direct naar inhoud van Artikel 7 Waarde - Archeologie
Plan: Sportcampus Zuiderpark
Status: onherroepelijk
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.UP0004BSportcZprk-70OH

Artikel 7 Waarde - Archeologie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie' als bedoeld in het eerste lid, gelden de volgende regels:

  • a. het bouwen moet plaatsvinden met inachtneming van de archeologische waarden als bedoeld in het eerste lid;
  • b. het bepaalde onder a geldt niet voor bouwplannen die (mede) tot doel hebben het herstel van deze waarden;
  • c. het bepaalde onder a heeft in geval van strijdigheid, voorrang op bouwregels behorende bij de samenvallende bestemmingen en op de algemene bouw- en afwijkingsregels;
  • d. het bepaalde onder a geldt niet indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden en bouwwerken en nadat hierover advies is ingewonnen bij de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag
7.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen sten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige waarden aanwezig zijn.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de op de plankaart voor 'Waarde - Archeologie' bestemde gronden zonder of in afwijking van een vergunning van bevoegd gezag, de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland;
    • 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
    • 3. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
    • 4. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
    • 5. de aanleg van dijken of andere taluds of de vergraving of ontgraving van reeds bestaande dijken of taluds;
    • 6. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen;
    • 7. de aanleg van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering.
  • b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
    • 1. indien en voorzover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband met het normale beheer of onderhoud van de gronden;
    • 2. indien en voorzover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;
    • 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
  • c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voorzover deze:
    • 1. geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden;
    • 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een deskundige op het terrein van archeologie;
    • 3. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden elders in het plangebied ingrijpend verstoren.