direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Willemspark e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BV0257EWillemspark-50VA

Toelichting

Vastgesteld bij raadsbesluit 66, d.d. 13 juni 2013.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor de beheersverordening

De gemeente Den Haag stelt om een aantal redenen een beheersverordening voor het plangebied "Willemspark e.o." op.

  • a. Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. In de Wro is een nieuw ruimtelijk instrument naast het bestemmingsplan geïntroduceerd: de beheersverordening. Deze verordening beoogt gemeenten een eenvoudig instrument te bieden om gebieden met een lage dynamiek van een passende juridisch-planologische regeling te voorzien. De gemeenteraad kan, voor die delen van het grondgebied van de gemeente waar geen ruimtelijk relevante ontwikkelingen worden voorzien, in plaats van een bestemmingsplan een beheersverordening vaststellen waarin het beheer van dat gebied in overeenstemming met het bestaande gebruik wordt geregeld. Voorliggende beheersverordening ”Willemspark e.o." vormt het bindende kader voor het toelaatbaar ruimtelijk gebruik van de gronden binnen het gebied dat is vastgelegd op de kaart en voorschriften behorende bij deze verordening.
  • b. Het plangebied valt ten dele binnen het Rijksbeschermd Stadsgezicht Willemspark e.o., zoals dat op 21 juli 1971 is aangewezen (zie Bijlage 4, Bijlage 5 en Bijlage 6 bij de regels), alsmede binnen het Rijksbeschermd Stadsgezicht Centrum, van 28 juni 1994 (zie Bijlage 7 en Bijlage 8 bij de regels). Daarnaast valt het plangebied te dele binnen het Rijksbeschermd Stadsgezicht Archipelbuurt/Willemspark II, zoals aangewezen op 25 juli 1996 (zie Bijlage 9 bij de regels). Ingevolge artikel 14 van de Monumentenverordening van Den Haag moeten de stedenbouwkundige, architectuurhistorische en cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht worden vastgelegd in een beschermend bestemmingsplan. Met de beheersverordening voldoet de gemeente aan deze verplichting.
  • c. Op grond van de Wro moeten alle nieuwe plannen, ook deze beheersverordening, "digitaal raadpleegbaar" beschikbaar worden gesteld op www.ruimtelijkeplannen.nl. De beheersverordening komt aan deze eis tegemoet.

1.2 Doel van de beheersverordening

De gemeente Den Haag heeft zich tot doel gesteld om in het kader van de Wet ruimtelijke ordening een actualisering te laten plaatsvinden van een groot aantal vigerende bestemmingsplannen. Dit is vastgelegd in de "Nota bestemmingsplannen, in relatie tot het actualiseringsprogramma en tot de Structuurvisie Den Haag 2020", die op 14 december 2006 door de gemeenteraad is vastgesteld. In deze nota is ingegaan op de mogelijkheden die het instrument van de beheersverordening biedt in relatie tot de actualiseringsoperatie voor beheergebieden.

Het plangebied is voor wat betreft het bestemmingsplan Willemspark I in de nota opgenomen als prioriteit 2 en als prioriteit 3 met betrekking tot het bestemmingsplan Burgemeester de Monchyplein. Daarnaast is aan het bestemmingsplan Willemspark I destijds gedeeltelijk goedkeuring onthouden voor zover het betreft het adres Nassaulaan 8. Dit adres is om die reden in de nota als prioriteit 1 benoemd.

De bestemmingsplannen Willemspark I en Burgemeester de Monchyplein zijn plannen die onder de vigeur van de Wet op de Ruimtelijke Ordening tot stand zijn gekomen en waarvoor in principe een adequaat juridisch-planologisch kader geldt. De betreffende bestemmingsplannen waren bedoeld om de woonfunctie te versterken en het bijzondere karakter van de gebieden veilig te stellen.

Het ruimtelijke beleid voor de plangebieden samen wordt vervangen door deze beheersverordening. Het doel van de beheersverordening "Willemspark e.o." is het vastleggen van de bestaande ruimtelijke structuur in een juridisch-planologisch kader. Gezien het feit dat beide gebieden, Willemspark I en Burgemeester de Monchyplein, voor het overgrote deel uit uitontwikkelde (woon)gebieden bestaan, er zich de afgelopen jaren geen ontwikkelingen hebben voorgedaan en deze de komende tien jaar ook niet worden verwacht, wordt er de voorkeur aan gegeven om een op beheer gerichte regeling toe te passen. Het ruimtelijke beleid, dat nu is neergelegd in verschillende bestemmingsplannen, wordt vervangen door deze beheersverordening. De juridische situatie zoals die in de bestemmingsplannen is vastgelegd, vormt het uitgangspunt voor de beheersverordening. De karakteristieke waarden van het gebied qua beeld, bebouwing en functies worden bij deze beheersverordening als uitgangspunt genomen

Met de beheersverordening “Willemspark e.o.” wordt voor het betreffende plangebied voldaan aan de in de nota vastgelegde en de uit de Wet ruimtelijke ordening voortvloeiende actualiseringsplicht.

1.3 Begrenzing van het plangebied

Het gebied Willemspark is gelegen direct buiten de omgrachting van de oude stad en betreft een uit de 19e eeuw daterend villapark. Het is vernoemd naar Koning Willem II, die op dit terrein een landschapstuin (het Willemspark) liet aanleggen.

Het gebied rond het Burgemeester de Monchyplein is gelegen tussen het gebied Willemspark en de Archipelbuurt. Op het terrein stond voorheen het in de jaren 90 afgebroken stadhuis. Vanaf eind jaren 90 van de vorige eeuw is rond het plein nieuwe woonbebouwing opgericht naar een ontwerp van de Spaanse architect Ricardo Bofill.

Om te komen tot een logisch begrensd plangebied voor deze beheersverordening, is rekening gehouden met de aangrenzende plangebieden Zeeheldenkwartier, Sint Jacobskerk e.o., Binnenhof e.o., Archipelbuurt/Willemspark II en het stratenpatroon en verloop. Om die reden wijkt de beheersverordening op ondergeschikte onderdelen af van de begrenzing van de bestemmingsplannen Willemspark I en Burgemeester De Monchyplein. De afwijking van de vigerende begrenzing heeft daarnaast betrekking op de randen van het plangebied, waarbij het hart van de weg in plaats van de gevelrooilijn de plangrens gaat vormen in de beheersverordening. De reden is, dat op deze wijze beter rekening kan worden gehouden met verspringende rooilijnen, overkragingen, erkers etc.

Het plangebied van deze beheersverordening wordt globaal begrensd door:

  • Mauritskade;
  • Zeestraat;
  • Javastraat;
  • Alexanderplein;
  • Alexanderveld;
  • Burgemeester Patijnlaan;
  • Nassauplein;
  • Schelpkade;

De exacte grenzen van het gebied zijn vastgelegd op de bij deze beheersverordening behorende kaart met het nummer NL.IMRO.0518.BV0257EWillemspark-

1.4 Geldende planologische regelingen

1.4.1 Vigerend bestemmingsplan

De beheersverordening Willemspark e.o. vervangt (gedeeltelijk) de volgende regelingen:

  Regeling   Vastgesteld  
1   bestemingsplan Willemspark I   21-6-1982  
2   bestemmingsplan Burgemeester De Monchyplein   2-6-1994  
3   uitwerkingsplan Burgemeester De Monchyplein (woontoren)   23-5-2000  
4   verordening (12/1956) Willemspark   3-9-1956  
5   bestemmingsplan Archipelbuurt/Willemspark II   11-1-1982  

Bovenstaande regelingen worden –voor zover ze op het plangebied zien- door deze beheersverordeningngen vervangen en komen daarmee te vervallen.Voor wat betreft het onder 5 genoemde bestemmingsplan ziet dit slechts op een deel van de verkeerswegen langs de plangrens, waarbij het hart van de weg, in plaats van de gevelrooilijn, de plangrens gaat vormen in de beheersverordening. De reden is dat op deze wijze beter rekening gehouden kan worden met verspringende rooilijnen, overkragingen, erkers, etc.

Onderstaande kaart bevat een weergave van de ligging van het plangebied in de stad:

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BV0257EWillemspark-50VA_0001.jpg"

1.4.2 Parapluherzieningen

Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op heel het gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die voor wat betreft het plangebied worden vervangen:

  • a. Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk. In de Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk (2004) is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk. Binnen het plangebied bevinden zich geen bedrijven waarbij verkoop of opslag van consumentenvuurwerk plaatsvindt.
  • b. Parapluherziening Seksinrichtingen. De regeling in de gemeentelijke leefmilieuverordeningen die seksinrichtingen verbiedt, is geïntegreerd in en vervangen door de Parapluherziening Seksinrichtingen (2004) waarmee aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling werd toegevoegd ten aanzien van seksinrichtingen.
  • c. Paraplubestemmingsplan Archeologie (2010). In dit paraplubestemmingsplan wordt ter bescherming van archeologische waardevolle gebieden de dubbelbestemming 'Waarde (archeologie)' toegevoegd en worden regels opgenomen die het mogelijk maken voorwaarden met betrekking tot archeologie te verbinden aan bouwvergunningen.

1.5 Leeswijzer

De opbouw van deze toelichting bij de beheersverordening is als volgt. Hoofdstuk 2 geeft een kenschets van het plangebied, met een beschrijving van de verschillende ruimtelijke en functionele aspecten. In Hoofdstuk 3 worden de landelijke, regionale en lokale uitgangspunten en ambities van ruimtelijk en sectoraal beleid in relatie tot het plangebied beschreven. In Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de milieuregelgeving. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische aspecten van deze beheersverordening. In dat hoofdstuk is ook een artikelsgewijze toelichting op de regels behorende bij deze verordening opgenomen. In Hoofdstuk 6 wordt de economische uitvoerbaarheid van het plan beschreven.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van de bestaande situatie

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt aan de hand van de ontstaansgeschiedenis, de ruimtelijke structuur en de functionele structuur een beschrijving van het plangebied gegeven.

2.2 Ontstaansgeschiedenis

2.2.1 Willemspark

Het Willemspark rond Plein 1813 is de eerste formele Haagse Stadsuitbreiding in de 19de eeuw en bezit voor Nederlandse begrippen een ongewone monumentaliteit en allure. Dit stadsdeel behoorde oorspronkelijk tot een groot gebied ten noorden van het Noordeinde, dat koning Willem II reeds voor zijn troonsbestijging in 1840 had aangekocht. Tijdens zijn koningschap liet hij hier een landschapstuin aanleggen en langs de Nassaulaan een manege (in 1853 verbouwd tot kerk), geflankeerd door 22 woonhuizen. Koning Willem III verkocht in 1855 het park voor 45.000 gulden aan de gemeente Den Haag. Op verzoek van het gemeentebestuur ontwierp de gemeentearchitect W.C. van der Waeyen Pieterszen hier in de jaren 1855 – 1858 een plan voor een villapark, dat in de daarop volgende jaren door verschillende aannnemer-architecten zou worden ingevuld. Een vrij groot terrein op de hoek Zeestraat – Scheveningse Veer, bleef overigens in particuliere handen en viel dan ook buiten het uitbreidingsplan. De planmatige aanleg van het villapark is gebaseerd op een nagenoeg recht assenkruis van twee lanen met op de kruising het ruime ovale Plein 1813. Bij het ontwerp was reeds uitgegaan van de plaatsing van een nationaal gedenkteken op dit plein. Het assenkruis is hiërarchisch opgevat. De brede, met een dubbele bomenrij beplante Sophialaan, gericht op de Willemskerk, is de hoofdas en de Alexanderstraat de secondaire as. Doordat de Alexanderstraat later een belangrijke verkeersfunctie heeft gekregen, wordt de Sophialaan als hoofdas niet meer als zodanig ervaren. Op de latere stadsuitleg van het Zeeheldenkwartier kreeg de Sophialaan bovendien geen directe aansluiting. Want hoewel het de bedoeling was om ter plekke van het huidige Zeeheldenkwartier een tweede villapark te realiseren, keurde het gemeentebestuur in 1868 een uitbreidingsplan goed, ingediend door particuliere investeerders, dat met zijn vrij smalle straten en aaneengesloten bebouwing niet als zodanig kan worden gezien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BV0257EWillemspark-50VA_0002.png"

Het Noordeinde en het verlengde hiervan, de huidige Zeestraat, vormde vanaf de Middeleeuwen de verbinding tussen Den Haag en Scheveningen. Rond 1615 kwam door het graven van de singelomgrachting dit verlengde van het Noordeinde buiten de stadskern te liggen. Over de singelgracht werd bij het Scheveningse Veer ter verbinding een brug geslagen, de zogeheten Noordwalbrug. In de 18de eeuw bevonden zich tussen de Mauritskade en de Sophialaan korte rijen aaneengesloten bebouwing, twee molens en enkele losse gebouwen. Tijdens de aanleg van het Willemspark verdwenen de molens en een deel van de bebouwing maar bleef de resterende bebouwing staan. De overzijde werd eveneens bebouwd rond 1860, nog voordat het uitbreidingsplan Zeeheldenkwartier in 1868 werd goedgekeurd door het Gemeenbestuur.

De Mauritskade vormt onderdeel van de in 1615 gegraven singelomgrachting van de stad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BV0257EWillemspark-50VA_0003.jpg"

2.2.2 Burgemeester De Monchyplein

De Javastraat was oorspronkelijk een eenvoudige landweg. De Archipelbuurt, net als het Willemspark, een vroeg negentiende eeuwse stadsuitleg, werd vanaf 1869 bebouwd. De eerste straten waren de Balistraat en de Surinamestraat. Op het voormalige exercitie- en kazerneterrein achter de Javastraat werd in 1953 het stadhuis van Den Haag gebouwd. Inmiddels heeft deze plaats gemaakt voor een groot wooncomplex van de hand van de Spaanse architect Ricardo Bofill.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BV0257EWillemspark-50VA_0004.jpg"

2.3 Ruimtelijke structuur

Het Willemspark, de eerste formele stadsuitleg van Den Haag in de negentiende eeuw, onderscheidt zich in zijn ruimtelijke structuur duidelijk van de binnenstad. De planmatige aanleg van het villapark is gebaseerd op een nagenoeg haaks assenkruis van twee lanen met op de kruising daarvan het ruime ovale Plein 1813. Het assenkruis is hiërarchisch opgevat met de brede, met een dubbele rij bomen beplante Sophialaan als hoofdas gericht op de voormalige Willemskerk en de Alexanderstraat als secondaire as, via de Parkstraat verbonden met de omgeving van het Binnenhof in het centrum. Aan dit assenkruis zijn de vrijstaande en gekoppelde neoclassicistische villa's symmetrisch gegroepeerd in een overvloed aan groen. De omsluitende bebouwing aan de Zeestraat, Javastraat, Nassaulaan en Mauritskade is gesloten van karakter en sluit daarmee aan op zowel de binnenstad als de aangrenzende negentiende eeuwse uitbreidingen. Het architectuurbeeld is overeenkomstig. In het midden van het Plein 1813 staat het destijds bekroonde monument, genaamd Ebenhaëzer, ter herdenking van de in dat jaar herwonnen soevereiniteit. De oorspronkelijke woonfunctie van het Willemspark heeft in de loop der tijd plaats gemaakt voor bijzondere functies in relatie met het regeringscentrum. Dat zelfde is het geval geweest met de Parkstraat en omgeving, die het geheel met het Hofkwartier verbindt. De lichte knik in het beloop van de Javastraat duidt op de pre-stedelijke oorsprong van die straat, die vroeger Schuddegeestlaan heette en vermoedelijk deel heeft uitgemaakt van een zeer oude kustroute.

Sinds de oprichting van dit stadsdeel hebben er een tweetal structurele wijzigingen plaats gevonden. De eerste heeft plaats gevonden op de hoek Zeestraat, Javastraat waar de oorspronkelijke villa vervangen is door een groot appartementencomplex. De tweede vond plaats bij de oprichting van het wooncomplex op het voormalige stadhuisterrein, Burgemeester de Monchyplein. De woningen (ruim 400), enkele stadshuizen en enkele grote appartementsgebouwen volgen de rooilijn van de straten Burgemeester Marijnenlaan, Burgemeester Kolfschotenlaan en Burgemeester Patijnlaan. Op het binnenterrein is een bebouwing gegroepeerd rondom een open ruimte met een vijver.

2.3.1 Bebouwing
2.3.1.1 Bebouwingsbeeld

Alexanderstraat

De Alexanderstraat is qua karakter te splitsen in twee gedeelten: het eerste tussen de Mauritskade en Plein 1813; het tweede tussen Plein 1813 en Javastraat. In het eerste gedeelte is de symmetrie van de bouwblokken opvallend – aan weerszijden van de straat zijn deze elkaars spiegelbeeld. De 4 bouwlagen waarvan de bovenste “weggewerkt” is in de kroonlijst, bakstenen gevels met gepleisterde onderbouw en lisenen, de gevelindeling met staande ramen en de kapvorm zijn essentiële kenmerken in het straatbeeld. Hier en daar is een tussenbebouwing ontstaan van ondergeschikte aard. Alleen de tussenbebouwing tussen Alexanderstraat 12 en 14 is bijzonder.

In het tweede gedeelte is de symmetrie ook terug te vinden, zij het in mindere mate. De bouwblokken zijn qua ligging ten opzichte van elkaar vergelijkbaar, maar verschillen in hoogte, breedte en materiaalgebruik. Aan de ene zijde van de straat overheersen de witgepleisterde gevels; aan de andere zijde is er meer afwisseling tussen pleisterwerk en baksteen. Naast deze kenmerken bepaalt het ritme van de gevelindeling met staande ramen en kroonlijsten en de dakkapellen het beeld.

Alexanderveld, Alexanderplein,Burgemeester Van Kolfschotenlaan, - Marijnenlaan, - Patijnlaan

Deze straten worden gedomineerd door de recente nieuwbouw van Ricardo Bofill. Kenmerkend zijn de forse volumes in een architectuur met veel kenmerken van het classicisme. Een gepleisterde of natuurstenen plint en kroonlijst en een bakstenen of een gepleisterde hoofdmassa met staande ramen.

Javastraat

De bebouwing langs de evenzijde van de Javastraat vormt een aaneengesloten gevarieerde straatwand. In het verlengde van de Alexanderstraat staat het markantste gebouw van de gevelwand, nummer 26, de voormalige raadzaal. Het totaal van deze gevelwand geeft een vrij afwisselende indruk, gekenmerkt door groepen van 2 à 4 panden die identiek of als elkaars spiegelbeeld zijn. De knik in de straat versterkt deze indruk. Het materiaalgebruik in gevelbekleding is ook afwisselend baksteen en pleisterwerk. Bindende elementen in het straatbeeld zijn het verspringende ritme in de gevelindeling van onder andere de staande ramen en kroonlijsten en de terugkerende symmetrie van de verschillende groepen panden. De huizen Alexanderstraat 2, 2A en 2B zijn duidelijk afwijkend doordat zij zich meer manifesteren als individuele panden.
Aan de overzijde van de Javastraat is de “Willemsparkflat” een opvallend en uniek gebouw, door zijn ligging bijzonder dominant. De overige vrijstaande panden zijn gebouwd in de kenmerkende eclectische stijl van de villa's en huizenrij langs de Sophialaan en Alexanderstraat, gepleisterd met staande ramen en kroonlijsten.

Nassaulaan

De Nassaulaan wordt bepaald door de gevelrij van gele baksteen in Engels neogotiek met de voormalige manege, later kerk en tegenwoordig hoofdzetel van het VNG, als hoofdaccent in het verlengde van de Sohialaan. De gevelrij is als geheel ontworpen en de sterke eenheid van de gele baksteen gevels met staande ramen en kenmerkende gevelbeëindigingen met kleine torentjes op markante punten en een bescheiden kroonlijst is kenmerkend voor de bebouwing. Alleen aan het begin zijn een aantal huizen vervangen in 1897. Aan de overzijde staan villa's, gebouwd in de kenmerkende eclectische stijl van de villa's langs de Sophialaan, gepleisterd met staande ramen en kroonlijsten.

Plein 1813 en Sophialaan

De oorspronkelijke hoofdas van het plan wordt gedomineerd door wit gepleisterde panden, in eclectische stijl, zowel vrijstaand als gekoppeld, allen van een bijzonder hoge kwaliteit. De gevelindeling met staande ramen en kroonlijst is slechts een klein onderdeel van het totaal dat hier het straatbeeld bepaalt. Vooral de ligging, bouwmassa en de gepleisterde gevels doen het meest recht aan het karakter van het villapark.

Zeestraat

De Zeestraat heeft geen eenvormig bebouwingsbeeld, een gevolg van de historische groei. Het begint met de twee grote panden ter weerszijden van de entree aan de Mauritskade het ISS en het Hilton hotel.

De onevenzijde toont een kleinschalige bebouwing na het Hilton hotel tot aan het hoekpand van de Sophialaan. In deze gevelwand bevindt zich op nummer 65 de entree naar het Panorama Mesdag. Het Panorama zelf, een veertienhoekig gebouw met een doorsnee van ongeveer 40 meter en een hoogte van ongeveer 23 meter, bevat het panoramadoek van de schilder H.W. Mesdag. Het Panorama werd gebouwd in 1881 en bevindt zich op het binnenterrein.
Het hoekpand en de rest van de bebouwing aan deze zijde van de Zeestraat ligt terug ten opzichte van het eerste deel en is gebouwd in de kenmerkende eclectische stijl van de villa's langs de Sophialaan en Alexanderstraat, gepleisterd met staande ramen en kroonlijsten. Op de hoek van de Javastraat staat de “Willemsparkflat” een opvallend en uniek gebouw, door zijn ligging bijzonder dominant.

2.3.1.2 Beschermd stadsgezicht

Ingevolge artikel 36 van de Monumentenwet 1988 moet de gemeenteraad een bestemmingsplan vaststellen ter bescherming van de cultuurhistorische waarden. Het plangebied van de beheersverordening Willemspark e.o. valt onder verschillende beschermde stadsgezichten.

De Monumentenwet 1988 omschrijft een beschermd stadsgezicht als 'groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke en structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke waarde of cultuurhistorische waarde (..)' en dat vanwege dit algemene belang door de minister van OC&W en de minister van VROM als zodanig is aangewezen.

Het plangebied valt ten dele binnen het Rijksbeschermd Stadsgezicht Willemspark e.o., zoals dat op 21 juli 1971 is aangewezen (zie Bijlage 4, Bijlage 5 en Bijlage 6 bij de regels), alsmede binnen het Rijksbeschermd Stadsgezicht Centrum, van 28 juni 1994 (zie Bijlage 7 en Bijlage 8 bij de regels). Daarnaast valt het plangebied te dele binnen het Rijksbeschermd Stadsgezicht Archipelbuurt/Willemspark II, zoals aangewezen op 25 juli 1996 (zie Bijlage 9 bij de regels).

Uit de aanwijzingsbesluiten komt oa. het volgende naar voren over de te beschermen waarden in het gebied:

In het gehele beschermde gebied is de historisch-ruimtelijke structuur, dat wil zeggen het historische patroon van straten, stegen, open ruimten, en waterlopen, in samenhang met de schaal van de bebouwing ter plaatse, zoals in het voorgaande geschetst, van belang.

In het overige deel van het beschermd stadsgezicht, en in het bijzonder de reeds eerder als zodanig aangewezen gebieden (waaronder Willemspark), is het historische karakter in nog ruimere mate bewaard gebleven. Daar zijn bovendien de profilering en inrichting van de openbare ruimte, de verkavelings- en bebouwingsstructuur en in het algemeen ook de vormgeving van de bebouwing van betekenis.
Kenmerkend voor de ruimtelijke opbouw en daarmee het stedelijke karakter zijn de aan alle zijden gesloten bouwblokken (voor de aaneengesloten bebouwing langs de Bazarstraat, De Ruyterstraat, Laan van Meerdervoort, Zeestraat, Nassaulaan en Javastraat), waarin de bebouwing ononderbroken direct aan de straat staat en waarbinnen erven en tuinen liggen besloten, duidelijk afgeschermd van de openbare ruimte.

De voorgevels zijn overwegend symmetrisch ingedeeld in drie of vijf (soms zeven) traveeën met verticaal geplaatste openingen. Bij de eenvoudige woon- en winkelpanden overheerst een driedeling, bij de voornamere huizen een indeling in vijf of meer traveeën, veelal geleed door pilasters of lisenen en geaccentueerd door een geprononceerde ingangspartij in het midden. De gevels zijn overwegend in baksteen opgetrokken, afwisselend in schoon metselwerk en pleisterwerk of combinaties van beide. Kroonlijsten, kozijnen, deuren ramen en eventuele balkons zijn in hout uitgevoerd en geschilderd.

2.3.1.3 Ordekaarten straatwanden

Naast de regels die de beheersverordening stelt, worden bouwwerken getoetst aan redelijke eisen van welstand. In dit kader hanteert gemeente Den Haag de Welstandsnota. Om binnen de beschermde stadsgezichten een nadere ordening aan te brengen van het te onderscheiden cultuurhistorische gehalte zijn ordekaarten opgesteld (Cultuurhistorische ordekaarten, gemeente Den Haag/Dienst DSO/Team Monumentenzorg, mei 2003).

Bij de ordening is gekeken naar:

  • de architectonische kwaliteit en gaafheid van het straatbeeld;
  • de stedenbouwkundige betekenis;
  • relatie en situering ten opzichte van een belangrijke groen- of waterstructuur.

Met betrekking tot het beschermd stadsgezicht blijkt hieruit met betrekking tot de bebouwingstypologie het volgende.

De bebouwingstypologie van het Willemspark wordt onder andere bepaald door:

  • villapark met in het groen gesitueerde losstaande en geschakelde villa's, alsmede langs de Alexanderstraat, Javastraat en Zeestraat wanden met aaneengesloten herenhuizen, allen in eclectische stijl. Incidenteel komt ook neo-renaissance voor. De bouwhoogte varieert van twee tot drie bouwlagen met een kap.
  • complex van de voormalige manege met 22 woonhuizen uit 1846 in neo-gotiek aan de Nassaulaan, waarvan de bebouwing tegenover de Mauritskade in 1897 door herenhuizen in neo-renaissance stijl.
  • Het gebied is als geheel op een deel van de Zeestraat na (ter plaatse van het huidige Hilton hotel) aangemerkt als straatwand van de eerste orde met een hoog ensemblewaarde, welke als het ware de dragers vormen van het beschermde stadsgezicht.

De bebouwingstypologie van de Archipelbuurt wordt onder andere bepaald door:

  • de tussen 1870 en 1890 op een rechthoekig stratenpatroon uitgelegde wijk, gelegen tussen de Timorstraat en Koninginnegracht met een bebouwingsbeeld in eclectische stijl en neo-renaissance. Hier en daar zijn panden in traditionele stijl opgetrokken. De huizen bezitten twee of drie bouwlagen (vier bouwlagen is hier een uitzondering) met kapverdieping. Souterrains komen incidenteel voor. Kenmerkend is de afwisseling in schoon metselwerk en gepleisterde gevelonderdelen en ook de vaak rijke ornamentering van kozijnen en kroonlijsten.
  • Voor wat betreft het plangebied zijn de huizen aan het Nassauplein aangemerkt als straatwand van de eerste orde met een hoog ensemblewaarde, welke als het ware de dragers vormen van het beschermde stadsgezicht.
  • De nieuwbouw aan het Burgemeester de Monchyplein betreft een straatwand van de derde orde, een straatwand met een later sterk gewijzigde stedenbouwkundige opzet en architectuur die niet meer aansluit op het oorspronkelijk stedelijk weefsel.

De ordekaarten spelen slechts een rol bij de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen.

2.3.1.4 Monumentale gebouwen

In het plangebied zijn de volgende rijksmonumenten opgenomen in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988:

Rijksmonumenten:

Alexanderstraat   1   Vrijstaande, door een tuin omgeven, eclectische villa uit ca 1860.  
Alexanderstraat   2   Vrijstaande, door een tuin omgeven, eclectische villa uit ca 1860.  
Alexanderstraat   3 en 5   herenhuizen in eclectische stijl uit 1860.  
Alexanderstraat   4 en 6   herenhuizen in eclectische stijl uit 1860.  
Alexanderstraat   7   herenhuis in eclectische stijl uit 1860.  
Alexanderstraat   8   herenhuis in eclectische stijl uit 1860  
Alexanderstraat   9   herenhuis in eclectische stijl uit 1860  
Alexanderstraat   10   herenhuis in eclectische stijl uit 1860  
Alexanderstraat   11   herenhuis in eclectische stijl uit 1860  
Alexanderstraat   12   herenhuis in eclectische stijl uit 1860  
Alexanderstraat   13   herenhuis in eclectische stijl uit 1860  
Alexanderstraat   14   herenhuis in eclectische stijl uit 1860  
Alexanderstraat   15   herenhuis in eclectische stijl uit 1860  
Alexanderstraat   16   herenhuis in eclectische stijl uit 1860  
Alexanderstraat   17   Vrijstaande villa uit 1860 in eclectische trant.  
Alexanderstraat   18   Vrijstaande villa uit 1860 in eclectische trant.  
Alexanderstraat   19   herenhuis in eclectische stijl uit 1860  
Alexanderstraat   20   herenhuis in eclectische stijl uit 1860  
Alexanderstraat   21   herenhuis in eclectische stijl uit 1860  
Alexanderstraat   22   herenhuis in eclectische stijl uit 1860  
Alexanderstraat   23   herenhuis in eclectische stijl uit 1860  
Alexanderstraat   24   herenhuis in eclectische stijl uit 1860  
Alexanderstraat   25   Vrijstaande villa uit 1860 in eclectische trant.  
Alexanderstraat   26   Vrijstaande villa uit 1860 in eclectische trant.  
Bazarstraat   1   herenhuis in eclectische stijl uit 1878  
Javastraat   2   Aan drie zijden vrijstaande villa uit 1908 van architectuurhistorisch en cultuurhistorisch belang als representatief voorbeeld van de "Um 1800-beweging".  
Javastraat   2a   Aan drie zijden vrijstaande villa uit 1908, gebouwd in een historiserende stijl door de architecten A. Broese van Groenou en W.C. Fletterman  
Javastraat   2b   Aan drie zijden vrijstaande villa uit 1908, gebouwd in een historiserende stijl door de architecten A.P. Smits en J. Fels  
Javastraat   2c   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   2d   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   2e   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   2f   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   4   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   6   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   8   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   10   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   12   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   14   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   16   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   18t/m 18h   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   20   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   22   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   24   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   26   Pand uit 1862 in eclectische stijl van 9 vensterassen breed.  
Javastraat   28   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   30 t/m 30g   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   32 t/m 32g   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   36 t/m 36g   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   38   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   40 en 40a   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   42   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   44   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   44a   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   46   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   48   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   50   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   52   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   54   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   56   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   58   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   60   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   62   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   64   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   66   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   68   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   70 t/m 70c   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Mauritskade   brug   Gemetselde boogbrug uit het 2e kwart van de 19e eeuw.  
Nassaulaan   3   Woning, onderdeel van een tussen 1845 en 1847 gebouwd complex bestaande uit een voormalige manege (Nassaulaan 12) met aan weerszijden blokken woningen.  
Nassaulaan   4   Woning, onderdeel van een tussen 1845 en 1847 gebouwd complex bestaande uit een voormalige manege (Nassaulaan 12) met aan weerszijden blokken woningen.  
Nassaulaan   5   Woning, onderdeel van een tussen 1845 en 1847 gebouwd complex bestaande uit een voormalige manege (Nassaulaan 12) met aan weerszijden blokken woningen.  
Nassaulaan   6   Woning, onderdeel van een tussen 1845 en 1847 gebouwd complex bestaande uit een voormalige manege (Nassaulaan 12) met aan weerszijden blokken woningen.  
Nassaulaan   7   Woning, onderdeel van een tussen 1845 en 1847 gebouwd complex bestaande uit een voormalige manege (Nassaulaan 12) met aan weerszijden blokken woningen.  
Nassaulaan   8   Woning, onderdeel van een tussen 1845 en 1847 gebouwd complex bestaande uit een voormalige manege (Nassaulaan 12) met aan weerszijden blokken woningen.  
Nassaulaan   9   Woning, onderdeel van een tussen 1845 en 1847 gebouwd complex bestaande uit een voormalige manege (Nassaulaan 12) met aan weerszijden blokken woningen.  
Nassaulaan   10   Woning, onderdeel van een tussen 1845 en 1847 gebouwd complex bestaande uit een voormalige manege (Nassaulaan 12) met aan weerszijden blokken woningen.  
Nassaulaan   11   Woning, onderdeel van een tussen 1845 en 1847 gebouwd complex bestaande uit een voormalige manege (Nassaulaan 12) met aan weerszijden blokken woningen.  
Nassaulaan   12   In 1845-1846 voor koning Willem II gebouwde manege.  
Nassaulaan   13 en 14   Woning, onderdeel van een tussen 1845 en 1847 gebouwd complex bestaande uit een voormalige manege (Nassaulaan 12) met aan weerszijden blokken woningen.  
Nassaulaan   15   Woning, onderdeel van een tussen 1845 en 1847 gebouwd complex bestaande uit een voormalige manege (Nassaulaan 12) met aan weerszijden blokken woningen.  
Nassaulaan   16   Woning, onderdeel van een tussen 1845 en 1847 gebouwd complex bestaande uit een voormalige manege (Nassaulaan 12) met aan weerszijden blokken woningen.  
Nassaulaan   17   Woning, onderdeel van een tussen 1845 en 1847 gebouwd complex bestaande uit een voormalige manege (Nassaulaan 12) met aan weerszijden blokken woningen.  
Nassaulaan   18   Woning, onderdeel van een tussen 1845 en 1847 gebouwd complex bestaande uit een voormalige manege (Nassaulaan 12) met aan weerszijden blokken woningen.  
Nassaulaan   19   Woning, onderdeel van een tussen 1845 en 1847 gebouwd complex bestaande uit een voormalige manege (Nassaulaan 12) met aan weerszijden blokken woningen.  
Nassaulaan   20   Woning, onderdeel van een tussen 1845 en 1847 gebouwd complex bestaande uit een voormalige manege (Nassaulaan 12) met aan weerszijden blokken woningen.  
Nassaulaan   21   Woning, onderdeel van een tussen 1845 en 1847 gebouwd complex bestaande uit een voormalige manege (Nassaulaan 12) met aan weerszijden blokken woningen.  
Nassaulaan   22   Woning, onderdeel van een tussen 1845 en 1847 gebouwd complex bestaande uit een voormalige manege (Nassaulaan 12) met aan weerszijden blokken woningen.  
Nassaulaan   23   Woning, onderdeel van een tussen 1845 en 1847 gebouwd complex bestaande uit een voormalige manege (Nassaulaan 12) met aan weerszijden blokken woningen.  
Plein 1813   Ongenummerd   Nationaal gedenkteken ter herinnering aan de onafhankelijkheid en de stichting van het koninkrijk in 1813 in neoclassicistische vormgeving uit 1863-1869  
Plein 1813   1   Vrijstaande, door een tuin omgeven, eclectische villa uit ca 1860  
Plein 1813   2   Vrijstaande, door een tuin omgeven, eclectische villa uit ca 1860  
Plein 1813   3 en 3a   Vrijstaande, door een tuin omgeven, eclectische villa uit ca 1860  
Plein 1813   4   Vrijstaande, door een tuin omgeven, eclectische villa uit ca 1860  
Sophialaan   1   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Sophialaan   1a   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Sophialaan   2   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Sophialaan   4 en 4a   Vrijstaande villa uit 1860 in eclectische trant.  
Sophialaan   9   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Sophialaan   10   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Sophialaan   11 en 13   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Sophialaan   12   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Zeestraat   65b en 65c   Pand uit 1885 met op het achterterrein het Panorama Mesdag, een veertienhoekig gebouw met panorama van Scheveningen, geschilderd op doek in 1881 door M.W. Mesdag e.a.  
Zeestraat   67   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Zeestraat   69   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Zeestraat   71 en 71a   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Zeestraat   73   Vrijstaand appartementengebouw uit 1929-1931 in zakelijk-expressionistische stijl naar ontwerp van de architect A.H. Wegerif.  
Zeestraat   75 t/m 83   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Zeestraat   85   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  

De volgende gebouwen / bouwwerken zijn aangewezen als gemeentelijk monument ingevolge artikel 3 van de Monumentenverordening Den Haag:

Gemeentelijke monumenten

Alexanderstraat   brug   Brede brug met ijzeren draagconstructie op gemetselde en met hardstenen hoekblokken versierde gemetselde bruggenhoofden.  
Javastraat   1a   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   1b   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Javastraat   1c   Pand uit ca. 1860 in eclectische stijl  
Mauritskade   brug   IJzeren brug uit 1882 Door ijzergieterij “De Prins van Oranje”.  
Nassaulaan   1 t/m 2b   Vier herenhuizen in neorenaissance uit 1897  
Nassauplein   Ong   banken  
Nassauplein   1   Pand uit ca. 1880 in eclectische stijl  
Nassauplein   1a   Pand uit ca. 1880 in eclectische stijl  
Nassauplein   1b   Pand uit ca. 1880 in eclectische stijl  
Nassauplein   2   Pand uit ca. 1880 in eclectische stijl  
Nassauplein   3   Pand uit ca. 1880 in eclectische stijl  
Nassauplein   4   Pand uit ca. 1880 in eclectische stijl  
Nassauplein   5   Pand uit ca. 1880 in eclectische stijl  
Nassauplein   11   Pand uit ca. 1880 in eclectische stijl  
Nassauplein   12   Pand uit ca. 1880 in eclectische stijl  
Nassauplein   13   Pand uit ca. 1880 in eclectische stijl  
Nassauplein   14   Pand uit ca. 1880 in eclectische stijl  
Nassauplein   15   Pand uit ca. 1880 in eclectische stijl  
Nassauplein   16 t/m 16h   Pand uit ca. 1880 in eclectische stijl  
Nassauplein   17   Pand uit ca. 1880 in eclectische stijl  
Nassauplein   18   Pand uit ca. 1880 in eclectische stijl  
Nassauplein   19   Pand uit ca. 1880 in eclectische stijl  

2.3.2 Verkeer en infrastructuur

Autoverkeer

Door het plangebied lopen een aantal belangrijke wijkontsluitingswegen: de Javastraat en Burgemeester Patijnlaan. Deze laatste maakt ook onderdeel uit van de Centrumring. Verder zijn de Zeestraat, Alexanderstraat, Plein 1813 en Nassauplein de belangrijkste buurtontsluitingswegen. De rest van de wegen is bestemd voor plaatselijk verkeer.

Fiets

In het plangebied liggen een aantal hoofdroutes voor de fiets, waarvan er in het ontwerp van de Haagse Nota Mobiliteit twee zijn aangewezen als sterroute Fiets. Deze routes zijn opgenomen in het Meerjarenprogramma Fiets 2007-2010. In de Alexanderstraat liggen geen speciale fietsvoorzieningen. Zo mogelijk komen hier in de toekomst fietsstroken of vrijliggende fietspaden.

Openbaar vervoer

Het plangebied wordt goed ontsloten door openbaar vervoer. Door de Alexanderstraat, Plein 1813 en de Javastraat rijdt een tramlijn. Daarnaast rijden er buslijnen door de Alexanderstraat, Plein 1813, Javastraat en Nassauplein.

Parkeren

Met de Uniformering Parkeerregeling Centrum is in april 2010 de werkingstijd van de parkeerregeling in het gebied rond Plein 1813 aangepast en verruimd. Het gebied rond het Monchyplein heeft de oude werkingstijden behouden. In beide gebieden geldt belanghebbendenparkeren.

2.3.3 Groenstructuur

Het plangebied maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied. Evenmin is het aangewezen tot beschermd natuurmonument.

Binnen het plangebied zijn wel belangrijke bomenrijen aanwezig, die deel uitmaken van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Het betreft bomen langs de Mauritskade, Zeestraat, Alexanderstraat, Nassaulaan, Sophialaan en Javastraat. In paragraaf 4.5 wordt nader ingegaan op dit aspect.

2.3.4 Waterstructuur

In of nabij het plangebied liggen geen waterkeringen. In paragraaf 4.6 wordt nader ingegaan op het wateraspect.

2.3.5 Bodem

De wijk heeft voornamelijk nog een woon- en kantoorfunctie en kent weinig bedrijvigheid (meer). Voorheen hebben op en in de directe omgeving van het plangebied bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Het gaat hierbij om brandstofdetailhandel, benzineservicestations, een smederij, twee autoreparatiebedrijven, enkele schildersbedrijven, een exercitieterrein, een melkinrichting, een laboratorium, een cv-installatiebedrijf, een lasinrichting en een grutterswarenfabriek.

Bij verscheidene panden zijn ondergrondse tanks bekend. De meeste daarvan zijn verwijderd of onklaar gemaakt.

In en in de directe omgeving van het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen.

Een deel van het plangebied valt binnen de contour van een verontreiniging afkomstig van een voormalige chemische wasserij op het Anna Paulownaplein 6 (1960 tot 1987). De grond en het (diepere) grondwater binnen deze contour zijn sterk verontreinigd met de bij de chemische reiniging toegepaste stoffen (vluchtige organische chloorkoolwaterstoffen, afgekort VOCl). De vervuiling wordt de komende jaren gesaneerd. De sanering van de omgeving is in 2010 opgestart en vindt plaats door gestimuleerde biologische afbraak en recirculatie van het grondwater van het Anna Paulownaplein vanaf het Noordeinde richting de Hogewal.

Binnen de rest van het plangebied zijn zeven locaties bekend waar er sprake is (geweest) van één of twee gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume).

Deze gevallen zijn reeds gesaneerd, waarbij er een restverontreiniging is achtergebleven. Met deze saneringen is middels een beschikking (per geval) ingestemd.

Op vijf andere locaties binnen het plangebied was sprake van een beperkte bodemverontreiniging, daar is eveneens een bodemsanering uitgevoerd, op één van die locaties is sprake van een restverontreiniging.

Door de restverontreiniging kan er sprake zijn van gebruiksbeperkingen.

Niet alle verdachte deellocaties in het plangebied zijn (voldoende) onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn zullen de bodemonderzoeken geactualiseerd moeten worden.

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat de grond (0-2,0 m-maaiveld) in het plangebied gemiddeld matig verontreinigd is met lood, zink en PAK (teerachtige stoffen) en licht verontreinigd met cadmium, koper en kwik. Het gebied kan derhalve geheel als verdacht worden aangemerkt. In het gebied is geen grondverzet mogelijk op basis van de bodemkwaliteitskaart.

2.3.6 Archeologie

In het plangebied Willemspark e.o. zijn nog geen archeologische vindplaatsen ('waarden') bekend. Het plangebied is volgens de Nieuwe Geologische kaart van Den Haag en Rijswijk gelegen op de flank van een lage strandwal. Vanwege hun hogere ligging en bodemgesteldheid waren strandwallen altijd aantrekkelijke locaties voor de mens. Daarom worden hier sporen van resten uit het verleden verwacht. De westelijke helft van het plangebied, tot aan de Sophialaan, ligt op de Laag van Voorburg (de strandwal). De oostelijke helft ligt op het Hollandveen, oftewel in de strandvlakte. Het plangebied ligt daarmee op een overgangsgebied, de flank. Het hele plangebied was in de late Middeleeuwen onderdeel van de polder Het Kleine Veentje. Het Willemspark werd in 1840 aangekocht door koning Willem II, die tijdens zijn regeringsperiode een landschapstuin liet aanleggen, met aan de Nassaulaan een manege en 22 woonhuizen. In 1855 verkocht Willem III het Willemspark aan de gemeente die er een Villawijk in liet ontwikkelen. Dit was de eerste formele uitbreiding van de stad in de 19de eeuw.

Aangezien het plangebied onderdeel uitmaakte van een polder is het redelijk laaggelegen. Het was klaarblijkelijk vochtig genoeg voor landbouw of als weidegrond. We gaan er daarom vanuit dat in het deel van het plangebied begrensd door Zeestraat, Javastraat en Schelpkade (het oorspronkelijke Willemspark) geen archeologische waarden voorkomen. Rond het Burgemeester De Monchyplein heeft in de jaren negentig van de 20ste eeuw een grootschalige ontwikkeling plaatsgevonden. Hierbij zijn eventueel aanwezige archeologische waarden verloren gegaan.

Uit de late Middeleeuwen en nieuwe tijd worden in het plangebied geen behoudenswaardige archeologische sporen verwacht.

2.3.7 Kabels en leidingen

Binnen het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen aanwezig.

2.4 Functionele structuur

Het plangebied kent verschillende soorten functies. Hieronder wordt per functie nader ingegaan op het plangebied en daarvan -zij het niet uitputtend- voorbeelden gegeven.

2.4.1 Wonen

Het plangebied valt qua woonfunctie uiteen in 2 delen: het in de 19e eeuw als villapark gebouwde Willemspark, waar de woonfunctie sterk is teruggedrongen (de villa's zijn vaak in gebruik als kantoorruimte) en het aan het eind van de 20e eeuw gebouwde woongebied rond het Burgemeester de Monchyplein.

Het plangebied straalt een gevoel van ruimte en luxe uit door de parkachtige opzet. De woningen die in het plangebied zijn te vinden, bevinden zich vrijwel allemaal in het duurdere prijssegment. Het betreft veelal historisch karakteristieke panden van voor 1900. Een aantal hiervan hebben een ambassadefunctie.

De ruime opzet wordt benadrukt door het brede stratenpatroon en het vele groen. Aan het Plein 1813 en in de aangrenzende straten zijn veel stedelijke (kantoor) functies te vinden.

De huishoudens bestaan vooral uit de hogere inkomens. Internationals en expats zijn hierbij goed vertegenwoordigd.

2.4.2 Kantoren

Het Willemspark wordt voornamelijk gedomineerd door kantoren die oorspronkelijk als woning zijn gebouwd. Het gebied bezit voor Nederlandse begrippen een ongewone monumentaliteit en allure en is daarmee een gewilde kantorenlocatie met als centrum Plein 1813. Daarnaast zijn er in het gebied rond het Burgemeester de Monchyplein ook enkele kantoorpanden aanwezig.

De kantoorpanden in Willemspark e.o. worden voor een deel niet sec als kantoorruimte gebruikt, maar ook voor functies die de definitie kantoorruimte te boven gaat. Dit is traditioneel al het geval, maar het nieuwe werken zorgt er voor karakter nog meer diversifieert.

Hierbij gaat het om bijvoorbeeld opleiding en training , vergader- en congresfaciliteit (Herensociëteit, Buitenhuis), Kunsthandelshuis, ambassades en consulaten (bijvoorbeeld Belgie, Polen, Canada, Estland, italie) en combinaties met ambassadeurswoning (bijvoorbeeld Griekenland en Pakistan ). Daarnaast zijn brancheorganisatie en beroepsverenigingen en zakelijke dienstverlening met advocatenkantoren vertegenwoordigd en zijn enkele kantoren opgedeeld in appartementen.

De kantoorruimte bestaan uit zowel grote panden met meer dan 10.000 m2 (Vereniging Nederlandse Gemeenten en Landbouw Economisch Institituut) als om panden kleiner dan 500 m2 bvo.

2.4.3 Horeca

Binnen het plangebied zijn twee hotels gesitueerd, het Carlton Ambassador Hotel aan de Sophialaan/hoek Zeestraat en het Hilton hotel aan de Zeestraat/hoek Mauritskade.

2.4.4 Bedrjiven

Naast kantoren en kantoorachtige functies zijn er in het gebied van oudsher ook andere economische functies aanwezig, met name in het gebied achter de Javastraat, waar zich wat bedrijvigheid bevindt in de categorie A en B in de Staat van bedrijven bij functiemenging, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij de regels van deze beheersverordening. Aanwezig zijn: garagebedrjiven op de adressen Alexanderplein 2 en Burgemeerster Marijnenlaan 192, alsmede een werkplaats op het adres Burgemeester Marijnenlaan 127.

2.4.5 Maatschappelijk

In het plangebied is aan de Nassaulaan een basisschool voor neutraal bijzonder onderwijs gesitueerd, de Haagse Scholen Vereniging.

2.4.6 Cultuur en Ontspanning

Aan de Zeestraat het museum Panorama Mesdag gelegen. Het museum huisvest een van de oudste 19e-eeuwse panorama's in de wereld, een vergezicht op de Noordzee, de duinen, Den Haag en Scheveningen. Het is in 1881 geschilderd door Hendrik Willem Mesdag, een beroemde kunstschilder uit de Haagse School.

2.4.7 Sport en recreatie

Op het terrein van het voormalige zwembad aan de Mauritskade verrijst een nieuw sportcomplex, annex parkeergarage.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Ruimtelijk beleid

3.1.1 Inleiding

De beheersverordening Willemspark e.o. vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader dat op deze beheersverordening van toepassing is weer. In het geldende beleidskader zijn twee soorten beleid te onderscheiden: ruimtelijk en sectoraal beleid. De eerste paragraaf 'Ruimtelijk beleid' behandelt het allesomvattende ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal-, gemeentelijk niveau. Daarna volgt de paragraaf 'Sectoraal beleid', waarin het specifieke beleid voor een bepaald thema uiteen wordt gezet. De mate waarin de beleidskaders van toepassing zijn is gerelateerd aan de reikwijdte van een beheersverordening, zoals hiervoor in hoofdstuk 1 is uiteengezet.

3.1.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen, en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden. De structuurvisie raakt geen van de belangen die in de beheersverordening Willemspark e.o. worden afgewogen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels maar ook om de inhoud van bestemmingsplannen.

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) moeten gemeenten rekening houden met het Barro.

Een aantal projecten dat de regering van Rijksbelang vindt, wordt met het Barro dwingend geborgd in bestemmingsplannen of in andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. De projecten worden benoemd en middels digitale kaarten ingekaderd. Per project worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Voor Den Haag zijn de binnen de gemeente gelegen militaire terreinen met de daarbij behorende zend- en ontvangstinstallaties, en het Kustfundament van belang.

3.1.3 Provinciaal beleid

In de Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat Provinciale Staten via de Provinciale Verordening regels stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen.

Op 2 juli 2010 zijn de Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en de provinciale "Verordening Ruimte" vastgesteld. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

Visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

De beheersverordening Willemspark e.o. is in overeenstemming met het provinciale beleid zoals verwoord in de Provinciale Structuurvisie en Verordening.

3.1.4 Regionaal beleid

Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor:

  • de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden
  • het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie;
  • lokale plannen, zoals bestemmingsplannen.

Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen.

Voor Den Haag hebben vooral de volgende regionale prioriteiten hun doorwerking gekregen.

  • het faciliteren van internationale bedrijven en instellingen in de Internationale Zone en in het bijzonder het World Forum in Den Haag;
  • intensief ruimtegebruik van stedelijke wijken.

Voor de verschillende beleidsectoren worden de gemeentelijke programma's gemonitord en periodiek binnen Haaglanden op elkaar afgestemd. Dit geldt men name voor Kantoren, bedrijventerreinen, leisurevoorzieningen en detailhandel.

De beheersverordening Willemspark e.o. is in overeenstemming met het regionaal beleid zoals verwoord in het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020.

3.1.5 Gemeentelijk beleid
3.1.5.1 Wéreldstad aan Zee, Structuurvisie Den Haag 2020

Op 17 november 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Structuurvisie Den Haag 2020 vastgesteld: de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020. De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie.

De structuurvisie gaat uit van een lichte groei van het aantal inwoners (nu ca 500.000) en een groei van het aantal arbeidsplaatsen in 2020. Dat betekent dat er ca 40.000 woningen moeten worden toegevoegd in de bestaande stad, door verdichting. In de structuurvisie wordt de Wéreldstad aan Zee vorm gegeven door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan).

De beheersverordening Willemspark e.o. is voor een deel gelegen in de kansenzone Centrum. In het plangebied zijn echter geen daaruit voorvloeiende ontwikkelingen opgenomen of te voorzien.

3.1.5.2 Agenda voor de Haagse Verdichting

De 'Agenda voor de Haagse Verdichting' is op 28 mei 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. De agenda is een thematische uitwerking van de Structuurvisie en dient als leidraad voor de binnenstedelijke verdichting in Den Haag tot 2020. Door middel van verdichting kan de bevolkingsgroei binnen het bestaande stedelijke gebied opgevangen worden. Daarnaast kan verdichting worden aangegrepen om de stedelijke kwaliteit van Den Haag te versterken.

De Haagse Verdichting houdt in dat invulling wordt gegeven aan:

  • optoppen (dakopbouwen en minimaal vijf bouwlagen);
  • verruiming van mogelijkheden voor bouwen van aan- en bijgebouwen;
  • functiewijziging (ombouwen van kantoorgebouwen naar woningbouw);
  • dubbel grondgebruik.

Verdichting kan plaatsvinden door dakopbouwen op de bestaande woongebouwen toe te staan. Zodoende kunnen zittende bewoners gebonden worden aan de wijk en wordt een alternatief voor het verhuizen naar een andere wijk geboden. Een dakopbouw levert een bijdrage aan de binnenstedelijke verdichtingopgave door toevoeging van bouwvolume daar waar dat wenselijk, mogelijk en verantwoord is. In deze beheersverordening is geen regeling voortvloeiend uit de Haagse Verdichting opgenomen.

3.2 Sectoraal beleid

3.2.1 Bebouwing

De Monumentenwet 1988 omschrijft een beschermd stadsgezicht als “groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke en structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke waarde of cultuurhistorische waarde (..)” en dat vanwege dit algemene belang door de minister van OCW en de minister van VROM als zodanig is aangewezen.

Het rechtsgevolg van de aanwijzing is dat de gemeente verplicht wordt een ruimtelijke visie voor het gebied te ontwikkelen en hierbij rekening te houden met de cultuurhistorische waarden van het gebied. Zij dient dit vast te leggen in een bestemmingsplan of beheersverordening. Deze beheersverordening gaat uit van behoud van de typische ruimtelijke structuur, groenstructuur, architectuur en functies.

Het rijksbeleid hecht grote waarde aan het integreren van de cultuurhistorische waarden van een gebied in de stedenbouwkundige plannen. De Nota “Belvedere” en de recente nota van de minister van OCW ”Modernisering Monumentenzorg” geven hiervan blijk. Er wordt gestuurd op gebiedsgerichte monumentenzorg: cultuurhistorie als essentieel onderdeel van ruimtelijke planvorming en procedures. Het plangebied bestaat voor een groot deel uit beeldbepalende bebouwing met een hoge ensemblewaarde.

De gemeentelijke beleidsnotitie “Bouwen en behouden in beschermde stadsgezichten” geeft aan hoe vanuit een cultuurhistorische invalshoek wordt omgegaan met een beschermd stadsgezicht. Uitgangspunt is de algehele visie op het monumentenbeleid: Het motto “behoud gaat voor vernieuwen” vormt de leidende gedachte voor de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing in het beschermde stadsgezicht.

In zijn algemeenheid geldt binnen het gebied van het beschermd stadsgezicht dat de ten tijde van de ter visie legging van het plan bestaande ruimtelijke structuur van ondermeer straten, pleinen en groenvoorzieningen in hun onderlinge samenhang behouden moeten blijven. Vervanging of verandering van deze elementen is slechts toegestaan met behoud en zo nodig verbetering van deze elementen. Dit betekent dat voor wat betreft de bouwwijze aansluiting moet worden gezocht bij de bestaande omgeving en de daarin voorkomende cultuurhistorische waarden.

Rijksbeschermd stadsgezicht

Het plangebied valt ten dele binnen het Rijksbeschermd Stadsgezicht Willemspark e.o., zoals dat op 21 juli 1971 is aangewezen (zie Bijlage 4, Bijlage 5 en Bijlage 6 bij de regels), alsmede binnen het Rijksbeschermd Stadsgezicht Centrum, van 28 juni 1994 (zie Bijlage 7 en Bijlage 8 bij de regels). Daarnaast valt het plangebied te dele binnen het Rijksbeschermd Stadsgezicht Archipelbuurt/Willemspark II, zoals aangewezen op 25 juli 1996 (zie Bijlage 9 bij de regels).

De Monumentenwet 1988 verplicht de gemeenteraad van Den Haag een juridisch-planologische regeling vast te stellen ter bescherming van het rijksbeschermd stadsgezicht. De cultuurhistorische waarden die de grondslag voor de aanwijzing vormen en die verwoord zijn in de toelichting op de aanwijzing worden door deze beheersverordening beschermd.

Straatwanden

Straatwand van eerste orde:

Straatensembles van de eerste orde bezitten een hoge ensemblewaarde en vormen als het ware de dragers van het beschermd stadsgezicht. De volgende straten zijn straten van eerste orde:

Alexanderstraat, Javastraat, Nassaulaan, Nassauplein, Plein 1813, Sophialaan en de Zeestraat.

Straatwand van tweede orde:

Alle straten die dateren uit de tijd van de aanleg van de wijk. De volgende straten zijn straten van tweede orde:

Het laatste deel van de Laan Copes van Cattenburch, het eerste deel van de Zeestraat t.p.v. het Hilton hotel.

Straatwand van derde orde:

Alle straten met een afwijkende stedenbouwkundige structuur. De volgende straten zijn straten van derde orde:

Alle straten rondom het nieuwbouwplan van Ricardo Bofill.

Monumentale gebouwen

Wijziging van een rijks- of gemeentelijk monument is zonder een vergunning van burgemeester en wethouders verboden (artikel 11 van de Monumentenwet 1988 respectievelijk artikel 9 van de Monumentenverordening Den Haag). In paragraaf 2.3.1.4 worden de monumentale gebouwen genoemd die ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet 1988 als rijksmonument of ingevolge artikel 3 van de Monumentenverordening Den Haag zijn ingeschreven.

3.2.2 Verkeer en infrastructuur
3.2.2.1 Regionale Nota Mobiliteit Haaglanden

In juni 2005 heeft het algemeen bestuur van Haaglanden de "Regionale Nota Mobiliteit" (RNM) vastgesteld. Het verschijnen van het nieuwe Regionale Structuurplan en van de Nationale Nota Mobiliteit vormden vervolgens aanleiding om de RNM al snel weer te actualiseren. Dat is gebeurd door vaststelling van het 'supplement' op de RNM in 2008. De RNM richt zich op de plannen die het stadsgewest heeft voor de mobiliteit in de regio voor de periode 2005-2020. De Regionale Nota Mobiliteit geeft aan dat er in de komende jaren veel maatregelen genomen moeten worden om de toename van de mobiliteit op te kunnen vangen en de regio bereikbaar, verkeersveilig en vooral ook leefbaar te houden. Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets staan daarin centraal. De belangrijkste doelen voor de regio zijn: 40% meer reizigers in het openbaar vervoer en 30% meer gebruik van de fiets in 2020, kortere en beter voorspelbare reistijden met de auto vooral in de spits, minder verkeersslachtoffers en een beter en gezonder leefklimaat. Het uitvoeringsprogramma laat zien welke concrete projecten het stadsgewest en de andere overheden in de regio Haaglanden uitvoeren om de ambities van de Regionale Nota Mobiliteit te realiseren. De Regionale Nota Mobiliteit is de regionale vertaling van de plannen uit de landelijke Nationale Nota Mobiliteit (2005) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het rijksbeleid voor mobiliteit en bereikbaarheid is in 2012 vervangen door de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

3.2.2.2 Gemeentelijk beleid

Verkeer algemeen

Den Haag groeit, er komen meer inwoners, meer banen en ook meer bezoekers. Dit zorgt voor een toename van het verkeer van, naar en in de stad. Bovendien reizen mensen steeds meer en over langere afstanden. In de Structuurvisie Den Haag 2020 (Wéreldstad aan Zee) heeft de gemeenteraad de ambities voor de toekomst van de stad vastgesteld. Den Haag wil groeien en aantrekkelijk blijven als stad om in te wonen, werken en leven. Om al deze wensen te kunnen verenigen, is een toekomstgerichte visie op verkeer en vervoer noodzakelijk.

Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Den Haag voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de “Haagse Nota Mobiliteit”. De visie in de nota is er op gericht van Den Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken door er voor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerwijze en de route die het beste bij hen past. Gerichte investeringen in het openbaar vervoer en de fiets, door te zorgen voor goede voorzieningen voor voetgangers, en het bundelen en ordenen van het autoverkeer moeten er voor zorgen dat reizigers de juiste keuze kunnen maken. De maatregelen die genomen worden moeten voldoen aan de milieu- en inpassingseisen.

Het parkeerbeleid is er op gericht om het evenwicht te herstellen tussen vraag en aanbod van parkeervoorzieningen met name ook binnen die woongebieden waar de parkeerdruk hoog is.

Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer speelt als drager van ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de regio een belangrijke rol in het verkeer en vervoer. Een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerlijnen dient er voor te zorgen dat gebundelde vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, verplaatsingen van en naar het centrum met de hoofdstations en andere belangrijke attractiepunten, op een goede, aantrekkelijke en snelle manier worden bediend. Onderstaande kaart over het openbaar vervoer laat het streefbeeld zien van het openbaarvervoer netwerk volgens de Haagse Nota Mobiliteit.

In paragraaf 2.3.2 zijn de tram-en busroutes voor het gebruik van OV binnen het plangebied aangegeven. Dienstregeling en lijnvoering van tram en bus worden jaarlijks vastgesteld door het stadsgewest Haaglanden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BV0257EWillemspark-50VA_0005.jpg"

Autoverkeer

Het gemotoriseerde verkeer wil de gemeente zoveel mogelijk ordenen en concentreren op een stelsel van goed ingepaste stedelijke en regionale hoofdwegen (zie kaart “Hoofdstructuur wegverkeer” uit de Haagse Nota Mobiliteit) met voldoende capaciteit om een optimale doorstroming te waarborgen. Een vlotte doorstroming op de hoofdwegen zorgt ervoor dat het verkeer als vanzelf deze hoofdwegen kiest, waardoor de verkeersdruk op de woonwijken minder kan zijn,

Het stelsel van stedelijke en regionale hoofdwegen zorgt voor een goede bereikbaarheid van de grote concentraties van werkgelegenheid en voorzieningen in de stad vanuit de regio en verder. Tevens verbinden de hoofdwegen de stadsdelen en wijken onderling met elkaar. De hoofdwegen hebben een zodanige vormgeving en inpassing dat voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen en milieunormen. De gewenste doorstroomsnelheid op de stedelijke hoofdwegen is 20-25 km/u. Voor de regionale hoofdwegen geldt binnen de stad een gewenste doorstroomsnelheid van 35-40 km/u. De stedelijke en regionale hoofdwegen hebben de bestemming Hoofdverkeersweg.

In de woonwijken is doorgaand autoverkeer niet welkom. De wijkontsluitingswegen krijgen daarom op den duur een inrichting als “stadslaan” : wegen met een minder dominante positie voor autoverkeer en prioriteit voor langzaam verkeer en openbaar vervoer. De erftoegangswegen krijgen een inrichting als 30 km/u zone, voor zover dat nog niet gebeurd is. Aan de doorstroming van het autoverkeer op de wijkontsluitingswegen en de erftoegangswegen worden geen specifieke eisen gesteld. Hier geldt 'maatwerk', afhankelijk van de situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BV0257EWillemspark-50VA_0006.jpg"

Fietsverkeer

Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht in het verkeers- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Door het aanbieden van een aantrekkelijk hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd. Binnen het stelsel van hoofdfietsroutes is een net van 'sterroutes' aangegeven. De sterroutes vormen de belangrijkste doorgaande routes die de woongebieden met het stadscentrum, de knooppunten van openbaar vervoer en het buitengebied verbinden. Onderstaande kaart toont het streefbeeld voor het fietsnetwerk van doorgaande routes uit de Haagse Nota Mobiliteit. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als bij werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BV0257EWillemspark-50VA_0007.jpg"

Parkeren

Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. In de nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” is het algemene parkeerbeleid vastgelegd. Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden leiden zonder adequate parkeervoorzieningen tot een vaak te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.

De parkeernormen en de toepassing ervan zijn uitgewerkt in de beleidsnota: “Nota Parkeernormen Den Haag” (vastgesteld in de raadsvergadering van 10 november 2011). Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen.

Het kan zijn dat in de visie van de initiatiefnemer de genormeerde parkeerbehoefte van de in het plan opgenomen functies afwijkt van de werkelijke parkeerbehoefte. Het is dan aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen en goed te onderbouwen.

Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn. Daarnaast kan de gemeente in afwijkende situaties maatwerk toepassen.

Aan de hand van de informatie wordt vastgesteld hoeveel parkeerplekken de initiatiefnemer op eigen terrein moet realiseren.

Parkeernormen

Bij woningbouw is het gemiddelde autobezit uitgangspunt voor de hoogte van de parkeernorm. Het gemiddelde autobezit hangt af van de oppervlakte van de woning, de plek in de stad en het type woning. Voor werken, winkels en andere voorzieningen is de functie van het gebouw en de mate van bereikbaarheid met het openbaar vervoer, bepalend voor de parkeernorm. Bij knooppunten van het openbaar vervoer geldt een lagere norm dan op plekken die minder goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. De parkeernormen worden uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, en bij de -meeste- overige de functies in het aantal parkeerplaatsen per 100m2 bruto vloeroppervlak.

De stedenbouwkundige regels in de gemeentelijke bouwverordening over het parkeren zullen binnen afzienbare tijd worden ingetrokken. Het inlegvel met de parkeernormen uit de nota Parkeernormen Den Haag is in deze beheersverordening in Bijlage 3 bij de regels opgenomen.

Fiets parkeren

De gemeente hanteert voor functies, die in de Nota Parkeernormen Den Haag onder de noemer Kantoren, Bedrijven en Voorzieningen staan, een norm van 1 fietsparkeerplaats per 3 medewerkers.

3.2.3 Wonen
3.2.3.1 Woonvisie Den Haag 2009-2020

Het uitgangspunt van de Woonvisie (vastgesteld in de gemeenteraad op 19 november 2009) is om tot en met 2020 de toename van het aantal inwoners vast te houden door genoeg geschikte woningen te blijven bouwen. Deze selectieve bevolkingsgroei is vooral gericht op het behouden en aantrekken van midden- en hogere inkomensgroepen. Tegelijkertijd moeten er voldoende, goede goedkope woningen beschikbaar zijn voor huishoudens met lage inkomens. Om dit te bereiken zet de gemeente in op meer variatie van woningtypen en meer milieubewust bouwen. Daarbij richt de gemeente zich op de stedeling: mensen die bewust kiezen voor de stad met de daarbij behorende goede voorzieningen en diverse woonsferen.

Voor de lange termijn gaat de gemeente uit van een gemiddeld nieuwbouwprogramma van 2.500 woningen. De productie op de Vinex-locaties is bijna klaar. Het merendeel hiervan zal daarom in de bestaande stad moeten worden gebouwd. Daarbij wordt ingezet op differentiatie in architectuur en woningtypen.

Den Haag kiest ervoor om een geconcentreerde centrumstad te zijn, met stedelijke dichtheden, een hoogwaardige openbare ruimte en een grote verscheidenheid aan woonmilieus en woonsferen. Qua woongebieden heeft Den Haag al een breed scala te bieden, zoals stedelijk wonen in de binnenstad, groen wonen in de stad en ontspannen wonen aan zee. Maar is het nu zaak dat elke sfeer ook meer de kwalitatief bijpassende woningen krijgt die daarbij horen. Mensen die in een stad wonen of willen wonen, hebben immers verschillende woonwensen. Daar moet meer op worden ingespeeld door meer keuzemogelijkheden te bieden.

Kwetsbare wijken en buurten en functioneel verouderde gebieden vragen om versterking en vernieuwing. Ook in de komende jaren zal door middel van herstructurering meer differentiatie moeten worden aangebracht: verschillende woningtypes, huur en koop, goedkoop en duur. Deze vernieuwing leidt tot een afname van het aantal goedkope woningen in deze eenzijdige buurten en wijken. Deze afname moet elders in de stad, maar ook in de regio, worden gecompenseerd. In de kwetsbare particuliere wijken krijgt de woontechnische verbetering van de woningvoorraad en de woonomgeving hoge prioriteit. Daarnaast worden een aantal verouderde bedrijventerreinen getransformeerd naar nieuwe stedelijke woonmilieus.

Den Haag hecht veel belang aan duurzaamheid. Niet alleen uit milieuoverwegingen, maar ook uit het oogpunt van toekomstige betaalbaarheid. Er wordt verwacht dat de energiekosten al voor 2020 het grootste deel van de woonlasten zullen beslaan. Ook daarom wil Den Haag in 2020 een CO2-reductie van 30 procent ten opzichte van 1990 behalen in de verwarming van woningen.

Willemspark

Het plangebied behoort binnen de Woonvisie tot het centrumstedelijk woonmilieu. In dit centrumgebied, net buiten de hoogstedelijke zone, is nog veel functiemenging. De woonfunctie is echter duidelijk dominant aanwezig; het gebied kent een hoge bebouwingsdichtheid van 70 – 80 woningen per hectare. De woonsfeer is te karakteriseren als ‘statig en klassiek’. Het straatbeeld hierbij kenmerkt zich door een klassiek stijlvol voorkomen met een klassieke stedenbouwkundige vormentaal, stijlvolle architectuur en stijlvol ingerichte openbare ruimtes.

Er zijn geen woningbouwontwikkelingen gepland in het plangebied.

3.2.4 Economie
3.2.4.1 Algemeen: beleidsvisie Kracht van Kwaliteit

Op 6 oktober 2011 heeft de Raad de nota "Kracht van kwaliteit - Economische Visie Den Haag" vastgesteld (RV 126_2011, RIS 181227). De toekomst voor de Nederlandse economie in de mondiale concurrentiestrijd ligt bij kennis, creativiteit en stedelijke kwaliteit. De uitdaging voor de stad Den Haag is om de omstandigheden te creëren waarbij de economie van de stad ook op de langere termijn kansen biedt voor werk, inkomen en ontplooiing van alle Haagse burgers.

De strategie voor de Haagse economie kan worden samengevat in de volgende speerpunten:

  • Internationale stad van Vrede en Recht – de unieke branding van Den Haag;
  • Kracht van de stad: quality of life –aantrekkelijke stad voor werkers, bewoners en bezoekers;
  • Economische structuur – sterke clusters, vitaal mkb;
  • Arbeidsmarkt – talent en vakmanschap

Den Haag heeft een uniek profiel als internationale stad van Vrede en Recht. Daarmee heeft de stad internationale bekendheid verworven. Dit profiel spreekt ook bedrijven en instellingen buiten die sector nadrukkelijk aan en heeft daarom ook in het economische domein een wervend karakter – een “sterk merk”. In de internationale zone zijn veel van deze organisaties geconcentreerd.

De kwaliteit van het arbeidsaanbod zal - door vergrijzing, schaarste aan vakmensen en tekort aan kenniswerkers - in de nabije toekomst een doorslaggevende vestigingsfactor worden. We zetten daarom actief in op de komst van academische instellingen en versterking en verbreding van het hoger onderwijs, ondermeer met topopleidingen. Den Haag onderscheidt zich door de quality of life in de stad.

Den Haag is een stad met een sterke, kennisintensieve zakelijke dienstensector, die bijna een kwart van de werkgelegenheid omvat. Den Haag is daarom aantrekkelijk voor (hoofd)kantoren, internationale bedrijven en instellingen. De spin off hiervan is van groot belang voor de lokale economie en banen voor alle niveaus in het mkb. Den Haag zet daarom vol in op de (ruimtelijke) kwaliteit en de bereikbaarheid van toplocaties voor kantoren en instellingen. 

Den Haag versterkt zijn positie als tweede toeristische stad van Nederland. Het centrum (Binnenstad, stationsgebieden, Beatrixkwartier), Scheveningen en Internationale Zone zijn concentraties banen en bezoekers en vormen daarmee de economische kerngebieden van de stad. Inzet op kwaliteitsverbetering krijgt daarmee een ruimtelijke focus, waarmee ook de toeristische attractiviteit van die gebieden wordt versterkt.

Den Haag zet actief in op de ontwikkeling van kennis en bedrijvigheid binnen het cluster Veiligheid onder de noemer The Hague Security Delta. Den Haag combineert zijn inzet op internationale instellingen en zakelijke dienstverleners (met name in de clusters energie, it en telecom en financiële dienstverlening) met veel aandacht voor kleine en middelgrote bedrijven, zowel in de economische kerngebieden als in de wijken. Voor deze bedrijvigheid is ook meer kleinschalige bedrijfsruimte hard nodig. Ook winkelstraten spelen een sleutelrol in de wijkeconomie. 

3.2.4.2 Kantoren

Kantorenstrategie Den Haag 2010-2030

Op 18 februari 2010 heeft de gemeenteraad de 'Kantorenstrategie Den Haag 2010-2030, de gebruiker centraal' vastgesteld. Met de kantorenstrategie wil de gemeente regie voeren over de dynamische ontwikkelingen in de kantoormarkt en de positie van Den Haag Kantorenstad verder uitbouwen. Deze kantorenstrategie wordt elk jaar (op delen) middels het IpSO (Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling) herzien. In de kantorenstrategie staat aangegeven waar nieuwbouw van kantoren mogelijk is en welke kantoorgebieden voor toevoeging van voorzieningen in aanmerking komen. Deze voorzieningen zijn per gebied verschillend en afhankelijk van de aard en omvang van het gebied en de bestaande voorzieningensituatie. De kantorenprogrammering is per gebied voor de komende jaren gepresenteerd. Daarnaast is het stedelijke kantorenbeleid er ook opgericht om het overaanbod in Den Haag en de regio te verminderen. Daarom wordt transformatie van kantoren naar ander vastgoed gestimuleerd.

Volgens het provinciale beleid (AmvB Ruimte) is voor elke afwijking van het bestaande bestemmingsplan van meer dan 1000 m² bvo toevoeging aan kantoren een zgn. SER-laddertoets vereist. Deze toets vereist een aparte onderbouwing die het bouwplan ondersteunt en moet aan het bestemmingsplan c.q. bouwvergunning worden toegevoegd.

Voor Willemspark e.o. geldt dat er geen kantoorruimte op het programma staat. Wel is Willemspark officeel genoemd als gebied dat onderdeel maakt van een kantorenlocatie waar dus de kantoren ook buiten doorgaande wegen hun plaats mogen hebben. In de kantorenstrategie is aangegeven dat veel kantoren mogen worden omgezet naar andere functies. In Willemspark e.o. mogen daarmee kantoren van functie wonen worden gewijzigd (gemengde doeleinden). Ook is gelet op de vele kantoorachtige functies een kantoordoeleinden met daarbij ook kantoorachtige functies wenselijk (zorg, sociëteiten etc.)

3.2.4.3 Detailhandel

Regionaal beleid

Op 13 december 2006 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden de Regionale Detailhandelstructuurvisie Den Haag vastgesteld. Voor Den Haag beoogt de nota de versterking van winkelfunctie in de Haagse binnenstad. De Haagse binnenstad moet een concurrerende trekpleister worden. Hiermee wordt de aantrekkelijkheid van de regio als geheel versterkt.

De nota geeft een toetsingskader aan voor detailhandelsplannen groter dan 1.000 m². Gemeenten die willen uitbreiden moeten bij het realiseren van verkoopvloeroppervlakte binnen het wensbeeld blijven dat in deze structuurvisie is aangegeven. In het wensbeeld zijn spelregels opgesteld voor een aantal speciale winkelcategorieën: Dit zijn onder andere:

  • Voor geclusterde perifere detailhandel (PDV) en grootschalige detailhandel is in Den Haag alleen in de Megastores de aangewezen locatie.
  • Tuincentra en bouwmarkten zijn onder voorwaarden toegestaan, vestigingen van meer dan 3.000 m² vergen toestemming van het stadsgewest.
  • Detailhandel op trafficlocaties is onder 200 m² toegestaan en alleen op de provinciaal aangewezen knooppunten voor hoogwaardig openbaar vervoer.
  • Bij kleine kernen en buurt- en winkelcentra wordt het lokale beleid gevolgd.
  • Solitaire megasupermarkten zijn niet toegestaan. In winkelkernen alleen als er marktruimte is. Dit wordt regionaal bijgehouden.

Gemeentelijk beleid

Op 23 juni 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Detailhandelsnota Den Haag vastgesteld. De nota geeft de ontwikkelingsrichting aan voor de detailhandel in Den Haag. De concentratie op bestaande locaties in de hoofdwinklelstructuur is uitgangspunt van deze nota. Er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. De gemeente streeft ernaar dat iedere Hagenaar binnen een straal van 1.000 meter zijn dagelijkse boodschappen kan doen. In de Detailhandelsnota is verder vastgelegd dat periodiek een detailhandelsmonitor zal worden uitgevoerd, op basis waarvan keuzes gemaakt kunnen worden. De monitor is een quickscan en wordt gehanteerd als relatief snelle methode om vast te stellen hoe de winkelgebieden in de hoofdwinkelstructuur er voor staan. Tevens ontstaat op hoofdlijnen inzicht in welke winkelgebieden kansrijk zijn om in te investeren vanuit markttechnisch perspectief.

Deze kennis is ingezet bij het opstellen van het Actieprogramma Den Haag Winkelstad (2011), waarin ook een actualisatie voor een deel van het detailhandelsbeleid is opgenomen. Leidend blijft de inzet op de versterking van de hoofdwinkelstructuur. Het Haagse retailbeleid geeft daarbij de binnenstad prioriteit, conform het haagse binnenstadsplan. Daarnaast stimuleert de gemeente vernieuwende of bijzondere marktinitiatieven, de consument staat hierbij centraal. Bij perifere detailhandelinitiatiatieven kiest de gemeente voor optimale clustering en voor grootschalige detailhandel blijft de bestaande hoofdwinkelstructuur de aangewezen plek voor vestiging (zie regionale structuurvisie detailhandel). Verder zet de gemeente in op het versterken en behouden van de bestaande bijzondere winkelgebieden, de zgn 'parels'. In de buurten en wijken voor behoud van de sterke winkelkwaliteit in het belang van sociale cohesie, identiteit en leefkwaliteit. Het verbeteren van de vestigingskwaliteit voor retailers speelt hier een belangrijke rol, zoals openbare ruimte, beheer, etc

In het plangebied bevindt zich geen detailhandel.

3.2.4.4 Bedrijven

Functiemengingstrategie

De gemeente Den Haag heeft een verdichtingsopgave zoals verwoord in de Structuurvisie Den Haag 2020. Optimalisering van het grondgebruik is daardoor noodzakelijk. In de notitie 'Functiemengingstrategie: Mengen van bedrijven en wonen' komt de functiemenging van praktijk- kantoor- en bedrijfsruimte met wonen aan de orde. Hierin wordt een onderscheid gemaakt tussen menging op bedrijventerreinen, buurtniveau en pand- of blokniveau. Het mengen van wonen en werken kan op drie schaalniveaus plaatsvinden:

  • 1. op pandniveau, meestal een werkfunctie op de begane grond en woningen op de bovenliggende etages. In de Nota Woonwerkwoningen worden potentiële ontwikkelingslocaties genoemd voor woonwerkwoningen. Genoemd worden overgangsgebieden tussen woonwijken en bedrijfsterreinen, doorgaande wegen en langs spoorwegen;
  • 2. op blokniveau, waarbij één of meerdere panden binnen één blok volledig een woon- dan wel een werkfunctie hebben;
  • 3. op deelgebiedniveau, waarbij sprake is van een ruimtelijke en functionele samenhang van bedrijven en woningen die gevestigd zijn in één gebied.

Naast het mengen op de verschillende schaalniveaus is in de Functiemengingstrategie ook aangegeven door de gemeente Den Haag aan welke groottes gedacht kan worden op verschillende locaties als het gaat om functiemenging.

Een werkruimte (kantoor/bedrijf/praktijk) kleiner dan +/-100 m2 mag gevestigd zijn in woonstraten. Voor een werkruimte tussen +/- 100- 500 m2 geldt dat deze langs de doorgaande wegen een plaats kan krijgen. Groter dan 500 m² zou op bedrijventerrein of kantorenlocatie plaats moeten krijgen.

3.2.4.5 Horeca en hotelbeleid

Toekomstvisie Horeca 2010-2015

Op 4 februari 2010 heeft de gemeenteraad de Toekomstvisie Horeca 2010-2015 vastgesteld. Den Haag als internationale stad van vrede en recht hoort ook dat men kan genieten van culinaire voorzieningen. Dit vraagt om toekomstgericht beleid, dat beschreven is in de Toekomstvisie Horeca. Het gaat in deze visie niet alleen om het vastleggen van een nieuwe horecastructuur. Deze toekomstvisie geeft ook de gewenste ontwikkeling van het horeca-aanbod aan: hoe zorgt Den Haag voor nieuwe impulsen, waar ziet Den Haag kansen (segmenten, concepten, trekkers, locaties)? Horeca is een dynamische sector, dus hoe zorgt Den Haag op dit gebied voor flexibiliteit.

De Toekomstvisie Horeca bestaat uit vier delen, te weten:

  • visie en uitgangspunten;
  • gebiedsgericht beleid;
  • instrumentarium;
  • handhavingsprotocol horeca

Voor het opstellen van bestemmingsplannen en beheersverordeningen is vooral het gebiedsgerichte beleid (in samenhang met het instrumentarium) van belang.

In het kader van gebiedsgericht beleid is (ook) voor Willemspark eo.bepaald dat een verdere toename van nachthoreca niet wenselijk is. Voor toevoeging van horeca in wijken ligt de focus op winkelgebieden/winkelstraten en kleinschalige verblijfspleinen. Deze liggen weliswaar in de omgeving van Willemspark e.o., maar buiten de plangrenzen.

Hotelbeleid

Het geldende hotelbeleid staat in de nota 'Roomservice' die in juni 2000 is vastgesteld. In november 2007 is een derde voortgangsbericht vastgesteld dat de resultaten van de afgelopen jaren evalueert, recente ontwikkelingen in de sector beschrijft en de ambitie van Den Haag op het gebied van de hotelsector plaats binnen het grotere kader van de ambities die de gemeente Den Haag heeft op het gebied van de stedelijke ontwikkeling.

In hoofdlijnen komt het (geactualiseerde) beleid neer op het actief en stimulerend optreden van de gemeente op de hotelmarkt. Uitbreiding van de hotelcapaciteit wordt voortgezet, waarbij ingezet wordt op een kwalitatieve groei van het aanbod. Het bieden van ruimte aan bijzondere, kleinschalige formules is één van de elementen daarin.

Qua locatie zet het beleid primair in op het concentreren van de nieuwe locaties binnen de toeristische zwaartepunten Scheveningen, Binnenstad en Kijkduin. Daarnaast wordt in het derde voortgangsbericht ook aangegeven dat er ruimte zou moeten zijn voor 'locaties/gebieden in opkomst'.

Vanuit het toeristisch beleid uit 2000 (Den Haag, drie in één) wordt eveneens ingezet op het versterken van het toeristische voorzieningenniveau in de kerngebieden Scheveningen, Binnenstad en Kijkduin. Vanuit het regionale leisurebeleid stuurt het Stadsgewest Haaglanden eveneens op het versterken van de toeristische potenties en voorzieningenniveau. Het Stadsgewest heeft daartoe een aantal concentratiegebieden aangeboden voor de vestiging van (grootschalige) leisurevoorzieningen. Scheveningen is een van die locaties uit de zogenaamde hoofdstructuur.

In het plangebied bevinden twee hotels, te weten het Hilton (Zeestraat 35) en het Carlton Ambassador hotel (Sophialaan 2b).

3.2.5 Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg
3.2.5.1 Onderwijs

Op 13 oktober 2005 is het 'Lokaal onderwijsplan 2006-2010. Haagse klasse(n)' door de gemeenteraad vastgesteld (RIS 132462). In dit beleidsdocument staat de autonomie van de schoolbesturen ten aanzien van het onderwijsleerproces, de kwaliteitszorg en alle overige 'schoolinterne zaken' centraal. De kernwoorden zijn autonomievergroting, professionalisering, privatisering, marktwerking en schaalvergroting. Uitgangspunt van het beleid van het ministerie van OCW is dat de professionals in de scholen meer ruimte moeten krijgen om het onderwijs in te richten naar hun eigen professionele inzichten. Is er voldoende goed onderwijs beschikbaar, dan wordt de stad tevens een prettige vestigingsplaats voor werknemers en werkgevers.

Voor de onderwijshuisvesting en spreiding van onderwijsvoorzieningen betekent dit dat er naar gestreefd wordt om scholen zo goed mogelijk te huisvesten en met inachtneming van de wettelijke mogelijkheden een zo evenwichtig mogelijke spreiding over de stad te bevorderen. Dit uit zich in de volgende doelstelling: 'Er is in Den Haag voldoende onderwijsaanbod beschikbaar, dat afgestemd is op de behoeften en capaciteiten van de leerling/ student, dat algemeen toegankelijk is en met de juiste spreiding over de stad.' Om deze doelstelling te behalen wordt ook aangesloten bij de nota 'Visie op Onderwijshuisvesting Den Haag 2000-2010' die de gemeenteraad in 2001 heeft vastgelegd (RIS 86719). In het licht van de uitvoering van deze nota heeft de raad bepaald dat nieuwbouw ter vervanging van schoolgebouwen die niet meer aan de eisen van deze tijd voldoen, prioriteit heeft en dat bij de realisering daarvan onder meer rekening wordt gehouden met bouwkundige eisen ten aanzien van moderne arbeidsomstandigheden en adaptief onderwijs. Daarnaast wordt een goede spreiding van de onderwijsvoorzieningen bevorderd. Het betreffende schoolgebouw dient gemoderniseerd te worden om zodoende goed afgestemd te zijn op de eisen van het huidige onderwijs en bijbehorende voorzieningen.

In het plangebied bevindt zich één basisschool, de Haagsche Schoolvereniging aan de Nassaulaan 26.

Sinds de invoering van de Wet Kinderopvang in juni 2005 zijn de sturingsmogelijkheden van de gemeente ten aanzien van de spreiding en huisvesting van de kinderopvang beperkt. In principe wordt het aanbod van kindercentra in de stad en dus ook in het plangebied bepaald door de marktwerking. De buitenschoolse opvang valt niet onder verantwoordelijkheid of regierol van de gemeente. Door kinderopvang in daarvoor in aanmerking komende bestemmingen uitdrukkelijk mogelijk te maken ondersteunt de gemeente de realisatiemogelijkheden van kinderopvang.

Op het terrein van voornoemde basisschool is ook een peuterspeelzaal en buitenschoolse opvang gevestigd.

3.2.5.2 Welzijn en zorg

Met het raadsbesluit 'Welzijn in de wijk' (RIS158279) is in december 2008 de uitvoering vastgesteld van het gemeentelijke sociale beleid. De doelstellingen en uitgangspunten van het welzijnsbeleid zijn in het beleidsakkoord 'Meedoen' en het meerjarenbeleidsplan WMO 'Aandacht voor elkaar' geformuleerd. Het gaat hierbij om:

  • het vergroten van de binding van de bewoners met hun buurt;
  • het in staat stellen van bewoners om verantwoordelijkheid te nemen voor de buurt;
  • het vergroten van de solidariteit van bewoners met de kwetsbare groepen in hun buurt;
  • het stimuleren van de ontmoeting tussen buurtbewoners.

Het welzijnswerk omvat een breed scala aan functies, zoals signalering, sociale binding, opvang, hulpverlening, informatie, advies en participatie op wijk- en buurtniveau, en wordt in onze gemeente door verschillende instellingen en organisaties uitgevoerd. Hierbij gaat het om gesubsidieerde voorzieningen en activiteiten van vrijwilligers en professionals, waarbij het professionele welzijnswerk is ondergebracht bij vier decentrale welzijnsorganisaties en vier zelfstandige buurthuizen. Om adequaat tegemoet te kunnen komen aan de behoefte aan welzijnsactiviteiten werkt het welzijnswerk vraaggericht, waarbij gebruik wordt gemaakt van methodieken die gericht zijn op het achterhalen van de welzijnsbehoeften van burgers.

3.2.5.3 Maatschappelijke voorzieningen

In het verlengde van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) heeft de gemeente een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening, en moet zij zorgen voor voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor bewoners. De beheersverordening faciliteert de behoefte aan zorgvoorzieningen door in de ruimtelijke vormgeving van de wijk de 'fysieke kwaliteit' te bewaken en zo een gezonde leefomgeving voor burgers te bewerkstelligen.

Van gemeentewege wordt gestreefd naar multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunnen worden geleverd.

Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben waar ze al dan niet met begeleiding kunnen wonen. Daarnaast is er ook behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden in de vorm van een opvang.

3.2.6 Cultuur en ontspanning

Gemeente Den Haag zet zich in voor een gevarieerd en breed cultureel aanbod, het ondersteunen van kwetsbare vormen van kunst en cultuur en het professioneel beheer van gemeentelijke collecties. Den Haag beschikt over een gevarieerd aanbod aan culturele voorzieningen, zoals podia en gezelschappen, filmtheaters, musea, instellingen voor beeldende kunst, instellingen gericht op kunst als vrijetijdsbeoefening en cultuureducatie en culturele festivals. Deze voorzieningen zijn grotendeels (boven)stedelijk georiënteerd en ruimtelijk vooral geconcentreerd in de stadsdelen Centrum en Scheveningen. In het plangebied is een museum aanwezig, te weten Panorama Mesdag, Zeestraat 65.

Daarnaast staan in het plangebied kunst en herdenkingsmonumenten in de openbare ruimte, zoals het Onafhankelijkheidsmonument op Plein 1813 en reliëfs uit het afgebroken stadhuis op het Burgemeester de Monchyplein.

Broedplaatsen

In september 2005 zijn de notities 'Creatieve stad Den Haag' en 'Broedplaatsen' uitgebracht. Hierin spreekt het college de intentie uit gedurende een aantal jaren expliciet aandacht te schenken aan de creatieve stad en broedplaatsen. Eén van de instrumenten is locatiebeleid; het signaleren van kansrijke gebieden met gemengde 'rommel'milieus, de zorg voor voldoende betaalbare bedrijfsruimte in een binnenstedelijk milieu en het scheppen van ruimte voor creatieve milieus in bestemmingsplannen.

3.2.7 Sport en recreatie
3.2.7.1 Sport

Het gemeentelijke sportbeleid is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat, zodat zoveel mogelijk Hagenaars regelmatig, intensief, verantwoord, en op een prettige manier kunnen sporten. De voorkeur van de gemeente gaat daarbij uit naar sportbeoefening in georganiseerd verband.

De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:

  • voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn;
  • een kwaliteitsimpuls te geven aan het sportaanbod door een sportief recreatieve inrichting van openbare ruimten;
  • herkenbare topsport te faciliteren;
  • maatschappelijk sterke sportverenigingen te ontwikkelen;
  • sportverenigingen te ondersteunen;
  • kinderopvang bij sportaccommodaties mogelijk maken.

De gemeente wil de bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat dan niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.

3.2.7.2 Spelen

In 2008 heeft de gemeenteraad de nota Spelen in de Stad vastgesteld. Het vertolkt de ambitie van de gemeente om in de stad een goed aanbod te bieden aan speellocaties voor kinderen en jongeren van verschillende leeftijden. Zowel kwantiteit als kwaliteit speelt daarbij een rol.

Landelijk is het gebruikelijk om bij speelbeleid uit te gaan van een driedeling: kinderen van 0 tot 6 jaar, jeugd van 7 tot 12 jaar, en jongeren van 13 tot 18 jaar. De actieradius van deze leeftijdscategorieën verschilt. Jongere kinderen worden geacht zich zelfstandig minder ver te kunnen verplaatsen dan oudere.

Onderstaande tabel geeft invulling aan de nieuwe richtlijn:

leeftijdscategorie   aantal kinderen per speelplek   actieradius   speeloppervlakte  
0 tot 6 jaar   50 tot 75 kinderen   150 meter   200 m²  
7 tot 12 jaar   75 tot 100 kinderen   500 meter   500 m²  
13 tot 18 jaar   100 tot 125 kinderen   1.000 meter   750 m²  

Bij nieuwe woningbouwlocaties dient in principe de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte te worden gehanteerd in relatie tot het 'uitgeefbaar' gebied. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of recreatie ruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld.

In deze beheersverordening worden in de bestemmingen Groen en Maatschappelijk speelvoorzieningen toegestaan. In het plangebied zijn geen speelvoorzieningen. Wel bevindt zich op een steenworp afstand van het plangebied speelpark 'De Cantaloup'.

Hoofdstuk 4 Milieu

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de milieuaspecten die van belang zijn voor de aanwezige functies binnen het plangebied.

4.2 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van risico's voor de omgeving (de kans op sterfgevallen) die ontstaan door opslag en transport van gevaarlijke stoffen zoals LPG, chloor, vuurwerk en munitie. Het transport kan zijn over weg, water, spoor en door buisleidingen.

Hierbij bestaan twee verschillende soorten risico's. Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het groepsrisico geeft de kans aan dat een hele groep personen overlijdt door een ongeval met een risicovolle activiteit. In het groepsrisico wordt rekening gehouden met het aantal mensen dat in de buurt van een ongeval aanwezig kan zijn.

In het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)' en de bijbehorende 'Regeling externe veiligheid ' (Revi) zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen vastgelegd. De normstelling voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is gebaseerd op de 'Nota Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS)' (2006). De nota heeft geen wettelijk bindende werking maar is niet vrijblijvend. Een voorstel voor een wettelijke regeling voor vervoer van gevaarlijke stoffen is in voorbereiding.

Voor buisleidingen staan de veiligheidsafstanden in twee VROM-circulaires: Circulaire 'Regels inzake de zonering langs hogedrukaardgastransportleidingen' (1984) en de Circulaire 'Bekendmaking van voorschriften ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1, K2 en K3 categorie' (1991). Het Besluit externe veiligheid buisleidingen is op 24 juli 2010 vastgesteld (Stb. 2010, 686). Dit besluit is op 1 januari 2011 in werking getreden. Op grond van dit besluit behoeft overigens geen verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden bij het vaststellen van een beheersverordening.

De regionale visie Externe Veiligheid "Samen Werken aan Externe Veiligheid" (2006) van Haaglanden is gericht op het beheersen van de risico's van het werken met en het opslaan en transporteren van gevaarlijke stoffen. Het doel daarvan is het tot een aanvaardbaar niveau beperken van de risico's waaraan burgers worden blootgesteld. Welk risico aanvaardbaar is verschilt per situatie en vraagt om een zorgvuldige afweging en duidelijke informatie aan burgers en bedrijven. Ook het Haags Gebiedsgericht Milieubeleid is erop gericht om afhankelijk van de gebiedstypen plaatsgebonden risico's en groepsrisico's beperkt te houden. Dit houdt in dat in gebieden met woonfuncties de risico's verwaarloosbaar moeten zijn en dat de risico's in werk- en verkeersgebieden klein moeten zijn.

Buisleidingen

Het plangebied is beoordeeld op de aanwezigheid van hogedrukaardgastransportleidingen en de toetsingsafstanden volgens het Besluit Veiligheid Buisleidingen. Het plangebied ligt buiten de toetsingsafstand van de meest nabijgelegen aardgastransportleiding. Een nadere risicobeoordeling op grond van deze circulaire is derhalve niet nodig.

4.3 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie.

De onderhavige beheersverordening biedt geen mogelijkheid voor het realiseren van een nieuwe geluidsgevoelige bestemming. De reconstructie van een weg en/of spoorweg is ook niet aan de orde. Een geluidsonderzoek voor deze beheersverordening is daarom niet noodzakelijk.

4.4 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm).

De voorliggende beheersverordening staat geen ruimtelijk relevante ontwikkelingen toe die een negatieve invloed op de luchtkwaliteit hebben. Omdat er geen sprake is van de realisatie van nieuwe veroorzakende bestemmingen, verkeerskundige wijzigingen, die een negatieve beïnvloeding van de luchtkwaliteit tot gevolg hebben of van het realiseren van gevoelige bestemmingen, is nader onderzoek niet noodzakelijk.

4.5 Groen

Groen kleurt de stad

De nota 'Groen kleurt de stad' - beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015 (Raadsbesluit d.d. 13 oktober 2005) verwoordt het groenbeleid van Den Haag in twee doelstellingen:

  • het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker;
  • het beleidsplan biedt een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen.

Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:

  • ruimte voor groen in en om de stad;
  • aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
  • duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
  • samen het groen beheren.

Op grond van de aanwezige waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken.

In het plangebied zijn meerdere bomenrijen onderdeel van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Deze spelen een belangrijke rol in het behouden van de structuur. Het betreft bomen langs de Mauritskade, Zeestraat, Alexanderstraat, Nassaulaan, Sophialaan en Javastraat.

Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones

In de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones (2009) is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SHES bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Het Willemspark e.o. is geen ecologische verbindingszone.

Flora- en Faunawet

De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland, bijvoorbeeld door de wijze en het tijdstip van uitvoering van bouwplannen waarbij men rekening houdt met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen en waardoor dieren niet onnodig worden verontrust. Ook legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling, voor andere soorten die strenger zijn beschermd (vleermuizen, vogels, eekhoorns) kan onder voorwaarden een ontheffing worden aangevraagd.

Deze beheersverordening maakt geen ontwikkelingen mogelijk. Een nader flora- en fauna-onderzoek is daarom niet aan de orde.

Herziene Natuurbeschermingswet 1998

De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden, de zogenoemde Natura 2000-gebieden, is geregeld in de herziene Natuurbeschermingswet 1998. (Met de aanwijzing van deze gebieden implementeert de Natuurbeschermingswet de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn en vervalt de rechtstreekse werking van beide richtlijnen.

Het plangebied is niet aangewezen als Natura 2000-gebied.

Bomenverordening Den Haag 2005

Volgens de gemeentelijke Bomenverordening 2005 is voor het kappen van bomen een vergunning of een afwijking nodig. Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een omgevingsvergunning voor kappen of een afwijking wordt afgegeven dan wel geweigerd. In de Bomenverordening is een mogelijkheid opgenomen monumentale bomen aan te wijzen.

In het plangebied komen monumentale bomen voor. Zie hiervoor de lijst met monumentale bomen, die als bijlage 1 bij de toelichting van deze verordening is opgenomen.

4.6 Water

4.6.1 Inleiding

Het Hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is in het kader van de watertoets overleg gevoerd over deze waterparagraaf, de plankaart en de voorschriften. De hierbij gemaakt afspraken zijn in de beheersverordening verwerkt.

In 4.6.2 zijn daartoe per beleidsstuk de consequenties van het vigerende beleid voor onderhavige beheersverordening op overzichtelijke wijze in beeld gebracht. De waterhuishoudkundige consequenties van de beheersverordening zijn beperkt aangezien deze geen ruimtelijk relevante ontwikkelingen mogelijk maakt.

4.6.2 Beleidskader

Ten aanzien van het thema water zijn er diverse beleidsstukken van kracht. De belangrijkste worden hieronder behandeld.

Europees

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden. De richtlijn heeft tot doel de chemische en ecologische kwaliteit van al het oppervlakte- en grondwater in Europa te verbeteren. De richtlijn stelt daartoe eisen aan het waterbeheer in alle lidstaten. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid (inrichting van watergangen en oevers).

Nationaal

Net Nationaal waterbeleid is vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2009-2015. Hierin zijn de consequenties van zowel Kaderrichtlijn Water (KRW, kwaliteit) als het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, waterkwaliteit) uitgewerkt. Kern is dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Belangrijk is om de drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren als afwegingsprincipe te hanteren. Tevens is in het NBW en middels het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd, dat de watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures. Voor waterkwaliteit geldt als uitgangspunt dat verontreiniging van het water voorkomen dient te worden. Hier geldt de trits 'schoonhouden, scheiden, zuiveren'. Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning.

Provinciaal

Het beleid van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010 - 2015. Dit waterplan is 11 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan vertaalt naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:

  • Waarborgen waterveiligheid;
  • Zorgen voor mooi en schoon water;
  • Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening;
  • Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem.

Hoogheemraadschap van Delfland

Het Waterbeheerplan 2010-2015, 'Keuzes maken en kansen benutten' is het document waarin Delfland de ambities voor de komende jaren heeft vastgelegd. Het plan beschrijft de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. Delfland investeert de komende jaren volop in het vergroten van de veiligheid, het verbeteren van de waterkwaliteit, het tegengaan van wateroverlast en het optimaliseren van de zuivering van afvalwater. Klimaatverandering, zeespiegelstijging verzilting en nieuwe wetten en regels gaan het waterbeheer de komende decennia ingrijpend veranderen. Bovendien dwingen de complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen tot het stellen van prioriteiten. Delfland spreidt daarom de maatregelen in de tijd, zodat het tempo aansluit bij de mogelijkheden van de organisatie en het gebied.

Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is getekend op 2 juli 2003. Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Delfland heeft de Handreiking watertoets 2007 opgesteld. In de handreiking worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor een plan per thema toegelicht.

Waterplan en Waterbergingsvisie Den Haag

Het Waterplan Den Haag 2011-2016 (in voorbereiding) is een gezamenlijk plan van de gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland. Het beschrijft hoe de komende jaren omgegaan zal worden met water in de stad. Belangrijk nieuw element in dit Waterplan is dat het zich behalve op de waterkwaliteit ook op de veiligheid, recreatie en ruimtelijke ontwikkelingen richt.

De gemeente streeft naar het realiseren van een duurzaam vitale en aantrekkelijke leefomgeving. Daarom de lange termijndoelstelling voor dit waterplan: Het realiseren van een duurzaam schoon en gezond watersysteem, dat bijdraagt aan een aantrekkelijke en veilige (leef)omgeving, waar bewoners en bezoekers van Den Haag op een bewuste manier mee omgaan.

In 2006 hebben het Hoogheemraadschap van Delfland en de gemeente Den Haag de Waterberginsgvisie Den Haag vastgesteld. Hierin is aangegeven welke ruimtelijke en technische maatregelen er genomen moeten worden om het watersysteem in Den Haag op orde te brengen. De visie bestaat uit acht deelgebiedsrapportages.

Stedelijke Ecologische Verbindingszones Den Haag 2008-2018

Den Haag zet zich al jaren in om de ecologie in en om de stad te verbeteren en te behouden. In 2006 en 2007 heeft Den Haag daarom een inventarisatie uitgevoerd, waarin voor alle ecologische verbindingszones is bekeken of deze voldoen aan de gewenste natuurvriendelijke inrichting. Dit bleek niet het geval te zijn; de inventarisatie resulteerde in een opsomming van 300 knelpunten. Om de gewenste ecologische hoofdstructuur te realiseren heeft Den Haag daarom in 2008 de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones in Den Haag 2008-2018 vastgesteld. In de nota worden op hoofdlijnen alle gewenste maatregelen op het vlak van ecologie (inrichting en beheer) voor de komende tien jaar benoemd. Het uitvoeren van deze maatregelen wordt waar mogelijk gecombineerd met maatregelen vanuit het waterbeheer zoals verbreding watergangen en aanleg natuurvriendelijke oevers.

Afvalwater en Riolering

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is “het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015.

Duurzaamheid staat centraal in het denken en doen van de gemeente Den Haag. Werken aan duurzaamheid betekent voor riolering dat meer rekening gehouden dient te worden met het voorkomen dan wel het scheiden van afvalwaterstromen aan de bron, meer oog te hebben voor hergebruik en het terugdringen van energiegebruik en het voorkomen dat schoon water vuil wordt. Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. Duurzaam denken en doen komt zo terug in het ontwerp, de aanleg, het beheer en het gebruik van riolering.

Afkoppelen van hemelwater is een voorbeeld van een aanpak, waarmee zoveel mogelijk bij de bron wordt voorkomen dat water vuil wordt, dat water wordt vastgehouden op de plaats waar het valt en waarmee gemalen en zuiveringsinstallaties niet onnodig worden belast met het verwerken van schoon hemelwater. Een ander voorbeeld is het meer toepassen van minder milieubelastende materialen bij de huisaansluitleidingen en de hoofdriolering.

 

Beleid   Kenmerken   Consequenties voor beheersverordening  
Europese Kaderrichtlijn Water   Waterbeheer per stroomgebied   De kaderrichtlijn is vertaald in het Provinciaal Waterplan 2010-2015.
De Noordsingel is onderdeel van de Oostboezem en is in de Kaderrichtlijn Water aangewezen als waterlichaam. Dit betekent dat een aanzienlijk deel van de oevers op natuurvriendelijke wijze ingericht moet worden.
 
4e Nota Waterhuishouding   Integraal duurzaam waterbeheer met het oog op zowel kwaliteit als kwantiteit   De nota is vertaald in het Provinciaal Waterplan 2010-2015.  
Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) en Wet ruimtelijke ordening (Wro)   Beschrijving taken en verantwoordelijkheden van gemeenten en waterschappen. Per 1 november 2003 Watertoets wettelijk verplicht gesteld.   Deze paragraaf bevat de Watertoets van voorliggende beheersverordening.  
Provinciaal Waterplan 2010-2015 (treedt per 1 januari 2010 in werking en vervangt het Beleidsplan Groen, Water en Milieu en het Grondwaterplan)   Vertaling van de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale waterplan naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland   Het plangebied maakt geen deel uit van een grondwaterbeschermingsgebied.  
Waterbeheerplan 2010-2015   Het plan bevat doelen voor de taken van het waterschap in de periode 2010-2015.   De beheersverordening staat het beheer van het gebied niet in de weg.  
Keur Hoogheemraadschap van
Delfland  
Vergunning voor werken in en rond watergangen en waterkeringen en voor werken die de waterhuishouding beïnvloeden   Voor dempen en graven van watergangen en werkzaamheden aan of langs watergangen is de Keur van toepassing en is een vergunning op basis van de Keur vereist.  
ABC-Delfland   Werknorm voor waterberging   Binnen het plangebied is geen waterbergingsopgave van toepassing.  
Handreiking watertoets
Hoogheemraadschap van Delfland  
Checklist en criteria voor gemeentelijke ruimtelijke plannen   De beheersverordening voldoet aan deze checklist.  
Waterbergingsvisie (2006)   De gemeente en het Hoogheemraadschap hebben de waterbergingsopgave voor Den Haag in beeld gebracht en maatregelen afgesproken om het bergingstekort voor de verschillende delen van de stad op te lossen.   Het plangebied is gelegen in bestaand stedelijk gebied, dat in het boezemgebied ligt. Er geldt hiervoor geen waterbergingsopgave.  
Gemeentelijk Rioleringsplan   Beleidsplan rioleringstaak gemeente   De beheersverordening is niet van invloed op de uitvoering van het gemeentelijk rioleringsplan.  
Waterplan Den Haag 1998-2012   Gezamenlijk beleidsplan van gemeente Den Haag en Hoogheemraadschap van Delfland. Visie voor het samenhangende beheer van de riolering, oppervlaktewater, watergebonden natuur en ondiep grondwater.   Het Waterplan Den Haag vermeldt voor het plangebied als ambitieniveau 'water dat siert'. In dit ambitieniveau staat de beleving van het water centraal. Het oppervlaktewater ziet er aantrekkelijk
uit, het stinkt niet en wateroverlast wordt voorkomen.
 

4.6.3 Planbeschrijving

Waterkwantiteit in het plangebied

Op basis van de Waterbergingsvisie is een bestuursovereenkomst gesloten tussen de Gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland, die de waterberging regelt. Het grootste deel van het plangebied is gelegen binnen het boezemgebied van Delfland. De boezem heeft een peil van NAP -0,43 m en een maximale peilstijging van 0,3 m. Er geldt geen waterbergingsopgave voor de boezem. Een kleiner deel van het plangebied ten noordwesten van de Burgemeester Marijnenlaan ligt binnen de polder Haagse Beek. In dit deel van de polder (peilgebied II) wordt een peil gehandhaafd van NAP -0,15 m en is een maximale prijsstijging van 0,3 m vastgesteld. Er geldt geen waterbergingsopgave voor de polder Haagse Beek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BV0257EWillemspark-50VA_0008.png"

Waterkwaliteit; afvalwater en riolering

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is "De Leidraad Riolering" en de "Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken". Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. De conclusie is dat het plan geen negatief effect heeft, omdat wordt voldaan aan de Leidraad riolering en de beslisboom. Verder is er voldoende capaciteit in het rioolstelsel voor deze nieuwe ontwikkeling. Het zal niet leiden tot extra overstortingen vanuit de riolering op het oppervlaktewater.

Veiligheid en waterkering

Bij het onderwerp veiligheid/waterkering is de vraag of de locatie ligt in de kernzone of beschermingszone van een waterkering: een zeewering, boezemkade, polderkade of de landscheiding.

In het plangebied zijn geen waterkeringen aanwezig.

Ecologie / Kaderrichtlijn Water

Bij ecologie gaat de aandacht uit naar de ruimte voor natuurvriendelijke oevers en natte ecologische verbindingszones. De Noordsingel is onderdeel van de Oostboezem en is in de Kaderrichtlijn Water aangewezen als waterlichaam. Dit betekent dat een aanzienlijk deel van de oevers op natuurvriendelijke wijze ingericht moet worden.

4.6.4 Vergunningverlening

Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning. De watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. Een vergunning is nodig als activiteiten worden ondernemen in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee) of waterkering, of als grondwater wordt onttrokken of water geïnfiltreerd wordt in de bodem.

De watertoets en de vergunningverlening blijven wel twee afzonderlijk procedures. Dit betekent dat het Hoogheemraadschap bij het verlenen van een vergunning altijd aanvullende voorwaarden kunnen stellen.

4.7 Bodem

Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.

De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden van stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  • het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  • het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  • het treffen van de beheersmaatregelen.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat risico's voldoende worden beheerst.

Op en in de directe omgeving van het plangebied hebben bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Het gaat hierbij ter plaatse van het plangebied om meerdere brandstofdetailhandels, benzineservicestations, smederijen, autoreparatiebedrijven, lasinrichtingen, schildersbedrijven, timmerwerkplaatsen, autowasserijen, boekdrukkerijen, een paar likeurstokerijen, destilleerderijen, schietbanen, melkinrichtingen en melkontvangstations, een laboratorium, een cv installatiebedrijf, een verfspuitinrichting, een buskruitmolen, een frisdrankenfabriek, een bankwerkerij, een lettergieterij, een aardappelproductenfabriek en een chemische wasserij.

Bij verscheidene panden zijn ondergrondse tanks bekend. De meeste daarvan zijn verwijderd of onklaar gemaakt.

In en in de directe omgeving van het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Binnen het plangebied is op verscheidene locaties sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume). De meeste gevallen zijn reeds gesaneerd of worden momenteel gesaneerd. Bij verandering van het gebruik of herinrichting dient voor het nieuwe gebruik opnieuw bekeken te worden of de gevallen van ernstige bodemverontreiniging risico's met zich meebrengen. Ter plaatse van een deel van de gesaneerde gevallen zijn plaatselijk restverontreinigingen achtergebleven waardoor er gebruiksbeperkingen kunnen zijn.

Een deel van het plangebied valt binnen de contour van een verontreiniging afkomstig van een voormalige chemische wasserij op het Anna Paulownaplein 6. De grond en het (diepere) grondwater binnen deze contour zijn sterk verontreinigd met de bij de chemische reiniging toegepaste stoffen (vluchtige organische chloorkoolwaterstoffen, afgekort VOCl).

Niet alle verdachte deellocaties in het plangebied zijn (voldoende) onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn zullen de bodemonderzoeken geactualiseerd moeten worden.

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat de grond (0-2,0 m-maaiveld) in het plangebied gemiddeld matig verontreinigd is met lood, zink en PAK (teerachtige stoffen) en licht verontreinigd met cadmium, koper en kwik. Het gebied kan derhalve geheel als verdacht worden aangemerkt. In het gebied is geen grondverzet mogelijk op basis van de bodemkwaliteitskaart.

4.8 Archeologie

Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:

  • 1. Terreinen met een archeologische waarde, dat wil zeggen: terreinen waarvan is vastgesteld dat er zich belangrijke archeologische sporen en resten bevinden. In het kader van de archeologische monumentenzorg stelt de gemeente hier voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten dieper dan 50 cm onder maaiveld;
  • 2. Gebieden waar archeologische resten en sporen kunnen worden verwacht (op basis van de bodemopbouw en/of historische kaarten). Bij activiteiten met een bodemverstoring groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld stelt de gemeente - als daartoe aanleiding bestaat - hier voorwaarden voor onderzoek en bescherming van mogelijk aanwezige sporen en resten;
  • 3. Gebieden waar geen archeologische sporen/resten (meer) worden verwacht. Hier verbindt de gemeente op het gebied van de archeologie geen voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten.

Van initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische waarde of verwachting wordt in het kader van vergunningverlening gevraagd om de archeologische waarde van het terrein dat door de bodemingreep verstoord wordt in voldoende mate vast te stellen. In gebieden waarvan de archeologische waarde al is vastgesteld wordt ook gekeken naar de mate van bedreiging van de archeologische waarden door het bouwplan. Als blijkt dat er sprake is van een bedreiging van behoudenswaardige archeologische resten, kunnen aan de uitvoering van de geplande bodemingreep voorwaarden worden verbonden, zoals:

  • technische aanpassingen zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • het laten verrichten van een opgraving teneinde behoudenswaardige resten die verstoord zullen worden, te documenteren en veilig te stellen;
  • de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, archeologisch te laten begeleiden.

In het plangebied worden geen archeologische waarden verwacht. Dit betekent dat er geen dubbelbestemming waarde-archeologie is opgenomen, en er geen beperkende voorwaarden vanuit de archeologische monumentenzorg aan ontwikkelingen van toepassing zijn. In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 53, Monumentenwet 1988). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. De meldingsplicht staat op zichzelf, en is niet opgenomen in de regels van het bestemmingsplan.

De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg.

De kosten van vooronderzoek en indien noodzakelijk opgraving of begeleiding zijn voor de initiatiefnemer. Alle archeologische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een erkende archeologische partij.

4.9 Gebiedsgericht Milieubeleid

Tien voor milieu

De nota Tien voor milieu (2006) is het richtinggevend document voor de hoofdlijnen van milieubeleid van de gemeente Den Haag in de periode 2006-2010. In deze contourennota zijn ambities vastgesteld voor de speerpunten lucht, klimaat, water en geluid en voor de aandachtspunten vergunningverlening en handhaving, externe veiligheid, afval, binnenmilieu, bodem en sturing.

Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid

Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is het Gebiedsgericht Milieubeleid (2005). Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip dienen te hebben. Er is een zestal gebiedstypen gedefinieerd. Het plangebied behoort tot het gebiedstype gemengd werken.

Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen drie verschillende ambitieniveaus:

  • Milieu Basis: ambities die aansluiten bij de bestaande wet- en regelgeving en het bestaande gemeentelijk beleid.
  • Milieu Extra: ambities die een stuk verder gaan dan het wettelijke minimum.
  • Milieu Maximaal: de maximaal haalbare ambitie voor een thema.

De volgende ambities zijn voor het gebiedstype gemengd werken van belang:

Thema   Ambitie Gebiedstype Gemengd Werken  
Bodem   Basis  
Externe veiligheid   Maximaal  
Geluid   Basis  
Lucht   Basis  
Mobiliteit   Extra  
Schoon   Maximaal  
Water   Ambities per poldereenheid  
Natuur   Basis  
Klimaat   Maximaal  

Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn bovengenoemde milieuambities richtinggevend.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels

5.1 Inleiding

De beheersverordening bestaat uit een analoge en digitale plankaart, regels en een toelichting. De plankaart en regels zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels.

De regels zijn als volgt ingedeeld:

  • a. Inleidende regels (Hoofdstuk 1). De inleidende regels lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid.
  • b. Bestemmingsregels (Hoofdstuk 2 ). De bestemmingsregels bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de bestemming en bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een afwijkingsbevoegdheid geldt, is deze in het betreffende artikel opgenomen.
  • c. Algemene regels (Hoofdstuk 3). De algemene regels bevatten voor alle bestemmingen geldende bepalingen: algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels en algemene procedureregels. Ook is een algemene gebiedsaanduiding opgenomen die voor een deel van de bestemmingen geldt.
  • d. Overgangs- en slotregels. Hoofdstuk 4 bevat het overgangsrecht en de slotregel.

5.2 Bestemmingen en bestemmingsregels

De bestemmingen in de voorliggende beheersverordening zijn ofwel gebaseerd op de voorheen geldende bestemmingsplannen, ofwel op het bestaande feitelijke gebruik. In onderstaande artikelsgewijze toelichting is per bestemming aangegeven hoe de bestemmingen tot stand zijn gekomen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

Deze bestemming is toegekend aan de in het gebied aanwezige nutsvoorzieningen (transformatorhuisjes etc).

Artikel 4 Cultuur en Ontspanning

Deze bestemming is toegekend aan het in het plangebied gelegen museum, Panorama Mesdag.

Artikel 5 Gemengd

Deze bestemming is toegekend aan panden binnen het Willemspark (tussen de Javastraat en Mauritskade), gebaseerd op het voorheen geldende bestemmingsplan en het feitelijk gebruik. Binnen deze panden bestaat een keuzemogelijkheid binnen bepaalde functies (bijvoorbeeld Wonen of Kantoor) en ook de mogelijkheid van menging van functies binnen een gebouw (bijvoorbeeld Kantoor met bovenwoningen). In de meeste gevallen liggen buiten de bouwstroken nog terreingedeelten met een erffunctie waarop in principe bijgebouwen zijn toegestaan of zijn uitgesloten. Deze regeling is overgenomen uit het voorheen geldende bestemmingsplan. Hetzelfde geldt voor een aantal andere artikelen, waar deze bijgebouwenregeling is verwerkt.

Artikel 6 Groen

De groenvoorzieningen die zich bevinden in het openbare gebied van het plangebied zijn op deze wijze bestemd en op de plankaart aangegeven. De kiosk ter plaatse van het Nassauplein is met een aanduiding bestemd.

Artikel 7 Horeca

Deze bestemming is toegekend aan twee hotels aan de Zeestraat.

Artikel 8 Kantoor-1

Deze bestemming is toegekend aan het kantoorgebouw "Willemshof" aan de Nassaulaan.

Artikel 9 Kantoor-2

Deze bestemming is toegekend aan de Belgische ambassade, gelegen langs de Burgemeester Patijnlaan.

Artikel 10 Maatschappelijk

Binnen deze bestemming zijn de functies openbare dienstverlening, zorg- en welzijnsinstelling, onderwijs, jeugd-/kinder- en naschoolse opvang, verenigingsleven en religie toegestaan. Deze bestemmingsregeling is tot stand gekomen op grond van een combinatie van het bestaande feitelijke gebruik en de planologische mogelijkheden.

Artikel 11 Sport

Deze bestemming is gegeven aan het terrein van het voormalige zwembad aan de Mauritskade, waar een nieuw sportcomplex met parkeergarage wordt gebouwd.

Artikel 12 Tuin

De privéterreinen rondom de villa's met bijbehorend erf in het Willemspark hebben net als voorheen een specifieke tuinbestemming.

Artikel 13 Verkeer - Hoofdverkeersweg

Hoofdverkeerswegen bestaan uit rijbanen voor het gemotoriseerde verkeer op doorgaande hoofdroutes in hoofdzaak ten behoeve van de algemene ontsluiting van wijken en grote delen van de stad en de verbinding met rijks- en andere invalswegen. Binnen het plangebied betreft dit de Burgemeester Patijnlaan.

Artikel 14 Verkeer - Straat

Onder deze bestemming vallen de straten met doorgaande rijbanen, zoals de Javastraat. Het gaat om doorgaande rijbanen voor verkeer, in hoofdzaak ten behoeve van de ontsluiting van wijken en buurten: de buurtontsluitingswegen.

Artikel 15 Verkeer - Verblijfsstraat

Onder deze bestemming vallen de verblijfs- en woonstraten in het plangebied, zoals het Burgemeester de Monchyplein. Het gaat grotendeels om openbare ruimte, welke niet voor doorgaand verkeer is aangewezen.

Artikel 16 Water

De voor water aangewezen delen van het plangebied zijn bestemd voor water, oever, waterberging, recreatie en (vaar) weg op en over het water. De bestemmingsregeling is tot stand gekomen op grond van de bestaande planologische mogelijkheden.

Artikel 17 Wonen-1, Artikel 18 Wonen-2 en Artikel 19 Wonen-3

Er zijn 3 woonbestemmingen opgenomen. De bestemming Wonen-1 ziet op de villa's en herenhuizen in het gebied ond het oude Willemspark, terwijl de bestemming Wonen-2 ziet op de woonbebouwing op het voormalige stadhuisterrein,rond het Burgemeester de Monchyplein. De bestemming Wonen-3 geldt voor het appartementencomplex op de hoek Zeestraat/Javastraat..

Afwijkende bestemmingen, zoals op de begane grond gelegen bedrijfjes, zijn door middel van een functieaanduiding op de plankaart aangeduid en in de regels benoemd. Bij wonen is een aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan.

Artikel 20 Leiding - Riool

Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft bij schrijven van 27 maart 2013 aangegeven dat ten noorden van het plangebied, ter plaatse van de Burgemeester Patijnlaan, een rioolpersleiding aanwezig is met aan beide zijden een beschermingszone van 5 meter. De leiding inclusief beschermingszones is als dubbelbestemming Leiding - Riool opgenomen.

Artikel 21 Waarde - Cultuurhistorie

Deze bestemming heeft betrekking op feit dat het plangebied is aangewezen als rijksbeschermd stadsgezicht. Dit artikel bepaalt dat de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd zijn voor het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht. In het artikel is een vergunningplicht voor bepaalde werkzaamheden opgenomen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels van de beheersverordening. Deze regels gelden voor het hele plangebied.

Artikel 22 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 23 Algemene bouwregels

De algemene bouwregels hebben betrekking op alle in het plangebied gelegen bestemmingen, voor zover daarbinnen bebouwing is toegelaten. Het gaat daarbij onder meer om regels ten behoeve van nutsvoorzieningen, kleine uitstekende delen van bouwwerken, het plaatsen van installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie en de minimale omvang van parkeerplaatsen.

Artikel 24 Algemene gebruiksregels

De gebruiksregels bevatten in de eerste plaats een algemeen verbod om gronden en bouwwerken anders dan overeenkomstig de gegeven bestemming te regelen. De gebruiksregels gaan verder in op parkeernormen.

Artikel 25 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen een afwijking verlenen voor geringe afwijkingen in de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is een afwijking mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor afval, glas et cetera. Ten slotte is een afwijking mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak.

Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemeen gebruiksverbod: Burgemeester en wethouders kunnen een afwijking verlenen van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemeen gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag de toepassing niet leiden tot een bestemmingswijziging.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 26 Overgangsrecht

De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw plan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden – dat wil zeggen waarvoor vergunning is verleend of nog te verlenen is – en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van deze beheersverordening afwijkt van dit plan.

Artikel 27 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van de beheersverordening moeten worden aangehaald: 'Regels beheersverordening Willemspark e.o.'

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Aangezien de beheersverordening conserverend van aard is zijn aan de uitvoering ervan geen kosten verbonden die ten laste komen van de gemeente. Bovendien staat de beheersverordening geen bouwplannen toe waar kostenverhaal mogelijk is. De economische uitvoerbaarheid van de beheersverordening is daarmee gewaarborgd.