Plan: | Willem Royaardsplein |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0518.BP0320GWRoyplein-40ON |
Het winkelcentrum Duinzigt stamt uit de jaren '70 en is gebouwd als laatste uitbreiding van de wijk Benoordenhout in de gemeente Den Haag. Het winkelcentrum is centraal gelegen in de wijk en heeft een ruim verzorgingsgebied. Door de sterke positie van de huidige supermarkt (AH) is het winkelcentrum dominant ten opzichte van de andere boodschappencentra in de wijk. De komst van het ICC, de uitbreiding van de NATO en TNO alsmede de veranderende (met name verjonging van de) bevolkingssamenstelling in de wijk zijn ingrediënten voor een succesvol boodschappencentrum voor de komende 15 tot 20 jaar, maar dan moet het aanbod en de sfeer meegaan met de eisen van deze tijd. Daartoe zijn al vanaf 1988 door opeenvolgende investeerders pogingen ondernomen om het winkelcentrum te revitaliseren, voor het laatst in 2007 toen een Nota van Uitgangspunten (NvU) is vastgesteld (RIS149008) die uiteindelijk niet tot een herontwikkeling heeft geleid. Het winkelcentrum is een belangrijke ontmoetingsplaats voor de bewoners van Benoordenhout. Echter door het almaar uitblijven van investeringen is de aantrekkingskracht ten opzichte van andere centra teruggelopen en is leegstand ingetreden.
Het winkelcentrum aan het Willem Royaardsplein is in 2014 aangekocht door WP Retail Invest Duinzigt CV (WPRI). WPRI heeft hiervoor overleg gezocht met diverse belanghebbenden rondom het winkelcentrum door een klankbordgroep in te stellen. In nauw overleg met deze klankbordgroep heeft WPRI een plan ontwikkeld dat onder meer meer ruimte biedt aan een nieuwe en gelijkvloerse supermarkt en een grote ondergrondse parkeergarage.
Op 5 juli 2016 heeft het college vervolgens de nieuwe Nota van Uitgangspunten Winkelcentrum Duinzigt (Willem Royaardsplein) vastgesteld (RIS294730) waarin de randvoorwaarden voor de herontwikkeling zijn opgenomen. De NvU is op 22 september 2016 besproken in de commissie Ruimte en op basis van deze bespreking heeft het college nog extra besprekingen met belanghebbenden gevoerd. Deze besprekingen hebben geleid tot de vaststelling van een gewijzigde Nota van Uitgangspunten (NvU) op 31 januari 2017 (RIS296212). In de gewijzigde NvU is ten opzichte van de eerdere NvU het bouwprogramma verkleind, de oppervlakte van het nieuwe plein vergroot en is de gemeentelijke projectorganisatie aangepast waarmee zij de regie op de herontwikkeling heeft genomen.
Op 22 februari 2017 heeft de commissie Ruimte tijdens een werkbespreking zich laten informeren over de plannen en is gesproken met verschillende belanghebbenden. Tijdens de tweede behandeling in de commissie Ruimte op 29 maart 2017 bleek brede steun voor deze gewijzigde NvU. De gemeenteraad heeft vervolgens in de raadsvergadering van 13 april 2017 de NvU tezamen met een tweetal moties aangenomen waarbij de gemeenteraad zich uitspreekt over het behoud van de drie ondernemers op het plein en de ontwikkelaar en winkeleigenaren en belanghebbenden oproept om het overleg verder op te starten. Daarnaast heeft de gemeenteraad verzocht om het winkeloppervlakte voor de tweede trekker te verkleinen, dan wel het anders in te delen - op een financieel haalbare wijze, zodat tegemoet gekomen wordt aan de (resterende) bezwaren in de wijk. Beide moties zijn inmiddels afgedaan.
Op 19 december 2017 heeft het college van B&W ingestemd met de inhoud van het projectdocument Winkelcentrum Duinzigt en ingestemd met de onderliggende grondexploitatie winkelcentrum Duinzigt (HA-74), waarna deze stukken ter goedkeuring aan de gemeenteraad zijn voorgelegd. Op 15 februari 2018 heeft de gemeenteraad haar goedkeuring verleend.
Vervolgens ondertekenden de nieuwe eigenaar van het winkelcentrum WP Retail Invest (WPRI) en de gemeente Den Haag op 7 juni 2018 de samenwerkingsovereenkomst voor de herontwikkeling van het winkelcentrum Duinzigt aan het Willem Royaardsplein. Het plan voorziet in modernisering van het verouderde winkelcentrum, uitbreiding van het (winkel)areaal en het toevoegen van een woonprogramma.
Hoewel de door de gemeenteraad goedgekeurde (her)ontwikkeling niet past binnen de vigerende beheersverordening Benoordenhout Noord-Oost (vastgesteld op 19 april 2012) sluit het wel volledig aan bij de ambitie van de gemeente om het Willem Royaardsplein als levendig plein te herontwikkelen. Daarvoor is een bestemmingsplanwijziging benodigd waartoe dit (postzegel)bestemmingsplan is opgesteld.
De projectlocatie wordt bepaald op basis van de hiervoor genoemde stukken (waaronder de NvU) en op kaart 1 weergegeven.
afbeelding 1: projectlocatie herontwikkeling Willem Royaardsplein
Het doel van bestemmingsplan Willem Royaardsplein is het vastleggen van de planologisch-juridische kaders voor de nieuwe ontwikkeling.
Voorts wordt dit bestemmingsplan in overeenstemming gebracht met de huidige wet- en regelgeving alsook het op dit moment geldende gemeentelijke beleid.
Een volledige beschrijving van deze herontwikkeling is opgenomen in hoofdstuk 5.2.
Het plangebied ligt in de wijk Benoordenhout van de gemeente Den Haag.
afbeelding 2: ligging van het plangebied in de stad
De begrenzing van het plangebied wordt gevormd door de Esther de Boer - van Rijklaan, Nyelantstraat, Theo Mann-Bouwmeesterlaan en de Amerikaanse Kerk zoals op kaart 2 weergegeven:
afbeelding 3: begrenzing van het plangebied
Het bestemmingsplan Willem Royaardsplein vervangt (gedeeltelijk) het volgende bestemmingsplan:
Beheersverordening | vastgesteld | Inwerkingtreding | onherroepelijk | ||
Benoordenhout Noord Oost | 11 oktober 2012 | 3 mei 2012 | direct |
afbeelding 4: vigerend bestemmingsplan
Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op heel het gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen:
De wijze waarop bestemmingsplan Willem Royaardsplein het beleid in de parapluherzieningen vervangt, is beschreven in hoofdstuk 5.5 Keuze en verantwoording van bestemmingen.
In hoofdstuk 1 Inleiding is de aanleiding voor het opstellen van een bestemmingsplan voor het plangebied Willem Royaardsplein aangegeven. Ook zijn de doelen die met het bestemmingsplan worden beoogd, omschreven. Om deze doelen in een bestemmingsplan gestalte te geven wordt enerzijds in hoofdstuk 2 Beschrijving van de bestaande situatie de bestaande situatie beschreven, anderzijds is voor de verduidelijking van een deel van de doelen in de hoofdstukken 3 Beleidskaders en 4 Fysieke leefomgevingsaspecten een selectie gemaakt uit de relevante beleidsnota's en regelingen die op dit plangebied van toepassing zijn. Daaruit zijn vervolgens beleidsuitspraken voor het plangebied afgeleid. Hoofdstuk 3 Beleidskaders bevat de beleidsuitspraken ten aanzien van ruimtelijk en sectoraal beleid. Hoofdstuk 4 Fysieke leefomgevingsaspecten ten aanzien van de milieukwaliteitseisen. Bij de keuze van bestemmingen in hoofdstuk 5 Planbeschrijving, is aangeven welke bestemmingen en bestemmingsregelingen uit deze beleidsuitspraken zijn afgeleid voor de bestaande (en de te ontwikkelen) situatie. In dit hoofdstuk worden buiten de planbeschrijving, ook de gekozen bestemmingen en bestemmingsregelingen globaal beschreven. Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid ingegaan. In hoofdstuk 7 Overleg en participatie wordt verslag gedaan van het overleg en de participatie.
Om te beschrijven op welke wijze rekening wordt gehouden met de verschillende waarden in het gebied en de verhoudingen van het plangebied tot het aangrenzende gebied, worden achtereenvolgens de ontstaansgeschiedenis, het cultureel erfgoed, de ruimtelijke structuren die in de loop van de tijd zijn ontstaan en de functionele opbouw van het plangebied beschreven.
Het gebied van het Benoordenhout is gelegen op oude duingrond en wordt van oudsher bijna evenwijdig aan de kust doorsneden door drie wegen: de Waalsdorperweg, de Wassenaarseweg en de Benoordenhoutseweg, die lange tijd ondergeschikt was aan de door het Haagse Bos lopende Leidse Straatweg. Een lager gelegen veengebied vanaf de Wassenaarseweg tot de Benoordenhoutseweg had de naam Benoordenhoutse polder. Vanaf het midden van de zestiende eeuw groeiden boerderijen hier uit tot grote en kleine buitenplaatsen. Zo waren er de landgoederen Oostduin, Arendsdorp, Clingendael en Waalsdorp. In de 19de eeuw werden landschapsparken aangelegd in de Engelse stijl.
afbeelding 5: Benoordenhout in 1757
De gronden waren bijna geheel in handen van de familie Van Bylandt (Oostduin- Arendsdorp) en de familie Van Brienen (Clingendael). Tot 1884 behoorde vrijwel het hele gebied tot Wassenaar. Een klein deel van het huidige Benoordenhout was Haags grondgebied, namelijk het zuidwestelijk stuk grenzend aan het Kanaal. Hier zou het landschap het eerst veranderen met de aanleg van de Haagse Diergaarde (1863) en de bouw van het Nassaukwartier (1894-1902).
afbeelding 6: Benoordenhout in 1899
De verdere ontwikkeling van het gebied was pas mogelijk na de door belastingverhoging gedwongen verkoop van het overgrote deel van het grondbezit van de Van Bylandts en de aanvaarding van het Uitbreidingsplan van Berlage in 1911. Alhoewel gravin van Bylandt bedongen had dat alleen huizen om het restant van haar landgoed zouden worden gebouwd, zijn op dit beding vanaf het begin uitzonderingen gemaakt. Door de gunstige ligging ten opzichte van het centrum en de uitvalswegen bleek de wijk zeer aantrekkelijk voor de vestiging van kantoren. De eerste waren de kantoren van de Nederlandsch-Indische Spoorwegen (1915) aan de Wassenaarseweg en van de B.I.M. (Shell) aan de Carel van Bylandtlaan (1916).
afbeelding 7: fragment van Uitbreidingsplan van Berlage in 1911
Bij de aanleg van de wijk, die zeer geleidelijk van west naar oost verliep, heeft men rekening gehouden met het gecultiveerde landschappelijke karakter zoals dat in de l9e eeuw was ontstaan. Het plan van Berlage is alleen ten zuiden van de Wassenaarseweg in grote lijnen gevolgd. De rest is ontstaan met deelplannen. Lanen van vroegere buitenplaatsen werden met zorg omringd door luxehuizen. De Van Hogenhouck Van Soutelandelaan en Van Montfoortlaan getuigen hiervan. Rond 1930 had men de grens bereikt van de Van Hoytemastraat en de Van Hogenhoucklaan. De aanleg van de Van Alkemadelaan tot de Waalsdorperweg was in 1927 een feit. In 1938 werd deze brede laan verlengd naar Scheveningen. Voor het profiel ging de gemeente uit van forse appartementsgebouwen maar de belangstelling hiervoor nam in de loop van de jaren dertig af, waardoor er slechts een paar, waaronder “Duinwyck”, zijn gerealiseerd. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog lag de bebouwingsgrens op de Hart Nibbrigkade, Van Alkemadelaan, Van Ouwenlaan, de Van Mojalenlaan, Van Soutelandelaan, Nyelantstraat, Waalsdorperweg en de Frederik- en Alexanderkazerne.
afbeelding 8: Benoordenhout in 1931
Na de Tweede Wereldoorlog werdt het Uitbreidingsplan van Dudok in 1949 vastgesteld en heeft het Benoordenhout enkele ingrijpende wijzigingen ondergaan en is de wijk uitgebreid richting Wassenaar met de buurt Clingendael (tussen de Hart Nibbrigkade en de Thérèse Schwartzestraat) en de buurt Duinzigt, die is vernoemd naar Nederlandse acteurs (Willem Royaardsplein e.o.).Wat de wijzigingen in het vooroorlogse deel betreft zijn het meest ingrijpend geweest de bouw in de jaren zestig en zeventig van het Provinciehuis en het kantoor voor Rijkswaterstaat op de plaats van de Haagse Diergaarde. In geen enkel opzicht werd hier rekening gehouden met de schaal, structuur en hoge kwaliteit van de wijk. (In het begin van de jaren negentig zal het kantoor van de Kamer van Koophandel naast het gebouw van Rijkswaterstaat worden gebouwd).
afbeelding 9: fragment van Uitbreidingsplan van Dudok in 1949
Ook het restant van het landgoed Oostduin-Arendsdorp, dat het groene hart van de wijk vormt, werd keer op keer verkleind door gebouwen van soms zeer forse schaal en enkele huizen aan de Oostduinlaan, de Goetlijfstraat en de Van Hogenhoucklaan en luidden dit verdichtingsproces reeds voor de oorlog in. In de jaren vijftig en zestig volgden een bejaardentehuis aan de Goetlijfstraat, enkele huizen en het 66 meter hoge Shellkantoor aan de Oostduinlaan van ir. H.E. Oud. Met de bouw in de jaren zeventig van een zeer groot complex serviceflats en de forse uitbreiding van het Shellkantoor aan de Wassenaarseweg plus de uitbreiding van het eerdergenoemde bejaardentehuis is momenteel een kritieke grens voor het landgoed bereikt.
Duinzigt is een buurt die meest noordoostelijk gelegen is in de wijk Benoordenhout. In het verleden (tot de Tweede Wereldoorlog) lag in dit gebied de golfbaan van de Koninklijke Haagsche Golf & Country Club. Bij de Waalsdorperweg is nog altijd het toegangshek te zien van de voormalige golfclub. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bleef weinig van de golfbaan over nadat de Duitsers er tankgrachten groeven.Vanaf de Ruychrocklaan is nog één van de oude golfholes te zien die zich uitstrekt in Clingendael. Duinzigt wordt begrensd door respectievelijk de Van Alkemadelaan, de Oude Waalsdorperweg die overgaat in de Landscheidingsweg, de gemeente Wassenaar en het landgoed Clingendael. De buurt kan in twee delen gesplitst worden. Aan de kant van de Van Alkemadelaan staan huizen en appartementen die niet meer dan drie verdiepingen hebben, aan de Wassenaarse kant werden eind 70'er jaren flatgebouwen neergezet waar veel (oudere) welgestelden en liberalen wonen. Daartussen ligt het Willem Royaardsplein, een rechthoekig plein met bomen, omringd door winkels, restaurants en andere voorzieningen.
Dit kleine winkelcentrum werd in 1979 opgeleverd. Het ligt in een strook met andere voorzieningen, zoals de naastliggende (in architectonische zin) bijzondere Amerikaans protestante kerk. Het gebouw was voor het eerst te zien op de Wereldtentoonstelling 1958 in Brussel. Na de tentoonstelling is het in 1962 herbouwt in de wijk Duinzigt om zo te voorzien in een gebouw voor de Amerikaans protestante gemeenschap. In Den Haag werd sinds 1903 een Engelse dienst gehouden in de kapel van het Bronovo-ziekenhuis, eerst voor diplomaten en toeristen en later ook voor de groeiende expat-gemeenschap. In 2014 werd het tot rijksmonument benoemd. De komst van het Internationale Strafhof aan de Oude Waalsdorperweg heeft gezorgd voor veranderingen in de wijk. Al in 2013 is het benzinestation aan de bocht van de Waalsdorperweg vervangen door het appartementencomplex de Bouwmeester. Sinds de opening van het Internationaal Strafhof in 2015 bezoeken de werknemers en gasten van het Internationaal Strafhof vaak ook het winkelcentrum Duinzigt, wat een nieuwe impuls hieraan heeft gegeven.
Zie ook het Haags gemeentearchief.
De Rijksdienst helpt gemeenten om hieraan te voldoen met de Handreiking erfgoed en ruimte. Hierin staat hoe gemeenten zo’n inventarisatie en analyse kunnen uitvoeren. Ook wordt in deze handreiking aangegeven op welke wijze gemeenten cultuurhistorische waarden kunnen opnemen in een bestemmingsplan, compleet met voorbeeldregels. Handreiking erfgoed en ruimte en de publicatie 'Cultureel erfgoed en ruimte, gebieds- en ontwikkelingsgerichte erfgoedzorg in de ruimtelijke ordening'.
Het begrip cultuurhistorie heeft drie aspecten:
Cultureel erfgoed omvat 'sporen, objecten en patronen/structuren die, zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. Het omvat zowel het archeologisch, historisch-(steden)-bouwkundig als het historisch-landschappelijk erfgoed.
In deze paragraaf staat een beschrijving van de in het plangebied Willem Royaardsplein aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten.
Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen. In 2010 is in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Binnen het plangebied Willem Royaardsplein is onderzoek verricht naar de cultuurhistorische waarden; hierbij is het volgende aangetroffen:
Het Benoordenhout wordt gekenmerkt door een grote mate van harmonie, zonder dat gesproken kan worden van uniforme bebouwing. Duidelijk is te zien dat de wijk geleidelijk tot stand is gekomen, waarbij men met kleine invullingen de wijk verder opbouwde. De harmonie wordt voor een belangrijk deel bepaald door de ligging in het groen en de grote mate van overeenkomst in bouwhoogte, geleding en materiaal voor zover het woonhuizen betreft.
Twee bouwlagen met een kapverdieping, dan wel drie lagen met een plat dak overheersen. Vanaf het begin was de opzet een luxe woonwijk te bouwen. Ondanks de vestiging van enkele grote kantoren heeft de wijk dit karakter weten te behouden.
Het overgrote deel van het vooroorlogse Benoordenhout toont een sobere baksteen-architectuur, waarin horizontale accenten van liggende vensters, overstekende daklijsten en betonbanden bepalend zijn. Opvallend is het feit dat vrijwel geen bouwblok één type architectuur kent. Rijtjes herenhuizen, panden met beneden- en bovenwoningen, flatgebouwen, vrijstaande huizen, scholen en andere gebouwen komen naast elkaar voor.
Uit architectuurhistorisch oogpunt zijn de uitzonderingen op het algemene beeld van woningbouwarchitectuur in baksteen van belang, namelijk enkele kantoorgebouwen, scholen, kerken, villa's en luxe appartementen. Opmerkelijk zijn de voor de Nieuwe Haagse School kenmerkende villa's van J.J. Brandes, die onder meer een complex aan de Ruychrocklaan/Van Ouwenlaan heeft gebouwd.
Het Benoordenhout combineert het grootstedelijke karakter met dat van een groen villadorp. Ook toont zij een staalkaart van typologisch en architectuurhistorisch belangwekkende gebouwen uit de periode 1900-1940.
Het ruimtelijke karakter van deze woonwijk wordt bepaald door de typische schaal en structuur van het vooroorlogse bebouwingsbeeld, gekenmerkt door de grote harmonie in de baksteen-woonhuisarchitectuur en de homogeniteit in verschillende straatwanden, die leidt tot hoogwaardige stedenbouwkundige ensembles. Daarnaast onderscheidt zich de waarde van de huizen in het Nassaukwartier en voorts van veel gebouwen met een hoge architectuurhistorische kwaliteit.
Bijzonder is het plan van Berlage dat alleen ten zuiden van de Wassenaarseweg in grote lijnen is gevolgd. De groenstructuren en het landschappelijke karakter van de straten en lanen met hun zichtassen en groen bepalen voor een belangrijk deel de kwaliteit van de wijk. De herkenbaarheid van lanen van vroegere buitenplaatsen omringd door fraaie huizen geeft aan de wijk een extra dimensie en de openbare ruimte met veel groen herinnert aan het landschappelijke karakter van de negentiende-eeuwse situatie.
Binnen het plangebied staan geen monumentale bomen. Op 23 juli 2019 is er een bomeninventarisatie uitgevoerd voor het Willem Royaardsplein en omgeving. Hieruit blijkt dat er op de locatie 67 bomen aanwezig zijn. Op circa 300 meter afstand bevindt zich het Natura 2000-gebied Meijendel & Berkerheide.
Het gebied is onderdeel van het Rijksbeschermd stadsgezicht Benoordenhout zoals is aangegeven op de bij dit besluit behorende tekening MSP/43/07 en zoals is omschreven in de toelichting bij dit besluit om het Benoordenhout aan te wijzen als beschermd stadsgezicht in de zin van artikel 1, onder g van de Monumentenwet 1988.
De strook waarin het winkelcentrum ligt is vanaf de jaren zeventig ontwikkeld, evenals de grootschalige woonbebouwing tegenover het winkelcentrum. Het winkelcentrum en omgeving horen niet tot de waarden van het beschermd stadsgezicht.
Aanwijzing tot beschermd stadsgezicht leidt niet tot individuele bescherming van gebouwen.
Omdat het plangebied geen beschermwaardige waarden heeft, is er geen dubbelbestemming opgenomen ten behoeve van het beschermde stadsgezicht.
In het plangebied zijn geen gebouwde monumenten aanwezig.
In het plangebied zijn geen karakteristieke gebouwen aanwezig.
Het bestemmingsplangebied is volgens de Nieuwe Geologische kaart van Den Haag en Rijswijk gelegen in het strandwallenlandschap, op de rand van een smalle strandwal. De noordelijke helft van het plangebied ligt in de strandvlakte. Dit landschap heeft zijn vorm gekregen vanaf ca. 5000 v. Chr. door het ontstaan van zandruggen parallel aan de kustlijn. Door vorming van steeds nieuwe strandwallen werd de kustlijn langzamerhand naar het westen toe verlegd.
Strandwallen hebben in zijn algemeenheid een hoge archeologische verwachting. Deze zandruggen waren al vrij snel na hun ontstaan bewoonbaar en ook aantrekkelijk voor onze verre voorouders. Op deze strandwal zijn vondsten bekend van vuursteen uit de prehistorie en aardewerk uit de ijzertijd of Romeinse tijd. Ook op korte afstand van het plangebied zijn vindplaatsen bekend, zoals een bronstijdnederzetting bij ziekenhuis Bronovo, en aan de Oude Waalsdorperweg sporen uit de bronstijd, een grafveld uit de ijzertijd en sporen van een boerderijcomplex uit de 12de eeuw.
Het plangebied is in de middeleeuwen nooit overdekt geraakt door stuifzand van het Jong Duin. In plaats daarvan lag hier een met sloten dooraderd cultuurlandschap met enkele verspreid liggende boerderijen. Vanaf het midden van de 16de eeuw groeiden enkele daarvan uit tot landgoederen, zoals Waelsdorp. Tot in de 20ste eeuw bleef deze situatie vrijwel ongewijzigd, totdat de eerste woningbouw in het gebied plaatsvond. In de jaren zestig van deze eeuw volgden nieuwbouwactiviteiten in en rond het plangebied.
Voor een deel van het plangebied is in een eerder stadium een archeologisch bureau- en booronderzoek uitgevoerd. Bij het booronderzoek kon worden vastgesteld dat de bodemopbouw niet overeen kwam met de situatie op de geologische kaart. In het onderzochte gebied bleek de ondergrond te bestaan uit een strandwal met geërodeerde lage duinkopjes. In de tussenliggende lage delen was veen aanwezig. In het uiterste zuidoosten van het plangebied heeft zich op de strandwal een bodem gevormd, maar daarin zijn bij het onderzoek geen archeologische resten aangetroffen.
Voor het oostelijke deel van het plangebied is in 2007 een archeologisch bureau- en booronderzoek uitgevoerd. Bij het booronderzoek kon worden vastgesteld dat de bodemopbouw niet overeen kwam met de situatie op de geologische kaart. In het onderzochte gebied bleek de ondergrond te bestaan uit een strandwal met geërodeerde lage duinkopjes. In de tussenliggende lage delen was veen aanwezig. In het uiterste zuidoosten van het plangebied heeft zich op de strandwal een bodem gevormd, maar daarin zijn bij het onderzoek geen archeologische resten aangetroffen. Het onderzochte deel van het plangebied is daarop vrijgegeven voor ontwikkeling.
In het kader van de nieuwe ontwikkelplannen is in 2019 een bureauonderzoek uitgevoerd voor het westelijke deel van het plangebied (zie bijlage). Hieruit is gebleken dat er in dit gebied archeologische resten aanwezig kunnen zijn die dateren vanaf de bronstijd. De bodemverstoring voor de voorziene herontwikkeling in dit deelgebied is echter van beperkte omvang en diepte en zal geen schade aan eventueel aanwezige archeologische vindplaatsen aanrichten.
Voor het westelijke deel van het plangebied is op de plankaart een dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen, met uitzondering van het onderkelderde kopgebouw, waar geen archeologische waarden meer te verwachten zijn.
Bovenstaande houdt in dat het onderzochte deel van het plangebied is vrijgegeven voor ontwikkeling. Voor het niet-onderzochte deel blijft de archeologische verwachting bestaan. Dit deel is op de plankaart aangegeven met een dubbelbestemming Waarde - Archeologie.
Ruimtelijke hoofdstructuur
Het Benoordenhout is gebouwd in de periode 1894 (bouw Nassaubuurt) tot ca.1950 (Duinzigt 1970). De stedenbouwkundige opbouw van het Benoordenhout is ontleend aan de van oudsher aanwezige wegen en het patroon van de waterlopen. De Waalsdorperweg vormde de scheiding met het duinlandschap.
Door de aanleg van de Van Alkemadelaan, als verlenging van de Laan van Nieuw Oost Indië door het Haagse Bos, is ook daar niet meer volgens het plan van Berlage gebouwd. Veel appartementsgebouwen, maar ook de voor het Benoordenhout typische Haagse School krijgen een plek langs de statige lanen. Het gebied Uilenburg wordt pas na de Tweede Wereldoorlog bebouwd. Dit gebied wordt gekenmerkt door de typerende Wederopbouwarchitectuur uit de periode 1945-1959. Vanaf 1960 worden de dan nog niet bebouwde gebieden bebouwd met gebouwen van aanzienlijke hoogte. Het deel Duinzigt is gebouwd vanaf 1960.
afbeelding 10: De wijk Benoordenhout
Bebouwingsbeeld
Het Benoordenhout wordt gekenmerkt door een grote mate van harmonie, zonder dat gesproken kan worden van uniforme bebouwing. Duidelijk is te zien dat de wijk geleidelijk tot stand is gekomen, waarbij men met kleine invullingen de wijk verder opbouwde. De harmonie wordt voor een belangrijk deel bepaald door de ligging in het groen en de grote mate van overeenkomst in bouwhoogte, geleding en materiaal voor zover het woonhuizen betreft. Twee bouwlagen met een kapverdieping, dan wel drie lagen met een plat dak overheersen. Vanaf het begin was de opzet een luxe woonwijk te bouwen. Ondanks de vestiging van enkele grote kantoren heeft de wijk dit karakter weten te behouden. Rijtjes herenhuizen, panden met beneden- en bovenwoningen, flatgebouwen, vrijstaande huizen, scholen en andere gebouwen komen naast elkaar voor. Voor het bebouwingsbeeld zijn de uitzonderingen op het algemene beeld van woningbouwarchitectuur in baksteen van belang, namelijk enkele kantoorgebouwen, scholen, kerken, villa's en luxe appartementen.
Het ruimtelijke karakter van deze woonwijk wordt bepaald door de typische schaal en structuur van het vooroorlogse bebouwingsbeeld, gekenmerkt door de grote harmonie in de baksteen-woonhuisarchitectuur en de homogeniteit in verschillende straatwanden, die leidt tot hoogwaardige stedenbouwkundige ensembles. De groenstructuren en het landschappelijke karakter van de straten en lanen met hun zichtassen en groen bepalen voor een belangrijk deel de kwaliteit van de wijk. De herkenbaarheid van lanen van vroegere buitenplaatsen omringd door fraaie huizen geeft aan de wijk een extra dimensie en de openbare ruimte met veel groen herinnert aan het landschappelijke karakter van de negentiende-eeuwse situatie.
Duinzigt
Duinzigt wordt begrensd door respectievelijk de Van Alkemadelaan, de Landscheidingsweg, de gemeente Wassenaar en het landgoed Clingendael. Duinzigt heeft een totale oppervlakte van 63 hectare. Het aantal inwoners in Duinzigt in 2021 bedraagt 2.555 en 1.445 huishoudens.
afbeelding 11: De buurt Duinzigt
De buurt kan in twee delen gesplitst worden. Aan de kant van de Van Alkemadelaan staan huizen en appartementen die niet meer dan drie verdiepingen hebben, aan de Wassenaarse kant werden eind 70'er jaren flatgebouwen in een open verkaveling gebouwd. In het midden van de buurt, tussen de Theo Mann-Bouwmeesterlaan en de Esther de Boer van Rijklaan bevindt zich een centrum gebied met bijzondere voorzieningen, waaronder het winkelcentrum Duinzigt. Het Willem Royaardsplein met de omliggende winkels en voorzieningen is de ontmoetingsplek voor de buurtbewoners.
afbeelding 12: een luchtfoto van het centrum van de buurt Duinzigt
Winkelcentrum Duinzigt
Het winkelcentrum Duinzigt stamt uit de jaren '70 en is gebouwd als laatste uitbreiding van het Benoordenhout. Het winkelcentrum is centraal gelegen in de wijk en heeft een ruim verzorgingsgebied.
Het winkelcentrum bestaat uit een op de hoek met de Theo Mann-Bouwmeesterlaan gelegen tweelaags gebouw waarin op begane grond en in de kelder een Albert Heijn supermarkt zich bevindt met erboven een grotendeels leegstaande ruimte (voormalig poolbiljart centrum). In het verlengde van de hoek hiervan is aan het plein een winkelstrip met daarboven appartementen gelegen. Aan twee andere zijden van het plein bevinden zich paviljoens, onderling verbonden door een zware luifel. In de paviljoens bevinden zich verschillende winkels, horeca en een sauna. Rondom het Willem Royaardsplein zijn standplaatsen (bloemen) en twee kiosken (shoarma en vis) aanwezig. Tussen het winkelcentrum en de Amerikaanse Kerk ligt een openbaar parkeerterrein.
afbeelding 13: een luchtfoto van het winkelcentrum Duinzigt
De winkelruimten aan het Willem Royaardsplein zijn allen in eigendom van de ontwikkelaar WPRI. De aanwezige appartmentwoningen boven de winkelruimten zijn particulier eigendom (VVE). Het naastgelegen parkeerterrein, waarop de gewenste nieuwbouw zich voor een belangrijk deel afspeelt, is eigendom van de gemeente Den Haag. Hierop is aanwezig een gebouwtje voor de HTM ten behoeve van een toiletruimte voor chauffeurs.
Het plangebied wordt ontsloten door middel van de Theo Mann Bouwmeesteraan die over gaat in de Waalsdorperweg. Beide wegen zijn conform de kadernota Straten Wegen en Land (RIS 280303) aangemerkt als wijkontsluitingsweg. Wijkonsluitingswegen geven direct toegang tot woon- en verblijfsgebieden. Op deze wegen is een maximumsnelheid van 50 km/u toegestaan. Wijkontsluitingswegen hebben geen functie voor het doorgaand autoverkeer. Een goede doorstroming van deze weg is dus minder van toepassing dan een goede ruimtelijke inpassing. Wijkontsluitingswegen hebben een wegprofiel van 2x1 rijstrook. Deze wegen komen uit op de Oude Waalsdorperweg en de Van Alkemadelaan. De Oude Waalsdorperweg is ook aangemerkt als een wijkontsluitingsweg. De Van Alkemadelaan is richting Scheveningen aangeduid als een stedelijke hoofdweg en richting Haagse Bos als een wijkontsluitingsweg.
Op dit moment wordt het gebied met het openbaar vervoer ontsloten door buslijn 22. Deze heeft langs de Theo Mann Bouwmeester een eindhalte inclusief eindhaltevoorziening. Buslijn 22 zorgt voor een directe verbinding van de wijk met Den Haag Centraal en het centrum.
Het Willem Royaardsplein is op dit moment ingericht als een voetgangersgebied waar fietsen niet is toegestaan. Voor deze situatie is gekozen in samenspraak met de buurt. De fietsers moeten dus op het plein afstappen of hun fiets buiten het gebied laten staan bij de daarvoor aanwezige fietsnietjes en verder lopen. De Waalsdorperweg heeft als belangrijkste toegangsweg naar de wijk nog geen fietsvoorzieningen. Daarom zijn in de zomer van 2019 langs de Waalsdorperweg fietssuggestiestroken gerealiseerd. Deze fietssuggestiestroken sluiten sluiten aan op de al aanwezige fietsstroken langs de Theo Mann Bouwmeesterlaan.
Op dit moment ligt er naast het winkelcentrum een parkeerterrein met circa 73 parkeerplaatsen. Doordat het parkeerterrein op dit moment toegankelijk is voor iedereen, terwijl in de aangrenzende buurten parkeren wordt gereguleerd, kan het parkeerterrein ook worden gebruikt door derden. Zowel overdag als de winkels open zijn alsook in de avonduren na winkelsluitingstijd. In de gehele buurt Duinzigt geldt op dit moment geen parkeerregeling. Toch wordt er in een gedeelte van de wijk een hoge parkeerdruk ervaren. De gemeente heeft in het parkeerbeleid vastgelegd dat er maatregelen nodig zijn als de parkeerdruk boven de 90% ligt. In een aantal straten in de wijk, met een focus rondom het winkelcentrum, ligt de parkeerdruk rond of boven de 90%. Om de parkeerdruk te verlagen is in 2016 een voorstel gedaan voor het invoeren van een parkeerregeling. Dit kon destijds niet rekenen op draagvlak in de wijk. De parkeerdruk is daarom nog steeds hoog wat er mede toe heeft geleid dat door veel oneigenlijk parkeergebruik (anders dan winkelklanten) het winkelcentrum daarvan de negatieve invloed ervaart van verminderde bereikbaarheid en mede daardoor toenemende leegstand.
Na het verlenen van de omgevingsvergunning en het in gebruik nemen van het herontwikkelde winkelcentrum wordt er opnieuw een verkeersstudie gedaan in Duinzigt. Hierbij wordt vooral gekeken naar het parkeren en de algemene bereikbaarheid in de nieuwe situatie.
In en rond het Benoordenhout is een aantal groengebieden gelegen. In het plangebied liggen delen van de uitlopers van de landgoederen Clingendael en Oosterbeek. Het voor Benoordenhout kenmerkende groen wordt binnen het plangebied vooral gevormd door groene lanen en straten en de bredere singels met groenstroken als onderdeel van een oude groene "loper" door het gebied (van Soutelandelaan). In het Benoordenhout is een aantal sportcomplexen gevestigd. De complexen zijn omzoomd door groen. De Bosjes van Zanen maken onderdeel uit van de "Stedelijke Groene Hoofdstructuur". Het overige aanwezige groen bestaat voornamelijk uit laanbeplanting langs de Waalsdorperweg, Wassenaarseweg en Van Alkemadelaan en de boombeplanting langs de lijn Groenhovenstraat - Goetlijfstraat - Van Montfortlaan met de haaks erop staande Van Hogenhoucklaan.
In het plangebied staan voornamelijk bomen en een aantal heggen. Voor het onderdeel sootenbescherming op basis van de Wet natuurbescherming (Wnb) wordt verwezen naar hoofdstuk 4.6.3 Soortenbescherming
In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Het plangebied maakt onderdeel uit van een aandachtszone grondwaterbeschermingsgebied in het kader van de Provinciale Milieu Verordening. Zie voor een verdere toelichting op het thema water in het plangebied de paragraaf Water.
Het bestemmingsplangebied is volgens de Nieuwe Geologische kaart van Den Haag en Rijswijk gelegen in het strandwallenlandschap, op de rand van een smalle strandwal. De noordelijke helft van het plangebied ligt in de strandvlakte.
De kwaliteit van de bodem en eventueel aanwezige verontreiniging komt in hoofdstuk 4 aan de orde Bodem.
Onder het huidige parkeerterrein ligt een hoofdriolering welke in gebruik moet blijven tijdens werkzaamheden en in de toekomstige situatie. Hierdoor zal de hoofdriolering verlegd moeten worden naar de ruimte tussen de parkeerbak en de erfgrens van de Amerikaanse kerk. Dit zal dan wel afgestemd moeten worden en aan de voorwaarden van riolering en waterbeheersing moeten voldoen. De overige riolering kan wel verwijderd worden.
Er bevinden zich verschillende kabels en leidingen binnen het projectgebied, waaronder gas-, laagspanning-, datakabels en waterleidingen. Voor het bouwrijp maken van de projectlocatie dienen de aanwezige kabels en leidingen verwijderd of verlegd te worden.
Er zijn geen leidingen in het plangebied aanwezig waarvoor in het bestemmingsplan een juridisch planologische bescherming dient te worden opgenomen.
Het winkelcentrum bestaat uit een tweelaagse supermarkt (kelder en begane grond), met het bedrijfskantoor en personeelsruimte op de 1e verdieping, een winkelstrip met winkelruimte op de begane grond en in de kelder. Boven de winkelstrip zijn 16 appartementen (in 2 lagen van het maisonnette type). Op het Willem Royaardsplein is ambulante handel en kiosken aanwezig. Uit een verrichte inventarisatie blijkt dat ter plaatse van het winkelcentrum in de panden die deel uitmaken van het centrum ook horeca-inrichtingen zijn gevestigd in de bestaande situatie. Ondergeschikte horeca ondersteunend en behorende bij een andere hoofdfunctie (zoals detailhandel) is in deze inventarisatie niet meegenomen. Ook is er een sportcentrum. Dienstverlening is ook toegestaan en aanwezig. Het winkelcentrum maakt deel uit van de hoofdwinkelstructuur. Verder is er een parkeerplaats bij het winkelcentrum en net buiten het plangebied ligt de Amerikaanse Kerk. In de directe omgeving van het winkelcentrum wordt voornamelijk gewoond. Ten noorden en westen van het plangebied zijn dit voornamelijk gestapelde woningen. Ten zuiden van het plangebied staan voornamelijk grondgebonden ééngezinswoningen.
Het bestemmingsplan toelichting Bestemmingsplan Standaard Den Haag 2017 vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader dat op dit bestemmingsplan van toepassing is weer.
De eerste paragraaf gaat in op allesomvattende ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal-, gemeentelijk niveau. Daarna wordt het specifieke beleid voor een aantal relevante thema's uiteengezet.
De 'ruimtelijke vertaling' van het beleid in de Regels en op de Verbeelding wordt beschreven in hoofdstuk 5.5 Keuze en verantwoording van bestemmingen.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Vanaf 2023 treedt de nieuwe Omgevingswet in werking. Hierbij hoort een rijksbrede visie op de leefomgeving; de Nationale Omgevingvisie (NOVI), die de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zal vervangen. De ontwerp-NOVI heeft ter inzage gelegen van 20 augustus tot en met 30 september 2019. In de ontwerp-NOVI zijn 21 nationale belangen en opgaven benoemd, waarbij de volgende vier prioriteiten worden onderscheiden:
Bij het kiezen tussen strijdige ruimtelijke belangen worden drie afwegingsprincipes gehanteerd: combinatie van functies gaat voor enkelvoudige functies; kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal; afwentelen wordt voorkomen. Bij vaststelling zal de NOVI ook een uitvoeringsagenda bevatten. Samen met de regio's wil het rijk samenwerkingsafspraken opnemen in Gebiedsagenda's.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen, en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden
Ladder voor duurzame verstedelijking
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Verantwoord dient te worden dat er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen, werken, detailhandel en voorzieningen. In paragraaf 5.4.1 Ladder voor duurzame verstedelijking is de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen.
Omgevingsprogramma, -verordening en -visie Zuid-Holland – Koers 2021
Met het oog op de invoering van de Omgevingswet heeft de provincie Zuid-Holland al het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving gebundeld in een Omgevingsvisie, Omgevingsverordening en bijbehorende programma's.
Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie is op 1 april 2019 in werking getreden en geldt als structuurvisie. Naast de beleidskeuzes bevat de visie een beschrijving van de ruimtelijke hoofdstructuur van de provincie Zuid-Holland en de omgevingskwaliteit. De Omgevingsvisie omvat de volgende wettelijk verplichte plannen:
Op 16 juni 2021 heeft Provinciale Staten besloten om de omgevingsvisie, omgevingsverordening en Nota van Toelichting te herzien. Daarbij is tevens besloten dat het Programma ruimte en het Programma mobiliteit is ingetrokken. Deze herziening van het Omgevingsbeleid betreft zowel een verbeterslag op het huidige Omgevingsbeleid als een eerste versie van het Omgevingsprogramma. Het betreft een grotendeels beleidsneutrale omzetting en een aantal beleidsrijke aanpassingen op klimaat en circulair. Overige beleidsaanpassingen hebben betrekking op wonen, ruimtelijke kwaliteit, bedrijventerreinen, externe veiligheid en molenbiotopen. Zo wordt er ingezet op:
Omgevingsverordening
De provinciale Omgevingsverordening als bedoeld in artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening is per 1 april 2019 in werking getreden en vertaalt het beleid uit de Omgevingsvisie in regels. Deze regels zijn bindend voor gemeentelijke bestemmingsplannen en daarmee gelijkgestelde ruimtelijke plannen. De verordening bevat onder andere regels omtrent de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking voor stedelijke ontwikkelingen, de aanwijzing van kantorenlocaties, het opnemen van bedrijfsbestemmingen en de bescherming van natuurgebieden.
In artikel 6.10 wordt ingegeaan op stedelijke ontwikkelingen. Uitgangspunt van de strategie voor de bebouwde ruimte is betere benutting van het bestaand stads- en dorpsgebied (BSD). Stedelijke ontwikkeling vindt daarom primair plaats binnen BSD. Dit komt overeen met deze ontwikkeling. In paragraaf 5.4.1 Ladder voor duurzame verstedelijking is de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen.
Het bestemmingsplan behoudt de planologische mogelijkheid uit de vorige beheersverordening om kantoren op de begane grond toe te staan. Het plangebied ligt niet in een aangewezen kantorenconcentratiegebied. De maximale omvang van kleine kantoren buiten de concentratielocaties voor kantoren bedraagt 1.000 m2. De verordening sluit niet uit dat twee of meer kleine kantoren geschakeld worden gerealiseerd. Ook kunnen zich in een klein kantoor meerdere bedrijven of ZZP'ers vestigen. Het is echter niet de bedoeling dat teveel geschakelde bouweenheden leiden tot een fors volume dat concurrerend kan zijn met (leegstaande) kantoren op de concentratielocaties.
Een bestemmingsplan voorziet uitsluitend in nieuwe detailhandel op grond van onder andere dat dit alleen kan binnen of aansluitend aan een bestaande winkelconcentratie in de centra van steden, dorpen en wijken. Het plangebied maakt onderdeel uit van de hoofdwinkelstructuur en voldoet daarmee aan deze regel.
Voor zover de ontwikkeling een omvang heeft van meer dan 4.000 m2 bruto vloeroppervlak in de binnensteden van Rotterdam en Den Haag of 2.000 m2 bruto vloeroppervlak in de andere centra, is mede met het oog op de eisen onder a en b, advies gevraagd aan de adviescommissie detailhandel Zuid-Holland. Er wordt circa 1.200 m2 detailhandel toegevoegd in het plangebied. Er is daarom geen advies van de adviescommissie detailhandel Zuid-Holland benodigd.
Daarnaast moet aangetoond zijn dat de extra detailhandel, het woon- en leefklimaat niet onevenredig aantast en er geen onaanvaardbare leegstand ontstaat. In hoofdstuk Bedrijven en milieuzonering wordt hier nader op ingegaan. In de ladder voor duurzame verstedelijking is de behoefte aangetoond en geconcludeerd dat er geen onaanvaardbare leegstand elders ontstaan (zie het distributieplanologisch onderzoek (DPO), bijlage 13 (Brancheringonderzoek (DPO)).
Conclusie
Het bestemmingsplan Willem Royaardsplein is in overeenstemming met het provinciale beleid.
De metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) heeft de taken overgenomen van het in 2015 opgeheven Stadsgewest Haaglanden De MRDH is een samenwerkingsverband van 23 gemeenten die hun krachten bundelen om het gebied beter bereikbaar te maken en het economisch vestigingsklimaat te versterken. De MRDH werkt vanuit twee agenda's:de Strategische Agenda MRDH 2022- Samen aan het werk (verder Agenda) en de Strategische Bereikbaarheidsagenda Vervoersautoriteit. Voorts is het Investeringsprogramma voor een Economisch sterke regio richtinggevend. MRDH heeft het Investeringsprogramma samen met de Provincie Zuid-Holland, de Economische Programmaraad Zuidvleugel en de regio's Holland-Rijnland en Drechtsteden opgesteld. Vanuit de focus op het vernieuwen van de economie en het verbeteren van de bereikbaarheid werkt MRDH aan de ruimtelijk-economische versterking van de regio en het verhogen van het welzijn en de welvaart van haar inwoners.
In 2016 is de Roadmap next economy samengesteld. Dit is een langetermijnvisie op een duurzame en concurrerende economie in de metropoolregio. Hierin zijn ambities geformuleerd, zoals het stoppen van CO2-uitstoot, hergebruiken van afval, permanent leren en een maatschappij waar iedereen aan deel kan nemen. Deze ambities zijn inmiddels in de Agenda verwerkt.
Volgens de Agenda zet de metropoolregio zich in voor:
Binnen de pijler economie zijn diverse doelen bepaald die het vestigingsklimaat verbeteren voor high tech bedrijvigheid en innovatie (campussen netwerk), maar ook voldoende ruimte biedt voor maakindustrie (terugdringen van werkloosheid). Door investeren in recreatie en groen wordt de regio niet alleen gezonder, maar ook aantrekkelijker voor talent.
Het mobiliteitsbeleid richt zich niet alleen op het hoge schaalniveau, zoals het versterken en verduurzamen van (macro)regionale en intraregionale verbindingen. Er wordt geïnvesteerd in veiligheid, in een betere bereikbaarheid van woon- en werklocaties en in snel, efficiënt en flexibele deur tot deur oplossingen.
Het bestemmingsplan Willem Royaardsplein is in overeenstemming met het regionale beleid.
De Structuurvisie Den Haag 2020 beschrijft de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020 (Rv 197 - 2005; RIS 129201). De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie.
De structuurvisie gaat uit van een lichte groei van het aantal inwoners (nu ca 500.000) en een groei van het aantal arbeidsplaatsen in 2020. Dat betekent dat er ca 40.000 woningen moeten worden toegevoegd in de bestaande stad, door verdichting. In de structuurvisie wordt de Wéreldstad aan Zee vormgegeven door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan).
Het bestemmingsplan Willem Royaardsplein is voor een deel gelegen in de kansenzone Centrum. De ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, sluit hierop aan.
De Agenda Ruimte voor de stad (RIS295016, door de raad vastgesteld op 15 december 2016) is het richtinggevend document voor de ruimtelijke ontwikkeling van de stad en als zodanig de ruimtelijke onderlegger voor de nog op te stellen Omgevingsvisie die, wanneer de nieuwe Omgevingswet van kracht wordt, ook voor gemeenten verplicht gesteld is.
Voor de Agenda Ruimte voor de Stad zijn vier transitieopgaven van belang: de ontwikkeling naar een nieuwe economie, de vraag om een inclusieve en veerkrachtige samenleving, de roep om slimme stadsontwikkeling en de opgave voor de overheid om in dit proces organiserend vermogen te tonen en ruimte te bieden voor maatschappelijk initiatief. Met behulp van negen principes voor stedelijke ontwikkeling wordt in de Agenda Ruimte voor de Stad aangegeven hoe de ontwikkelingen gestuurd wordt:
Het belang van veel lopende projecten wordt met deze agenda benadrukt. Goede uitvoering met ook oog voor de tijdelijke situatie vraagt een enorme inzet.
Daarnaast zijn er een aantal grotere strategische ontwikkelingen geagendeerd in deze agenda. Voor een aantal ontwikkelingen zal gestart worden met verkenningen om zicht te krijgen op mogelijke programma's, en alliantievorming. Dergelijke verkenningen zullen onder andere voor delen van het Central Innovation District, de Binckhorst en Scheveningen, mede in het licht van de gewenste schaalsprong die in het openbaar vervoer gemaakt moeten worden.
Conclusie
De herontwikkeling van het winkelcentrum, inclusief het realiseren van woningen, is een wenselijke vorm van binnenstedelijke verdichting volgens de Agenda Ruimte voor de Stad. Hierdoor blijft aantasting van direct omliggende zeer waardevolle groengebieden achterwege. Het bouwen van extra woningen doet recht aan de Agenda Ruimte voor de Stad die voor (onder andere) Benoordenhout aangeeft dat op beperkte schaal en op daarvoor geschikte plekken verdichting mogelijk én noodzakelijk is, met het oog op de grote woningbouwopgave waarvoor Den Haag staat.
Op 31 januari 2017 is de Nota van Uitgangspunten (NvU) voor de herontwikkeling vastgesteld. (RIS296211). Hierin zijn de uitgangspunten voor de herontwikkeling van het winkelcentrum benoemd. Na de vaststelling van de Nota van Uitgangspunten zijn de uitgangspunten hieruit verder uitgewerkt in het projectdocument (RIS298751). Dit document is aangenomen op 19 december 2019 en is een verdere verdieping van de NvU. In het projectdocument zijn het programma en de stedenbouwkundige uitstraling verder beschreven. De uitgangspunten uit het projectdocument zijn vervolgens verder uitgewerkt in de samenwerkingsovereenkomst (SOK) tussen WPRI en de gemeente. Dit bestemmingsplan is het planologisch juridisch kader waarin de ontwikkeling, conform de uitgangspunten van de NVU, is verwerkt.
De raad heeft het college door middel van een motie (RIS296771) verzocht om uiting te geven aan de wens uit de NvU om de bestaande ambulante handel op een goede locatie op het nieuwe plein terug te laten keren na de verbouwing. Het college heeft in de beantwoording van deze motie aangegeven dat er op het plein drie plekken voor kiosken of standplaatsen worden gereserveerd voor de bestaande ambulante ondernemers. Deze reserveringen komen te vervallen indien de ondernemers en ontwikkelaar overeenstemming bereiken over het huren van een ruimte in het nieuwe vastgoed en zijn zodoende niet beschikbaar voor nieuwe ambulante ondernemers.
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in in werking treedt.
Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
Het betreft:
Een beschermd stadsgezicht is omschreven als 'groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke en structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke waarde of cultuurhistorische waarde (..)' en dat vanwege dit algemene belang en als zodanig is aangewezen.
Het plangebied Willem Royaardsplein maakt onderdeel uit van het Rijksbeschermd stadsgezicht Benoordenhout, vastgesteld op 29 oktober 1996. De aanwijzing tot beschermd stadsgezicht is erop gericht om de waardevolle karakteristieken binnen een gebied in stand te houden en te versterken. Het ruimtelijk karakter van deze woonwijk wordt bepaald door de typische schaal en structuur van het vooroorlogse bebouwingsbeeld, gekenmerkt door de grote harmonie in de baksteen-woonhuisarchitectuur en de homogeniteit in verschillende straatwanden, wat leidt tot hoogwaardige stedenbouwkundige ensembles. Daarnaast onderscheidt zich de waarde van de huizen in het Nassaukwartier en voorts van veel gebouwen met een (nationaal gezien) hoge architectuurhistorische kwaliteit. De strook waarin het winkelcentrum ligt is vanaf de jaren zeventig ontwikkeld, evenals de grootschalige woonbebouwing tegenover het winkelcentrum. Het winkelcentrum en omgeving behoren niet tot de waarden van het beschermd stadsgezicht.
Op basis van het overgangsrecht van de Erfgoedwet is de gemeenteraad van Den Haag verplicht een bestemmingsplan vast te stellen ter bescherming van het Rijksbeschermd stadsgezicht. Aanwijzing tot beschermd stadsgezicht leidt niet tot individuele bescherming van gebouwen. De cultuurhistorische waarden die zijn aangewezen, vallen niet onder dit bestemmingsplan. Er is daarom geen dubbelbestemming opgenomen in dit bestemmingsplan ten behoeve van de bescherming van het stadsgezicht.
afbeelding 14: aanwijzing rijksbeschermd stadsgezicht
Cultuurhistorie is van groot belang voor de leefomgeving in Zuid-Holland. Tientallen eeuwen ontginnen en bouwen, wonen en werken hebben deze provincie gemaakt tot een cultuurlandschap bij uitstek. Niet alleen oude molens, boerderijlinten of stadsgezichten maar ook dijken, verkavelingspatronen en archeologische vindplaatsen getuigen daarvan. Deze cultuurhistorische waarden bepalen in sterke mate de identiteit en kwaliteit van een gebied of plek, en op die manier dus ook de leefbaarheid en het welbevinden van bewoners en bezoekers.
Het beleid voor cultureel erfgoed van provinciaal belang is vastgelegd in de provinciale Omgevingsvisie en uitgewerkt in de provinciale Omgevingsverordening. Daarnaast is het cultureel erfgoed ook opgenomen in de provinciale kwaliteitskaart van de Omgevingsvisie. Het cultureel erfgoed van Zuid-Holland is een belangrijke drager van ruimtelijke kwaliteit. Zeker in combinatie met groen en water verhoogt het erfgoed de variëteit en daarmee de aantrekkelijkheid van stad en landschap. Deze toegevoegde waarde van erfgoed bevordert de provincie op diverse manieren:
De cultuurhistorische,aardkundige waarden zijn gebundeld in de cultuurhistorische hoofdstructuur (CHS), die de basis vormt voor het provinciaal erfgoedbeleid. Het beschermende ruimtelijk beleid richt zich met name op een selectie van de CHS:
Voor dit bestemmingsplan Willem Royaardsplein zijn geen van de genoemde CHS kenmerkende structuren en elementen in het plangebied aanwezig en van belang.
De Structuurvisie Den Haag 2020 benoemt vier grote troeven van Den Haag, een daarvan is de monumentale residentie. Den Haag is een stad met een belangrijk cultuurhistorisch erfgoed. Er zijn talrijke monumenten en 30% van de stad is beschermd stadsgezicht. De structuurvisie beschrijft de beschermde stadsgezichten als zéér waardevol en geeft aan dat deze door goed beheer hun kwaliteit zullen moeten behouden. Dat wil zeggen dat in ruimtelijke veranderingsprocessen in de stad bestaande cultuurhistorische waarden een volwaardige rol spelen. Het wil ook zeggen, dat de betreffende gebieden blijvend een betekenis hebben voor de identiteit en het karakter van de stad.
In het beschermd stadsgezicht is op een groot aantal plekken sprake van beeldbepalende bebouwing met een hoge ensemblewaarde. Deze bebouwing is op de waarderingskaart van het MIP aangegeven (zie onderstaande kaart) en zal in het bestemmingsplan als zodanig 'beschermd' worden.
Om binnen het beschermde stadsgezicht een nadere ordening aan te brengen van het te onderscheiden cultuurhistorische gehalte zijn ordekaarten opgesteld.
Den Haag kent belangrijk materieel en immaterieel erfgoed. In de Erfgoedvisie, gezamenlijke visie van Archeologie, Monumentenzorg & Welstand en het Haags Gemeentearchief op het Haagse erfgoed (RIS308176), noemen we dat ‘de Collectie Den Haag’. De betekenis van erfgoed ligt vooral in de bijdrage die het levert aan ons identiteitsbesef. We ervaren het verleden pas als een erfenis, een erfgoed, als we ons erin kunnen herkennen. En wat we als erfgoed ervaren en benoemen kan voor verschillende groepen en culturen verschillend zijn in aard en uitingsvorm.
Zorg voor erfgoed betekent nadrukkelijk niét dat veranderingen in de woon- en leefomgeving zouden moeten worden tegengehouden. Integendeel: stad en samenleving ontwikkelen zich, in reactie op een steeds veranderende maatschappelijke context.
Met de ontwikkeling worden geen bestaande culuurhistorische waarden aangetast. De ontwikkeling is in lijn met de Erfgoedvisie.
Gemeenten hebben de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (Erfgoedwet 2016). Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Archeologie geeft de gemeente aan hoe de gemeente zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond. In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe het gemeentelijk archeologiebeleid is vertaald in dit bestemmingsplan.
Gemeentelijk beleid
Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeentebeleid heeft gekoppeld:
Voor de zones met een archeologische verwachting gelden onderzoekseisen en een vrijstellingsregime, waarbij de gemeente gebruik heeft gemaakt van de beleidsvrijheid die de Erfgoedwet daarvoor biedt. De keuzes zijn gebaseerd op gegevens uit archeologisch onderzoek, en beschreven, gemotiveerd en vastgelegd in de Beleidsnota archeologie van de gemeente Den Haag (In het verleden ligt het heden; 2011-2020), de Toelichting op de AWVK, de Gemeentelijke Onderzoeksagenda Archeologie (GOA) en het gemeentedekkende paraplubestemmingsplan Archeologie Den Haag. Wanneer tussentijds uit archeologisch onderzoek nieuwe gegevens beschikbaar komen, wordt deze informatie meegewogen in de beoordeling van vergunningaanvragen en te zijner tijd verwerkt in de actualisatie van het beleid en de beleidsinstrumenten.
In het bestemmingsplangebied komt de eenheid 2 voor.
In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning wordt van initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische of verwachting gevraagd om de archeologische waarde van het terrein, dat door de bodemingreep verstoord wordt, in voldoende mate vast te stellen. Als blijkt dat er sprake is van een bedreiging van behoudenswaardige archeologische resten, kan de gemeente aan de uitvoering van de geplande bodemingreep voorwaarden verbinden, zoals:
In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 5.10 en 5.11 Erfgoedwet 2016). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. De meldingsplicht leidt niet tot een bepaling in het bestemmingsplan.
De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg. Meer informatie over het archeologiebeleid van de gemeente Den Haag is te vinden op www.denhaag.nl/archeologie.
De kosten van vooronderzoek en indien noodzakelijk opgraving of begeleiding zijn voor de initiatiefnemer. Alle archeologische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een erkende, gecertificeerde archeologische partij.
Verricht onderzoek ontwikkeling
Voor het oostelijke deel van het plangebied is in 2007 een archeologisch bureau- en booronderzoek uitgevoerd (Bijlage 24 Archeologisch onderzoek). Bij het booronderzoek kon worden vastgesteld dat de bodemopbouw niet overeen kwam met de situatie op de geologische kaart. In het onderzochte gebied bleek de ondergrond te bestaan uit een strandwal met geërodeerde lage duinkopjes. In de tussenliggende lage delen was veen aanwezig. In het uiterste zuidoosten van het plangebied heeft zich op de strandwal een bodem gevormd, maar daarin zijn bij het onderzoek geen archeologische resten aangetroffen. Het onderzochte deel van het plangebied is daarop vrijgegeven voor ontwikkeling.
In het kader van de nieuwe ontwikkelplannen is in 2019 een bureauonderzoek uitgevoerd voor het westelijke deel van het plangebied (zie bijlage). Hieruit is gebleken dat er in dit gebied archeologische resten aanwezig kunnen zijn die dateren vanaf de bronstijd. De bodemverstoring voor de voorziene herontwikkeling in dit deelgebied is echter van beperkte omvang en diepte en zal geen schade aan eventueel aanwezige archeologische vindplaatsen aanrichten.
Voor het westelijke deel van het plangebied is op de plankaart een dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen, met uitzondering van het onderkelderde kopgebouw, waar geen archeologische waarden meer te verwachten zijn.
Conclusie
Het onderzochte deel van het plangebied is vrijgegeven voor ontwikkeling. Voor het niet-onderzochte deel blijft de archeologische verwachting bestaan. Dit deel is op de plankaart aangegeven met een dubbelbestemming Waarde - Archeologie.
In de Agenda Groen voor de Stad (RIS294705) wordt geconstateerd dat door de toenemende bevolking en het bijbehorende ruimtebeslag de leefkwaliteit in het algemeen en het groen in het bijzonder soms onder druk komen te staan. Omdat Den Haag een aantrekkelijke stad wil blijven voor bewoners, bezoekers en bedrijven, moeten er strategische keuzes worden gemaakt op het gebied van verdichting, vergroening en verduurzaming. De ambitie is een verdere kwalitatieve ontwikkeling van het Haagse groen, waarbij ruimte bestaat voor verandering en initiatief en bij ontwikkelingen groen toekomstbestendig wordt vormgegeven: groen kapitaal als basis voor een goede leefkwaliteit. Het doel is het Haagse groen kwalitatief te ontwikkelen.
De stedelijke leefkwaliteit is afhankelijk van gebiedskenmerken als bebouwingsgraad, aanwezigheid van infrastructuur en het gebruik van de ruimte (wonen, werken, recreatie, natuur). Het Haagse Groen moet gezien worden als een vorm van kapitaal met de ecologische, de maatschappelijke en de economische waarde. Mede op basis van de stadsgesprekken en het online platform zijn deze waarden uitgewerkt in zes thema's: klimaat, biodiversiteit, gezondheid, ontspanning imago en ontwikkeling.
Voor Hagenaars voelt het vaak of groen voor nieuwe ontwikkeling moet wijken. Het is de uitdaging om intensivering te combineren met een waardevolle, betekenisvolle, gezonde en goed functionerende groenstructuur. Intensivering van de stad vraagt om intensivering van groen en groenkwaliteit. Naarmate de stad verdicht, neemt de waarde van het groen toe. Omgekeerd zorgt groen ook voor toename van vastgoedwaarde. Deze twee waarden zouden elkaar moeten vinden en versterken.
We streven er naar dat elke (vastgoed)ontwikkeling bijdraagt aan de groene kwaliteit van Den Haag. Dit gebeurt op verschillende wijze: op de klassieke wijze door ontwikkeling van parken en straatgroen, door het ontwikkelen en openstellen van groene binnengebieden en daktuinen, als ook het realiseren van geveltuintjes of groene gevels. Ook kunnen investeringen in kwaliteit of gebruikswaarde uitkomst bieden.
Stedelijke Groene Hoofdstructuur
De Stedelijke Groene Hoofdstructuur van Den Haag bepaalt voor een belangrijk deel het karakter van de stad. De Stedelijke Groene Hoofdstructuur dient duurzaam in stand gehouden te worden en waar mogelijk versterkt (RIS300506). Het groen heeft vele functies, één daarvan is de functie als stedelijk natuurnetwerk, dat wil zeggen de drager van de stedelijke natuur en verbindingsstructuur voor de omliggende natuur. Deze structuur sluit aan op het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De Stedelijke Groene Hoofdstructuur bestaat uit kerngebieden (de groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones.
afbeelding 15: Stedelijke Groene Hoofdstructuur (RIS300506)
In hoofdstuk 5 zal nader ingegaan worden op de wijze van bestemmen van de onderdelen van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur.
In Den Haag zien we de natuur als belangrijk onderdeel van onze stad. Een stad met een vitale stadsnatuur is een gezonde stad. In de Nota Stadsnatuur (RIS305824) zijn handvatten opgenomen waarmee we werken aan een gezond stadsecosysteem met meer biodiversiteit.
Een groene stad heeft veel te bieden aan inwoners. Bomen en planten zorgen immers voor verkoeling tijdens warme zomers en bieden een aangename plek voor bewoners om te verblijven. Een groene stad is ook beter toegerust om mee te bewegen op veranderingen in het klimaat, zoals uitschieters in temperaturen en neerslag. Een stad waar veel verschillende planten- en diersoorten zoals vlinders en vogels voorkomen, blijkt positief te zijn voor het welzijn van mensen. Een hoge biodiversiteit zorgt ervoor dat lastige soorten minder kans krijgen en er genoeg natuurlijke vijanden zijn om plaagsoorten in toom te houden.
Een belangrijke voorwaarde voor een gezond stadsecosysteem is de aanwezigheid van een uitgebreid netwerk van groengebieden die onderling met elkaar verbonden zijn. De groengebieden zijn de belangrijke kerngebieden voor allerlei planten- en diersoorten. De ecologische verbindingszones zorgen als robuuste brede groenblauwe structuren voor de verbinding van deze gebieden. Zo kunnen dieren zich makkelijker verplaatsen en functioneren deze daarnaast ook als belangrijke leefgebieden. In deze nota wordt de nadruk gelegd op een optimale ecologische inrichting door middel van vuistregels voor biotopen en -beheer, behoud en de mogelijke uitbreiding van de ecologische verbindingszones. Is extra ruimtebeslag van een niet-ecologische functie onvermijdelijk dan moet de inpasbaarheid hiervan worden onderzocht.
Naast het behoud en de ontwikkeling van bovengenoemd netwerk, wordt aandacht besteed aan het rekening houden met leefomstandigheden van planten en dieren bij beheer en inrichting van groen in brede zin. We werken aan een natuurinclusieve stad met een ecologisch gezond stadswatersysteem, het beheersbaar houden van overlastgevende planten en dieren en zetten we in op monitoring van onze stadsnatuur.
afbeelding 16: uitsnede van plangebied m.b.t. aangewezen natuurzones
Het plangebied maakt geen deel uit van het netwerk aan ecologische verbindingszones.
In Den Haag altijd een natuurkansenscan
Bij elke herinrichting en omvorming van de openbare ruimte stellen we een natuurkansenscan verplicht. Ontwerpen die ter beoordeling worden voorgelegd aan de Adviescommissie Openbare Ruimte worden, mede op basis van de natuurkansencan, van nu af aan ook beoordeeld op het gebied van stadsnatuur. Natuurinclusief denken én werken wordt zo steeds meer een vanzelfsprekend onderdeel van het ontwerpproces. De Natuurkansenscan is opgenomen in bijlage 6 van de Nota Stadsnatuur (RIS3058240).
Stadsbomen zorgen met hun ecosysteemdiensten voor leefkwaliteit in de stad. Stadsbomen spelen ook een belangrijke rol bij en zijn een oplossing voor grootstedelijke uitdagingen zoals klimaatadaptatie en verdichting. Het verhogen van de ecosysteemdiensten van bomen door in te zetten op meer kroonoppervlak en het werken aan een toekomstbestendig Haags stadsbomennetwerk zijn dan ook twee hoofddoelen. Dit is opgenomen in de Nota Stadsbomen (15 april 2021 RIS 307827).
Voor het verbeteren van ecologische verbinding, het activeren van recreatie en de verbetering van gezondheid in de stad is het oplossen van onderbrekingen in het netwerk gewenst. De eerste focus ligt hierbij op de Hoofdboomstructuur, het verbeteren en uitbreiden van de Haagse groene middenbermen en het planten van bomen op boomloze plekken in de stad. Wanneer we ontwerpen met bomen, dan doen we dat met aandacht voor diversiteit, ecologie en het maken van diverse microklimaten in onze stad. Diversiteit in soorten, maar ook in leeftijdsopbouw van de bomen, dus jong naast oud.
Voor de Hoofdboomstructuur zijn ambities verwoord voor toekomstige projecten en gebieden.
afbeelding 17: uitsnede plangebied m.b.t. hoofdboomstructuur
Er zijn binnen de planlocatie geen bomen aanwezig die deel uit maken van de hoofdboomstructuur (zie afbeelding 17).
De bijdrage van bomen aan de leefkwaliteit hangt af van de maat van de kroon. Dit is te meten met het kroonoppervlak. In 2030 willen we 5% meer kroonoppervlak. Om meer kroonoppervlak te maken zijn goede groeiplaatsen voor bomen essentieel. De boom groeit anders niet goed, kan niet goed presteren en kan overlast veroorzaken. Investeren in goede bestaande en nieuwe groeiplaatsen is een methode om meer kroonoppervlak te krijgen. Specifiek geldt extra aandacht voor het realiseren van goede groeiplaatsen bij daktuinen op straat- en gebouwniveau. Meer kroonoppervlak is ook te realiseren door extra bomen te planten en bestaande bomen goed te beheren. Ook op particulier terrein liggen hiervoor kansen.
In alle (herinrichting)projecten wordt gewerkt aan het behalen van de doelen. Het gaat dan om projecten van ontwikkeling, herinrichting en groot onderhoud in de stad. Hoe omgaan met bestaande en nieuwe stadsbomen is een vast onderwerp van gesprek in deze projecten.
Extra aandacht gaat uit naar het realiseren van goede groeiplaats voor bomen voor daktuinen op straatniveau. Hiervoor moet een zo natuurlijk mogelijke situatie kunstmatig worden gesimuleerd. Tijdens de initiatieffase zal hierover al goed moeten worden nagedacht. Nieuwe daktuinen op straatniveau moeten standaard voldoen aan de eisen voor een goede doorwortelbare ruimte (zie afbeelding 18). Afhankelijk van de gewenste inrichting en de gewenste grootte van een boom is maatwerk nodig en bestaan hiervoor minimale maten. Het is daarbij belangrijk vooraf rekening te houden met de benodigde draagkrachten (zie voor meer informatie de Nota Stadsbomen, RIS 307827).
afbeelding 18: weergave doorwortelbareruimte (dak)tuinen
De inzet van groen vraagt om maatwerk en het bepalen van de gewenste functies. Het vooraf bepalen van de ambitie voor de ecosysteemdiensten is een basisopgave voor elke herinrichting in het gebied.
Stadsbomen zien we als dragers van het groen. Voor het realiseren van de twee hoofddoelen, een toekomstbestendig Haags bomennetwerk en 5% meer kroonoppervlak in 2030, hebben we concrete maatregelen benoemd.
Voor het realiseren van een toekomstbestendig Haags Stadsbomennetwerk bestaan verschillende opgaven:
Voor het realiseren van meer kroonoppervlak in de stad bestaande volgende opgaven:
Betekenis voor het plangebied
Op 23 juli 2019 is er een bomeninventarisatie uitgevoerd voor het Willem Royaardsplein en omgeving. Hieruit blijkt dat er op de locatie 67 bomen aanwezig zijn. Als gekeken wordt naar de nieuwe ontwikkeling zullen er binnen het bouwplan circa 38 bomen verwijderd moeten worden. Van deze 38 bomen zijn er circa 6 verplantbaar. Er zijn geen monumentale bomen aanwezig in het plangebied. Uitgangspunt is om de bomen te compenseren in het nieuwe ontwerp of in de nabije omgeving (in de wijk Duinzigt). Op het plein zullen circa 9 bomen terugkeren. In totaal zullen er circa 25 bomen herplant worden in de directe omgeving van het Willem Royaardsplein. Indien dit niet mogelijk blijkt, dan moet compensatie plaatsvinden middels storting in het bomenfonds. Uit de bomeninventarisatie blijkt dat voor alle te kappen (en eventueel te verplanten) bomen een kapvergunning zal worden aangevraagd.
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is december 2000 in werking getreden. De richtlijn heeft tot doel de chemische en ecologische kwaliteit van al het oppervlakte- en grondwater in Europa te verbeteren. De richtlijn stelt daartoe eisen aan het waterbeheer in alle lidstaten. Streefdatum voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid (inrichting van watergangen en oevers).
Het nationaal waterbeleid is vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2). Dit plan vervangt het Nationaal Waterplan 2009-2015 inclusief alle tussentijdse wijzigingen.
Het NWP2 geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor de komende zes jaar en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van het NWP2.
Tegelijk met het NWP2 is het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016-2021(Bprw) vastgesteld met daarin de operationele uitwerking van het NWP2 voor de rijkswateren: de rollen en taken van Rijkswaterstaat en de hoofdlijnen van het beheer en onderhoud.
Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met dit NWP2 wordt een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van het landelijke watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.
Het beleid van de Provincie Zuid Holland is gebaseerd op het besluit van 29 juni 2016 waarin is aangegeven dat het Regionaal waterplan Zuid-Holland 2016 – 2021 bestaat uit:
Waterbeheerplan 2016-2021 Strategie richting een toekomstbestendig en samenwerkingsgericht waterschap” [7] In het Waterbeheerplan heeft Delfland de ambities en doelstellingen voor de komende jaren vastgelegd. Voor de zorgplicht voor 'droge voeten', 'stevige dijken' en 'schoon water' zijn meerjarenprogramma's opgesteld die doorlopen in de planperiode tot 2027. Delfland zet in op stedelijk waterbeheer en samen met gemeenten werken wij aan klimaatadaptatie. Een duurzaam en toekomstbestendig watersysteem is vertaald naar zelfvoorziening door het sluiten van kringlopen van water, energie en grondstoffen. Om doelen te bereiken werkt Delfland samen met gebiedspartners en werken we aan het waterbewustzijn om draagvlak te vergroten.
Ambities:
Watertoets
Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Delfland heeft de Handreiking Watertoets voor gemeenten opgesteld. In de Handreiking Watertoets (www.hhdelfland.nl/watertoets) worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor een plan per thema toegelicht en op welke wijze deze in het plan dienen te worden verwerkt.
In de visie 'Toekomstbestendig Haags water!' is aangeven hoe het watersysteem in Den Haag anno 2014 functioneert, welke knelpunten er zijn en hoe het systeem robuust te houden. Het Haagse watersysteem is op dit moment grotendeels op orde. Door kansen te benutten die zorgen voor een robuuster watersysteem en die ook bijdragen aan de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de stad, wordt het stedelijke gebied bestand tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte. In het stedelijke gebied is beperkte ruimte voor de traditionele opvang van water. Daarom is inzetten op onderzoek naar meer creatieve en innovatieve maatregelen belangrijk. Samenwerking tussen gemeente Den Haag en Delfland is daarvoor essentieel.
De ambitie is: "Den Haag heeft een goed functionerend en toekomstbestendig watersysteem dat de gevolgen van klimaatverandering en verstedelijking kan opvangen en dat bijdraagt aan een aantrekkelijke stad." Samengevat zijn de drie belangrijkste strategische pijlers om te komen tot een toekomstbestendig Haags watersysteem:
Als gevolg van klimaatverandering krijgen we ook in Den Haag vaker te maken met hevige regenbuien, meer hete zomerse dagen, langere droge perioden en een verdere stijging van de zeespiegel. Dergelijke weersextremen kunnen veel schade en overlast veroorzaken, ook op het gebied van gezondheid en economie. De opgave voor de komende decennia is om de bestaande en nieuwe stad meer klimaatbestendig in te richten tegen de gevolgen van extreme neerslag, hitte en droogte. Wat echter nog ontbreekt zijn eenduidige ambities en eisen voor klimaatbestendige inrichting en een gezamenlijke aanpak. Het opstellen van deze aanpak is aangekondigd in de Nota Duurzaamheid (RIS301829) en Programmabrief duurzaamheid 2020 (RIS303503). Met de vaststelling van de Wegwijzer Den Haag Klimaatbestendig (RIS308745) is deze leemte gevuld. Deze wegwijzer is onze kapstok om alle projecten en initiatieven bij te laten dragen aan een meer klimaatbestendig Den Haag.
Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is het "Integraal Gemeentelijk Rioleringsplan 2021-2025 (RIS 306620, vastgesteld 17-11-2020). Het plan beschrijft voor het eerst integraal de hoofdtaken van de gemeente voor de vier watercompartimenten: afvalwater, hemelwater, grond- en oppervlaktewater waarbij de onderlinge relaties, beleid en opgaven beschreven zijn. De raakvlakken met de uitwerking van de stadsbrede klimaatadaptatiestrategie zijn opgezocht en geïntegreerd. Deze strategie wordt in een apart traject behandeld en vastgesteld.
De gemeente neemt haar verantwoordelijkheid voor de zorgplichten zoals omschreven in de Wet milieubeheer en de Waterwet. De zorg voor het rioolstelsel en het grond- en oppervlaktewater vindt gebiedsgericht plaats en op basis van maatschappelijk aanvaardbare kosten. De klimaatverandering zal effect hebben op de grondwaterstanden. Naast monitoring op mogelijke verhoogde grondwaterstanden zullen ook te lage grondwaterstanden nauwlettender worden gevolgd.
![]() |
![]() |
|
afbeelding 19:Het grondwatersysteem van Den Haag (bron: Integraal Rioleringsplan 20121-2025) |
De bodemgesteldheid in polders, en in het bijzonder in Wateringseveld, Ypenburg en Leidschenveen (diepe polders) is ongunstiger dan in andere stadsdelen, de verwachte levensduur van de riolering is hier dan ook korter dan gemiddeld. Deze wijken liggen op veengrond en hebben een gemiddeld hoge grondwaterstand die met behulp van sloten en soms ook lokale drainage wordt beheerst. Risico van bodemdaling met invloed op riool en op gebouwen is hier het grootst.
In de nieuwe planperiode wordt extra nadruk gelegd op de samenhang tussen diverse gebruiksvormen van en werkzaamheden op maaiveld en ondergronds. Fasering van wegwerkzaamheden en rioolvervanging wordt op elkaar afgestemd. Een primaire notie bij het klimaatbestendiger maken van de stad door het afkoppelen van verharde oppervlakken is het ontstenen en bij voorkeur vergroenen. Verder vormt de aanwezigheid van bomen een uitdaging voor het vervangen van de riolering. Omgekeerd stelt de aanwezigheid van riolering randvoorwaarden aan te planten bomen. Er zal een goede afstemming nodig blijven met programma's van andere partijen, zoals met name het vervangen van waterleidingen door Dunea en gasleidingen door Stedin. Dubbel ruimtegebruik is wenselijk maar stelt wel de nodige voorwaarden. Een goede en tijdige afweging van de belangen is nodig om de verschillende ondergrondse ruimtegebruikers een plek te geven. Er is ook sterke samenhang met energietransitie: aan de ene kant kan er warmte uit de riolering en het water worden gewonnen. Aan de andere kant kan de toenemende vraag naar ruimte in de ondergrond door warmtenetwerken leiden tot een nog grotere druk op de toch al schaarse ruimte in de ondergrond.
Bij herstructureringen en nieuwbouwprojecten wordt in samenwerking met het hoogheemraadschap van Delfland een watertoets uitgevoerd. Via een waterparagraaf in het bestemmingsplan wordt de visie op de verwerking van afvalwater, hemelwater en grondwater en de samenhang met oppervlaktewater beschreven en worden eisen voor de verdere uitwerking verwoord. Het hoogheemraadschap hanteert hierbij de watersleutel. Deze is in 2020 vernieuwd en via de website van het hoogheemraadschap te gebruiken. Indien de ontwikkeling kan leiden tot overlast in het project of de nieuwe wijk, kunnen in een vroeg stadium passende maatregelen worden genomen om overlast te voorkomen.
Meer dan de helft van het oppervlak van Den Haag is niet in bezit van de gemeente zelf. Bewoners en bedrijven zullen hun steentje moeten bijdragen om de stad water robuuster te maken. Voorbeelden van maatregelen op eigen terrein zijn het aanleggen van groene daken en het verminderen van verharding (tegels) in tuinen en op binnenterreinen.
Het Integraal Gemeentelijk Rioleringsplan verwijst ook naar de Wegwijzer Den Haag Klimaatbestendig (RIS308745) die op 25 mei 2021 is vastgesteld door het college. Deze nota geeft aan hoe om te gaan met klimaatbestendigheidsmaatregelen en de ambities en eisen daarvoor betreffende verschillende thema's.
Delfland streeft naar een duurzame, robuuste waterstructuur. Dat wil zeggen: er moet voldoende ruimte zijn voor waterberging, goede waterkwaliteit, waterkeringen en waterzuivering. Belangrijk uitgangspunt voor Delfland is dat de waterhuishouding door ruimtelijke veranderingen niet mag verslechteren (standstillbeginsel). Indien bij het realiseren van een ontwikkeling de waterhuishouding verslechtert, dient gezamenlijk te worden gezocht naar een oplossing. Dit kan door compensatie, bijvoorbeeld in de vorm van nieuw oppervlaktewater toevoegen in het plan, of nabij de locatie. Er vindt geen extra verharding plaats ten gevolge van onderhavig bestemmingsplan. De waterhuishouding zal daarom niet verslechteren ten gevolge van het bestemmingsplan.
Kansen om de waterhuishouding te verbeteren worden beschreven en overlegd en zo mogelijk benut.
In hoofdstuk 4 van de Handreiking Watertoets is een overzicht opgenomen van alle wateraspecten die van belang zijn bij het opstellen van een ruimtelijk plan of besluit. De aspecten zijn binnen de programma's onderverdeeld naar de volgende thema's:
Ad. 1. Stevige dijken: Veiligheid en waterkeringen
Ruimtelijke plannen kunnen van invloed zijn op het (veilig) functioneren en het beheer en onderhoud van waterkeringen. Om die reden is het van belang, dat initiatiefnemers van ruimtelijke plannen rekening houden met de effecten van die plannen op de aanwezige waterkeringen. In de legger van het Hoogheemraadschap van Delfland zijn de ligging en de minimale afmetingen van de waterkeringen vastgelegd. Rondom de keringen is een keurzone vastgesteld. Deze bestaat uit het waterstaatswerk (de daadwerkelijke kering) en een beschermingszone. Binnen het waterstaatswerk en de beschermingszone zijn op basis van de Keur Delfland beperkingen gesteld aan activiteiten die het waterkerend vermogen van de kering nu en in de toekomst kunnen aantasten. In het plangebied zijn geen waterkeringen aanwezig.
Ad. 2. Voldoende water: Voorkomen van wateroverlast, Grondwater en voorkomen van (zoet)watertekort, Onderhoud en bagger;
Delfland streeft naar een duurzame, robuuste waterstructuur met voldoende mogelijkheden voor waterberging. Dit streven heeft uiteindelijk tot doel wateroverlast voor de nieuwe en de al aanwezige functies in het gebied te voorkomen. Bij het voorkomen van wateroverlast en het verwerken van hemelwater hebben perceeleigenaar, gemeente en Delfland elk een verantwoordelijkheid. De perceeleigenaar moet het hemelwater zoveel mogelijk zelf verwerken of vasthouden bij de plaats waar het valt, De gemeente draagt zorg voor de inzameling en verwerking van het afstromend hemelwater. Dit betekent, dat de gemeente in eerste instantie inspanning moet doen om dit hemelwater vast te houden of terug te brengen in de bodem. Vervolgens kan het (al dan niet na zuivering) worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Delfland is vervolgens verantwoordelijk voor de ontvangst van hemelwater in het oppervlaktewater.
Volgens de provinciale verordening is het beschermingsniveau tegen wateroverlast voor wonen eens in de 100 jaar. Deze norm wordt voor deze ontwikkeling aangehouden in het vaststellen van de waterbergingsopgave.
Het plangebied ligt binnen de boezem van Delfland (-0,43 m NAP). Binnen het plangebied zijn geen primaire of secundaire watergangen aanwezig.
afbeelding 20: ingevulde watersleutel
Voor de beoogde ontwikkeling is de watersleutel ingevuld (Bijlage 20 Watersleutel). Ook de bijbehorende memo Watersleutel is als bijlage bij de toelichting opgenomen (Bijlage 21 Memo watersleutel). De huidige situatie betreft 7823 m2 aan verhard oppervlakte/bebouwing en 0 m2 aan onverhard stedelijk oppervlakte. In de beoogde situatie blijft dit hetzelfde. Qua waterberging dient 75 m3 gerealiseerd te worden. Dit om op lange termijn (scenario 2050) voldoende waterbergingscapaciteit te bezitten en de toenemende neerslagextremen het hoofd te kunnen bieden. De aanleg, realisatie en instandhouding van de waterberging van 75 m3 wordt als voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels.
afbeelding 21: Stroomschema toepassen van vasthoudmaatregelen
Het graven van open water in het plangebied of peilvlak is voor de ontwikkeling niet mogelijk dus wordt conform het stroomschema van het Hoogheemraadschap (afbeelding 21) gecompenseerd door middel van vasthoudmaatregelen. Bij het tot stand komen van de vasthoudmaatregelen wordt de 'richtlijn toepassen vasthoudmaatregelen ter compensatie van verharding in het watertoetsproces' in acht genomen. Deze richtlijn is raadpleegbaar op de website van het Hoogheemraadschap.
De opgave van 75 m3 waterberging zal geschieden door de afvoer van hemelwater van de twee middelste daken (A3 en A5) in blok A naar de ruimte onder de hellingbaan te verslepen om daar te bergen.
Uit de tabel van de watersleutel volgt dat er in 48 uur 130l/m² moet worden verwerkt. Het totaal dakoppervlak van blok A3 en A5 = 700 m² en kan maximaal 91 m3 (700 x 0,13) verwerken, ruim voldoende om aan de gevraagde 75 m3 te kunnen voldoen.
afbeelding 22: Doorsnede hellingbaan met bufferingscapaciteit
Het water wat wordt geborgen onder de hellingbaan zal uitgepompt worden gezien dit niet
op natuurlijke wijze afgevoerd kan worden. Via een pompinstallatie wordt het water afgepompt naar het (schoonwater)riool. Het vullen en het legen van de voorziening gebeurt automatisch. Menselijk handelen is niet nodig. De bergcapaciteit moet zodanig vormgegeven worden dat die in ca, 48 uren, als deze volledig gevuld is, vertraagd leegloopt, zodat de berging weer beschikbaar is voor een volgende regenbui.
Het beheer en onderhoud van de voorziening wordt vastgelegd in een beheerplan. Het beheerplan van de vasthoudmaatregel wordt in een latere fase nader uitgewerkt in afstemming met Delfland. En de eigenaar van de voorziening draagt zorg voor de levensduur en het vernieuwen van de voorziening. De eigenaar van het perceel is zelf verantwoordelijk voor de aanleg, het functioneren en het instandhouden van de voorziening. De gemeente heeft de instandhouding van de voorziening vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst met de initiatiefnemer.
Het openbaar groen komt in het beheer en onderhoud van de gemeente. Hemelwater wordt zo veel als mogelijk in de bodem geïnfiltreerd en vertraagd afgevoerd.
Drooglegging
Hiermee wordt het verschil tussen het maaiveld en het polderpeil aangeduid. Voldoende drooglegging is belangrijk, omdat het mede bepaalt of de ontwateringsdiepte voldoende groot is. De peilhoogte van gebouwen en constructies dienen zodanig gekozen te zijn dat bij maximale waterstanden er geen schade optreedt. Voor het plangebied geldt dat het bouwpeil van nieuwe gebouwen minimaal 1,60 meter boven NAP is. In de bouwregels wordt dit opgenomen om wateroverlast te voorkomen.
afbeelding 23: weergave bebouwde oppervlakte
afbeelding 24: weergave oppervlakte daken
Grondwater
Het onttrekken dan wel infiltreren van (grond)water heeft effect op de grondwaterstand. Deze verandering van grondwaterstand kan negatieve gevolgen voor de omgeving veroorzaken. Dit is voor Delfland aanleiding om regels te verbinden aan het onttrekken en infiltreren van grondwater. Het doel van het grondwaterbeleid is om zo effectief en efficiënt mogelijk met grondwater om te gaan en het voorkomen van negatieve effecten door grondwateronttrekkingen en infiltraties. De beleidsregel Grondwateronttrekkingen en infiltraties d.d. april 2015 is het toetsingskader bij de beoordeling van watervergunningaanvragen voor onttrekkingen en infiltraties.
Er zal geen sprake zijn van permanente onttrekkingen, wel van een tijdelijke grondwateronttrekking met retourbemaling tijdens de aanleg van de ondergrondse parkeergarage. Hiervoor wordt door de initiatiefnemer een watervergunning aangevraagd bij het waterschap.
In het kader van de realisatie van een winkelcentrum aan de Esther de Boer van Rijklaan te Den Haag is geotechnisch onderzoek uitgevoerd door Inpijn-Blokpoel ingenieursbureau (Bijlage 22 Geotechnisch onderzoek en Bijlage 23 Monitoringsplan).
Het plan omvat de nieuwbouw van een winkelcentrum, welke grotendeels wordt voorzien van een kelder. De kelder heeft een oppervlakte van ca. 5.500 m2. De bouwput ten behoeve van de kelder zal worden omsloten door een grond- en waterkering. In onderstaande tabel zijn de uitgangspunten omtrent de peilmaten gepresenteerd.
Op de projectlocatie zijn 2 waterremmende lagen aanwezig, één rond een diepte van ca. 7,0 m - NAP en rond een diepte van 15,0 m - NAP. De lagen zijn wisselend van samenstelling en dikte. Mogelijk zijn de laagjes niet over het gehele grondvlak van de kelder aanwezig. Voor wat betreft de grondwaterstanden is gerekend met een maximale grondwaterstand van 0,75 m + NAP, een gemiddelde grondwaterstand van 0,2 m + NAP en een minimale grondwaterstand van 0,2 m - NAP (TNO peilbuis B30G4835).
Indicatieve berekening CSM-WAND
Vanuit bemalingstechnisch oogpunt zal de kering naar een dieper niveau moeten worden doorgezet teneinde het te verwachten waterbezwaar te minimaliseren. Voor de berekening van het waterbezwaar is uitgegaan van een bemaling bestaande uit verticale filters rond de bouwput, in combinatie met horizontale drains. Uitgangspunt is dat de bouwput volledig wordt omsloten door een CSM-wand.
VOCl verontreiniging
De locatie maakt deel uit van een beschikt geval van ernstige bodemverontreiniging met VOCI in het grondwater (kenmerk EU4420001, d.d. 20 maart 2002). Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume) of bij de overschrijding van de norm voor asbest van 100 mg/kg.ds.
Er is op de projectlocatie een VOCl verontreiniging aanwezig. Door het grillige karakter van de slecht doorlatende laag die aanwezig is op een diepte van ca. 7,0 m - NAP zal deze verontreiniging altijd aangetrokken worden door de bemaling. Derhalve zal er voor de grondwateronttrekking een saneringsplan aangevraagd worden bij het Hoogheemraadschap van Delfland.
Het onttrokken grondwater moet worden gereinigd voordat het geloosd kan worden (striptorens).
Barrièrewerking
In een normale situatie is de gradiënt van het grondwater ca. 1/2500, een relatief flauw verloop derhalve. Gezien de dikte van het watervoerende pakket in relatie tot de gradiënt en de omvang van de bouwput wordt, op basis van in het verleden uitgevoerde berekeningen voor gelijksoortige projecten, verwacht dat de mate van obstructie van het grondwater door de bouwput beperkt zal zijn.
Verhogingen/verlagingen van het grondwater rond de bouwput worden eerder ingeschat in de orde grootte van centimeters dan van decimeters. Bij het definitieve ontwerp van de bemaling in het kader van de vergunningaanvraag, zal dit aspect nader worden beschouwd. Bij een eventuele obstructie van het grondwater kan een eenvoudige en zeer effectieve mitigerende maatregel getroffen worden, namelijk het aanbrengen van een drainage rondom de kelder van het gebouw.
Monitoring
Door de realisatie van de bouwput zal invloed worden uitgeoefend op de omgeving. Enerzijds door het aanbrengen en vervormen van de CSM-wand, anderzijds door een mogelijke bemaling. Invloed kan worden uitgeoefend op bestaande bebouwing in de omgeving als gevolg van vervormingen en trillingen, op kabels- en leidingen, op bomen maar ook op de grondwaterverontreiniging of KWOinstallaties.
Door de doorbuiging van de CSM-wand mogen in de omgeving niet zodanige vervormingen optreden dat schade kan ontstaan aan de omliggende bebouwing of aan kabels en leidingen. Verder mogen tijdens de uitvoering niet zodanige trillingen worden opgewekt (bijvoorbeeld tijdens het aanbrengen van een paalfunderingen of het verdichten van een grondverbetering) dat hierdoor schade ontstaat aan de belendende bebouwing.
Door een eventuele bemaling wordt de grondwaterstand in de omgeving verlaagd, met mogelijke zettingen van het maaiveld/panden (afhankelijk van de bodemopbouw en de grondwaterstandsverlaging). Door de bemaling mag de grondwaterverontreiniging niet verplaatst of verergerd worden. Ook mag de werking van bestaande KWO installatie niet negatief worden beïnvloed. De uitgangspunten voor de monitoring dienen gericht te zijn op bovenstaande.
De monitoring bestaan uit:
Milieubeschermingsgebieden voor grondwater
Onder het begrip milieubeschermingsgebieden voor grondwater vallen waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden en boringsvrije zones.
Elke beschermingszone heeft een eigen beschermingsniveau.
Het plangebied ligt nabij het waterwingebied Meijendel en binnen een milieubeschermingsgebied voor grondwater. Dit betreft een gebied waarvoor in de provinciale milieuverordening Zuid-Holland regels zijn gesteld ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater met het oog op de waterwinning;
Voor werkzaamheden op of in de bodem wordt voorafgaand aan de uitvoering ontheffing/melding gedaan in het kader van de Provinciale Milieuverordening.
Op de verbeelding is een gebiedsaanduiding opgenomen “milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied” en in de regels is opgenomen dat bouwen slechts is toegestaan als dit in overeenstemming is met de belangen van het grondwaterbeschermingsgebied. Binnen het grondwaterbeschermingsgebied mag worden gebouwd voor zover dat op grond van de onderliggende bestemming is toegestaan met inachtneming van de voorwaarden, zoals die op basis van het beleid van het Hoogheemraadschap Delfland worden gesteld. Op de voor 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' aangewezen gronden zijn aanvullend de gebruiksregels van toepassing zoals opgenomen in het beleid van het Hoogheemraadschap Delfland. Voor het onttrekken en infiltreren van grondwater binnen het grondwaterbeschermingsgebied is een watervergunning van het Hoogheemraadschap van Delfland benodigd).
![]() |
|
![]() |
afbeelding 25: ligging ten opzichte van milieubeschermingsgebieden voor grondwater
Conclusie
Het plan heeft geen negatieve gevolgen voor het grondwatersysteem. Voor eventueel negatieve effecten worden mitigerende maatregelen getroffen.
Ad.3. Schoon water: Watersysteemkwaliteit en ecologie;
Er is in en nabij het plangebied geen sprake van natte ecologische zones. Het bestemmingsplan bevat geen bestemmingen die acute risico's voor de kwaliteit van het watersysteem kunnen opleveren (zoals opslagplaatsen voor chemicaliën) en gevaar kunnen opleveren voor kwetsbare gebieden, zoals het grondwaterbeschermingsgebieden en drink waterwingebied.
De extra belasting op de riolering ten gevolge van de ontwikkeling valt binnen de capaciteit van het toekomstige rioolstelsel en het rioolgemaal. De ontwikkeling leidt niet tot extra overstorten op het oppervlaktewater. Daarmee is geen sprake van een negatieve invloed op de waterkwaliteit als gevolg van de ontwikkeling.
Het plan niet leidt tot een achteruitgang van de chemische en ecologische kwaliteit van het watersysteem (inclusief natte ecologische zones).
Ad. 4. Gezuiverd afvalwater: Afvalwaterketen;
Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is "De Leidraad Riolering" en de "Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken" waarbij een gescheiden rioolstelsel het uitgangspunt. Hemelwater, dat afkomstig is van het verhard oppervlak mag niet direct op het oppervlaktewater of riolering afgevoerd worden. Er moet daarbij gebruik gemaakt worden van vasthoudmaatregelen. Gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking is niet toegestaan
Gezien met dit plan een toename in het aantal huishoudens op locatie wordt voorzien zal de hoeveelheid afvalwater toenemen. In de huidige situatie is er sprake van een gemengd rioolstelsel. De afvoer van de capaciteit is voldoende om de extra belasting op de riolering op te vangen. Met de ontwikkeling wordt geen extra verhard oppervlak toegevoegd, maar het Willem Royaardsplein ligt dermate ver van het oppervlaktewater dat als er toevoeging van verhard oppervlak was dit nauwelijks effect zal hebben op eventuele vuiluitworp van riooloverstorten. Het zal hooguit bijdragen in iets langduriger water op straat situaties in het tussentraject, maar dat is in dit gebied niet kritisch. De kwantitatieve en kwalitatieve effecten van lozingen en de verwachte veranderingen daarin op het oppervlaktewater zijn nihil.
Qua vasthoudmaatregelen is er sprake van het realiseren van groene daken en een waterbuffer onder de hellingbaan naar de parkeergarage.
Ad. 5. Klimaatadaptatie.
De gemeente is ondertekenaar van het Convenant Klimaatadaptief bouwen in Zuid-Holland, waarin is opgenomen dat deze netwerkpartijen het overeengekomene willen borgen in het beleid van de betrokken overheden en het meenemen in hun bouwprojecten. Als gevolg van klimaatverandering neemt namelijk de kans op weersextremen toe. Om knelpunten te beperken en te zorgen dat Den Haag in 2050 bestand is tegen neerslag, droogte en hitte is de Wegwijzer Den Haag Klimaatbestendig vastgesteld (RIS 308745). Het geeft de ambities en eisen aan ten behoeve van de verschillende thema's en stelt een integrale aanpak voor.
Extreme neerslag
Ambitie is dat in 2050 in Den Haag bij een korte hevige bui van 70mm in 1 uur (eens in 100 jaar in 2050 volgens huidig klimaatscenario KNMI/STOWA):
afbeelding 26: Uitsnede klimaatatlas Den Haag
Bij nieuwbouw geldt als eis dat er 50 mm van een korte hevige bui van 70 mm in 1 uur op privaat terrein tijdelijk kan worden opgevangen en dat na minimaal 24 en maximaal 48 uur de bergingscapaciteit weer beschikbaar is.
Het plan is gelegen in bestaand stedelijk gebied. De locatie is in de huidige situatie nagenoeg volledig verhard. Ondanks dat er bebouwing bij komt neemt het verhard oppervlak niet toe.
Er wordt 1200 m2 aan groene daken gerealiseerd. Vanwege ruimte voor installaties e.d. op het dak kan niet het volledige dakvlak benut worden voor groene daken. Van de 2340 m2 aan dakoppervlakte in het plangebied wordt 1200 m2 benut als groen dak. Naast groene daken wordt er als vasthoudmaatregel een waterbuffer onder de hellingsbaan naar de parkeergarage gerealiseerd.
Gebufferd water zal afgevoerd worden op het schoonwaterriool. De bergcapaciteit moet zodanig vormgegeven worden dat die in ca, 48 uren, als deze volledig gevuld is, vertraagd leegloopt, zodat de berging weer beschikbaar is voor een volgende regenbui.
Er wordt in het plangebied alleen ondergronds geparkeerd. In het plangebied zelf zijn geen bovengrondse parkeerplaatsen aanwezig. De ondergrondse parkeerplaatsen gaan niet ten koste van potentiële ruimte voor groen.
Hitte
Het aantal tropische zomers neemt naar verwachting tot 2050 verder toe. Het KNMI heeft in het "warmste" klimaatscenario berekend dat de zomertemperatuur zo'n 2,5 graad toeneemt vergeleken met het huidige klimaat. In 2085 zou het zelfs bijna 4 graden warmer worden in de zomer.
Hitte heeft effect op de gezondheid van mens en dier. Door hitte lopen kwetsbare groepen zoals ouderen meer risico op uitdroging, en opwarmend oppervlaktewater is schadelijk voor flora en fauna.
Als ambitie wordt ernaar gestreefd dat Den Haag in 2050 beter bestand is tegen hitte en dat:
afbeelding 27: Uitsnede klimaatatlas Den Haag
Bij nieuwbouw tot 70 meter is de ambitie dat een nieuwe ontwikkeling niet leidt tot een toename van het hitte-eiland effect op de locatie en de directe omgeving. Daarnaast geldt dat er hitte-robuust gebouwd moet worden. Er wordt hier gewerkt met een gebouwomhullende maatregel in de vorm van groene daken.
Het Puntensysteem NIB (RIS 301953) bevat een reeks tabellen met maatregelen. Aan elke maatregel is een puntenscore toebedeeld. De ligging in de stad (woonwijk, bedrijventerrein, historisch centrum, hoogstedelijk gebied) bepaalt de specifieke lijst met maatregelen. De omvang van het project bepaalt het te behalen aantal punten (=ambitieniveau). Voor deze ontwikkeling geldt 16 punten, dit gebeurt volgens de volgende maatregelen:
Stedelijk groen, zoals bomen, struiken en lage beplanting, dat goed voorzien is van water in de bodem, genereert koelte in de stad. Daarnaast wordt door het waarnemen zien van groen op ooghoogte hitte als minder belastend ervaren.
Bij de ontwikkeling is weinig ruimte voor vergroening van de buitenruimte. In het plangebied zijn circa 37 bomen aanwezig. Op het plein staan nu 11 bomen en groenblijvende hagen. Er is ook een parkeerterrein met rondom een aantal hagen/ lage beplanting en kleinere bomen. Aan de straatzijde van het plein aan de Theo Man-Bouwmeesterlaan staan nog eens 7 bomen die invloed hebben op het groene karakter van het plein. Aan de Esther de Boer van Rijklaan staat een bomenrij kleinere bomen. De verharding bestaat nu uit overal open bestrating.
De huidige inschatting is dat voor de nieuwe ontwikkeling 36 bomen verwijderd moeten worden en van 7 bomen bekeken moet worden of ze verwijderd moeten worden voor het bouwrijpmaken. Uitgangspunt is een neutrale bomenbalans en een nieuw plan met dezelfde groene sfeer. Onder het plein komt een parkeergarage, de hoogte tussen bovenkant dak en maaiveld is in het plan 0,50m.
Voor de benodigde groenvoorziening op het plein worden in een bakvorm 3 grote plantenvakken aangebracht ten behoeve van tenminste 10 bomen (niet van 1ste orde). Ook andere (groenblijvende) begroeiing en/beplanting is gewenst. Qua beplanting zou een referentie naar de duinachtige omgeving mogelijk zijn. Buiten het plein, langs de straten wordt waar mogelijk de oorspronkelijke groen en/of bomenstructuur gehandhaafd en aangevuld ter compensatie van gekapte bomen. De verharding zal open bestrating zijn, met weliswaar voor een deel waterdichte onderkeldering ten behoeve van de parkeergarage
Keuze van materialen voorkomt warmteaccumulatie. Maak gebruik van materialen met een hoge albedo- factor (reflectiefactor van een materiaal) en een lage absorptie-waarde (minder warmtevasthoudende materialen, zoals bijv. hout). De richtlijn is om 40% van alle oppervlakten in het stedelijk gebied warmtewerend of verkoelend inrichten.
Voor het project geldt dat er sprake is van licht metselwerk, groene daken en op het plein komen grote plantenbakken. Zie onderstaande afbeelding voor een impressie
afbeelding 28: Impressie
Droogte
Het klimaat verandert en de scenario's geven aan dat het in Nederland daardoor voor langere perioden mogelijk ook droger wordt Op basis van metingen en uitgebreide modellering is in beeld gebracht wat de effecten van droogte kunnen zijn. De klimaatscenario's geven aan dat droge jaren vaker voorkomen en als droge jaren na elkaar voorkomen, dan versterkt dit de ernst.
Op onderstaande kaart staan de belangrijkste aandachtsgebieden voor droogte. Het geeft de locaties weer waar in zeer droge jaren lage grondwaterstanden en/of bodemdaling kunnen optreden met nadelige gevolgen voor de stad. De analysen zijn uitgevoerd op wijkniveau, hieruit kunnen geen conclusies worden getrokken voor individuele gebouwen.
afbeelding 29: overzicht belangrijkste aandachtsgebieden droogte
De ambitie is in Den Haag dat droogte in 2050:
Bij nieuwbouw geldt de eis dat 50 % van de jaarneerslag (her) gebruikt wordt voor watervoorziening van groen of andere voorzieningen en dat droogteresistente soorten gekozen worden. Infiltratie in de bodem is de tweede optie als groene maatregelen niet mogelijk zijn, mits de lokale grondwatersituatie dit toelaat.
In het plan worden groene daken en een waterbuffer onder de hellingbaan naar de parkeergarage voorzien. Deze garage wordt ondergronds. Er zal geen sprake zijn van permanente onttrekkingen, wel van een tijdelijke grondwateronttrekking met retourbemaling tijdens de aanleg van de ondergrondse parkeergarage. Hiervoor is vergunning nodig van het waterschap.
Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning. De watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. Een vergunning is nodig als activiteiten worden ondernemen in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee) of waterkering, of als grondwater wordt onttrokken of water geïnfiltreerd wordt in de bodem.
De watertoets en de vergunningverlening blijven wel twee afzonderlijk procedures. Dit betekent dat het Hoogheemraadschap bij het verlenen van een vergunning altijd aanvullende voorwaarden kunnen stellen.
De gemeente Den Haag maakt onderdeel uit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH). De MRDH is sinds 2015 de samenwerking van 23 gemeenten die hun krachten hebben gebundeld om het gebied beter bereikbaar te maken en het economisch vestigingsklimaat te versterken. De MRDH bestaat uit twee pijlers, de Vervoersautoriteit (Va) en Economisch Vestigingsklimaat (EV). Ter voorbereiding op de Vervoersautoriteit is in 2013 de Strategische Bereikbaarheidsagenda (SBA) voor de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) opgesteld. De SBA is nader uitgewerkt in de Uitvoeringsagenda Bereikbaarheid 2016-2025 die invulling geeft aan de gezamenlijke regionale mobiliteitsopgaven in de metropoolregio. In de Uitvoeringsagenda wordt een samenhangend pakket aan maatregelen voorgesteld voor de periode 2016-2025. De Uitvoeringsagenda is vastgesteld op 1 juli 2016.
De Uitvoeringsagenda gaat er van uit dat het belang van het openbaar vervoer en de fiets toeneemt, mede vanwege leefbaarheid van de steden. Met het openbaar vervoer wordt voortgebouwd op het succes van RandstadRail en is de inzet om een schaalsprong te maken voor het openbaar vervoer naar de economische centra. Ook wordt ingezet op meer vraag gestuurd vervoer in combinatie met gemeentelijk vervoer voor doelgroepen op tijden en plaatsen waar het gewone openbaar vervoer geen oplossing is. Voor de fiets gaat de Uitvoeringsagenda uit van de realisatie van meer snelle routes en een uitbreiding van de fietsparkeerplaatsen. Voor het wegverkeer ligt de nadruk op een betere betrouwbaarheid door gecoördineerd verkeersmanagement en door het stimuleren van alternatieven voor spitsverkeer en het afbouwen van de noodzakelijke weginfrastructuur voor een goede bereikbaarheid van de economische centra. De Uitvoeringsagenda zet voor wat betreft de verbetering van de verkeersveiligheid in op o.a. gedragsbeïnvloeding en doelgroepenbenadering. Op het punt van de innovatie biedt de Uitvoeringsagenda ruimte voor de toepassing van nieuwe technieken en mobiliteitsdiensten samen met het bedrijfsleven en kennisinstellingen.
In de Uitvoeringsagenda staan diverse projecten en maatregelen genoemd voor de periode 2016-2025. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een project van de Uitvoeringsagenda.
Verkeer algemeen
Den Haag groeit, er komen meer inwoners, meer banen en ook meer bezoekers. Dit zorgt voor een toename van het verkeer van, naar en in de stad. Bovendien reizen mensen steeds meer en over langere afstanden. Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Den Haag voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de “Haagse Nota Mobiliteit” (Rv 115 - 2011; RIS 180762). De visie in de nota is er op gericht van Den Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken door ervoor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerswijze en de route die het beste bij hen past. Gerichte investeringen in het openbaar vervoer en de fiets, goede voorzieningen voor voetgangers, en bundeling en ordening van het autoverkeer moeten ervoor zorgen dat reizigers de juiste keuzes kunnen maken.
In 2019 is door het college van burgemeester en wethouders de Mobiliteitstransitiebrief gepresenteerd als een vervolg op de Haagse Nota Mobiliteit. Den Haag groeit sneller dan ten tijde van de HNM werd verwacht. Het verkeer wordt drukker en er is steeds minder ruimte in de stad. Om Den Haag ook in de toekomst leefbaar, verkeersveilig en bereikbaar te houden moet er anders worden gekeken naar en omgegaan met mobiliteit. De mobiliteitstransitie is de noodzakelijke doorontwikkeling van het mobiliteitssysteem zodat de stad de komende decennia bereikbaar, leefbaar en verkeersveilig blijft. Bovendien moet het mobiliteitssysteem duurzaam zijn en een natuurlijk onderdeel vormen van een aantrekkelijke stad waar het fijn wonen, werken, winkelen, leren en recreëren is. In de Mobiliteitstransitiebrief heeft het college zes uitgangspunten geformuleerd waaraan de mobiliteit in 2040 moet voldoen, te weten:
1. Veilig: met de ambitie van nul verkeersslachtoffers per jaar
2. Efficiënt: in gebruik van ruimte en infrastructuur
3. Schoon: zodat het voldoet aan milieu- en klimaatambities
4. Op maat: waardoor iedereen zijn of haar bestemming kan bereiken
5. Betaalbaar: betaalbare mobiliteitsoplossingen voor zowel reiziger als overheid
6. Verbonden: met de regio en andere metropoolregio's in binnen- en buitenland
De mobiliteitstransitie gaat inzetten op een systeemverschuiving op drie niveaus:
Openbaar vervoer
Het openbaar vervoer speelt een belangrijke rol als drager van ruimtelijke ontwikkelingen. Het dient te zorgen voor aantrekkelijke en snelle vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, naar het centrum en andere belangrijke attractiepunten. De komende jaren staan binnen de gemeente Den Haag ingrijpende verbeteringen van het openbaar vervoer op stapel. Dat gebeurt aan de hand van de toekomstplannen van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) voor het openbaar vervoer. Deze ambitieuze plannen onder de naam 'Netwerk RandstadRail' gaan onder meer over het geschikt maken van bestaande tramlijnen voor breder trammaterieel en de aanleg van Parkeer+Reis-terreinen bij diverse stations. In de paragraaf Verkeer en infrastructuur (2.4.2 Verkeer en infrastructuur) zijn de tram-en busroutes voor het openbaar vervoer binnen het plangebied aangegeven.
Dienstregeling en lijnvoering van tram en bus worden jaarlijks vastgesteld door de Vervoersautoriteit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag.
Onderstaande kaart over het openbaar vervoer laat het streefbeeld zien van het openbaarvervoer netwerk volgens de Haagse Nota Mobiliteit.
afbeelding 30: streefbeeld openbaar vervoer netwerk Haagse Nota Mobiliteit
Autoverkeer
Het gemotoriseerde verkeer wil de gemeente zoveel mogelijk ordenen en concentreren op een stelsel van goed ingepaste stedelijke en regionale hoofdwegen (zie kaart “Hoofdstructuur wegverkeer” uit de Haagse Nota Mobiliteit) met voldoende capaciteit om een optimale doorstroming te waarborgen. Een vlotte doorstroming op de hoofdwegen zorgt ervoor dat het verkeer als vanzelf deze hoofdwegen kiest, waardoor de verkeersdruk op de woonwijken minder kan zijn. De hoofdwegen zorgen voor een goede bereikbaarheid van de grote concentraties van werkgelegenheid en voorzieningen in de stad vanuit de regio en verder. Tevens verbinden de hoofdwegen de stadsdelen en wijken onderling met elkaar. De hoofdwegen hebben een zodanige vormgeving en inpassing dat voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen en milieunormen. In de woonwijken is doorgaand autoverkeer niet welkom. De wijkontsluitingswegen krijgen daarom op den duur een inrichting als “stadslaan”: wegen met een minder dominante positie voor autoverkeer en prioriteit voor langzaam verkeer en openbaar vervoer. De erftoegangswegen krijgen een inrichting als 30 km/u zone, voor zover dat nog niet gebeurd is. De “Nota Straten, Wegen en Lanen” (rv 10-2017, RIS 280303_150224) bevat een uitwerking van het beleid uit de Haagse Nota Mobiliteit voor de wegen in de gemeente. De Nota SWL bevat de functionele eisen die gesteld worden aan de wegenstructuur, zoals een duidelijke hiërarchie in het wegennet en een voldoende afwikkeling van de verschillende verkeerssoorten. De Nota SWL beschrijft ook de wegbeelden voor de inrichting van de verschillende wegcategorieën. Die wegbeelden betreffen niet alleen het verkeer, maar hebben ook te maken met de ruimtelijke inpassing van wegen. Daarbij gaat het ook om groen, water, openbare ruimte en stedenbouwkundige structuur van de stad.
afbeelding 31: Hoofdstructuur wegverkeer
Fietsverkeer
Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht. Door het aanbieden van een aantrekkelijk hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd.
In 2019 is de Fietsstrategie 2040 - Ruime baan voor de fiets is vastgesteld (RIS 302960). Ambitie van de strategie is dat Den Haag een echte fietsstad wordt, voor álle Hagenaars. In 2040 is de fiets het belangrijkste vervoermiddel voor verplaatsingen in de stad. Dat betekent wel dat de infrastructuur moet meegroeien met het fietsgebruik. Dat betekent letterlijk meer ruimte maken voor de groei van het fietsgebruik. Met investeringen in voldoende capaciteit voor de rijdende en de parkerende fiets die ook bijdragen aan een aantrekkelijke inrichting van de openbare ruimte. Mede dankzij nieuwe typen fietsen, zoals de E-fiets, de bakfiets en deelfietsen is de fiets voor meer mensen en voor meer verplaatsingen een aantrekkelijke keuze. In 2040 is de (elektrische) fiets het dominante vervoermiddel voor verplaatsingen in de stad. De afgelopen jaren is fors geïnvesteerd in het stedelijke fietsroutenetwerk. Zowel in de realisatie van sterfietsroutes als in het opheffen van ontbrekende schakels op het hoofdroutenet. Het fietsgebruik op de Haagse en regionale routes groeit stevig en moet in goede banen worden geleid; door de conflicten met andere verkeersdeelnemers te verminderen en door in de ruimtelijke inrichting meer prioriteit aan de fiets te geven.
Binnen het stelsel van hoofdfietsroutes is een net van 'sterroutes' aangegeven. De sterroutes vormen de belangrijkste doorgaande routes die de woongebieden met het stadscentrum, de knooppunten van openbaar vervoer en het buitengebied verbinden. Onderstaande kaart toont het fietsroutenetwerk uit de Fietsstrategie Ruim Baan voor de Fiets. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als bij werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.
afbeelding 32: Fietsroute netwerk (Bron: Ruime baan voor de fiets)
Parkeren
Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Het algemene parkeerbeleid is vastgelegd in de nota Parkeerkader Den Haag 2010-2020 (RIS168473). Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden zonder adequate parkeervoorzieningen leiden vaak tot een te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.
Parkeernormen
De parkeernormen en het toepassingskader ervan zijn uitgewerkt in de “Nota Parkeernormen Den Haag”, vastgesteld op 11 november 2011 (Rv 139 - 2011; RIS 181571) en is op 3 maart 2016 op een beperkt aantal onderdelen gewijzigd en aangevuld (Rv21: RIS 291425_160223). Op 20 juli 2021 heeft de gemeente de Parkeerstrategie Den Haag 2021-2030 vastgesteld (RIS 308711). Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt de parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen.
Het kan zijn dat in de visie van de initiatiefnemer de genormeerde parkeerbehoefte van de in het plan opgenomen functies afwijkt van de werkelijke parkeerbehoefte. Het is dan aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen en goed te onderbouwen.
Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn. Daarnaast kan de gemeente in afwijkende situaties maatwerk toepassen. Aan de hand van de informatie wordt vastgesteld hoeveel parkeerplekken de initiatiefnemer op eigen terrein moet realiseren.
Bij woningbouw is het gemiddelde autobezit uitgangspunt voor de hoogte van de parkeernorm. Het gemiddelde autobezit hangt af van de oppervlakte van de woning, de plek in de stad en het type woning. Voor werken, winkels en andere voorzieningen is de functie van het gebouw en de mate van bereikbaarheid met het openbaar vervoer, bepalend voor de parkeernorm. Bij knooppunten van het openbaar vervoer geldt een lagere norm dan op plekken die minder goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. De parkeernormen worden uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, en bij de -meeste- overige de functies in het aantal parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak.
De stedenbouwkundige regels uit de gemeentelijke bouwverordening zijn in verband met het bepaalde in de Reparatiewet B2K2014 (Stb. 2014, 458) op dit plan niet meer van toepassing. De parkeernormregeling zit volledig in dit bestemmingsplan.
Fietsparkeren
De aantrekkelijkheid van een reis per fiets wordt mede bepaald door de beschikbaarheid en kwaliteit van de fietsparkeervoorziening bij herkomst en bestemming. Daarnaast wil de gemeente voorkomen dat de kwaliteit van de buitenruimte onder druk komt te staan doordat fietsen teveel geparkeerd worden op plaatsen met een intensief gebruik van de openbare ruimte. Om die reden gaat de gemeente uit van het faciliteren en sturen op het stallen van fietsen bij belangrijke bestemmingen of bestemmingsgebieden, zoals NS-stations en de binnenstad. Daarnaast hanteert de gemeente fietsparkeernormen bij nieuwbouw en verbouw van kantoren, bedrijven en voorzieningen. Het gemeentelijke beleid ten aanzien van het stallen van fietsen is vastgelegd in de “Beleidsregels Fietsparkeernormen Den Haag 2016” (RIS294386).
Fietsparkeernormen
De gemeente Den Haag heeft in de “Beleidsregels Fietsparkeernormen Den Haag 2016” normen vastgesteld voor de aanwezigheid van fietsparkeerplaatsen bij kantoren, bedrijven en voorzieningen. Deze fietsparkeernormen worden toegepast bij nieuwbouw en verbouw waarvoor een omgevingsvergunning verplicht is. Het hanteren van fietsparkeernormen is nodig om het fietsen in Den Haag te stimuleren en het beslag van het fietsparkeren op de schaarse openbare ruimte te kunnen reguleren. Bij de bepaling van de fietsparkeernormen is het faciliteren van het groeiende fietsgebruik het uitgangspunt geweest.
Voor het fietsparkeren bij woningen is de eis uit het bouwbesluit van toepassing, waarin is aangegeven dat bij woningen een berging aanwezig is. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor een woongebouw kan in de aanvraag verzoeken om afwijking van de prestatie-eisen die het Bouwbesluit stelt aan buitenbergingen, anders genoemd verzoeken om toepassing van gelijkwaardigheid. In de “Beleidsregels Bergingen nieuwe woongebouwen Den Haag 2017” (RIS297288) staat aangegeven onder welke voorwaarden collectieve fietsstallingen kunnen worden gebouwd in plaats van afzonderlijke fietsbergingen per woning.
De fietsparkeerbehoefte van een ontwikkeling met een niet-woonfunctie wordt berekend aan de hand van het bouwplan en de daarbij behorende parkeernorm. Voor het vaststellen van de fietsparkeereis wordt vervolgens de berekende parkeerbehoefte afgezet tegen de specifieke kenmerken en grootte van het bouwplan en tegen de omgeving van het bouwplan. Indien er concrete aanleiding bestaat om de berekende fietsparkeerbehoefte bij te stellen, is het aan de ontwikkelaar om aan te tonen op grond waarvan dat nodig is. Dubbelgebruik kan daar bijvoorbeeld een aanleiding voor zijn. Aan de parkeereis kan op eigen terrein worden voldaan of door middel van een storting in het fietsparkeerfonds (of een combinatie). Fietsparkeerplaatsen die op eigen terrein worden gerealiseerd dienen goed bereikbaar en comfortabel te zijn. Bij afkoop van de fietsparkeereis door middel van een storting in het parkeerfonds, dient de gemeente te voorzien in de behoefte van fietsparkeerplaatsen door realisatie en exploitatie van (openbaar toegankelijke) fietsparkeervoorzieningen. Tenslotte worden de afspraken tussen ontwikkelaar en gemeente vastgelegd voor de nieuw- en verbouwplannen waarmee het beoogde gebruik van de fietsparkeeroplossingen kan worden bewaakt.
Parapluherziening (fiets)parkeren
Op 20 september 2018 heeft de raad de parapluherziening (fiets)parkeren vastgesteld, onherroepelijk vanaf 16 november 2018 en vervangt daarmee de oude regeling die was opgenomen in de voorgaande beheersverordening Benoordenhout Noord-Oost.
Door het dynamisch maken van de parkeernormen worden de (fiets) parkeernormen niet langer als bijlage van de regels gevoegd maar wordt gedurende de planperiode getoetst aan de op dat moment actuele (fiets)parkeernormen. De technische aanpassing om dit mogelijk te maken is overgenomen uit het paraplu bestemmingsplan en opgenomen in de regels voor het (fiets) parkeren in dit bestemmingsplan.
Nadere toelichting op de dynamische verwijzing naar het geldend parkeerbeleid, paraplu regeling (fiets) parkeren en voor specifiek voor deze ontwikkeling te hanteren parkeernormen.
De parkeernormen en het toepassingskader ervan zijn (ten tijde van de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan) uitgewerkt in de "Nota Parkeernormen Den Haag" (Rv 139 - 2011; RIS 181571) en is in 2016 op een beperkt aantal onderdelen gewijzigd en aangevuld (Rv21: RIS 291425_160223). Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt de parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen. Het kan zijn dat in de visie van de initiatiefnemer de genormeerde parkeerbehoefte van de in het plan opgenomen functies afwijkt van de werkelijke parkeerbehoefte. Het is dan aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen en goed te onderbouwen. Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost.
Op 20 juli 2021 heeft de gemeente de Parkeerstrategie Den Haag 2021-2030 vastgesteld (RIS 308711). Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt de parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen.
In Den Haag geldt de paraplu regeling (fiets) parkeren waarin dynamische links zijn opgenomen waardoor er altijd getoetst kan worden aan actueel beleid. (ex-nunc). Op het moment dat een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld worden deze paraplu regelingen (ongewijzigd) overgenomen in de bouw en gebruiksregels. Hierdoor blijft een bestemmingsplan op dit onderdeel en waar het gaat om parkeernormen en beleid naar de toekomst toe actueel.
Voor het indienen aanvraag omgevingsvergunning is het peilmoment datum indienen aanvraag omgevingsvergunning leidend. Is deze eerder ingediend dan het van kracht worden van de nieuwste parkeernormen en beleid dan dient getoetst te worden aan dat peilmoment en ligt daarmee in het verleden. (ex-tunc). Nadat de aanvraag omgevingsvergunning is ingediend mag een eventuele beleidswijziging geen nadelige consequenties hebben voor een eerder ingediende maar nog niet verleende vergunning aanvraag (rechtszekerheid).
Dit betekent dat het voorgaande parkeerbeleid daarin moet worden gehanteerd aangezien de aanvraag omgevingsvergunning is ingediend vóór 20 juli 2021.
Laden en lossen
Naast de behoefte aan parkeerplaatsen voor auto's en fietsen, kan het bij de bestemming van een gebouw noodzakelijk zijn dat bij/in het gebouw wordt voorzien in een ruimte voor het laden of lossen van goederen. Het gebruik van de gronden en/of opstallen ten behoeve van laden en lossen is een van de gebruiksdoeleinden waarvoor in verband met een goede ordening van functies regels worden opgenomen in een bestemmingsplan. In de regels is opgenomen op grond dat het laden of lossen bij een gebouw op eigen terrein moet gebeuren. Via een nadere eisen-regeling in het bestemmingsplan kan de gemeente nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van laad- en losmogelijkheden in verband met de verkeersveiligheid en/of vanwege van belang zijnde verkeerskundige maatregelen met het oog op de verkeersafwikkeling en doorstroming.
De laad- en losplek t.b.v. aanwezige horeca en detailhandel is vastgelegd op de digitale verbeelding in de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied.
De negen gemeenten in de regio Haaglanden vormen al jaren een gezamenlijke woningmarktregio. Na het opheffen van het Stadsgewest Haaglanden in 2014 is de samenwerking voortgezet middels een bestuurlijke tafel Wonen. Om de woningmarktregio verder te versterken is in 2017 een nieuwe een regionale woonvisie opgesteld voor de periode 2017 – 2021 (Ris-nummer 296460).
De regionale woonvisie kiest ervoor om te streven naar een ongedeelde regionale woningmarkt. Dit wil zeggen een woningmarkt waar er voor alle inwoners voldoende betaalbare en gewenste woningen verspreid over de gemeenten in de regio beschikbaar zijn. De regionale woonvisie benoemt daarnaast meerdere gezamenlijke opgaven op het gebied van sociale woningbouw, woningbouwprogrammering, duurzaamheid, wonen en zorg en verbetering van het bestaande vastgoed. Dit is vertaald naar de volgende doelstellingen:
Het woonbeleid is vastgelegd in de Woonvisie Den Haag 2017-2030 (RIS296833, 29 juni 2017). Den Haag is een groeiende stad in een tijd waarin veranderingen steeds sneller gaan en die de maatschappelijke en economische verhoudingen blijvend veranderen. Het is een uitdaging om mensen, bedrijven en banen aan de stad te blijven binden. Om een fijne, leefbare en groene woonstad te blijven moeten we zorgen dat de sociaaleconomische verschillen niet te groot worden en moeten we overstappen op een nieuwe vorm van energievoorziening.
Den Haag heeft een gunstige uitgangspositie als aantrekkelijke woonstad. De unieke ligging aan zee, het levendige centrumgebied, prettige woonwijken en een sterk internationaal profiel. Om deze positie nog verder te versterken zet de woonvisie in op een 'stedelijke, attractieve en inclusieve stad in 2030'. Dit betekent dat Den Haag meer onderscheidende en aantrekkelijke stedelijke woonmilieus biedt, dat wonen in de stad betaalbaar is voor iedereen én wijken op de toekomst zijn voorbereid en meer gemengd zijn. Het (sloop-)nieuwbouw, transformatie- en verbeterprogramma geeft ruim baan aan deze ambitie en volgt de groei van de stad.
De gemeente Den Haag gaat voor de langere termijn uit van een jaarlijks netto bouwprogramma van 2000-2500 woningen. De ruimte om te groeien is beperkt. Den Haag zal zich voor groei moeten richten op binnenstedelijke locaties (de zogenaamde inbreidingslocaties), transformatie van bestaande gebouwen en gemengde woon-werkgebieden. Daarbij wordt ingezet op differentiatie in architectuur en woningtypen. Het is van belang om hierbij zorgvuldig om te gaan met bestaand groen en bestaande wijken. Een andere uitdaging is het verkleinen van de sociaaleconomische verschillen tussen wijken.
De woonvisie zet in op:
Ad 1) Een meer sociaal-inclusieve stad.
Een aantrekkelijke en gastvrije stad is sociaal inclusief: een stad zonder te grote sociaaleconomische verschillen. De aanwezigheid en spreiding van voldoende betaalbare woningen in de stad voor minder financieel draagkrachtige huishoudens is hierin een belangrijke opgave.
Voor de woningbouwproductie is dit vertaald in een gemiddelde woningbouwproductie van:
Daarbij sturen we op een meer evenwichtige spreiding van de sociale woningbouw over de stad. Ook wordt ingezet op het borgen van voldoende betaalbare woningen voor kwetsbare groepen en wordt gestuurd op de verbetering en vernieuwing van kwetsbare wijken, o.a. via de aanpak 'Nieuwe Generatie Stadswijken'. Streven is meer differentiatie in de woningvoorraad aan te brengen. Eventuele afname van de sociale voorraad in deze wijken dient elders in de stad, maar ook in de regio te worden gecompenseerd.
Ad 2) Het verder uitbouwen van Den Haag als aantrekkelijke en gastvrije woonstad.
Dit is een voorwaarde voor het vasthouden en aantrekken van stedelijk talent. Doel is om voor deze groepen die bijdragen aan het internationale, gastvrije, levendige en economische profiel van Den Haag nog meer onderscheidende stedelijke woon(werk)milieus te ontwikkelen. In het bouwprogramma wordt daarom nadrukkelijk rekening gehouden met de woonvoorkeuren van stedelijke doelgroepen young urban professionals, stedelijke gezinnen, studenten, empty-nesters en expats.
Ad 3) Een meer toekomstbestendige woningvoorraad.
Het streven is dat in 2030 de woningvoorraad voldoet aan de duurzame en woontechnische eisen. Dit betekent dat het onderhoud van woningen op orde is en dat in 2030 tenminste 50% van de woningen wordt verwarmd met een niet-fossiele warmtebron. Voor nieuwbouw betekent dit dat woningen niet langer zijn aangesloten op het gasnet. Verder wordt ingezet op een groter en gevarieerder aanbod aan geschikte woningen en woonzorgvormen voor (langer) zelfstandig thuis wonen.
Betekenis voor het plangebied
De wijk Duinzigt is in de Woonvisie Den Haag 2017 – 2020 getypeerd als een Stedelijk exclusief Woonmilieu: wonen in een buurt die zijn karakter ontleent aan de vooroorlogse stijlvolle architectuur en klassieke vormentaal. De woonfunctie is dominant. Het plangebied ligt omringd door zowel wijken met hogere dichtheden en meer voorzieningen als wijken met lagere dichtheden en veel groen. Naast economische functies, wordt er een woonprogramma toegevoegd op de ontwikkelingslocatie. Er is hierbij sprake van een gemengd woon-werkgebied.
Op 7 oktober 2020 heeft de raad de Woonagenda 2020-2023 vastgesteld (RIS305711) ter vervanging van de Woonagenda 2019-2030. Belangrijke elementen van de woonagenda zijn:
De voorziene ontwikkeling in het plangebied dient aan de uitgangspunten uit de Woonagenda 2020-2023 te voldoen.
Het beoogde woningbouwprogramma bestaat uit 39 drie- en vierkamerappartementen (koop) met een bruto vloeroppervlak tussen de 100-160 vierkante meter.
Hiermee voldoet het woningbouwprogramma aan de eisen van de Woonagenda. Omdat het om minder dan 80 woningen gaat, zijn de eisen ten aanzien van 30% sociale en 20% middeldure huur niet van toepassing.
Het plangebied ligt in een gebied waar het uitgangspunt is om maximaal 20% van de nieuwe woningvoorraad kleiner dan 50m2 te laten zijn. De nieuwe ontwikkelingen in het plangebied voldoen hieraan.
Conclusie
De coördinatieregeling uit de Wro voor deze (her)ontwikkeling is van toepasssing verklaard. Hierin wordt geborgd dat voldoende grote woningen (appartementen boven de 50 vierkante meter worden opgenomen). Het woningbouwprogramma is in overeenstemming met het gemeentelijk woonbeleid.
Op 1 juli 2019 is de nieuwe Huisvestingsverordening Den Haag 2019 (RIS 301932) in werking getreden. Die stelt dat het bouwkundig splitsen van woningen negatieve gevolgen kan hebben voor het karakter van en de leefbaarheid in een buurt. Denk aan een hogere parkeerdruk van auto's en fietsen, de druk op voorzieningen en de openbare ruimte. Ook moet Den Haag zuinig zijn op woningen voor grotere huishoudens, anders verdwijnen die sneller dan dat we ze kunnen bijbouwen. De regels voor bouwkundig splitsen worden met deze verordening strenger. We sluiten een groot aantal gebieden van splitsing uit om deze te ontlasten. Het toetsen aan diverse criteria leidt ertoe dat er nog in een beperkt aantal gebieden onder voorwaarden bouwkundig gesplitst mag worden. In een beperkt aantal gebieden blijft splitsen nog mogelijk. Het plangebied maakt hiervan geen deel uit.
Voor bouwkundige splitsing is ook een omgevingsvergunning nodig. Dat is een bouwtechnische toets. Ook wordt daarbij getoetst aan het bestemmingsplan en dus aan ruimtelijke aspecten, waaronder parkeren. Parkeernormen bij wonen zijn vastgelegd in de Nota parkeernormen Den Haag.
Betekenis voor het plangebied
Het plangebied ligt in een gebied waar woningen niet meer gesplitst mogen worden. Ook niet onder bepaalde voorwaarden. In de algemene bouwregels is vastgelegd dat bouwkundig splitsen niet is toegestaan.
Algemeen: beleidsvisie Kracht van Kwaliteit
De economische visie van Den Haag is vastgelegd in de nota "Kracht van kwaliteit” (Rv 126 - 2011; RIS 181227). De toekomst voor de Nederlandse economie in de mondiale concurrentiestrijd ligt bij kennis, creativiteit en stedelijke kwaliteit. De uitdaging voor de stad Den Haag is om de omstandigheden te creëren waaronder de economie van de stad ook op de langere termijn kansen biedt voor werk, inkomen en ontplooiing van alle Haagse burgers.
De strategie voor de Haagse economie kan worden samengevat in de volgende speerpunten:
Den Haag heeft een uniek profiel als internationale stad van Vrede en Recht. Daarmee heeft de stad internationale bekendheid verworven. Dit profiel spreekt ook bedrijven en instellingen buiten die sector nadrukkelijk aan en heeft daarom ook in het economische domein een wervend karakter – een “sterk merk”. In de internationale zone zijn veel van deze organisaties geconcentreerd.
Den Haag bezit een breed palet aan winkels, horeca, cultuur en historie. Samen met strand en duinen ontstaat hierdoor een uniek woon- en leefklimaat. Den Haag versterkt zijn positie als tweede toeristische stad van Nederland. Het centrum (Binnenstad, stationsgebieden, Beatrixkwartier), Scheveningen en Internationale Zone zijn gebieden met veel werkgelegenheid en bezoekers en vormen daarmee de economische kerngebieden van de stad. Hier wordt gewerkt aan versterking van het aanbod aan kwaliteitswinkels, horeca en recreatieve functies.
Den Haag zet actief in op de ontwikkeling van kennis en bedrijvigheid binnen het cluster Veiligheid onder de noemer The Hague Security Delta. Den Haag combineert zijn inzet op internationale instellingen en zakelijke dienstverleners (met name in de clusters energie, it en telecom en financiële dienstverlening).
Daarnaast is ook veel aandacht nodig voor kleine en middelgrote bedrijven, zowel in de economische kerngebieden als in de wijken. Voor deze bedrijvigheid is ook meer kleinschalige bedrijfsruimte hard nodig. Den Haag is een stad met een sterke, kennisintensieve zakelijke dienstensector, die bijna een kwart van de werkgelegenheid omvat. Den Haag is daarom aantrekkelijk voor (hoofd)kantoren, internationale bedrijven en instellingen. De spin-off hiervan is van groot belang voor de lokale economie en banen voor alle niveaus in het mkb. Den Haag zet daarom vol in op de (ruimtelijke) kwaliteit en de bereikbaarheid van toplocaties voor kantoren en instellingen.
De kwaliteit van het arbeidsaanbod zal - door vergrijzing, schaarste aan vakmensen en tekort aan kenniswerkers - in de nabije toekomst een doorslaggevende vestigingsfactor worden. We zetten daarom actief in op de komst van academische instellingen en versterking en verbreding van het hoger onderwijs met onder meer topopleidingen.
De gemeente Den Haag heeft een verdichtingsopgave. Om deze verdichtingsopgave te realiseren en het grondgebruik te optimaliseren is functiemenging een goed instrument. In de notitie 'Functiemengingstrategie (Rv 88 - 2005; RIS127027): Mengen van bedrijven en wonen' komt de functiemenging van praktijk- kantoor- en bedrijfsruimte met wonen aan de orde.
In paragraaf wordt nader ingegaan op de milieuaspecten rondom het mengen van bedrijvigheid met gevoelige functies, zoals wonen.
In aanvulling op het eerder genoemde beleid is het beleid van de gemeente Den Haag gericht op het realiseren en instandhouden van kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid verspreid over de stad. Dit beleid is neergelegd in het Actieprogramma Kleinschalige Bedrijfsruimte uit 2011 en in 2017 geactualiseerd. Het ondersteunen en faciliteren van beginnende en kleinschalige bedrijvigheid vormt de kern van het economische beleid in de wijken. Er worden geen delen van de stad uitgesloten.
Als begrip wordt onder kleinschalige bedrijfsruimte verstaan: werkruimte tot 500 m2 bedoeld voor ambachtelijke bedrijfsactiviteiten.
Den Haag groeit hard. Met een leegstandspercentage van rond de 1% is het bijna onmogelijk voor de grote groep kleine ondernemers in de stad om geschikte bedrijfshuisvesting te vinden. Binnen de bredere ontwikkeling van de stad is het van belang om voldoende ruimte te creëren en te behouden voor bedrijven, zodat Den Haag een diverse economie houdt met een inclusieve arbeidsmarkt en duurzaam aantrekkelijk is voor ondernemers. Ook voor de zogenaamde stadsverzorgende bedrijvigheid als het midden- en kleinbedrijf, groothandel, automotive, print, media, kleinschalige productie, verhuur, autobedrijven en opslag. Die ambitie is duidelijk in de Bedrijfshuisvestingstrategie verwoord. Het tekort aan bedrijfsruimte vraagt om een overkoepelende strategie voor bedrijfshuisvesting. Er zijn hierbij drie doelstellingen:
Op basis van deze ambitie zien we het liefst dat de functie 'bedrijf' daar waar mogelijk gehandhaafd blijft en/of wordt toegevoegd.
Conclusie
In het plangebied worden geen bedrijven toegestaan. Binnen het plangebied wordt wel een menging van functies (met de daarin voorkomende activiteiten) mogelijk gemaakt. Dit betreffen echter met name activiteiten die betrekking hebben op functies zoals detailhandel, dienstverlening, sport en maatschappelijke voorzieningen en die een effect kunnen hebben op het milieu en woon- en leefklimaat aspecten voor (aanwezige of toegestane) gevoelige functies in de nabije omgeving, zoals de functie wonen. Het plangebied wordt gezien de ligging en de aard van de omgeving niet geschikt geacht voor de vestiging van (zwaardere) bedrijven. In hoofdstuk 5.3 Ontwikkelingen wordt het gehele programma van de ontwikkeling beschreven en toegelicht.
In hoofdstuk 4.9 Bedrijven en milieuzonering wordt ingegaan op aanwezige en toegestane functies en het gevolg voor milieu en woon- en leefklimaat aspecten rondom het mengen met gevoelige functies zoals wonen. Daarbij wordt de functiemenging categorieën uit de VNG brochure Bedrijven- en Milieuzonering aangehouden, Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging
Den Haag hanteert hiervoor als basis de VNG uitgave uit 2009. In Den Haag is vanaf 11 maart 2014 daarvoor een specifieke lijst opgesteld. Deze lijst wordt vanaf die datum toegepast in bestemmingsplannen en kent een categorie indeling A, B en C zoals die wordt gehanteerd volgens het Activiteitenbesluit.
De juridische doorvertaling
In Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels heeft de juridisch planologische doorvertaling van het programma plaatsgevonden vertaald naar bestemmingen en opgenomen toegestane functies. Vervolgens opgenomen in de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2 en Gemengd - 3 met bijbehorende regels.
Het provinciale detailhandelsbeleid is er enerzijds op gericht om de ruimtelijke detailhandelsstructuur zoveel als mogelijk te versterken en de beschikbaarheid en bereikbaarheid van detailhandelsvoorzieningen te garanderen. Anderzijds wordt de dynamiek in de detailhandel bevorderd vanwege het grote economische belang van deze sector.
Er zijn in Zuid-Holland grofweg drie type winkelcentra te onderscheiden: de grote centra, de middelgrote centra en de overige centra. De grote centra hebben over het algemeen voldoende massa en bieden naast detailhandel een breder aanbod aan publieksvoorzieningen die er samen voor zorgen dat deze centra ook voor de aankoop van niet-dagelijkse artikelen veelal worden bezocht. Dit geldt in mindere mate voor de middelgrote centra die over het algemeen een minder grote regionale rol (zijn gaan) vervullen. De overige centra hebben vooral op lokaal niveau een verzorgende functie waarin het dagelijks aanbod een belangrijke positie inneemt.
Te ontwikkelen centra
Voor deze categorie centra wordt gestreefd naar een opwaardering van de detailhandelsfunctie in termen van kwaliteit (winkelbestand en openbare ruimte), parkeren en bereikbaarheid en imago/beleving. Onder voorwaarde van het toepassen van de Ladder voor duurzame verstedelijking, kan voor deze categorie sprake zijn van uitbreiding van het winkelareaal. Het gaat om de volgende locaties:
Te optimaliseren centra
De 'te optimaliseren centra' nemen een prominente positie binnen de structuur in en zijn van groot belang voor de leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit. De omvang van het winkelareaal in deze centra is de afgelopen jaren over het algemeen te veel in omvang toegenomen in relatie tot hun verzorgingsfunctie maar missen een kritische massa die juist de grotere steden aantrekkelijk maken voor aankoop van niet-dagelijkse artikelen. Internet is een belangrijk aankoopkanaal voor vooral niet-dagelijkse goederen. Branches die veelal op internet worden gekocht, zijn juist aanwezig in dit type centra. Andere publieksfuncties zoals horeca en leisure zijn over het algemeen wat minder sterk vertegenwoordigd. Het gevolg is dat deze centra een minder grote koopkrachttoevloeiing realiseren en dat de bestedingen per m2 op een lager niveau liggen. De betreffende gemeenten hebben ook nagenoeg geen ontwikkelingsruimte voor nieuwe detailhandelsontwikkelingen. De combinatie van deze factoren zorgt ervoor dat het (toekomstig) functioneren van deze groep centra onder druk staat. Detailhandel is een belangrijke drager voor de aantrekkelijkheid en levendigheid van deze centra. Doordat de functie van detailhandel in deze centra terugloopt, dreigt ook de sociaal-maatschappelijke functie van deze centra terug te lopen. De belangrijkste (ruimtelijke) opgaven liggen voor alle betrokken partijen (overheden en markt) dan ook bij deze categorie centra.
Het winkelbestand in deze centra zou bij voorkeur niet moeten uitbreiden en zich primair moeten richten op de eigen bewoners en geen of heel beperkte regionale ambities moeten nastreven. Mocht het eigen inwonertal in aanzienlijke mate toenemen, dan kan het winkelaanbod hierop afgestemd worden. Soms kan intensivering op een plek aan de orde zijn, gevolgd door sanering of transformatie elders. Een belangrijke opgave ligt in het terugdringen van winkelleegstand, o.a. door transformatie naar andere functies. Toevoeging van andere publieksfuncties, zowel maatschappelijk als commercieel van aard, kan de aantrekkelijkheid van deze centra verhogen. Het gaat hierbij om een maatwerkopgave per centrum, waarbij de provincie via het Actieplan detailhandel Zuid-Holland en het Actieprogramma Slim Ruimtegebruik ondersteuning kan bieden.
Overige aankoopplaatsen
De overige centra vervullen een lokale functie, zijn belangrijk voor de bereikbaarheid van het dagelijks aanbod en hebben een meerwaarde voor de leefbaarheid van de kleine kernen, wijken en buurten. Het toekomstperspectief is divers: sommige centra functioneren goed, andere centra komen in aanmerking voor een facelift, herprofilering, (gedeeltelijke) transformatie of samenvoeging. Voor deze categorie centra kan eventuele beperkte groei van het winkeloppervlak aan de orde zijn om de dynamiek in de dagelijkse sector te faciliteren. Beperkte groei van het aanbod in de overige centra is ook mogelijk indien dit aanbod geen gelijke tred houdt met een sterke bevolkingsgroei die recent heeft plaatsgevonden, of aanstaande is, bij achterstand in het voorzieningenniveau of bij feitelijke en planologische saldering van aanwezige detailhandel uit hetzelfde verzorgingsgebied.
Toelaatbaarheid nieuwe ontwikkelingen
Ruimtelijke ontwikkelingen die met nieuwe detailhandel gepaard gaan, worden in de toelichting op het bestemmingsplan onderbouwd via de ladder voor duurzame verstedelijking. Daarnaast moet inzicht gegeven worden in de eventuele toename van de leegstand en de gevolgen voor de ruimtelijke kwaliteit in het verzorgingsgebied, alsmede eventuele mogelijkheden voor saldering. In de Verordening ruimte is aangegeven dat nieuwe detailhandel primair binnen of aansluitend aan een bestaande winkelconcentratie moet worden gerealiseerd. Voor (ontwerp)bestemmingsplannen die nieuwe detailhandel groter dan 2000 m² bruto vloeroppervlak binnen de centra mogelijk maken, moet worden aangetoond dat het woon- en leefklimaat en de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast. Het gaat daarbij onder meer om het voorkomen van onaanvaardbare leegstand. Met het oog hierop is advies nodig van de Adviescommissie Detailhandel Zuid-Holland en wordt zo nodig een distributieplanologisch onderzoek (DPO) uitgevoerd. Voor de binnensteden van Rotterdam en Den Haag ligt de grens voor het aanvragen van advies bij de Adviescommissie Detailhandel Zuid-Holland vanwege eerdergenoemde redenen op 4000 m2 bvo.
Betekenis voor het plangebied
Het winkelcentrum in het plangebied valt onder de categorie "Overige Aankoopplaatsen" en heeft geen bovenlokale functie. Voor deze categorie centra kan eventuele beperkte groei van het winkeloppervlak aan de orde zijn om de dynamiek in de dagelijkse sector te faciliteren. Beperkte groei van het aanbod in de overige centra is ook mogelijk indien dit aanbod geen gelijke tred houdt met een sterke bevolkingsgroei die recent heeft plaatsgevonden. Daar is hier sprake van.
Er is hier sprake van een toename van het winkeloppervlak van circa 1.200 m2 detailhandel. Het plangebied maakt onderdeel uit van de hoofdwinkelstructuur en voldoet daarmee aan de regel dat dit alleen kan binnen of aansluitend aan een bestaande winkelconcentratie in de centra van steden, dorpen en wijken. Omdat de ontwikkeling niet een omvang van meer dan 2.000 m2 bruto vloeroppervlak betreft, is er geen advies nodig van de adviescommissie detailhandel Zuid-Holland.
Er is een distributieplanologisch onderzoek (DPO) uitgevoerd. Dit DPO staat in bijlage 13 (Brancheringonderzoek (DPO) ) en toont aan dat er met deze uitbreiding geen onaanvaardbare leegstand optreedt en dat de behoefte aangetoond is.
Daarnaast moet aangetoond zijn dat de extra toegestane detailhandel, het woon- en leefklimaat niet onevenredig aantast. In hoofdstuk Bedrijven en milieuzonering wordt hier nader op ingegaan.
Conclusie
Het uitbreiden van het bestaande winkelareaal is in overeenstemming met provinciale beleid.
De metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) neemt taken over van het in 2015 opgeheven Stadsgewest Haaglanden De MRDH is een samenwerkingsverband van 23 gemeenten die hun krachten bundelen om het gebied beter bereikbaar te maken en het economisch vestigingsklimaat te versterken.
Het door het Stadsgewest Haaglanden in november 2013 vastgestelde Regionale structuurvisie detailhandel 2013-2020 blijft uitgangspunt voor het beleid in de regio.
Het Stadsgewest Haaglanden streeft naar kwalitatieve versterking van het winkelaanbod in de regio, om ruimte te bieden aan (de groei van) de consumentenvraag vanuit Haaglanden en omgeving en het bieden van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bewoners en bedrijven. Vanuit deze visie op detailhandel adviseert het Stadsgewest de provincie Zuid-Holland over detailhandelsontwikkelingen en –initiatieven in de regio.
Plannen van meer dan 2.000 m² bvo in bestaande en nieuwe winkelconcentraties en ontwikkelingen op perifere locaties groter dan 1.000 m² bvo worden getoetst door het Stadsgewest Haaglanden. Hiervan is geen sprake, de toename betreft circa 1.200 m2.
Nieuwe initiatieven dienen te passen binnen de volgende doelstellingen:
De 'Ladder voor duurzame verstedelijking' (SER-ladder) is als inspiratiekader gebruikt om detailhandelsinitiatieven in de regio Haaglanden te kunnen beoordelen. De ladder is door het Rijk in het leven geroepen om een goed functioneren van het ruimtelijke ordeningssysteem te bevorderen. Om de regio te kunnen laten instemmen met een initiatief, dient een initiatief aan een aantal criteria te voldoen. Deze zijn opgenomen in 'de detailhandelsladder'. Zie tevens hoofdstuk 5.4.1 Ladder voor duurzame verstedelijking.
Den Haag zet in op de versterking van de Haagse winkelgebieden. Het beleid is opgebouwd uit drie onderdelen (de beleidscyclus) met de Kadernota Detailhandel (RIS 300626), de Retailmonitor (RIS 301527) en het Actieprogramma Den Haag Winkelstad 2020-2023.
De Kadernota Detailhandel geeft de gewenste ontwikkelingsrichting aan voor de detailhandel. De concentratie op bestaande locaties in de hoofdwinkelstructuur is uitgangspunt van deze nota. Er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. De gemeente streeft ernaar dat iedere Hagenaar binnen een straal van 1.000 meter zijn dagelijkse boodschappen kan doen.
Hoofdwinkelstructuur
Den Haag zet in op een versterking van de hoofdwinkelstructuur. In de hoofdwinkelstructuur bevinden zich de belangrijkste winkelconcentraties van Den Haag. De hoofdwinkelstructuur wordt bepaald op basis van de detailhandelsmonitor. Volgens de Retailmonitor maken 68 winkelgebieden deel uit van deze structuur. Winkelgebieden worden tot de hoofdwinkelstructuur gerekend als zij duidelijk als concentratie herkenbaar zijn, waarbij het winkelgebied of minimaal een buurtverzorgende functie heeft of een herkenbaar thema; 'een winkelgebied is een kerngebied met minimaal 5 winkels geclusterd of 3 winkels geclusterd waarvan minimaal een trekker van 200 m2. Zes winkelgebieden zijn opgedeeld in een kerngebied en een rek- en krimpflank (niet behorende tot de Hoofdwinkelstructuur), met als doel het winkelaanbod verder te concentreren in een krachtig kerngebied.
De ambitie van het Actieprogramma Den Haag Winkelstad is om de economisch meest vitale winkelstad te zijn. Dit kreeg al continu aandacht, maar dit vergt blijvende aandacht en creativiteit om nieuwe ontwikkelingen het hoofd te bieden. Er wordt gewerkt met drie kernthema's;
• Basis op orde;
• Attractieve Winkelstad;
• Sterk ondernemerschap.
Onder deze 3 kernthema’s zijn 6 programma’s ondergebracht. Vernieuwing is een belangrijke voorwaarde en loopt als een rode draad door de kernthema’s en programma’s. Omdat stilstand in een veranderende tijd vaak achteruitgang betekent, stimuleren we vernieuwing zo veel mogelijk binnen de winkelgebieden en bij het ondernemerschap, waarbij het Haags Retailpunt een belangrijke rol vervult.
afbeelding 33: Het winkelcentrum maakt onderdeel uit van de hoofdwinkelstructuur.
Het winkelcentrum in het plangebied ligt in de hoofdwinkelstructuur. Er wordt gewerkt met twee categorieën bij de inzet in de winkelgebieden in de hoofdwinkelstructuur: prioritaire winkelgebieden en extra aandacht winkelgebieden. Het winkelcentrum valt onder deze laatste categorie. In het programma is aangegeven voor het winkelcentrum: versterken van de ondernemersvereniging en behouden aantrekkingskracht winkelcentrum gedurende de herontwikkeling.
Flitsbezorgdiensten
Flitsbezorging is een nieuw bedrijfsconcept dat zich voornamelijk richt op de levering van door hun digitaal verkochte producten, en is vanwege de innovatieve en uiteenlopende bedrijfsmodellen mogelijk onder meerdere bestemmingen van Haagse plannen inpasbaar. Dit kan tot verwarring en rechtsonzekerheid leiden, vooral als het gaat om de vestiging van nieuwe flitsbezorgdiensten op ongewenste locaties in Den Haag. Om deze reden wordt flitsbezorging met deze Parapluherziening van een definitie voorzien en wordt getracht duidelijkheid te verschaffen op welke plekken flitsbezorging wel of niet is toegestaan. Hierbij staat met name centraal dat flitsbezorging als een specifieke vorm van detailhandel dient te worden aangemerkt, die vanwege ruimtelijke redenen niet wenselijk is binnen de Haagse Hoofdwinkelstructuur. De vestiging van nieuwe 'flitsbezorgingondernemingen' – zoals vastgelegd in het toepasselijke beleid - wordt derhalve middels dit plan uitgesloten. Tevens scherpt het bestemmingsplan mede het ruimtelijk -planologisch beleid ten aanzien hiervan aan.
Flitsbezorgdiensten in relatie tot de kadernota Detailhandel
De Kadernota Detailhandel (RIS300626) is in 2018 vastgesteld door de Haagse gemeenteraad. Deze nota vormt het juridisch-planologisch kader voor het detailhandelsbeleid in Den Haag. Hierin worden op stadsniveau de ambities en de ruimtelijk beleidsprincipes en –keuzes vastgelegd, voor een gezonde Haagse winkelstructuur en de mogelijkheden voor vernieuwing. Alle inspanningen zijn erop gericht om de winkelstraten in de hoofdwinkelstructuur te versterken en vestiging zoveel mogelijk te concentreren in de hoofdwinkelstructuur. De hoofdwinkelstructuur is het netwerk van winkelconcentraties met voldoende toekomstperspectief dat voor de consument (bewoners, werknemers en bezoekers/toeristen) zo fijnmazig mogelijk is, maar voor ondernemingen grofmazig genoeg is om rendabel te kunnen functioneren. De hoofdwinkelstructuur bestaat op dit moment uit 68 winkelgebieden die zijn vastgelegd in de Retailmonitor (RIS301527).
Het detailhandelsbeleid is gericht op het behouden en versterken van deze hoofdwinkelstructuur: vitale en levendige winkelgebieden die een buurtverzorgende functie hebben, winkelgebieden in de binnenstad en van winkelgebieden die een bepaald thema hebben.
De achterliggende gedachte hierbij is dat van detailhandel wordt gesproken als de consument ter plekke fysiek producten aankoopt, danwel afhaalt. Winkelend publiek is dan ook belangrijk voor een winkelgebied. Meerdere winkels die een divers publiek aantrekken versterken elkaar, doordat zij profiteren van elkaars nabijheid en klanten en zorgen voor een prettige winkelomgeving. Bij flitsbezorging is hiervan geen sprake. Klanten bezoeken de hubs niet om boodschappen te doen en halen de producten in de regel ook niet ter plaatse op. Sterker nog fietsbezorgers, die door het winkelend publiek flitsen, doen af aan een prettige winkelervaring. Daarmee draagt een dergelijke invulling niet bij aan de versterking van een winkelgebied zoals bedoeld is in het beleid en heeft het veelal een negatieve invloed op de (winkel)omgeving.
Aanwezige en rechtmatig gevestigde flitsbezorgdiensten worden van een positieve bestemming voorzien en worden nieuwe vestigingen van flitsbezorging verboden in de bestemmingsplangebieden die vallen binnen de winkelgebieden van de Haagse Hoofdwinkelstructuur, zoals aangeduid van de Retailmonitor Den Haag 2017 (RIS301527 Bijlage 3 Kernwinkelgebied retailmonitor Den Haag 2017 (RIS301527)).
Er kunnen op grond van dit bestemmingsplan geen nieuwe vestigingen in de Hoofdwinkelstructuur worden geopend. Via een Wabo procedure, kan de gemeente dan nog wel door middel van een afwijking van het planologisch gebruik medewerking verlenen indien daar reden voor is.
Ambulante handel
In de nota Markten, Straathandel en Kiosken 2016-2021 “De straat verdient het: handel in de buitenruimte” (zie RIS283882) heeft de gemeente de ambitie uitgesproken meer ruimte te willen bieden aan ambulante handel. Straathandel zorgt voor reuring en dynamiek op straat, verhoogt de aantrekkelijkheid van de stad voor bewoners en bezoekers en schept werkgelegenheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt. De uitwerking van deze nota is in de Markt- en Straathandelsverordening vastgelegd.
Doel van de Verordening straathandel Den Haag 2017 (RIS 295091) is het stimuleren van economische activiteiten, het bieden van een gelijk speelveld, kansen aan zittende en nieuwe ondernemers, het garanderen van de leefbaarheid voor bewoners, het corrigeren van in het verleden ontstane scheefgroei en het realiseren van een straatbeeld dat past bij de dynamiek van een grote stad.Kiosken hebben een permanent karakter en moeten opgenomen worden in het bestemmingsplan.
In het winkelcentrum zijn in de bestaande situatie twee standplaatsen (de Bloemendoos, Vis en snacktiek Duinzigt, beide detailhandel en een kiosk (Take Away Dönner & Pizza) aanwezig.
Het uitgangspunt is dat alle 3 de ondernemers de mogelijkheid hebben in het plangebied terug te keren. Daartoe zijn verschillende mogelijkheden:
De regeling in het bestemmingsplan is dusdanig geformuleerd dat alle vier de opties mogelijk zijn.
Er is het plangebied ruimte voor 3 kiosken, twee op het plein en één voor de huidige Albert Heijn (Kopgebouw).
Aan de zijde The Mann Bouwmeesterlaan mag op het winkelplein een gebouw voor twee kiosken komen. Dit gebouw:
Aan deze kiosken wordt de functieaanduiding Gemengd toegekend waarbinnen horeca en/of detailhandel is toegestaan. De kiosken op het plein zijn een ontmoetingsplek en er kan op een laagdrempelige manier geconsumeerd worden. Zodoende dragen zij op economisch en ruimtelijk gebied iets bij aan het winkelgebied Willem Royaardsplein.
Den Haag wil met de kracht van horeca de aantrekkelijkheid van Den Haag vergroten, de ontwikkeling van gebieden met grote economische betekenis verder aanjagen en groei van werkgelegenheid in de horecasector stimuleren. De visie voor het gemeentelijk horecabeleid in de komende jaren wordt in de 'Horecavisie Den Haag' (RIS 288645) uiteengezet langs de belangrijkste thema's. Hiermee zet Den Haag in op het verder optimaliseren van de randvoorwaarden voor een bloeiend horecaklimaat in de stad.
In de horecavisie worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
De gemeente heeft als rol om afwegingen te maken tussen de belangen van ondernemers onderling en die tussen ondernemers en bewoners. Hierbij wordt uitgegaan van gebiedsprofielen voor de vestiging van horecazaken.
Het resultaat is dat de kracht van Haagse horecaondernemers optimaal bijdraagt aan de quality of life voor bewoners, de aantrekkingskracht op (zakelijke) toeristen, een concurrerend vestigingsklimaat voor bedrijven en aan de werkgelegenheid in het algemeen.
Horecavisie: uitwerkingsplan 2016-2019
Het Uitwerkingsplan 2016-2019 (RIS 288643) maakt de vertaling van de Horecavisie naar concrete acties. In het uitwerkingsplan zijn een aantal regels en locaties specifiek benoemd.
Horeca in winkelgebieden
Den Haag streeft naar een optimale verhouding tussen winkels en horeca die winkelgebieden versterken. Daghoreca kan bijdragen aan de aantrekkelijkheid van een winkelgebied. Op een aantal pleinen kan de levendigheid in de avonduren worden versterkt, waardoor de verblijfstijd van de bezoeker wordt verlengd. Gekozen wordt nu voor het uitgangspunt van maximaal 30% lichte horeca in winkelgebieden. Op sommige locaties is een concentratie tot maximaal 60% lichte en/of middelzware horeca wenselijk. Dat is in onderhavig plangebied echter niet aan de orde. Het percentage heeft betrekking op het totaal aantal panden (niet-woningpanden) in het betreffende winkelgebied.
Inventarisatie
Uit een verrichte inventarisatie blijkt dat er de volgende zelfstandige horeca-inrichtingen zijn:
Voor Willem Royaardsplein 6 is een vergunning verleend voor een restaurant-café.
Er zijn dus in totaal 6 horecabedrijven. De horecavoorziening in het Sportcentrum Duinzigt is aan de hoofdfunctie gerelateerd en betreft geen zelfstandige horeca. Dit geldt ook voor de viskiosk, wat detailhandel met ondergeschikte horeca betreft. Deze tellen daarom niet mee in het aantal (zelfstandige) horecabedrijven. Op basis van het vorige planologisch regime (beheersverordening) was horeca in de categorie middelzwaar tot een maximum van zes vestigingen uitsluitend op de begane grond toegestaan. In dit bestemmingsplan wordt horeca tot en met categorie middelzwaar toegestaan. Hierin een verwijzing opgenomen naar de Staat van horeca-categorieën die als bijlage bij de regels is opgenomen. Hierin is beschreven welke verschillende horeca-categorieën er zijn en wat daaronder valt.
Conclusie
In het plangebied, uitsluitend op de begane grond, wordt in bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2 en Gemengd - 3 horeca in de categorie licht en middelzwaar toegestaan. Zware horeca is niet toegestaan.
Het totaal aantal toegestane zelfstandige horecabedrijven in de categorie middelzwaar bedraagt zes. Dit is gebaseerd op bestaande juridische planologische rechten (voorheen beheersverordening Benoordenhout Noord Oost, (1.4 Geldende planologische regelingen). Gezien het gemeentelijk horeca beleid waarbij rekening wordt gehouden met openstellingen in relatie tot de gewenste leefbaarheid van winkelcentra voor de nabije omgeving is in overleg met initiatiefnemer bepaald dat maximaal vier zelfstandige horecabedrijven in de categorie middelzwaar in dit nieuwe plan zullen worden toegestaan.
Uitleg van de berekening toegestane horeca in het plangebied.
Voor deze planvorming zijn de (bestaande rechten van de) middelzware horeca vestigingen inclusief meegenomen.
Dit wil zeggen: het aantal van vier maakt onderdeel uit van de berekening van het huidige horeca beleid waarin 'maximaal 30% lichte horeca in winkelgebieden' is toegestaan. In de regels van de betreffende bestemmingen is vervolgens aan dit percentage het aandeel middelzware horeca toegevoegd. Hierdoor wordt op basis van huidige horeca beleid én op basis van huidige juridisch planologische rechten per saldo niet meer horeca toegestaan. Binnen deze kaders is (flexibele) invulling door middel van uiteindelijke exploitatie en verhuur van horeca units in het winkelcentrum mogelijk gemaakt.
De oppervlakte van terrassen ten behoeve van toegestane horeca in de aangrenzende bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2 en Gemengd - 3 en in Verkeer - Verblijfsgebied met de functieaanduiding "gemengd" (gd) mag maximaal 75m² bedragen. Deze begrenzing betreft alleen losstaande eilandterrassen op het plein en alleen in de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. Daarnaast is het mogelijk om gevelterrassen direct grenzend aan de gevels van de horecazaken te situeren. De gevelterrassen mogen zich in een zone tot maximaal 2 meter uit de gevel bevinden.
In het plangebied komen geen hotels voor en aangezien het plangebied niet in een toeristisch kerngebied ligt, maakt het bestemmingsplan ook geen nieuwe hotels mogelijk.
Een Bed & Breakfast exploiteren door de bewoner(s) van een woning is onder voorwaarden toegestaan in Den Haag:
In het bestemmingsplan is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor de vestiging van een bed & breakfast binnen een woonfunctie, met dien verstande dat dit geen onevenredige aantasting van de leefomgeving met zich mee brengt.
Het kantorenbeleid is vastgelegd in de nota 'Kantorenstrategie Den Haag 2018-2025, de gebruiker centraal 2.0' (RIS 300807). De oude kantorenstrategie uit 2010 (RIS 170032) had als doel om het overaanbod van kantoorruimte in Den Haag en de regio te verminderen, door transformatie van kantoren naar ander vastgoed te stimuleren.
Echter, de Haagse kantorenmarkt is in korte tijd sterk veranderd. De vraag naar kantoorruimte neemt toe, terwijl het aanbod (met name) door het succes van de kantorentransformatie afneemt. Er is nu al sprake van kwalitatieve tekorten en onvoldoende aanbod in bepaalde segmenten, bijvoorbeeld bij kantoorverzamelgebouwen.
Daarnaast verandert de aard van de vraag onder invloed van de 'nieuwe economie'. Het gaat nu steeds vaker om kleine bedrijven, start-ups en doorgroeiende bedrijven. Het Midden en Kleinbedrijf (MKB) is hierdoor een belangrijk onderdeel van de Haagse economie en is op zoek naar passende kantoorruimte op een locatie die goed bereikbaar is met het OV, centraal gelegen en dichtbij andere bedrijven en voorzieningen.
Belangrijke elementen van de kantorenstrategie zijn het aanhouden van een planvoorraad van 200.000 m2 bvo voor nieuwbouw, het terughoudend omgaan met transformaties van panden boven de 1500 m2 bvo, het respecteren van bestaande transformatieplannen, het stimuleren van verduurzaming en het verruimen van bestemmingsmogelijkheden.
Voor het plangebied van bestemmingsplan Willem Royaardsplein wordt de planologische mogelijkheid uit de vorige beheersverordening waarmee kantoren op de begane grond worden toegestaan bij de bestemming Gemengd-1. Het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van kantoren mag per zelfstandige vestiging niet meer bedragen dan 1000 m2.
Het 'Lokaal onderwijsplan 2006-2010 'Haagse klasse(n)' biedt een richtinggevend kader ten behoeve van schoolbesturen (Rv 164 -2005; RIS 131462). In dit beleidsdocument staat de autonomie van de schoolbesturen ten aanzien van het onderwijsleerproces, de kwaliteitszorg en alle overige 'schoolinterne zaken' centraal. De kernwoorden zijn autonomievergroting, professionalisering, privatisering, marktwerking en schaalvergroting. Uitgangspunt van het beleid van het ministerie van OCW is dat de professionals in de scholen meer ruimte moeten krijgen om het onderwijs in te richten naar hun eigen professionele inzichten. Is er voldoende goed onderwijs beschikbaar, dan wordt de stad tevens een prettige vestigingsplaats voor werknemers en werkgevers.
Voor de onderwijshuisvesting en spreiding van onderwijsvoorzieningen betekent dit dat er naar gestreefd wordt om scholen zo goed mogelijk te huisvesten en met inachtneming van de wettelijke mogelijkheden een zo evenwichtig mogelijke spreiding over de stad te bevorderen. Dit uit zich in de volgende doelstelling: 'Er is in Den Haag voldoende onderwijsaanbod beschikbaar, dat afgestemd is op de behoeften en capaciteiten van de leerling/ student, dat algemeen toegankelijk is en met de juiste spreiding over de stad.' Om deze doelstelling te behalen wordt ook aangesloten bij de nota 'Visie op Onderwijshuisvesting Den Haag 2000-2010' die de gemeenteraad in 2001 heeft vastgelegd (RIS 86719). In het licht van de uitvoering van deze nota heeft de raad bepaald dat nieuwbouw ter vervanging van schoolgebouwen die niet meer aan de eisen van deze tijd voldoen, prioriteit heeft en dat bij de realisering daarvan onder meer rekening wordt gehouden met bouwkundige eisen ten aanzien van moderne arbeidsomstandigheden en adaptief onderwijs. Daarnaast wordt een goede spreiding van de onderwijsvoorzieningen bevorderd. Het betreffende schoolgebouw dient gemoderniseerd te worden om zodoende goed afgestemd te zijn op de eisen van het huidige onderwijs en bijbehorende voorzieningen.
Peuterspeelzaalwerk
De gemeente Den Haag streeft in haar huisvestingsplannen naar de vestiging van voorscholen: een peuterspeelzaal en een (Gemeentelijk Onderwijs Achterstand of GOA-)basisschool die dezelfde voor- en vroegschoolse educatieve programma's gebruiken. Voor deze samenwerking is het wenselijk dat de peuterspeelzaal in of nabij de samenwerkende basisschool is gehuisvest. Als een basisschool in de toekomst nieuwbouw pleegt of wordt verplaatst, moet ook de huisvesting van de samenwerkende peuterspeelzaal daarop worden afgestemd.
Kinderopvang
Het doel van de nota beleidsnota 'Ruimtelijke implementatie kindercentra in Den Haag' (Rv 85 2001; RIS 85329) is om ruimtelijke criteria op te stellen, waaraan locaties moeten voldoen willen zij in aanmerking komen voor de vestiging van een kindercentrum. Deze nota vormt nog steeds het uitgangspunt voor de beoordeling van initiatieven voor kinderopvang.
Bij het beoordelen van nieuwe initiatieven voor kinderopvang zijn de volgende criteria van belang:
In het plangebied van bestemmingsplan Willem Royaardsplein zijn geen onderwijsvoorzieningen, GOA- basisscholen, peuterspeelzalen en kinderopvangcentra aanwezig. Er zijn geen nieuwe onderwijsvoorzieningen in dit plan voorzien.
De doelstellingen en uitgangspunten van het welzijnsbeleid zijn opgenomen in het meerjarenbeleidsplan maatschappelijke ondersteuning 'Zorg voor elkaar' 2011-2014 (Rv 66 - 2011; RIS 180162). Doel van het gemeentelijke welzijnsbeleid is dat Hagenaars actief deelnemen en voor elkaar klaarstaan, zich inzetten voor een ander, de buurt of een vereniging.
Het Meerjarenbeleidsplan heeft het karakter van een kadernota, waarin in grote lijnen de missie, hoofddoelen, centrale thema's en het financiële raamwerk worden geschetst. Het vormt daarmee de paraplu voor verschillende (nog op te stellen) uitvoeringsprogramma's, waarin de kaders per beleidsgebied worden vertaald in concrete doelen, activiteiten, tijdsfaseringen en financiële middelen.
De volgende hoofddoelen zijn geformuleerd:
1. Het bevorderen van de participatie van Hagenaars;
2. Het ondersteunen van de meest kwetsbare Hagenaars.
Bij participatie gaat het om het aanbieden van faciliteiten om deelname van Hagenaars in wijken
& buurten én in stedelijke netwerken te bevorderen. Bij ondersteuning gaat het om het bieden van
voorzieningen voor Hagenaars in kwetsbare posities, om zo zelfstandig mogelijk deel te kunnen nemen aan de samenleving.
In het plangebied van bestemmingsplan Willem Royaardsplein zijn geen welzijns- of zorgvoorzieningen aanwezig. Er worden geen nieuwe welzijns- of zorgvoorzieningen in dit bestemmingsplan voorzien.
De groei van Den Haag zorgt voor veel veranderingen. De opgave om vorm en inhoud te geven aan een evenwichtige groei van de stad is groot en vraagt om een nieuwe aanpak vanuit de gemeente. De integrale gebiedsontwikkeling die het college voorstaat en de implementatie van de omgevingswet bieden een kans om fysieke en sociale waarden, in balans met elkaar, een plek te geven in de langetermijn ontwikkeling van de gemeente.
Op 19 januari 2021 zijn de “Haagse referentienormen maatschappelijke voorzieningen” vastgesteld. Er is een tabel opgenomen met richtinggevende oppervlaktes voor diverse voorzieningen als uitgangspunt te hanteren bij de start van gebiedsontwikkelingen en grootschalige projecten. Na twee jaar zal de gemeente evalueren of de richtinggevende oppervlaktes a. werkbaar zijn en b. tot een bredere implementatie van voorzieningen leidt;
Door de voorzieningenbehoefte voor onderwijs, zorg, welzijn, cultuur, groen en spelen uit te drukken in vierkante meters per 1.000 woningen, voorziet dit document in de behoefte om de maatschappelijke opgaven mee te nemen in de stedelijke ontwikkeling.
Met dit bestemmingsplan wordt geen gebiedsontwikkeling mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan betreft wel een ontwikkelplan. Binnen het plangebied worden geen maatschappelijke voorzieningen voorzien. Er is wel van sprake van functiemenging, winkelcentrum met wonen erboven.
In het verlengde van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) heeft de gemeente een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening, en moet zij zorgen voor voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor bewoners. Het bestemmingsplan faciliteert de behoefte aan zorgvoorzieningen door in de ruimtelijke vormgeving van de wijk de 'fysieke kwaliteit' te bewaken en zo een gezonde leefomgeving voor burgers te bewerkstelligen.
Van gemeentewege wordt gestreefd naar multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunnen worden geleverd.
Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben waar ze al dan niet met begeleiding kunnen wonen. Daarnaast is er behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden in de vorm van een opvang.
In het plangebied van bestemmingsplan Willem Royaardsplein bevinden zich geen wooncomplexen met zorgvoorzieningen. Er worden geen nieuwe woon-zorgcomplexen voorzien in het bestemmingsplan.
Het college wil accommodaties in de stad optimaal benutten door verschillende functies met elkaar te combineren zoals bibliotheken, zorg, welzijn, onderwijs en sport. Daarnaast wil het college de kracht van onder meer sportverenigingen beter benutten voor behoeften en vraagstukken uit de buurt. In het Buurthuis van de Toekomst werken sportclubs, scholen, culturele instellingen en andere organisaties in de wijk met elkaar samen.
In het plangebied van bestemmingsplan Willem Royaardsplein zijn geen buurthuizen aanwezig.
In het algemeen en binnen een scala aan functies, horen dorpshuizen (wijkcentra, buurthuizen) tot een maatschappelijke functie. Dorpshuizen, maar ook MFC's of MFA' zijn in het bestemmingsplan opgenomen onder de bestemming Gemengd - 1 en Gemengd - 2 onder lid e "maatschappelijk".
Dat is een ruime regeling voor allerlei maatschappelijke voorzieningen zoals bibliotheek, gezondheidszorg, openbare dienstverlening, praktijkruimte, verenigingsleven en welzijnsinstelling en overige maatschappelijke functies met dien verstande dat deze zijn toegestaan voor zover deze niet kunnen worden aangemerkt als 'andere geluidgevoelige gebouwen' als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder; In ondergeschikte mate kan horeca (artikel 1.47) worden toegestaan. Binnen de betreffende bestemmingen is onder lid f 'sport' toegestaan, waaronder wordt begrepen: fitnesscentrum, sportcentrum, sportschool.
Bij een functieverandering, naar andere zoals commerciële functies, moet een aparte afweging plaatsvinden met zo nodig een omgevingsvergunning of een bestemmingswijziging.
De Wet op de jeugdverblijven (geldend vanaf 01-07-2016) zorgt voor wettelijk toezicht op volledig privaat gefinancierde internaten waar kinderen verblijven. Deze internaten – die naar aard verschillen van Turks-Nederlandse internaten tot huizen waar slachtoffers van loverboys worden opgevangen – krijgen onder andere een meldplicht jegens het college van burgemeester en wethouders van de desbetreffende gemeente, dienen een kwaliteitskader met voorgeschreven onderwerpen vast te stellen en dienen een onafhankelijke vertrouwenspersoon aan te stellen.
Verder dient de houder en alle bij het jeugdverblijf betrokkenen die met minderjarigen in aanraking komen te beschikken over een verklaring omtrent het gedrag. De wet beoogt de controleerbaarheid en transparantie van de situatie in jeugdverblijven te vergroten om uiteindelijk de ongestoorde ontwikkeling en de veiligheid van kinderen die aldaar verblijven zo veel mogelijk te vergroten.
In het plangebied van bestemmingsplan Willem Royaardsplein zijn geen jeugdverblijven aanwezig. Er worden geen nieuwe jeugdverblijven in dit bestemmingsplan voorzien.
Den Haag is een internationale stad. Dit komt ook tot uitdrukking in de vele religies en levensbeschouwingen die de stad rijk is. Een deel van de religieuze organisaties heeft huisvestingsproblemen. Tijdens de raadsvergadering op 16 december 2004 bij het tweeminuten debat over "Ruimte voor gebed" is in een motie aangenomen om een feitenonderzoek te doen naar de reële behoefte aan gebedsruimten en naar mogelijkheden van bestaande en nieuwe ruimtelijke bestemmingen van kerken. Het onderzoek Gebedsruimte in Den Haag (2005; RIS 132713), geeft voor een periode van 5 tot 10 jaar een behoefte aan van circa 20.000 m2. De omschrijving van de bestemming Maatschappelijk (M) is daarom zo omschreven dat ook gebedsruimten mogelijk zijn.
In het plangebied van bestemmingsplan Willem Royaardsplein zijn geen religieuze voorzieningen aanwezig. Er worden geen nieuwe religieuze voorzieningen in dit plan voorzien.
Het gemeentelijke sportbeleid (Rv 7 - 2011; RIS 177242) is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat, zodat zoveel mogelijk Hagenaars regelmatig, intensief, verantwoord, en op een prettige manier kunnen sporten. De voorkeur van de gemeente gaat daarbij uit naar sportbeoefening in georganiseerd verband.
De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:
De gemeente wil de bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat dan niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.
Binnen Gemengd 1 en 2 is in de regels opgenomen dat op de begane grond sport is toegestaan waaronder wordt begrepen een fitnesscentrum, sportcentrum en/of sportschool.
De nota Spelen in de stad 2015 – 2018 (RIS 157604 en RIS 281389) heeft als ambitie om in de stad een goed aanbod te bieden aan speelplekken voor kinderen en jongeren van verschillende leeftijden. Dat betekent dat er voldoende speelplekken moeten zijn voor zowel de kinderen als de jongeren. Deze speelplekken moeten aansluiten bij de wensen die leven in de stad. Bij de aanleg van speelplekken wordt daarom de omgeving nauw betrokken. Gebruikers, ouders en bewoners willen zich bij speelplekken meer verantwoordelijk voelen (mede-eigenaarschap), als zij bij de aanleg van die speelplek nauw betrokken zijn.
Verder dient er rekening te worden gehouden met de actieradius verschillen per leeftijdsgroep, omdat oudere kinderen verder van huis spelen en meer ruimte nodig hebben dan jongere. Onderstaande tabel geeft voor Den Haag invulling aan de nieuwe richtlijn.
Onderstaande tabel geeft invulling aan de nieuwe richtlijn:
leeftijdscategorie | aantal kinderen per speelplek | actieradius | speeloppervlakte | ||
0 tot 6 jaar | 50 tot 75 kinderen | 100 - 150 meter | 200 m² | ||
7 tot 12 jaar | 75 tot 100 kinderen | 400 - 600 meter | 500 m² | ||
13 tot 18 jaar | 100 tot 125 kinderen | 1.000 meter | > 750 m² |
In dit bestemmingsplan worden speelvoorzieningen toegestaan onder een algemene gebruiksregel. Via een algemene bouwregel is opgenomen dat een speelvoorziening maximaal 4 meter hoog mag zijn.
Bij nieuwe woningbouwlocaties dient in principe de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte te worden gehanteerd in relatie tot het 'uitgeefbaar' gebied. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of recreatie ruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld.
Uitgaande van de onderstaande tabel kunnen bij nieuwe woningbouwlocaties prognoses gemaakt worden wat de openbare buiten speelruimtebehoefte is. Bijvoorbeeld bij een nieuwbouwvariant Stadsrand. De gemiddelde bezetting is hier 2.996 personen per nieuwbouwwoning. Uitgaande van een tweeoudergezin betekent dit dat er 0.996 kind per woning is. Stel dat er 150 woningen worden gebouwd, dan is de prognose 149 inwonende kinderen. Afhankelijk van de verwachte leeftijdsopbouw en het huidige omgevingsaanbod kan bepaald worden hoe groot de behoefte is aan buiten speelruimte voor de komende jaren.
Woonmilieu | Gemiddelde woning bezetting in deze nieuwbouw |
Centrum stedelijk | 2,742 |
Stedelijk vooroorlogs | 2,260 |
Groen stedelijk | 1,779 |
Stedelijk naoorlogs | 2,160 |
Stadsrand 20e eeuw | 2,152 |
Stadsrand modern | 2,996 |
Werkgebieden | 2,245 |
Totaal | 2,702 |
Tabel Woonmilieu huidige situatie naar 7 milieus (incl. Werkgebieden)
Bron: Bevolkingsprognose Den Haag 2006-2022 blz.96
Daar waar in de richtlijn 3% niet haalbaar is, maar wel nodig is gezien de bevolkingsopbouw, dienen de volgende mogelijkheden te worden geïnventariseerd: het autoluw/vrij maken van een primair woongebied, samenwerken met scholen en sportverenigingen, om het potentieel aan speelruimte te vergroten.
In het standaardonderwerp van een speelplek is een aantal uitgangspunten genoemd waaraan een speelplek bij ontwerp dient te voldoen:
In dit bestemmingsplan wordt voldaan aan de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte in de vorm van openbare groenvoorzieningen.
Het duurzaamheidsbeleid van de gemeente Den Haag heeft zijn weerslag gekregen in verschillende beleidsdocumenten, waaronder ook de 'Kadernota duurzaamheid - schone energie in een groene stad (5 maart 2019, RIS 301829)'. De kadernota beschrijft op hoofdlijnen hoe Den Haag de energievoorziening, leefomgeving, mobiliteit en het afval- en grondstoffengebruik duurzaam en daarmee toekomstbestendig wil maken. Een en ander zal hieronder nader worden toegelicht.
Energietransitie
De kadernota geeft aan dat Den Haag streeft naar actieve invulling van het klimaatakkoord van Parijs. Hiermee sluit de gemeente aan op de besluiten van de Rijksoverheid die op energieterrein zijn genomen. Uitgangspunten hierbij zijn:
De omschakeling van fossiele naar duurzame en daarmee schone energie wordt beschreven in het Stedelijk EnergiePlan (RIS306869). Zij is gericht op de ontwikkeling van een klimaatneutrale stad in 2030 waarbij de volgende uitgangspunten worden gehanteerd:
In aanvulling op het vorenstaande is het beleid voor een duurzame warmtevoorziening nader uitgewerkt in 'Transitievisie Warmte (RIS310442)'. Deze visie focust vooral op maatregelen en investeringen op wijkniveau. Zij hanteert daarbij de volgende veronderstellingen:
Leefomgeving en klimaatadaptatie
De groei en klimaatadaptieve doorontwikkeling van de stad dient volgens de kadernota gepaard te gaan met de ambitie om een gezonde, aangename leefomgeving te creëren. Dit vraagt om een maximale inzet op
Klimaatbestendigheidsmaatregelen moeten zo mogelijk samenvallen met andere fysieke werkzaamheden in de stad, zoals gebiedsontwikkelingen, herinrichtingen en grootschalig onderhoud.
Andere doelen bij de doorontwikkeling van een duurzame leefomgeving zijn de borging van schone lucht, water en bodem, een aangenaam omgevingsgeluidsniveau en externe veiligheid. Uitgangspunt is dat ontwikkelingen in de stad op een verantwoorde wijze mogelijk worden gemaakt. Dit is alleen mogelijk indien ook het gebruik en het beheer van ondergrondse voorzieningen op een duurzame manier georganiseerd wordt en aan hiervoor geldende duurzaamheidsnormen voldoet.
In aanvulling hierop heeft de gemeente de Wegwijzer Den Haag Klimaatbestendig (RIS308744) vastgesteld. De wegwijzer biedt ontwerpprincipes om gebouwen en de buitenruimte klimaatbestendig te ontwerpen en in te richten. Wateroverlast en de schade die daardoor veroorzaakt wordt zijn per locatie te analyseren door middel van stresstesten en consultatie van de klimaatatlas.
Het waterbergende vermogen ofwel de sponswerking van de stad moet vergroot worden om de gevolgen van klimaatverandering te beperken. Daarvoor zal het beheer en gebruik van hemelwater gericht worden op het vasthouden en bergen, infiltreren en/of hergebruiken van water en in voorkomende gevallen op het vertraagd afvoeren van hemelwater. Oplossingsrichtingen zijn sterk afhankelijk van lokale omstandigheden zoals grondwaterstanden en typen ondergrond (zand of veen). Een robuuste oplossing vraagt daarom altijd om een vorm van maatwerk.
Het rapport Haagse Hitte (RIS299474) biedt inzicht in de diverse hitte-eilanden van onze stad en de overlast door hoge omgevingstemperaturen. Dergelijke knelpunten kunnen worden vermeden door:
Voor Den Haag zijn verder ook de effecten van droogte onderzocht; e.e.a. in het kader van een Droogtestudie (RIS306855). De studie geeft aan dat verschillende delen van de stad kwetsbaar kunnen zijn voor diverse effecten van droogte. Droogte wordt beperkt door de maximale sponswerking in de stad te benutten door oplossingen in groenvoorzieningen, bodem- en waterbuffers en wateraanvoer via het (stedelijke/regionale) oppervlaktewatersysteem.
Mobiliteit
Een belangrijk doel van de kadernota is tevens een schoon, duurzaam en efficiënt mobiliteitssysteem. Hiervoor is een verandering in het mobiliteitsgedrag noodzakelijk zoals vastgelegd in de Strategie Mobiliteitstransitie 2022-2040 (RIS310664). Deze strategie is gericht op de volgende vier thema's.
Ter realisatie van 'stadsvriendelijke vervoerswijzen' zijn duurzame mobiliteitsoplossingen, die zo min mogelijk schade brengen aan mens en milieu, en die ten dienste staan van het verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte. Dat betekent dat wordt uitgegaan van het STOMP-principe: Stappen-Trappen-OV-MaaS-Privéauto.
Bij het ontwerp van de openbare ruimte én de gebouwen wordt in de eerste plaats gekozen voor de voetganger en fietser, gevolgd door het openbaar vervoer (OV), deelmobiliteit en privéauto. Zo vormt de mens het startpunt. Lopen is de basis, voor wat langere afstanden bieden fiets, openbaar vervoer en auto's de uitkomst. De privéauto geldt als sluitstuk, deze neemt namelijk de meeste ruimte in beslag.
Om de noodzakelijke doorontwikkeling van het mobiliteitssysteem te bewaken, zijn zes doelstellingen voor mobiliteit geformuleerd, waaronder schone mobiliteit; er wordt ingezet op een klimaatneutrale stad in 2030 en op emissievrije mobiliteit. Dat wordt gedaan door:
Luchtvervuiling heeft ernstige gevolgen voor de gezondheid van onze inwoners en bezoekers. Ter borging van een gezonde leefomgeving wil Den Haag daarom luchtkwaliteitsnormen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) hanteren. In het verlengde hiervan wordt in de 'Aanpak Schoon Vervoer (RIS303606)' versneld ingezet op schonere voertuigen voor een gezondere lucht. Het spreekt voor zich dat daarnaast ook de inrichting van (de omgeving van) gebouwen een bijdrage aan de realisatie van dit kwaliteitsdoel kan leveren. Voorbeelden hiervan zijn ruimtereserveringen voor bijvoorbeeld (deel)fietsen, (deel)auto's en laadpunten voor elektrische vervoermiddelen. Om de luchtkwaliteit in het centrum te verbeteren kent Den Haag diverse milieuzones, waar het gebruik van gemotoriseerde voertuigen gereguleerd wordt. Vanaf 2025 moet alle logistiek in de binnenstad emissieloos plaatsvinden (Milieu Zones Den Haag RIS305702).
Afval en grondstoffen
Met de vaststelling van het Grondstoffenplan (RIS310284) heeft de gemeente Den Haag een belangrijke stap gezet bij de realisatie van Rijksdoeldoelstellingen op het gebied van afval- en reststoffenbeheer. Hoofddoel daarbij is het volledige hergebruik van grond- en reststoffen in 2050 (met als tussenstap 50% secundair materiaalgebruik in 2030). De visie van de gemeente is dat afval als grondstof waarde heeft en zoveel mogelijk hergebruikt of gerecycled moet worden. Dit vraagt om een andere aanpak op het gebied van inzameling, verwerking, inkoop, ontwerp en bouwen en slopen.
In het gemeentelijke grondstoffenplan zijn drie uitgangspunten vastgesteld om de waarde van afval zo maximaal mogelijk te benutten.
In totaal zijn er acht prioritaire stromen gedefinieerd: bioafval, plastic, textiel, elektrische apparaten, papier en karton, grofvuil, bedrijfsafval en bouw- en sloopafval. Voor ieder van deze stromen wordt gekeken hoe deze het beste ingezameld en uiteindelijk hoogwaardig verwerkt kan worden.
Voor bedrijfsafval geldt op dit moment het uitgangspunt, dat ondernemers zelf verantwoordelijk zijn voor de inzameling van hun eigen afval. De gemeente Den Haag stimuleert waar mogelijk collectieve inzameling door ondernemers en lobbyt nationaal en Europees voor stedelijke afvalinzameling. Dit houdt in dat op termijn de inzameling van huishoudelijk- en bedrijfsafval wellicht gecombineerd kan worden.
Het aanbieden en ophalen van afval brengt een ruimtevraag met zich mee. De opstelplekken en aanrijroutes moeten voldoen aan de daarvoor geldende randvoorwaarden, zoals geformuleerd in onder andere het 'Handboek Openbare Ruimte (www.hor.denhaag.nl)'. Afvalscheiding van de acht prioritaire stromen wordt zoveel mogelijk in de stad gestimuleerd. In de laagbouw geschiedt dit veelal via huis-aan-huisinzameling (waar mogelijk) in combinatie met afvalsorteerstraatjes in de openbare ruimte. In de gestapelde bouw en hoogbouw kan gescheiden inzamelen uitdagend zijn, omdat er inpandig vaak beperkt ruimte is. Waar mogelijk worden nieuwe pilots opgezet met alternatieve inzamelmiddelen.
Daarnaast zal de gemeente bij gebiedsontwikkeling met gronduitgifte het circulair gebruik van materialen en grondstoffen stimuleren middels gunningscriteria in ontwikkelcompetities. Grote winst is te behalen met slimme, modulaire ontwerpoplossingen in bouwprojecten. Er wordt daarbij onder andere ingezet op biobased bouwen (gebruik maken van materiaal dat CO2 opslaat en hernieuwbaar is) en geïndustrialiseerd conceptueel bouwen (bouwproductie versnellen en milieu-impact verlagen).
Tot slot
Rekening houdend met diverse doelstelling op het gebied van duurzaamheid zoals hiervoor is omschreven, is het project Willem Royaadsplein ook in het Haags Duurzaamheidsteam besproken. De gemeente Den Haag voert een duurzaam bouwen beleid waarbij de initiatiefnemer wordt gevraagd een duurzaam bouwen prestatie-instrument te hanteren, bij voorkeur de 'Gemeentelijke Praktijk Richtlijn (GPR) duurzaam bouwen'. Daarnaast zal de initiatiefnemer moeten voldoen aan de geldende BENG-normen. BENG staat voor Bijna Energieneutrale Gebouwen.
De initiatiefnemer heeft ambities een duurzame ontwikkeling te realiseren en ook hierover met de gebruikers (huurders) afspraken te maken. Uitgangspunt is geen aardgas toe te passen. Het Willem Royaardsplein ligt in een grondwaterbeschermingsgebied. Dat beperkt de mogelijkheden voor Warmte Koude Opslag (WKO). Op ongeveer 1 km ligt een lage temperatuurleiding (Aloysiuscollege naar ICC). Voor de nieuwbouw van NATO/TNO wordt ook gebruik gemaakt van deze lage temperatuurleiding.
Den Haag hanteert een GPR score van minimaal 8,5. Dan is er groene legeskorting mogelijk op de aanvraag bouwvergunning. Bij een GPR van 8,5 geldt een legeskorting van 100% en bij een GPR van 8 geldt een legeskorting van 75%.
Toepassing van de duurzaamheidskansen
Onderzocht is of het plan aangesloten kon worden op de bron die het ICC voorziet, dat is echter niet mogelijk. Verder zijn de woningen gasloos en voorzien van en luchtwarmtepomp. Naast voornoemde maatregelen en enige vergroening van de daken, zijn er verder geen duurzaamheidsmaatregelen toegepast in het plan.
Het bestemmingsplan Willem Royaardsplein is in overeenstemming met het duurzaamheidsbeleid.
De Wet milieubeheer schaart onder milieu het belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen, van water, bodem en lucht en van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden en van de beheersing van het klimaat. In de ruimtelijke context gaat het om het fysieke milieu, de fysieke ruimtelijke omgeving. Voor de inkadering van milieu gebruikt men dan vaak de begrippen:
In dit hoofdstuk komen aan de orde: de m.e.r.-beoordeling, externe veiligheid, bedrijven en milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit, natuurbescherming, bodem, windhinder en bezonning en bedrijven en milieuzonering.
Toetsingskader
In het Besluit milieueffectgrapportage (m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Ook wanneer de drempelwaarden niet worden overschreden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu (in dat geval dient een volledige mer-procedure doorlopen te worden). Daarbij moet worden gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
• de kenmerken van de projecten;
• de plaats van de projecten;
• de kenmerken van de potentiële effecten.
In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen opgenomen. De drempelwaarden hiervoor liggen op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2.000 woningen of meer bevat of de ontwikkeling van een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer. Dit bestemmingsplan maakt de herontwikkeling van een winkelcentrum met een winkeloppervlak van 6.537 m2 en 39 appartementen mogelijk, het winkeloppervlak neemt hierbij toe met circa 1.025 m2, en is daarmee niet rechtstreeks planmer-, projectmer of mer-beoordelingsplichtig. Wel is sprake van een vormvrije mer-beoordeling (zie volgende alinea).
Sinds 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar die beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een volledige mer-procedure nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan – ondanks dat het ruim onder de drempelwaarde blijft - mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerdergenoemde omstandigheden. Dit is een zogenoemde vormvrije mer-beoordeling.
Toetsing aan Besluit m.e.r.
In het kader van de toetsing aan het besluit m.e.r. is een m.e.r.-beoordelingsnotitie opgesteld (Bijlage 1 van de toelichting). Uit deze notitie blijkt dat de omvang en plaats van het project, bestaande uit herontwikkeling van een winkelcentrum met een winkeloppervlak van 6.537 m2 en 39 appartementen in een sterk verstedelijkt gebied beperkt is aangezien het een woon-werkomgeving betreft. De te verwachten milieueffecten zijn dan ook verwaarloosbaar, zodat er geen aanleiding is voor het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure. In de voorbereiding op het bestemmingsplan is hierover op 14 juni 2023 een besluit genomen. Dit besluit is in Bijlage 2 van de toelichting (Besluit m.e.r.-beoordeling) toegevoegd aan dit bestemmingsplan.
In de volgende paragraaf wordt een beoordeling gegeven van de kenmerken, de plaats en de potentiële effecten van de ontwikkeling.
Natura 2000 gebieden
In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden.
In de gemeente Den Haag zijn er drie Natura2000 gebieden aangewezen. In onderstaande kaart zijn de verschillende deelgebieden op kaart weergegeven. Westduinpark & Wapendal maken deel uit van een aaneenschakeling van Natura-2000 gebieden die in het duinlandschap langs de Noordzeekust zijn gelegen (de aaneenschakeling is hier en daar onderbroken door onder andere bebouwing, zoals steden als Den Haag of Katwijk). Ten noorden van het Westduinpark ligt het Natura 2000-gebied Meijendel & Berkheide en ten zuiden ligt het Natura 2000-gebied Solleveld & Kapittelduinen.
afbeelding 34: deelgebieden in het Natura 2000-gebied Westduinpark & Wapendal
afbeelding 35: ligging projectlocatie ten opzichte van de stad
Het plangebied ligt niet in een Natura 2000-gebied of Natuurnetwerk Nederland. Op circa 360 meter afstand bevindt zich het Natura 2000-gebied Meijendel & Berkheide. Gelet op de aard en omvang van de werkzaamheden (de herinrichting van het bestaande winkelgebied in stedelijke omgeving) en de afstand tot natuurgebieden, zijn effecten op natuurgebieden niet direct uit te sluiten.
Hiervoor is een Aerius-berekening uitgevoerd. Uit deze Aerius-berekening blijkt dat de ontwikkeling niet leidt tot een toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden in de gebruiksfase. Hiermee is er geen sprake van significantie effecten op omliggende Natura 2000-gebieden.
Conclusie
Het bestemmingsplan betreft een ontwikkelingsbestemmingsplan waarin ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Voor een volledige beschrijving van de in het plan opgenomen ontwikkelingen wordt verwezen naar Hoofdstuk 5 Planbeschrijving. Voor dit bestemmingsplan is een m.e.r.-beoordelingsprocedure doorlopen. De conclusie daarvan is dat significant negatieve milieueffecten als gevolg van het initiatief kunnen worden uitgesloten en dat er derhalve geen milieueffectrapportage hoeft te worden opgesteld.
Voor het natuurgebied Meijendel & Berkerheide is er geen sprake van een significante depositie op de kwetsbare onderdelen binnen dit Natura2000 gebied. Hiermee kunnen significante effecten op Natura 2000-gebied als gevolg van de ontwikkeling worden uitgesloten.
Toetsingskader
Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals milieurisico's, transportrisico's en risico's die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden.
In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden.
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Risicovolle inrichtingen
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Voor het PR geldt volgens het Bevi een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Binnen de 10-6-contour mogen dan ook geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend om gewichtige redenen mogen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen de 10-6-contour gerealiseerd worden. Daarnaast bevat het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR rondom deze inrichtingen. Tot risicovolle inrichtingen behoren ook mijnbouwinrichtingen en inrichtingen voor de opslag van explosieven.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Op 1 april 2015 zijn de Wet basisnet en het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) in werking getreden. De Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is daarmee komen te vervallen.
De wegen in beheer bij het Rijk zijn aangewezen als basisnetroute. Het bevoegd gezag neemt bij het vaststellen van een besluit dat betrekking heeft op gronden in de omgeving van een basisnetroute, ten aanzien van nieuw toe te laten kwetsbare objecten, de basisnetafstand in acht en houdt daarmee rekening ten aanzien van nieuw toe te laten beperkt kwetsbare objecten. De basisnetafstand volgt uit bijlage I van de Regeling basisnet. In de gemeente Den Haag zijn voor de A4, tussen Knooppunt Ypenburg en de gemeentegrens met Leidschendam-Voorburg, en de A13 basisnetafstanden vastgelegd.
Daarnaast worden voor daartoe aangewezen rijkswegen binnen een zone van 30 meter vanaf de rand van de rijksweg beperkingen opgelegd vanwege eventuele plasbranden (plasbrandaandachtsgebied). De aanwijzing volgt eveneens uit bijlage I van de Regeling basisnet. Het betreft dezelfde wegvakken als hierboven genoemd.
In een veiligheidszone of een plasbrandaandachtsgebied worden op bouwplanniveau op grond van de Regeling Bouwbesluit nadere eisen gesteld aan kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.
Voor het gedeelte van het plan dat binnen 200 m van een weg ligt waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt (transportroute), moet in de toelichting het groepsrisico worden verantwoord.
Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevt situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Met een beperkte verantwoording kan worden volstaan wanneer het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (OW) bedraagt of het groepsrisico (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de oriëntatiewaarde blijft.
Advies Veiligheidsregio
Risicobronnen
In het kader van fysieke en externe veiligheid zijn het plangebied en de directe omgeving beschouwd op de aanwezigheid van risicobronnen met de opslag, het transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Geconstateerd is dat het plangebied niet in het invloedsgebied ligt van transportroutes gevaarlijke stoffen, buisleidingen of objecten waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen of andere relevante externe veiligheid wet- en regelgeving van toepassing is. De uitvoering van dit bestemmingsplan leidt daarom niet tot een noemenswaardige toename of afname van bestaande risico's. De Veiligheidsregio Haaglanden heeft op basis hiervan besloten om in het kader van externe veiligheid geen specifieke adviezen uit te brengen met betrekking tot dit bestemmingsplan.
Incidentbestrijding door hulpdiensten
In verband met de ruimtelijke inrichting van het plangebied is het voor de hulpdiensten van belang dat voor de bereikbaarheid[1] en bestrijdbaarheid[2] van incidenten, de toegankelijkheid, opstelplaatsen en bluswatervoorzieningen voor dit plangebied voldoende zijn. Omdat de precieze inrichting van het plangebied nog in ontwikkeling is, kan nog niet worden beoordeeld in hoeverre de toegankelijkheid, opstelplaatsen en bluswatervoorziening(en) voor wat betreft de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van incidenten voldoende zijn. Geadviseerd wordt om de risicobeheerder in de wijk te betrekken bij de nadere uitwerking van het plangebied zodat de bereikbaarheid en bluswatervoorziening(en) geborgd worden.
Parkeergarage
Onderdeel van het plan is een parkeergarage met 158 plaatsen, deze is bereikbaar middels een autolift systeem. Het bestemmingsplan heeft met het oog op duurzaamheidskansen ook het plaatsen van (loze) leidingen opgenomen zodat de exploitant laadpalen kan laten plaatsen voor elektrische voertuigen.
Elektrisch aangedreven voertuigen kennen andere veiligheidsrisico's dan conventionele (fossiel aangedreven) voertuigen. De brandveiligheid van parkeergarages met elektrisch aangedreven voertuigen is een actueel onderwerp. Elektrisch aangedreven voertuigen gebruiken veelal lithium-ion battery packs als energieopslag. Branden in dergelijke battery packs wijken af in met name het brandverloop en de brandduur. Daarnaast wijkt de samenstelling van de zeer giftige en bijtende stoffen die vrijkomen bij een brand in een elektrisch aangedreven voertuig af ten opzichte van die van een conventioneel voertuig. Deze risico's dragen eraan bij dat brandbestrijding, zeker in parkeergarages, mogelijk beperkt of helemaal niet kan plaatsvinden.
Onderzoekers van het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) hebben, in samenspraak met brandpreventisten en deskundigen van de repressieve dienst, een set maatregelen ontwikkeld in een publicatie die kunnen helpen bij het realiseren van brandveilige parkeergarages met elektrisch aangedreven voertuigen. De Veiligheidsregio Haaglanden adviseert om gebruik te maken van deze publicatie bij het ontwerp van de parkeergarage (Bijlage 19 Brandveiligheid van parkeergarages met elektrisch aangedreven voertuigen).
Tot slot
Het is belangrijk dat in de verdere uitwerking van het plangebied, zoals (vervangende) nieuwbouw, ook specifiek wordt gekeken naar de brandveiligheid. Hiervoor kunnen extra maatregelen benodigd zijn.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Op 27 juni 2013 heeft de gemeenteraad een nieuw routeringsbesluit voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld (raadsvoorstel, RIS258608 en besluitenlijst, RIS260481 onder E.2). Het vervoer van routeplichtige stoffen (zoals LPG en propaan) is aan venstertijden gebonden, met het oog op de veiligheid. Tijdens kantoortijden (tussen 8.00 uur en 18.00 uur gedurende werkdagen) is het vervoer van routeplichtige stoffen op de Utrechtsebaan en de Benoordenhoutseweg niet toegestaan. Deze beperking geldt niet gedurende het weekend. Tijdens de venstertijden worden tankwagens met routeplichtige stoffen gedwongen de rijksweg via bebording te verlaten (K14-borden met vermelding van venstertijden) en via een eveneens gemarkeerde keerlus in omgekeerde richting hun weg op de rijksweg te vervolgen (zogenaamde 'gesloten verklaring'). In voornoemd besluit zijn ook de Lozerlaan en de Ockenburghstraat aangewezen voor het vervoer van routeplichtige stoffen. Voor dit traject gelden geen venstertijden.
Buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking (Bevb) getreden. Voor nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Langs buisleidingen moeten belemmeringenstroken in acht worden genomen waarbinnen geen bebouwing (zowel boven- als ondergronds) of ondergrondse tanks zijn toegestaan. Daarnaast hanteert de Gasunie de Algemene VELIN voorwaarden voor grondroer- en overige activiteiten.
De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico wordt beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010.
Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevb situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Er zijn twee situaties waarin volstaan, kan worden met een beperkte verantwoording:
Gemeentelijk beleid
De Nota externe veiligheid Den Haag is op 27 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld (raadsvoorstel, RIS259485 en besluitenlijst, RIS260481, onder E.1). De belangrijkste uitgangspunten zijn hieronder vermeld:
In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen worden in de nota 3 niveaus onderscheiden met elk hun eigen ambitieniveau:
- Structuurvisieniveau --> Veiligheidsgeïntegreerd ontwikkelen
- Bestemmingsplanniveau --> Veiligheidsgeïntegreerd ordenen
- Bouwplanniveau: --> Veiligheidsgeïntegreerd ontwerpen.
Wanneer beoogde ruimtelijke ontwikkelingen een overschrijding van het groepsrisico tot gevolg kunnen hebben, wordt het gemeentebestuur in een vroeg stadium actief bij het proces betrokken. Er is een expliciet collegebesluit ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico waarbij de kosteneffectiviteit van maatregelen in beschouwing wordt genomen.
Onderzoek en conclusie
Op basis van de risicokaart is gekeken naar de risicovolle inrichtingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen in de omgeving van het plangebied. Hieruit blijkt dat de dichtst bijgelegen gevaarlijke inrichting is gelegen op meer dan 1 km van het plangebied. Het betreft hier een gasdrukregel- en meetstation aan de Wassenaarseweg. De plaatsgebonden risicocontour is niet gelegen buiten de inrichting.
Daarnaast vindt op meer dan 330 m afstand vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen plaats. Hierbij is de plaatsgebonden risicocontour niet gelegen buiten het hart van de leiding. Het plaatsgebonden risico is geen beperking voor de herontwikkeling van het winkelcentrum.
Het invloedsgebied van de buisleiding is 170 meter. De ontwikkeling ligt buiten het invloedsgebied en zal niet leiden tot een verhoging van het groepsrisico ter plaatse. De ontwikkeling levert geen risico's op het gebied van externe veiligheid op.
afbeelding 36: uitsnede risicokaart
Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het vaststellen van het bestemmingsplan. Aangezien het plangebied niet binnen het invloedsgebied van enig risicobron ligt, is een nadere verantwoording van het groepsrisico niet vereist. Toetsing aan het gemeentelijk beleid kan daarom achterwege blijven.
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten. Als geluidsgevoelige gebouwen dan wel terreinen zijn aangewezen:
De Wgh onderscheidt drie verschillende geluidsbronnen: industrie, spoorwegverkeer en wegverkeer:
Voor het plangebied is alleen wegverkeer van belang. De locatie is gelegen buiten de zones voor spoorweglawaai of geluidzones – industrie. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is tevens gekeken naar inrichtingslawaai.
Wegverkeerslawaai
Langs wegen liggen van rechtswege geluidzones. Een geluidzone betreft een gebied waarbinnen planologisch beperkingen zijn qua realisatie van geluidgevoelige bestemmingen. De zonebreedte is onder meer afhankelijk van het aantal rijstroken en de wegclassificatie. De planlocatie is gelegen binnen de bebouwde kom en niet binnen de zone van een autoweg of autosnelweg. Er is uitsluitend sprake van stedelijk gebied.
Voor de volgende wegen gelden geen geluidzones:
Op grond van de Wet geluidhinder hebben wegen en spoorwegen een geluidszone, waarbinnen bepaalde normen gelden voor de geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen, en waarbinnen bij het opstellen van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Die verplichting geldt niet indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan de (spoor)weg reeds aanwezig of in aanleg is, met betrekking tot de daarbij in het plan of in de zone van de betreffende weg opgenomen geluidsgevoelige gebouwen die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn. Daarnaast maakt de wet een uitzondering voor wegen waar de maximaal toegelaten snelheid 30 km/uur is. Deze wegen hoeven niet in het onderzoek te worden betrokken.
De Wet geluidhinder kent een voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai. Voor nieuwe situaties kunnen hogere waarden worden vastgesteld. Deze bedraagt voor wegverkeerslawaai maximaal 63 dB. Een uitzondering wordt gemaakt als het gaat om vervangende nieuwbouw langs wegen. De gevelbelasting mag dan maximaal 68 dB bedragen.
De wet bepaalt hierbij dat de vervanging niet zal leiden tot:
In het plangebied of in de directe omgeving zijn geen spoorwegen aanwezig. Met lawaai van railverkeer hoeft geen rekening te worden gehouden.
Inrichtingslawaai
Om na te gaan of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in relatie tot het geluid/activiteiten vanwege de verschillende activiteiten binnen de herontwikkeling, kan worden aangesloten bij de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden en milieunormen die gehanteerd worden voor gevoelige functies in relatie tot bedrijfsactiviteiten. De geluidnormen die worden aangehouden bij het bepalen van de richtafstanden zijn opgenomen in onderstaande tabel voor zowel het omgevingstype “rustige woonwijk/rustig buitengebied” als “gemengd gebied”. Deze richtwaarden hebben geen wettelijke status, maar zijn algemeen aanvaarde waarden in het kader van ruimtelijke ordening.
Periode | Langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus (LAR,LT) | Maximale geluidsniveaus (LA,MAX) | |
Dagperiode (07:00 - 19:00 uur) | 50 dB(A) | 70 dB(A) | |
Avondperiode (19:00 - 23:00 uur) | 45 dB(A) | 65 dB(A) | |
Nachtperiode (23:00 - 07:00 uur) | 40 dB(A) | 60 dB(A) |
Onderzoek en conclusies
In het kader van de herontwikkeling van het winkelcentrum zijn twee onderzoeken gedaan. Er is onderzoek gedaan naar de geluidsbelasting van de omliggende wegen op de nieuwe woningen. Daarnaast is onderzoek gedaan inrichtingslawaai als gevolg van het laden en lossen bij de supermarkt en de inrit van de parkeergarage.
Onderzoek wegverkeerslawaai
In het kader van de ontwikkeling is onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van de nieuwe appartementen als gevolg van wegverkeer. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 3 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. Uit dit onderzoek blijkt dat:
Maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van de ontwikkeling terug te dringen zijn onvoldoende doeltreffend of stuiten op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige of financiële aard. Omdat de maximale ontheffingswaarde voor geen van de gezoneerde bronnen wordt overschreden en de gecumuleerde geluidsbelasting niet resulteert in een significante geluidstoename, kunnen hogere waarden worden aangevraagd conform figuur en tabel 37 onder het kopje hogere waarden.
Onderzoek inrichtingslawaai
Als gevolg van de nieuwe inrichting is onderzoek gedaan naar de geluidsbelasting van het laden en lossen en de inrit van de parkeergarage. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 4 Akoestisch onderzoek inrichtingslawaai.
Langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus
Uit dit onderzoek blijkt dat het berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ter plaatse van de nieuwe appartementen nabij de in-/uitrit van de parkeergarage maximaal 62 dB(A) bedraagt als etmaalwaarde. Het langtijdgemiddeld geluidsniveau wordt op die locatie met name bepaald door de rijbewegingen in- en uit de parkeergarage.
Ter plaatse van de nieuwe appartementen in het nieuwe kopgebouw en nabij de laad-/loslocatie bedraagt het berekend langtijdgemiddeld beoordelingsniveau maximaal 56 dB(A) als gevolg van laad-/losactiviteiten.
Maximale geluidsniveaus
Laad-/losactiviteiten zijn ten behoeve van detailhandel; maximale geluidsniveaus vanwege laad-/losactiviteiten wordt in het kader van het Activiteitenbesluit buiten beschouwing gelaten in de dagperiode. In het kader van de planvorming zijn de maximale geluidsniveaus wel berekend.
De berekende maximale geluidsniveaus als gevolg van laad-/losactiviteiten in de dagperiode bedragen 79-87 dB(A) invallend op de gevels van de appartementen nabij de laad-/loslocaties van zowel blok A als blok C. Op de gevels van de bestaande woningen aan de Theo Mann-Bouwmeesterlaan bedraagt het maximale geluidniveau ten hoogste 76 dB(A). Het laden en lossen vindt uitsluitend in de dagperiode plaats.
De maximale geluidsniveaus vanwege het rijden van personenauto's in en uit de parkeergarage bedraagt ten hoogste 69 dB(A) invallend op de zijde van blok A nabij de inrit. Deze maximale geluidniveaus vinden in de dag-, avond- en nachtperiode plaats.
Indirecte hinder
De geluidbelasting ten gevolge van de verkeersaantrekkende werking bedraagt ten hoogste 53 d(A) op de gevels van bestaande woningen en ten hoogste 54 dB(A) op de gevels van de nieuwbouw.
De voorkeursgrenswaarde wordt met 4 dB overschreden. Uitgaande van de in het Bouwbesluit aangegeven minimale karakteristieke gevelwering van 20 dB, wordt de norm voor de binnenwaarde van 35 dB(A) in de woningen niet overschreden.
Maatregelen
Doordat de richtwaarden worden overschreden is gezocht naar mogelijke maatregelen ter reductie van het geluid ten gevolge van de in-/uitrit. Deze maatregelen zijn overzichtelijk uitgewerkt in Bijlage 4 Akoestisch onderzoek inrichtingslawaai. De verdere uitvoering van de maatregelen aan de gevels is beschreven in Bijlage 5 Karakteristieke geluidwering van de gevel. De maatregelen worden geborgd in de melding Activiteitenbesluit en in de maatwerkvoorschriften volgens het Activiteitenbesluit. De benodigde extra gevelwering wordt voorzien door de verplichting in het bouwbesluit vanwege de hogere waarde voor wegverkeerslawaai. Hierom wordt dit verder niet in dit bestemmingsplan geborgd.
Procedure hogere waarden
Wanneer de voorkeursgrenswaarden worden overschreden, is parallel aan de bestemmingsplanprocedure een procedure ontheffing hogere waarden ingevolge de Wet geluidhinder noodzakelijk. De hogere waarde procedure moet zijn afgerond alvorens het bestemmingsplan wordt vastgesteld. In het plangebied zijn de volgende locaties bekend, waar mogelijk nieuwbouw in geluidsbelaste situaties voorkomen:
Lijst/tabel met adressen en aanvraag hogere waarden
Figuur en tabel 37: Hogere waarden als gevolg van wegverkeerslawaai
Voor het gebied Willem Royaardsplein is gelijktijdig met dit bestemmingsplan een ontwerpbesluit ontheffing hogere waarden ter inzage gelegd.
Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet (Wm).
De luchtkwaliteit in een bepaald gebied wordt bepaald door de achtergrondconcentratie van fijn stof (PM10, deeltjes <10 µm) en stikstofdioxide (NO2) plus de bijdragen van lokale bronnen die bij de achtergrondconcentratie opgeteld worden.
Bij de besluitvorming over bouw- en bestemmingsplannen dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit: in artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is aangeven dat een bestuursorgaan bevoegdheden kan uitoefenen of wettelijke voorschriften kan toepassen indien aannemelijk kan worden gemaakt dat de uitoefening of toepassing niet 'in betekenende mate' bijdraagt aan de concentraties in de buitenlucht.
De definitie van 'in betekenende mate' is vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur. Projecten die de concentratie NO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. In concentraties uitgedrukt betekent dit een verslechtering van 1,2 µg/m3 voor beide stoffen. De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009, de datum waarop het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht werd. De 3%-grens is voor een aantal categorieën van projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen. Zo gaat het bij woningbouw om de toevoeging van 1.500 woningen netto bij één ontsluitingsweg, of 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.
Bij kantoorlocaties gaat het om de toevoeging van 100.000 m2 vloeroppervlak bij één ontsluitende weg en 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij twee ontsluitende wegen.
Door de beoogde ontwikkeling is er sprake van een toename van verkeer van 653 mvt/etmaal (weekdaggemiddelde). In de NIBM-tool is 2026 als jaar van planrealisatie aangehouden. Uit de berekening blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstof in de lucht van 0,65 µg/m³ en van fijnstof van 0,13 µg/m³. Beide toenames zijn onder 1,2 µg/m³.
Op basis van de NIBM-tool blijkt dat met de verwachte verkeersgeneratie.
Afbeelding NIBM-tool
Conclusie
Er kan gesteld worden dat het project niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.
Op de nsl-viewer (www.nsl-monitoring.nl/viewer) is te zien dat in het ter plaatse van de Van Alkemadelaan (dichtstbijzijnde maatgevende weg) de achtergrondconcentraties van stikstofdioxide NO2 20,4 ug/m3, van fijnstof PM10 17.2 ug/m3 en fijnstof PM2,5 8,8 ug/m3 bedragen. De grenswaarde voor toetsing van stikstofdioxide NO2 bedraagt 40ug/m3, van fijnstof PM10 40 ug/m3 en fijnstof PM2,5 25 ug/m3.
De luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer (zie ook bijlage 2 van de Wet Milieubeheer) vormen geen beletsel voor de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen.
De wet- en regelgeving voor de groene waarden betreft de Wet natuurbescherming, de Wet milieubeheer, de Gemeentewet en de Wet ruimtelijke ordening.
De bescherming van de groene waarden kent in de wet- en regelgeving verschillende invalshoeken: gebiedsbescherming, soortenbescherming, bomenbescherming areaalbescherming en netwerkbescherming. Op elk wordt ingegaan.
Voorts is op 1 januari 2017 de nieuwe Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (bescherming bossen). Voor zowel een vergunning Natura 2000 (voorheen Natuurbeschermingswet), ontheffing soortbescherming (voorheen Flora- en faunawet) als kapmelding (voorheen Boswet) zijn in de meeste gevallen GS van de provincie Zuid-Holland, waarin de activiteit in hoofdzaak wordt uitgevoerd, het bevoegd gezag. Omgevingsdienst Haaglanden is door de provincie Zuid-Holland gemandateerd voor zowel de vergunningverlening Natura 2000 als de ontheffing verlening soortbescherming.
In de Wet natuurbescherming (Wnb) is de gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden, de zogenoemde Natura2000-gebieden, overgenomen uit de Natuurbeschermingswet 1998. Hieraan voorafgaand is in januari 2006 de formele aanwijzingsprocedure van Natura 2000-gebieden gestart. Na deze aanwijzing is de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet 1998 en sinds 1 januari 2017 in de Wet natuurbescherming. Daarmee vervalt de rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn in Nederland.
In Den Haag dient rekening te worden gehouden met de Natura2000-gebieden: Meijendel & Berkheide (inclusief Harstenhoek, Oostduinen en Vlakte van Waalsdorp), Westduinpark & Wapendal (inclusief Bosjes van Poot) alsmede Solleveld & Kapittelduinen (inclusief landgoed Ockenburgh, Hyacintenbos, van Leydenhof en Westduinen). Dit betreft Habitatrichtlijngebieden. Er zijn geen Vogelrichtlijngebieden in de gemeente Den Haag.
Indien ontwikkelingen en activiteiten in het plangebied een significant negatief effect kunnen hebben op een Natura 2000-gebied, dient een habitattoets uitgevoerd te worden. Is er op grond van de Wet milieubeheer (Wm) sprake van een passende beoordeling dan is een MER nodig. Voor de andere gevallen kent de Wm de vormvrije merbeoordeling. In het bestemmingsplan dient aangegeven te worden in hoeverre de uitvoering van het plan onder de verplichtingen vanuit deze wet valt.
Toetsing
Het plangebied ligt niet in of nabij een beschermd natuurgebied, het meest nabijgelegen Natura-2000 gebied betreft 'Meijendel & Berkheide' op een afstand van circa 360 meter.
Stikstofdepositie
De ontwikkeling van het winkelcentrum kan een effect hebben op de stikstofdepositie ter plaatse van nabijgelegen stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Daarom dient er beoordeeld te worden of stikstofdepositie niet tot problemen leidt ter plaatse van nabijgelegen stikstofgevoelige Natura-2000 gebieden.
Stikstofdepositie wordt binnen het project voornamelijk veroorzaakt door (toename van het) verkeer ten gevolge van de uitbreiding (boven de autonome groei van het verkeer zonder de ontwikkeling), verkeer tijdens de bouw en door de aanlegwerkzaamheden. Het meest nabijgelegen voor stikstofgevoelige natuurgebied betreft de Meijendel & Berkheide, welke op circa 360 m afstand is gelegen.
Met behulp van de AERIUS-calculator is een berekening uitgevoerd om de impact van de ontwikkeling op de stikstofdepositie ter plaatse van nabijgelegen stikstofgevoelige natuurgebieden te bepalen. Uit de berekeningen volgt dat het verschil in stikstofdepositie op de binnen de Natura 2000-gebieden gelegen, maatgevende gevoelige habitats tussen de bestaande en de toekomstige situatie 0,00 mol/ha/jaar bedraagt Hiermee is er geen sprake van significantie effecten op omliggende Natura 2000-gebieden (zie Bijlage Notitie stikstof (AERIUS) - berekening aanlegfase en Bijlage 9 Notitie stikstof (AERIUS) - berekening gebruiksfase).
Conclusie
Het plangebied ligt niet binnen Natura 2000-gebied. Voor het nabijgelegen Natura 2000-gebied Meijendel & Berkerheide is er geen sprake van een significante depositie op de kwetsbare onderdelen binnen dit gebied. Hiermee kunnen significante effecten op Natura 2000-gebieden als gevolg van de ontwikkeling worden uitgesloten.
Om de nationale ruimtelijke beleid te borgen in bestemmingsplannen is op grond van de Wet ruimtelijke ordening door het Rijk het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (BARRO) van kracht. Daarin wordt de mogelijkheid geboden om stelsels van natuurgebieden van internationaal of nationaal belang aan te wijzen dat strekt tot de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten - het natuurnetwerk Nederland. Deze gebieden moeten bij provinciale verordening worden aangewezen en hun ligging geometrisch vastgelegd. Ook de Wnb kent een gelijke bepaling voor dit netwerk. De door Provinciale Staten van Zuid-Holland vastgestelde Verordening Ruimte 2014 vervult deze functie. In artikel 2.3.2.1 van deze verordening wordt gesteld dat een bestemmingsplan voor gronden binnen dit netwerk, met bestaande natuur, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op Kaart 8 van deze verordening, geen bestemmingen aanwijst die de instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden significant beperken, of leiden tot een significante vermindering van de oppervlakte, kwaliteit of samenhang van die gebieden (Op grond van de verordening provinciale staten van Zuid-Holland van 20 februari 2019 (PZH-2019-677696264) inhoudende regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingsverordening Zuid-Holland) volgt uit artikel 2.5 de aanwijzing Natuurnetwerk Nederland. Natuurnetwerk Nederland zijn gebieden als bedoeld in artikel 6.24, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 7 in bijlage II van de verordening).
Conclusie
Binnen het plangebied zijn geen delen van het Natuurnetwerk Nederland gelegen, zodat er geen sprake is van effecten op het Natuurnetwerk Nederland - gebied.
De Wet natuurbescherming heeft de bescherming van planten- en diersoorten uit de Flora- en faunawet overgenomen. De Wet natuurbescherming gaat ervan uit dat zonder uitdrukkelijke toestemming geen schade mag worden toegebracht aan beschermde dieren of planten. Dit betekent dat het gaat om het effect van een handeling op beschermde soorten.
De wet kent een drie aparte beschermingsregimes voor:
Hierbij zijn enkele wijzigingen geweest in welke soorten beschermd zijn. De Wet natuurbescherming legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland, bijvoorbeeld door eisen te stellen aan de wijze en het tijdstip van uitvoering van bouwplannen waarbij men rekening houdt met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen en waardoor dieren niet onnodig worden verontrust. Ook legt de Wet natuurbescherming een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling, voor andere soorten die strenger zijn beschermd (vleermuizen, vogels, eekhoorns) kan onder voorwaarden een ontheffing worden aangevraagd.
Resultaten onderzoek en conclusie
In het kader van de ontwikkeling is door Eelerwoude ecologisch onderzoek (Bijlage 6 Toetsing Wet Natuurbescherming) gedaan naar de aanwezigheid van beschermde soorten. Op basis van dit onderzoek blijkt dat de locatie mogelijk geschikt is voor vleermuizen. Daarom is nader onderzoek gedaan naar Vleermuizen (Bijlage 7 Nader onderzoek vleermuizen). Uit dit onderzoek blijkt dat meerdere exemplaren van de gewone dwergvleermuis is aangetroffen. Tevens is aan de noordzijde van de aanwezige bebouwing één zomerverblijfplaats aangetroffen. Andere verblijfplaatsen zijn niet aangetroffen, ook zijn er geen verblijfplaatsen van andere vleermuizen aangetroffen.
Door het beperkt aanwezig openbaar groen wordt het plangebied sporadisch gebruikt om te foerageren. Met de ontwikkeling van het winkelcentrum kunnen negatieve effecten op de gewone dwergvleermuis niet worden uitgesloten. Om deze negatieve effecten te voorkomen of te beperken en om te allen tijde een verblijfplaats te bieden zijn maatregelen noodzakelijk. Deze maatregel bestaat uit het plaatsen van een tijdelijke vleermuiskast, die minimaal 3 maanden voor de start van de werkzaamheden zal worden geplaatst, zodat de vleermuizen de tijd hebben om aan de nieuwe verblijven te wennen, alvorens het oorspronkelijk verblijf wordt verwijderd. Daarnaast wordt in de nieuwe situatie de bebouwing geschikt gemaakt voor vleermuizen om te verblijven. Voor het verstoren van de verblijfplaatsen is een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming aangevraagd. de ontheffing is verleend d.d. 23 oktober 2018 (kenmerk ODH-2018-00107431).
De Wnb beschermt geen houtopstanden binnen de bebouwde kom. Waar de grens van de bebouwde kom ligt, wordt bepaald door de gemeenteraad. Anders dan de naam wellicht doet vermoeden, gaat het hier niet om de grens van de bebouwde kom op grond van de Wegenverkeerswet. Aangezien de gemeente op 1 januari 2017 nog geen (nieuwe) komgrens op grond van deze wet heeft vastgesteld geldt volgens artikel 9.9 van de Wnb de komgrens zoals die door de gemeenteraad op 5 maart 1998 is vastgesteld onder de Boswet (RIS 021312).
Deze gebieden vallen per 1 januari 2017 onder de werking van de Wnb. Dit betekent dat duurzame instandhouding van het bos is verzekerd en wat bos is ook bos moet blijven. Financiële tegemoetkomingen (subsidies) van Rijk en Provincie zijn mogelijk. Bescherming vindt plaats door middel van een meldings- en herplantingsplicht.
In het plangebied van bestemmingsplan Willem Royaardsplein is geen bosgebied aanwezig
De Wnb kent voor de meld- en herplantingsplicht voor het vellen van houtopstanden. Houtopstanden die onder de werking van de Wet natuurbescherming vallen, mogen alleen worden gekapt als aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Allereerst moet de kap van tevoren worden gemeld. Voor dunningen is de meldings- en herplantingsplicht niet van toepassing. Anders dan onder de Boswet moet de kap vanaf 1 januari 2017 worden gemeld bij Gedeputeerde Staten van de provincie. Provinciale staten kunnen bij verordening regels stellen over de melding en bepalen welke gegevens moeten worden verstrekt, de termijn en de wijze waarop moet worden gemeld en over de wijze waarop moet worden herbeplant. Na de (gemelde) kap dient de eigenaar van het bos ervoor te zorgen dat drie jaar na het kappen van het bos, hetzelfde areaal bos aanwezig is in de vorm van jonge beplanting. Het herbeplanten van het perceel kan plaatsvinden door aanplant, bezaaiing, natuurlijke verjonging of op andere wijze realiseren van een nieuwe houtopstand.
Het plangebied is niet gelegen in een gebied dat in 1998 onder de werking van de Boswet geplaatst.
Ook voor de reikwijdte van te beschermen houtopstanden is in de Wnb grotendeels aangesloten op de Boswet. Wederom geldt de meld- en herplantingsplicht voor houtopstanden van 10 are en groter en een bomenrij van 20 bomen. De term 'houtopstand' is gedefinieerd als een zelfstandige eenheid van bomen, boomvormers, struiken, hakhout of griend. Niet voor alle houtopstanden die aan deze vereisten voldoen, geldt de meld- en herplantingsplicht. Net zoals onder de werking van de Boswet zijn bomen op erven en tuinen en een rij wilgen of populieren op of langs landbouwgronden uitgezonderd. Ook is in de Wet natuurbescherming gedacht aan de praktische problemen bij de productie van hout als biomassa. Populieren, wilgen, essen of elzen die zijn bedoeld voor de productie als houtige biomassa zijn uitgezonderd van de meld- en herplantingsplicht indien ten minste eens per tien jaar wordt geoogst, de beplanting na 1 januari 2013 is aangelegd en aan bepaalde beplantingseisen is voldaan. Italiaanse populieren, linden, paardenkastanjes en treurwilgen worden vanaf 1 januari 2017 -in tegenstelling tot voorheen onder de Boswet - wél beschermd.
In de op grond van de Gemeentewet door de gemeenteraad vastgestelde Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is de bescherming van bomen vastgelegd. Volgens de APV van Den Haag, artikel 2.80 e.v., is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig (RIS 174540). Door deze bescherming kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een omgevingsvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd. Daarnaast is een mogelijkheid opgenomen om monumentale bomen aan te wijzen. Monumentale bomen hebben een hogere beschermingsstatus. Voor een volledig overzicht van de monumentale bomen in Den Haag is op de website van de gemeente Den Haag de meest actuele lijst en kaart terug te vinden.
Betekenis voor het plangebied
Op 23 juli 2019 is er een bomeninventarisatie uitgevoerd voor het Willem Royaardsplein en omgeving. Hieruit blijkt dat er op de locatie onderstaande bomen aanwezig zijn.
afbeelding 38: Locatie van bomen met boomnummers
afbeelding 39: Beeld van bomen op het winkelplein
afbeelding 40: Beeld van bomen op het winkelplein
afbeelding 41: Bomen op de parkeerplaats Willem Royaardsplein
Als gekeken wordt naar de nieuwe ontwikkeling zullen er binnen het bouwplan circa 38 bomen verwijderd moeten worden. Van deze 38 bomen zijn er circa 6 verplantbaar. Uit Bijlage 10 Monumentale bomen (lijst) blijkt dat er geen monumentale bomen aanwezig zijn in het plangebied. Uitgangspunt is om de bomen te compenseren in het nieuwe ontwerp of in de nabije omgeving (in de wijk Duinzigt). Op het plein zullen circa 9 bomen terugkeren. In totaal zullen er circa 25 bomen herplant worden in de directe omgeving van het Willem Royaardsplein. Indien dit niet mogelijk blijkt, dan moet compensatie plaatsvinden middels storting in het bomenfonds. Uit de bomeninventarisatie blijkt dat voor alle te kappen (en eventueel te verplanten) bomen een kapvergunning zal worden aangevraagd.
Binnen het plangebied zijn geen groengebieden en onderdelen aangewezen die vallen onder de werking van de Wet Natuurbescherming (Wnb).
4.7 Bodemkwaliteit
4.7.1 Wettelijk kader
Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (hierna: Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft.
4.7.2 Wet bodembescherming
De Wbb regelt zaken rond bodembescherming en bodemsanering. Uitgangspunt van de Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van het plangebied of de projectlocatie. De wettelijke doelstelling is functiegericht saneren. De wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:
Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. Het is niet altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.
4.7.3 Situatie in het plangebied
Het plangebied is momenteel in gebruik als winkelcentrum, openbare weg en parkeerterrein en is gelegen in een milieubeschermingsgebied voor grondwater. Er zijn geen ondergrondse brandstoftanks bekend.
Het plangebied ligt in stadsdeel Haagse Hout. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat de locatie is gelegen in zone B2 (bebouwd gebied op veen).
Er is voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied. In het grondwater is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging, waarvan de sanering in uitvoering is. Op de locatie zijn, naast deze bekende verontreiniging, geen andere sterke verontreinigingen aangetroffen.
Bij herontwikkeling van de locatie dient rekening te worden gehouden met de in uitvoering zijnde sanering.
Onderzoek en conclusies
Binnen het plangebied zijn diverse bodemonderzoeken verricht. De locatie maakt deel uit van een beschikt geval van ernstige bodemverontreiniging met VOCI in het grondwater (kenmerk EU4420001, d.d. 20 maart 2002). Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume) of bij de overschrijding van de norm voor asbest van 100 mg/kg.ds. De sanering van deze verontreiniging is nog in uitvoering. Uit de meest recente bodemonderzoeken (opgenomen als bijlagen 11, 12 en 13 is gebleken dat de grond ten hoogste licht verontreinigd is met de geanalyseerde parameters. De bodemkwaliteit ter plaatse van de herontwikkelingslocatie is voldoende in beeld gebracht. Bij grondverzet dient, afhankelijk van de bestemming/toepassing van de grond, rekening worden gehouden met de Wet Milieubeheer (Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen en/of de Wet bodembescherming.
Bij de herontwikkeling dient rekening te worden gehouden met de in uitvoering zijnde sanering. Daarbij moet onder andere worden gedacht aan het niet beschadigen van de saneringsinstallatie (leidingwerk, peilbuizen, - filters) en het verbod op onttrekking van grondwater. De voorgenomen werkzaamheden op of in de bodem moeten voldoen aan het gestelde in de beschikking op het saneringsplan (kenmerk SP 4420001, d.d. 11 juni 2003). Wanneer het noodzakelijk is om grondwater te onttrekken zal een wijziging op het saneringsplan worden ingediend.
Daarnaast is het plangebied gelegen in een milieubeschermingsgebied voor grondwater. Voor werkzaamheden op of in de bodem wordt voorafgaand aan de uitvoering ontheffing/melding gedaan in het kader van de Provinciale Milieuverordening.
Onderdeel van de toetsing voor stedenbouwkundige plannen, bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen worden de door de gemeenteraad vastgestelde normen voor windhinder en bezonning gehanteerd (RIS 170509).
Indien het project niet voldoet aan de normen dan kan het project worden geweigerd dan wel desalniettemin worden besloten dat onder voorwaarden met de planontwikkeling wordt ingestemd. Naast bezonning en wind weegt de gemeente immers nog vele andere aspecten af zoals architectonische vormgeving, functies, verkeer, parkeren, financiën, volkshuisvesting, sociale veiligheid etcetera.
Onderdeel van de afweging is ook dat er voorwaarden (financieel en materieel) kunnen worden opgelegd aan de initiatiefnemer om maatregelen te nemen aan de vormgeving van het project en/of in de openbare ruimte met het oog op de reductie van windhinder. Overeenkomstig de nieuwe Wet ruimtelijke ordening kunnen deze eisen worden vastgelegd in een grondexploitatieplan of in een overeenkomst met de initiatiefnemer. De gemeente heeft als taak om al deze aspecten op een evenwichtige wijze tot gelding te laten komen. Het spreekt voor zich dat het aspect veiligheid/gevaar en een slecht klimaat bij wind een hard punt moet zijn. Indien hiervan toch wordt afgeweken dan moeten daarvoor zwaarwegende redenen zijn. De overige aspecten t.a.v. wind en bezonning maken deel uit van de genoemde bredere afweging. Afwijking van die normen is in concrete gevallen mogelijk als de totale belangenafweging daartoe noopt.
De gemeente heeft normen (RIS 170509) opgesteld ten behoeve van de toetsing van windhinder. Van windhinder is sprake als gedurende een te groot aantal uren per jaar een bepaalde windsnelheid wordt overschreden. Dit treedt op rond hoge gebouwen wanneer er sprake is verhoogde windsnelheden, die het verblijf in de directe omgeving van deze gebouwen onaangenaam of zelfs gevaarlijk maken. In Nederland bestaat tot op heden geen wetgeving ter voorkoming van windhinder. Over het algemeen wordt gesteld dat voor gebouwen hoger dan 30 meter windonderzoek noodzakelijk is. De gemeente Den Haag sluit zich wat betreft beleid ten aanzien van windhinder aan op de NEN 8100. Hierin wordt aangegeven wanneer onderzoek naar wind bij bouwwerken nodig is, hoe het onderzoek moet worden uitgevoerd, aan welke eisen moet worden getoetst en hoe rapportage moet plaatsvinden. De gemeente Den Haag hanteert als ondergrens een 'matig' windklimaat. Een 'slecht' windklimaat wordt slechts bij hoge uitzondering en onder nadere voorwaarden toegestaan
De bouwhoogte in het plangebied bedraagt nergens hoger dan 30 meter en is ook niet hoger dan 1,5 keer de omliggende bebouwing. Onderzoek naar windhinder is in dit kader niet noodzakelijk.
De gemeente heeft normen (RIS 170509) opgesteld ten behoeve van de toetsing van bezonningseffecten op omliggende woningen en openbare ruimte. De realisatie bouwwerken kunnen gevolgen hebben voor de schaduwwerking in de omgeving. Binnen Nederland worden er geen formele eisen gesteld aan de bezonning van woningen of andere bouwwerken. Gemeenten zijn dus vrij om hun eigen eisen te stellen aan de bezonning. Gemeente Den Haag sluit grotendeels aan op de 'lichte TNO-norm'. De Haagse bezonningsnorm gaat er vanuit dat de ondergrens op tenminste twee mogelijke bezonningsuren per dag in de periode van 19 februari tot 21 oktober, uitgaande van een zonhoogte van meer dan 10 graden, moet liggen. In afwijking van de lichte TNO-norm is in de Haagse norm de bezonning van gevels maatgevend, onafhankelijk van de plaats van de ramen. De Haagse bezonningsnorm is van toepassing op de omgeving van de te realiseren nieuwbouw en geldt voor bouwwerken vanaf een hoogte van 25 meter of indien de nieuwbouw ten minste 1,5 maal hoger is dan de gemiddelde bouwhoogte van de omgeving.
Er is een bezonningsonderzoek, zie Bijlage 14 Bezonningsstudie, uitgevoerd voor de effecten van de nieuwbouw van het kopgebouw en het nieuwe bouwblok. Daaruit blijkt dat er geen woningen onder de minimumnorm liggen in de huidige situatie en ook dat als gevolg van de nieuwbouw geen woningen onder de minimumnorm komen te liggen. De grootste effecten van de schaduw worden veroorzaakt door de vijflaagse bebouwing van het Kopgebouw en het vierlaagse hoekaccent van het Nieuwe bouwblok. Deze nieuwe schaduw wordt met name geworpen op een kleine deel van de bebouwing aan de adressen de Theo Mann-Bouwmeesterlaan 1 (van zonsopgang tot 10:30) en de Theo Mann-Bouwmeesterlaan 10 (na 14.30 tot zonsondergang). De ontwikkeling is in overeenstemming met het beleid.
Toetsingskader
De VNG heeft de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' opgesteld. In de handreiking staan uitgebreide lijsten met richtafstanden die aangehouden moeten worden om voldoende afstand te houden tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies zoals wonen.
In de richtafstandenlijst zijn bedrijven ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Er kan, afhankelijk van het omgevingstype, van worden afgeweken. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied' kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst bijvoorbeeld met één afstandstap worden verminderd.
Een aparte staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. Ze vermeldt welke bedrijfsactiviteiten uit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging (stadscentra, winkelcentra, woonwerkgebieden met kleinschalige vooral ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies).
Er is in deze lijst gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene richtafstandenlijst:
Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:
Conclusie
In het plangebied zijn detailhandel, dienstverlening, maatschappelijk, sportcentrum, kantoren, horeca en woningen toegestaan. Het gehele programma met toegestane functies is beschreven in Hoofdstuk 5.
Er is sprake van een gemengd gebied. De functiemengingscategorieën uit de VNG brochure Bedrijven-en Milieuzonering kan aangehouden worden.
De detailhandel valt onder functiemengingscategorie A en de supermarkt onder B. De supermarkt dient bouwkundig afgescheiden van de appartementen te worden gebouwd. De horeca-en detailhandelskiosk/standplaatsen zijn losstaande objecten dus die voldoen aan de eisen die zijn gesteld in de VNG brochure Bedrijven- en Milieuzonering. De parkeergarage valt onder functiemengingscategorie C en de parkeergarage heeft dus een goede ontsluiting op de hoofdinfrastructuur nodig. Die is aanwezig. Via de wijkonsluitingsweg Theo Mann-Bouwmeesterlaan en Waalsdorperweg is de Oude Waalsdorperweg en de Van Alkemadelaan goed te bereiken. De Oude Waalsdorperweg is ook aangemerkt als een wijkontsluitingsweg. De Van Alkemadelaan is richting Scheveningen aangeduid als een stedelijke hoofdweg en richting Haagse Bos als een wijkontsluitingsweg.
In het kopgebouw van het winkelcentrum zijn nog eens woningen boven de gemengde bestemming voorzien. Detailhandel valt onder functiemengingscategorie A en dat betreft activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn dat deze aangrenzend aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
Er is separaat akoestisch onderzoek uitgevoerd naar inrichtingslawaai van met name de ondergrondse parkeergarage (in-/uitrit) en laad-/losactiviteiten. Dit thema is behandeld in paragraaf 4.4
In de voorgaande hoofdstukken zijn de bestaande situatie (hoofdstuk 2), het beleidskader (hoofdstuk 3) en de fysieke leefomgevingsaspecten (hoofdstuk 4) uiteengezet. Dit diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan. In paragraaf 5.2 wordt het plan beschreven en in paragraaf 5.3 worden de in het plan opgenomen ontwikkelingen aangegeven. Aan de hand hiervan wordt in paragraaf 5.5 een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Met deze keuze kan de opzet van het bestemmingsplan in paragraaf 5.6 en de bestemmingen beschreven worden.
In dit hoofdstuk wordt op basis van voorgaande besluitvorming de hiervoor te hanteren stedenbouwkundige kaders in tabelvorm doorvertaald naar juridische planologische planvorming en daarin nader uitgelegd en toegelicht. Daarin wordt de SVBP gehanteerd. De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen bevat de normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van bestemmingsplannen, inpassingsplannen en rijksbestemmingsplannen, met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven.
Het bestemmingsplan heeft als doel de herontwikkeling van het winkelcentrum Duinzigt mogelijk te maken.
Het winkelcentrum Duinzigt stamt uit de jaren ‘70 en is gebouwd als laatste uitbreiding van het Benoordenhout. Het winkelcentrum is centraal gelegen in de wijk en heeft een ruim verzorgingsgebied. Door de sterke positie van de Albert Heijn is het winkelcentrum dominant ten opzichte van de andere boodschappencentra in de wijk. De komst van het ICC, de uitbreiding van de NATO en TNO alsmede de veranderende bevolkingssamenstelling in de wijk zijn ingrediënten voor een succesvol winkelcentrum voor de komende 15 tot 20 jaar, maar dan moet het aanbod en de sfeer meegaan met de eisen van deze tijd. Het winkelcentrum is een belangrijke ontmoetingsplaats voor de bewoners van Benoordenhout. Echter, door het almaar uitblijven van investeringen is de aantrekkingskracht ten opzichte van andere centra teruggelopen en is ook leegstand ingetreden.
Op 5 juli 2016 heeft het college de Nota van Uitgangspunten Winkelcentrum Duinzigt (Willem Royaardsplein) vastgesteld (RIS294730) waarin de randvoorwaarden voor deze herontwikkeling zijn opgenomen. De NvU is op 22 september 2016 besproken in de commissie Ruimte en op basis van deze bespreking heeft het college nog extra besprekingen met belanghebbenden gevoerd. Deze besprekingen hebben geleid tot de vaststelling van een gewijzigde Nota van Uitgangspunten (NvU) op 31 januari 2017 (RIS296212).
afbeelding 42: het ruimtelijk concept op hoofdlijnen voor het buurtcentrum van Duinzigt, uit de Nota van Uitgangspunten, 2017
Op basis van bovenstaande besluitvorming kan op het terrein van de huidige parkeerplaats en de vier commerciële paviljoens een nieuw bouwblok worden gebouwd. Deze ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan. In het ruimtelijk concept voor het winkelcentrum van de wijk Duinzigt, in de Nota van Uitgangspunten, is aangegeven dat in de strook tussen de Theo Mann-Bouwmeesterlaan en de Esther Boer-van Rijklaan een aantal functies in zelfstandige bouwblokken gerealiseerd kunnen worden, welke door open (groene) ruimtes van elkaar gescheiden worden.
Het winkelcentrum aan het Willem Royaardsplein is in 2014 aangekocht door WPRI om het te herontwikkelen. WPRI heeft hiervoor overleg gezocht met diverse belanghebbenden rondom het winkelcentrum door een klankbordgroep in te stellen. In nauw overleg met deze klankbordgroep heeft WPRI een plan ontwikkeld dat onder meer ruimte biedt aan een nieuwe gelijkvloerse supermarkt en een grote ondergrondse parkeergarage. Om de nieuwbouw te kunnen realiseren wordt het gemeentelijke parkeerterrein tussen het huidige winkelcentrum en de Amerikaanse kerk door WPRI aangekocht. Vanuit de gemeente is aangegeven dat de verdichting gepaard moet gaan met een vergroening en verduurzaming van de stad. In de uitwerking van het bouwplan wordt zodoende gehecht aan een groene kwalitatieve buitenruimte, het toepassen van groen (op bijvoorbeeld) daken in het bouwplan en een hoge duurzaamheidsambitie in het bouwplan en de inrichting van de openbare ruimte. Bijvoorbeeld door langzaamverkeer en OV-gebruik te stimuleren door een goede inrichting van de ruimte hiervoor.
Om de herontwikkeling te kunnen realiseren zullen de huidige éénlaagse commerciële paviljoens (eigendom WPRI) worden gesloopt zodat ter hoogte hiervan en het parkeerterrein een nieuw bouwblok kan ontstaan. Daarin is plaats voor een ondergrondse parkeergarage (158 plaatsen) en op begane grond een supermarkt, omzoomd met winkels langs het plein. Vanaf de eerste verdieping (tot de derde verdieping) komen trapsgewijs 24 woningen. Op het plein komen twee solitair geplaatste paviljoengebouwen zodat er een enigszins beschut plein ontstaat. Het grote paviljoen (max.180m²) wordt door de ontwikkelaar ontwikkeld en het kleinere paviljoen is ten behoeve van de terugkeergarantie van de huidige 'kiosken' conform de motie van de raad. De 'kiosken' moeten verwijderd worden van hun huidige plek vanwege de bouw en nieuwe inrichting van het winkelcentrum.
De afgelopen jaren is een participatieproces doorlopen door de ontwikkelaar samen met de omwonenden en de gemeente Den Haag. Tijdens dat proces zijn de afmetingen van het nieuwe plein zorgvuldig afgestemd in relatie tot de afmetingen van het bestaande plein.Het plein zelf zal geheel opnieuw ingericht moeten worden nadat de parkeergarage, die ook onder het nieuwe plein komt te liggen, opgeleverd wordt. De insteek is dat er wederom een kwalitatief hoogwaardige en prettige ontmoetingsruimte ontstaat met zitgelegenheden en (boom-)beplanting.
afbeelding 43 : schetsontwerp uit 2016 met links het nieuw bouwblok
afbeelding 44: impressie van WPRI en architect RPHS+, uit 2019, van de nieuwe bebouwing aan het plein met een voorstel voor de inrichting van de openbare ruimte
afbeelding 45: impressie van WPRI en architect RPHS+, uit 2019, met het zicht op het grote pleinpaviljoen vanaf de Esther de Boer van Rijklaan.
Het kopgebouw, waar nu de Albert Heijn is gehuisvest, zal (grotendeels) worden gesloopt. In de plaats komt een gebouw dat als hoekaccent aansluit op de omliggende bebouwing. De huidige bebouwing met 2.100 m² bvo supermarkt (Albert Heijn) en 580 m² horeca-/bedrijfsruimte wordt met het nieuwe Kopgebouw vervangen door 1470 m² winkelruimte. Deze verkleining van het aantal m² winkelruimte is ter uitvoering van de motie over ''de tweede trekker'' in het winkelcentrum (RIS 296770). Boven de nieuwe commerciële ruimtes komen 15 appartementen. De kelderruimte wordt voornamelijk (her-)gebruikt als parkeerruimte (circa 16 pp.) voor de nieuwe appartementen en gedeeltelijk als magazijnruimte voor de detailhandel. Deze parkeergarage is bereikbaar middels een autolift vanaf de Nyelantstraat en het magazijn met een goederenlift vanaf de Stalpertstraat. Daarnaast bevat het plan een uitbreiding van de bestaande winkelstrip op de begane grond aan zowel de voor-, zij- als achterzijde. De gevels worden vernieuwd en laaghangende luifels worden vervangen door hoger geplaatste, grotendeels doorzichtige, en minder ver uitkragende luifels.
Uitwerking motie terugkeer drie aanwezige ondernemers op het plein
De ruimtelijke inpassing van drie 'kiosken' is een ingewikkelde puzzel en is daarom enigszins flexibel opgenomen in het bestemmingsplan. De uitwerking heeft geleid tot drie ruimtereserveringen (ten behoeve van de ondernemers) in het plangebied.
De beschikbare ruimte voor de huidige 'kiosken' is in de nieuwe toestand beperkt. Op het plein is een klein paviljoen ten behoeve van twee 'kiosken' voorzien. Hiervoor zal door de Welstandscommissie getoetst worden op een eenheid in architectuur en uitstraling zodat de kiosken ook qua uiterlijke verschijning echt onderdeel zijn van het winkelcentrum. Het te ontwikkelen kleine paviljoen op het plein zal qua massa en vormgeving vooral een verbinding aangaan met het grote paviljoen. Indien een ondernemer gebruik zal maken van een winkelruimte in de winkelstrip of het geplande paviljoen, dan zal zijn/haar ''ambulante plek'' niet worden ingevuld met een nieuwe ambulante ondernemer.
Bezonningsonderzoek
Zie paragraaf 4.8.3 Bezonning
Verkeersaspecten van de ontwikkeling
Voor nieuw- of verbouwplannen geldt de voorwaarde dat op eigen terrein parkeergelegenheid moet worden gecreëerd. Dit beleid en het bijbehorende toetsingskader zijn vastgelegd in de Nota Parkeernormen Den Haag (RIS181571).
Parapluherziening (fiets)parkeren
Op 20 september 2018 heeft de raad de parapluherziening (fiets)parkeren vastgesteld, onherroepelijk vanaf 16 november 2018 en vervangt daarmee de oude regeling die was opgenomen in de voorgaande beheersverordening Benoordenhout Noord-Oost.
Door het dynamisch maken van de parkeernormen worden de (fiets) parkeernormen niet langer als bijlage van de regels gevoegd maar wordt gedurende de planperiode getoetst aan de op dat moment actuele (fiets)parkeernormen. De technische aanpassing om dit mogelijk te maken is overgenomen uit het paraplu bestemmingsplan en opgenomen in de regels voor het (fiets) parkeren in dit bestemmingsplan. Uitgangspunt hierin is dat parkeren op eigen terrein dient te worden opgelost. Een eventueel beroep op beschikbare parkeerplekken in de openbare ruimte is in zoverre mogelijk indien aan de gestelde voorwaarden in de hiervoor opgenomen binnenplanse afwijking kan worden voldaan. Echter omdat dit plan al in ontwikkeling was en er geen rekening mee was gehouden om het fietsparkeren op eigen terrein op te lossen is het aantal fietsparkeerplaatsen voor de bezoekers van het winkelcentrum in de openbare ruimte gesitueerd. De normering als zodanig is niet gewijzigd. De gemeente draagt zorg voor de inrichting van de openbare ruimte en het inpassen van de 'fietsnietjes' voor het stallen van de fietsen. De bewoners van de woningen hebben elk wel bergingen om de fietsen te stallen.
Mobiliteitstoets
Voor deze herontwikkeling is een mobiliteitstoets uitgevoerd (Bijlage 16 Mobiliteitstoets). Het parkeerbeleid biedt de mogelijkheid om bij een gebiedsontwikkeling met een gezamenlijke parkeeroplossing te komen om zo te kijken naar schaalvoordelen.
Parkeren
De ontwikkeling voorziet in ondergrondse parkeergarages op eigen terrein. In de eerste plaats is er een parkeergarage voor het winkelcentrum inclusief de supermarkt en de woningen boven de supermarkt. De in- en uitrit van de parkeergarage zal ontsluiten aan de Theo Mann Bouwmeesterlaan. Daarnaast komt er een parkeergarage voor de woningen in het Kopgebouw. Het plan voorziet vrijwel volledig in het benodigd aantal parkeerplaatsen op eigen terrein. De bewoners komen niet in aanmerking voor een parkeervergunning.
Het plan heeft daarnaast een toename van de verkeersaantrekkende werking. Ten opzichte van de voormalige functies leidt de ontwikkeling tot een verkeerstoename van 653 i.p.v. 846 motorvoertuigen/etmaal op een gemiddelde weekdag. Dit zal vooral effect hebben op de Theo Mann Bouwmeesterlaan en de Waalsdorperweg. Dit zijn beiden wijkontsluitingswegen en zijn berekend op dit extra verkeer. Gezien de functie van het winkelcentrum zal een deel van het verkeer ook binnen de wijk blijven. Het merendeel heeft via de Waalsdorperweg een goede verbinding met de ontsluitingsstructuur van Den Haag. Daarbij is het kruispunt met de Oude Waalsdorperweg enkele jaren geleden heringericht, waardoor het robuust genoeg wordt geacht om de verkeerstoename zonder problemen te verwerken. De aspecten verkeer en parkeren staan de ontwikkeling daarmee niet in de weg.
Conclusie
Het plangebied heeft een goede ontsluiting voor de verschillende vervoerswijzen. Het gemotoriseerd verkeer kan via de verschillende gebiedsontsluitingswegen goed op het hoger gelegen netwerk afwikkelen. Binnen de wijk zijn verschillende wegen ingericht op eenrichtingsverkeer, waardoor het bestemmingsverkeer goed van het doorgaand verkeer wordt gescheiden. De ontsluitingsmogelijkheden binnen de wijk zijn verder ook goed. Voor fietsers en voetgangers zijn voldoende faciliteiten aanwezig voor een veilige deelname aan het verkeer.
Op 18-12-2017 is het projectdocument winkelcentrum Duinzigt (Willem Royaardsplein) (RIS298751) vastgesteld door de gemeente Den Haag. Hiermee is het programma en de bebouwingsenvelop vastgesteld en is aangegeven de herontwikkeling mogelijk te maken in dit bestemmingsplan.
Programmatisch wordt van onderstaande bestaande situatie naar de volgende oppervlakte per functie gegaan:
Tabel: Huidige en toekomstige situatie
Op onderstaande afbeelding zijn de maximale afmetingen van deze bouwblokken aangegeven zoals die in het projectdocument zijn vastgesteld. Dit zijn de maximale afmetingen om het gebouw nog te kunnen ervaren als een vrijstaand element in de strook tussen de Theo Mann-Bouwmeesterlaan en de Esther de Boer-van Rijklaan. Ook is aangegeven wat de afmetingen en oppervlakte van het nieuwe plein zijn en hoe dit zich verhoudt tot de huidige situatie. In de huidige situatie is de oppervlakte van het plein gemeten vanaf de luifels. De ruimte onder de luifels is in de huidige situatie geen onderdeel van het plein. In de nieuwe situatie zullen de bestaande luifels worden gesloopt en zullen nieuwe grotendeels doorzichtige luifels terugkomen op circa vier meter hoogte (thans circa 3,0m). Vanwege het beduidend hoger aanbrengen van de luifels zal de ruimte eronder in ruimtelijke opzicht nadrukkelijk meer als onderdeel van het plein ervaren worden dan in de huidige situatie.
afbeelding 46: stedenbouwkundige kaart voor de nieuwe situatie. De inrichting van het nieuwe plein is hierop niet aangegeven. De bestaande bebouwing en inrichting is met gestippelde lijnen afleesbaar.
Nieuwe bouwblok (op de plek van de parkeerplaats)
De (maximale) rooilijnen t.b.v. de begane grond van het nieuwe bouwblok zijn als volgt gedefinieerd:
Op het nieuwe bouwblok mogen twee lagen woningbouw worden toegevoegd, met op de hoek Theo Mann-Bouwmeesterlaan drie lagen. Ook hiervoor zijn maximale rooilijnen:
Pleinpaviljoens
Aan de zijde Theo Mann Bouwmeesterlaan mag op het winkelplein één paviljoen voor maximaal twee units/eenheden (kiosken) komen, die ieder maximaal 25 m2 groot mogen zijn. Dit paviljoen: - mag maximaal 50 m² groot zijn (lees: 2x25m2); - mag maximaal 4 meter hoog zijn.Op de paviljoens rust de functieaanduiding gemengd (gd) voor kiosk-detailhandel en/of kiosk-horeca.
Aan de zijde van Esther de Boer-van Rijklaan zal een groter paviljoen komen. Dit paviljoen:
Algemeen
Bestaande deel winkelcentrum
Ook voor het te handhaven bebouwingswand van het winkelcentrum en het te vernieuwen 'kopgebouw' gelden maximale rooilijnen:
Het bestemmingsplan Willem Royaardsplein maakt de volgende (deel-)ontwikkelingen mogelijk:
In het nieuwe bouwblok kan onderstaand programma gerealiseerd worden:
Wat komt er in bestemming Gemengd – 2 Programma vertaald naar bestemming en functies Detailhandel en maximaal één supermarkt van max 2.300 m², uitsluitend op de begane grond; personeelsruimte op de eerste verdieping. Dienstverlening, uitsluitend op de begane grond. Horeca in de categorie licht, uitsluitend op de begane grond. Horeca in de categorie middelzwaar, uitsluitend ter plaatse van het winkelcentrum aan het Willem Royaardsplein tot een maximum van vier vestigingen, uitsluitend op de begane grond; Wonen (24 appartementen), uitsluitend op de verdiepingen; Sport + Maatschappelijk, begrensd tot een oppervlakte, wordt overgenomen uit vigerende plan. Parkeergarage (158 pp) Bijzonderheden Het laden en lossen t.b.v. aanwezige horeca en detailhandel wordt vastgelegd op de digitale verbeelding in de bestemming verkeer verblijfsgebied. De ontsluiting ten behoeve van de ondergrondse parkeergarage wordt vastgelegd op de digitale verbeelding. |
Vertaling naar digitale verbeelding (plankaart) en regels
Opname in de bestemmingsomschrijving: Begane grond: detailhandel, supermarkt en dienstverlening, Horeca categorie middelzwaar (verdeeld over bestemming Gemengd 1, 2 en 3 (totaal vier) Horeca categorie licht Maatschappelijk en sport, begrensd tot maximaal 180 m² (uit de SVBP lijst de vormen: bibliotheek, gezondheidszorg, openbare dienstverlening, praktijkruimte, verenigingsleven en welzijnsinstelling), sport (uit de SVBP lijst de vormen: fitnesscentrum, sportcentrum en sportschool) De supermarkt is op de digitale verbeelding aangeduid met de functie aanduiding "supermarkt" (su), begrensd tot max 2300 m² bvo Verdiepingen: personeelsruimte op de eerste verdieping ten behoeve van detailhandel Wonen (24 appartementen) Eén bouwlaag beneden peil: Parkeergarage parkeergarage en de ontsluiting hiertoe Digitale verbeelding (plankaart): Bestemming Gemengd - 2 Bouwvlak, maximale hoogte en maatvoeringsvlakken en de volgende functie aanduidingen: supermarkt (su) parkeergarage (pg) ontsluiting (os) |
Bouwregels
Doorvertaling van rooilijnen en maximale bouwhoogten. De afstand tussen de bestaande gevels van de woningen op de huidige winkels en de woningen op het nieuwe blok bedraagt minimaal 30 meter; De bouwblokken voor de woningbouw op de verdiepingen liggen op minimaal 2,5 meter vanaf de rooilijnen van de begane grond om het totale bouwvolume een minder massale uitstraling te geven. Uitgezonderd 13 meter uit de hoek Theo Mann-Bouwmeesterlaan gemeten en 11 meter uit de hoek Esther de Boer-van Rijklaan, daar mag de gevel van de eerste verdieping gelijk zijn met de gevel van de begane grond. |
Opname in de bouwregels
Het aangeduide bouwvlak, maximale bouwhoogten en maatvoeringsvlakken worden aangeduid op de digitale verbeelding (plankaart) en vervolgens vastgelegd in de regels. |
Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van de bestemming en hierin toegestane functies: In de bestemming wordt maximaal één supermarkt toegestaan daarin worden de vierkante meters vastgelegd. Er zijn maximaal vier horeca categorie middelzwaar vestigingen toegestaan en verdeeld over blokken gemengd 1, 2 en 3 Wonen uitsluitend op de verdiepingen en parkeerplekken wonen op eigen terrein door afname parkeerplek in de parkeergarage |
Opname in de specifieke gebruiksregels
De voorwaarden zijn opgenomen in de regels. |
Dit betreft de bestaande winkelstrip met de bovenwoningen. Er wordt ruimte geboden om de bestaande luifels te bebouwen ter vergroting van de winkels. Ook aan de achterzijde is een uitbreiding mogelijk waardoor de achterliggende straat een herinrichting van het straatprofiel kan krijgen.
Het programma in dit deel bestaat uit:
Het Kopgebouw zal herontwikkeld worden door middel van gedeeltelijke sloop-nieuwbouw ten behoeve van:
Er wordt vastgehouden aan de huidige ligging van de pui op de begane grond bij het Kopgebouw. Het verleggen van de rooilijn van de pui kan alleen als er overeenstemming bereikt is met de exploitant van de bloemenhandelaar om zo te garanderen dat er voldoende ruimtelijke kwaliteit en doorloop over de stoep mogelijk blijft.
Wat komt er in bestemming Gemengd – 1 Bestaande functies uit de beheersverordening detailhandel uitsluitend op de begane grond dienstverlening uitsluitend op de begane grond horeca in de categorie middelzwaar tot een maximum van vier vestigingen verdeeld over blok gemengd 1, 2 en 3 uitsluitend op de begane grond. horeca in de categorie licht, uitsluitend op de begane grond kantoor uitsluitend op de begane grond maatschappelijk uitsluitend op begane grond sport uitsluitend op de begane grond wonen uitsluitend op de verdiepingen Programma Detailhandel: In het Kopgebouw begane grond circa 1500 m² bvo detailhandel (2e supermarkt + overige detailhandel). De (bestaande) kelder van het Kopgebouw wordt gebruikt als parkeerruimte voor de appartementen, bergingen voor de woningen en magazijnruimte voor detailhandel. De detailhandel heeft op de eerste verdieping een personeelsruimte. In het nieuwe Kopgebouw is wonen op de verdiepingen toegestaan. Er worden maximaal 15 nieuwe appartementen toegevoegd. Op de begane grond zijn de toegangen tot de woningen gelegen. In de kelder zijn de bergingen van de woningen. Parkeergarage t.b.v. 16 parkeerplaatsen voor het Kopgebouw Bijzonderheden Het laden en lossen t.b.v. aanwezige detailhandel wordt vastgelegd op de digitale verbeelding in de bestemming verkeer - verblijfsgebied. De ontsluiting ten behoeve van de ondergrondse parkeergarage wordt vastgelegd op de digitale verbeelding in de bestemming. |
Vertaling naar digitale verbeelding (plankaart) en regels
Opname in de bestemmingsomschrijving: Begane grond: detailhandel, één supermarkt, dienstverlening, kantoor, maatschappelijk (uit de SVBP lijst de vormen: bibliotheek, gezondheidszorg, openbare dienstverlening, praktijkruimte, verenigingsleven en welzijnsinstelling), sport (uit de SVBP lijst de vormen: fitnesscentrum, sportcentrum en sportschool) Horeca categorie licht Horeca categorie middelzwaar (verdeeld over bestemming gemengd 1, 2 en 3 (totaal vier) De supermarkt wordt op de digitale verbeelding aangeduid met de functie aanduiding "supermarkt" (su),begrensd tot maximaal 1500 m² bvo Verdiepingen: Wonen (maximaal (15 nieuwe appartementen); personeelsruimte t.b.v. detailhandel Één bouwlaag beneden peil: Kelder opslag en magazijn ten behoeve van detailhandel en bergingen ten behoeve van woningen. Parkeergarage parkeergarage en de ontsluiting hiertoe Digitale verbeelding (plankaart): Bestemming Gemengd - 1 Bouwvlak, maximale hoogte en maatvoeringsvlakken en de volgende functie aanduidingen: supermarkt (su) parkeergarage (pg) ontsluiting (os) |
Wat komt er in bestemming Gemengd – 1 Bestaande functies uit de beheersverordening detailhandel uitsluitend op de begane grond dienstverlening uitsluitend op de begane grond horeca in de categorie middelzwaar tot een maximum van vier vestigingen verdeeld over blok gemengd 1, 2 en 3 uitsluitend op de begane grond. horeca in de categorie licht, uitsluitend op de begane grond kantoor uitsluitend op de begane grond maatschappelijk uitsluitend op begane grond sport uitsluitend op de begane grond wonen uitsluitend op de verdiepingen Programma Detailhandel: In het Kopgebouw begane grond circa 1500 m² bvo detailhandel (2e supermarkt + overige detailhandel). De (bestaande) kelder van het Kopgebouw wordt gebruikt als parkeerruimte voor de appartementen, bergingen voor de woningen en magazijnruimte voor detailhandel. De detailhandel heeft op de eerste verdieping een personeelsruimte. In het nieuwe Kopgebouw is wonen op de verdiepingen toegestaan. Er worden maximaal 15 nieuwe appartementen toegevoegd. Op de begane grond zijn de toegangen tot de woningen gelegen. In de kelder zijn de bergingen van de woningen. Parkeergarage t.b.v. 16 parkeerplaatsen voor het Kopgebouw Bijzonderheden Het laden en lossen t.b.v. aanwezige detailhandel wordt vastgelegd op de digitale verbeelding in de bestemming verkeer - verblijfsgebied. De ontsluiting ten behoeve van de ondergrondse parkeergarage wordt vastgelegd op de digitale verbeelding in de bestemming. |
Opname in de bouwregels Het aangeduide bouwvlak, maximale bouwhoogten en maatvoering vlakken worden aangeduid op de digitale verbeelding (plankaart) en vervolgens vastgelegd in de regels. |
Specifieke gebruiksregels Voor het gebruik van de bestemming en hierin toegestane functies: In de bestemming wordt maximaal één supermarkt toegestaan daarin worden de vierkante meters vastgelegd. Er zijn maximaal vier horeca categorie middelzwaar vestigingen toegestaan en verdeeld over blokken gemengd 1, 2 en 3 Wonen uitsluitend op de verdiepingen en parkeerplekken wonen op eigen terrein door afname parkeerplek in de parkeergarage |
Opname in de specifieke gebruiksregels
De voorwaarden zijn opgenomen in de regels. |
Er is sprake van de mogelijkheid tot de bouw van een tweetal paviljoenen op het plein:
In de paviljoenen zijn met name functies mogelijk die het plein verlevendigen en een aantrekkelijke ontmoetingsruimte voor de buurt maken.
Wat komt er in bestemming Gemengd – 3 In het grote paviljoen: Detailhandel Dienstverlening Horeca in categorie licht en middelzwaar |
Vertaling naar digitale verbeelding (plankaart) en regels
Opname in de bestemmingsomschrijving: detailhandel, dienstverlening en horeca in de categorie licht en middelzwaar |
Bouwregels
Het grote paviljoen maximaal 180 m² bvo groot en 4 meter hoog |
Opname in de bouwregels maximale bouwvlak, bouwhoogten en maatvoeringsvlakken op de plankaart |
Wat komt er in functieaanduiding gemengd (gd) Een ruimtereservering voor terugkeer van de op het Willem Royaardsplein twee aanwezige standplaatsen (de Bloemendoos en Vis en snacktiek Duinzigt) en een kiosk (Take Away Dönner & Pizza). In de functieaanduiding gemengd wordt detailhandel en of lichte horeca mogelijk gemaakt (in totaal drie kiosken) |
Vertaling naar digitale verbeelding (plankaart) en regels
Opname in de bestemmingsomschrijving: Functie aanduiding gemengd (gd) detailhandel en horeca in de categorie licht. |
Bouwregels De oppervlakte van een kiosk bedraagt maximaal 25 m² en 4 meter hoog. Een aanduiding is daarmee 25 m² en de andere waarin twee ruimte reserveringen mogelijk zijn 50 m² |
Opname in de bouwregels
maximale bouwvlak, bouwhoogten en maatvoeringsvlakken op de plankaart |
Overige punten | Vertaling naar digitale verbeelding (plankaart) en regels |
Het HTM-toilet faciliteit komt op de begane grond terug in de nieuwbouw van het Nieuwe Bouwblok (Gemengd - 2). | Dit wordt in de regels van de bestemming Gemengd - 2 opgenomen. |
Er wordt ruimte geboden om de bestaande luifels te bebouwen ter vergroting van de winkels en bovengelegen balkons. | Dit wordt in de regels van de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied opgenomen. |
Er wordt ruimte geboden om terrassen te realiseren ten behoeve van horeca opgenomen in Gemengd 1, 2, 3 en ten behoeve van de functie aanduiding gemengd (gd). | Dit wordt in de regels van de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied opgenomen. |
(*De maximale toegestane bouwhoogten zijn afgerond en weergegeven op hele meters op de digitale verbeelding. Eventuele geringe afwijkingen tussen de digitale verbeelding en het ontwerp worden uitsluitend toegestaan op basis van de algemene bouwregels en op basis van algemene afwijkingsregels en de binnen de bestemming gemengd-3 opgenomen toegestane binnenplanse afwijking.)
Zoals in hoofdstuk 3 is aangegeven volgt uit de Structuurvisie 2020 en de Agenda voor de Haagse Verdichting dat voor bebouwing langs doorgaande wegen en groen wordt uitgegaan van de mogelijkheid om minimaal vijf bouwlagen te realiseren indien er sprake is van een 'herstructurering'.
Het toestaan van een grotere hoogte langs doorgaande routes (lange lijnen) kan immers een bijdrage leveren aan de verdichtingsopgave. Verdichting langs hoofdontsluitingswegen is gebaseerd op het streven naar intensief ruimtegebruik in bestaand stedelijk gebied. De belangrijkste criteria aan de hand waarvan besloten wordt of er verdichting wordt toegepast wordt zijn:
De uitwerking van de Structuurvisie krijgt gestalte bij herstructureringsprojecten waarbij langs doorgaande wegen en groen in principe minimaal vijf bouwlagen gerealiseerd kunnen worden. De doorgaande wegen zijn de regionale en stadsgewestelijke wegen, hoofdverkeerswegen op gemeentelijk niveau en wegen voor doorgaand verkeer door stadsdelen aangevuld met de wegen die onderdeel zijn van het netwerk van de 'lange lijnen' uit de Kadernota Openbare Ruimte en de railgebonden openbaarvervoerverbindingen. Er zijn geen doorgaande wegen en groen in dit bestemmingsplangebied aanwezig welke zijn aangewezen volgens de Structuurvisie. Er is in dit kader geen regeling opgenomen in het bestemmingsplan. De veranderingen van het projectgebied valt beleidsmatig in de nieuwe Nota van Uitgangspunten Winkelcentrum Duinzigt (Willem Royaardsplein) vastgesteld (RIS296212) van januari 2017 waarin de randvoorwaarden voor deze herontwikkeling zijn opgenomen en vertaald zijn in dit bestemmingsplan.
Dit bestemmingsplan biedt geen mogelijkheid voor het maken van dakopbouwen. Het gemeentelijk uitgangspunt is dat dakopbouwen in de hele stad zijn toegestaan, tenzij het stedenbouwkundig niet verantwoord is. Per bestemmingplangebied wordt een duidelijke stedenbouwkundige afweging gemaakt waar dakopbouwen wel en niet mogelijk worden gemaakt. Dit kader biedt zowel voor potentiële aanvragers als voor omwonenden duidelijkheid waarom er wel of geen dakopbouw wordt toegestaan. Bij deze stedenbouwkundige verantwoording spelen de volgende aspecten een rol:
Op basis van bovenstaande thema's, en vanwege de in voorgaande jaren door bewoners geuite zorgen over bouwhoogte van het nieuwe pleingebouw èn de beperkte aanwezigheid van woningen waarbij de vraag naar een dakopbouw optreedt, wordt geconcludeerd dat het niet aan de orde is om dakopbouwen met dit bestemmingsplan mogelijk te maken.
De veranderingen van het projectgebied valt beleidsmatig in de nieuwe Nota van Uitgangspunten Winkelcentrum Duinzigt (Willem Royaardsplein) vastgesteld (RIS296212) in januari 2017 waarin de randvoorwaarden voor deze herontwikkeling zijn opgenomen.
Omdat er geen dakopbouwen mogelijk worden gemaakt is hiervoor geen bezonningsonderzoek uitgevoerd. Wel is er een bezonningsonderzoek uitgevoerd voor de extra bouwlagen bij het Kopgebouw en het nieuwe bouwblok op het plein. De uitkomsten laten zien dat als gevolg van deze nieuwbouw er geen schaduwhinder effecten optreden waarbij woningen niet meer aan de Haagse bezonningsnorm voldoen. In 4.8 Windhinder en bezonning wordt dit nader toegelicht.
Op 3 maart 2016 is een aanpassing van het parkeerbeleid vastgesteld door de raad. Deze aanpassing van het beleid houdt in dat er bij uitbreiding van het vloeroppervlak van bestaande woningen geen parkeertoets meer hoeft plaats te vinden. Dit betekent dat het toevoegen van dakopbouwen niet leidt tot een hogere parkeerdruk of parkeereis en zijn deze bij recht mogelijk gemaakt.
Dit bestemmingsplan biedt niet de mogelijkheid tot het bouwen van extra bouwlagen in de vorm van een dakopbouw of vijf bouwagen langs doorgaande wegen. De veranderingen van het projectgebied valt beleidsmatig in de nieuwe Nota van Uitgangspunten Winkelcentrum Duinzigt (Willem Royaardsplein) vastgesteld (RIS296212) van januari 2017 waarin de randvoorwaarden voor deze herontwikkeling zijn opgenomen en wordt met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt.
De hiervoor beschreven projectrealisatie zal gepaard gaan met investeringen in duurzaamheid en maatregelen op het gebied van 'natuurinclusief bouwen' opgenomen. Hiermee zal geborgd worden dat het voornemen aan uiteenlopende duurzaamheidseisen kan voldoen en tegelijkertijd een bijdrage wordt geleverd aan de versterking van de biodiversiteit of het vermijden van duurzaamheids-knelpunten zoals hittestress en wateroverlast. Concrete betreft hierbij de de volgende maatregelen:
Gedurende de projectrealisatie zullen naar verwachting verschillende afvalstromen ontstaan. Deze zullen zoveel mogelijk worden gescheiden; e.e.a. ten behoeve van hergebruik, conform de duurzaamheidsambities in de gemeente Den Haag.
Voor succesvol ruimtelijk beleid is het van belang dat vraag en aanbod van stedelijke functies goed op elkaar zijn afgestemd. Dit draagt bij aan economische dynamiek, zorgvuldig gebruik van ruimte en infrastructuur en behoud van de leefbaarheid van stedelijk en landelijk gebied.
Op basis van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient voor elke nieuwe stedelijke ontwikkeling een zorgvuldige afweging gemaakt te worden waardoor de ruimte in stedelijk gebied optimaal wordt benut. Hiervoor dient in het bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt een beschrijving te worden gegeven van de behoefte aan deze ontwikkeling. Als de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied valt, dient te worden aangetoond, waarom een ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd. In het Bro is hiervoor onderstaande regeling opgenomen:
Lid 2. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. . . .
Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een nieuwe ontwikkeling met wonen, bedrijven, zelfstandige kantoren, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen dient een verantwoording van de locatiekeuze te overleggen. Hiervoor is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk geïntroduceerd.
Betekenis voor het plangebied
De projectrealisatie vorziet inbouwkundige ontwikkeling waarbij aan de bestaande woningvoorraad 39 woningen worden toegevoegd. Daarnaast is sprake van een verruiming van het vloeroppervlak voor detailhandel in een omvang van 1200 m². De ladder voor duurzam verstedelijking vraagt om een nadere motivering indien een voornemen meer dan 11 nieuwe woningen omvat of eeen stedelijke ontwikkeling van meer dan 500 m². Beide drempelgetallen worden met het voornemen overschreden, waardoor de behoefte nader onderbouwd moet worden.
Detailhandel:
Het distributieplanologisch onderzoek (DPO) Bijlage 17 Brancheringonderzoek (DPO) stelt dat het haalbaar is om 4.027 m2 detailhandel toe te voegen zonder dat dit tot onaanvaardbare leegstand elders leidt. Er wordt circa 1.200 m2 detailhandel planologisch toegevoegd in het plangebied en dat ligt ruim onder de maximale haalbare behoefte. Hiermee is de behoefte voor de uitbreiding aangetoond.
Wonen:
Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf 12 woningen er sprake is van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is.
Bij kleinschalige ontwikkelingen die geen gemeentegrens overstijgend effect hebben, is bovengemeentelijke afstemming niet nodig. Er zijn 16 woningen in het plangebied aanwezig in de huidige situatie. Er worden in totaal 39 woningen toegevoegd in dit bestemmingsplan. Er is door deze relatief geringe toename in bestaand stedelijk gebied geen bovengemeentelijke afstemming nodig.
De Woningbehoefteraming (WBR) en de Trendraming (TR) worden gebruikt in het kader van de regionale woonvisies. De provincie stelt de hoogste uitkomst vast als regionale behoefte aan nieuwe woningen in een bepaalde periode. Er is tot 2031 behoefte in Den Haag (regio) aan 70.710 nieuwe woningen. De behoefte aan de 39 extra woningen in het plangebied, dat in stedelijk gebied ligt, is daarmee aangetoond. De woningen in het plangebied boven de winkelstrip is een duurzame manier van verdichten en er is sprake van dubbel grondgebruik hierdoor.
Een belangrijk onderdeel van Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormt de digitaliseringsverplichting. De Wro bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar moet zijn. Dit heeft onder meer geleid tot de introductie van twee nieuwe begrippen: 'digitale verbeelding' en de 'analoge verbeelding'.
Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (plankaart), regels en een toelichting en is digitaal raadpleegbaar. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels.
De 'digitale verbeelding' is een interactieve raadpleegomgeving die o.a. via het internet (www.ruimtelijkeplannen.nl) die de gehele inhoud van het bestemmingsplan ontsluit overeenkomstig de SVBP2012: Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 'van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Door een muisklik op een bepaalde plek verschijnen de bijbehorende regels voor die locatie in een nieuw tabblad in beeld. Onder de term digitale verbeelding wordt dan ook niet alleen het ruimtelijk beeld, maar ook de daarbij behorende juridische informatie (regels) verstaan. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.
Onder analoge verbeelding wordt verstaan: alle te verbeelden informatie van een ruimtelijk plan op papier. De term analoge verbeelding is dus een synoniem voor de tot nu toe altijd gebruikte term plankaart.
Op de bij het onderhavige bestemmingsplan toelichting Bestemmingsplan Standaard Den Haag 2017 behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke en op grond van het Besluit ruimtelijke ordening vereiste gegevens ingetekend. Er is daarbij onderscheid gemaakt in bestemmingen en aanduidingen op de verbeelding. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. Elk stuk grond van het plangebied heeft een bestemming. Deze wordt zichtbaar gemaakt door middel van een kleur, op de digitale verbeelding wordt de informatie in een aparte deel van het scherm zichtbaar, op de analoge verbeelding al dan niet in combinatie met een letter, ter aanduiding van de bestemming en een getal dat de maximale toegestane (goot- en nok)hoogte en/of bebouwingspercentage aangeeft. Op deze wijze is het mogelijk om te zien welke bestemmingen zijn gegeven aan de gronden en opstallen binnen het plangebied. Elke op de verbeelding aangegeven bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsartikel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de plankaart. Aanduidingen geven dientengevolge, in samenhang met de regels, duidelijkheid over wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan.
Op de digitale en analoge verbeelding van de plankaart zijn bouwhoogten aangegeven. Gekoppeld aan bouwvlakken is een maatvoering voor (goot- en nok)hoogte, afgerond in meters en conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012, opgenomen. De waarde op de plankaart geeft de maximaal toegelaten (goot- en nok)hoogte van een gebouw aan. Daarnaast wordt ook in de bouwregels van het bestemmingsplan een en ander bepaald over bouwhoogten.
Bij het bepalen van de daadwerkelijke hoogte van gebouwen is gebruik gemaakt van stereokartering met behulp van luchtfoto's. De maximaal toegelaten bouwhoogte kan afwijken van de daadwerkelijke hoogte van een gebouw: aan het vaststellen van een maximale bouwhoogte liggen stedenbouwkundige overwegingen ten grondslag.
Voorts wordt de opzet van het bestemmingsplan ingegeven door de relevante beleidskaders en omgevingsfactoren. In onderstaande tabellen (beslissingstabel) is aangegeven op welke onderdelen de in dit bestemmingsplan beschreven beleidskaders en omgevingsfactoren hun vertaling hebben gevonden in het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze paragraaf vormt dan ook als het ware de schakel tussen de toelichting van het bestemmingsplan en de daarbij behorende regels en plankaart.
De analoge verbeelding wordt, gelet op de aard en omvang van het plangebied, afgedrukt op een topografische ondergrond met een schaal van 1:1000.
Beleidskader | Vertaling in het bestemmingsplan | |||||||||||||||
Ruimtelijk beleid | ||||||||||||||||
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. De ladder voor duurzame verstedelijking is kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden. | De ladder voor duurzame verstedelijking is beschreven in hoofdstuk 5.4.1 Ladder voor duurzame
verstedelijking. Er is sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling omdat er meer dan 11 woningen worden toegevoegd en er wordt meer beslag op de ruimte gelegd dan in het voorheen geldende planologische regime. De toevoeging van bebouwing voor overige stedelijke ontwikkeling ligt boven de 500m2. De behoefte naar de nieuw toe te voegen detailhandel en woningen dient dus aangetoond te worden. De conclusies hieruit zijn ook in deze paragraaf beschreven. Er wordt 1.200 m2 detailhandel toegevoegd in het plangebied en dat ligt ruim onder de maximale haalbare behoefte. Hiermee is de behoefte voor de uitbreiding aangetoond. Eveneens is de behoefte aan de 39 extra woningen in het plangebied, dat in stedelijk gebied ligt, daarmee aangetoond. |
|||||||||||||||
In het Omgevingsbeleid zijn beleidskeuzes gemaakt met het oog op de visie op de ruimtelijke hoofdstructuur van de provincie Zuid-Holland en de omgevingskwaliteit. De provincie wil met haar omgevingsvisie een uitnodigend perspectief bieden, zonder een beoogde eindsituatie te schetsen. Daarom omvat de Omgevingsvisie geen eindbeeld voor 2030 of 2050, maar wel ambities die voortkomen uit actuele maatschappelijke opgaven. | Het bestemmingsplan Willem Royaardsplein is in overeenstemming met het provinciale beleid. Het plangebied maakt onderdeel uit van een aandachtszone grondwaterbeschermingsgebied in het kader van de Provinciale Milieu Verordening. |
|||||||||||||||
In de Omgevingsverordening is opgenomen dat uitsluitend nieuwe detailhandel is toegestaan op gronden: a. binnen of aansluitend aan een bestaande winkelconcentratie in de centra van steden, dorpen en wijken; b. binnen een nieuwe wijkgebonden winkelconcentratie in een nieuwe woonwijk; c. binnen een nieuwe goed bereikbare en centraal gelegen winkelconcentratie als gevolg van herlocatie. |
Het winkelcentrum in het plangebied valt onder de categorie "Overige Aankoopplaatsen" en heeft geen bovenlokale functie. Er is hier sprake van een facelift van het winkelcentrum en een toename van het winkeloppervlak. De beoogde uitbreiding is circa 1.200 m². Er is distributieplanologisch onderzoek (DPO) uitgevoerd waarmee de behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling wordt aangetoond, zie bijlage (Brancheringonderzoek (DPO). Het onderzoek toont aan dat er met deze uitbreiding geen onaanvaardbare leegstand optreedt. | |||||||||||||||
De Structuurvisie / Haagse Verdichting / Agenda Ruimte voor de Stad houdt voor toelichting Bestemmingsplan Willem Royaardsplein in dat invulling wordt gegeven aan: | ||||||||||||||||
dat langs doorgaande wegen en groen wordt uitgegaan van minimaal vijf bouwlagen. |
Er zijn geen doorgaande wegen en groen in dit bestemmingsplangebied aanwezig welke zijn aangewezen volgens de structuurvisie. | |||||||||||||||
optoppen (dakopbouwen) | In januari 2017 heeft het college de Nota van Uitgangspunten Winkelcentrum Duinzigt (Willem Royaardsplein) vastgesteld (RIS296212) waarin de randvoorwaarden voor deze herontwikkeling zijn opgenomen waaruit wordt geconcludeerd dat het niet aan de orde is om dakopbouwen met dit bestemmingsplan mogelijk te maken. | |||||||||||||||
verruiming van mogelijkheden voor bouwen van aan- en bijgebouwen; | Op basis van voorgaande besluitvorming niet aan de orde | |||||||||||||||
functiewijziging (ombouwen van kantoorgebouwen naar woningbouw); | Op basis van voorgaande besluitvorming niet aan de orde | |||||||||||||||
dubbel grondgebruik. | De woningen in het plangebied boven de winkelstrip en de realisatie van een ondergrondse parkeergarage is een duurzame manier van verdichten waardoor er sprake is van dubbel grondgebruik. | |||||||||||||||
Plangebied toelichting Bestemmingsplan Willem Royaardsplein | ||||||||||||||||
Masterplan |
Voor de herontwikkeling is geen Masterplan opgesteld | |||||||||||||||
Stedenbouwkundig plan |
In januari 2017 heeft het college de Nota van Uitgangspunten Winkelcentrum Duinzigt (Willem Royaardsplein) vastgesteld (RIS296212) waarin de randvoorwaarden voor deze herontwikkeling zijn opgenomen. Het bestemmingsplan voldoet hieraan. | |||||||||||||||
Cultureel erfgoed | ||||||||||||||||
Cultuur historische waarde | ||||||||||||||||
De Erfgoedwet legt de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden. Bestemmingsplannen moeten een juridische regeling bevatten die voldoende bescherming biedt tegen werkzaamheden die tot een verstoring van het bodemarchief zouden kunnen leiden. De waarde archeologie kan op basis van laatste onderzoeken worden verwijderd van de digitale verbeelding na overleg met DSB Archeologie |
De archeologisch waardevolle gebieden zijn geïnventariseerd (zie paragraaf 2.3.2 Archeologie). De archeologische waarden worden in dit bestemmingsplan beschermd: de dubbelbestemming Waarde - Archeologie is gericht op behoud en bescherming van deze waarden. Voor bouwwerkzaamheden die de grond roeren zijn aanvullende bouwregels gesteld; voor werkzaamheden geen bouwwerken zijnde, die de grond roeren is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, verplicht gesteld. | |||||||||||||||
Water | ||||||||||||||||
De watertoets is beschreven in 3.5
Voort zijn in het plangebied zijn geen planologisch relevante rioolleidingen en drinkwatertransportleidingen aanwezig die apart bestemd moeten worden. Het plangebied maakt onderdeel uit van een aandachtszone grondwaterbeschermingsgebied in het kader van de Provinciale Milieu Verordening. |
In het plangebied ligt een gemeentelijk riool dat voor de uitvoering van de werkzaamheden t.b.v. de aanleg van de parkeerkelder wordt verlegd. Het betreft geen leiding die hiervoor juridisch planologisch relevant is aangemerkt. Er is geen noodzaak tot opname en bescherming op de verbeelding en in regels. | |||||||||||||||
Groen | ||||||||||||||||
Inzet is de Stedelijke Groen Hoofdstructuur (paragraaf Natuurbescherming) duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken. | Binnen het plangebied zijn geen delen van het Natuurnetwerk Nederland gelegen, zodat er geen sprake is van effecten op het Natuurnetwerk Nederland - gebied. Het plangebied maakt geen deel uit van de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur. |
|||||||||||||||
Verkeer en parkeren | ||||||||||||||||
De Haagse Nota Mobiliteit hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten). Verblijfsgebied ten slotte is openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie | In het plangebied is aan de Theo Mann - Bouwmeesterlaan de bestemming Verkeer-Straat toegekend. Alle straten in het plangebied die niet als hoofdverkeersweg of straat kunnen worden geclassificeerd, vallen onder de bestemming Verkeer-Verblijfsstraat. Het gaat in het plangebied om Esther de Boer - Van Rijklaan, Nyelantstraat en Stalpertstraat. Het Willem Royaardsplein is een verblijfsgebied en als Verkeer-Verblijfsgebied aangegeven; | |||||||||||||||
De nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” gaat mede in op het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte |
Parapluherziening (fiets)parkeren Op 20 september 2018 heeft de raad de parapluherziening (fiets)parkeren vastgesteld. Gedurende de termijn van terinzagelegging (5 oktober tot en met 15 november 2018) van het besluit van de gemeenteraad met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan Parapluherziening (fiets)parkeren is geen beroep en/of verzoek om voorlopige voorziening ingediend bij de Raad van State. Hierdoor is dit bestemmingsplan op 16 november 2018 onherroepelijk geworden en vervangt daarmee de oude regeling die was opgenomen in de voorgaande beheersverordening Benoordenhout Noord-Oost. Door het dynamisch maken van de parkeernormen worden de (fiets) parkeernormen niet langer als bijlage van de regels gevoegd maar wordt gedurende de planperiode getoetst aan de op dat moment actuele (fiets)parkeernormen. De technische aanpassing om dit mogelijk te maken is overgenomen uit het paraplu bestemmingsplan en opgenomen in de regels voor het (fiets) parkeren in dit bestemmingsplan. |
|||||||||||||||
Laden en lossen | Het laden en lossen t.b.v. aanwezige horeca en detailhandel is vastgelegd op de digitale verbeelding in de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied. | |||||||||||||||
Wonen | ||||||||||||||||
De woonvisie Den Haag 2017 - 2020 zet in op: Een meer sociaal-inclusieve stad. Het verder uitbouwen van Den Haag als aantrekkelijke en gastvrije woonstad. Een meer toekomstbestendige woningvoorraad. Dit heeft zowel betrekking op de duurzaamheid van woningen als op de levensloopbestendigheid van woningen. |
In het plangebied zijn 39 nieuwe appartementen voorzien. Deze woningen worden onder de bestemmingen Gemengd-1 en Gemengd-2, uitsluitend op de verdiepingen, mogelijk gemaakt. Het voorgestelde woningbouwprogramma voldoet aan het gemeentelijk woonbeleid. | |||||||||||||||
Economie | ||||||||||||||||
Bedrijven |
In het plangebied zijn geen bedrijven voorzien. | |||||||||||||||
Detailhandel en Dienstverlening |
In het plangebied is detailhandel en dienstverlening voorzien in de bestemmingen Gemengd 1, 2 en 3. Voor supermarkten geldt dat deze uitsluitend ter plaatse van een functieaanduiding 'supermarkt' mogelijk worden gemaakt onder de bestemmingen Gemengd 1 en 2. Hiervoor is ook een maximaal vloeroppervlak opgenomen. | |||||||||||||||
Horeca |
In het betreffende plangebied is er horeca in de categorie licht en middelzwaar voorzien in de bestemmingen Gemengd 1, 2 en 3. Waarvan het paviljoen van 180 m² bij het plein onderdeel uitmaakt van bestemming gemengd - 3. Voorts is er lichte horeca opgenomen in de gemengde bestemmingen en in de ruimte reserveringen kiosken met de functie aanduiding 'gemengd' (gd) ten behoeve van de twee kiosken midden op het plein. De derde kiosk bij het kopgebouw heeft ook een functie-aanduiding 'gemengd' waar horeca in de categorie licht is toegestaan. In de voorgaande beheersverordening was horeca in de categorie middelzwaar tot een maximum van vier vestigingen en uitsluitend op de begane grond toegestaan in het winkelcentrum. Deze planologische rechten blijven behouden. Op basis van de Horecavisie 2016 is in de hoofdwinkelstructuur in maximaal 30% van de panden (inclusief kiosken en paviljoen) horeca mogelijk. Dat geldt voor de bestemmingen Gemengd-1, Gemengd-2 en Gemengd-3. Horeca tot en met de categorie middelzwaar tot een maximum van vier vestigingen verdeeld in eerder genoemde bestemmingsvlakken en uitsluitend op de begane grond. Als er naast deze vier vestigingen meer horeca mogelijk blijkt, vallend binnen de regel dat in maximaal 30% van de panden horeca is toegestaan, dan kan nieuwe horeca uitsluitend worden toegevoegd in de categorie licht conform het vigerende horecabeleid. |
|||||||||||||||
Kantoren |
Het bestemmingsplan behoud de planologische mogelijkheid uit de vorige beheersverordening om kantoren op de begane grond toe te staan. Het plangebied ligt niet in een kantoren concentratielocatie. Dat houdt in dat kleinschalige zelfstandige kantoren tot een bruto vloeroppervlak van 1.000 m2 per vestiging in het plangebied zijn toegestaan (Verordening Ruimte Zuid-Holland artikel 2.1.2. lid 2). Het is echter niet de bedoeling dat teveel geschakelde bouweenheden leiden tot een fors volume dat concurrerend kan zijn met (leegstaande) kantoren op de concentratielocaties. | |||||||||||||||
Milieuzonering (paragraaf Keuze en
verantwoording van bestemmingen) zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven worden gesitueerd. Solitaire bedrijfsvestigingen zijn onder de bestemming Bedrijf (B) geschaard. Hier zijn bedrijfsactiviteiten in de categorieën A en B toegestaan, zowel activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd als activiteiten met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies moeten plaatsvinden. Bedrijfsvestigingen in de bestemming Gemengd (GD) en - met een aanduiding - in de bestemming Wonen (W) zijn alleen in categorie A toegestaan. |
Voor een uitgebreide beschrijving van het programma met daarin opgenomen functies zie Hoofdstuk 5
Planbeschrijving. De nieuwbouw rond het plein bevat één supermarkt inclusief afzoomwinkels, paviljoens voor horeca en detailhandel en 158 parkeerplaatsen in de kelder. Boven de supermarkt en afzoomwinkels komen 24 woningen. De detailhandel valt onder functiemengingscategorie A en de supermarkt onder B. De supermarkt dient bouwkundig afgescheiden van de 24 appartementen te worden gebouwd. De horeca-en detailhandelskiosk/standplaatsen zijn losstaande objecten dus die voldoen aan de eisen die zijn gesteld in de VNG brochure Bedrijven- en Milieuzonering. De parkeergarage valt onder functiemengingscategorie C en de parkeergarage heeft dus een goede ontsluiting op de hoofdinfrastructuur nodig. Die is aanwezig. Via de wijkonsluitingsweg Theo Mann-Bouwmeesterlaan en Waalsdorperweg is de Oude Waalsdorperweg en de Van Alkemadelaan goed te bereiken. De Oude Waalsdorperweg is ook aangemerkt als een wijkontsluitingsweg. De Van Alkemadelaan is richting Scheveningen aangeduid als een stedelijke hoofdweg en richting Haagse Bos als een wijkontsluitingsweg. In het kopgebouw van het winkelcentrum zijn 15 woningen boven de detailhandel voorzien. Detailhandel valt onder functiemengingscategorie A en dat betreft activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn dat deze aangrenzend aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend. |
|||||||||||||||
Overig | ||||||||||||||||
Parapluherziening (fiets) parkeren, vastgesteld 20 september 2018, geheel onherroepelijk 16 december 2018, waardoor actuele (fiets)parkeernormen in vigerende plannen worden gehanteerd. Parapluherziening Staat van Bedrijfsactiviteiten, is beroep ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Er is gedurende deze termijn geen voorlopige voorziening aangevraagd. Hierdoor is het vastgestelde bestemmingsplan op 21 februari 2019 in werking getreden.D e Raad van State heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Het bestemmingsplan is daarmee op 17 april 2019 onherroepelijk geworden. |
Op 20 september 2018 heeft de raad de parapluherziening (fiets)parkeren vastgesteld. Gedurende de termijn van terinzagelegging (5 oktober tot en met 15 november 2018) van het besluit van de gemeenteraad met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan Parapluherziening (fiets)parkeren is geen beroep en/of verzoek om voorlopige voorziening ingediend bij de Raad van State. Hierdoor is dit bestemmingsplan op 16 november 2018 onherroepelijk geworden en vervangt daarmee de oude regeling die was opgenomen in de voorgaande beheersverordening Benoordenhout Noord-Oost. Door het dynamisch maken van de parkeernormen worden de (fiets) parkeernormen niet langer als bijlage van de regels gevoegd maar wordt gedurende de planperiode getoetst aan de op dat moment actuele (fiets)parkeernormen. De technische aanpassing om dit mogelijk te maken is overgenomen uit het paraplu bestemmingsplan en opgenomen in de regels voor het (fiets) parkeren in dit bestemmingsplan. Parapluherziening Staat van Bedrijfsactiviteiten Het doel van het bestemmingsplan Parapluherziening Staat van Bedrijfsactiviteiten is het voorkomen van verwarring binnen een bedrijfsfunctie of functies als scholen, supermarkten en bioscopen die wel in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen, al dan niet zijn toegestaan binnen de bedrijfsbestemmingen. Daarom wordt met deze parapluherziening de Staat van Bedrijfsactiviteiten bij functiemenging en op bedrijventerreinen vervangen door twee versies waarin functies zoals supermarkten, scholen en bioscopen niet zijn opgenomen. Het betreft een reparatie op een lijst met plannen die daarvoor in aanmerking komen en onderdeel uit maken van deze parapluherziening. De beheersverordening Benoordenhout Noord Oost maakt geen onderdeel uit van deze lijst, derhalve is deze parapluherziening niet op dit plan van toepassing. In nieuw op te stellen plannen wordt echter de nieuwe versie gehanteerd en voor zover er sprake is van bedrijfsfuncties binnen het plangebied. Aangezien er geen bedrijfsfuncties zijn toegestaan is er geen noodzaak tot op het opnemen van de staat van bedrijfsactiviteiten welke onderdeel uitmaken van de regels. |
|||||||||||||||
Aanbouwen- en bijgebouwenregeling | Er zijn geen grondgebonden woningen in het plangebied aanwezig en of gerealiseerd. In de regels is daarvoor geen regeling opgenomen. | |||||||||||||||
Dubbelbestemmingen | De Dubbelbesteming Waarde - Archeologie is voor een deel van het plangebied opgenomen op de digitale verbeelding. |
|||||||||||||||
Afwijkende bestemmingen | Er zijn geen afwijkende bestemmingen in het bestemmingsplan opgenomen. |
Erfgoed | ||||||||||||||||
Typering te beschermen culturele waarden en archeologie | Vertaling in het bestemmingsplan | |||||||||||||||
De Erfgoedwet / Monumentenverordening Den Haag verplicht de gemeenteraad van Den Haag een bestemmingsplan vast te stellen ter bescherming van het rijks- / gemeentelijk beschermd stadsgezicht. | Het plangebied maakt onderdeel uit van het Rijksbeschermd stadsgezicht Benoordenhout, vastgesteld op 29 oktober 1996. De aanwijzing tot beschermd stadsgezicht is erop gericht om de waardevolle karakteristieken binnen een gebied in stand te houden en te versterken. Het ruimtelijk karakter van deze woonwijk wordt bepaald door de typische schaal en structuur van het vooroorlogse bebouwingsbeeld, gekenmerkt door de grote harmonie in de bakstenen woonhuisarchitectuur en de homogeniteit in verschillende straatwanden, wat leidt tot hoogwaardige stedenbouwkundige ensembles. Daarnaast onderscheidt zich in cultuurhistorische opzicht de waarde van de huizen in het Nassaukwartier. Voorts de waarde van veel gebouwen met een (nationaal gezien) hoge architectuurhistorische kwaliteit. De strook waarin het winkelcentrum ligt is vanaf de jaren zeventig ontwikkeld, evenals de grootschalige woonbebouwing tegenover het winkelcentrum. Winkelcentrum en omgeving behoren niet tot de te beschermen waarden van het beschermd stadsgezicht. Aanwijzing tot beschermd stadsgezicht leidt niet tot individuele bescherming van gebouwen. Op basis van voorgaande conclusie is er niet gebleken van een noodzaak tot het opnemen van een dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie ter bescherming van het Rijksbeschermd stadsgezicht Benoordenhout. Aangezien het plangebied nog wel onderdeel uitmaakt van het aanwijzingsbesluit Rijksbeschermd stadsgezicht zijn de in bijlage II van het BOR benoemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde niet vergunningsvrij. In de algemene bouwregels is daartoe een regeling opgenomen. |
|||||||||||||||
De Erfgoedwet legt de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden (zie paragraaf 3.3.2 Archeologie) Bestemmingsplannen moeten een juridische regeling bevatten die voldoende bescherming biedt tegen werkzaamheden die tot een verstoring van het bodemarchief zouden kunnen leiden. | De archeologisch waardevolle gebieden zijn geïnventariseerd (zie paragraaf 2.3.2.2
Archeologische potenties en waarden). De archeologische waarden worden in dit bestemmingsplan beschermd: de dubbelbestemming Waarde - Archeologie is gericht op behoud en bescherming van deze waarden. Voor bouwwerkzaamheden die de grond roeren zijn aanvullende bouwregels gesteld; voor werkzaamheden geen bouwwerken zijnde, die de grond roeren is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, verplicht gesteld. Door de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag is een bureauonderzoek gecombineerd met een Inventariserend Veldonderzoek-boringen uitgevoerd. Dit onderzoek is uitgevoerd omdat het gebied vanwege zijn geologische ondergrond een archeologische verwachting heeft. Bij het bureauonderzoek is komen vast te staan dat het terrein geen archeologische waarden kent uit de laatmiddeleeuwse periode en de nieuwe tijd. De boringen hebben aangetoond dat de ondergrond niet conform de Nieuwe geologische kaart is. In geen van de boringen zijn archeologische indicatoren aangetroffen, ook niet in de aangetroffen humeuze laag. Daarom is de conclusie gewettigd dat het terrein geen behoudenswaardige archeologische waarden kent en dat de kans op niet gedetecteerde archeologische waarden zeer gering is. Op grond van bovenstaande acht de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag verder archeologisch onderzoek ter plaatse van het Willem Royaardsplein niet noodzakelijk. Het onderzochte deel van het plangebied is vrijgegeven voor ontwikkeling. Voor het niet-onderzochte deel blijft de archeologische verwachting bestaan. Dit deel is op de plankaart aangegeven met een dubbelbestemming Waarde - Archeologie. |
De regels zijn als volgt ingedeeld:
In Artikel 1 Begrippen' worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd.
Aandacht verdienen de begrippen aan-huis-gebonden bedrijf, en aan-huis-gebonden beroep. Wanneer in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan.
Op basis van jurisprudentie mogen deze activiteiten:
In Artikel 2 Wijze van meten is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten, vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. De regeling voor bestaand gebruik dat afwijkt van de bestemming is onderdeel van de algemene gebruiksregels.
De beschreven bestemmingen met eventueel daarin voorkomende en opgenomen functie aanduidingen zoals weergegeven op de verbeelding (plankaart) worden in dit bestemmingsplan in de regels vastgelegd.
In het bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:
Programma
Deze bestemming betreft de aangewezen gronden voor 'de bestaande wand' en het 'kopgebouw'. De ontwikkeling hiervan is beschreven in paragraaf 5.3.3. Het programma is kort samengevat de herontwikkeling middels gedeeltelijk sloop en nieuwbouw ten behoeve van:
Bijzonderheden
Het laden en lossen t.b.v. aanwezige horeca en detailhandel wordt vastgelegd op de digitale verbeelding in de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. De ontsluiting ten behoeve van de ondergrondse parkeergarage wordt vastgelegd op de digitale verbeelding en in de regels.
Bestemmingsomschrijving
Deze bestemming regelt de gebruiks- en bouwmogelijkheden voor detailhandel, dienstverlening, horeca in de categorie licht en middelzwaar van de bij dit bestemmingsplan behorende staat van horeca-categorieën als opgenomen in de bijlage Staat van horeca-categorieën, maatschappelijk functies voorzover deze niet kunnen worden aangemerkt als 'andere geluidgevoelige gebouwen' als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en sport (fitnesscentrum, sportcentrum, sportschool).
Uitsluitend op de verdiepingen zijn woningen toegestaan (in de vorm van appartementen).
De functie van kantoor is gebaseerd op bestaande juridische planologische rechten (uit voorheen beheersverordening Benoordenhout Noord Oost (1.4 Geldende planologische regelingen) en overgenomen in dit bestemmingsplan.
Verder zijn er op de verbeelding en binnen de bestemming een drietal functie aanduidingen opgenomen:
Regels
In de bestemming zijn bouwregels, nadere eisen, specifieke gebruiksregels en voorwaardelijke verplichtingen gesteld.
Een aantal worden nader toegelicht:
Nadere eisen
Gebruiksmogelijkheden
Voorwaardelijke verplichtingen.
Voorafgaande aan en tijdens de ingebruikname van de nieuwe woningen (maximaal 15 appartementen) zijn aanvullende voorwaarden gesteld. Deze voorwaardelijke verplichtingen hebben betrekking op de volgende borgingsmaatregelen:
Programma
Bijzonderheden
Het laden en lossen t.b.v. aanwezige horeca en detailhandel wordt vastgelegd op de digitale verbeelding en in de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. De ontsluiting ten behoeve van de ondergrondse parkeergarage wordt vastgelegd op de digitale verbeelding en in de betreffende bestemmingen.
Bestemmingsomschrijving
Deze bestemming regelt de gebruiks en bouwmogelijkheden voor detailhandel, dienstverlening, horeca in de categorie licht en middelzwaar van de bij dit bestemmingsplan behorende staat van horeca-categorieën als opgenomen in de bijlage Staat van horeca-categorieën, een toiletvoorziening ten behoeve van de bestemming Verkeer - Straat, maatschappelijke functies voorzover deze niet kunnen worden aangemerkt als 'andere geluidgevoelige gebouwen' als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en sport (fitnesscentrum, sportcentrum, sportschool).
Uitsluitend op de verdiepingen zijn woningen toegestaan (in de vorm van appartementen).
Verder zijn er op de verbeelding en binnen de bestemming een tweetal functie aanduidingen opgenomen:
Regels
In de bestemming zijn bouwregels, nadere eisen, specifieke gebruiksregels en voorwaardelijke verplichtingen gesteld.
Een aantal worden nader toegelicht:
Nadere eisen
Gebruiksmogelijkheden
Voorwaardelijke verplichtingen.
Voorafgaande aan en tijdens de ingebruikname van de nieuwe woningen (maximaal 24 appartementen) zijn aanvullende voorwaarden gesteld. Deze voorwaardelijke verplichtingen hebben betrekking op de volgende borgingsmaatregelen:
Programma
Er is sprake van de mogelijkheid tot de bouw van een tweetal paviljoenen op het plein en in plangebied: Een grote en een kleine paviljoen. In deze bestemming wordt het grote paviljoen vastgelegd.
Bestemmingsomschrijving
In deze bestemming is detailhandel, dienstverlening en horeca in de categorie licht en middelzwaar van de bijlage Staat van horeca-categorieën toegestaan.
Bouwregels
Het grote paviljoen is maximaal 180 m² bvo groot en 4 meter hoog waarbij onder stedenbouwkundige voorwaarden en betere inpasbaarheid en met een binnenplanse afwijking een hogere hoogte tot maximaal 5 kan worden toegestaan. Het grote paviljoen is zo gesitueerd dat er aan weerzijde een minimaal 5m brede toegang tot het plein is.
Gebruiksmogelijkheden
Bestemmingsomschrijving
In deze bestemming is de functie van openbare weg toegestaan. Daaronder wordt mede verstaan openbaar vervoerstroken en tramsporen met bijbehorende voorziningen, ongebouwde parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden, in- en uitritten.
De benodigde toiletvoorziening ten behoeve van de HTM (tramsporen) is opgenomen in de bestemmingsomschrijving van Gemengd - 2.
Verder is erop de verbeelding en binnen de bestemming een functie aanduidingen opgenomen:
Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied
Bestemmingsomschrijving
In deze bestemming wordt het verblijfsgebied in het plangebied (plein) geregeld.
Regels
In deze bestemming is een bestemmingsomschrijving opgenomen met daarbij voorkomende functie aanduidingen, bouwregels, specifieke gebruiksregels, nadere eis en een voorwaardelijke verplichting.
Een aantal worden samengevat nader toegelicht:
In de bestemmingsomschrijving en regels is specfiek rekening gehouden met:
Artikel 8 Verkeer - Verblijfsstraat
Bestemmingsomschrijving
In deze bestemming is een bestemmingsomschrijving opgenomen en worden de verblijfstraten in het plangebied (plein) geregeld. Het betreft ten opzichte van de verkeer - straat bestemming woon, erf en toegang en uitgangsstraten waarbij lagere verkeersnelheden gelden dan doorgaande wegen en wijkontsluitingswegen.
Op de verbeelding en binnen de bestemming zijn een tweetal functie aanduidingen opgenomen en hebben betrekking op de aanwezige ondergrondse "parkeergarage (pg)" en bijbehorende "ontsluiting" (os).
Regels
In de bestemming zijn uitsluitend bouwregels gesteld.
Artikel 9 Waarde - Archeologie
Voor het westelijke deel van het plangebied is op de plankaart een dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen, met uitzondering van het onderkelderde kopgebouw, waar geen archeologische waarden meer te verwachten zijn.
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van gebieden met een hoge archeologische verwachting. Deze regeling geldt ter bescherming van nog te verwachten archeologische waarden.
De opgenomen en beschreven juridische regels zijn toegelicht in de tabelbeschrijvingen zoals opgenomen in hoofdstuk 5.3 .
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel: Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene bouwregels: De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot een bepaalde omvang ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht. Afwijken van deze algemene bouwregels wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in Artikel 14 Algemene afwijkingsregels.
Artikel 12 Algemene gebruiksregels: In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.
Als in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep toegestaan. In de algemene gebruiksregels is ook een regeling vervat voor het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep:
Op grond van de Wet milieubeheer vergunning- of zelfs meldingplichtige activiteiten passen uiteraard niet in de woonomgeving. Maar ook indien een activiteit niet vergunning- of meldingplichtig is, bestaat er kans op ongewenste overlast voor de omgeving, bijvoorbeeld geluid- of geurhinder. Dit kan met name het geval zijn bij de meer ambachtelijke beroepen. Van geval tot geval dient de (kans op) hinder voor de woonsituatie te worden nagegaan. Uitgangspunt bij de beoordeling is dat de hinder in principe niet onevenredig veel groter mag zijn dan in redelijkheid bij 'normale' bewoning (zonder beroepsuitoefening) het geval zou zijn.
Van belang is dat het karakter van de woning duidelijk herkenbaar blijft en dat de nadruk niet komt te liggen op de beroepsuitoefening. Ter illustratie: reclame-uitingen, anders dan een bescheiden 'bordje naast de deur' of de uitstalling van goederen op het bijbehorende erf betekenen reeds dat aan het karakter van de woning afbreuk wordt gedaan.
Detailhandel en horeca leveren in de regel een zodanig ongewenste verkeersaantrekkende werking op, dat het toelaten ervan in woongebied niet zonder meer passend wordt geacht.
Ook deze (direct meetbare) voorwaarde draagt eraan bij dat de eventuele hinder voor de omgeving wordt beperkt. Wanneer bijvoorbeeld de woning (vrijwel) geheel zou worden aangewend voor de beroepsuitoefening, is de kans op een ongewenste uitstraling naar de omgeving relatief groot.
Artikel 13 Algemene aanduidingsregels
Er geldt voor het gehele plangebied de gebiedsaanduiding ''Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied. Daarbij is het bouwen slechts toegestaan als dit in overeenstemming is met de belangen van het grondwaterbeschermingsgebied.
Binnen het grondwaterbeschermingsgebied mag worden gebouwd voor zover dat op grond van de onderliggende bestemming is toegestaan met inachtneming van de voorwaarden, zoals die door het beleid en plan van het Hoogheemraadschap Delfland worden gesteld. Op de voor 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' aangewezen gronden zijn aanvullend de gebruiksregels van toepassing zoals opgenomen in het beleid en plan Hoogheemraadschap Delfland. Voor het onttrekken en infiltreren van grondwater binnen het grondwaterbeschermingsgebied is een watervergunning van het Hoogheemraadschap van Delfland benodigd.
Afwijken van de algemene gebruiksregels, ook het afwijken voor het meest doelmatige gebruik, wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in Artikel 14 Algemene afwijkingsregels. Het bevoegd gezag kan in geringe mate afwijken van de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is afwijken mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor huishoudelijk afval.Ten slotte is afwijken mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak.
Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemene gebruiksverbod: het bevoegd gezag kan afwijken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemene gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de afwijking niet leiden tot een bestemmingswijziging.
Artikel 16 Algemene procedureregels
De algemene procedureregels regelen de procedure die het bevoegd gezag moet volgen als zij wil afwijken.
Overgangs- en slotregels
De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de inwerking treding van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor vergunning is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van inwerking treden van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.
Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Willem Royaardsplein'
Het voorliggende plan maakt de ontwikkeling van 39 woningen mogelijk. Hiermee is er sprake van een bouwplan, zoals aangewezen in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening. Daarom is de gemeente op basis van artikel 6.12 Wro verplicht een exploitatieplan op te stellen, tenzij het kostenverhaal anderszins verzekerd is middels:
Het kostenverhaal is hier primair anderszins verzekerd omdat hier sprake is van een gemeentelijke grondexploitatie. Daarbij is er sprake van maximaal kostenverhaal door het uitgeven van de gronden tegen marktconforme prijzen. Ondergeschikt hieraan is er sprake van een nieuw bouwplan op private grond (het met woningen optoppen van bestaande bebouwing). Hiertoe is een anterieure overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en gemeente en is hiermee het kostenverhaal anderszins verzekerd. Op grond van artikel 6.12 tweede lid Wro wordt dan ook besloten om geen exploitatieplan vast te stellen.
Alle gemeentelijke kosten die voortvloeien uit dit bestemmingsplan zijn gedekt binnen de kaders van de vastgestelde grondexploitatie HA-74 /FJ083 Winkelcentrum Duinzigt (Willem Royaardsplein) (RIS298751). Alle hierbij behorende kansen en risico's worden afgedekt vanuit de Reserve Grondbedrijf. Dit bestemmingsplan is voor de gemeente economisch uitvoerbaar.
Haalbaarheid opstalontwikkeling
Financiën (opstal)ontwikkeling
Om de financiële uitvoerbaarheid van de opstalontwikkeling te kunnen toetsen, heeft Den Haag een (grond)exploitatieberekening opgesteld. Uit deze berekening blijkt dat er voor de ontwikkelaar eveneens een uitvoerbaar plan is.
Afzetbaarheid Programma
Om de afzetbaarheid van het programma, zoals dat mogelijk gemaakt wordt in dit bestemmingsplan, te toetsen is er door de ontwikkelaar een ontwikkelplan opgesteld. Dit plan voorziet in de realisatie van een supermarkt en een gebouwde parkeervoorziening. De supermarkt vervangt de huidige. De conclusie van het ontwikkelplan is dat het plan binnen 10 jaar gerealiseerd gaat worden.
Conclusie
Op basis van het onderzoek naar het gemeentelijk kostenverhaal en de afzetbaarheid van het programma kan geconcludeerd worden dat dit plan financieel economisch uitvoerbaar is.
Periode 7 oktober t/m 4 november
Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan Willem Royaardspleinis in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening op 7 oktober 2020 aan de volgende instanties toegezonden:
De instantie(s) onder nummer 12 hebben aangegeven met het concept in te kunnen stemmen.
Van de volgende instanties is een schritelijke reactie ontvangen.
3. Hoogheemraadschap
In het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het voorontwerp van het bestemmingsplan Willem Royaardsplein in Den Haag toegezonden. U verzoekt Delfland een reactie kenbaar te maken op het voorontwerp van het bestemmingsplan.
Waterbelang onvoldoende geborgd
In het plan is het waterbelang onvoldoende geborgd en is nog onvoldoende invulling gegeven aan de uitgangspunten van goed waterbeheer, zoals vermeld in de Handreiking watertoets voor gemeenten. De meest actuele versie van deze handreiking is te vinden op onze website www.hhdelfland.nl/overheid/ruimtelijke-plannen. In de handreiking zijn verschillende thema's benoemd. Wij verzoeken u deze thema's ook in de toelichting te benoemen en concreet te beschrijven, hoe het plan zich tot deze thema's verhoudt. In de bijlage van de handreiking is op pagina 51 en 52 per thema aangegeven, wat van belang is om in de water-paragraaf te beschrijven. Wij attenderen u erop, dat in de toelichting teksten staan, die niet volledig en/of actueel zijn. Wij vragen u dit te controleren en aanpassingen te maken. Graag gaan wij met u in overleg en geven wij een toelichting op ons advies. Voorkomen van wateroverlast Wij verzoeken u de toelichting (en bijlage) aan te vullen met een beschrijving van het huidig en toekomstig landgebruik, het verhard oppervlak, dat in het plan mogelijk gemaakt wordt, en het vereiste beschermingsniveau. In het kader van verhard oppervlak moeten concreet de huidige en toekomstige verhardings-percentages inzichtelijk worden gemaakt, bijvoorbeeld aan de hand van een plattegrond en tabel.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet altijd worden aangetoond, dat aan de uitgangspunten van goed waterbeheer, waaronder het standstill-beginsel, voldaan wordt.
Watersleutel Delfland maakt gebruik van de watersleutel. Dit is een rekenhulpmiddel, om te bepalen, hoeveel waterberging gerealiseerd moet worden, om bij een ruimtelijke ontwikkeling de effecten op het watersysteem te compenseren. De watersleutel 1475717 / Watertoets voorontwerp bestemmingsplan Willem Royaardsplein / 2 van 3 berekent de benodigde waterberging, zowel voor het compenseren van verharding als om de gevolgen van klimaatveranderingen op te vangen. Doordat de watersleutel de effecten van klimaatverandering bij het bepalen van de wateropgave meerekent, kan er ook als de verharding niet toeneemt een wateropgave ontstaan. De watersleutel kan online worden ingevuld en dient (als bijlage) bij het ruimtelijk plan te worden toegevoegd. De watersleutel is te raadplegen via https://www.hhdelfland.nl/overheid/ruimtelijke-plannen/watersleutel. Toelichting op wateropgave Voor deze ontwikkeling geldt mogelijk een wateropgave ter compensatie van toenemende verharding. Hierbij heeft Delfland voorkeur voor compensatie door het graven van extra oppervlaktewater. Indien compensatie in oppervlaktewater aantoonbaar niet mogelijk is, kan als alternatief voor vasthoudmaatregelen gekozen worden. Vanwege het belang voor de waterhuishouding hanteert Delfland richtlijnen bij de beoordeling van vasthoudmaatregelen ter compensatie van verharding. Deze zijn te vinden op www.hhdelfland.nl/richtlijn-vasthoudmaatregelen. Wij verzoeken u in de waterparagraaf (indien van toepassing) nader uit te werken, op welke manier de wateropgave ingevuld wordt en aan te tonen, dat aan de richtlijn voor vasthoudmaatregelen voldaan wordt.
Daarbij is het belangrijk, dat de gekozen maatregel goed functioneert, past binnen het gebied en ook op de lange termijn betrouwbaar is. De eigenaar van het perceel is immers zelf volledig verantwoordelijk voor de aanleg, het functioneren en het in standhouden van de voorziening. Grondwater Ruimtelijke plannen kunnen gevolgen voor het functioneren van het grondwater-systeem hebben. Om die reden is het van belang, dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk initiatief in de waterparagraaf de effecten van het plan op het aspect "grondwater" beschrijft. Wij verzoeken u de volgende punten te onderzoeken en aan te tonen:
Permanente onttrekkingen In ruimtelijke plannen dient inzichtelijk te worden gemaakt, of er langdurige of permanente grondwateronttrekkingen in de beoogde ruimtelijke situatie aan de orde zijn. Nieuwe permanente onttrekkingen van grondwater voor het droog-houden van civieltechnische werken (polderprincipe) zijn door Delfland in milieubeschermingsgebieden niet toegestaan. Dit is vooral van belang bij ondergrondse constructies.
Barrièrewerking In het plangebied worden ondergrondse constructies aangebracht. Belangrijk aandachtspunt daarbij is, dat er met de eventuele effecten van barrièrewerking rekening gehouden wordt. Barrièrewerking houdt in, dat een ondergronds bouwwerk de grondwaterstroming beïnvloedt, waardoor een negatief effect op de grondwaterstand kan optreden. Het advies is, om in de regels van het bestemmingsplan op te nemen, dat alleen gebouwd mag worden als aangetoond wordt, dat dit geen negatieve gevolgen voor de omliggende gronden en functies heeft. 1475717 / Watertoets voorontwerp bestemmingsplan Willem Royaardsplein / 3 van 3 Milieubeschermingsgebieden. Het plan ligt in een milieubeschermingsgebied. Dit zijn aangewezen gebieden, waarvoor speciale regels gelden met het doel het grondwater te beschermen met het oog op de drinkwaterwinning. Voor grondwateronttrekkingen en infiltraties in milieubeschermingsgebieden geldt een vergunning en/of meldingsplicht. Naast dit wateradvies is daarom separaat een watervergunning en/of melding bij het waterschap nodig. In een milieubeschermingsgebied gelden strengere regels op het gebied van onttrekken en infiltreren van grondwater.
Afvalwaterketen Wij verzoeken u in de toelichting te beschrijven, hoe in dit plan met de afvoer van afvalwater en hemelwater omgegaan wordt en wat de effecten zijn. Concreet gaat het hierbij om:
Bij riolering is een gescheiden rioolstelsel het uitgangspunt. Wij vragen u het hemelwater, dat afkomstig van het verhard oppervlak is, niet direct op het oppervlaktewater of riolering af te voeren maar gebruik te maken van vasthoudmaatregelen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan groen/blauwe daken en het infiltreren van hemelwater in groenstroken. Voor meer informatie en ideeën met betrekking tot klimaatadaptatie verwijzen wij u graag naar www.bouwadaptief.nl.
Vergunning en/of melding
Naast advisering in het kader van de watertoets over dit bestemmingsplan kan het zo zijn, dat een watervergunning of melding nodig is. Voor meer informatie over deze watervergunning of melding verwijzen wij u naar www.hhdelfland.nl/watervergunning-aanvragen.
Voor meer informatie of vragen kunt u zich wenden tot de contactpersoon, vermeld onderaan het voorblad van deze brief.
Reactie:
In de afgelopen periode hebben verschillende overleggen met het Hoogheemraadschap plaatsgevonden. In deze overleggen zijn de waterparagraaf en alle overige onderdelen die betrekking hebben op het thema water (toelichting, verbeelding en regels) in het bestemmingsplan besproken. Onderdelen zijn aangevuld en aangepast. Op 27 december 2021 heeft het hoogheemraadschap vervolgens schriftelijk aangegeven dat de waterbelangen op een goede wijze zijn verwerkt in het bestemmingsplan. Vervolgens is ingestemd met de voorgestelde planvorming
7. Veiligheidsregio
U heeft de Veiligheidsregio Haaglanden (VRH) op 7 oktober 2020 verzocht om advies uit te brengen over de externe veiligheid omtrent het concept ontwerp bestemmingsplan 'Willem Royaardsplein' te Den Haag. In deze brief treft u het advies aan.
Het doel van bestemmingsplan Willem Royaardsplein is het vastleggen van de planologisch-juridische kaders. Het bestemmingsplan maakt daarmee een aantal nieuwe ontwikkelingen in het plangebied mogelijk. Voorliggend bestemmingsplan biedt ruimte aan een nieuwe gelijkvloerse supermarkt en een grote ondergrondse parkeergarage. Daarin is plaats in de ondergrondse parkeergarage voor 158 parkeerplekken en op de begane grond een supermarkt, omzoomd met winkels langs het plein. Vanaf de eerste verdieping (tot de derde verdieping) komen trapsgewijs 24 woningen.
Risicobronnen
In het kader van fysieke en externe veiligheid zijn het plangebied en de directe omgeving beschouwd op de aanwezigheid van risicobronnen met de opslag, het transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Geconstateerd is dat het plangebied niet in het invloedsgebied ligt van transportroutes gevaarlijke stoffen, buisleidingen of objecten waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen of andere relevante externe veiligheid wet- en regelgeving van toepassing is. De uitvoering van dit bestemmingsplan leidt daarom niet tot een noemenswaardige toename of afname van bestaande risico's. De Veiligheidsregio Haaglanden heeft op basis hiervan besloten om in het kader van externe veiligheid geen specifieke adviezen uit te brengen met betrekking tot dit bestemmingsplan.
Incidentbestrijding door hulpdiensten
In verband met de ruimtelijke inrichting van het plangebied is het voor de hulpdiensten van belang dat voor de bereikbaarheid[1] en bestrijdbaarheid[2] van incidenten, de toegankelijkheid, opstelplaatsen en bluswatervoorzieningen voor dit plangebied voldoende zijn. Omdat de precieze inrichting van het plangebied nog in ontwikkeling is, kan nog niet worden beoordeeld in hoeverre de toegankelijkheid, opstelplaatsen en bluswatervoorziening(en) voor wat betreft de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van incidenten voldoende zijn. Geadviseerd wordt om de risicobeheerder in de wijk te betrekken bij de nadere uitwerking van het plangebied zodat de bereikbaarheid en bluswatervoorziening(en) geborgd worden.
Parkeergarage
Onderdeel van het plan is een parkeergarage met 158 plaatsen, deze is bereikbaar middels een autolift systeem. Het bestemmingsplan heeft met het oog op duurzaamheidskansen ook het plaatsen van (loze) leidingen opgenomen zodat de exploitant laadpalen kan laten plaatsen voor elektrische voertuigen.
Elektrisch aangedreven voertuigen kennen andere veiligheidsrisico's dan conventionele (fossiel aangedreven) voertuigen. De brandveiligheid van parkeergarages met elektrisch aangedreven voertuigen is een actueel onderwerp. Elektrisch aangedreven voertuigen gebruiken veelal lithium-ion battery packs als energieopslag. Branden in dergelijke battery packs wijken af in met name het brandverloop en de brandduur. Daarnaast wijkt de samenstelling van de zeer giftige en bijtende stoffen die vrijkomen bij een brand in een elektrisch aangedreven voertuig af ten opzichte van die van een conventioneel voertuig. Deze risico's dragen eraan bij dat brandbestrijding, zeker in parkeergarages, mogelijk beperkt of helemaal niet kan plaatsvinden.
Onderzoekers van het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) hebben, in samenspraak met brandpreventisten en deskundigen van de repressieve dienst, een set maatregelen ontwikkeld in een publicatie[3] die kunnen helpen bij het realiseren van brandveilige parkeergarages met elektrisch aangedreven voertuigen. De Veiligheidsregio Haaglanden adviseert om gebruik te maken van deze publicatie bij het ontwerp van de parkeergarage.
Tot slot
Het is belangrijk dat in de verdere uitwerking van het plangebied, zoals (vervangende) nieuwbouw, ook specifiek wordt gekeken naar de brandveiligheid. Hiervoor kunnen extra maatregelen benodigd zijn.
Bijlage: Brandveiligheid van parkeergarages met elektrisch aangedreven voertuigen
Reactie:
Eind 2021 is overlegd met de veiligheidsregio waaruit naar voren kwam dat er geen externe veiligheidspunten of bereikbaarheids/bluswater vragen voor het bestemmingsplan openstaan. In dit advies zijn opmerkingen en aanbevelingen meegegeven. In de uitvoering en bij de omgevingsvergunning aanvraag is hiernaar gekeken en getoetst in het kader van het Bouwbesluit. Voor het overige kunnen aanbevelingen bij de vergunningverlening als aanvullende opmerking worden opgenomen en worden meegegeven. Tot slot is Bijlage 19 Brandveiligheid van parkeergarages met elektrisch aangedreven voertuigen aan het bestemmingsplan gevoegd en naar aanleiding van het uitgebrachte advies met initiatiefnemer overlegd.
8. HTM Personenvervoer NV
In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Bro, wil ik graag reageren op het concept van het ontwerp-bestemmingsplan Willem Royaardsplein.
In het plan is in art. 4 (Gemengd-2) een toiletvoorziening opgenomen ten behoeve van de HTM-chauffeurs. Dit ter vervanging van het huidige toiletgebouw dat moet wijken voor de nieuwbouw van het winkelcentrum. In aanvulling op de tekst in de Toelichting en artikel 4 wil ik er op wijzen dat is afgesproken is dat deze toiletvoorziening in de noordelijke hoek van de nieuwbouw komt, zo dicht mogelijk bij de bushalte, en vanaf de straat te allen tijde toegankelijk moet zijn voor de chauffeurs.
Verder geeft het plan geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Reactie:
Zoals in de reactie van HTM weergegeven is dit onderwerp in een eerder vooroverleg besproken. Bij deze herontwikkeling is rekening gehouden met terugkomst (verplaatsing) van de toiletvoorziening door deze in het nieuwe gebouw te laten terugkeren. In het bestemmingsplan is dit vervolgens geregeld door opname in de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming (Gemengd - 2). Verder is er sprake van een coördinatie procedure waarbij de benodigde omgevingsvergunning onderdeel uitmaakt van de procedure en benodigde besluitvormingen. De exacte ligging en gewenste reservering van de toiletvoorziening is opgenomen op de bouwtekening, tijdens het ontwerp raadpleegbaar en zal voor deze herontwikkeling in het nieuwe gebouw met de bestemming Gemengd - 2 daarvan onderdeel uitmaken.
Gelijktijdig met het Bro overleg zijn maatschappelijke instanties en in en nabij het plangebied gelegen relevante organisaties benaderd genoemd in de Bro lijst vanaf instanties nummer 18 e.v. Bovendien heeft een extra vooroverleg plaats gevonden met de wijkvereniging en de winkeliersvereniging.
PM
Verder wordt tijdens de ter visie legging van het plan een inloopavond voor bewoners en belanghebbenden georganiseerd. Het doel van deze avond was met bewoners, gebruikers en belanghebbenden van het Willem Royaardsplein de dialoog aan te gaan over het ontwerp bestemmingsplan Willen Royaardsplein. De bewoners worden tijdens deze avond in gelegenheid gesteld input te leveren en vragen te stellen over de actualisatie van het bestemmingsplan waarbij ook de mogelijkheden tot het indienen van een zienswijze wordt besproken.
De gemeente Den Haag heeft in een brief d.d. 9 september 2019 Bijlage 25 Coördinatie besluit Willem Royaardsplein de coördinatieregeling artikel 3.30 Wro van toepassing verklaard op de herontwikkeling en bouwplannen Willem Royaardsplein. Dit betekent dat alle besluiten (bestemmingsplan, omgevingsvergunning, ontheffing hogere grenswaarden) die nodig zijn voor het project in één procedure worden doorlopen.
De procedure voor een gecoördineerd besluit ziet er als volgt uit: