bouwwerken worden opgericht met een totale oppervlakte van ten hoogste 30 m2;
  • b. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 meter.
34.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de in lid 34.1 bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen voor:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied:1 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen in het achtererfgebied en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing in voorerf' : 2 m;
    • 3. pergola's: 3 m;
    • 4. vlaggenmasten en lichtmasten: 6 m;
    • 5. palen en masten: 10 m;
    • 6. speelvoorzieningen: 5 m;
    • 7. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.
34.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van hoofdgebouwen; die hetzij in de zijdelingse perceelsgrens, hetzij binnen een afstand van 3 m daarvan worden gebouwd, teneinde te voorkomen dat die gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, onevenredige beschaduwing teweeg brengen naar aangrenzende gronden, of het doorzicht naar het gebied "De Blauwe Zoom" of de Giessen belemmeren.

34.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 34.2.4 onder a. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken in het voorerfgebied, waarbij alsdan de maatvoerings- en situeringsregels gelden zoals verwoord in lid 34.2.4 onder f., h. en i.;
  • b. 34.2.4 onder m. indien:
    • 1. is aangetoond dat aan de aldaar genoemde maximum goothoogte en / of bouwhoogte niet kan worden voldaan in verband met de eisen in het Bouwbesluit; en,
    • 2. geen afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit van het straatbeeld;
  • c. 34.2.5 onder a. voor het vergroten van de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woonwagen tot ten hoogste 45 m2;
  • d. 34.2.6 onder a. punt 1 voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied tot ten hoogste 2 m;

alle mits:

  • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
34.5 Specifieke gebruiksregels
34.5.1 Aantal wooneenheden

Het aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal wooneenheden of het aantal wooneenheden dat volgens de in artikel 34.2.1 opgenomen bouwaanduidingen en de bij deze aanduidingen behorende bouwregels is toegestaan, behalve ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', ter plaatse waarvan het middels die aanduiding aangegeven aantal woningen als maximum geldt.

34.5.2 Bereikbaarheid woonwagenstandplaats

Ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' aanwezige woonwagens dienen bereikbaar te zijn door middel van een verharde verbindingsweg met een breedte van ten minste 5 m.

34.5.3 Toegestaan gebruik
  • a. De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken mag, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf, ten hoogste 30% bedragen van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en ieder geval niet meer dan 50 m².
  • b. Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - wooncomplex" mag de eerste tot en met de vierde bouwlaag van een gebouw mede gebruikt worden ten behoeve van zorgwoningen en voorzieningen ten behoeve van de zorgfunctie, alsmede voorzieningen die mede een wijkgericht karakter hebben.
34.5.4 Niet toegestaan gebruik

Niet toegestaan is:

  • a. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep mag geen horeca of detailhandel betreffen, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende beroepsactiviteit;
  • b. gebouwen ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' te gebruiken als woning of andere geluidsgevoelig gebouw indien de gevel niet is uitgevoerd als dove gevel;
  • c. het hobbymatig agrarisch houden van dieren op een afstand van minder dan 25 m ten opzichte van woningen van derden.
34.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 34.1 voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf en/of handel in en verkoop van goederen en diensten via internet, mits:

  • a. de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken, in voorkomende geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en ieder geval niet meer dan 50 m²;
  • b. het bedrijfsactiviteiten betreft, die in bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangeduid als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • c. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
  • d. het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een winkelstraat worden uitgeoefend;
  • e. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten plaatsvindt;
  • f. er geen sprake is van winkel- of uitstallingsruimte van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteit;
  • g. de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de omgeving niet onevenredig schaden;
  • h. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    • 1. het parkeren ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden, en
    • 2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden;
  • i. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  • j. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • k. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
34.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat: de aanduiding “specifieke vorm van wonen – zelfstandige berging” komt te vervallen en de onderliggende bestemming "Wonen" kan worden gewijzigd, waarbij aan de bestemming "Wonen" een bouwvlak wordt toegekend en (een gedeelte van) de bestemming kan worden gewijzigd in de bestemming "Tuin en/of “Verkeer - Verblijf”, mits:

  • a. de woonfunctie geen onevenredige afbreuk doet aan de ontwikkelingsmogelijkheden van functies in de omgeving;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de verkeersveiligheid;
  • c. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • d. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van artikel 34, respectievelijk artikel Tuin, artikel Verkeer - Verblijf van overeenkomstige toepassing zijn.
34.8 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de afstand van uitbreidingen van woningen en van bijbehorende bouwwerken tot de perceelsgrenzen, waarbij geëist kan worden dat deze afstand ten minste 3 m zal bedragen.

Artikel 35 Wonen - 1

35.1 Bestemmingsomschrijving
35.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, waaronder mede wordt verstaan de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
  • b. tevens een zelfstandige berging ten dienste van woondoeleinden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - zelfstandige berging';
  • c. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • d. tuinen en erven;
  • e. paden;
  • f. parkeren op eigen terrein;
  • g. bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
35.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

specifieke vorm van wonen - zelfstandige berging   zijn de gronden tevens bestemd voor een zelfstandige berging ten dienste van woondoeleinden  
35.2 Bouwregels
35.2.1 Hoofdgebouwen

Ten aanzien van de in lid 35.1 bedoelde gronden gelden voor hoofdgebouwen de volgende bouwregels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste 6 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste 10 m bedragen;
  • d. het aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • e. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
  • f. de maximale gevelbreedte van de voorgevel bedraagt 7,5 m;
  • g. de inhoud van een hoofdgebouw mag niet meer dan 750 m3 bedragen, ondergrondse ruimten niet meegerekend;
  • h. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bij vrijstaande woningen dient ten minste 4 m te bedragen aan beide zijden;
  • i. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bij geschakelde en twee-aaneengebouwde woningen dient ten minste 4 m te bedragen aan één zijde;
  • j. ten behoeve van vrijstaande, geschakelde en twee-aaneengebouwde woningen dienen tenminste 2 parkeerplaatsen per woning op eigen terrein te worden gerealiseerd.
35.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Ten aanzien van de in lid 35.1 bedoelde gronden gelden voor bijbehorende bouwwerken de volgende bouwregels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak op het achtererfgebied, met dien verstande dat uitbouwen in de vorm van erkers en tochtportalen op het voorerfgebied mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte niet meer dan 1 m bedraagt;
    • 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden ten minste 2,5 m bedraagt;
    • 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw de breedte niet meer dan 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
  • b. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per woning niet meer bedragen dan respectievelijk 80 m² voor de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en 30 m² voor de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen;
  • c. het buiten het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel mag voor ten hoogste 50% worden bebouwd of overdekt;
  • d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - zelfstandige berging" mag in geval van sloop-herbouw maximaal 80 m2 worden teruggebouwd.
35.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de in lid 35.1 bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen voor:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied:1 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen in het achtererfgebied: 2 m;
    • 3. speelvoorzieningen: 5 m;
    • 4. vlaggenmasten en lichtmasten: 6 m;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.
35.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 35.2.2 onder a. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken in het voorerfgebied; waarbij alsdan de maatvoerings- en situeringsregels gelden zoals verwoord in lid 35.2.2 onder c., d. en e.;
  • b. 35.2.2 onder d. en e. indien:
    • 1. is aangetoond dat aan de aldaar genoemde maximale goothoogte en / of bouwhoogte niet kan worden voldaan in verband met de eisen in het Bouwbesluit; en,
    • 2. geen afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit van het straatbeeld;
  • c. 35.2.3 onder a. punt 1 voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied tot ten hoogste 2 m;

alle mits:

  • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
35.4 Specifieke gebruiksregels
35.4.1 Toegestaan gebruik

De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken mag, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf, ten hoogste 30% bedragen van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en ieder geval niet meer dan 50 m².

35.4.2 Niet toegestaan gebruik

De uitoefening van een aan huis verbonden beroep mag geen horeca of detailhandel betreffen, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende beroepsactiviteit.

35.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 35.1 voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf en/of handel in en verkoop van goederen en diensten via internet, mits:

  • a. de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken, in voorkomende geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en ieder geval niet meer dan 50 m²;
  • b. het bedrijfsactiviteiten betreft, die in bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangeduid als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • c. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
  • d. het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een winkelstraat worden uitgeoefend;
  • e. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten plaatsvindt;
  • f. er geen sprake is van winkel- of uitstallingsruimte van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteit;
  • g. de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de omgeving niet onevenredig schaden;
  • h. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    • 1. het parkeren ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden, en
    • 2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden;
  • i. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf;
  • j. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • k. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
35.6 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de afstand van uitbreidingen van woningen en van bijbehorende bouwwerken tot de perceelsgrenzen, waarbij geëist kan worden dat deze afstand ten minste 3 m zal bedragen.

Artikel 36 Wonen - 2

36.1 Bestemmingsomschrijving
36.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, waaronder mede wordt verstaan de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
  • b. tuinen en erven;
  • c. buurtontsluitingswegen en erftoegangswegen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. verblijfsgebied en langzaamverkeersroutes;
  • f. voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer;
  • g. groen- en speelvoorzieningen;
  • h. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • i. waterberging en watergangen;
  • j. openbare nutsvoorzieningen;
  • k. straatmeubilair;
  • l. bij een en ander behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
36.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

oever   zijn de gronden uitsluitend bestemd voor waterberging en onderhoud van de aangrenzende watergang  
36.2 Bouwregels
36.2.1 Hoofdgebouwen

Ten aanzien van de in lid 36.1 bedoelde gronden gelden voor hoofdgebouwen de volgende bouwregels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'aantal wooneenheden (minimum - maximum)' mag het aantal woningen niet minder en niet meer bedragen dan aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand en/of twee-aaneen' mogen uitsluitend vrijstaande, geschakelde en twee-aaneen gesloten woningen worden gebouwd;
  • e. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in óf ten hoogte 2 meter achter het figuur 'gevellijn' te worden gebouwd;
  • f. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt:
    • 1. bij vrijstaande hoofdgebouwen aan beide zijden minimaal 3 m;
    • 2. bij twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen aan één zijde minimaal 1 m;
  • g. de diepte van twee-aaneen gesloten woningen mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • h. de goothoogte van een hoofdgebouw (de woning) bedraagt maximaal 6 m;
  • i. de bouwhoogte van een hoofdgebouw (de woning) bedraagt maximaal 10 m;
  • j. dakopbouwen op platte daken zijn toegestaan, mits:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 10 m;
    • 2. de afstand van de dakopbouw tot de voorgevel minimaal 3 m bedraagt.
36.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Ten aanzien van de in lid 36.1 bedoelde gronden gelden voor bijbehorende bouwwerken de volgende bouwregels:

  • a. bijbehorende bouwwerken, zoals aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, mogen uitsluitend worden gebouwd in het achtererfgebied:, met dien verstande dat de afstand van bijbehorende bouwwerken tot een watergang minimaal 1 m bedraagt;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'oever' zijn geen bouwwerken toegestaan;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen erkers, toegangs- en tochtportalen tevens in het voorerfgebied: worden gebouwd, mits:
    • 1. de diepte maximaal 1 m bedraagt;
    • 2. de diepte van de overblijvende, niet-bebouwde gronden minimaal 2,5 m bedraagt;
    • 3. voor zover een erker of tochtportaal wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw, de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt;
    • 5. per gevel maximaal 1 aan- of uitbouw wordt gebouwd;
  • d. de oppervlakte mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 80 m2 voor de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, en 30 m2 voor de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen;
  • e. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • f. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 6 m.
36.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de in lid 36.1 bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende bouwregels:

  • a. de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een watergang bedraagt minimaal 1 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'oever' zijn geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal voor:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied: 1 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen in het achtererfgebied: 2 m;
    • 3. speelvoorzieningen: 5 m;
    • 4. vlaggenmasten en lichtmasten: 6 m;
    • 5. speeltoestellen: 4 m;
    • 6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.
36.3 Afwijken van de bouwregels
36.3.1 Afwijkingsmogelijkheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 36.2.2 onder a. en b. voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen in het voorerfgebied; waarbij alsdan de maatvoerings- en situeringsregels gelden zoals verwoord in lid 36.2.2 onder d., e. en f.;
  • b. artikel 36.2.2 onder c. sub 4 en 36.2.2 onder e. en f., indien is aangetoond dat aan de aldaar genoemde maximale goothoogte en/of bouwhoogte niet kan worden voldaan in verband met de eisen in het Bouwbesluit.
36.3.2 Voorwaarden

Afwijken als bedoeld in artikel 36.3.1 is slechts mogelijk indien;

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
36.4 Specifieke gebruiksregels
36.4.1 Toegestane gebruik
  • a. De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken bedraagt, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf; ten hoogste 30% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en ieder geval niet meer dan 50 m².
  • b. Een woning mag worden gebruikt als zorgwoning.
36.4.2 Niet toegestane gebruik

De uitoefening van een aan huis verbonden beroep mag geen horeca of detailhandel betreffen, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende beroepsactiviteit.

36.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 36.4.1 voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf en/of handel in en verkoop van goederen en diensten via internet, mits:

  • a. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken, in voorkomende geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, niet meer bedraagt dan 30% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en ieder geval niet meer dan 50 m²;
  • b. het bedrijfsactiviteiten betreft, die in de als bijlage 2 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangeduid als milieucategorie 1, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • c. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
  • d. het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een winkelstraat worden uitgeoefend;
  • e. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten plaatsvindt;
  • f. er geen sprake is van winkel- of uitstallingsruimte van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteit;
  • g. de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de omgeving niet onevenredig schaden;
  • h. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    • 1. het parkeren ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden, en
    • 2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden;
  • i. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf;
  • j. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • k. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 37 Wonen - 3

37.1 Bestemmingsomschrijving
37.1.1 Algemeen

De voor Wonen - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, waaronder mede wordt verstaan de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
  • b. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • c. tuinen en erven;
  • d. paden;
  • e. parkeren (op eigen terrein);
  • f. bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
37.2 Bouwregels
37.2.1 Hoofdgebouwen

Ten aanzien van de in lid 37.1 bedoelde gronden gelden voor hoofdgebouwen de volgende bouwregels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het aantal woningen mag ten hoogste 23 bedragen, met inachtname van het bepaalde in lid 56.2 van de algemene gebruiksregels;
  • c. de goothoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste 6 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste 10 m bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c. en d. mag de bouwhoogte van gestapelde woningen ten hoogste 10,5 m bedragen;
  • f. de toegelaten woningtypen zijn vrijstaand, twee-aaneengebouwd en aaneengebouwd;
  • g. tevens gestapelde woningen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding "gestapeld";
  • h. de diepte van gestapelde en aaneengebouwde woningen mag ten hoogste 10 m bedragen;
  • i. de diepte van twee-aaneengebouwde woningen mag ten hoogste 12 m bedragen;
  • j. de diepte van vrijstaande woningen mag ten hoogste 15 m bedragen;
  • k. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bij vrijstaande woningen dient ten minste 3 m te bedragen, dan wel de afstand van het bestaande hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens indien deze minder is dan 3 m;
  • l. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bij twee-aan-eengebouwde woningen dient ten minste 1,5 m te bedragen, dan wel de afstand van het bestaande hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens indien deze minder is dan 1,5 m.
37.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Ten aanzien van de in lid 37.1 bedoelde gronden gelden voor bijbehorende bouwwerken de volgende bouwregels:

  • a. bijbehorende bouwwerken in de vorm van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd op het achtererfgebied, met dien verstande dat uitbouwen in de vorm van erkers en tochtportalen op het voorerfgebied mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt;
    • 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m bedraagt;
    • 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt;
  • b. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per bouwperceel niet meer bedragen dan respectievelijk 80 m2 voor de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en 30 m2 voor de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen;
  • c. het buiten het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel mag voor ten hoogste 50% worden bebouwd of overdekt;
  • d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 6 m.
37.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Ten aanzien van de in lid 37.1 bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal bedragen voor:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied:1 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen in het achtererfgebied: 2 m;
    • 3. speelvoorzieningen: 5 m;
    • 4. pergola's: 3 m;
    • 5. vlaggenmasten: 6 m;
    • 6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.
37.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 37.2.2 onder a. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken in het voorerfgebied, waarbij alsdan de maatvoerings- en situeringsregels gelden zoals verwoord in lid 37.2.2 onder c., d. en e.;
  • b. artikel 37.2.2 onder d. en e. indien:
    • 1. is aangetoond dat aan de aldaar genoemde maximale goothoogte en / of bouwhoogte niet kan worden voldaan in verband met de eisen in het Bouwbesluit; en,
    • 2. geen afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit van het straatbeeld;
  • c. artikel 37.2.3 onder a. punt 1 voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied tot ten hoogste 2 m;

alle mits:

  • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
37.4 Specifieke gebruiksregels
37.4.1 Toegestaan gebruik

De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken mag, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf, ten hoogste 30% bedragen van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en ieder geval niet meer dan 50 m².

37.4.2 Niet toegestaan gebruik

De uitoefening van een aan huis verbonden beroep mag geen horeca of detailhandel betreffen, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende beroepsactiviteit.

37.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 37.1 voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf en/of handel in en verkoop van goederen en diensten via internet, mits:

  • a. de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken, in voorkomende geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en ieder geval niet meer dan 50 m²;
  • b. het bedrijfsactiviteiten betreft, die in bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemengingzijn aangeduid als categorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • c. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
  • d. het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een winkelstraat worden uitgeoefend;
  • e. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten plaatsvindt;
  • f. er geen sprake is van winkel- of uitstallingsruimte van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteit;
  • g. de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de omgeving niet onevenredig schaden;
  • h. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    • 1. het parkeren ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden, en
    • 2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden;
  • i. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf;
  • j. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • k. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
37.6 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de afstand van uitbreidingen van woningen en van bijbehorende bouwwerken tot de perceelsgrenzen, waarbij geëist kan worden dat deze afstand ten minste 3 m zal bedragen.

Artikel 38 Wonen - 4

38.1 Bestemmingsomschrijving
38.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, waaronder mede wordt verstaan de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
  • b. parkeren op eigen terrein;
  • c. paden;
  • d. tuinen en erven;
  • e. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • f. bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
38.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

oever   zijn de gronden uitsluitend bestemd voor waterberging en onderhoud van de aangrenzende watergang over een breedte van 1 m (gemeten vanuit de waterlijn)  
38.2 Bouwregels
38.2.1 Hoofdgebouwen

Ten aanzien van de lid 38.1 bedoelde gronden gelden voor hoofdgebouwen de volgende bouwregels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat hoofdgebouwen een diepte hebben van ten hoogste 15 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aan-een' zijn uitsluitend twee-aan-een-gebouwde woningen en patiowoningen toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - vrijstaand en twee-aaneen" zijn vrijstaande en twee-aan-een gebouwde woningen toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "aaneengebouwd" zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn gestapelde woningen toegestaan;
  • g. de goothoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste 6 m bedragen;
  • h. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste 10 m bedragen;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder g en h mag de bouwhoogte van gestapelde woningen niet meer dan 12 m en/of 3 bouwlagen bedragen, waarbij de derde bouwlaag minimaal 2 meter is teruggelegen ten opzichte van de dakrand van de tweede bouwlaag;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'minimum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet minder bedragen dan is aangegeven;
  • l. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 1 m te bedragen;
  • m. de voorgevel van het hoofdgebouw dient ter plaatse van het figuur 'gevellijn' te worden gebouwd;
  • n. indien op de verbeelding geen aanduiding 'gevellijn' is opgenomen mag de woning vrij gesitueerd worden;
  • o. indien op de verbeelding de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – verspringende rooilijn' is opgenomen, mag het hoofdgebouw in afwijking van het bepaalde onder i. op of binnen een afstand van maximaal 4 meter van het figuur 'gevellijn' worden gebouwd, met dien verstande dat de voorgevel van het hoofdgebouw minimaal 1 m ten opzichte van de aangrenzende woningen dient te verspringen;
  • p. indien op de verbeelding de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – verspringende rooilijn 1' is opgenomen, mag het hoofdgebouw in afwijking van het bepaalde onder k. op of binnen een afstand van maximaal 2 meter van het figuur 'gevellijn' worden gebouwd.
38.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Ten aanzien van de in lid 38.1 bedoelde gronden gelden voor bijbehorende bouwwerken de volgende bouwregels:

  • a. bijbehorende bouwwerken in de vorm van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd op het achtererfgebied, met dien verstande dat uitbouwen in de vorm van erkers en tochtportalen op het voorerfgebied mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt;
    • 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m bedraagt;
    • 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt;
  • b. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per bouwperceel niet meer bedragen dan respectievelijk 80 m2 voor de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en 30 m2 voor de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen;
  • c. het bouwperceel mag voor ten hoogste 40% worden bebouwd of overdekt;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'oever' zijn geen bouwwerken toegestaan;
  • e. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • f. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 6 m.
38.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van de in lid 38.1 bedoelde gronden gelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal voor:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied: 1 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw: 2 m;
    • 3. speelvoorzieningen: 5 m;
    • 4. vlaggenmasten: 6 m;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'oever' zijn geen bouwwerken toegestaan;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a. zijn op de zijdelingse perceelsgrens tussen de woningen erfafscheidingen toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b. zijn vlonders en terrassen toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 0,5 m boven het zomerpeil.
38.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 38.2.2 onder a. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken in het voorerfgebied; waarbij alsdan de maatvoerings- en situeringsregels gelden zoals verwoord in lid 38.2.2 onder c., e. en f.;
  • b. artikel 38.2.2 onder g. en h. indien is aangetoond dat aan de aldaar genoemde maximale goothoogte en / of bouwhoogte niet kan worden voldaan in verband met de eisen in het Bouwbesluit;
  • c. artikel 38.2.3 onder a. punt 1 voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied tot ten hoogste 2 m.
38.4 Specifieke gebruiksregels
38.4.1 Toegestaan gebruik
  • a. De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken mag, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf, ten hoogste 30% bedragen van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en ieder geval niet meer dan 50 m².
  • b. Ten behoeve van vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen dient ten minste één parkeerplaats per woning op eigen terrein te worden gerealiseerd.
38.4.2 Niet toegestaan gebruik

Niet toegestaan is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep ten behoeve van horeca of detailhandel, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende beroepsactiviteit.

38.5 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 38.1 voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf en/of handel in en verkoop van goederen en diensten via internet, mits:

  • a. de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten binnen een woning en de bijbehorende bouwwerken, in voorkomende geval samen met de bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, niet meer bedraagt dan 30% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en ieder geval niet meer dan 50 m²;
  • b. het bedrijfsactiviteiten betreft, die in bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging zijn aangeduid als milieucategorie A, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • c. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
  • d. het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een winkelstraat worden uitgeoefend;
  • e. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten plaatsvindt;
  • f. de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de omgeving niet onevenredig schaden;
  • g. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    • 1. het parkeren ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden, en
    • 2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden;
  • h. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, anders dan handel en verkoop van goederen en diensten via internet;
  • i. er geen sprake is van winkel- of uitstallingsruimte van goederen ten behoeve van de bedrijfsactiviteit;
  • j. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • k. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
38.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
38.6.1 Verbodsregels

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders binnen de gronden met de aanduiding 'oever' de navolgende andere werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het plaatsen van oeverbeschoeiingen hoger dan 0,20 m gemeten vanaf het waterpeil, voor zover dit geen bouwwerken zijn;
  • b. het wijzigen van het profiel van de gronden;
  • c. het ontgronden en/of het graven van watergangen.
38.6.2 Afwijken van de verbodsregels

Het bepaalde in lid 38.6.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden waarbij geen aantasting van het profiel zal plaatsvinden;
  • b. het uitvoeren van werkzaamheden in het kader van de bouw van een vlonder/terras waarvoor door burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning is verleend.
38.6.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 38.6.1 onder a. is slechts toelaatbaar, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatkundige en landschappelijke functie van de gronden.

Artikel 39 Leiding - Gas

39.1 Bestemmingsomschrijving
39.1.1 Algemeen

De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van een ondergrondse aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 12" (inches) en een druk van ten hoogste 40 bar ter plaatse van de aanduiding "hartlijn leiding - gas" met de daarbij behorende belemmeringenstrook met een breedte van 8 m (4 m aan weerszijden van de hartlijn van de leiding).

39.1.2 Rangorde bestemmingen

Indien de belangen van de in lid 39.1.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

39.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde over het bouwen bij de andere, daar voorkomende bestemmingen:

  • a. mogen op en in de in lid 39.1.1 bedoelde gronden uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de ondergrondse aardgastransportleiding worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • b. mag op en in de in lid 39.1.1 bedoelde gronden ten behoeve van de andere, daar voorkomende bestemmingen, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende bouw- en andere regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
39.3 Afwijking van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 39.1 en 39.2 voor het bouwen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming, conform de bouwregels op grond van de betreffende bestemming, mits de belangen van de leiding, waaronder begrepen de veiligheid van de ondergrondse gasleiding, zich daartegen niet verzetten
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  • c. Alvorens de onder a. bedoelde afwijking toe te passen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.
39.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
39.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, op de in lid 39.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en het aanleggen van drainage;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmede verband houdende constructies, niet zijnde de in artikel 39.1.1 bedoelde leiding en bijbehorende constructies
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • e. het graven, vergraven, vergroten alsmede het dempen van watergangen en waterpartijen;
  • f. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • g. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
39.4.2 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 39.4.1 is nodig voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. welke graafwerkzaamheden vormen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • c. waarmee op het moment van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.
39.4.3 Advies

Een omgevingsvergunning voor het toestaan van de werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 39.4.1, wordt pas verleend nadat schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 40 Leiding - Hoogspanning

40.1 Bestemmingsomschrijving
40.1.1 Algemeen

De voor Leiding - Hoogspanning aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg het beheer en onderhoud van een ondergrondse hoogspanningsverbinding en de daarbij behorende bouwwerken en belemmeringenstrook met een breedte van 20 m (10 m aan weerszijden van de hartlijn van de leiding).

40.1.2 Rangorde bestemmingen

Indien de belangen van de in lid 40.1.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

40.2 Bouwregels

Uitsluitend mogen worden opgericht gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het leidingbeheer, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2;
  • b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
40.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 40.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de voor deze gronden geldende onderliggende bestemmingen, mits daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

40.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
40.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op de in lid 40.1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het vellen of rooien van houtopstanden;
  • c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
  • d. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
  • e. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
40.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 40.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. op werken of werkzaamheden waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
  • b. op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
  • c. op werken of werkzaamheden welke betreffen het normale onderhoud en beheer van reeds aanwezige bouwwerken en werken;
  • d. welke graafwerkzaamheden vormen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
40.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 40.4.1 genoemde werken en werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien en voorzover geen onevenredige aantasting van de belangen van de leidingen en/of energievoorziening ontstaat of kan ontstaan.

40.4.4 Advies

Een omgevingsvergunning voor het toestaan van de werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 40.4.1, wordt pas verleend nadat schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de hoogspanningsverbinding.

Artikel 41 Leiding - Riool

41.1 Bestemmingsomschrijving
41.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van een diep geboorde rioolpersleiding ter plaatse van de aanduiding "hartlijn leiding - riool" met de daarbij behorende belemmeringenstrook met een breedte van 4 m (2 m aan weerszijden van de hartlijn van de leiding).

41.1.2 Rangorde bestemmingen

Indien de belangen van de in lid 41.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

41.2 bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 41.1 genoemde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
41.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 41.2 onder b., indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

41.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden
41.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in artikel 41.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
41.4.2 Uitzonderingen

Het verbod van lid 41.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 41.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. een geringere diepte betreffen dan 8 meter beneden maaiveld en waarover vooraf overleg is gevoerd met de betreffende leidingbeheerder;
  • d. welke graafwerkzaamheden vormen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • e. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
41.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 41.4.1 genoemde werken en werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien en voorzover geen onevenredige aantasting van de belangen van de leidingen ontstaat of kan ontstaan.

41.4.4 Advies

Een omgevingsvergunning voor het toestaan van de werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 41.4.1, wordt pas verleend nadat schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 42 Leiding - Water

42.1 Bestemmingsomschrijving
42.1.1 Algemeen

De voor Leiding - Water aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. bescherming en veiligstelling van een ondergrondse transportleiding voor drinkwater ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - water' met de daarbij behorende belemmeringenstrook met een breedte van 6 m (3 m aan weerszijden van de hartlijn van de leiding);
  • b. bijbehorende voorzieningen.
42.1.2 Rangorde bestemmingen

Indien de belangen van de in lid 42.1.1 bedoelde dubbelbestemmingen in strijd zijn met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

42.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde omtrent het bouwen bij de andere, daar voorkomende bestemmingen:

  • a. mogen op en in de in lid 42.1.1 bedoelde gronden uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de ondergrondse transportleiding voor drinkwater worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • b. mag op en in de in lid 42.1.1 bedoelde gronden ten behoeve van de andere, daar voorkomende bestemmingen, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende bouw- en andere regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
42.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 42.2 voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de andere, daar voorkomende bestemmingen, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende bouw- en andere regels, mits:

  • a. de veiligheids- en andere belangen met betrekking tot de ondergrondse transportleiding voor drinkwater niet worden geschaad;
  • b. het bouwen geen betrekking heeft op de bouw van een kwetsbaar object;
  • c. vooraf advies is verkregen van de leidingbeheerder.
42.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
42.4.1 Verbod

Het is verboden, behoudens het bepaalde in lid 42.4.2, zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op of in de in lid 42.1.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
42.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 42.4.1 gestelde verbod geldt niet voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale gebruik, beheer en onderhoud;
  • b. welke graafwerkzaamheden vormen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • c. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
42.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 42.4.1 wordt slechts verleend, indien door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse transportleiding voor drinkwater en de bijbehorende belemmeringenstrook, en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

42.4.4 Advies

Een omgevingsvergunning voor het toestaan van de werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 42.4.1, wordt pas verleend nadat schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 43 Waarde - Archeologische verwachting 1

43.1 Bestemmingsomschrijving
43.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

43.1.2 Rangorde bestemmingen

Indien de belangen van de in lid 43.1.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

43.2 Bouwregels
43.2.1 Bouwwerken

Ingeval van een aanvraag voor het oprichten van een bouwvergunningplichtig bouwwwerk op of in de in lid 43.1.1 bedoelde gronden, over een oppervlakte van 30 m2 of meer en dieper dan 0,3 m gelden de volgende regels:

  • a. in het belang van de archeologische monumentenzorg dient door de aanvrager van de bouwvergunning een door een archeologisch deskundige opgesteld rapport te worden overgelegd waarin de archeologische verwachtingswaarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
  • b. in het belang van de bescherming van de archeologische waarde kunnen aan de vergunning voorwaarden worden verbonden. Tot deze voorwaarden kunnen in ieder geval behoren:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige;
  • c. de in 43.2.1 onder a. genoemde verplichting geldt niet voor de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
43.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
43.3.1 Omgevingsvergunningplicht

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische verwachtingswaarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in lid 43.3.2, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte van meer dan 30 m2:

  • a. graafwerkzaamheden en het roeren van gronden, dieper dan 0,3 m;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en het aanleggen van drainage, dieper dan 0,3 m;
  • d. het aanbrengen ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmede verband houdende constructies, dieper dan 0,3 m;
  • e. het graven, vergraven, vergroten van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m;
  • f. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • g. het dempen van watergangen en waterpartijen;
  • h. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • i. het verhogen of het verlagen van de grondwaterstand.
43.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in bepaalde in lid 43.3.1 gestelde verbod geldt niet voor werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. op werken, geen gebouwen zijnde of werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een terzake archeologisch deskundige;
  • c. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn; op werken, geen
  • d. gebouwen zijnde of werkzaamheden waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen aanlegvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
43.3.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 43.3.1 wordt slechts verleend, indien:

  • a. door het uitvoeren van die werken geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de in de bedoelde gronden aanwezige archeologische verwachtingswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast/geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
  • b. door de aanvrager van de aanlegvergunning een door een archeologisch deskundige opgesteld rapport is overgelegd waarin de archeologische verwachtingswaarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
43.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Aan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kunnen voorwaarden worden verbonden in het belang van de bescherming van de archeologische verwachtingswaarde. Tot deze voorwaarden kunnen in ieder geval behoren:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
43.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd, na advies te hebben ingewonnen van een archeologisch deskundige, het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' naar ligging wordt verschoven, naar omvang wordt verkleind of vergroot of in het voorkomende geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 44 Waarde - Archeologische verwachting 2

44.1 Bestemmingsomschrijving
44.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

44.1.2 Rangorde bestemmingen

Indien de belangen van de in lid 44.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

44.2 Bouwregels
44.2.1 Bouwwerken

Ingeval van een aanvraag voor het oprichten van een omgevingsvergunningplichtig bouwwerk op of in de in lid 44.1 bedoelde gronden, over een oppervlakte van 100 m2 of meer en dieper dan 0,3 m gelden de volgende regels:

  • a. in het belang van de archeologische monumentenzorg dient door de aanvrager van de omgevingsvergunning een door een archeologisch deskundige opgesteld rapport te worden overgelegd waarin de archeologische verwachtingswaarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
  • b. in het belang van de bescherming van de archeologische waarde kunnen aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden. Tot deze voorwaarden kunnen in ieder geval behoren:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige;
  • c. de in sublid 44.2.1 onder a. genoemde verplichting geldt niet voor de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
44.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
44.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische verwachtingswaarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in sublid 44.3.2, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte van meer dan 100 m2:

  • a. graafwerkzaamheden en het roeren van gronden, dieper dan 0,3 m;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en het aanleggen van drainage, dieper dan 0,3 m;
  • d. het aanbrengen ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmede verband houdende constructies, dieper dan 0,3 m;
  • e. het graven, vergraven, vergroten van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m;
  • f. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • g. het dempen van watergangen en waterpartijen;
  • h. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • i. het verhogen of het verlagen van de grondwaterstand.
44.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het in sublid 44.3.1 gestelde verbod geldt niet voor werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een archeologisch deskundige;
  • c. die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn;
  • d. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
44.3.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 44.3.1 wordt slechts verleend, indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de archeologische verwachtingswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
  • b. door de aanvrager van de omgevingsvergunning een door een archeologisch deskundige opgesteld rapport is overgelegd waarin de archeologische verwachtingswaarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
44.3.4 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 44.3.1 kunnen voorwaarden worden verbonden in het belang van de bescherming van de archeologische verwachtingswaarde. Tot deze voorwaarden kunnen in ieder geval behoren:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
44.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na advies te hebben ingewonnen van een archeologisch deskundige, het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' naar ligging wordt verschoven, naar omvang wordt verkleind of vergroot of in het voorkomende geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 45 Waarde - Archeologische verwachting 4

45.1 Bestemmingsomschrijving
45.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor bescherming en veiligstelling van de naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

45.1.2 Rangorde bestemmingen

Indien de belangen van de in lid 45.1.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

45.2 Bouwregels
45.2.1 Bouwwerken

Ingeval van een aanvraag voor het oprichten van een omgevingsvergunningplichtig bouwwerk op of in de in lid 45.1 bedoelde gronden, over een oppervlakte van 250 m2 of meer en dieper dan 0,3 m gelden de volgende regels:

  • a. in het belang van de archeologische monumentenzorg dient door de aanvrager van de omgevingsvergunning een door een archeologisch deskundige opgesteld rapport te worden overgelegd waarin de archeologische verwachtingswaarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
  • b. in het belang van de bescherming van de archeologische waarde kunnen aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden. Tot deze voorwaarden kunnen in ieder geval behoren:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige;
  • c. de in 45.2.1 onder a. genoemde verplichting geldt niet:
    • 1. voor de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. voor een agrarisch bouwvlak, zoals dat in de omvang en situering aanwezig is op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
    • 3. als het bevoegd gezag van oordeel is dat anderszins in voldoende mate is aangetoond dat de archeologische verwachtingswaarde voor de betrokken locatie niet meer reëel is.
45.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
45.3.1 Omgevingsvergunningplicht

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische verwachtingswaarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in lid 45.3.2, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte van meer dan 250 m2:

  • a. graafwerkzaamheden en het roeren van gronden, dieper dan 0,3 m;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en het aanleggen van drainage, dieper dan 0,3 m;
  • d. het aanbrengen ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmede verband houdende constructies, dieper dan 0,3 m;
  • e. het graven, vergraven, vergroten van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m;
  • f. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • g. het dempen van watergangen en waterpartijen;
  • h. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • i. het verhogen of het verlagen van de grondwaterstand.
45.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in 45.3.1 gestelde verbod geldt niet voor werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een archeologisch deskundige;
  • c. die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn of waarvan het bevoegd gezag van oordeel is dat anderszins in voldoende mate is aangetoond dat de archeologische verwachtingswaarde voor de betrokken locatie niet meer reëel is;
  • d. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
45.3.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 45.3.1 wordt slechts verleend, indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de archeologische verwachtingswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
  • b. door de aanvrager van de omgevingsvergunning een door een archeologisch deskundige opgesteld rapport is overgelegd waarin de archeologische verwachtingswaarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
45.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in 45.3.1 kunnen voorwaarden worden verbonden in het belang van de bescherming van de archeologische verwachtingswaarde. Tot deze voorwaarden kunnen in ieder geval behoren:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
45.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na advies te hebben ingewonnen van een archeologisch deskundige, het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 4' naar ligging wordt verschoven, naar omvang wordt verkleind of vergroot of in het voorkomende geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 46 Waarde - Archeologische verwachting 4A

46.1 Bestemmingsomschrijving
46.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 4A' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor bescherming en veiligstelling van de (naar verwachting) aanwezige archeologische waarden.

46.1.2 Rangorde bestemmingen

Indien de belangen van de in lid 46.1.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

46.2 Bouwregels
46.2.1 Bouwwerken

Ingeval van een aanvraag voor het oprichten van een omgevingsvergunningplichtig bouwwerk op of in de in lid 46.1 bedoelde gronden, dieper dan 1,4 m onder het oorspronkelijke maaiveld gelden de volgende regels:

  • a. in het belang van de archeologische monumentenzorg dient door de aanvrager van de omgevingsvergunning een door een archeologisch deskundige opgesteld rapport te worden overgelegd waarin de archeologische verwachtingswaarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
  • b. in het belang van de bescherming van de archeologische waarde kunnen aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden. Tot deze voorwaarden kunnen in ieder geval behoren:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige;
  • c. de in 46.2.1 onder a. genoemde verplichting geldt niet voor de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
46.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
46.3.1 Omgevingsvergunningplicht

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische verwachtingswaarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in lid 46.3.2, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. graafwerkzaamheden en het roeren van gronden, dieper dan 1,4 m onder het oorspronkelijke maaiveld;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en het aanleggen van drainage, dieper dan 1,4 m onder het oorspronkelijke maaiveld;
  • d. het aanbrengen ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmede verband houdende constructies, dieper dan 1,4 m onder het oorspronkelijke maaiveld;
  • e. het graven, vergraven, vergroten van watergangen en waterpartijen, dieper dan 1,4 m onder het oorspronkelijke maaiveld;
  • f. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • g. het dempen van watergangen en waterpartijen;
  • h. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • i. het verhogen of het verlagen van de grondwaterstand.
46.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in 46.3.1 gestelde verbod geldt niet voor werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een archeologisch deskundige;
  • c. die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn of waarvan het bevoegd gezag van oordeel is dat anderszins in voldoende mate is aangetoond dat de archeologische verwachtingswaarde voor de betrokken locatie niet meer reëel is;
  • d. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
46.3.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 46.3.1 wordt slechts verleend, indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de archeologische verwachtingswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
  • b. door de aanvrager van de omgevingsvergunning een door een archeologisch deskundige opgesteld rapport is overgelegd waarin de archeologische verwachtingswaarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
46.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in 46.3.1 kunnen voorwaarden worden verbonden in het belang van de bescherming van de archeologische verwachtingswaarde. Tot deze voorwaarden kunnen in ieder geval behoren:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
46.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na advies te hebben ingewonnen van een archeologisch deskundige, het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 4A' naar ligging wordt verschoven, naar omvang wordt verkleind of vergroot of in het voorkomende geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 47 Waarde - Archeologische verwachting 5

47.1 Bestemmingsomschrijving
47.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor bescherming en veiligstelling van de naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

47.1.2 Rangorde bestemmingen

Indien de belangen van de in lid 47.1.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

47.2 Bouwregels
47.2.1 Bouwwerken

Ingeval van een aanvraag voor het oprichten van een omgevingsvergunningplichtig bouwwerk op of in de in lid 47.1 bedoelde gronden, over een oppervlakte van 250 m2 of meer en op een diepte tussen de 1,5 m en 5 m gelden de volgende regels:

  • a. in het belang van de archeologische monumentenzorg dient door de aanvrager van de omgevingsvergunning een door een archeologisch deskundige opgesteld rapport te worden overgelegd waarin de archeologische verwachtingswaarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
  • b. in het belang van de bescherming van de archeologische waarde kunnen aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden. Tot deze voorwaarden kunnen in ieder geval behoren:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige;
  • c. de in 47.2.1 onder a. genoemde verplichting geldt niet voor de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
47.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
47.3.1 Omgevingsvergunningplicht

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische verwachtingswaarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in lid 47.3.2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte van meer dan 250 m2:

  • a. graafwerkzaamheden en het roeren van gronden op een diepte tussen de 1,5 en 5 m;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen op een diepte tussen de 1,5 en 5 m;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en het aanleggen van drainage op een diepte tussen de 1,5 en 5 m;
  • d. het aanbrengen ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmede verband houdende constructies op een diepte tussen de 1,5 en 5 m;
  • e. het graven, vergraven, vergroten van watergangen en waterpartijen op een diepte tussen de 1,5 en 5 m;
  • f. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • g. het dempen van watergangen en waterpartijen;
  • h. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • i. het verhogen of het verlagen van de grondwaterstand.
47.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in 47.3.1 gestelde verbod geldt niet voor werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een archeologisch deskundige;
  • c. die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn;
  • d. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
47.3.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 47.3.1 wordt slechts verleend, indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de archeologische verwachtingswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind; en,
  • b. door de aanvrager van de omgevingsvergunning een door een archeologisch deskundige opgesteld rapport is overgelegd waarin de archeologische verwachtingswaarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
47.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in 47.3.1 kunnen voorwaarden worden verbonden in het belang van de bescherming van de archeologische verwachtingswaarde. Tot deze voorwaarden kunnen in ieder geval behoren:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
47.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na advies te hebben ingewonnen van een archeologisch deskundige, het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 5' naar ligging wordt verschoven, naar omvang wordt verkleind of vergroot of in het voorkomende geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 48 Waarde - Archeologische verwachting 6

48.1 Bestemmingsomschrijving
48.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor bescherming en veiligstelling van de naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

48.1.2 Rangorde bestemmingen

Indien de belangen van de in lid 48.1.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

48.2 Bouwregels
48.2.1 Bouwwerken

Ingeval van een aanvraag voor het oprichten van een omgevingsvergunningplichtig bouwwerk op of in de in lid 48.1 bedoelde gronden, over een oppervlakte van 250 m2 of meer en dieper 1,5 m gelden de volgende regels:

  • a. in het belang van de archeologische monumentenzorg dient door de aanvrager van de omgevingsvergunning een door een archeologisch deskundige opgesteld rapport te worden overgelegd waarin de archeologische verwachtingswaarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
  • b. in het belang van de bescherming van de archeologische waarde kunnen aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden. Tot deze voorwaarden kunnen in ieder geval behoren:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige;
  • c. de in 48.2.1 onder a. genoemde verplichting geldt niet voor de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
48.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
48.3.1 Omgevingsvergunningplicht

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische verwachtingswaarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in lid 48.3.2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte van meer dan 250 m2:

  • a. graafwerkzaamheden en het roeren van gronden dieper dan 1,5 m;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen dieper dan 1,5 m;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en het aanleggen van drainage dieper dan 1,5 m;
  • d. het aanbrengen ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmede verband houdende constructies dieper dan 1,5 m;
  • e. het graven, vergraven, vergroten van watergangen en waterpartijen dieper dan 1,5 m;
  • f. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • g. het dempen van watergangen en waterpartijen;
  • h. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • i. het verhogen of het verlagen van de grondwaterstand.
48.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in 48.3.1 gestelde verbod geldt niet voor werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een archeologisch deskundige;
  • c. die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn;
  • d. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
48.3.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 48.3.1 wordt slechts verleend, indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de archeologische verwachtingswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind; en,
  • b. door de aanvrager van de omgevingsvergunning een door een archeologisch deskundige opgesteld rapport is overgelegd waarin de archeologische verwachtingswaarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
48.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in 48.3.1 kunnen voorwaarden worden verbonden in het belang van de bescherming van de archeologische verwachtingswaarde. Tot deze voorwaarden kunnen in ieder geval behoren:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
48.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na advies te hebben ingewonnen van een archeologisch deskundige, het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 6' naar ligging wordt verschoven, naar omvang wordt verkleind of vergroot of in het voorkomende geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 49 Waarde - Archeologische verwachting 7

49.1 Bestemmingsomschrijving
49.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 7' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor bescherming en veiligstelling van de naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

49.1.2 Rangorde bestemmingen

Indien de belangen van de in lid 49.1.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

49.2 Bouwregels
49.2.1 Bouwwerken

Ingeval van een aanvraag voor het oprichten van een omgevingsvergunningplichtig bouwwerk op of in de in lid 49.1 bedoelde gronden, over een oppervlakte van 250 m2 of meer en dieper dan 5 m gelden de volgende regels:

  • a. in het belang van de archeologische monumentenzorg dient door de aanvrager van de omgevingsvergunning een door een archeologisch deskundige opgesteld rapport te worden overgelegd waarin de archeologische verwachtingswaarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
  • b. in het belang van de bescherming van de archeologische waarde kunnen aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden. Tot deze voorwaarden kunnen in ieder geval behoren:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige;
  • c. de in 49.2.1 onder a. genoemde verplichting geldt niet voor de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
49.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
49.3.1 Omgevingsvergunningplicht

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische verwachtingswaarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in lid 49.3.2, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte van meer dan 250 m2:

  • a. graafwerkzaamheden en het roeren van gronden, dieper dan 5 m;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en het aanleggen van drainage, dieper dan 5 m;
  • d. het aanbrengen ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmede verband houdende constructies, dieper dan 5 m;
  • e. het graven, vergraven, vergroten van watergangen en waterpartijen, dieper dan 5 m;
  • f. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • g. het dempen van watergangen en waterpartijen;
  • h. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • i. het verhogen of het verlagen van de grondwaterstand.
49.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in 49.3.1 gestelde verbod geldt niet voor werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een archeologisch deskundige;
  • c. die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn;
  • d. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
49.3.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 49.3.1 wordt slechts verleend, indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de archeologische verwachtingswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind; en,
  • b. door de aanvrager van de omgevingsvergunning een door een archeologisch deskundige opgesteld rapport is overgelegd waarin de archeologische verwachtingswaarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
49.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in 49.3.1 kunnen voorwaarden worden verbonden in het belang van de bescherming van de archeologische verwachtingswaarde. Tot deze voorwaarden kunnen in ieder geval behoren:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
49.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na advies te hebben ingewonnen van een archeologisch deskundige, het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 7' naar ligging wordt verschoven, naar omvang wordt verkleind of vergroot of in het voorkomende geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 50 Waarde - Archeologische verwachting 8

50.1 Bestemmingsomschrijving
50.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 8' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor bescherming en veiligstelling van de naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

50.1.2 Rangorde bestemmingen

Indien de belangen van de in lid 50.1.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

50.2 Bouwregels
50.2.1 Bouwwerken

Ingeval van een aanvraag voor het oprichten van een omgevingsvergunningplichtig bouwwerk op of in de in lid 50.1 bedoelde gronden, over een oppervlakte van 500 m2 of meer en dieper dan 0,3 m gelden de volgende regels:

  • a. in het belang van de archeologische monumentenzorg dient door de aanvrager van de omgevingsvergunning een door een archeologisch deskundige opgesteld rapport te worden overgelegd waarin de archeologische verwachtingswaarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
  • b. in het belang van de bescherming van de archeologische waarde kunnen aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden. Tot deze voorwaarden kunnen in ieder geval behoren:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige;
  • c. de in 50.2.1 onder a. genoemde verplichting geldt niet:
    • 1. voor de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. voor een agrarisch bouwvlak zoals dat in de omvang en situering aanwezig is op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
    • 3. als het bevoegd gezag van oordeel is dat anderszins in voldoende mate is aangetoond dat de archeologische verwachtingswaarde voor de betrokken locatie niet meer reëel is.
50.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
50.3.1 Omgevingsvergunningplicht

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische verwachtingswaarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in lid 50.3.2, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte van meer dan 500 m2:

  • a. graafwerkzaamheden en het roeren van gronden, dieper dan 0,3 m;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en het aanleggen van drainage, dieper dan 0,3 m;
  • d. het aanbrengen ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmede verband houdende constructies, dieper dan 0,3 m;
  • e. het graven, vergraven, vergroten van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m;
  • f. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • g. het dempen van watergangen en waterpartijen;
  • h. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • i. het verhogen of het verlagen van de grondwaterstand.
50.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in 50.3.1 gestelde verbod geldt niet voor werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een archeologisch deskundige;
  • c. die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn of waarvan het bevoegd gezag van oordeel is dat anderszins in voldoende mate is aangetoond dat de archeologische verwachtingswaarde voor de betrokken locatie niet meer reëel is;
  • d. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
50.3.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 50.3.1 wordt slechts verleend, indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de archeologische verwachtingswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
  • b. door de aanvrager van de omgevingsvergunning een door een archeologisch deskundige opgesteld rapport is overgelegd waarin de archeologische verwachtingswaarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
50.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in 50.3.1 kunnen voorwaarden worden verbonden in het belang van de bescherming van de archeologische verwachtingswaarde. Tot deze voorwaarden kunnen in ieder geval behoren:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
50.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na advies te hebben ingewonnen van een archeologisch deskundige, het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 8' naar ligging wordt verschoven, naar omvang wordt verkleind of vergroot of in het voorkomende geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 51 Waarde - Archeologische verwachting 9

51.1 Bestemmingsomschrijving
51.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 9' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor bescherming en veiligstelling van de naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

51.1.2 Rangorde bestemmingen

Indien de belangen van de in lid 51.1.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

51.2 Bouwregels
51.2.1 Bouwwerken

Ingeval van een aanvraag voor het oprichten van een omgevingsvergunningplichtig bouwwerk op of in de in lid 51.1 bedoelde gronden, over een oppervlakte van 10.000 m2 of meer en dieper dan 0,3 m gelden de volgende regels:

  • a. in het belang van de archeologische monumentenzorg dient door de aanvrager van de omgevingsvergunning een door een archeologisch deskundige opgesteld rapport te worden overgelegd waarin de archeologische verwachtingswaarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
  • b. in het belang van de bescherming van de archeologische waarde kunnen aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden. Tot deze voorwaarden kunnen in ieder geval behoren:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige;
  • c. de in 51.2.1 onder a. genoemde verplichting geldt niet voor de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
51.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
51.3.1 Omgevingsvergunningplicht

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische verwachtingswaarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in lid 51.3.2, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte van meer dan 10.000 m2:

  • a. graafwerkzaamheden en het roeren van gronden, dieper dan 0,3 m;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en het aanleggen van drainage, dieper dan 0,3 m;
  • d. het aanbrengen ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmede verband houdende constructies, dieper dan 0,3 m;
  • e. het graven, vergraven, vergroten van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m;
  • f. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • g. het dempen van watergangen en waterpartijen;
  • h. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • i. het verhogen of het verlagen van de grondwaterstand.
51.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in 51.3.1 gestelde verbod geldt niet voor werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een archeologisch deskundige;
  • c. die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn;
  • d. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
51.3.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 51.3.1 wordt slechts verleend, indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de archeologische verwachtingswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
  • b. door de aanvrager van de omgevingsvergunning een door een archeologisch deskundige opgesteld rapport is overgelegd waarin de archeologische verwachtingswaarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
51.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in 51.3.1 kunnen voorwaarden worden verbonden in het belang van de bescherming van de archeologische verwachtingswaarde. Tot deze voorwaarden kunnen in ieder geval behoren:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
51.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na advies te hebben ingewonnen van een archeologisch deskundige, het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 9' naar ligging wordt verschoven, naar omvang wordt verkleind of vergroot of in het voorkomende geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 52 Waterstaat - Waterkering

52.1 Bestemmingsomschrijving
52.1.1 Algemeen

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:

  • a. het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.
52.1.2 Rangorde bestemmingen

Indien de belangen van de in lid 52.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

52.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 52.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de lid 52.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
52.3 Afwijken van de bouwregels
52.3.1

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 52.2 onder c. voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, onder de voorwaarde dat de belangen van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.

52.3.2

Alvorens omtrent de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 52.3.1 te beslissen, wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de vraag of door de voorgenomen bebouwing de belangen in verband met de waterkering niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 53 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

53.1 Bestemmingsomschrijving
53.1.1 Algemeen

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor vrijwaring van de beschermingszone langs A-watergangen, de Beneden-Merwede en De Giessen met bijbehorende voorzieningen, werken en werkzaamheden.

53.1.2 Rangorde bestemmingen

Indien de belangen van de in lid 53.1 bedoelde dubbelbestemming in strijd zijn met de belangen van een andere samenvallende dubbelbestemming dan geldt de volgende rangorde:

53.2 Bouwregels
53.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van de in 53.1 bedoelde gronden gelden voor gebouwen de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen zijn ter plaatse niet toegestaan met uitzondering van bestaande gebouwen;
  • b. in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 38 mag alleen ten behoeve van de bestemming "Waterstaat - Waterstaatkundige functie'' worden gebouwd;
  • c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is artikel 61.1 niet van toepassing.
53.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Ten aanzien van de in lid 53.1 bedoelde gronden geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 3 m bedraagt;

53.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 53.2 voor het bouwen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, conform de bouwregels op grond van de betreffende bestemming, mits:

  • a. de belangen van de waterstaatkundige functie van de gronden zich daartegen niet verzetten;
  • b. bij de waterbeheerder schriftelijk advies is ingewonnen.
53.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
53.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in artikel 53.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en het aanleggen van drainage;
  • c. het aanbrengen ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmede verband houdende constructies;
  • d. het graven, vergraven, vergroten alsmede het dempen van watergangen en waterpartijen;
  • e. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • f. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
53.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Geen omgevingsvergunning is nodig voor werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. waarmee op het moment van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • c. waarvoor toestemming op grond van de Waterwet en aanvullende regelgeving van het waterschap Rivierenland is verleend.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 54 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 55 Algemene bouwregels

55.1 Bestaande maten

Voor een bestaand bouwwerk dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, afstand of bebouwingspercentage afwijkt van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, gelden ter plaatse van de afwijking die afwijkende maten als bepalingen voor de maatvoering, met dien verstande dat:

  • a. bestaande maten die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen ter plaatse van de afwijking als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. bestaande maten die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen ter plaatse van de afwijking als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. ingeval van herbouw is het bepaalde in dit lid onder a. en b. uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde locatie plaatsvindt;
  • d. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is artikel 61.1 niet van toepassing.
55.2 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

55.3 Ondergronds bouwen

Daar waar in het plan geen specifieke regeling is opgenomen voor ondergronds bouwen zijn de regels van dit plan van overeenkomstige toepassing op ondergrondse bouwwerken.

55.4 Parkeren
  • a. Voor zover in hoofdstuk 2 geen specifieke parkeernormen zijn opgenomen, dient bij het bouwen op grond van de bestemmingen genoemd in hoofdstuk 2, voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het 'Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan 2012-2022' zoals opgenomen in bijlage 6 van deze regels, of de rechtsopvolger daarvan.
  • b. Van het bepaalde onder a. kan worden afgeweken, indien kan worden aangetoond dat op andere wijze is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bestaande bouwwerken.

Artikel 56 Algemene gebruiksregels

56.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in het plan gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken bepaalde.

56.2 Aantal woningen

Het totale aantal woningen binnen de bestemmingen 'Gemengd - 3' en 'Wonen - 3' mag niet meer dan 23 bedragen.

56.3 Strijdig gebruik

Een gebruik in strijd met de in het plan gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken bepaalde, is in ieder geval:

  • a. het gebruik van onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • b. het gebruik van onbebouwde gronden als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een growshop of coffeeshop.
56.4 Parkeren
  • a. Voor zover in hoofdstuk 2 geen specifieke parkeernormen zijn opgenomen, dient bij het wijzigen van het bestaande gebruik zoals toegestaan op grond van de bestemmingen genoemd in hoofdstuk 2, voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het 'Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan 2012-2022' zoals opgenomen in bijlage 6 van deze regels, of de rechtsopvolger daarvan.
  • b. Van het bepaalde onder a. kan worden afgeweken, indien kan worden aangetoond dat op andere wijze is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bestaand gebruik.

Artikel 57 Algemene aanduidingsregels

57.1 Veiligheidszone - Vervoer gevaarlijke stoffen
57.1.1 Algemeen

Binnen de aanduiding "Veiligheidszone - Vervoer gevaarlijke stoffen" mogen behoudens de bestaande (beperkt) kwetsbare objecten geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare bestemmingen worden gebouwd.

57.1.2 Afwijking

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 57.1.1 voor het toestaan van beperkt kwetsbare bestemmingen binnen de aanduiding ''veiligheidszone vervoer gevaarlijke stoffen'' mits:

  • 1. uit onderzoek is gebleken dat dit uit oogpunt van externe veiligheid acceptabel kan worden geacht;
  • 2. vooraf advies wordt ingewonnen van Rijkswaterstaat;
  • 3. een verantwoording groepsrisico heeft plaatsgevonden.

57.2 Overige zone - gezoneerd industrieterrein 1
57.2.1 Gezoneerd industrieterrein

Ter plaatse van de aanduiding 'Overig - gezoneerd industrieterrein 1' zijn bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 41 lid 3 van de Wet geluidhinder juncto artikel 2.1 lid 3 Besluit omgevingsrecht toegestaan;

57.2.2 Wijzigen gezoneerd industrieterrein

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door:

57.3 Overige zone - gezoneerd industrieterrein 2 en 3
57.3.1 Gezoneerd industrieterrein
  • a. Ter plaatse van de aanduidingen 'Overig - gezoneerd industrieterrein 2' en 'Overig - gezoneerd industrieterrein 3' zijn bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 41 lid 3 van de Wet geluidhinder juncto artikel 2.1 lid 3 Besluit omgevingsrecht toegestaan;
  • b. In aanvulling op het bepaalde onder a zijn uitsluitend bedrijven en bedrijfsactiviteiten toegestaan die niet meer geluid produceren dan aan die bedrijven en bedrijfsactiviteiten is toegekend op basis van het geluidverdeelplan, dat onderdeel is van het Zonebeheerplan Langs de Merwede en Middengebied, zoals opgenomen in bijlage 4 bij de regels.
57.3.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 57.3.1 voor het toestaan van een groter geluidbudget dan in het geluidverdeelplan voor een kavel is opgenomen, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • 1. de bedrijfseconomische noodzaak voor het verhogen van het geluidbudget is aangetoond;
  • 2. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat:
    • a. ondanks toepassing van de beste beschikbare technieken een hoger geluidbudget noodzakelijk is ter optimalisering en/of uitbreiding van de bedrijfsvoering. In het akoestisch onderzoek dient het gewenste geluidbudget te worden aangegeven alsmede een overzicht van de geluidbronnen, de toegepaste technieken en de bedrijfstijden;
    • b. door het toestaan van een hoger geluidbudget de (voorkeurs-)grenswaarde op de grens van de geluidzone, dan wel de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van bestaande en geprojecteerde woningen, niet worden overschreden;
    • c. door het toestaan van een hoger geluidbudget de beschikbare geluidbudgetten voor de overige bouwpercelen niet wordt beperkt.

Alvorens omtrent het afwijken van de gebruiksregels te beslissen winnen Burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid.

57.3.3 Wijziging gezoneerd industrieterrein

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de begrenzing van een industrieterrein te wijzigen door:

  • a. het wijzigen van de aanduidingen 'Overig - gezoneerd industrieterrein 2' en 'Overig - gezoneerd industrieterrein 3' op basis van nader akoestisch onderzoek;
  • b. het opheffen van de aanduidingen 'Overig - gezoneerd industrieterrein 2' en 'Overig - gezoneerd industrieterrein 3', met dien verstande dat opheffing uitsluitend kan plaatsvinden wanneer de bestemming van het betrokken terrein zodanig is gewijzigd dat het geen zoneplichtig industrieterrein meer is.
  • c. het verhogen van het geluidbudget van een perceel, zoals opgenomen in het geluidverdeelplan, binnen de aanduidingen 'Overig - gezoneerd industrieterrein 2' en 'Overig - gezoneerd industrieterrein 3' en het gelijktijdig verlagen van het geluidbudget van een ander perceel binnen die aanduidingen indien:
    • 1. de bedrijfseconomische noodzaak voor verhoging van het geluidbudget is aangetoond en het duurzaam bedrijfseconomisch functioneren voor het bouwperceel met het te verkleinen geluidbudget wordt gewaarborgd
    • 2. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat:
      • ondanks toepassing van de beste beschikbare technieken een hoger geluidbudget noodzakelijk is ter optimalisering en/of uitbreiding van de bedrijfsvoering. In het akoestisch onderzoek dient het gewenste geluidbudget te worden aangegeven, alsmede een overzicht van de geluidbronnen, de toegepaste technieken en de bedrijfstijden;
      • door het toestaan van een hoger geluidbudget, de (voorkeurs-)grenswaarde op de grens van de geluidzone, dan wel de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van bestaande en geprojecteerde woningen, niet wordt overschreden.

Alvorens omtrent wijziging van het bestemmingsplan te beslissen winnen Burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid.

57.4 Geluidzone - industrie
57.4.1 Geluidzone
  • a. Ter plaatse van de aanduidingen 'Geluidzone - industrie 1', 'Geluidzone - industrie 2' en 'Geluidzone - industrie 3' liggen de zones als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
  • b. Ten aanzien van de gronden met de aanduidingen 'Geluidzone - industrie 1', 'Geluidzone - industrie 2' en 'Geluidzone - industrie 3' geldt dat geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogen worden gebouwd.
  • c. In afwijking van het bepaalde onder b is realisatie van nieuwe geluidsgevoelige objecten, waaronder zowel bouwen als gebruiken wordt begrepen, binnen de geluidzones alleen mogelijk, indien voldaan wordt aan:
    • 1. de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder, dan wel;
    • 2. de bij het besluit hogere waarden vastgestelde hogere waarden inclusief de daarbij gestelde voorwaarden/maatregelen.

57.4.2 Wijziging geluidzone

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de in het plan opgenomen geluidzones te wijzigen door:

  • a. het wijzigen van de aanduidingen 'Geluidzone - industrie 1', 'Geluidzone - industrie 2' en 'Geluidzone - industrie 3', waarbij aangetoond dient te worden dat de geluidsbelasting in het gebied dat ophoudt deel uit te maken van de geluidzone lager is dan 50 dB(A);
  • b. het wijzigen van de aanduidingen 'Geluidzone - industrie 1', 'Geluidzone - industrie 2' en 'Geluidzone - industrie 3', op basis van nader akoestisch onderzoek;
  • c. het opheffen van de aanduidingen 'Geluidzone - industrie 1', 'Geluidzone - industrie 2' en 'Geluidzone - industrie 3' met dien verstande dat opheffing uitsluitend kan plaatsvinden wanneer de bestemming van het bijbehorende industrieterrein zodanig is gewijzigd dat het geen zoneplichtig industrieterrein meer is.

57.5 Vrijwaringszone - Straalpad

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - Straalpad' gelden de volgende aanvullende regels:

57.5.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels bij de andere bestemmingen (3 tot en met 38) geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - Straalpad' de hoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet meer mag bedragen dan 28 m boven NAP.

57.5.2 Omgevingsvergunning voor afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in 57.5.1 voor het bouwen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, conform de bouwregels op grond van de betreffende bestemming, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de straalverbinding.

57.5.3 Voorwaarde omgevingsvergunning

Alvorens de onder 57.5.2 bedoelde omgevingsvergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de betreffende beheerder van de straalverbinding.

57.6 Vrijwaringszone - dijk 1

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding Vrijwaringszone - dijk 1 zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering.

57.6.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels bij de andere bestemmingen (3 tot en met 38) geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - dijk 1' niet mag worden gebouwd, tenzij het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, mits er:

  • a. geen wijziging plaatsvindt van een kelder, fundering of vloerpeil, uitgezonderd aanvullingen van kruipruimte(s) en vervanging van (houten) vloeren door plaatvloeren;
  • b. geen volumeuitbreiding plaatsvindt anders dan een eventuele dakkapel;
  • c. geen grondroering plaatsvindt.
57.6.2 Omgevingsvergunning voor afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in 57.6.1 voor het bouwen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, onder de voorwaarde dat de belangen van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.

57.6.3 Voorwaarde omgevingsvergunning

Alvorens omtrent de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 57.6.2 te beslissen, wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de vraag of door de voorgenomen bebouwing de belangen in verband met de waterkering niet onevenredig worden geschaad.

57.7 Vrijwaringszone - dijk 2

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - dijk 2' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, aangeduid als buitenbeschermingszone van de primaire waterkering

57.8 Vrijwaringszone - Vaarweg

Ten aanzien van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - Vaarweg' geldt dat:

  • a. geen nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd;
  • b. het verbouwen of uitbreiden van bouwwerken niet is toegestaan met uitzondering van verkeersvoorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer op de Boven- en Beneden Merwede;

tenzij is aangetoond dat het functioneren van de vaarweg niet in het geding is en hiertoe schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de vaarweg.

57.9 Vrijwaringszone - Laagvliegroute

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - Laagvliegroute' gelden de volgende aanvullende regels:

57.9.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels bij de andere bestemmingen (3 tot en met 38) geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - Laagvliegroute' de hoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet meer mag bedragen dan 30 m boven NAP.

57.9.2 Omgevingsvergunning voor afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in 57.9.1 voor het bouwen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, conform de bouwregels op grond van de betreffende bestemming, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de laagvliegroute.

57.9.3 Voorwaarden omgevingsvergunning

Alvorens de onder 57.9.2 bedoelde omgevingsvergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de betreffende beheerder van de straalverbinding.

57.10 Veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation 1

De gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding "Veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation 1" mogen behoudens de bestaande (beperkt) kwetsbare objecten geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare bestemmingen worden gebouwd.

57.11 Veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation 2

De gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding "Veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation 2" mogen behoudens de bestaande (beperkt) kwetsbare objecten geen nieuwe kwetsbare bestemmingen worden gebouwd.

Artikel 58 Algemene afwijkingsregels

58.1 Omgevingsvergunning om af te wijken van bij het plan aangegeven regels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 15% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m; met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die zijn gelegen binnen de zone die is aangeduid als 'Vrijwaringszone - Laagvliegroute', alwaar een maximale bouwhoogte van 30 m geldt;
  • e. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m, voor zover de bestemming niet in een afwijking voorziet.
58.2 Voorwaarden afwijking

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 58.1, kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 59 Algemene wijzigingsregels

59.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  • b. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.
59.2 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten' te wijzigen, middels het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

59.3 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen door de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen naar de bestemmingen 'Wonen - 1', 'Tuin', 'Groen', 'Water' en 'Verkeer - Verblijf', met dien verstande dat:

  • a. het bebouwd oppervlak niet meer mag bedragen dan 70%;
  • b. de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan respectievelijk 6 m en 10 m;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bij vrijstaande woningen ten minste 3 m dient te bedragen;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bij twee-aan-een-gebouwde woningen ten minste 1,5 m dient te bedragen;
  • e. de hoofdgebouwen zoveel mogelijk aan de Brooshooftstraat worden gerealiseerd;
  • f. dienstverlening is toegestaan tot een bedrijfsvloeroppervlak van 50 m2 per vestiging;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 5. de privacy van de bewoners van omliggende woningen;
    • 6. het milieu.
59.4 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen door de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' te wijzigen naar de bestemmingen 'Wonen - 3', 'Tuin' en 'Verkeer - Verblijf', met dien verstande dat:

  • a. het bebouwd oppervlak niet mag toenemen, tenzij het Waterschap zulks toestaat;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 5. de privacy van de bewoners van omliggende woningen.
59.5 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen door de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied 3' te wijzigen naar de bestemmingen 'Wonen - 3', 'Tuin' en 'Verkeer - Verblijf' , met dien verstande dat:

  • a. de wijziging noodzakelijk is in verband met een gewijzigde uitvoering van het plan als gevolg van aanwezige ondergrondse infrastructuur, kabels en leidingen;
  • b. het bebouwd oppervlak niet mag toenemen, tenzij het Waterschap zulks toestaat;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 5. de privacy van de bewoners van omliggende woningen.
59.6 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 4

Ter plaatse van de aanduiding ''Wetgevingzone - wijzigingsgebied 4' kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen waarbij de bedoelde gronden worden gewijzigd in de bestemming 'Centrum - 1', met dien verstande dat:

  • a. voldoende bijbehorende parkeerplaatsen worden gerealiseerd overeenkomstig de geldende gemeentelijke parkeernota;
  • b. de percelen voor maximaal 50% van het oppervlakte bebouwd mogen worden;
  • c. de bestaande goot- en bouwhoogte als maximum geldt;
  • d. burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen ten aanzien van de situering van de bebouwing en bouwwerken geen gebouwen zijnde onder andere vanuit stedenbouwkundig en verkeerstechnisch oogpunt.
59.7 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 5

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen door de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding:

  • a. 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied 5' in de bestemming 'Woongebied' zoals opgenomen in bijlage 7 te wijzigen ten behoeve van woningbouwontwikkeling van De Blauwe Zoom, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. uit een onderzoek naar regionale woningbehoefte blijkt dat de behoefte bestaat aan de voorgenomen woningaantallen en woningtypes;
    • 2. vooraf een bouwplan met inrichtingsplan is voorgelegd waaruit blijkt dat toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in het document 'Locatie-eisen De Blauwe Zoom', zoals opgenomen als bijlage 3 bij deze regels;
    • 3. in afwijking van het bepaalde in de bestemming 'Woongebied' (zoals opgenomen in bijlage 7) het totale aantal woningen meer mag bedragen dan het vermelde aantal.
59.8 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 6

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen door de gronden ter plaatse van de aanduiding Wetgevingzone - wijzigingsgebied 6' te wijzigen teneinde een hoofdgebouw op te richten ten dienste van de bestemming 'Centrum - 1', met dien verstande dat:

  • a. de bebouwing niet ten behoeve van wonen wordt gebruikt;
  • b. voldoende bijbehorende parkeerplaatsen worden gerealiseerd conform het geldende gemeentelijke parkeerbeleid;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • e. de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding voor maximaal 100% van het oppervlakte bebouwd mogen worden;
  • f. burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen ten aanzien van de situering van de bebouwing en bouwwerken geen gebouwen zijnde onder andere vanuit stedenbouwkundig en verkeerstechnisch oogpunt.
59.9 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 7

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits een zorgvuldige inpassing in de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied en de directe omgeving daarvan gewaarborgd wordt, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wro, het plan wijzigen ten behoeve van:

  • a. een enigszins andere situering en/of begrenzing van bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
  • b. het wijzigen van de bestemming van de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied 7' in de bestemmingen 'Wonen', 'Tuin' en 'Verkeer - Verblijf' , ten behoeve een woning en ontsluiting van het achterliggende woonzorgcomplex, met dien verstande dat:
    • 1. het bebouwingspercentage ten hoogste 50 procent bedraagt;
    • 2. de goothoogte ten hoogste 6 meter bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte ten hoogste 10 meter bedraagt;
    • 4. voor het wijzigen in de bestemming 'Verkeer - Verblijf' het bepaalde in bijlage 2 van de regels van toepassing is;
  • c. het wijzigen van de bestemming van de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied 7', met dien verstande dat:
    • 1. de gronden de maatschappelijke bestemming behouden;
    • 2. het bebouwingspercentage ten hoogste 50 procent bedraagt;
    • 3. de goothoogte ten hoogste 6 meter bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte ten hoogste 10 meter bedraagt.
59.10 Toelaatbaarheid

Alvorens toepassing wordt gegeven aan de wijzigingsbevoegdheden in lid 59.3 tot en met lid 59.7 dient te worden voldaan aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen:

      • luchtkwaliteit;
      • Wet geluidhinder;
      • mobiliteitstoets;
      • bodemkwaliteit;
      • watertoets;
      • archeologie;
      • externe veiligheid;
      • bedrijven- en milieuzonering;
      • ecologie (waaronder stikstofdepositie);
      • economische uitvoerbaarheid en kostenverhaal.

Artikel 60 Overige regels

60.1 Nadere eisen
60.1.1 Externe veiligheid - vluchtmogelijkheden

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de uitpandige vluchtroutes, en de bereikbaarheid voor de brandweer, voor zover dit niet elders in dit plan is vastgelegd, nadere eisen stellen aan:

  • a. vluchtmogelijkheden en de situering van bouwwerken;
  • b. vluchtmogelijkheden en de inrichting van terreinen/openbare ruimte;
  • c. vluchtmogelijkheden en het bebouwd oppervlak van gebouwen;
  • d. vluchtmogelijkheden en het vloeroppervlak van gebouwen.
60.1.2 Externe veiligheid - afsluitbaarheid mechanische ventilatie

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het aspect externe veiligheid, ter bescherming van de blootstelling aan toxische gassen, nadere eisen stellen aan de afsluitbaarheid van mechanische ventilatie.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 61 Overgangsrecht

61.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
61.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 62 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Hardinxveld-Giessendam, bebouwd gebied'.