direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Madestein - Vroondaal, 2e herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0332AMadeVroon2h-50VA

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

In 2014 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan Madestein-Vroondaal vastgesteld. In dit bestemmingsplan is het Stedenbouwkundig plan Vroondaal: Aangenaam Haags vertaald in een juridisch-planologische regeling. Tegen het besluit tot vaststelling is beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De Afdeling heeft een deel van de beroepen gegrond verklaart en onder meer artikel 13, lid 13.3, aanhef en onder a, en artikel 18, lid 18.3, onder a, van de planregels vernietigd. Deze vernietigde bepalingen maakten een verschuiving van diverse bestemmingsgrenzen mogelijk (tot een maximum van 15 meter).

Bij de uitwerking van bouwplannen blijkt deze vernietigde flexibiliteitsbepaling gemist te worden. Ter verbetering van de verkeersafwikkeling van deelgebied Vroondaal Noord II en de aangrenzende Villawijk Hofstedepark (Oud Vroondaal) is een wegreconstructie van de Boslaan-Oostmadeweg nodig. Door de vernietiging van de flexibiliteitsbepaling is nu een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk.

1.2 Doel van het bestemmingsplan

Het doel van het bestemmingsplan Madestein - Vroondaal, 2e herziening is het mogelijk maken van een woonbestemming op de gronden die door een beperkte wegreconstructie van de 'Boslaan'-Oostmadeweg (Boslaan is een werknaam, de definitieve straatnamen worden nog bepaald) niet meer nodig zijn voor verkeersdoeleinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0332AMadeVroon2h-50VA_0001.png"

1.3 Begrenzing van het plangebied

Het plangebied ligt in het stadsdeel Loosduinen van de gemeente Den Haag en beslaat een deel van het plangebied van moederplan Madestein - Vroondaal. Voor de exacte plangrenzen wordt verwezen naar de verbeelding.

1.4 Geldende planologische regelingen

1.4.1 Vigerend bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Madestein - Vroondaal, 2e herziening herziet het volgende bestemmingsplan op onderdelen:

bestemmingsplan   vastgesteld   onherroepelijk  
Madestein -Vroondaal   20 februari 2014   27 juli 2015  
1.4.2 Samenhang met moederplan Madestein - Vroondaal

Het bestemmingsplan Madestein - Vroondaal, 2e herziening dient gelezen te worden in samenhang met het moederplan Madestein - Vroondaal. In artikel 3 van de herziening is dan ook bepaald dat voor zover niet anders is bepaald de regels uit het moederplan van toepassing blijven. De inwerkingtreding van de herziening vervangt, voor zover het gaat om de herziene onderdelen, de regeling uit het moederplan. Voor alle overige niet gewijzigde onderdelen blijft het moederplan gelden. Dat geldt ook voor de toelichting bij het moederplan.

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 1 zijn de aanleiding en het doel voor het opstellen van een bestemmingsplan voor het plangebied aangegeven. Voor de verduidelijking van een deel van de doelen is in de hoofdstukken 2 en 3 een selectie gemaakt uit de relevante beleidsnota's en regelingen die op dit plangebied van toepassing zijn. Daaruit zijn vervolgens beleidsuitspraken voor het plangebied afgeleid. Hoofdstuk 2 bevat de beleidsuitspraken ten aanzien van ruimtelijk en sectoraal beleid, hoofdstuk 3 ten aanzien van de milieukwaliteitseisen. In hoofdstuk 4 wordt de reconstructie van de Boslaan-Oostmadeweg uitgebreider beschreven en is aangeven voor welke bestemmingen en bestemmingsregelingen is gekozen. Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 5 ingegaan.

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

2.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan, Madestein - Vroondaal, 2e herziening, baseert zich op vastgesteld ruimtelijk beleid. Zoals beschreven vormt het bestemmingsplan Madestein-Vroondaal het moederplan. Alleen de onderdelen die met onderhavige herziening worden gewijzigd, zullen beschreven en onderbouwd worden. Het gaat specifiek om het verkeers- en woonbeleid. De 'ruimtelijke vertaling' van het beleid in de regels en de verbeelding wordt beschreven in hoofdstuk 4.3.

2.2 Verkeer en infrastructuur

2.2.1 Gemeentelijk beleid

Verkeer algemeen

Den Haag groeit, er komen meer inwoners, meer banen en ook meer bezoekers. Dit zorgt voor een toename van het verkeer van, naar en in de stad. Bovendien reizen mensen steeds meer en over langere afstanden.Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Den Haag voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de “Haagse Nota Mobiliteit” (Rv 115 - 2011; RIS 180762). De visie in de nota is er op gericht van Den Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken door er voor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerwijze en de route die het beste bij hen past. Gerichte investeringen in het openbaar vervoer en de fiets, goede voorzieningen voor voetgangers, en bundeling en ordening van het autoverkeer moeten er voor zorgen dat reizigers de juiste keuzes kunnen maken.

Het gemotoriseerde verkeer wil de gemeente zoveel mogelijk ordenen en concentreren op een stelsel van goed ingepaste stedelijke en regionale hoofdwegen (zie kaart “Hoofdstructuur wegverkeer” uit de Haagse Nota Mobiliteit) met voldoende capaciteit om een optimale doorstroming te waarborgen. Een vlotte doorstroming op de hoofdwegen zorgt ervoor dat het verkeer als vanzelf deze hoofdwegen kiest, waardoor de verkeersdruk op de woonwijken minder kan zijn. De hoofdwegen zorgen voor een goede bereikbaarheid van de grote concentraties van werkgelegenheid en voorzieningen in de stad vanuit de regio en verder. Tevens verbinden de hoofdwegen de stadsdelen en wijken onderling met elkaar. De hoofdwegen hebben een zodanige vormgeving en inpassing dat voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen en milieunormen. In de woonwijken is doorgaand autoverkeer niet welkom. De wijkontsluitingswegen krijgen daarom op den duur een inrichting als “stadslaan”: wegen met een minder dominante positie voor autoverkeer en prioriteit voor langzaam verkeer en openbaar vervoer. De erftoegangswegen krijgen een inrichting als 30 km/u zone, voor zover dat nog niet gebeurd is. De “Nota Straten, Wegen en Lanen” (rv 10-2017, RIS 280303_150224) bevat een uitwerking van het beleid uit de Haagse Nota Mobiliteit voor de wegen in de gemeente. De Nota SWL bevat de functionele eisen die gesteld worden aan de wegenstructuur, zoals een duidelijke hiërarchie in het wegennet en een voldoende afwikkeling van de verschillende verkeerssoorten. De Nota SWL beschrijft ook de wegbeelden voor de inrichting van de verschillende wegcategorieën. Die wegbeelden betreffen niet alleen het verkeer, maar hebben ook te maken met de ruimtelijke inpassing van wegen. Daarbij gaat het ook om groen, water, openbare ruimte en stedenbouwkundige structuur van de stad.

Plangebied

Vroondaal ligt voor het autoverkeer goed aangetakt op het hoofdwegennetwerk. In de bestaande situatie is de Madepolderweg vormgegeven als de hoofdontsluiting van het gebied. De andere wegen komen uit op deze weg en de Madepolderweg sluit met een kruising met verkeersregel installatie aan op de Nieuweweg. De toekomstige hoofdstructuur is een binnenring, opgespannen tussen de Nieuweweg en de Monsterseweg (dikkere zwarte lijnen op de afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0332AMadeVroon2h-50VA_0002.png"

De wijkontstluiting verloopt dan enerzijds over de Oorberlaan via de Madepolderweg naar de Van Elswijkbaan en anderzijds over de 'verlengde' Madesteinweg (voormalige Madepolderweg). De binnenring wordt ingericht volgens een 50km/h-regime. Vanaf de binnenring worden de buurtwegen (ingericht volgens 30km/h-regime) ontsloten zodat er een autoluwe en kindvriendelijke woonwijk ontstaat.

Tussen Villawijk Hofstedepark (Oud Vroondaal) en Vroondaal Noord II komt een afsluiting voor autoverkeer (zie ook de toelichting op het moederplan, paragraaf 3.3.1.3: Verkeer in het plangebied). Deze afsluiting is noodzakelijk, omdat de Vroonhoevelaan niet voldoende capaciteit heeft om het verkeer afkomstig van Villawijk Hofstedepark (Oud Vroondaal) en Noord II af te wikkelen. De verkeerskundige knip wordt verder beschreven in paragraaf 4.2).

De buurtwegen maken onderdeel uit van het ruimtelijk raamwerk van de deelgebieden. De woonstraten zijn niet nader gedefinieerd in het ruimtelijk raamwerk. De ligging en inrichting van de woonstraten wordt bepaald tijdens de verkaveling van ontwikkelvelden. Het beeld van de woonstraten wordt gedomineerd door hagen en groene voortuinen en op de achtergrond recreatiegebied Madestein.

2.3 Wonen

2.3.1 Woonvisie 2017-2030

Het woonbeleid is vastgelegd in de Woonvisie Den Haag 2017-2030 (RIS 296833). Den Haag heeft een goede uitgangspositie als aantrekkelijke woonstad: een unieke ligging aan zee, een levendig centrumgebied en prettige woonwijken. De bevolking van Den Haag groeit. Dit biedt mogelijkheden om nog aantrekkelijker te worden. Niet alleen op het gebied van wonen, maar ook op het economische vlak. Den Haag kan dit onder andere bereiken door:

  • bouwen van nieuwe duurzame woningen;
  • verbeteren van bestaande wijken;
  • ontwikkelen van nieuwe aantrekkelijke en karakteristiek Haagse woonmilieus.

Den Haag kiest daarbij voor woningbouw voor alle lagen van de bevolking en voor mensen in allerlei verschillende levensfases. Belangrijke uitgangspunten zijn:

  • stedelijkheid;
  • hoge dichtheden;
  • vergroening en verduurzaming.

De ruimte om te groeien is beperkt. Den Haag zal zich voor groei moeten richten op binnenstedelijke locaties (de zogenaamde inbreidingslocaties), transformatie van bestaande gebouwen en gemengde woon-werkgebieden. Het is van belang om hierbij zorgvuldig om te gaan met bestaand groen en bestaande wijken. Een andere uitdaging is het verkleinen van de sociaaleconomische verschillen tussen wijken.

Ten slotte dienen woningen bouwkundig in orde te zijn en te beschikken over voldoende gebruikskwaliteit. Bovendien worden duurzaamheid en levensloopbestendigheid steeds belangrijker. Daar passen forse ambities bij op het gebied van de woningvoorraad.

Plangebied
Vroondaal is volop in ontwikkeling. De bedoeling is dat het gebied uitgroeit tot een bijzonder woongebied, dat past in het palet aan woonmilieus horend bij een stad met internationaal karakter. Door het unieke woonprofiel levert Madestein -Vroondaal een belangrijke bijdrage aan het realiseren van de ambitie van 'Internationale stad van recht en vrede'. In de binnenduinrand (Noord I en II) wordt in lage dichtheden gebouwd en de woonsfeer kan gekarakteriseerd worden als exclusief, hoogwaardig, lommerrijk, groen en een lage dichtheid van woningen. Het woonmilieu in Noord I sluit aan op de provinciale definitie van topmilieu. Noord II heeft als referentie de Vogelwijk. Voor delen van het gebied zal particulier opdrachtgeverschap worden georganiseerd.

Hoofdstuk 3 Wet en Regelgeving

3.1 Inleiding

Onderhavige herziening dient gelezen te worden in samenhang met het moederplan Madestein - Vroondaal. De relevante milieuaspecten zijn reeds beschreven in dit plan. Hieronder wordt kort ingegaan op een aantal milieuaspecten die relevant zijn voor de bestemmingswijziging van de bestemming Verkeer-Verblijfstraat in bestemming Woongebied-2 die met onderhavig herziening mogelijk wordt gemaakt.

3.2 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten. De Wgh onderscheidt drie verschillende geluidsbronnen: industrie, spoorwegverkeer en wegverkeer. In het kader van onderhavig bestemmingsplan is uitsluitend wegverkeer relevant.

Wegverkeerslawaai

Op grond van de Wet geluidhinder hebben wegen een geluidszone, waarbinnen bepaalde normen gelden voor de geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen, en waarbinnen bij het opstellen van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Die verplichting geldt niet indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan de weg reeds aanwezig of in aanleg is, met betrekking tot de daarbij in het plan of in de zone van de betreffende weg opgenomen geluidsgevoelige gebouwen die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn. Daarnaast maakt de wet een uitzondering voor wegen waar de maximaal toegelaten snelheid 30 km/uur is. Deze wegen hoeven niet in het onderzoek te worden betrokken.

De Wet geluidhinder kent een voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai. Voor nieuwe situaties kunnen hogere waarden worden vastgesteld. Deze bedraagt voor wegverkeerslawaai maximaal 63 dB.

Door het Ingenieursbureau van de gemeente Den Haag (IbDH) is in het kader van het moederplan Madestein-Vroondaal onderzoek gedaan naar de beïnvloeding van het plangebied door het milieuthema geluid (wegverkeerslawaai). Uit het akoestisch onderzoek volgt dat ter hoogte van het plangebied de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden.

De wijziging van de bestemming Verkeer-Verblijfstraat in de bestemming Woongebied-2 heeft geen gevolgen voor de afstand van toekomstige woningen tot de 'Boslaan'.

Conclusie: Op grond van bovenstaande en het bepaalde in het moederplan kan worden geconcludeerd dat de bestemmingswijziging die met onderhavig bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt niet leidt tot een onaanvaardbare geluidssituatie.

3.3 Natuurbescherming

Op 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (bescherming bossen). Voor zowel een vergunning Natura 2000 (voorheen Natuurbeschermingswet), ontheffing soortbescherming (voorheen Flora- en faunawet) als kapmelding (voorheen Boswet) zijn in de meeste gevallen GS van de provincie Zuid-Holland, waarin de activiteit in hoofdzaak wordt uitgevoerd, het bevoegd gezag. Omgevingsdienst Haaglanden is door de provincie Zuid-Holland gemandateerd voor zowel de vergunningverlening Natura 2000 als de ontheffing verlening soortbescherming.

3.3.1 Soortenbescherming

De Wet natuurbescherming heeft de bescherming van planten- en diersoorten uit de Flora- en faunawet overgenomen. De Wet natuurbescherming gaat ervan uit dat zonder uitdrukkelijke toestemming geen schade mag worden toegebracht aan beschermde dieren of planten. Dit betekent dat het gaat om het effect van een handeling op beschermde soorten.

De wet kent een drie aparte beschermingsregimes voor:

  • 1. soorten van de Vogelrichtlijn;
  • 2. soorten van de Habitatrichtlijn, het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn;
  • 3. andere soorten' die vanuit nationaal oogpunt zijn beschermd.

Hierbij zijn enkele wijzigingen geweest in welke soorten beschermd zijn. De Wet natuurbescherming legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland, bijvoorbeeld door eisen te stellen aan de wijze en het tijdstip van uitvoering van bouwplannen waarbij men rekening houdt met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen en waardoor dieren niet onnodig worden verontrust. Ook legt de Wet natuurbescherming een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling, voor andere soorten die strenger zijn beschermd (vleermuizen, vogels, eekhoorns) kan onder voorwaarden een ontheffing worden aangevraagd.

Toetsing plangebied & resultaten onderzoek

Ten behoeve van het moederplan Madestein-Vroondaal heeft bureau Tauw het onderzoek 'Voortoets Natuurbeschermingswet en toetsing Flora- en faunawet' (nr. 1211164) opgesteld. Uit deze voortoets kwam naar voren dat, behalve vogels, geen soorten of soortgroepen zijn waarvoor een negatief effect verwacht wordt. Nader (veld)onderzoek naar de aanwezigheid en gebruik van de planlocatie door beschermde soorten is daarom niet nodig. Verstoring van broedvogels tijdens de broedperiode moet voorkomen worden. Dit kan door:

  • het plangebied voor het broedseizoen ongeschikt te maken en houden als broedgebied
  • of werkzaamheden buiten het broedseizoen uitvoeren
  • of afstand houden tot geschikte broedgebieden (struweel etc).

Medio 2017 is onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van uilen, vleermuizen, gierzwaluwen en huismussen, nadat er signalen waren dat deze dieren in het gebied voorkomen en gevaar zouden lopen door de werkzaamheden die werden verricht om het gebied bouwrijp te maken. In dit onderzoek is ter plaatse van Westmadeweg 43 een Ransuil geconstateerd en in Westmadeweg 48 een paarverblijf voor de gewone dwergvleermuis.

Er is geen concrete vliegroute door het plan is, maar sprake van een  diffuse route, hiervoor dient in het nieuwe ontwerp een vliegroute voor vleermuizen gecreëerd te worden.

3.3.2 Gebiedsbescherming

De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden, de zogenoemde Natura 2000-gebieden, is geregeld in de Wet natuurbescherming. Ten behoeve van het moederplan Madestein-Vroondaal heeft bureau Tauw het onderzoek 'Voortoets Natuurbeschermingswet en toetsing Flora- en faunawet' (nr. 1211164) opgesteld. Het plangebied ligt in de nabijheid van de Natura 2000-gebieden 'Solleveld & Kapittelduinen' en 'Westduinpark & Wapendal'. De EHS valt samen met het Natura2000 gebied. Uit de voortoets van Tauw blijkt dat er geen effecten optreden op de Natura2000 gebieden of EHS.

Tauw heeft de netto toe- of afname in stikstofdepositie berekend van de verkeersaantrekkende werking en het verdwijnen van de glastuinbouw. Het betreft de netto toe- of afname door de verkeersaantrekkende werking van 2150 woningen zonder glastuinbouw in 2013, ten opzichte van de feitelijke stikstofdepositie in 2004. Uit de berekening blijkt dat in het Natura 2000-gebied in de plansituatie in 2013 een afname in stikstofdepositie is ten opzichte van 2004. Omdat sprake is van een afname in stikstofdepositie zijn negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen uitgesloten.

Conclusie: Onderhavig bestemmingsplan maakt de wijziging van de bestemming Verkeer-Verblijfstraat naar de bestemming Woongebied-2 mogelijk. Het moederplan is gebaseerd op een toename van het aantal woningen tot 2150 (artikel 24, sub b). Dit aantal wordt niet gewijzigd. Hierdoor leidt het onderhavige bestemmingsplanwijziging niet tot een toename van de stikstofdepositie als gevolg van de verkeersaantrekkende werking. Gelet op bovenstaande zijn negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden uitgesloten.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Inleiding

Het doel voor onderhavige herziening van het bestemmingsplan Madestein - Vroondaal, 2e herziening is het mogelijk maken van een beperkte wegreconstructie van de Boslaan-Oostmadeweg. In dit hoofdstuk wordt deze reconstructies toegelicht.

4.2 Beschrijving van het plan

De Boslaan-Oostmadeweg ligt op de grens tussen het Hofstedepark en Noord II en vormt samen met het Westmadeplantsoen het ontsluitingscircuit van Vroondaal Noord II. Villawijk Hofstedepark wordt ontsloten via de Madesteinweg en de Vroonhoevelaan. In het Stedenbouwkundig Plan is bepaald dat er tussen de Vroonhoevelaan en de Westmadeweg een verkeerskundige knip zal komen omdat de Vroonhoevelaan niet voldoende capaciteit heeft om beiden woongebieden te ontsluiten (zie ook de toelichting op het moederplan Madestein-Vroondaal, paragraaf 3.3.1.3: Verkeer in het plangebied). Bussen en fietsers kunnen wel doorrijden, maar auto's niet. De Boslaan-Oostmadeweg is onderdeel van de hoofdstructuur uit het Stedenbouwkundig Plan. Deze hoofdstructuur is in het moederplan vastgelegd.

De woningen aan de Oostmadeweg tussen de Nederhoflaan en de Graaf Florislaan worden in de huidige situatie ontsloten via het Hofstedepark. Na realisatie van de oorspronkelijke ontsluitingsstructuur, zoals vastgelegd in het moederplan Madestein-Vroondaal en de verkeerskundige knip zouden deze woningen ontsloten moeten worden via Noord II en daarmee via de Oorberlaan in plaats van de Madesteinweg. De Graaf Florislaan zou dan doodlopen, terwijl er geen ruimte is voor een keerlus. Dit levert een onwenselijke situatie op voor de huidige bewoners.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0332AMadeVroon2h-50VA_0003.jpg"

Figuur 1: Nieuwe verkeersstructuur

Een oplossing voor deze situatie is het verschuiven van de Boslaan. Ter plaatse van de oorspronkelijke Boslaan-Oostmadeweg komt een woonstraat met een profiel van 8 meter. Aan de zijde van het Hofstedekwartier wordt een openbare groenstrook aangelegd met een breedte van circa 2 meter. Door deze wijziging verschuift de verkeerskundige knip eveneens richting Noord II en kunnen de bewoners van de woningen aan de Oostmadeweg hun woningen blijven bereiken via de Madesteinweg (de eigen wijk waar ze een woning gekocht hebben en wonen). Hierdoor ontstaat een gescheiden, logische verkeersafwikkeling van beiden woongebieden.

Voor de oorspronkelijke Boslaan-Oostmadeweg is in het moederplan een verkeersbestemming opgenomen met een breedte van circa 12 meter. Voor het smallere profiel van de woonstraat volstaat een breedte van omstreeks 8 meter. De resterende ruimte kan vervolgens bij de uit te geven kavels worden betrokken. Daarvoor is een bestemmingswijziging van Verkeer-Verblijfsstraat naar Woongebied-2 noodzakelijk. Als gevolg van de wegreconstructie van de Boslaan-Oostmadeweg wijzigt ook een deel van het profiel van de Westmadeweg. Ook hier komen gronden vrij die bij de uit te geven kavels betrokken kunnen worden. Wonen is binnen de Verkeersbestemming niet mogelijk waardoor een bestemmingswijziging naar Woongebied - 2 noodzakelijk is. Het onderhavige bestemmingsplan maakt deze wijziging mogelijk. De Boslaan wordt verschoven naar de bestemming Woongebied-2, zoals deze in het moederplan Madestein-Vroondaal is opgenomen. Aangezien binnen deze bestemming ook wegen mogelijk zijn, is geen bestemmingswijziging nodig voor het nieuwe tracé van de Boslaan.

Onderhavig bestemmingsplan (maar ook het moederplan Madestein-Vroondaal) regelt niet de verkeerskundige knip. Daarvoor zal te zijner tijd een verkeersbesluit worden genomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0332AMadeVroon2h-50VA_0004.jpg"

Figuur 2: Links: de oorspronkelijke ontsluitingsstructuur, zoals deze in het moederplan is vastgelegd. Rechts: Nieuwe situatie met verschoven Boslaan (de Boslaan is een fictieve straatnaam, definitieve straatnamen worden nog bepaald)

4.3 Keuze en verantwoording van bestemmingen

4.3.1 Het digitale bestemmingsplan

Een belangrijk onderdeel van Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormt de digitaliseringsverplichting. De Wro bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar moet zijn. Dit heeft onder meer geleid tot de introductie van twee nieuwe begrippen: 'digitale verbeelding' en de 'analoge verbeelding'.

Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (plankaart), regels en een toelichting en is digitaal raadpleegbaar. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels.

De analoge verbeelding wordt, gelet op de aard en omvang van het plangebied, afgedrukt op een topografische ondergrond met een schaal van 1:1500.

De 'digitale verbeelding' is een interactieve raadpleegomgeving via het internet (www.ruimtelijkeplannen.nl) die de gehele inhoud van het bestemmingsplan ontsluit overeenkomstig de SVBP2012: Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 'van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. . Door een muisklik op een bepaalde plek verschijnen de bijbehorende regels voor die plek in beeld. Onder de term digitale verbeelding wordt dan ook niet alleen het ruimtelijk beeld, maar ook de daarbij behorende juridische informatie (regels) verstaan. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Onder analoge verbeelding wordt verstaan: alle te verbeelden informatie van een ruimtelijk plan op papier. De term analoge verbeelding is dus een synoniem voor de tot nu toe altijd gebruikte term plankaart.

Op de bij het onderhavige bestemmingsplan behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke en op grond van het Besluit ruimtelijke ordening vereiste gegevens ingetekend. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. Elk stuk grond van het plangebied heeft een bestemming. Deze wordt zichtbaar gemaakt door middel van een kleur, op de digitale verbeelding wordt de informatie in een aparte deel van het scherm zichtbaar, op de analoge verbeelding al dan niet in combinatie met een letter, ter aanduiding van de bestemming en een getal dat de maximale toegestane (goot- en nok)hoogte en/of bebouwingspercentage aangeeft. Op deze wijze is het mogelijk om te zien welke bestemmingen zijn gegeven aan de gronden en opstallen binnen het plangebied. Elke op de verbeelding aangegeven bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsartikel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de verbeelding.

Voorts wordt de opzet van het bestemmingsplan ingegeven door de relevante beleidskaders en omgevingsfactoren. In onderstaande tabellen (beslissingstabel) is aangegeven op welke onderdelen de in dit bestemmingsplan beschreven beleidskaders en omgevingsfactoren hun vertaling hebben gevonden in het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze paragraaf vormt dan ook als het ware de schakel tussen de toelichting van het bestemmingsplan en de daarbij behorende regels en verbeelding.

4.3.2 Keuze en verantwoording van de bestemmingen
Beleidskader   Vertaling in het bestemmingsplan  
Verkeer en parkeren  
De Haagse Nota Mobiliteit hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten). Verblijfsgebied ten slotte is openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie   Ter plaatse van de oorspronkelijke Boslaan-Oostmadeweg komt een woonstraat met een profiel vergelijkbaar met de straten in villawijk Hofstedepark (9 meter in plaats van 12 meter). Voor de oorspronkelijke Boslaan-Oostmadeweg is in het moederplan een verkeersbestemming opgenomen met een breedte van circa 12 meter. Voor het smallere profiel van de woonstraat volstaat een breedte van ca 9 meter. De resterende ruimte kan vervolgens bij de uit te gevel kavels worden betrokken. Als gevolg van de wegreconstructie van de Boslaan-Oostmadeweg wijzigt ook een deel van het profiel van de Westmadeweg. Ook hier komen gronden vrij die bij de uit te geven kavels betrokken kunnen worden, maar is een bestemmingswijziging naar Woongebied - 2 noodzakelijk. Onderhavig bestemmingsplan maakt de noodzakelijke bestemmingswijziging van Verkeer-Verblijfsstraat naar Woongebied-2 mogelijk. De Boslaan wordt verschoven naar de bestemming Woongebied-2, zoals deze in het moederplan Madestein-Vroondaal is opgenomen. Aangezien binnen deze bestemming ook wegen mogelijk zijn, is geen bestemmingswijziging naar Verkeer-Verblijfsstraat nodig voor het nieuwe tracé van de Boslaan.  
Wonen  
De kern van de Woonvisie 2009-2020 is als Den Haag zich meer op de kaart wil zetten als woonstad, moet de stad zich versterken door meer differentiatie in woonmilieus en woonsferen te creëren en de woonkwaliteit verhogen   Binnen het moederplan Madestein-Vroondaal zijn 2150 woningen mogelijk gemaakt. Onderhavige bestemmingsplanherziening wijzigt dit aantal niet.  

4.4 Toelichting op de regels

De regels zijn als volgt ingedeeld:

  • 1. Inleidende regels. De inleidende regels (artikel 1) lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten die moet worden gehanteerd.
  • 2. Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 2) bevat een verwijzing naar artikel 18 van het moederplan Madestein-Vroondaal.
  • 3. Algemene regels. De algemene regels (artikel 3) bevat een tweetal regels die beschijven hoe onderhavig plan en het moederplan zich tot elkaar verhouden.
  • 4. Overgangs- en slotregels. Het overgangsrecht is opgenomen in artikel 4, de slotregel in artikel 5.
4.4.1 Inleidende regels


In artikel 1 worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd.

4.4.2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Woongebied - 2

Door de wegreconstructie wordt de 'Boslaan' aan de zijde waar de bestemming Woonmgebied-2 met drie meter versmald. Deze gronden worden uitgegeven en hebben daarom de bestemming Woongebied - 2 gekregen en zijn bestemd voor gebruik zoals bepaald in artikel 18 van het moederplan Madestein-Vroondaal.

4.4.3 Algemene Regels

Artikel 3 Overige regels

In dit artikel is aangegeven hoe de regels, verbeelding en toelichting van onderhavig bestemmingsplan Madestein - Vroondaal, 2e herziening zich verhouden tot het moederplan Madestein-Vroondaal:

de regels, verbeelding en toelichting van bestemmingsplan Madestein - Vroondaal, 2e herziening prevaleren indien deze afwijken van- of aanvullend zijn op het moederplan (bestemmingsplan Madestein-Vroondaal). Indien dat niet het geval gelden de regels van het moederplan.

4.4.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 4 Overgangsrecht

De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor omgevingsvergunning voor bouwen is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.

Artikel 5 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Madestein - Vroondaal, 2e herziening'

Hoofdstuk 5 Economische uitvoerbaarheid

5.1 Algemeen

Indien sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in art. 6.12 Wro is de gemeente verplicht een exploitatieplan op te stellen, tenzij kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan via:

  • een gemeentelijke grondexploitatie, waarbij sprake moet zijn van gemeentelijke gronduitgifte;
  • meerwaardesuppletie via de erfpachtcanon;
  • een anterieure overeenkomst met de eigenaar over de ontwikkeling.

Als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de wet, wordt aangewezen een bouwplan voor:

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1.000 m2 bruto vloeroppervlakte met één of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen, die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.500 m² bruto vloeroppervlakte bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m².

5.2 Exploitatieplan

De gemeente Den Haag en de Ontwikkelingscombinatie Madestein VOF (bestaande uit Bouwfonds Ontwikkeling en Synchroon) hebben in december 2008 een samenwerkingsovereenkomst getekend ten behoeve van de ontwikkeling van het project Vroondaal. Deze partijen werken na ondertekening van de overeenkomst samen onder de naam “PPS Vroondaal Ontwikkeling”. De gemeente is voor 50% aandeelhouder. In 2012 heeft de PPS Vroondaal Ontwikkeling in samenwerking met de gemeente Den Haag een nieuw stedenbouwkundig plan uitgewerkt, inclusief vertrouwelijke grondexploitatie (RIS 256696). De uitvoering van het stedenbouwkundig plan wordt mogelijk gemaakt door een herziening van onderhavig bestemmingsplan. De Wet ruimtelijke ordening (Afdeling 6.4 Grondexploitatie) verplicht gemeenten om tegelijkertijd met een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen, tenzij het kostenverhaal van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins is verzekerd. Het primaire doel van een exploitatieplan is om kosten te kunnen verhalen bij alle eigenaren in het exploitatieplangebied, zodat zij bij zelfrealisatie een evenredige bijdrage betalen in de exploitatiekosten. Dat betekent dat de gemeente, ten aanzien van situaties waarin eigenaren de ontwikkeling zelf realiseren, geen verlies lijdt op de exploitatiekosten.

Binnen het bestemmingsplangebied van het moederplan bevinden zich grondeigenaren die niet binnen de samenwerkingsovereenkomst vallen en waarmee de gemeente Den Haag nog geen overeenkomst heeft gesloten. Voor het moederplan geldt daarom dat het kostenverhaal niet voor alle bouwplannen als bedoeld in art. 6.12 Wro anderszins verzekerd is. De gemeente voldoet daarom aan de plicht om een exploitatieplan vast te stellen. Blijkens paragraaf 6.3 van het exploitatieplan zijn de geraamde opbrengsten hoger dan de geraamde kosten in het plan. De exploitatiebijdragen zoals opgenomen in het exploitatieplan komen ten gunste aan de grondexploitatie.

De vertrouwelijke grondexploitatie van de PPS behorend bij het nieuwe stedenbouwkundig plan is financieel sluitend (zie: RIS 256697). Hierbij is het uitgangspunt van actief grondbeleid gehanteerd, waarbij de gemeente en PPS besluiten tot actief aankopen van gronden ten behoeve van realisatie van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan moederplan is financieel uitvoerbaar.

Met deze herziening van het bestemmingsplan Madestein-Vroondaal worden geen nieuwe bouwplannen als bedoeld in artikel 6.12 lid 1 Wro mogelijk gemaakt. Het opstellen van nieuw exploitatieplan of wijzigingen van het exploitatieplan Vroondaal is niet nodig.

5.3 Conclusie

Voor de ontwikkelingen die deze herziening mogelijk gemaakt worden, is geen exploitatieplan vereist. Het kostenverhaal alsmede de economische uitvoerbaarheid zijn verzekerd.

Hoofdstuk 6 Overleg en inspraak

6.1 Artikel 3.1.1 Bro-overleg

Op basis van artikel 3.1.1, eerste lid, van het Bro dienen gemeenten vooroverleg te voeren over in voorbereiding zijnde bestemmingsplannen. Volgens de nota van toelichting bij artikel 3.1.1. van het Bro (blz. 54; Stb. 2008, 145) is aangegeven dat het overleg beperkt dient te blijven tot die overheidsinstanties waarmee overleg werkelijk noodzakelijk is om te voorkomen dat de taak of verantwoordelijkheid van het andere overheidsorgaan ontoelaatbaar wordt beperkt, of dat het door dat orgaan te behartigen belang aantoonbaar wordt geschaad. Indien het gaat om een bestemmingsplanherziening van geringe omvang dan wel van in planologisch opzicht ondergeschikt belang, waarbij niet of in geringe mate herschikking van betrokken belangen aan de orde is, zou kunnen worden volstaan met een simpel overleg of zal wellicht zelfs geen overleg behoeven plaats te vinden, aldus de nota van toelichting.

Gelet op de zeer beperkte wijziging die onderhavig bestemmingsplan mogelijk maakt en het feit dat geen overheidsorganen in hun belangen worden geschaad, is voor onerhavig bestemmingsplan geen vooroverleg gevoerd. Op 6 november 2017 heeft de provincie ambtelijk aangegeven hiermee in te kunnen stemmen.