Plan: | Diverse locaties 2023 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0518.BP0377ZDivLoc2023-50VA |
Voor een drietal locaties, verspreid over de stad en gelegen in verschillende bestemmingsplannen, is het wenselijk/noodzakelijk, dat een aanpassing van de bestemminglegging plaatsvindt.
Deze locaties betreffen:
Dit reparatieplan bestaat uit regels en een verbeelding die vergezeld gaan van de onderhavige toelichting. Het betreft partiële herzieningen, die in samenhang met de moederplannen moeten worden gelezen. De verbeelding is opgebouwd uit verschillende vlakken.
Vanwege de wettelijke eisen, die gesteld worden aan het publiceren van bestemmingsplannen op de website Ruimtelijke plannen.nl is het noodzakelijk, de te wijzigen regels met de daarop van toepassing zijnde dubbelbestemmingen, bijvoorbeeld vanwege archeologische waarden opnieuw vast te stellen. Voor de leesbaarheid zijn de feitelijke aanpassingen van de desbetreffende regels opgenomen in bijlage 1 bij deze toelichting.
In het volgende hoofdstuk komen de verschillende aanpassingen aan bod, met een motivering waarom de aanpassingen worden opgenomen. In hoofdstuk 3 komt de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan aan bod.
Voor meerdere percelen binnen de grenzen van het bestemmingsplan Scheveningen Dorp geldt de bestemming Gemengd - 1. Deze percelen bevinden zich met name aan en nabij de Keizerstraat, de Badhuisstraat , de Prins Willemstraat en de Jurriaan Kokstraat. De bestemming Gemengd - 1 staat meerdere gebruiksmogelijkheden van de daarop gesitueerde panden toe. Hiertoe behoort het exploiteren van hotels, waarbij geen vestigingsbeperkingen worden gesteld aan zowel het aantal daarvan als aan de omvang.
uitsnede bestemmingsplantekening Scheveningen Dorp
Mede door de (hopelijk) achter ons liggende Coronacrisis en de mogelijke gevolgen daarvan voor het economisch klimaat in onze stad is het legitiem vragen te stellen bij een dergelijke ongeclausuleerde mogelijkheid tot het vestigen van hotel in en rond dit gedeelte van Scheveningen. Ook de gemeenteraad heeft daarover, bij de behandeling van de nota Haags Hotelbeleid 2021 (RIS310666) zijn zorgen geuit, hetgeen geleid heeft tot het aannemen van de motie "Beperk hotels Keizerstraat en Scheveningen Dorp".
foto's Keizerstraat
Ter uitvoering van zowel deze motie als de aanbevelingen in de nota Haags Hotelbeleid wordt met dit voorliggende bestemmingsplan beoogd een rem te zetten op de in het bestemmingsplan Scheveningen Dorp toegestane mogelijkheid tot het vestigen van hotels op percelen waarvoor de bestemming Gemengd 1 geldt. Hierbij is gekozen voor een clausulering van het beleid, in die zin, dat de vestiging van hotels op deze bestemming niet volledig wordt uitgesloten, maar achter een afwijkingsbevoegdheid wordt geplaatst. Hierdoor wordt het mogelijk dat bij iedere aanvraag tot vestiging van een hotel in dit deel van Scheveningen een afzonderlijke afweging wordt gemaakt, waarbij rekening gehouden kan worden met economische ontwikkelingen als ook de aard en omvang van de voorgenomen hotelvestiging en de al dan niet aanvaardbaarheid/inpasbaarheid in de omgeving. Met een dergelijke benadering wordt zowel recht gedaan aan de belangen van initiatiefnemers als aan die van de omwonenden. Wellicht ten overvloede: Deze nadere regels hebben enkel betrekking op nieuwvestiging van hotels. Bestaande of reeds vergunde hotels op het moment van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan blijven door middel van een functieaanduiding op de verbeelding zondermeer toegestaan. Het betreft hier de volgende adressen:
Keizerstraat 18
Keizerstraat 27A/29
Keizerstraat 71 c – Nieuwe Laantjes 44
Keizerstraat 150A
Keizerstraat 296
Keizerstraat 327
Keizerstraat 344A
Keizerstraat 356
Badhuisstraat 1
Badhuisstraat 6-8
Badhuisstraat 35
Het bestemmingsplan Centrum Loosduinen omvat onder meer het kernwinkelgebied Loosduinen. Voor dit kernwinkelgebied gelden de bestemmingen Gemengd - 1, 2 en -3.
uitsnede bestemmingsplantekening Centrum Loosduinen
Percelen die deel uitmaken van het kernwinkelgebied
Binnen deze bestemmingen zijn een veelheid van gebruiksmogelijkheden opgenomen die overwegend aansluiten op het karakter van dit winkelgebied. Tot de toegestane gebruiksmogelijkheden behoort ook de functie wonen. Anders dan in andere kernwinkelgebieden is deze functie echter niet beperkt tot de bovenverdiepingen. Recent is gebleken, dat plannen ontwikkeld zijn, die erin voorzien bestaande winkelpanden te betrekken bij nieuwbouwplannen voor woningbouw. Wij achten een dergelijke ongeclausuleerde mogelijkheid voor de kracht van het winkelcentrum onwenselijk. Voorliggend bestemmingsplan voorziet erin, om aan deze ontwikkeling beperkingen te stellen. Daartoe wordt voorgesteld de woonfunctie, voorover deze thans niet reeds op de begane grond aanwezig is, te beperken.
foto's winkelcentrum Loosduinen
In het bestemmingsplan Schilderswijk is het perceel De Heemstraat 438 bestemd voor Wonen met de functieaanduiding 'gemengd' waardoor daar onder meer bedrijven in de categorie A zijn toegestaan.
uitsnede bestemmingsplan Schilderswijk
Hoewel bij de vaststelling van het bestemmingsplannen met deze functieaanduiding bij bestemmingen niet beoogd werd ook detailhandel toe te staan, is uit latere jurisprudentie gebleken dat de Raad van State onder de algemene aanduiding bedrijven ook detailhandel verstaat, behalve als dit in de staat van bedrijfsactiviteiten nadrukkelijk is uitgesloten. Om dit lek in de regels te dichten is in 2018 een paraplu-bestemmingsplan vastgesteld op grond waarvan detailhandel alsnog verboden is. Deze paraplu-herziening had ook op onderhavig perceel betrekking.
Door de eigenaar van het perceel De Heemstraat 438 is vanwege deze expliciete uitsluiting van detailhandel een aanvraag tot vergoeding van planschade ingediend.
foto De Heemstraat 438
Bij een planschadeclaim zijn er, indien deze terecht wordt geoordeeld twee mogelijkheden daaraan tegemoet te komen. In de eerste plaats kan dit door een financiële tegemoetkoming van de geleden schade of anderszins door herstel van het besluit waardoor de schade werd geleden. Aangezien echter sprake is van een bestaande situatie, waarbij gelet op de bescheiden omvang ook geen afbreuk wordt gedaan aan het winkelgebied Hofplein ligt het in de rede om ter plaatse van dit perceel de aanwezige detailhandel toe te staan.
De regeling van de vigerende bestemmingsplannen is van toepassing. In de regels van deze herziening zijn alleen de artikelen opgenomen waarvan aanvulling of aanpassing noodzakelijk is, zulks in samenhang met de eventuele dubbelbestemmingen . Deze veranderingen komen voort uit de in hoofdstuk 2 beschreven planonderdelen.
Voorliggend bestemmingsplan betreft een partiële herziening van actuele, vastgestelde 'moederplannen'. Deze herziening bestaat uit aanpassingen die een beperkte ruimtelijke impact hebben. Het gaat om correcties van de verbeelding en/of de regels. Om deze reden behoeft dan ook geen verdere toetsing dan in hoofdstuk 2 vermeld aan het vigerende beleid plaats te vinden en kunnen sectorale onderzoeken grotendeels achterwege blijven.
Het betreft hier een herziening van vigerende bestemmingsplannen, waarvan de noodzaak voorkomt uit:
In verband hiermede kan worden afgezien van het opstellen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6:12 van de Wet ruimtelijke ordening en kan ook anderszins verhaal van kosten achterwege blijven.
Volgens de Verordening Ruimte van de Provincie Zuid-Holland bevat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een nieuwe ontwikkeling met wonen, bedrijven, zelfstandige kantoren, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen een verantwoording van de locatiekeuze. Hiervoor is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk geïntroduceerd.
Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Deze stappen volgen de ladder voor duurzame verstedelijking. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
- indien er sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt nagegaan in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
- als de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt nagegaan in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
Gezien de aard van de wijzigingen die in deze herziening zijn opgenomen zijn in dit reparatieplan geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarvoor de te nemen stappen aan de orde zijn.
De Wet milieubeheer schaart onder milieu het belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen, van water, bodem en lucht en van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden en van de beheersing van het klimaat. In de ruimtelijke context gaat het om het fysieke milieu, de fysieke ruimtelijke omgeving. Voor de inkadering van milieu gebruikt men dan vaak de begrippen:
In dit hoofdstuk komen aan de orde: de milieueffectrapportage, externe veiligheid, geluid en lucht.
Vanaf 21 juli 2004 dient de Europese richtlijn Strategische milieubeoordeling 2001/42/EG betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's in de Lidstaten van de EU te worden toegepast. In Nederland wordt deze richtlijn aangeduid als de richtlijn voor Strategische Milieubeoordeling (SMB). Deze Europese richtlijn is in de Nederlandse regelgeving geïmplementeerd. Op grond van de Wet milieubeheer, hoofdstuk 7, en het Besluit milieueffectrapportage is het verplicht om voor bepaalde ruimtelijke plannen die activiteiten mogelijk maken die nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu, een milieueffectrapport (MER) op te stellen.
Conclusie
Bij het voorliggende reparatieplan behoeft geen MER te worden opgesteld, aangezien ten gevolge van de aanpassingen geen nieuwe bouwrrechten ontstaan en tevens deze aanpassingen niet leiden tot een hogere milieubelasting ten opzichte van de vigerende situatie.
Toetsingskader
Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals milieurisico's, transportrisico's en risico's die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden.
In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden.
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Risicovolle inrichtingen
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Voor het PR geldt volgens het Bevi een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Binnen de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour mogen dan ook geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend om gewichtige redenen mogen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour gerealiseerd worden. Daarnaast bevat het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR rondom deze inrichtingen.
Tot risicovolle inrichtingen behoren ook LNG- en waterstoftankstations en windturbines. Hierop is het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet van toepassing. Voor dergelijke objecten zijn wel rekenmethoden vastgelegd om de veiligheidscontouren te bepalen. Hierbij worden vergelijkbare grenswaarden (PR 10-6) gehanteerd.
Voor de opslag van explosieven wordt geen risicobenadering maar een effectbenadering gehanteerd.
Op grond van artikel 2.6.6 (veiligheidszones munitieopslag civiele inrichting) van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening worden drie veiligheidszones aangewezen.
Voor zowel LPG- als LNG-tankstations heeft het Rijk aanvullend effectgericht beleid geformuleerd door middel van het vaststellen van circulaires. In de circulaires wordt onderscheid gemaakt tussen (beperkt) kwetsbare objecten en zeer kwetsbare objecten (bijvoorbeeld een verzorgingstehuis en een kindercrèche). Mensen op hoge leeftijd en kleine kinderen zijn beperkt zelfredzaam. Daarom moet voor dergelijke verblijdsobjecten een grotere afstand tot het vulpunt van een LNG- of LPG-installatie aangehouden worden tenzij aanvullende maatregelen aan de gebouwen worden getroffen.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Op 1 april 2015 zijn de Wet basisnet en het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) in werking getreden. De Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is daarmee komen te vervallen.
De wegen in beheer bij het Rijk zijn aangewezen als basisnetroute. Het bevoegd gezag neemt bij het vaststellen van een besluit dat betrekking heeft op gronden in de omgeving van een basisnetroute, ten aanzien van nieuw toe te laten kwetsbare objecten, de basisnetafstand in acht en houdt daarmee rekening ten aanzien van nieuw toe te laten beperkt kwetsbare objecten. De basisnetafstand volgt uit bijlage I van de Regeling basisnet. In de gemeente Den Haag zijn voor de A4, tussen Knooppunt Ypenburg en de gemeentegrens met Leidschendam-Voorburg, en de A13 basisnetafstanden vastgelegd.
Daarnaast worden voor daartoe aangewezen rijkswegen binnen een zone van 30 meter vanaf de rand van de rijksweg beperkingen opgelegd vanwege eventuele plasbranden (plasbrandaandachtsgebied). De aanwijzing volgt eveneens uit bijlage I van de Regeling basisnet. Het betreft dezelfde wegvakken als hierboven genoemd.
Aan het bouwen van een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object in een veiligheidszone of een plasbrandaandachtsgebied zijn eisen gesteld op grond van artikel 2.3 eerste respectievelijk tweede lid van de Regeling Bouwbesluit 2012. Paragraaf 2.3 van deze regeling is eveneens op 1 april 2015 in
werking getreden (Stb. 2015, 92). In beide gevallen moet zijn voldaan aan de artikelen 2.5 t/m 2.9 van voornoemde regeling. Aanvullend moet het mechanisch ventilatiesysteem van een, als beperkt kwetsbare object aan te merken, bouwwerk binnen een veiligheidszone zijn uitgerust met een voorziening waarmee dat systeem bij een calamiteit handmatig kan worden uitgeschakeld (artikel 2.10 van de regeling).
Deze bepalingen gelden niet voor bouwwerken met een hoge infrastructurele waarde als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (bijvoorbeeld telefoon- of elektriciteitscentrale).
Voor het gedeelte van het plan dat binnen 200 m van een weg ligt waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt (transportroute), moet in de toelichting het groepsrisico worden verantwoord.
Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevt situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Met een beperkte verantwoording kan worden volstaan wanneer het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (OW) bedraagt of het groepsrisico (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de oriëntatiewaarde blijft.
In de toelichting moet worden ingegaan op de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg (bestrijdbaarheid). Deze verplichting geldt ongeacht of het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt binnen het invloedsgebied van de betreffende transportroutes. Op het vraagstuk zelfredzaamheid moet worden ingegaan wanneer (beperkt) kwetsbare bestemmingen binnen het invloedsgebied van een dergelijke weg zijn geprojecteerd.
Op 27 juni 2013 heeft de gemeenteraad een routeringsbesluit voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld (raadsvoorstel, RIS258608 en besluitenlijst, RIS260481 onder E.2). Dit routeringsbesluit is gewijzigd (RIS302166) en bij besluit van 16 mei 2019 door de gemeenteraad vastgesteld (besluiten-lijst RIS302538 onder G.10). De wijziging is op 1 oktober 2019 in werking getreden. Vanaf die datum zijn de venstertijden voor het vervoer van routeplichtige stoffen (zoals LPG en propaan) op de Utrechtsebaan en de Benoordenhoutseweg komen te vervallen. Doorgaand vervoer van routeplichtige stoffen is niet meer mogelijk behoudens voor het bevoorraden van de LPG-tankstations aan de Prof. B.M. Teldersweg en de Rijksstraat 447 (Wassenaar) door middel van een ontheffing.
Buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking (Bevb) getreden. Voor nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Langs buisleidingen moeten belemmeringenstroken in acht worden genomen waarbinnen geen bebouwing (zowel boven- als ondergronds) of ondergrondse tanks zijn toegestaan. Daarnaast hanteert de Gasunie de Algemene VELIN voorwaarden voor grondroer- en overige activiteiten.
De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico wordt beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010.
Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevb situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Er zijn twee situaties waarin volstaan, kan worden met een beperkte verantwoording:
1. Indien het bestemmingsplan betrekking heeft op het gebied tussen de 100% letaliteitszone en de 1% letaliteitszone van de buisleiding, of
2. Wanneer het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (OW) bedraagt of het groepsrisico (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de oriëntatiewaarde blijft.
Gemeentelijk beleid
De Nota externe veiligheid Den Haag is op 27 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld (raadsvoorstel, RIS259485 en besluitenlijst, RIS260481, onder E.1). De belangrijkste uitgangspunten zijn hieronder vermeld:
In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen worden in de nota 3 niveaus onderscheiden met elk hun eigen ambitieniveau:
- Structuurvisieniveau -> Veiligheidsgeïntegreerd ontwikkelen
- Bestemmingsplanniveau -> Veiligheidsgeïntegreerd ordenen
- Bouwplanniveau: -> Veiligheidsgeïntegreerd ontwerpen.
Wanneer beoogde ruimtelijke ontwikkelingen een overschrijding van het groepsrisico tot gevolg kunnen hebben, wordt het gemeentebestuur in een vroeg stadium actief bij het proces betrokken. Er is een expliciet collegebesluit ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico waarbij de kosteneffectiviteit van maatregelen in beschouwing wordt genomen.
Onderzoek en conclusie
Uit de gegevens die beschikbaar zijn via de provinciale risicokaart blijkt dat binnen het plangebied en in de omgeving daarvan geen bedrijven zijn gelegen die vanuit het oogpunt van externe veiligheid relevant zijn.
Er vindt binnen het plangebied of de omgeving daarvan geen vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor plaats. Ook zijn er binnen het plangebied of in de directe omgeving geen buisleidingen gelegen voor het transport van gevaarlijke stoffen.
Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het vaststellen van het bestemmingsplan. Aangezien het plangebied niet binnen het invloedsgebied van enig risicobron ligt, is een nadere verantwoording van het groepsrisico niet vereist. Toetsing aan het gemeentelijk beleid kan daarom eveneens achterwege blijven.
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten. Als geluidsgevoelige gebouwen dan wel terreinen zijn aangewezen:
De voorgestelde herzieningen zodanig ondergeschikt, dat daarvoor geen nadere geluidsonderzoeken hoeven plaats te vinden.
De in dit bestemmingsplan opgenomen partiële herzieningen strekken er geen van alle toe, dat een zodanige intensivering van het gebruik en daarmede van het aantrekken van verkeer zal plaatsvinden, dat dit gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit. Om die reden kan volstaan worden met een verwijzing naar de eventuele onderzoeken, die hieromtrent in de onderliggende "moeder"-plannen zijn verricht.
Voorts leidt dit bestemmingsplan niet tot nieuwe ontwikkelingen, waartoe onderzoek naar stikstof behoeft plaats te vinden.
Inspraak
Het conceptontwerpbestemmingsplan is toegezonden aan de direct-belanghebbenden bij de herzieningen vermeldt in de toelichting onder 2.2.
.
Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening op 27 september 2022 aan de volgende instanties toegezonden:
Van de volgende instanties is een reactie ontvangen:
7. Veiligheidsregio Haaglanden
Inhoud:
Geacht College,
U heeft de Veiligheidsregio Haaglanden (VRH) op 27 september 2022 verzocht om advies uit te brengen over de externe veiligheid omtrent het ontwerp-bestemmingsplan 'Diverse locaties 2023' te Den Haag. Hierbij treft u mijn reactie aan.
Voor een drietal locaties, verspreid over de stad en gelegen in verschillende bestemmingsplannen, is het wenselijk/noodzakelijk, dat een aanpassing van de bestemminglegging plaatsvindt.
Deze locaties betreffen:
Diverse percelen gelegen in het bestemmingsplan Scheveningen Dorp;
Het winkelgebied Loosduinen;
De Heemstraat 438.
In de notitie 'Advisering EV – Veiligheidsregio Haaglanden - invulling van de adviesrol bij ruimtelijke plannen', versie 2.3 van 11 mei 2021 (zie bijlage) is de werkwijze beschreven van de VRH voor de ontwikkelingen die in het kader van externe veiligheid door de VRH van een specifiek advies worden voorzien. Deze notitie is afgestemd met de gemeenten.
De ontwikkeling waar het adviesverzoek betrekking op heeft, valt niet onder één van de categorieën ontwikkelingen uit de notitie. In het kader van externe veiligheid zullen de ontwikkelingen niet zorgen voor een significante toe- of afname van het huidige risico. In verband met de aanwezigheid van onderstaande risicobronnen, wordt echter verwezen naar de notitie.
Risicobronnen
1. Diverse percelen gelegen in het bestemmingsplan Scheveningen Dorp:
- Plangebied ligt niet binnen invloedsgebied van externe veiligheidsrisicobronnen.
2. Het winkelgebied Loosduinen:
- Plangebied ligt op circa 240 meter ten oosten van de provinciale weg N211 (Lozerlaan).
4. De Heemstraat 438:
- Plangebied ligt op circa 50 meter ten oosten van hogedruk aardgasbuisleiding W-509-06-KR.
Dit bestemmingsplan maakt een functiewijziging van dit perceel van wonen naar gemengd mogelijk. Hiermee wordt het reeds bestaande detailhandel op deze locatie ook bestemmingsplan.
Voor de afweging over de eventueel te treffen maatregelen kan gebruik worden gemaakt van de in de notitie opgenomen maatregelen voor:
Reactie:
De ingekomen reactie geeft geen aanleiding tot aanpassingen.
8. HTM Personenvervoer nv
Inhoud:
Geachte heer, mevrouw,
In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro, betreffende het concept ontwerpbestemmingsplan Diverse locaties 2023, kan ik u melden dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
Reactie:
De ingekomen reactie geeft geen aanleiding tot aanpassingen.
11. TenneT Regio West
Inhoud:
Hartelijk dank voor de toezending van bovengenoemd plan.
Binnen de grenzen van dit plan heeft TenneT (na een eerste beoordeling) noch bovengrondse-, noch ondergrondse hoogspanningsverbindingen in beheer.
Wij hebben dan ook geen opmerkingen op genoemd plan en wensen u veel succes bij de verdere uitwerking hiervan.
Reactie:
De ingekomen reactie geeft geen aanleiding tot aanpassingen.
Het conceptontwerpbestemmingsplan is toegezonden aan de direct-belanghebbenden bij de herzieningen.