direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bohemen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0319ABohemen-50VA

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

De gemeente Den Haag stelt om een aantal redenen een nieuw bestemmingsplan voor het plangebied Bohemen op.

  • a. Met de actualisering van dit plan wordt het bestemmingsplan in overeenstemming gebracht met de huidige wet- en regelgeving alsook het op dit moment geldende gemeentelijke beleid. Tevens zijn de ruimtelijke ontwikkelingen die gedurende de planperiode zijn vergund verwerkt in deze actualisering.
  • b. De aanpassing aan de Noordwestelijke hoofdroute (NWHR) aan de Machiel Vrijenhoeklaan zal worden meegenomen in deze actualisatie van het bestemmingsplan Bohemen. Voor een beschrijving wordt verwezen naar hoofdstuk 3.6.2 Gemeentelijk beleid en naar hoofdstuk 5.3.1 ontwikkelingen van de toelichting.

1.2 Doel van het bestemmingsplan

Het doel van bestemmingsplan Bohemen is het vastleggen van de bestaande ruimtelijke structuur van Bohemen in een juridisch-planologisch kader. Met het oog op een verantwoord beheer van de ruimtelijke structuur heeft het bestemmingsplan Bohemen tot doel om de bestaande situatie zoveel mogelijk in stand te houden en indien mogelijk te versterken. De huidige ruimtelijke structuur van het plangebied kent een fysiek gezonde samenhang. Dit uit zich in de aanwezige openbare ruimte, de ruimtelijke samenhangende differentiatie, de relatie tussen openbaar en privégebied, de bouwkundige staat van de woningen en voorzieningen en de kwaliteit van de architectuur. Het plan is in hoofdzaak een bestemmingsplan waarin de karakteristieke waarden van de wijk op het gebied van beeld, bebouwing en functies worden behouden en op onderdelen beter worden beschermd. Daarnaast wordt met dit bestemmingsplan de aanpassing van de Noordwestelijke hoofdroute (Machiel Vrijenhoeklaan) opgenomen.

1.3 Begrenzing van het plangebied

Het plangebied ligt in het stadsdeel Loosduinen van de gemeente Den Haag.

Het bestemmingsplan Bohemen ligt in het stadsdeel Loosduinen en wordt grofweg begrensd door de Machiel Vrijenhoeklaan, de Sportlaan, Daal en Bergselaan, Pioenweg, de Laan van Meerdervoort, de Groen van Prinsterenlaan, de Mozartlaan, Palastrinaweg en de Muurbloemweg. In het plangebied liggen de Bosjes van Pex en net buiten het plangebied ligt Meer en Bos. Het totale plan gebied bestrijkt ongeveer 104 hectare. De begrenzing van het plangebied en de ligging in de stad wordt weergegeven op afbeelding 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0319ABohemen-50VA_0001.png"

Afbeelding 1: ligging in de stad

1.4 Geldende planologische regelingen

1.4.1 Vigerend bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Bohemen vervangt (gedeeltelijk) de volgende bestemmingsplannen:

bestemmingsplan   vastgesteld   goedgekeurd   onherroepelijk  
Bohemen   6 maart 2008   29 mei 2008   1 augustus 2008  

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0319ABohemen-50VA_0002.png"

Afbeelding 2: vigerende stedenbouwkundige regelingen

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 1 Inleiding is de aanleiding voor het opstellen van een bestemmingsplan voor het plangebied Bohemen aangegeven. Ook zijn de doelen die met het bestemmingsplan worden beoogd, omschreven. Om deze doelen in een bestemmingsplan gestalte te geven wordt enerzijds in hoofdstuk Beschrijving van de bestaande situatie de bestaande situatie beschreven, anderzijds is voor de verduidelijking van een deel van de doelen in de hoofdstukken 3 Beleidskaders en 4 Fysieke leefomgevingsaspecten een selectie gemaakt uit de relevante beleidsnota's en regelingen die op dit plangebied van toepassing zijn. Daaruit zijn vervolgens beleidsuitspraken voor het plangebied afgeleid. Hoofdstuk 3 Beleidskaders bevat de beleidsuitspraken ten aanzien van ruimtelijk en sectoraal beleid, hoofdstuk 4 Fysieke leefomgevingsaspecten ten aanzien van de milieukwaliteitseisen. Bij de keuze van bestemmingen in hoofdstuk 5 Planbeschrijving, is aangeven welke bestemmingen en bestemmingsregelingen uit deze beleidsuitspraken zijn afgeleid voor de bestaande (en de te ontwikkelen) situatie. In dit hoofdstuk worden buiten de planbeschrijving, ook de gekozen bestemmingen en bestemmingsregelingen globaal beschreven. Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid ingegaan. In hoofdstuk 7 Overleg en inspraak wordt verslag gedaan van het overleg en de inspraak.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van de bestaande situatie

2.1 Inleiding

Om te beschrijven op welke wijze rekening wordt gehouden met de verschillende waarden in het gebied en de verhoudingen van het plangebied tot het aangrenzende gebied, worden achtereenvolgens de ontstaansgeschiedenis, het cultureel erfgoed, de ruimtelijke structuren die in de loop van de tijd zijn ontstaan en de functionele opbouw van het plangebied beschreven.

2.2 Ontstaansgeschiedenis

Bohemen ligt aan de voet van de duinen in geaccidenteerd terrein en is grotendeels gerealiseerd op basis van het "Plan West" van de Dienst Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting uit 1927. Dit plan was een samenvoeging van een aantal plannen voor het westelijk deel van de stad. Het bestond uit voltooiingsplannen voor de Vruchtenbuurt en de Vogelwijk, een uitbreidingsplan voor Kijkduin met een verbinding naar de Vogelwijk en een straten- en verkavelingsplan voor Waldeck en Bohemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0319ABohemen-50VA_0003.png"

Afbeelding 3: Uitbreidingsplan West uit 1927 van de Dienst Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting.

De voornaamste parken en natuurgebieden bleven behouden: de Bosjes van Pex, het duin-natuurgebied Wapendal en het Landgoed Meer en Bosch. De Laan van Meerdervoort werd in het plan doorgetrokken tot aan de Zeeweg, de huidige Kijkduinsestraat. Een dwarsstructuur van wegen met singels koppelde beide gebieden (Bohemen en Waldeck) aan weerzijden van de Laan van Meerdervoort. De belangrijkste van de dwarsassen, de Lobelialaan, verbond tevens een laag en hoger deel van Bohemen door een helling met elkaar. De scheiding tussen de twee terrassen werd benadrukt door een groenstrook met eveneens een singel (Aronskelkweg).


Centraal was een halfrond plein (De Savornin Lohmanplein) gedacht en een lancetvormige as naar de duinen, voortkomend uit twee gebogen lanen vanaf de Oude Haagweg

Hoewel de gemeenteraad het "plan West" verwierp, startte men in 1931 met de aanleg van straten en werd tussen 1935 en 1940 een belangrijk deel van het gebied tussen de Haagse Beek en de Mozartlaan min of meer conform het plan bebouwd onder het supervisorschap van W. Kromhout.

Een opvallend element vormt het Pinksterbloemplein, waar de flatbebouwing van het project "Meer en Bosch" is gerangschikt rond een T-vormige vijver. Over de as van deze vijver heeft men zicht op een monumentaal ontworpen schoolgebouw. De verkavelingsopzet van de wijk is ruim, onder andere door het veelvuldig gebruik van voortuinen in de zijstraten. De bebouwing bestaat voornamelijk uit halfgesloten bouwblokken met flats en eengezinswoningen.


afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0319ABohemen-50VA_0004.png" Afbeelding 4: Zicht op de school vanaf de Laan van Meerdervoort in 1937, aan de rechterzijde is de eerste bebouwing aan het Pinksterbloemplein te zien.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog onderging het gebied tussen de Aronskelkweg en de kust grote veranderingen, De Duitse bezettingsmacht legde hier een verdedigingslinie aan met een tankgracht en bunkers. Vrijwel alle bebouwing van het boventerras van Bohemen viel ten offer aan sloop of langdurige leegstand.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0319ABohemen-50VA_0005.png"

Afbeelding 5: Luchtfoto Bohemen van 7 april 1945, de Duitse verdedigingswerken zijn duidelijk zichtbaar.

Na de oorlog is het gebied van de Duitse verdedigingswerken geschoond en ingericht volgens het "basisplan Sportlaan" van W.M. Dudok. Het stedenbouwkundig plan voor het boventerras van Bohemen werd geënt op de vooroorlogse situatie. Met de herbouw begon men in 1948.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0319ABohemen-50VA_0006.png"

Afbeelding 6: Uitsnede Bohemen uit wederopbouwplan Sportlaan van W.M. Dudok.

Langs de Savornin Lohmanlaan realiseerde men vanaf 1957 flats, deels in strokenbouw. Aan het Savornin Lohmanplein kwam een winkelcentrum met op de verdiepingen kantoren en een parkeerterrein op het dak. Het geheel werd op asymmetrische wijze geflankeerd door hoge flats. In de lancetvormige zichtas bouwde men een autogaragebedrijf en restaurant in twee lagen, waardoor vanaf het plein het zicht op de duinen verviel.

Zie ook het Haags gemeentearchief.

2.3 Cultureel erfgoed

Cultureel erfgoed omvat 'sporen, objecten en patronen/structuren die, zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. Het omvat zowel het archeologisch, historisch-(steden)-bouwkundig als het historisch-landschappelijk erfgoed.


In deze paragraaf staat een beschrijving van de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten.

2.3.1 Cultuurhistorische waarden

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen. In 2010 is in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Binnen het plangebied Bohemen is onderzoek verricht naar de cultuurhistorische waarden; hierbij is het volgende aangetroffen:

2.3.1.1 Bebouwingsstructuur

Het plangebied kent een gevarieerde bebouwingsstructuur.

Het vooroorlogse gedeelte, begrensd door de Laan van Meerdervoort, Muurbloemweg, Aronskelkweg en Godetiaweg, kent een structuur van half open bouwblokken. De bebouwing aan de randen hebben drie, vier, of vijf bouwlagen, het binnengebied bestaat uit twee hoefijzervormige bouwblokken met duidelijk lagere bebouwing (twee lagen met een kap).

In het naoorlogse deel zijn open bouwblokken die met stroken flats zijn bebouwd. De bouwhoogte is voornamelijk vier á vijf bouwlagen met een kap. Er zijn ook enkele lage eengezinswoningen en villa's gebouwd.

Rondom het Savornin Lohmanplein staan zowel stroken met flats, in de oorspronkelijke zichtas vanaf het plein staat een tweelaags bouwwerk.

2.3.1.2 Beplanting

Binnen het plangebied staan geen monumentale bomen. Wel liggen er binnen het gebied enkele waardevolle groengebieden.

Het tracé van de Haagse Beek loopt door het gebied, met een landschappelijke inrichting, conform het plan van Dudok, sluit dit gebied zorgvuldig aan op het achtergelegen duingebied.

Een ander groengebied is de bosjes van Pex. Dit gebied wordt vooral gekenmerkt door de vele sportvelden omringd door de resterende bosbeplanting.

Wapendal is een uniek stuk duingebied, dit gebied is onderdeel van het Natura 2000 gebied. Het is een restant van een oude strandwal.

2.3.1.3 Gebouwde monumenten

In het plangebied zijn de volgende rijksmonumenten opgenomen in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988:

Adres   Beschrijving  
Aronskelkweg 1, Hoefbladlaan 85/87   Vrijstaand schoolgebouw met twee bijbehorende personeelswoningen, gebouwd in 1930-1933 in de Nieuwe Haagse School stijl. Het gebouw is ontworpen door J.J. Brandes en D.C. van der Zwart in 1929.  

De volgende (complexen van) gebouwen zijn aangewezen als gemeentelijk monument ingevolge artikel 3 van de Monumentenverordening Den Haag:

Adres   Beschrijving  
Dotterbloemlaan 48-88; 51-105   Twee traditioneel vormgegeven bouwblokken met portiekwoningen in de wijk Bohemen voor de gegoede middenstand uit 1950-1952 naar ontwerp van het architectenbureau Blankespoor & De Vries.  
Ridderspoorweg 108-282   Complex bestaande uit vier, tussen binnentuinen gesitueerde langwerpige woonflats in traditionele vormgeving uit 1954 naar ontwerp van de architecten Joh. A. Schothorst en H. Musegaas.  
De Savornin Lohmanlaan 3-105   Complex bestaande uit vier, tussen binnentuinen gesitueerde langwerpige woonflats in traditionele vormgeving uit 1954 naar ontwerp van de architecten Joh. A. Schothorst en H. Musegaas.  
2.3.1.4 Landgoederen

Het plangebied grenst in het zuid-westen aan het monumentale landgoed “Meer en Bos”, dit landgoed is een rijksbeschermd monument.

2.3.1.5 Bebouwingsbeeld

Bohemen (en Waldeck) was bedoeld als een luxere wijk, waar slechts duurdere eengezinswoningen en etagebouw mochten worden gerealiseerd. Voor eenvoudige etagewoningen met het “Haagse portiek” zou in deze wijk geen plaats zijn. Langs de Laan van Meerdervoort staan flatgebouwen met vier of vijf bouwlagen met kap. Een aantal van deze in de Nieuwe Haagsche Schoolstijl opgetrokken flats is ontworpen door de architect Co Brandes. Ook bebouwing aan het trechtervormige Pinksterbloemplein is van zijn hand. Langs het Pinksterbloemplein staan flats met vier en vijf bouwlagen; de omringende bebouwing bestaat uit vier bouwlagen. Aan de belangrijke straten zijn gestapelde woningen van drie bouwlagen en een kap gebouwd. De ontsluiting geschiedt met drie deuren naast elkaar in de straat. In de zijstraten en aan de hoefijzer-vormige binnenstraten zijn eengezinswoningen van twee bouwlagen met kap gerealiseerd. De architectuur is gebaseerd op de Nieuwe Haagsche Schoolstijl. Er zijn vaak balkons en erkers in de architectuur opgenomen. Na de oorlog zijn de onvoltooide gedeelten van het benedenterras in aangepaste stijl, gebaseerd op de Delftse School, bijgebouwd.

Op het boventerras, rond de Dotterbloemlaan, staan open bouwblokken met stroken flats. De bouwhoogte is voornamelijk vier à vijf bouwlagen met kap. Ook staan er enkele villa's en twee-onder-een-kapwoningen. In de architectuur van deze blokken, uit de jaren 40 en 50, paste men vaak een op de Delftse School geïnspireerde stijlvariant toe. Een voorbeeld hiervoor is het bouwblok aan de Dotterbloemlaan 48-88.

2.3.1.6 Waterlopen

In het plangebied bevinden zich verschillende waterlopen, waaronder een deel van het tracé van de Haagse Beek. Het overgrote deel van de waterlopen in het plangebied zijn van cultuurhistorische waarde. Deze zijn onderdeel van de oorspronkelijke opzet van het vooroorlogse uitbreidingsplan, of onderdeel van het na-oorlogse wederopbouwplan.

Ter plaatse van het sportterrein in de Bosjes van Pex is de landschappelijke inpassing van de Haagse Beek echter verloren gegaan. In de aanpassing van de Noord Westelijke hoofdroute (NWHR) aan de Machiel Vrijenhoeklaan en de Sportlaan is opgenomen dat de Haagse Beek langs de sportterreinen in de Bosjes van Pex een landschappelijke inpassing krijgt die overeenkomt met die langs de Machiel Vrijenhoeklaan.

2.3.1.7 Zichtlijnen

Binnen het plangebied bevinden zich vier cultuurhistorisch waardevolle zichtlijnen, alle vier de zichtlijnen staan dwars op de Laan van Meerdervoort.

De eerste is de as vanaf het Savornin Lohmanplein richting de duinen. Hoewel bebouwing het zicht vanaf het plein richting de duinen blokkeert, is deze symmetrische as een belangrijk en nog herkenbaar onderdeel van het uitbreidingsplan West uit 1927.

De tweede zichtas is die ter plaatse van het Pinksterbloemplein. De zichtas vanaf de Laan van Meerdervoort naar het Daltonlyceum is samen met de monumentale opzet van de bebouwing aan het Pinksterbloemplein een kenmerkend onderdeel van de wijk Bohemen.

De overige twee waardevolle zichtlijnen bevinden zich ter plaatse van de Hoefbladlaan en de Lobelialaan. Deze groene singels, welke een verbinding aan gaan met de naastgelegen wijk Waldeck, zijn tevens een kenmerkend onderdeel van het plangebied.

2.3.1.8 Overige Cultuurhistorische waarden
2.3.1.8.1 Boerenerven

Aan de Daal en Bergselaan 11, nu een clubhuis voor een sportvereniging, staat nog een voormalige boerderij. Deze, vermoedelijk in oorsprong zeventiende- of vroeg acht-tiende-eeuwse T-huisboerderij, is sinds 1928 in gebruik als clubhuis van Tennisvereniging Berg en Dal. Berg en Dal was de middelste van drie boerderijen. Ten zuidwesten lag De Wildhoef, en ten noordoosten Daal en Berg. In 1928 werd de boerderij verhuurd aan C.E. Wormstall die op het terrein tennisbanen laat aanleggen. Als voorwaarde werd gesteld dat het gebouw, dat toen in een slechte staat verkeerde, zou worden hersteld.

Van de boerderij is de hoofdopzet goed bewaard gebleven. Intern is de structuur van de woning op hoofdlijnen nog herkenbaar. Vermoedelijk stammen de balklagen en kapconstructies nog uit de oudste bouwfases.

2.3.1.8.2 Profielen

De bijzondere kwaliteiten van dit plangebied zijn onderzocht en omschreven in het MIP, hierin zijn de volgende bijzonder kwaliteiten beschreven:

  • De singelstructuur, die bebouwing aan weerszijde van de Laan van Meerdervoort koppelt;
  • De uniformiteit en monumentale opzet van de architectuur langs het Pinksterbloemplein in samenhang met het groen en water en het Daltonlyceum;
  • De stedenbouwkundige aanleg van De Savornin Lohmanlaan met lancetvormige zichtas;
  • De integratie van de natuurlijke gesteldheid in het plan van Bohemen en de noordrand van Waldeck;
  • De natuurgebieden en parken: Wapendal, Bosjes van Pex en Landgoed Meer en Bosch;
  • Het tracé van de Haagse Beek met groenvoorzieningen rondom.
2.3.2 Archeologie
2.3.2.1 De archeologie van het plangebied

Het bestemmingsplangebied is gelegen in een gebied dat volgens de archeologische-geologische kaart van Den Haag grotendeels door een brede strandwal in beslag wordt genomen. Alleen in het gebied ten noorden van de lijn Evert Wijtemaweg en Hoefbladlaan, is strandvlakteveen in de bodem aanwezig. Daarnaast is ter hoogte van het De Savornin Lohmanplein een kleine veendepressie in de ondergrond aanwezig. Nergens is sprake van een overdekking door stuifzanden van het Jonge Duin.

Strandwallen zijn voor de mens altijd geschikte plaatsen geweest om zich te vestigen en hebben daarom een hoge archeologische verwachting. Aan de rand van het plangebied zijn wel meerdere malen resten van bewoning aangetroffen. Ten noorden van de Sportlaan, in de Vogelwijk, ligt een begraven landschap uit de ijzertijd, met boerderijen en akkers. In het bestemmingsplangebied zijn er ooit prehistorische scherven langs de Sportlaan aangetroffen, alsook ter hoogte van het huidige De Savornin Lohmanplein en bij de Aronskelkweg en Muurbloemweg naast Meer en Bosch. Het lijkt daarbij vooral om bewoningsplaatsen uit de Late IJzertijd (200- v Chr.- 0) te gaan. In het natuurgebied Wapendal zijn vondsten bekend van vroeg- en laatmiddeleeuwse aardewerkfragmenten.

Ook in recenter tijden hebben onze voorouders het plangebied tot hun eigen nut aangewend. Het plangebied behoorde tot de Segbroekpolder die lang zijn agrarische functie heeft behouden. De strandvlaktes waren grotendeels weidegebied. Precies op de rand van de strandwal en de strandvlakte hebben een vijftal boerderijen gestaan. Het gaat om Bohemen, Groenendaal, de Wildhoef, Berg en Dal en Daal en Berg. Deze boerderijen komen al voor op 17de eeuwse kaarten en zijn mogelijk nog ouder. Alleen de hoeve Berg en Dal bestaat overigens nog: het maakt nu deel uit van de tennisaccommodatie met diezelfde naam. De rest van de boerderijen is ten offer gevallen aan de aanleg van de Atlantikwall tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Hoewel een groot deel van het gebied een archeologische potentie heeft, zijn er ook enkele gebieden waar de bodem verstoord is. Vooral gebouwen uit en werkzaamheden in de 20ste eeuw hebben namelijk vaak een tamelijk verwoestende invloed gehad op de oorspronkelijke bodemopbouw. Het bouwblok dat begrensd wordt door de Mozartlaan, Palestrinaweg, Muurbloemweg, Aronskelkweg, Godetiaweg en De Savornin Lohmanplein en Groen van Prinstererlaan ligt een heel stuk lager dan de rest van het plangebied. Dit deel is in het eerste kwart van de 20ste eeuw afgezand. Het noordelijk deel van het plangebied heeft deel uitgemaakt van de Atlantikwall. Naast het slopen van de op dat moment aanwezige bebouwing (zie boven) is ten behoeve van de Duitse verdediging een brede tankgracht gegraven. Deze bevindt zich ter hoogte van de huidige sportveldcomplexen en verder naar het westen toe tussen Dovenetelweg en Balsemienlaan.

Archeologische niveaus in dit deel van Den Haag bevinden zich in de regel tussen de 0,5 en 3,5 meter + NAP. Aangenomen moet daarom worden dat zowel ter hoogte van de tankgracht als in het afgezande gebied de mogelijk ooit aanwezige archeologische waarden grotendeels zijn weggegraven. Deze delen van het plangebied hebben daarom geen archeologische verwachting meer.

2.4 Ruimtelijke structuur

In het bestemmingsplangebied komen verschillende functies voor. Bohemen is in het westelijk deel voornamelijk een woonbuurt en in het oostelijk deel voornamelijk een gebied waar diverse sporten uitgeoefend kunnen worden. Naast woningen en sportvoorzieningen bevinden zich ook een aantal winkels, kerken en scholen in het plangebied. In deze paragraaf wordt inzicht geboden in de functioneel-ruimtelijke samenstelling van Bohemen.

2.4.1 Stedenbouwkundige structuur
2.4.2 Verkeer en infrastructuur

Het plangebied Bohemen wordt door meerdere grote stadswegen ontsloten. De belangrijkste wegen zijn de Machiel Vrijenhoeklaan, Sportlaan, Laan van Meerdervoort, Groen van Prinstererlaan en De Savornin Lohmanlaan. Tussen deze hoofdverkeerswegen ligt een netwerk van straten en verblijfsstraten. Het stratenpatroon van Bohemen vormt een duidelijke eenheid van rechthoekige straten. Het gaat hierbij om het deel tussen de Machiel Vrijenhoeklaan en de Mozartlaan.

De Machiel Vrijenhoeklaan en de Sportlaan maken onderdeel uit van de Noord-Westelijke hoofdroute (NWHR). Deze route ontsluit het noord-westelijke deel van Den Haag voor de auto. De Machiel Vrijenhoeklaan is onderdeel van de ringweg die het verkeer vanaf het rijkswegennet en vanuit de regio op een vlotte wijze van en naar bestemmingen in Den Haag moet leiden.

Voor de Machiel Vrijenhoeklaan worden op dit moment plannen gemaakt voor herinrichting. Een uitgebreidere beschrijving is opgenomen in hoofdstuk 5.3.1.

2.4.2.1 Openbaar vervoer

Door en langs het plangebied lopen 2 buslijnen, lijn 24 en lijn 23, en één tramlijn; Randstad Rail, lijn 3. Buslijn 24 rijdt vanuit het centrum van Den Haag via het Gemeentemuseum en de Sportlaan naar Kijkduin. Buslijn 23 rijdt van Scheveningen via Voorburg, Rijswijk en Leyenburg verder naar Kijkduin en buslijn 24 rijdt van station Mariahoeve, via het centrum, Gemeentemuseum en Sportlaan naar Kijkduin.

Randstad Rail, lijn 3 rijdt vanuit Den Haag centrum via de Laan van Meerdervoort, de Aaltje Noordewierstraat, de Beethovenlaan naar de Pisuissestraat, met de eindhalte nabij het Arnold Spoelplein.

2.4.2.2 Langzaam verkeer

Er is in De Haag een herkenbaar stelsel van (hoofd)fietsroutes. In Bohemen zijn een aantal wegen opgenomen als hoofdfietsroute en een aantal wegen als secundaire fietsroute. Deze fietsroutes sluiten buiten de wijk aan op fietsroutes richting belangrijke bestemmingen in Den Haag. De fietsroutes zijn geschikt gemaakt voor het fietsverkeer; soms door fietsstroken langs de doorgaande wegen of door vrijliggende fietspaden.

De fietsroutes binnen Bohemen zijn:

  • Een hoofdfietsroute van noord naar zuid (en vice versa) via de De Savornin Lohmanlaan en de Groen van Groen van Prinstererlaan
  • Een hoofdfietsroute van west naar oost (en vice versa) via De Machiel Vrijenhoeklaan en de Sportlaan
  • Een hoofdfietsroute van west naar oost (en vice versa) via de Laan van Meerdervoort.
  • Een secundaire fietsroute van noord naar zuid via de Muurbloemweg en de Palestrinaweg
  • Een secundaire fietsroute van west naar oost via de Dovenetelweg en de Evert Wijtemaweg
  • De fietsroutes van noord naar zuid (en vice versa) verbinden Bohemen met duingebied Kijkduin, Waldeck en Houtwijk.

De fietsroutes van west naar oost (en vice versa) verbinden Bohemen met Ockenburgh, Segbroek en in de richting van het centrum van Den Haag.

2.4.2.3 Parkeren

De parkeerdruk in de woonstraten is hoog. Met name in de avonduren zorgt dit voor parkeerproblemen en een overmaat aan auto's in de straten. Bij nieuw- of verbouwplannen streeft de gemeente dan ook zoveel mogelijk naar parkeervoorzieningen op eigen terrein. Hierbij worden ook gebouwde parkeervoorzieningen, hoofdzakelijk onder de woningen op maaiveld, ingezet ter bevordering van het gewenste woonmilieu. Tevens is het beleid van de gemeente gericht op het voorkomen van parkeren in de voortuinen.

2.4.3 Groen

Bohemen heeft een zeer groen karakter door de vele plantsoenen die rond de bouwvlakken liggen, de natuurstrook langs de Haagse Beek en uiteraard het groen rondom de sportdoeleinden. Op het schaalniveau van de stad is er de groenstructuur van de Haagse Beek die langs de Machiel Vrijenhoeklaan loopt. De beek vormt een zeer oude stroom die oorspronkelijk door het duingebied vanuit Kijkduin, langs Zorgvliet en de Zeestraat uitkwam in de Hofvijver. Een belangrijke functie, ook voor de omgeving van Bohemen, heeft het natuurgebied Westduinpark en Wapendal. Deze dient als groen- en recreatiegebied. Wapendal ligt in het bestemmingsplangebied Bohemen. Op het schaalniveau van de wijk is in Bohemen met name de singelstructuur van belang.

Hierbij gaat het om de Aronskelkweg, de Lobelialaan die doorloopt tot de Richard Wagnerlaan en de Hoefbladlaan die doorloopt tot de Händellaan en het Pinksterbloemplein. Ook de Dotterbloemlaan en het Daltonplantsoen behoren tot dit schaalniveau. Verspreid in de wijken komen kleinere groen- en waterelementen (buurtgroen) voor die de verbinding vormen van de woonomgeving met het structuurgroen. In Bohemen gaat het daarbij bijvoorbeeld om het Petuniaplein en het Phloxplein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0319ABohemen-50VA_0007.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0319ABohemen-50VA_0008.png"

Afbeelding 7: Waterelement in Bohemen Afbeelding 8: Dotterbloemlaan

2.4.4 Water

De buurten kennen een ruim opgezette bebouwingsstructuur waarbij vrijwel alle straten omgeven worden door groen of water

2.4.5 Bodem

Het bestemmingsplangebied is gelegen in een gebied dat volgens de archeologische-geologische kaart van Den Haag grotendeels door een brede strandwal in beslag wordt genomen. Alleen in het gebied ten noorden van de lijn Evert Wijtemaweg en Hoefbladlaan, is strandvlakteveen in de bodem aanwezig. Daarnaast is ter hoogte van het De Savornin Lohmanplein een kleine veendepressie in de ondergrond aanwezig. Nergens is sprake van een overdekking door stuifzanden van het Jonge Duin.

2.4.6 Kabels en leidingen

In het plangebied loopt ter plaatse van en onder de Savornin Lohmanlaan en onder de Laan van Meerdervoort een afvalwatertransportleiding. Verder is er ter plaatse en onder de Daal en Berglaan, Pioenweg en de Laan van Meerdervoort een waterleiding aanwezig.

2.5 Functionele structuur

2.5.1 Bedrijven

Bedrijvigheid in het plangebied is te vinden aan het De Savornin Lohmanplein waar een garagebedrijf met brandstofverkoop, een (scooter)dealer, boedelbakverhuur en een carwash zijn gelegen. In totaal bevinden zich maar een beperkt aantal bedrijven in het plangebied, waarvan de meeste detailhandel. Verder zit er een concentratie van praktijken voor dagbehandeling rondom het woonzorgcentrum Dekkersduin. Langs de zuidkant van de Laan van Meerdervoort zitten ook een aantal dienstverleners en praktijkruimtes.

2.5.2 Detailhandel

De gemeente Den Haag heeft in 2006 de winkelstructuur van de gemeente geanalyseerd. In het plangebied bevindt zich een klein buurtsteunpunt aan de Arabislaan. Net buiten de plangrenzen van dit bestemmingsplan ligt een winkelconcentratie op het De Savornin Lohmanplein. Het gemeentelijk beleid voor deze buurt gaat uit van minimaal het behoud van de winkelconcentraties die tot de hoofdwinkelstructuur worden gerekend. Hiertoe wordt de winkellocatie De Savornin Lohmanplein gerekend. Uitbreiding van het aantal winkellocaties is geen uitgangspunt. De betekenis van dit beleid wordt beschreven in hoofdstuk 3.8

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0319ABohemen-50VA_0009.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0319ABohemen-50VA_0010.png"

Afbeelding 9: supermarkt Arabislaan Afbeelding 10: Laan van Meerdervoort

2.5.3 Dienstverlening

In het plangebied is aan de Arabislaan en omgeving de directe omgeving daarvan en aan de Laan van Meerdervoort enige dienstverlening aanwezig in de vorm van een kapper, een makelaarskantoor en financiële dienstverlening.

2.5.4 Horeca

Op de Savornin Lohmanplein is lichte horeca aanwezig in de vorm van een kiosk met hierin een snackbar. In de Bosjes van Pex is middelzware horeca in de vorm van een restaurant aanwezig aan de Daal en Bergselaan 11 bij het Tennispark Berg & Dal en voort op de Evert Wijtemaweg 5.

2.5.5 Kantoren

Kantoorruimte is beperkt aanwezig in de Arabislaan, verder is er een kantoorpand in de Verdistraat.

2.5.6 Maatschappelijk
2.5.6.1 Onderwijs

In Bohemen bevinden zich momenteel twee scholen. Het gaat hierbij om:

  • Dalton Den Haag, Aronskelkweg;
  • Openbare Basisschool Bohemen/Kijkduin, Daltonplantsoen 6.
2.5.6.2 Welzijn

In het plangebied bevinden zich diverse overige voorzieningen die de wijk in functioneel opzicht completeren. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan religieuze gebouwen en wijkcentra. Het gaat hier om:

  • Remonstrantse kerk, Pioenweg;
  • Koninkrijkzaal Jehova's getuigen, Ereprijsweg/Ridderspoorweg.
2.5.6.3 Maatschappelijk

In het plangebied bevindt zich een aantal woon- en zorgvoorzieningen in de vorm van woonzorg-complexen, wooncomplexen voor seniorenhuisvesting en overige aangepaste woonvormen voor ouderen. Het gaat hierbij om de volgende complexen:

  • Dekkersduin, Campanulastraat;
  • Duinhage, Godetiaweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0319ABohemen-50VA_0011.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0319ABohemen-50VA_0012.png"

Afbeelding 11: Godetiaweg Afbeelding 12: Campanulastraat

Verder bevinden zich in het plangebied 3 scoutingverenigingen, dit zijn:

  • Scouting Ferguson adres: Muurbloemweg 41
  • Scouting De Mohicanen adres: Daal en Bergselaan 9
  • Stichting Zeeverkennersgroep MacDonald adres: Daal en Bergselaan 5
2.5.7 Sport en recreatie

Bohemen is in het bezit van een groot park met sportvoorzieningen die een wijkoverschrijdende functie hebben. Het oostelijk deel van Bohemen bestaat uit meerdere sportvelden waar zes sportverenigingen gelegen zijn:

  • Tennispark Hanenburg, Daal en Bergselaan;
  • Crayenhout, H.B.S, Evert Wijtemaweg;
  • Tennispark, Berg en Dal, Daal en Bergselaan;
  • Sportterrein ALO, Daal en Bergselaan;
  • Manege De Wildhoef, Daal en Bergselaan;
  • Quick sportterrein, Evert Wijtemaweg;
  • Achter het schoolgebouw aan de Aronskelkweg ligt een sportterrein.
2.5.8 Wonen

De bouwkundige staat van de woningen is goed te noemen. In Bohemen is vooralsnog geen sprake van een grootschalige herstructureringsopgave in de woningbouw. Hier en daar wordt op kleinschalige wijze gewerkt aan verbetering of vernieuwing van het woningbestand. Onder meer de bouw van twaalf herenhuizen aan de Dovenetelweg is daarvan een voorbeeld.

Bij de ontwikkeling van de wijk is gebruik gemaakt van herkenningspunten, zoals het plaatsen van meerdere bouwlagen op de hoeken van de belangrijkste straten. In Bohemen vindt men een grote diversiteit aan woonmilieus en woningtypen. Langs het Pinksterbloemplein staan flats van vier en vijf bouwlagen; de omringende bebouwing bestaat uit vier bouwlagen. Na de oorlog zijn de onvoltooide gedeelten van het benedenterras (de noordrand van Waldeck) in aangepaste stijl bijgebouwd. Op het boventerras zijn halfopen bouwblokken gebruikt, die met stroken flats zijn bebouwd. De bouwhoogte is voornamelijk vier à vijf bouwlagen met kap. De eengezinswoningen bestaan uit twee bouwlagen met kap. Er zijn ook enkele villa's en twee-onder-één-kapwoningen met garages gebouwd.

In deze architectuur uit de jaren veertig en vijftig paste men vaak een op de Delftse School geïnspireerde stijlvariant toe. Bij de bouw van de woningen is veelvuldig gebruik gemaakt van prefab betonelementen en sierlijke vormen, zware vensterlijsten, siermetselwerk, balkons en geslepen glas in de portieken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0319ABohemen-50VA_0013.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0319ABohemen-50VA_0014.png"

Afbeelding 13: Herenhuizen aan de Dovenetelweg Afbeelding 14: Glas in lood

2.5.8.1 Woonwagens

In het plangebied Bohemen zijn geen woonwagens aanwezig en zijn er geen woonwagens toegestaan.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Bohemen vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader dat op dit bestemmingsplan van toepassing is weer.

De eerste paragraaf gaat in op allesomvattende ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal-, gemeentelijk niveau. Daarna wordt het specifieke beleid voor een aantal relevante thema's uiteen gezet.

De 'ruimtelijke vertaling' van het beleid in de Regels en op de Verbeelding wordt beschreven in hoofdstuk 5.5 Keuze en verantwoording van bestemmingen.

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen, en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden.

Ladder voor duurzame verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Verantwoord dient te worden dat er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen, werken, detailhandel en voorzieningen. Deze behoefte moet blijken uit een regionaal afgestemd programma en de afspraken gemaakt in Haaglandse gemeenten in een Regionaal Structuurplan 2020. Het Bro bepaalt dat voor bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen.

De structuurvisie raakt een belang dat in het bestemmingsplan Bohemen wordt afgewogen. Het natuurgebied Wapendal vormt onderdeel van het Natura 2000-gebied 'Westduinpark en Wapendal'. Voor het natuurgebied is door het rijk een beheerplan opgesteld, waarin de instandhoudingsdoelstellingen en beheersmaatregelen voor het natuurgebied zijn vastgelegd.

Bestemmingsplannen mogen geen ontwikkelingen mogelijk maken die leiden tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied. Het natuurgebied Wapendal heeft in dit bestemmingsplan een bestemming Natuur gekregen, waarin het huidig gebruik van het gebied voor natuurbescherming en ontwikkeling is vastgelegd (zie paragraaf 5.5 voor een nadere toelichting op de wijze van bestemmen).

In paragraaf 4.6 is nader gemotiveerd dat beperkte ontwikkelingsruimte die in dit bestemminsplan is opgenomen, niet zal leiden tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura-2000 gebied Westduinpark en Wapendal.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels maar ook om de inhoud van bestemmingsplannen.

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) moeten gemeenten rekening houden met het Barro.

Een aantal projecten dat de regering van Rijksbelang vindt, wordt met het Barro dwingend geborgd in bestemmingsplannen of in andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. De projecten worden benoemd en middels digitale kaarten ingekaderd. Per project worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Voor Den Haag zijn de binnen de gemeente gelegen militaire terreinen met de daarbij behorende zend- en ontvangstinstallaties, en het Kustfundament van belang. In 2016 is een Besluit tot wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening in verband met de herziening van de Beleidslijn kust en enige andere wijzigingen van kracht geworden.

Het plangebied van het bestemmingsplan Bohemen ligt niet binnen de begrenzing van het Kustfundament en Militaire terreinen van het Barro. In dat geval zijn er in dit bestemmingsplangeen projecten van Rijksbelang aanwezig waarmee bij de vaststelling van dit plan rekening moet worden gehouden.

3.2.2 Provinciaal beleid

Visie Ruimte en Mobiliteit

In de Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat Provinciale Staten via de Provinciale Verordening regels stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen.

De Visie Ruimte en Mobiliteit (vastgesteld op 9 juli 2014) is opgesteld vanuit de gedachte dat regels en kaders van de overheid nodig blijven, maar niet nodeloos mogen knellen. De provincie wil met de visie een uitnodigend perspectief bieden. Het beleid voor ruimte en mobiliteit bevat daarom geen eindbeeld, maar wel ambities. Deze zijn verwoord in vier rode draden door het beleid voor ruimte en mobiliteit heen en strategische doelstellingen. Bij het werk aan deze ambities is het vinden van de balans tussen duidelijkheid en flexibiliteit voor maatschappelijke initiatieven een continue opgave.

De Visie Ruimte en Mobiliteit biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt, en bevat voldoende flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkeling te reageren op maatschappelijke initiatieven. Dat geeft houvast voor andere ruimtelijke plannen en voor investeringen in ruimte en netwerk. Het geeft ook duidelijkheid over de randvoorwaarden die de provincie daaraan stelt.

Vier rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:

  • 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is,
  • 2. vergroten van de agglomeratiekracht,
  • 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit,
  • 4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

Vanuit het besef dat stad en land één leefomgeving vormen met elkaar aanvullende kwaliteiten, kent deze Visie Ruimte en Mobiliteit een indeling in functionele in plaats van gebiedsgerichte hoofdstukken:

  • 1. mobiliteit en bebouwde ruimte;
  • 2. de kwaliteit van landschap, groen en erfgoed;
  • 3. water, bodem en energie.

Deze indeling maakt ook duidelijk waar de vier 'rode draden' het nadrukkelijkst doorwerken in het beleid: het beter benutten en het vergroten van de agglomeratiekracht hoofdzakelijk bij 'mobiliteit en bebouwde ruimte', het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit hoofdzakelijk bij 'kwaliteit van landschap, groen en erfgoed' en het bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving hoofdzakelijk bij 'water, bodem en energie'.

De Actualisering 2016 van de Visie Ruimte en Mobiliteit is op 14 december 2016 vastgesteld door Provinciale Staten en op 12 januari 2017 in werking getreden. Hiermee zijn wijzigingen doorgevoerd in de Visie ruimte en mobiliteit, het Programma ruimte, de Verordening ruimte 2014 en de Cultuurhistorische Hoofdstructuur. De Actualisering 2016 heeft betrekking op onder meer strandbebouwing, de 3 ha-kaart en de actualisering van de regionale visies voor wonen en kantoren.

Samenhang tussen visie, programma's en verordening

De Visie Ruimte en Mobiliteit beschrijft het strategische beleid van de provincie Zuid-Holland. Het operationele beleid is opgenomen in programma's. Deze zijn preciezer en zullen daarom vaker worden geactualiseerd. Het Programma Ruimte bevat al het ruimtelijk relevante operationele beleid en het Programma Mobiliteit het operationele mobiliteitsbeleid met daaronder allerlei uitwerkingen. Mede door het verschil in uitvoering en detailniveau, zijn de programma's voor ruimte en mobiliteit apart gehouden.

Tot slot bevat het beleid een herziene ruimtelijke regelgeving, die is uitgewerkt in de Verordening ruimte 2014. De Verordening stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Onderdelen daarvan zijn flexibeler dan voorheen: het doel staat voorop en niet de manier waarop dat doel bereikt moet worden. Waar duidelijkheid gevraagd is, stelt de provincie vanuit bovenlokaal belang en wettelijke taken kaders en randvoorwaarden aan ruimtelijke plannen.

De Visie Ruimte en Mobiliteit en het Programma Ruimte hebben beide de status van structuurvisie zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. De Visie Ruimte en Mobiliteit heeft ook de status van verkeer- en vervoersplan zoals bedoeld in de Planwet Verkeer en Vervoer, paragraaf 3 (“Het provinciale verkeers- en vervoerplan”), artikel 5 en 6. De Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de provincie haar planologisch- juridische instrumentarium (waaronder de Verordening ruimte 2014, het inpassingsplan en de aanwijzing) kan inzetten als sprake is van een provinciaal belang. De provincie beschouwt in ieder geval van provinciaal belang de in de visie opgenomen doelen en de uitwerking daarvan in het programma. De Visie, de Programma's en de Verordening vullen elkaar aan, maar delen de belangrijkste drijfveer: het vertrouwen in de kracht van de samenleving.

De Verordening Ruimte bevat o.a. regels voor bebouwde ruimte en mobiliteit. Voor het stedelijke gebied is met name de Ladder voor duurzame verstedelijking van belang. De ladder is door het Rijk in het leven geroepen om een goed functioneren van het ruimtelijke ordeningssysteem te bevorderen.

Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  • de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;
  • in die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.

De ladder voor duurzame verstedelijking voor Bohemen is opgenomen in paragraaf 5.4.1.

In het plangebied van het bestemmingsplan Bohemen worden geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen in de zin van de Ladder voor duurzame verstedelijking mogelijk gemaakt. Het plan is daarmee in overeenstemming met het provinciale beleid zoals verwoord in de Provinciale Structuurvisie en Verordening.

In paragraaf 5.4.1 is nader gemotiveerd dat beperkte ontwikkelingsruimte die in dit bestemminsplan is opgenomen, niet wordt beschouwd als een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2.3 Regionaal beleid

De metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) neemt taken over van het in 2015 opgeheven Stadsgewest Haaglanden De MRDH is een samenwerkingsverband van 23 gemeenten die hun krachten bundelen om het gebied beter bereikbaar te maken en het economisch vestigingsklimaat te versterken. De MRDH werkt vanuit twee agenda's. De Strategische Bereikbaarheidsagenda Vervoersautoriteit en de Agenda Economisch Vestigingsklimaat

De metropoolregio zet zich in voor:

  • 1. Verbetering van de (internationale) bereikbaarheid van de metropoolregio;
  • 2. Economische vernieuwing
  • 3. Transitie naar toonaangevende duurzaamheid
  • 4. Attractiviteit van de regio

Het Stadsgewest Haaglanden heeft per 1-1-2015 zijn werkzaamheden beëindigd. De beleidsterreinen Verkeer en Vervoer en Economisch Vestigingsklimaat worden in MRDH verband gecontinueerd. Het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP)(vastgesteld in 2008 door het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden) blijft voor de overige beleidsterreinen vooralsnog van kracht; het is een integraal plan voor:

  • de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden;
  • het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie;
  • lokale plannen, zoals bestemmingsplannen.

Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen. Voor Den Haag /dit bestemmingsplan hebben vooral de volgende regionale prioriteiten hun doorwerking gekregen:

  • intensief ruimtegebruik van stedelijke wijken.

Voor de verschillende beleidssectoren worden de gemeentelijke programma's gemonitord en periodiek binnen het samenwerkingsverband op elkaar afgestemd. Dit geldt men name voor kantoren, bedrijventerreinen, leisure voorzieningen en detailhandel.

Het bestemmingsplan Bohemen is in overeenstemming met het regionaal beleid zoals verwoord in het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020.

3.2.4 Gemeentelijk beleid
3.2.4.1 Wéreldstad aan Zee, Structuurvisie Den Haag 2020

De Structuurvisie Den Haag 2020 beschrijft de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020 (Rv 197 - 2005; RIS 129201). De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie.

De structuurvisie gaat uit van een lichte groei van het aantal inwoners (nu ca 525.000) en een groei van het aantal arbeidsplaatsen in 2020. Dat betekent dat er ca 40.000 woningen moeten worden toegevoegd in de bestaande stad, door verdichting. In de structuurvisie wordt de Wéreldstad aan Zee vorm gegeven door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan).

Het gedeelte van het plangebied van bestemmingsplan Bohemen ten noorden van de Laan van Meerdervoort ligt in de kansenzone Internationale Kustzone. In de kansenzones liggen ontwikkelingsgebieden waarin de ambitie van de structuurvisie het sterkst tot haar recht komt.

In het voorliggende bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien die voortkomen uit de structuurvisie.

3.2.4.2 Agenda voor de Haagse Verdichting

De 'Agenda voor de Haagse Verdichting' (Rv 51 - 2009; RIS 159469) is een thematische uitwerking van de Structuurvisie en dient als leidraad voor de binnenstedelijke verdichting in Den Haag tot 2020. Door middel van verdichting kan de bevolkingsgroei binnen het bestaande stedelijke gebied opgevangen worden. Daarnaast kan verdichting worden aangegrepen om de stedelijke kwaliteit van Den Haag te versterken.

De Haagse Verdichting houdt voor Bohemen in dat onderzocht wordt en invulling kan worden gegeven aan:

  • optoppen (dakopbouwen en minimaal vijf bouwlagen);
  • verruiming van mogelijkheden voor bouwen van aan- en bijgebouwen;
  • functiewijziging (ombouwen van kantoorgebouwen naar woningbouw);
  • dubbel grondgebruik
  • woningsplitsing.

In de Verdichtingsagenda wordt gemeld dat verdichting met respect voor, en kennis van de cultuurhistorie, de identiteit en het karakter van Den Haag moet gebeuren. Verdichtingsingrepen mogen deze niet aantasten of negatief beïnvloeden. In de beschermde stadsgezichten is verdichten alleen mogelijk als programma, schaal, maat en architectuur aansluiten bij de bestaande kwaliteiten. Verdichting kan wel eventuele weeffouten in de structuur zelf herstellen. De verankering van de monumentenzorg in de ruimtelijke ordening en het centraal stellen van het bestemmingsplan hierbij vindt het Haagse college een goede ontwikkeling. Nieuwbouw in een waardevolle omgeving vergt een “maatwerkbenadering”; behoudend waar nodig en ruimte gevend waar dat kan.

Verdichting kan plaatsvinden door dakopbouwen op de bestaande woongebouwen toe te staan. Zodoende kunnen zittende bewoners gebonden worden aan de wijk en wordt een alternatief voor het verhuizen naar een andere wijk geboden. Een extra bouwlaag dakopbouw levert een bijdrage aan de binnenstedelijke verdichtingsopgave door toevoeging van bouwvolume daar waar dat wenselijk, mogelijk en verantwoord is. In dit bestemmingsplan is een regeling voor dakopbouwen opgenomen.

In dit bestemmingsplan zijn de bestaande planologische rechten voor dakopbouwen en extra bouwlagen overgenomen. In paragraaf 5.3.4 is regeling zelf nader toegelicht. Er wordt aangegeven waar wel en waar geen dakopbouwen zijn toegestaan.

3.2.4.3 Agenda Ruimte voor de stad

De Agenda Ruimte voor de stad (RIS295016, door de raad vastgesteld op 15 december 2016) is het richtinggevend document voor de ruimtelijke ontwikkeling van de stad en als zodanig de ruimtelijke onderlegger voor de nog op te stellen Omgevingsvisie die, wanneer de nieuwe Omgevingswet van kracht wordt, ook voor gemeenten verplicht gesteld is.

Voor de Agenda Ruimte voor de Stad zijn vier transitieopgaven van belang: de ontwikkeling naar een nieuwe economie, de vraag om een inclusieve en veerkrachtige samenleving, de roep om slimme stadsontwikkeling en de opgave voor de overheid om in dit proces organiserend vermogen te tonen en ruimte te bieden voor maatschappelijk initiatief. Dat vraagt om ruimte voor innovatieve milieus, met ontmoetings- en experimenteerruimte, en aantrekkelijke vestigingsmilieus voor starters, studenten, creatievelingen, kenniswerkers en (stedelijke) gezinnen en ondernemende mensen

Stedelijke ontwikkeling is geen zaak van de gemeente alleen; allerlei partijen spelen daarin een rol. Bij de uitwerking van de Agenda zal inhoud worden gegeven aan het “samen stad maken” langs vier "sporen': ruimte bieden aan initiatieven, co-creatie van ruimtelijke plannen, stadsdebat over de toekomst van de stad en de samenwerking met stakeholders. Er is daarmee ook geen “blauwdrukplanning” aan de orde. Met behulp van negen principes voor stedelijke ontwikkeling wordt in de Agenda Ruimte voor de Stad aangegeven hoe de ontwikkelingen gestuurd wordt:.

  • Kwaliteit van het proces door samen stad maken waar mogelijk ruimte aan initiatiefnemers, daarbij hoort ook experimenteerruimte die belangrijk is voor innovatie en dynamiek in de stad en ruimtelijke keuzen om antwoorden te bieden op de stedelijke en regionale opgaven.
  • Ruimtelijke kwaliteit, zoals groen, cultuurhistorisch erfgoed en de buitenruimte omdat die in belangrijke mate bijdraagt aan een aantrekkelijke leefomgeving en het economisch vestigingsklimaat.
  • Kwaliteit door integrale samenhang met sociaal-maatschappelijke opgaven, zoals de opgave om sociaaleconomische differentiatie, functiemenging en ruimte voor wijkeconomie te bevorderen in wijken waar dat nodig is gelet op bijvoorbeeld werkeloosheid.

Het belang van veel lopende projecten wordt met deze agenda benadrukt. Goede uitvoering met ook oog voor de tijdelijke situatie vraagt een enorme inzet. Daarnaast zullen op basis van deze agenda nieuwe locaties in ontwikkeling worden gebracht. Het betreft zowel het in ontwikkeling brengen van de zachte planvoorraad als nieuwe locaties op basis van deze agenda. Het tot ontwikkeling brengen van deze locaties zal meer dan voorheen in co-productie gebeuren met de stad.

Daarnaast zijn er een aantal grotere strategische ontwikkelingen geagendeerd in deze agenda. Voor een aantal ontwikkelingen zal gestart worden met verkenningen om zicht te krijgen op mogelijke programma's, en alliantievorming. Dergelijke verkenningen zullen onder andere voor delen van het Central Innovation District, de Binckhorst en Scheveningen, mede in het licht van de gewenste schaalsprong die in het openbaar vervoer gemaakt moeten worden.

Voor het betreffende plangebied wordt ingezet op de bestaande woningkwaliteit, stadsherstel en optimalisatie. De focus ligt op rust, goed beheer en het beter laten functioneren van het bestaande. In deze luwe gebieden ligt het accent op het verbeteren van de leefomgeving en het verduurzamen en verbeteren van de woningvoorraad. Het karakter en de ruimtelijke betekenis van de gebieden zal in 2040 niet wezenlijk anders zijn dan nu waar wel ruimte is voor initiatieven en ontwikkelingen, echter dit is maatwerk waarbij de ruimtelijke kwaliteit en draagvlak leidend zal zijn.

In het voorliggende bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien die voortkomen uit de agenda Ruimte voor de stad.

3.2.4.4 Ruimtelijk Economisch Investeringsstrategie (REIS)

De Ruimtelijke Economische Investeringsstrategie (RIS295004) geeft jaarlijks inzicht in de investeringsbehoefte voor de komende jaren. Het betreft investeringen, die fysiek ruimtelijk-economisch van aard en locatiegebonden zijn. Met de Ruimtelijke Economische Investeringsstrategie (REIS) wordt bij de begrotingsbehandeling ook duidelijk voor welke ruimtelijk-economische projecten het college middelen reserveert. Na vaststelling volgt de uitwerking in beslis- en/of projectdocumenten.

De Ruimtelijke-Economische Investeringsstrategie komt tot stand in de context van lopende discussies, verkenningen en agenda's/visies, zoals Stad in Transitie, Agenda Ruimte voor de Stad, de nieuwe Woonvisie, de versterking van de Haagse economie, de Agenda Groen, de Binnenstadsagenda en het Regionaal Investeringsprogramma van de MRDH. Er wordt tevens gewerkt aan of voortgebouwd op drie elkaar versterkende uitvoeringsagenda's: de Agenda Ruimte voor de Stad, de Economische Agenda's en de Sociale Agenda. Deze agenda's worden onder meer uitgewerkt in vijf proposities:

  • 1. Central Innovation District,
  • 2. Kustontwikkeling,
  • 3. OV-bereikbaarheid,
  • 4. Next Generation woonwijken en
  • 5. Vitaal gezond langer thuis wonen.

De investeringsbehoefte, die uit de verschillende agenda's en visies voortkomt, is omvangrijk, maar ook nog niet volledig uitgekristalliseerd. De REIS is dan ook een dynamisch instrument waar in de loop van de tijd (in een jaarlijkse cyclus) investeringsopgaven c.q. investeringsprojecten bijkomen en afgaan. Met de REIS wordt een verbinding tussen de ruimtelijk-economische ambities uit de verschillende agenda's en beleidsvisies en de investeringsbehoefte, die daarmee samenhangt en de toekenning van middelen aan projecten.

In het voorliggende bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien die voortkomen uit de Ruimtelijke Economische Investeringsstrategie.

3.3 Cultureel erfgoed

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting begin 2021 in werking treedt.

Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

Het betreft:

  • bescherming van stads- en dorpsgezichten
  • vergunningen tot wijziging, sloop of verwijdering van rijksmonumenten
  • verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie
3.3.1 Cultuurhistorische waarde
3.3.1.1 Provinciaal beleid

Cultuurhistorie is van groot belang voor de leefomgeving in Zuid-Holland. Tientallen eeuwen ontginnen en bouwen, wonen en werken hebben deze provincie gemaakt tot een cultuurlandschap bij uitstek. Niet alleen oude molens, boerderijlinten of stadsgezichten maar ook dijken, verkavelingspatronen en archeologische vindplaatsen getuigen daarvan. Deze cultuurhistorische waarden bepalen in sterke mate de identiteit en kwaliteit van een gebied of plek, en op die manier dus ook de leefbaarheid en het welbevinden van bewoners en bezoekers.

Het beleid voor cultureel erfgoed van provinciaal belang is vastgelegd in de provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit (paragraaf 3.5 Instandhouding en versterking van het cultureel erfgoed) en uitgewerkt in de Verordening Ruimte. Daarnaast is het cultureel erfgoed ook opgenomen in de provinciale kwaliteitskaart van de Visie Ruimte en Mobiliteit (thema Identiteitsdragers en Landschap). Het cultureel erfgoed van Zuid-Holland is een belangrijke drager van ruimtelijke kwaliteit. Zeker in combinatie met groen en water verhoogt het erfgoed de variëteit en daarmee de aantrekkelijkheid van stad en landschap. Deze toegevoegde waarde van erfgoed bevordert de provincie op diverse manieren:

  • behoud en versterking van cultuurhistorisch waardevolle structuren en ensembles die van bijzonder provinciaal belang zijn, via bescherming én passende ruimtelijke ontwikkeling,
  • cultureel erfgoed vormt een integraal onderdeel van het provinciaal ruimtelijk kwaliteitsbeleid via de kwaliteitskaart en de gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit.

De cultuurhistorische, aardkundige en archeologische waarden zijn gebundeld in de cultuurhistorische hoofdstructuur (CHS), die de basis vormt voor het provinciaal erfgoedbeleid. Het beschermende ruimtelijk beleid richt zich met name op een selectie van de CHS:

  • cultuurhistorische kroonjuwelen,
  • molen- en landgoedbiotopen,
  • werelderfgoed (bestaand en potentieel);

Erfgoedlijnen

Naast bescherming en versterking van erfgoed stimuleert de provincie ook de beleving en benutting ervan. Dit is gericht op zeven erfgoedlijnen, een beleidscategorie gericht op beleving en benutting, waar geen afzonderlijk beschermingsregime aan is verbonden. Erfgoedlijnen zijn kenmerkende ensembles van erfgoed, landschap en water die beschikken over een groot recreatief-toeristisch potentieel (Landgoederenzone, Waterdriehoek, Atlantikwall, Oude Hollandse Waterlinie, Limes, Trekvaarten en Goeree-Overflakkee). Het ruimtelijk beleid voor de erfgoedlijnen richt zich op de continuïteit van hun karakter, door behoud en versterking van de structuur, gecombineerd met het stimuleren van eigentijdse bestemmingen van dit erfgoed.

Het gedeelte van het plangebied van bestemmingsplan Bohemen ten noorden van de Aronskelkweg en Daal en Bergselaan ligt binnen de voormalige Atlantikwall. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is de aanwezige bebouwing in dit gedeelte van het plangebied gesloopt om ruimte te maken voor een tankgracht en vrij schootsveld. Na de tweede wereldoorlog is nieuwe bebouwing verrezen in dit gedeelte van het plangebied.

In het plangebied zijn geen resten van structuren of objecten van de Atlantikwall meer aanwezig.

3.3.1.2 Gemeentelijk beleid

De Structuurvisie Den Haag 2020 benoemt vier grote troeven van Den Haag, een daarvan is de monumentale residentie. Den Haag is een stad met een belangrijk cultuurhistorisch erfgoed. Er zijn talrijke monumenten en 30% van de stad is beschermd stadsgezicht. De structuurvisie beschrijft de beschermde stadsgezichten als zéér waardevol en geeft aan dat deze door goed beheer hun kwaliteit zullen moeten behouden. Dat wil zeggen dat in ruimtelijke veranderingsprocessen in de stad bestaande cultuurhistorische waarden een volwaardige rol spelen. Het wil ook zeggen, dat de betreffende gebieden blijvend een betekenis hebben voor de identiteit en het karakter van de stad.

Het plangebied van bestemmingsplan Bohemen is geen rijks- of gemeentelijk beschermd stadsgezicht. Wel zijn er enkele straten, pleinen en groenstructuren met een hoge ensemblewaarde. In het voorliggende bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien die leiden tot aantasting van de structuren met cultuurhistorische waarde.

3.3.1.3 Monumentale gebouwen

In paragraaf 2.3.1.3 Gebouwde monumenten worden de monumentale gebouwen genoemd die ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet 1988 als rijksmonument of ingevolge artikel 3 van de Monumentenverordening Den Haag zijn ingeschreven.

Voor wijzigingen, waaronder verbouwingen en onderhoud aan zowel rijks- als gemeentelijke monumenten is op grond van artikel 2.1, lid 1 onder f. of ingevolge artikel 2.2, lid 1 onder b. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een vergunning vereist. Toetsingscriteria zijn onder meer de architectuur- en cultuurhistorische waarden van het desbetreffende monument.

3.3.2 Archeologie

Gemeenten hebben de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (Erfgoedwet 2016). Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Archeologie geeft de gemeente aan hoe de gemeente zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond. In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe het gemeentelijk archeologiebeleid is vertaald in het bestemmingsplan Bohemen.

Gemeentelijk beleid

Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:

  • terreinen met een archeologische waarde, dat wil zeggen: waarvan is vastgesteld dat er zich belangrijke archeologische sporen en resten bevinden. In het kader van de archeologische monumentenzorg stelt de gemeente hier voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten dieper dan 50 cm onder maaiveld;
  • gebieden waar archeologische resten en sporen kunnen worden verwacht (op basis van de bodemopbouw en/of historische kaarten). Bij activiteiten met een bodemverstoring groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld stelt de gemeente hier voorwaarden voor onderzoek en bescherming van mogelijk aanwezige sporen en resten.
  • gebieden waar geen archeologische sporen/resten (meer) worden verwacht. Hier verbindt de gemeente op het gebied van de archeologie geen voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten.

In het bestemmingsplangebied Bohemen komen de eenheden 2 en 3 voor (zie paragraaf 2.3.2). Voor de zones met een archeologische verwachting gelden onderzoekseisen en een vrijstellingsregime, waarbij de gemeente gebruik heeft gemaakt van de beleidsvrijheid die de Erfgoedwet daarvoor biedt. De keuzes zijn gebaseerd op gegevens uit archeologisch onderzoek, en beschreven, gemotiveerd en vastgelegd in de Beleidsnota archeologie van de gemeente Den Haag (In het verleden ligt het heden; 2011-2020), de Toelichting op de AWVK, de Gemeentelijke Onderzoeksagenda Archeologie (GOA) en het gemeentedekkende paraplubestemmingsplan Archeologie Den Haag. Wanneer tussentijds uit archeologisch onderzoek nieuwe gegevens beschikbaar komen, wordt deze informatie meegewogen in de beoordeling van vergunningaanvragen en te zijner tijd verwerkt in de actualisatie van het beleid en de beleidsinstrumenten.

In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning wordt van initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische of verwachting gevraagd om de archeologische waarde van het terrein, dat door de bodemingreep verstoord wordt, in voldoende mate vast te stellen. Als blijkt dat er sprake is van een bedreiging van behoudenswaardige archeologische resten, kan de gemeente aan de uitvoering van de geplande bodemingreep voorwaarden verbinden, zoals:

  • technische aanpassingen zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • het laten verrichten van een opgraving teneinde behoudenswaardige resten die verstoord zullen worden, te documenteren en veilig te stellen; of
  • de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, archeologisch te laten begeleiden.

In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 5.10 en 5.11 Erfgoedwet 2016). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. De meldingsplicht leidt niet tot een bepaling in het bestemmingsplan.

De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg.

De kosten van vooronderzoek en indien noodzakelijk opgraving of begeleiding zijn voor de initiatiefnemer. Alle archeologische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een erkende, gecertificeerde archeologische partij.

Meer informatie over het archeologiebeleid van de gemeente Den Haag is te vinden op

https://www.denhaag.nl/nl/in-de-stad/vrije-tijd-en-recreatie/kunst-en-cultuur/archeologie/beleidsnota-arch eologie-2011-2020.htm

3.4 Groen

3.4.1 Agenda Groen voor de stad

In de Agenda Groen voor de Stad.2016 (vastgesteld 15 december 2016, RIS294705) wordt geconstateerd dat door de toenemende bevolking en het bijbehorende ruimtebeslag de leefkwaliteit in het algemeen en het groen in het bijzonder soms onder druk komt te staan. Daarnaast zijn er onzekerheden en ontwikkelingen die de stad in de toekomst sterk zullen kleuren zoals de klimaatopgave, veranderingen in mobiliteit en de toenemende impact van informatietechnologie.

Omdat Den Haag een aantrekkelijke stad wil blijven voor bewoners, bezoekers en bedrijven, moeten er strategische keuzes worden gemaakt op het gebied van verdichting, vergroening en verduurzaming. De ambitie is een verdere kwalitatieve ontwikkeling van het Haagse groen, waarbij ruimte bestaat voor verandering en initiatief en bij ontwikkelingen groen toekomstbestendig wordt vormgegeven. Kortom: Groen kapitaal als basis voor een goede leefkwaliteit.

In de reflectie op het vigerende beleid is geconstateerd dat vooral de nadruk is gelegd op het vastleggen van de zogenaamde Stedelijke Groene Hoofdstructuur (SGH), het groen in de stad dat op basis van de aanwezige waarden en de betekenis daarvan extra bescherming verdient. Om de kwaliteit van het Haagse groen verder te verankeren, is de SGH herijkt. Hiervoor zijn de beschrijvingen van de Haagse groengebieden getoetst, aangepast en aangevuld en verbanden gelegd met nieuwe thema's zoals duurzaamheid, gezondheid en recreatie. Het uitgangspunt was het goede te behouden en van waarde te laten zijn voor de toekomst.

Bij anticipatie is gekeken naar de wenselijke ontwikkeling van het Haagse groen in een realistische context. Het doel is het Haagse groen kwalitatief te ontwikkelen. Daarom zijn in de nota per thema de kernkwaliteiten die moeten behouden, de uitdagingen die de komende jaren zijn voorzien, de ambities en het ontwikkelpad geschetst.

De stedelijke leefkwaliteit - en daarmee de waarde van het groen - is niet voor onze hele stad gelijk. Het is afhankelijk van gebiedskenmerken als bebouwingsgraad, aanwezigheid van infrastructuur en het gebruik van de ruimte (wonen, werken, recreatie, natuur). Voor het Haagse Groen kunnen de drie zones worden onderscheiden: de dichte stad, de halfopen stad en om de stad. Het Haagse Groen moet gezien worden als een vorm van kapitaal met de ecologische, de maatschappelijke en de economische waarde.

Mede op basis van de stadsgesprekken en het online platform zijn deze waarden uitgewerkt in zes thema's: klimaat, biodiversiteit, gezondheid, ontspanning imago en ontwikkeling.

De nota is nader uitgewerkt in een actualisatie van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur, waarin ook de nieuwe groene gebieden zoals het Molenvlietpark zijn opgenomen. Ook het Haagse Bos en Sorghvliet maken nu deel uit van deze structuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0319ABohemen-50VA_0015.png"

Afbeelding 15: Stedelijke Groene Hoofdstructuur

De Bosjes van Pex, Wapendal, Haagse Beek en De Savornin Lohman vormen onderdeel van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Deze delen van het plangebied hebben een conserverende bestemming, waarin het huidig gebruik van het gebied voor groen, natuur, recreatie en water is vastgelegd (zie paragraaf 5.5 voor een nadere toelichting op de wijze van bestemmen).

In het voorliggende bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien die leiden tot aantasting van de kernkwaliteiten van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur.

3.4.2 Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones

De Groene Hoofdstructuur van Den Haag bepaalt voor een belangrijk deel het karakter van de stad. Dit groen heeft vele functies, één daarvan is de functie als stedelijke ecologische hoofdstructuur, dat wil zeggen de drager van de stedelijke natuur en verbindingsstructuur voor de omliggende natuur.

In de Nota Ecologische Verbindingszones 2008-2018 (Rv 5 - 2009; RIS 159450) is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SHES bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0319ABohemen-50VA_0016.png"

Afbeelding 16: Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur Den Haag

De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Er zijn twaalf ecologische verbindingszones in de stad onderscheiden. Per verbindingszone zijn ambitieniveau, streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven.

De Bosjes van Pex, Wapendal, Haagse Beek en De Savornin Lohman vormen onderdeel van de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur. Deze delen van het plangebied hebben een conserverende bestemming, waarin het huidig gebruik van het gebied voor groen, natuur, recreatie en water is vastgelegd. Ten behoeve van de bescherming van ecologische waarden zijn voor de Haagse Beek, Bosjes van Pex en Wapendal aanvullende regels opgenomen, waarin is bepaald dat voor de uitvoering van werken en of van werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig is. De omgevingsvergunning wordt niet verleend als de werken of werkzaamheden leiden tot aantasting van ecologische waarden (zie paragraaf 5.5 voor een nadere toelichting op de wijze van bestemmen).

3.4.3 Bomen

In de nota Haagse bomen “Kiezen voor kwaliteit en diversiteit” (RIS 158380) is het beleid met betrekking tot bomen in Den Haag verwoord. Het beleid rust op drie pijlers: duurzame groeiomstandigheden, meer verschillende boomsoorten en een evenredige verdeling van straatbomen over de stad.

Op 22 september 2011 is het gewijzigde initiatiefvoorstel behoudens waardige Bomen aangenomen (RIS 166340). De uitwerking van het voorstel heet: “Planbeoordeling Haagse Bomen”. Doel is om gemeentelijke bomen beter te beschermen bij gebiedsontwikkeling door tijdig de waarden van de bestaande bomen op het betreffende object in te schatten en te betrekken bij de bestuurlijke besluitvorming van (beginsel- en) bouwplannen. Op 1 oktober 2013 is de lijst met behoudens waardige Bomen uitgebreid door het Vaststellen totaallijst vijfde tranche Monumentale Bomen in Den Haag (RIS 265314).

In de Algemene Plaatselijke Verordening is de bescherming van bomen vastgelegd. Volgens de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Den Haag, artikel 2.80 e.v., is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig (RIS 174540). Door deze bescherming kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een omgevingsvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd. Daarnaast is een mogelijkheid opgenomen om monumentale bomen aan te wijzen. Monumentale bomen hebben een hogere beschermingsstatus. Voor een volledig overzicht van de monumentale bomen in Den Haag is op de website van de gemeente Den Haag de meest actuele lijst en kaart terug te vinden.

3.4.4 Groen en tuinen

Grote delen van Den Haag hebben een verkaveling van gesloten bouwblokken. De binnenterreinen hebben van oorsprong een rustig en groen karakter, dat waar enigszins mogelijk en geïndiceerd, behouden dient te blijven. Daarnaast is het vanuit het gezichtspunt van duurzaamheid gewenst het percentage bebouwd oppervlak te matigen. Hoe hoger dit percentage bebouwd oppervlak, hoe hoger de belasting op het Haags rioolstelsel en uiteindelijk de hoeveelheid overstort van afvalwater. Het beleid is dan ook gericht op behoud van deze belangrijke elementen (Rv 84.2011/2; RIS 181878) over behoud groen(beleving) wijken.

In dat streven moet echter óók worden betrokken de wens van bewoners om op het achtererf een bebouwingsmogelijkheid te krijgen in vorm van bijvoorbeeld een serre en een berging. De rijksoverheid is aan deze wens tegemoetgekomen door in een algemene maatregel van bestuur behorende bij de Wet omgevingsrecht een vergunningsvrije staffelregeling te geven voor het bouwen van aanbouwen en bijgebouwen in relatie tot de grootte van het achtererf. Deze regeling is opgenomen in artikel 2 sub f, bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht (BOR) .

In dit bestemmingsplan wordt bij deze regeling aangesloten. Alleen voor achtererven waar het vanuit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt onwenselijk om een groter oppervlak en/of volume aan- en bijgebouwen te realiseren dan vergunningvrij reeds is toegestaan, is een bestemming 'Tuin' opgenomen (zie paragraaf 5.5 voor een nadere toelichting op de wijze van bestemmen).

3.5 Water

Het Hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk voor het beheer van de primaire waterkering en het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is in het kader van de watertoets overleg gevoerd over deze waterparagraaf, de plankaart en de voorschriften. Deze waterparagraaf bevat een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding.

3.5.1 Beleidskader

Diverse beleidsstukken zijn van belang voor het thema water. De belangrijkste worden hieronder behandeld.

Europees

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is december 2000 in werking getreden. De richtlijn heeft tot doel de chemische en ecologische kwaliteit van al het oppervlakte- en grondwater in Europa te verbeteren. De richtlijn stelt daartoe eisen aan het waterbeheer in alle lidstaten. Streefdatum voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid (inrichting van watergangen en oevers).

Nationaal

Het nationaal waterbeleid is vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2). Dit plan vervangt het Nationaal Waterplan 2009-2015 inclusief alle tussentijdse wijzigingen.

Het NWP2 geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor de komende zes jaar en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van het NWP2.

Tegelijk met het NWP2 is het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016-2021 (Bprw) vastgesteld met daarin de operationele uitwerking van het NWP2 voor de rijkswateren: de rollen en taken van Rijkswaterstaat en de hoofdlijnen van het beheer en onderhoud.

Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met dit NWP2 wordt een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van het landelijke watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.

Provinciaal

Het beleid van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het provinciaal Regionaal waterplan Zuid-Holland 2016-2021. Het gaat om waterveiligheid, waterkwantiteit, waterkwaliteit en een robuust en veerkrachtig watersysteem.

Het waterbeleid is opgenomen in de volgende vastgestelde beleidsdocumenten:

  • het waterbeleid met een ruimtelijke component staat in de Visie Ruimte en Mobiliteit
  • het beleid voor waterkwaliteit staat in de Voortgangsnota Europese Kaderrichtlijn Water 2016-2021. Voor een klein aantal onderdelen blijft het Waterplan Zuid-Holland 2010 - 2015 ongewijzigd van kracht.

In dit provinciale waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:

  • Waarborgen waterveiligheid;
  • Zorgen voor mooi en schoon water;
  • Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening;
  • Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem.

Hoogheemraadschap van Delfland

Het Waterbeheerplan 2016-2021 (ook wel WBP 5) is het strategisch werkplan van het Hoogheemraadschap van Delfland. Passend bij het verstedelijkte karakter van het beheergebied zet het hoogheemraadschap volop in op stedelijk waterbeheer en samen met de gemeenten op klimaatadaptatie. Het hoogheemraadschap draagt zorg voor het kwantiteits- en kwaliteitsbeheer van het oppervlaktewater, het beheer van de waterkeringen en het kwantiteitsbeheer van het grondwater.

Naast samenwerking in beheer en uitvoering van projecten, werkt het Hoogheemraadschap  van Delfland ook op strategisch en bestuurlijk niveau samen met andere overheden. De bestuurlijke en ambtelijke Watertafel tussen het hoogheemraadschap en gemeenten zijn daar een voorbeeld van.

In de steden is de nadruk steeds meer op het beheer van de openbare ruimte komen te liggen. Delfland ziet daarin kansen voor de uitoefening van zijn taken. Vooral bij reconstructies, wegonderhoud en rioolvervangingen worden hele buurten aangepakt waar de gemeente vroeger de situatie per straat bekeek. Er zijn voorbeelden van rioolvervangingsprojecten, waarbij gemeenten klimaatadaptatiemaatregelen en vergroeningsambities hebben meegenomen. Gemeenten en Delfland werken samen aan een werkwijze om bij beheer- en onderhoudsprojecten systeemverbeteringen mee te nemen.

Voor de lange termijn moet de waterveiligheid en het optimaal functioneren van het watersysteem gewaarborgd blijven. De doelen in dit kader zijn:

•     de bestaande waterkeringen op orde houden;

•     het systeem in stand houden en optimaal laten functioneren, zowel vanuit het oogpunt van kwaliteit als van kwantiteit;

•     zorgen voor water van de juiste kwaliteit op de juiste plek;

•     de ecologische waarde van het watersysteem te behouden en te versterken.

Watertoets

Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Delfland heeft de Handreiking watertoets voor gemeenten opgesteld. De meest actuele versie van de handreiking is te vinden op de website van Delfland: www.hhdelfland.nl/watertoets. In de handreiking worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor een plan per thema toegelicht.

Het Delflands Algemeen Waterkeringenbeleid geeft op hoofdlijnen het algemene beleidskader aan voor het beheer van de waterkeringen. Met beheer wordt bedoeld 'alle activiteiten die nodig zijn om de waterkeringen op het vereiste veiligheidsniveau te houden, nu en in de toekomst. De veiligheid is hierbij altijd een harde randvoorwaarde. Hierbij wordt ook rekening gehouden met onzekerheden in klimaat en bodemdaling. Er zijn verder ook criteria gesteld voor medegebruik van de waterkeringen, bijvoorbeeld voor recreatie. Delfland participeert voorts actief in toegepast onderzoek en stimuleert innovaties.

Wateragenda en Toekomstbestendig Haags water!

De gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland werken aan een goed waterbeheer door middel van een gezamenlijke Wateragenda Den Haag 2016-2020 (RIS 293272)

In de visie 'Toekomstbestendig Haags water!' is aangeven hoe het watersysteem in Den Haag anno 2014 functioneert, welke knelpunten er zijn en hoe het systeem robuust te houden. Het Haagse watersysteem is op dit moment grotendeels op orde. Door kansen te benutten die zorgen voor een robuuster watersysteem en die ook bijdragen aan de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de stad, wordt het stedelijke gebied bestand tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte. In het stedelijke gebied is beperkte ruimte voor de traditionele opvang van water. Daarom is inzetten op onderzoek naar meer creatieve en innovatieve maatregelen belangrijk. Samenwerking tussen gemeente Den Haag en Delfland is daarvoor essentieel.

De ambitie is: "Den Haag heeft een goed functionerend en toekomstbestendig watersysteem dat de gevolgen van klimaatverandering en verstedelijking kan opvangen en dat bijdraagt aan een aantrekkelijke stad." Samengevat zijn de drie belangrijkste strategische pijlers om te komen tot een toekomstbestendig Haags watersysteem:

  • 1. De basis op orde: We zorgen ervoor dat het systeem goed blijft functioneren. Eventuele negatieve effecten op de waterhuishouding moeten worden voorkomen of dienen te worden gecompenseerd.
  • 2. Pak kansen door samen te werken en door slimme combinatie te zoeken: We moeten als overheden het goede voorbeeld geven, tijdig kansrijke initiatieven en projecten herkennen en optrekken met partijen in de stad.
  • 3. Kennis, onderzoek en innovatie: Kennisontwikkeling, onderzoek en innovatie is van belang om creatieve oplossingen te vinden in het voorkomen van wateroverlast en het leefbaar en aantrekkelijk houden van de stad.

Stedelijke Ecologische Verbindingszones Den Haag 2008-2018 (zie ook paragraaf 3.4.2)

Den Haag zet zich al jaren in om de ecologie in en om de stad te verbeteren en te behouden. In 2006 en 2007 heeft Den Haag daarom een inventarisatie uitgevoerd, waarin voor alle ecologische verbindingszones is bekeken of deze voldoen aan de gewenste natuurvriendelijke inrichting. Dit bleek niet het geval te zijn; de inventarisatie resulteerde in een opsomming van 300 knelpunten. In de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones (zie paragraaf 3.4.2) worden op hoofdlijnen alle gewenste maatregelen op het vlak van ecologie (inrichting en beheer) voor de komende tien jaar benoemd. Het uitvoeren van deze maatregelen wordt waar mogelijk gecombineerd met maatregelen vanuit het waterbeheer zoals verbreding van watergangen en aanleg van natuurvriendelijke oevers.

Gemeentelijk Rioleringsplan

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is “het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020 (RIS 289287). Opgave voor dit vijfde plan (2016-2020) is de behaalde winst vast te houden en gedegen voor bereid te zijn op uitdagingen in de toekomst. In de nieuwe planperiode wordt extra nadruk gelegd op verdere verbetering van de service, op de communicatie en de samenwerking met de partners in de openbare ruimte. Daarnaast krijgt duurzaamheid extra aandacht. Als gevolg van de klimaatverandering nemen de jaarlijkse hoeveelheid neerslag en het aantal hevige regenbuien toe. Die lijn zal zich in de toekomst verder voortzetten. Den Haag kan klimaatverandering niet voorkomen. We kunnen wel maatregelen nemen die de gevolgen ervan beperken. Het vasthouden van regenwater is belangrijk en dat lukt het best in gebieden waar groen en water aanwezig is. Door aandacht bij plannen voor ontwikkeling en herstructurering van de openbare ruimte kan de stad geleidelijk meer klimaatbestendig worden gemaakt zonder dat dit extra geld kost De klimaatverandering zal er onder meer toe leiden dat het vaker en harder zal regenen. Tegelijkertijd worden ook langere periodes van droogte verwacht. Dit zal effect hebben op de grondwaterstand. Vooral gebieden met relatief weinig oppervlaktewater zijn kwetsbaar. Met behulp van metingen en scenariostudies zijn aandachtsgebieden bepaald voor grondwater. In deze gebieden komt de gemiddelde ontwateringsdiepte in 2050 in een natte periode op een niveau waarbij hinder en overlast zou kunnen optreden. In deze aandachtsgebieden wordt intensiever gemeten en vindt bij meldingen van overlast onderzoek plaats. Bij nieuwbouwprojecten wordt in samenwerking met het hoogheemraadschap Delfland de (verplichte) watertoets uitgevoerd waarbij nu ook het grondwatersysteem wordt beschouwd. Met de uitkomsten dient dan rekening te worden gehouden bij het bepalen van de bestemming van de gronden, bijvoorbeeld met het oog op het bebouwen en daarna beheren van de openbare ruimte.

Bewoners en ondernemers zijn belangrijke partners bij het realiseren van de doelstellingen die in het Gemeentelijk Rioleringsplan worden beschreven. Eigenaren kunnen naast hun wettelijke verantwoordelijkheid,  op eigen initiatief maatregelen nemen om regenwater beter vast te houden en/of vertraagd af te voeren, zoals door het aanleggen van groene daken en door het verminderen van verharding in tuinen en op binnenterreinen. Het is belangrijk dat eigenaren en ondernemers goed op de hoogte zijn van de verdeling van verantwoordelijkheden, zodat zij weten wat zij zelf moeten doen en waarvoor zij bij de gemeente terecht kunnen. De komende periode spant de gemeente zich in om die groeiende bewustwording verder te faciliteren.

3.5.2 Beleid t.a.v. het plangebied

Delfland streeft naar een duurzame, robuuste waterstructuur. Dat wil zeggen: er moet voldoende ruimte zijn voor waterberging, goede waterkwaliteit, waterkeringen en waterzuivering. Belangrijk uitgangspunt voor Delfland is dat de waterhuishouding door ruimtelijke veranderingen niet mag verslechteren (standstillbeginsel). Indien bij het realiseren van een ontwikkeling de waterhuishouding verslechtert, dient gezamenlijk te worden gezocht naar een oplossing. Dit kan door compensatie, bijvoorbeeld in de vorm van nieuw oppervlaktewater toevoegen in het plan, of nabij de locatie.

Haagse Beek

Een deel van De Haagse Beek ligt aan de noordkant van het plangebied, parallel aan de Machiel vrijenhoeklaan. In dit bestemmingsplan heeft de beek de bestemming 'Water' Ten behoeve van de borging van de belangen van de waterbeheerder is in de regels van deze bestemming bepaald dat voor de uitvoering van werken en of van werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig is. Het bevoegd gezag dient voor het verlenen van de omgevingsvergunning advies op te vragen bij de waterbeheerder (zie paragraaf 5.5 voor een nadere toelichting op de wijze van bestemmen).

Waterkwantiteit 

Het plangebied ligt binnen de boezem van Delfland (-0,43 m NAP). de Haagse Beek en Bosjes van Pex en hebben afwijkende waterpeilen (0,70-1,25 NAP).

Op basis van de Waterbergingsvisie is een bestuursovereenkomst gesloten tussen de Gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland, die de waterberging regelt.

In het bestemmingsplan Bohemen zijn de huidige gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden in het plangebied vastgelegd. In het bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien, die leiden tot een aanvullende/nieuwe waterbergingsopgave.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

In het plangebied bevinden zich wel/geen KRW-waterlichamen. Het boezemwater binnen het plangebied is een KRW-lichaam. De waterkwaliteit hiervan niet mag verslechteren. Den Haag en Delfland hebben een bestuurlijke overeenkomst gesloten om de waterkwaliteit van deze wateren te verbeteren, bijvoorbeeld door het aanleggen van natuurvriendelijke oevers of vispaaiplaatsen.

In het plangebied liggen een Natura 2000-gebied en ecologische verbindingszone. Deze delen van het plangebied hebben een conserverende bestemming, waarin het huidig gebruik van het gebied voor groen, natuur, recreatie en water is vastgelegd. Ten behoeve van de bescherming van ecologische waarden zijn voor de Haagse Beek, Bosjes van Pex en Wapendal aanvullende regels opgenomen, waarin is bepaald dat voor de uitvoering van werken en of van werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig is. De omgevingsvergunning wordt niet verleend als de werken of werkzaamheden leiden tot aantasting van ecologische waarden (zie paragraaf 5.5 voor een nadere toelichting op de wijze van bestemmen).

Afvalwater en riolering

In het plangebied loopt ter plaatse van en onder de Sarornin Lohmanlaan en onder de Laan van Meerdervoort een afvalwatertransportleiding. Het betreft een rioolpersleiding met een diameter van 1440 mm, waarmee het afvalwater naar de rioolwaterzuivering wordt getransporteerd.

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is "De Leidraad Riolering" en de "Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken". Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan.

In het bestemmingsplan Bohemen zijn de huidige gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden in het plangebied vastgelegd. In het bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien, die leiden tot een grotere belasting van het riool of waarvoor regels voor afkoppelen moeten worden opgenomen.

3.5.3 Vergunningverlening

Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning. De watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. Een vergunning is nodig als activiteiten worden ondernomen in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee) of waterkering, of als grondwater wordt onttrokken of water geïnfiltreerd wordt in de bodem.

De watertoets en de vergunningverlening blijven wel twee afzonderlijk procedures. Dit betekent dat het Hoogheemraadschap bij het verlenen van een vergunning altijd aanvullende voorwaarden kan stellen.

3.6 Verkeer en infrastructuur

3.6.1 Regionaal beleid

De gemeente Den Haag maakt onderdeel uit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH). De MRDH is sinds 2015 de samenwerking van 23 gemeenten die hun krachten hebben gebundeld om het gebied beter bereikbaar te maken en het economisch vestigingsklimaat te versterken. De MRDH bestaat uit twee pijlers, de Vervoersautoriteit (Va) en Economisch Vestigingsklimaat (EV). Ter voorbereiding op de Vervoersautoriteit is in 2013 de Strategische Bereikbaarheidsagenda (SBA) voor de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) opgesteld. De SBA is nader uitgewerkt in de Uitvoeringsagenda Bereikbaarheid 2016-2025 die invulling geeft aan de gezamenlijke regionale mobiliteitsopgaven in de metropoolregio. In de Uitvoeringsagenda wordt een samenhangend pakket aan maatregelen voorgesteld voor de periode 2016-2025. De Uitvoeringsagenda is vastgesteld op 1 juli 2016.

De Uitvoeringsagenda gaat er van uit dat het belang van het openbaar vervoer en de fiets toeneemt, mede vanwege leefbaarheid van de steden. Met het openbaar vervoer wordt voortgebouwd op het succes van RandstadRail en is de inzet om een schaalsprong te maken voor het openbaar vervoer naar de economische centra. Ook wordt ingezet op meer vraaggestuurd vervoer in combinatie met gemeentelijk vervoer voor doelgroepen op tijden en plaatsen waar het gewone openbaar vervoer geen oplossing is. Voor de fiets gaat de Uitvoeringsagenda uit van de realisatie van meer snelle routes en een uitbreiding van de fietsparkeerplaatsen. Voor het wegverkeer ligt de nadruk op een betere betrouwbaarheid door gecoördineerd verkeersmanagement en door het stimuleren van alternatieven voor spitsverkeer en het afbouwen van de noodzakelijke weginfrastructuur voor een goede bereikbaarheid van de economische centra. De Uitvoeringsagenda zet voor wat betreft de verbetering van de verkeersveiligheid in op o.a. gedragsbeïnvloeding en doelgroepenbenadering. Op het punt van de innovatie biedt de Uitvoeringsagenda ruimte voor de toepassing van nieuwe technieken en mobiliteitsdiensten samen met het bedrijfsleven en kennisinstellingen.

In de Uitvoeringsagenda staan diverse projecten en maatregelen genoemd voor de periode 2016-2025.

3.6.2 Gemeentelijk beleid

Verkeer algemeen

Den Haag groeit, er komen meer inwoners, meer banen en ook meer bezoekers. Dit zorgt voor een toename van het verkeer van, naar en in de stad. Bovendien reizen mensen steeds meer en over langere afstanden.

Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Den Haag voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de “Haagse Nota Mobiliteit” (Rv 115 - 2011; RIS 180762). De visie in de nota is er op gericht van Den Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken door er voor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerwijze en de route die het beste bij hen past. Gerichte investeringen in het openbaar vervoer en de fiets, goede voorzieningen voor voetgangers, en bundeling en ordening van het autoverkeer moeten er voor zorgen dat reizigers de juiste keuzes kunnen maken.

Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer speelt een belangrijke rol als drager van ruimtelijke ontwikkelingen. Het dient te zorgen voor aantrekkelijke en snelle vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, naar het centrum en andere belangrijke attractiepunten. De komende jaren staan binnen de gemeente Den Haag ingrijpende verbeteringen van het openbaar vervoer op stapel. Dat gebeurt aan de hand van de toekomstplannen van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) voor het openbaar vervoer. Deze ambitieuze plannen onder de naam 'Netwerk RandstadRail' gaan onder meer over het geschikt maken van bestaande tramlijnen voor breder trammaterieel en de aanleg van Parkeer+Reis-terreinen bij diverse stations. In de paragraaf Verkeer en infrastructuur (2.4.2 Verkeer en infrastructuur) zijn de tram-en busroutes voor het openbaar vervoer binnen het plangebied aangegeven.

Dienstregeling en lijnvoering van tram en bus worden jaarlijks vastgesteld door de Vervoersautoriteit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag.

Onderstaande kaart over het openbaar vervoer laat het streefbeeld zien van het openbaarvervoer netwerk volgens de Haagse Nota Mobiliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0319ABohemen-50VA_0017.png"

Afbeelding 17: kaart openbaar vervoer

Autoverkeer

Het gemotoriseerde verkeer wil de gemeente zoveel mogelijk ordenen en concentreren op een stelsel van goed ingepaste stedelijke en regionale hoofdwegen (zie kaart “Hoofdstructuur wegverkeer” uit de Haagse Nota Mobiliteit) met voldoende capaciteit om een optimale doorstroming te waarborgen. Een vlotte doorstroming op de hoofdwegen zorgt ervoor dat het verkeer als vanzelf deze hoofdwegen kiest, waardoor de verkeersdruk op de woonwijken minder kan zijn. De hoofdwegen zorgen voor een goede bereikbaarheid van de grote concentraties van werkgelegenheid en voorzieningen in de stad vanuit de regio en verder. Tevens verbinden de hoofdwegen de stadsdelen en wijken onderling met elkaar. De hoofdwegen hebben een zodanige vormgeving en inpassing dat voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen en milieunormen. In de woonwijken is doorgaand autoverkeer niet welkom. De wijkontsluitingswegen krijgen daarom op den duur een inrichting als “stadslaan”: wegen met een minder dominante positie voor autoverkeer en prioriteit voor langzaam verkeer en openbaar vervoer. De erftoegangswegen krijgen een inrichting als 30 km/u zone, voor zover dat nog niet gebeurd is. De “Nota Straten, Wegen en Lanen” (rv 10-2017, RIS 280303_150224) bevat een uitwerking van het beleid uit de Haagse Nota Mobiliteit voor de wegen in de gemeente. De Nota SWL bevat de functionele eisen die gesteld worden aan de wegenstructuur, zoals een duidelijke hiërarchie in het wegennet en een voldoende afwikkeling van de verschillende verkeerssoorten. De Nota SWL beschrijft ook de wegbeelden voor de inrichting van de verschillende wegcategorieën. Die wegbeelden betreffen niet alleen het verkeer, maar hebben ook te maken met de ruimtelijke inpassing van wegen. Daarbij gaat het ook om groen, water, openbare ruimte en stedenbouwkundige structuur van de stad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0319ABohemen-50VA_0018.png"

Afbeelding 18: Hoofdstructuur wegverkeer

Herinrichting Machiel Vrijenhoeklaan-Sportlaan

De Machiel Vrijenhoeklaan en Sportlaan vormen onderdeel van de Noord-Westelijke hoofdroute (NWHR) door Den Haag. De gemeenteraad heeft besloten het tracé Machiel Vrijenhoeklaan-Sportlaan opnieuw in te richten, waarbij o.a. de kruisingen met De Savornin Lohmanlaan en Muurbloemweg worden vervangen door rotondes (RIS 294613).

De herinrichting van de Machiel Vrijenhoeklaan en de kruisingen passen niet binnen de bestemming 'Verkeer' van het oude bestemmingsplan 'Bohemen'. De bestemmingsgrenzen zijn daarom aangepast in dit bestemmingsplan (zie paragraaf 5.3.1 voor een nadere toelichting op de herinrichting van de Machiel Vrijenhoeklaan).

Overige hoofdwegen

De Laan van Meerdervoort en De Savornin Lohmanlaan zijn in de Nota SWL aangewezen als wijkontsluitingswegen. In dit bestemmingsplan zijn geen wijzingen van deze wegen en/of ontwikkelingen die leiden tot een grotere verkeersbelasting van deze wegen voorzien.

Fietsverkeer

Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht. Door het aanbieden van een aantrekkelijk hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd. Binnen het stelsel van hoofdfietsroutes is een net van 'sterroutes' aangegeven. De sterroutes vormen de belangrijkste doorgaande routes die de woongebieden met het stadscentrum, de knooppunten van openbaar vervoer en het buitengebied verbinden. Onderstaande kaart toont het streefbeeld voor het fietsnetwerk van doorgaande routes uit de Haagse Nota Mobiliteit. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als bij werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.

De Machiel Vrijenhoeklaan-Sportlaan, Laan van Meerdervoort en De Savornin Lohmanlaan zijn in de Nota SWL aangewezen als hoofdfietsroutes. In dit bestemmingsplan zijn geen wijzingen van deze fietsroutes en/of ontwikkelingen die leiden tot wijzigingen van de fietsroutes voorzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0319ABohemen-50VA_0019.png"

Afbeelding 19: streefbeeld voor het fietsnetwerk van doorgaande routes

Parkeren

Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Het algemene parkeerbeleid is vastgelegd in de nota Parkeerkader Den Haag 2010-2020 (RIS168473). Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden zonder adequate parkeervoorzieningen leiden vaak tot een te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.

Parkeernormen

De parkeernormen en het toepassingskader ervan zijn uitgewerkt in de “Nota Parkeernormen Den Haag” (Rv 139 - 2011; RIS 181571) en is in 2016 op een beperkt aantal onderdelen gewijzigd en aangevuld (Rv21: RIS 291425_160223). Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt de parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen.

Het kan zijn dat in de visie van de initiatiefnemer de genormeerde parkeerbehoefte van de in het plan opgenomen functies afwijkt van de werkelijke parkeerbehoefte. Het is dan aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen en goed te onderbouwen.

Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn. Daarnaast kan de gemeente in afwijkende situaties maatwerk toepassen. Aan de hand van de informatie wordt vastgesteld hoeveel parkeerplekken de initiatiefnemer op eigen terrein moet realiseren.

Bij woningbouw is het gemiddelde autobezit uitgangspunt voor de hoogte van de parkeernorm. Het gemiddelde autobezit hangt af van de oppervlakte van de woning, de plek in de stad en het type woning. Voor werken, winkels en andere voorzieningen is de functie van het gebouw en de mate van bereikbaarheid met het openbaar vervoer, bepalend voor de parkeernorm. Bij knooppunten van het openbaar vervoer geldt een lagere norm dan op plekken die minder goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. De parkeernormen worden uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, en bij de -meeste- overige de functies in het aantal parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak.

De stedenbouwkundige regels uit de gemeentelijke bouwverordening zijn in verband met het bepaalde in de Reparatiewet B2K2014 (Stb. 2014, 458) op dit plan niet meer van toepassing. De parkeernormregeling zit volledig in dit bestemmingsplan. Het overzicht met de parkeernormen uit de nota Parkeernormen Den Haag is in dit bestemmingsplan in Bijlage 3 opgenomen.

In de gebruiksregels van de voorschriften is het verder mogelijk om de parkeernormen en/of het toepassingskader te wijzigen indien daar aanleiding toe bestaat en er een bestuurlijk besluit aan ten grondslag ligt.

Fiets parkeren

De aantrekkelijkheid van een reis per fiets wordt mede bepaald door de beschikbaarheid en kwaliteit van de fietsparkeervoorziening bij herkomst en bestemming. Daarnaast wil de gemeente voorkomen dat de kwaliteit van de buitenruimte onder druk komt te staan doordat fietsen teveel geparkeerd worden op plaatsen met een intensief gebruik van de openbare ruimte. Om die reden gaat de gemeente uit van het faciliteren en sturen op het stallen van fietsen bij belangrijke bestemmingen of bestemmingsgebieden, zoals NS-stations en de binnenstad. Daarnaast hanteert de gemeente fietsparkeernormen bij nieuwbouw en verbouw van kantoren, bedrijven en voorzieningen. Het gemeentelijke beleid ten aanzien van het stallen van fietsen is vastgelegd in de “Beleidsregels Fietsparkeernormen Den Haag 2016” (RIS 294386).

Fietsparkeernormen

De gemeente Den Haag heeft in de “Beleidsregels Fietsparkeernormen Den Haag 2016” normen vastgesteld voor de aanwezigheid van fietsparkeerplaatsen bij kantoren, bedrijven en voorzieningen. Deze fietsparkeernormen worden toegepast bij nieuwbouw en verbouw waarvoor een omgevingsvergunning verplicht is. Het hanteren van fietsparkeernormen is nodig om het fietsen in Den Haag te stimuleren en het beslag van het fietsparkeren op de schaarse openbare ruimte te kunnen reguleren. Bij de bepaling van de fietsparkeernormen is het faciliteren van het groeiende fietsgebruik het uitgangspunt geweest.

Voor het fietsparkeren bij woningen is de eis uit het bouwbesluit van toepassing, waarin is aangegeven dat bij woningen een berging aanwezig is. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor een woongebouw kan in de aanvraag verzoeken om afwijking van de prestatie-eisen die het Bouwbesluit stelt aan buitenbergingen, anders genoemd verzoeken om toepassing van gelijkwaardigheid. In de “Beleidsregels Bergingen nieuwe woongebouwen Den Haag 2017” (RIS297288) staat aangegeven onder welke voorwaarden collectieve fietsstallingen kunnen worden gebouwd in plaats van afzonderlijke fietsbergingen per woning.

De fietsparkeerbehoefte van een ontwikkeling met een niet-woonfunctie wordt berekend aan de hand van het bouwplan en de daarbij behorende parkeernorm. Voor het vaststellen van de fietsparkeereis wordt vervolgens de berekende parkeerbehoefte afgezet tegen de specifieke kenmerken en grootte van het bouwplan en tegen de omgeving van het bouwplan. Indien er concrete aanleiding bestaat om de berekende fietsparkeerbehoefte bij te stellen, is het aan de ontwikkelaar om aan te tonen op grond waarvan dat nodig is. Dubbelgebruik kan daar bijvoorbeeld een aanleiding voor zijn. Aan de parkeereis kan op eigen terrein worden voldaan of door middel van een storting in het fietsparkeerfonds (of een combinatie). Fietsparkeerplaatsen die op eigen terrein worden gerealiseerd dienen goed bereikbaar en comfortabel te zijn. Bij afkoop van de fietsparkeereis door middel van een storting in het parkeerfonds, dient de gemeente te voorzien in de behoefte van fietsparkeerplaatsen door realisatie en exploitatie van (openbaar toegankelijke) fietsparkeervoorzieningen. Tenslotte worden de afspraken tussen ontwikkelaar en gemeente vastgelegd voor de nieuw- en verbouwplannen waarmee het beoogde gebruik van de fietsparkeeroplossingen kan worden bewaakt.

Het overzicht met de fietsparkeernormen uit de “Beleidsregels Fietsparkeernormen Den Haag 2016” is in dit bestemmingsplan in Bijlage 3 opgenomen

3.7 Wonen

3.7.1 Regionale woonvisie Haaglanden 2017 - 2021

De negen gemeenten in de regio Haaglanden vormen al jaren een gezamenlijke woningmarktregio. Na het opheffen van het Stadsgewest Haaglanden in 2014 is de samenwerking voortgezet middels een bestuurlijke tafel Wonen. Om de woningmarktregio verder te versterken is in 2017 een nieuwe een regionale woonvisie opgesteld voor de periode 2017 – 2021 (Ris-nummer 296460).

De regionale woonvisie kiest er voor om te streven naar een ongedeelde regionale woningmarkt. Dit wil zeggen een woningmarkt waar er voor alle inwoners voldoende betaalbare en gewenste woningen verspreid over de gemeenten in de regio beschikbaar zijn. De regionale woonvisie benoemt daarnaast meerdere gezamenlijke opgaven op het gebied van sociale woningbouw, woningbouwprogrammering, duurzaamheid, wonen en zorg en verbetering van het bestaande vastgoed. Dit is vertaald naar de volgende doelstellingen:

  • Een regionaal afgestemd woningbouwprogramma, waarmee tot 2020 jaarlijks 5.000 woningen worden toegevoegd aan de woningmarktregio.
  • Hierbij aandacht te hebben voor de opgave om meer stedelijke woonmilieus toe te voegen.
  • Gezamenlijk de opgave voor nieuwe sociale woningen in de regio (circa 12.000 tot 2025) op te pakken, en gelijk ook oog te hebben voor de kwaliteit en betaalbaarheid van de huidige voorraad.
  • Het aandeel middeldure huurwoningen verhogen binnen het totale nieuwbouwprogramma.
  • Om in 2050 tot een CO2- neutrale of energie-neutrale regio te kunnen zetten de gemeenten in op een volledige energietransitie van de gebouwde omgeving.
  • Regionaal de intentie om in 2018 geen woningen meer te bouwen met een aardgasaansluiting.
  • Intensievere samenwerking op het gebied van wonen en zorg. Dit middels een uniform registratiesysteem voor aangepaste woningen, en het gezamenlijk afspreken van het uitgangspunt dat wanneer een bewoner uit de regio wil verhuizen naar een andere gemeente in de regio, hun zorg- en/of begeleidingstoekenning moet kunnen meeverhuizen.
3.7.2 Woonvisie Den Haag 2017-2030

Het woonbeleid is vastgelegd in de Woonvisie Den Haag 2017-2030 (RIS296833, 29 juni 2017). Den Haag is een groeiende stad in een tijd waarin veranderingen steeds sneller gaan en die de maatschappelijke en economische verhoudingen blijvend veranderen. Het is een uitdaging om mensen, bedrijven en banen aan de stad te blijven binden. Om een fijne, leefbare en groene woonstad te blijven moeten we zorgen dat de sociaaleconomische verschillen niet te groot worden en moeten we overstappen op een nieuwe vorm van energievoorziening.

Den Haag heeft een gunstige uitgangspositie als aantrekkelijke woonstad. De unieke ligging aan zee, het levendige centrumgebied, prettige woonwijken en een sterk internationaal profiel. Om deze positie nog verder te versterken zet de woonvisie in op een 'stedelijke, attractieve en inclusieve stad in 2030'. Dit betekent dat Den Haag meer onderscheidende en aantrekkelijke stedelijke woonmilieus biedt, dat wonen in de stad betaalbaar is voor iedereen én wijken op de toekomst zijn voorbereid en meer gemengd zijn. Het (sloop-)nieuwbouw, transformatie- en verbeterprogramma geeft ruim baan aan deze ambitie en volgt de groei van de stad.

De gemeente Den Haag gaat voor de langere termijn uit van een jaarlijks netto bouwprogramma van 2000-2500 woningen. De ruimte om te groeien is beperkt. Den Haag zal zich voor groei moeten richten op binnenstedelijke locaties (de zogenaamde inbreidingslocaties), transformatie van bestaande gebouwen en gemengde woon-werkgebieden. Daarbij wordt ingezet op differentiatie in architectuur en woningtypen. Het is van belang om hierbij zorgvuldig om te gaan met bestaand groen en bestaande wijken. Een andere uitdaging is het verkleinen van de sociaaleconomische verschillen tussen wijken.

De woonvisie zet in op:

1. Een meer sociaal-inclusieve stad.

2. Het verder uitbouwen van Den Haag als aantrekkelijke en gastvrije woonstad.

3. Een meer toekomstbestendige woningvoorraad. Dit heeft zowel betrekking op de duurzaamheid van woningen als op de levensloopbestendigheid van woningen.

Ad 1) Een meer sociaal-inclusieve stad.

Een aantrekkelijke en gastvrije stad is sociaal inclusief: een stad zonder te grote sociaaleconomische verschillen. De aanwezigheid en spreiding van voldoende betaalbare woningen in de stad voor minder financieel draagkrachtige huishoudens is hierin een belangrijke opgave.

Voor de woningbouwproductie is dit vertaald in een gemiddelde woningbouwproductie van:

  • 30% sociale huurwoningen voor de hele stad
  • 20% middeldure huurwoningen (€710-900 euro, prijspeil 2017)
  • en een streven naar 25% middeldure koopwoningen.

Daarbij sturen we op een meer evenwichtige spreiding van de sociale woningbouw over de stad

Ook wordt ingezet op het borgen van voldoende betaalbare woningen voor kwetsbare groepen en wordt gestuurd op de verbetering en vernieuwing van kwetsbare wijken, o.a. via de aanpak 'Nieuwe Generatie Stadswijken'. Streven is meer differentiatie in de woningvoorraad aan te brengen. Eventuele afname van de sociale voorraad in deze wijken dient elders in de stad, maar ook in de regio te worden gecompenseerd.

Ad 2) Het verder uitbouwen van Den Haag als aantrekkelijke en gastvrije woonstad.

Dit is een voorwaarde voor het vasthouden en aantrekken van stedelijk talent. Doel is om voor deze groepen die bijdragen aan het internationale, gastvrije, levendige en economische profiel van Den Haag nog meer onderscheidende stedelijke woon(werk)milieus te ontwikkelen. In het bouwprogramma wordt daarom nadrukkelijk rekening gehouden met de woonvoorkeuren van stedelijke doelgroepen young urban professionals, stedelijke gezinnen, studenten, empty-nesters en expats.

Ad 3) Een meer toekomstbestendige woningvoorraad.

Het streven is dat in 2030 de woningvoorraad voldoet aan de duurzame en woontechnische eisen. Dit betekent dat het onderhoud van woningen op orde is en dat in 2030 tenminste 50% van de woningen wordt verwarmd met een niet-fossiele warmtebron. Voor nieuwbouw betekent dit dat woningen niet langer zijn aangesloten op het gasnet. Verder wordt ingezet op een groter en gevarieerder aanbod aan geschikte woningen en woonzorgvormen voor (langer) zelfstandig thuis wonen.

In het voorliggende bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien die voortkomen uit de Woonvisie Den Haag 2017-2030.

3.7.3 Bouwkundig splitsen

Op 18 februari 2014 is door Burgemeester en Wethouders de beleidsregel vastgesteld (RIS 270113) die bepaalt dat in een periode van tien jaar na het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het vergroten van een woning door middel van een dakopbouw ten behoeve van het gebruik, zij geen medewerking verlenen aan een aanvraag tot bouwkundig splitsen van de betreffende woning met dakopbouw in meerdere zelfstandige woningen.

Op 19 april 2017 is de Woonvisie Den Haag 2017-2030 vastgesteld. In deze visie staat de redeneerlijn voor één stedelijke beleidslijn met betrekking tot bouwkundig splitsen. De regels zijn vastgelegd middels een algemeen verbod in de Algemene Bouwregels. Onder bepaalde criteria kan worden afgeweken van het verbod.

3.8 Economie

Algemeen: beleidsvisie Kracht van Kwaliteit

De economische visie van Den Haag is vastgelegd in de nota "Kracht van kwaliteit” (Rv 126 - 2011; RIS 181227). De toekomst voor de Nederlandse economie in de mondiale concurrentiestrijd ligt bij kennis, creativiteit en stedelijke kwaliteit. De uitdaging voor de stad Den Haag is om de omstandigheden te creëren waaronder de economie van de stad ook op de langere termijn kansen biedt voor werk, inkomen en ontplooiing van alle Haagse burgers.

De strategie voor de Haagse economie kan worden samengevat in de volgende speerpunten:

  • Internationale stad van Vrede en Recht – de unieke branding van Den Haag. Den Haag heeft een uniek profiel als internationale stad van Vrede en Recht. Daarmee heeft de stad internationale bekendheid verworven. Dit profiel spreekt ook bedrijven en instellingen buiten die sector nadrukkelijk aan en heeft daarom ook in het economische domein een wervend karakter – een “sterk merk”. In de internationale zone zijn veel van deze organisaties geconcentreerd.
  • Kracht van de stad: quality of life – aantrekkelijke stad voor werkers, bewoners en bezoekers. Den Haag bezit een breed palet aan winkels, horeca, cultuur en historie. Samen met strand en duinen ontstaat hierdoor een uniek woon- en leefklimaat. Den Haag versterkt zijn positie als tweede toeristische stad van Nederland. Het centrum (Binnenstad, stationsgebieden, Beatrixkwartier), Scheveningen en Internationale Zone zijn gebieden met veel werkgelegenheid en bezoekers en vormen daarmee de economische kerngebieden van de stad. Hier wordt gewerkt aan versterking van het aanbod aan kwaliteitswinkels, horeca en recreatieve functies.
  • Economische structuur – sterke clusters, vitaal mkb. Den Haag zet actief in op de ontwikkeling van kennis en bedrijvigheid binnen het cluster Veiligheid onder de noemer The Hague Security Delta. Den Haag combineert zijn inzet op internationale instellingen en zakelijke dienstverleners (met name in de clusters energie, it en telecom en financiële dienstverlening).
    Daarnaast is ook veel aandacht nodig voor kleine en middelgrote bedrijven, zowel in de economische kerngebieden als in de wijken. Voor deze bedrijvigheid is ook meer kleinschalige bedrijfsruimte hard nodig. Den Haag is een stad met een sterke, kennisintensieve zakelijke dienstensector, die bijna een kwart van de werkgelegenheid omvat. Den Haag is daarom aantrekkelijk voor (hoofd)kantoren, internationale bedrijven en instellingen. De spin off hiervan is van groot belang voor de lokale economie en banen voor alle niveaus in het mkb. Den Haag zet daarom vol in op de (ruimtelijke) kwaliteit en de bereikbaarheid van toplocaties voor kantoren en instellingen.
  • Arbeidsmarkt – talent en vakmanschap. De kwaliteit van het arbeidsaanbod zal - door vergrijzing, schaarste aan vakmensen en tekort aan kenniswerkers - in de nabije toekomst een doorslaggevende vestigingsfactor worden. We zetten daarom actief in op de komst van academische instellingen en versterking en verbreding van het hoger onderwijs met onder meer topopleidingen.
3.8.1 Bedrijven
3.8.1.1 Functiemengingstrategie

De gemeente Den Haag heeft een verdichtingsopgave. Om deze verdichtingsopgave te realiseren en het grondgebruik te optimaliseren is functiemenging een goed instrument. In de notitie 'Functiemengingstrategie (Rv 88 - 2005; RIS127027): Mengen van bedrijven en wonen' komt de functiemenging van praktijk- kantoor- en bedrijfsruimte met wonen aan de orde.
Menging kan plaatsvinden op het niveau van een pand, een blok of een heel deelgebied. De omvang is afhankelijk van het type locatie. Een werkruimte (kantoor/bedrijf/praktijk) kleiner dan ongeveer 100 m² mag gevestigd zijn in woonstraten. Voor een werkruimte tussen 100 en 500 m² geldt dat deze langs de doorgaande wegen een plaats kan krijgen. Bedrijven die groter zijn dan 500 m² zouden op een bedrijventerrein of kantorenlocatie een plaats moeten krijgen. Vooral combinatiegebouwen met praktijk - en kantoorruimte (tandarts, kapper en accountantskantoor) en wonen moeten worden gestimuleerd.

De VNG heeft de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' opgesteld. In de handreiking staan uitgebreide lijsten met richtafstanden die aangehouden moeten worden om voldoende afstand te houden tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies zoals wonen.

In de richtafstandenlijst zijn bedrijven ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Er kan, afhankelijk van het omgevingstype, van worden afgeweken. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied' kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst bijvoorbeeld met één afstandstap worden verminderd.

Een aparte staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. Ze vermeldt welke bedrijfsactiviteiten uit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging (stadscentra, winkelcentra, woonwerkgebieden met kleinschalige vooral ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies).

Er is in deze lijst gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene richtafstandenlijst:

  • Categorie A betreft activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend;
  • Categorie B betreft de activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden;
  • Categorie C betreft activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:

  • het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  • de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  • activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.

Zie hiervoor ook de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging in de bijlagen.

In de regels van het bestemmingsplan Bohemen zijn de bestaande bedrijfsactiviteiten toegelaten en opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie paragraaf 2.5 voor een beschrijving van de bestaande bedrijfsactiviteiten in het plangebied) . In dit plan zijn geen nieuwe bedrijfsactiviteiten voorzien, een nadere toetsing van de richtafstanden van de VNG-brochure is in dat geval niet nodig.

3.8.2 Detailhandel
3.8.2.1 Provinciaal beleid

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.

Het provinciale detailhandelsbeleid, binnen de VRM vastgelegd in het Programma Ruimte, is erop gericht om de detailhandelsstructuur zoveel als mogelijk te versterken door deze vooral kwalitatief te verbeteren en de beschikbaarheid en bereikbaarheid van detailhandelsvoorzieningen te garanderen. Voor alle winkelgebieden, zowel regulier als perifeer, geldt dat kwalitatieve verbetering leidend is ten opzichte van kwantitatieve versterking. Dit ter voorkoming van verdere leegstand en het disfunctioneren van de structuur.

De provinciale detailhandelsstructuur bestaat uit drie categorieën: 'te ontwikkelen centra', 'te optimaliseren centra' en de 'overige aankoopplaatsen'. De eerste twee categorieën omvatten het geheel aan hoofd- en ondersteunende centra met een bovenlokale functie. De overige aankoopplaatsen vervullen een lokale functie.

Te ontwikkelen centra

Voor deze categorie centra wordt gestreefd naar een opwaardering van de detailhandelsfunctie in termen van kwaliteit (winkelbestand en openbare ruimte), parkeren en bereikbaarheid en imago/beleving. Onder voorwaarde van het toepassen van de Ladder voor duurzame verstedelijking, kan voor deze categorie sprake zijn van uitbreiding van het winkelareaal. Het gaat om de volgende locaties:

  • Internationale centra: Den Haag centrum en Rotterdam centrum;
  • Nieuwe centra: Zoetermeer Stadshart, Rijswijk in de Bogaard, Rotterdam Alexandrium I, Rotterdam Zuidplein en Leidschendam Leidsenhage;
  • Historische binnensteden: Leiden centrum, Delft binnenstad, Dordrecht binnenstad en Gouda binnenstad.

Te optimaliseren centra

De andere aankoopplaatsen met een bovenlokale functie krijgen de status 'Optimaliseren' volgens het 'nee-tenzij-principe'. Dit betekent dat gewerkt wordt aan de verbetering van de (concurrentie)positie met alle denkbare middelen, in principe zonder netto toevoeging van winkelmeters. Een eventueel beperkte uitbreiding van winkelmeters staat in het teken van structuurverbetering van het centrum.

Overige aankoopplaatsen

De overige aankoopplaatsen zullen veelal niet in omvang kunnen groeien omdat zij soms minder toekomstperspectief hebben. Zij komen dan in aanmerking voor herstructurering (facelift, herprofilering of functieverandering) met aandacht voor de leefbaarheid van kleine kernen en buurten. Voor deze categorie centra kan eventuele groei van het winkeloppervlak in de volgende drie situaties aan de orde zijn:

  • 1. Mede uit het oogpunt van leefbaarheid, kan dynamiek in de dagelijkse sector binnen de bestaande structuur in principe ruimte worden geboden.
  • 2. Het voorzieningenniveau houdt logischerwijs niet altijd gelijke tred met de bevolkingsgroei. Een sterke bevolkingsgroei (die recent plaats heeft gevonden of aanstaande is) kan daarom een rechtvaardiging bieden voor een beperkte toename van het winkelvloeroppervlak.
  • 3. Saldering als gevolg van herstructurering kan tot slot eveneens een reden zijn voor een beperkte toename van het winkelvloeroppervlak.


Vanwege de bovenlokale ruimtelijke effecten van grootschalige detailhandelsontwikkelingen, vindt de provincie het van belang dat nieuwe grootschalige ontwikkelingen in regionaal verband worden afgestemd. In de Verordening ruimte is aangegeven dat nieuwe detailhandel binnen of aansluitend aan een bestaande winkelconcentratie moet worden gerealiseerd. Voor (ontwerp)-bestemmingsplannen die nieuwe detailhandel groter dan 2000 m² bruto vloeroppervlak binnen de centra mogelijk maken, moet worden aangetoond dat het woon- en leefklimaat en de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast. Het gaat daarbij onder meer om het voorkomen van onaanvaardbare leegstand. Met het oog hierop is advies nodig van het Regionaal Economisch Overleg (REO) en wordt zonodig een distributieplanologisch onderzoek (DPO) uitgevoerd. De provincie biedt ruimte voor een aantal uitzonderingen op de hoofdregel dat detailhandel in de bestaande centra moet plaatsvinden.

Vanuit ruimtelijke overwegingen en het beleid om bedrijventerreinen voor reguliere bedrijven te behouden, wordt uitbreiding van de perifere, solitaire en verspreide detailhandel zeer terughoudend benaderd. Buiten de centra van steden, dorpen en wijken wordt alleen ruimte geboden aan enkele specifieke branches die vanwege aard of omvang van de goederen niet goed inpasbaar zijn in centra.

Het huidige winkelvloeroppervlak kan in omvang verminderd worden om de detailhandelsstructuur ruimtelijk optimaal te kunnen laten functioneren. De regio Haaglanden vormt hierop een uitzondering. Door vermindering van winkelvloeroppervlak en planvoorraad wordt verder disfunctioneren van de detailhandelsstructuur voorkomen en de ruimtelijke kwaliteit niet verder aangetast. Het overzicht van de winkelleegstand toont de noodzaak aan om detailhandelsontwikkelingen vooral te concentreren in de provinciale structuur voor reguliere detailhandel en op PDV-locaties en tegelijkertijd het (plan)aanbod te reduceren.

3.8.2.2 Regionaal beleid

De metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) neemt taken over van het in 2015 opgeheven Stadsgewest Haaglanden De MRDH is een samenwerkingsverband van 23 gemeenten die hun krachten bundelen om het gebied beter bereikbaar te maken en het economisch vestigingsklimaat te versterken.

Het door het Stadsgewest Haaglanden in november 2013 vastgestelde Regionale structuurvisie detailhandel 2013-2020 blijft uitgangspunt voor het beleid in de regio.
Het Stadsgewest Haaglanden streeft naar kwalitatieve versterking van het winkelaanbod in de regio, om ruimte te bieden aan (de groei van) de consumentenvraag vanuit Haaglanden en omgeving en het bieden van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bewoners en bedrijven. Vanuit deze visie op detailhandel adviseert het Stadsgewest de provincie Zuid-Holland over detailhandelsontwikkelingen en –initiatieven in de regio.

Plannen van meer dan 2.000 m² bvo in bestaande en nieuwe winkelconcentraties en ontwikkelingen op perifere locaties groter dan 1.000 m² bvo worden getoetst door het Stadsgewest Haaglanden.

Nieuwe initiatieven dienen te passen binnen de volgende doelstellingen:

  • 1. Samenhang en complementariteit in de voorgestelde detailhandelsstructuur.
  • 2. Optimalisering/uitbreiding van een winkelgebied mag niet leiden tot een andere verzorgingsfunctie binnen de structuur (lokaal, regionaal, bovenregionaal).
  • 3. Ruimtelijke concentratie van winkelvoorzieningen.
  • 4. Behoud en versterking van de bestaande winkelstructuur. Primaire locaties zijn de bestaande winkelconcentratiegebieden.
  • 5. Bewaken evenwicht detailhandel tussen centrumgebieden en grootschalige concentraties.
  • 6. Het behouden van een gezond perspectief voor de kernverzorgende centra en de stadsdeel-, wijk- en buurtwinkelcentra.
  • 7. Streven naar multifunctionaliteit en de integratie van detailhandel met andere functies.
  • 8. Structuurverstorende effecten op bestaande winkelconcentratiegebieden zijn niet toelaatbaar.
  • 9. Initiatieven dienen de bestaande identiteit, positionering en profilering van winkelgebieden te versterken en de aantrekkelijkheid te vergroten.

De 'Ladder voor duurzame verstedelijking' (SER-ladder) is als inspiratiekader gebruikt om detailhandelsinitiatieven in de regio Haaglanden te kunnen beoordelen. De ladder is door het Rijk in het leven geroepen om een goed functioneren van het ruimtelijke ordeningssysteem te bevorderen. Om de regio te kunnen laten instemmen met een initiatief, dient een initiatief aan een aantal criteria te voldoen. Deze zijn opgenomen in 'de detailhandelsladder'.

3.8.2.3 Gemeentelijk beleid

De Detailhandelsnota Den Haag (Rv 112- 2005; RIS127850) geeft de gewenste ontwikkelingsrichting aan voor de detailhandel. De concentratie op bestaande locaties in de hoofdwinkelstructuur is uitgangspunt van deze nota. Er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. De gemeente streeft ernaar dat iedere Hagenaar binnen een straal van 1.000 meter zijn dagelijkse boodschappen kan doen.

Hoofdwinkelstructuur

Den Haag zet in op een versterking van de hoofdwinkelstructuur. In de hoofdwinkelstructuur bevinden zich de belangrijkste winkelconcentraties van Den Haag. De hoofdwinkelstructuur wordt bepaald op basis van de detailhandelsmonitor. Volgens de detailhandelsmonitor 2013 (RIS 270670) maken 68 winkelgebieden deel uit van deze structuur. Winkelgebieden worden tot de hoofdwinkelstructuur gerekend als zij duidelijk als concentratie herkenbaar zijn, waarbij het winkelgebied of minimaal een buurtverzorgende functie heeft of een herkenbaar thema; 'een winkelgebied is een kerngebied met minimaal 5 winkels geclusterd of 3 winkels geclusterd waarvan minimaal een trekker van 200 m2. Sinds de vorige monitor uit 2009 zijn er acht winkelgebieden afgevallen en zes nieuwe bijgekomen. Zes winkelgebieden zijn opgedeeld in een kerngebied en een rek- en krimpflank (niet behorende tot de Hoofdwinkelstructuur), met als doel het winkelaanbod verder te concentreren in een krachtig kerngebied.

De landelijke detailhandelssector heeft sinds de vorige monitor in 2009 een moeilijke periode doorgemaakt. De economische crisis met daarbij dalende bestedingen en consumentenvertrouwen heeft het winkellandschap beïnvloed. Daarnaast verplaatsen steeds meer bestedingen zich naar het internet. Tenslotte is de demografie in beweging met o.a. een groei van het aantal kleine huishoudens, vergrijzing en verkleuring. Positief punt hierbij is dat de bevolking in Den Haag is gegroeid en dat blijft doen de komende jaren, met daarmee een vergroting van het aantal consumenten en bestedingen.

Het Actieprogramma Den Haag Winkelstad (Cb - 2011; RIS 179496) bevat een actualisatie van een deel van het detailhandelsbeleid. Leidend blijft de inzet op de versterking van de hoofdwinkelstructuur. Het Haagse detailhandelsbeleid geeft daarbij de binnenstad prioriteit, conform het Haagse Binnenstadsplan. Bij perifere detailhandelsinitiatieven kiest de gemeente voor optimale clustering en voor grootschalige detailhandel blijft de bestaande hoofdwinkelstructuur de aangewezen plek voor vestiging (zie regionale structuurvisie detailhandel). Voor gebieden met een onzeker marktperspectief, waaronder de rek- en krimpgebieden, wordt een strategie ingezet van bestemmingsverruiming, waarbij de markt zijn werk moet doen.

In het plangebied bevindt zich een klein buurtsteunpunt aan de Arabislaan (zie paragraaf 2.5 voor een beschrijving van de bestaande detailhandel in het plangebied). Deze winkels vormen geen onderdeel van de hoofdwinkelstructuur. De aanwezige detailhandel is door middel van een aanduiding op de verbeelding specifiek bestemd (zie paragraaf 5.5 voor een nadere toelichting op de wijze van bestemmen van detailhandel). In dit plan zijn geen nieuwe detailhandelsactiviteiten voorzien, een nadere toetsing aan de eisen uit Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland is in dat geval niet nodig.

Ambulante handel

In de nota Markten, Straathandel en Kiosken 2016-2021 “De straat verdient het: handel in de buitenruimte” (zie RIS283882) heeft de gemeente de ambitie uitgesproken meer ruimte te willen bieden aan ambulante handel. Straathandel zorgt voor reuring en dynamiek op straat, verhoogt de aantrekkelijkheid van de stad voor bewoners en bezoekers en schept werkgelegenheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt. De uitwerking van deze nota is in de Markt- en Straathandelsverordening vastgelegd.

Doel van de Verordening straathandel Den Haag 2017 (RIS 295091) is het stimuleren van economische activiteiten, het bieden van een gelijk speelveld, kansen aan zittende en nieuwe ondernemers, het garanderen van de leefbaarheid voor bewoners, het corrigeren van in het verleden ontstane scheefgroei en het realiseren van een straatbeeld dat past bij de dynamiek van een grote stad.

3.8.3 Horeca
3.8.3.1 Horecavisie

Den Haag wil met de kracht van horeca de aantrekkelijkheid van Den Haag vergroten, de ontwikkeling van gebieden met grote economische betekenis verder aanjagen en groei van werkgelegenheid in de horecasector stimuleren. De visie voor het gemeentelijk horecabeleid in de komende jaren wordt in de 'Horecavisie Den Haag' (RIS 288645) uiteengezet langs de belangrijkste thema's. Hiermee zet Den Haag in op het verder optimaliseren van de randvoorwaarden voor een bloeiend horecaklimaat in de stad.

In de horecavisie worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Ontwikkeling van de Haagse economie en groei van werkgelegenheid;
  • Ruimte voor vernieuwing en innovatieve concepten;
  • Een gelijk speelveld voor ondernemers;
  • Een toegankelijk en veilig horecaklimaat;
  • Meewegen van bewonersbelangen in beleidskeuzes.

De gemeente heeft als rol om afwegingen te maken tussen de belangen van ondernemers onderling en die tussen ondernemers en bewoners. Hierbij wordt uitgegaan van gebiedsprofielen voor de vestiging van horecazaken.

Het resultaat is dat de kracht van Haagse horecaondernemers optimaal bijdraagt aan de quality of life voor bewoners, de aantrekkingskracht op (zakelijke) toeristen, een concurrerend vestigingsklimaat voor bedrijven en aan de werkgelegenheid in het algemeen.

Horecavisie: uitwerkingsplan 2016-2019

Het Uitwerkingsplan 2016-2019 (RIS 288643) maakt de vertaling van de Horecavisie naar concrete acties. In het uitwerkingsplan zijn een aantal regels en locaties specifiek benoemd.

Horeca in winkelgebieden

Den Haag streeft naar een optimale verhouding tussen winkels en horeca die winkelgebieden versterken. Daghoreca kan bijdragen aan de aantrekkelijkheid van een winkelgebied. Op een aantal pleinen kan de levendigheid in de avonduren worden versterkt, waardoor de verblijfstijd van de bezoeker wordt verlengd. Gekozen wordt nu voor het uitgangspunt van maximaal 30% lichte horeca in winkelgebieden. Op sommige locaties is een concentratie tot maximaal 60% lichte en/of middelzware horeca wenselijk. Dat is in onderhavig plangebied echter niet aan de orde. Het percentage heeft betrekking op het totaal aantal panden (niet-woningpanden) in het betreffende winkelgebied.

Horeca 'categorie licht' in de winkelstraten (max. 30%)

Een goede balans tussen winkels/dienstverlening en horeca is nodig om een winkelgebied haar specifieke karakter en aantrekkingskracht te laten behouden. Concreet betekent dit: voldoende (dichtheid aan) winkels en daarnaast andere publiekgerichte functies zoals horeca, die overdag geopend zijn en de levendigheid en het winkelkarakter versterken. Om deze reden wordt een generiek uitgangspunt vastgesteld: maximaal 30% horeca in winkelgebieden binnen de hoofd-winkelstructuur. Om de dagfunctie van het gebied te versterken, en daarmee dichte puien overdag te voorkomen, is uitbreiding van het bestaande horeca-aanbod tot maximaal 30% van het aantal panden alleen mogelijk in de categorie 'licht'.

In het plangebied zijn drie horecavestigingen aanwezig. Op de Savornin Lohmanplein is lichte horeca aanwezig in de vorm van een kiosk met hierin een snackbar. in de Bosjes van Pex zijn twee middelzware horeca in de vorm van een restaurant aanwezig aan de Daal en Bergselaan 11 bij het Tennispark Berg & Dal en voort op de Evert Wijtemaweg 5.

De aanwezige horeca is in dit bestemmingsplan specifiek bestemd (zie paragraaf 5.5 voor een nadere toelichting op de wijze van bestemmen van horeca). In dit plan zijn geen nieuwe horecavestigingen voorzien.

3.8.3.2 Hotelbeleid

De Hotelstrategie Den Haag 'Check in The Hague' (Rv 132 - 2013; RIS 260889) is een vervolg op het hotelbeleid uit 2000 (nota 'Roomservice'). De gemeente wil initiatieven die bijdragen aan een verdere diversificatie aan overnachtingsmogelijkheden in de toeristische kerngebieden graag faciliteren. Buiten de toeristische kerngebieden Binnenstad en Scheveningen is de gemeente terughoudend. In deze gebieden geldt het 'nee, tenzij principe'. Dit hangt samen met de economische beleidslijn gericht op enige schaarste en clustering van functies. Uitzondering hierop vormt een á twee ontwikkelingen aan de snelweg. In het plangebied komen momenteel geen hotels voor en aangezien de wijk niet in een toeristisch kerngebied ligt, maakt het bestemmingsplan ook geen nieuwe hotels mogelijk. Alleen de vestiging van een Bed & Breakfast is onder voorwaarden mogelijk.

In het bestemmingsplan Bohemen zijn geen hotelvoorzieningen opgenomen.

3.8.4 Kantoren

Het kantorenbeleid is vastgelegd in de nota 'Kantorenstrategie Den Haag 2010-2030, de gebruiker centraal' (RV 31 - 2010; RIS 170032). Met de kantorenstrategie wil de gemeente regie voeren over de dynamische ontwikkelingen in de kantoormarkt en de positie van Den Haag Kantorenstad verder uitbouwen. Deze kantorenstrategie wordt elk jaar (op delen) middels het IpSO (Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling) herzien. In de kantorenstrategie staat aangegeven waar nieuwbouw van kantoren mogelijk is en welke kantoorgebieden voor toevoeging van voorzieningen in aanmerking komen. Deze voorzieningen zijn per gebied verschillend en afhankelijk van de aard en omvang van het gebied en de bestaande voorzieningensituatie. De kantorenprogrammering is per gebied voor de komende jaren gepresenteerd. Daarnaast is het stedelijke kantorenbeleid er ook opgericht om het overaanbod in Den Haag en de regio te verminderen. Daarom wordt transformatie van kantoren naar ander vastgoed gestimuleerd.

Volgens het provinciale beleid (AmvB Ruimte) is voor elke afwijking van het bestaande bestemmingsplan van meer dan 1000 m² bvo toevoeging aan kantoren een zgn. SER-laddertoets vereist. Deze toets vereist een aparte onderbouwing die het bouwplan ondersteunt en moet aan het bestemmingsplan c.q. bouwvergunning worden toegevoegd.

Voor het plangebied van bestemmingsplan Bohemen wordt ingezet op behoud van de bestaande kantoorfuncties aan de Arabislaan en Verdistraat, nieuwe kantoren worden niet toegestaan (zie paragraaf 5.5 voor een nadere toelichting op de wijze van bestemmen van kantoren).

3.9 Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg

3.9.1 Onderwijs

Het 'Lokaal onderwijsplan 2006-2010 'Haagse klasse(n)' biedt een richtinggevend kader ten behoeve van schoolbesturen (Rv 164 -2005; RIS 131462). In dit beleidsdocument staat de autonomie van de schoolbesturen ten aanzien van het onderwijsleerproces, de kwaliteitszorg en alle overige 'schoolinterne zaken' centraal. De kernwoorden zijn autonomievergroting, professionalisering, privatisering, marktwerking en schaalvergroting. Uitgangspunt van het beleid van het ministerie van OCW is dat de professionals in de scholen meer ruimte moeten krijgen om het onderwijs in te richten naar hun eigen professionele inzichten. Is er voldoende goed onderwijs beschikbaar, dan wordt de stad tevens een prettige vestigingsplaats voor werknemers en werkgevers.

Voor de onderwijshuisvesting en spreiding van onderwijsvoorzieningen betekent dit dat er naar gestreefd wordt om scholen zo goed mogelijk te huisvesten en met inachtneming van de wettelijke mogelijkheden een zo evenwichtig mogelijke spreiding over de stad te bevorderen. Dit uit zich in de volgende doelstelling: 'Er is in Den Haag voldoende onderwijsaanbod beschikbaar, dat afgestemd is op de behoeften en capaciteiten van de leerling/ student, dat algemeen toegankelijk is en met de juiste spreiding over de stad.' Om deze doelstelling te behalen wordt ook aangesloten bij de nota 'Visie op Onderwijshuisvesting Den Haag 2000-2010' die de gemeenteraad in 2001 heeft vastgelegd (RIS 86719). In het licht van de uitvoering van deze nota heeft de raad bepaald dat nieuwbouw ter vervanging van schoolgebouwen die niet meer aan de eisen van deze tijd voldoen, prioriteit heeft en dat bij de realisering daarvan onder meer rekening wordt gehouden met bouwkundige eisen ten aanzien van moderne arbeidsomstandigheden en adaptief onderwijs. Daarnaast wordt een goede spreiding van de onderwijsvoorzieningen bevorderd. Het betreffende schoolgebouw dient gemoderniseerd te worden om zodoende goed afgestemd te zijn op de eisen van het huidige onderwijs en bijbehorende voorzieningen.

Peuterspeelzaalwerk

De gemeente Den Haag streeft in haar huisvestingsplannen naar de vestiging van voorscholen: een peuterspeelzaal en een (Gemeentelijk Onderwijs Achterstand of GOA-)basisschool die dezelfde voor- en vroegschoolse educatieve programma's gebruiken. Voor deze samenwerking is het wenselijk dat de peuterspeelzaal in of nabij de samenwerkende basisschool is gehuisvest. Als een basisschool in de toekomst nieuwbouw pleegt of wordt verplaatst, moet ook de huisvesting van de samenwerkende peuterspeelzaal daarop worden afgestemd.

Kinderopvang

Het doel van de nota beleidsnota 'Ruimtelijke implementatie kindercentra in Den Haag' (Rv 85 2001; RIS 85329) is om ruimtelijke criteria op te stellen, waaraan locaties moeten voldoen willen zij in aanmerking komen voor de vestiging van een kindercentrum. Deze nota vormt nog steeds het uitgangspunt voor de beoordeling van initiatieven voor kinderopvang.

Bij het beoordelen van nieuwe initiatieven voor kinderopvang zijn de volgende criteria van belang:

  • kindercentra moeten bij voorkeur in een woonbuurt liggen, in een gemengde wijk met een woonkarakter of in een gebied met concentraties van kantoren;
  • kindercentra in percelen met een school, welzijns- of zorgbestemming ontmoeten vanuit ruimtelijk oogpunt geen enkel bezwaar (amendement raadsvergadering 19 april 2001);
  • kindercentra in vrijstaande of halfvrijstaande percelen zijn toelaatbaar (nadere eisen t.a.v. geluidoverdracht naar aangrenzende panden is mogelijk);
  • kindercentra bij voorkeur niet in een rijtjeshuis of tussen aansluitende woningen;
  • kindercentra moeten bij voorkeur liggen nabij (of aan) een ontsluitingsweg of in ieder geval aan een doorgaande weg en er moeten voldoende mogelijkheden zijn voor het veilig halen en brengen zonder dat de doorgang van het verkeer wordt belemmerd;
  • het moet mogelijk zijn om een geschikte en veilige buitenspeelruimte te realiseren.

In het plangebied bevinden zich twee scholen (zie paragraaf 2.5.6.1 voor een nadere toelichting op de onderwijsvoorzieningen) De in het plangebied aanwezige onderwijsvoorzieningen zijn in dit bestemmingsplan specifiek bestemd (zie paragraaf 5.5 voor een nadere toelichting op de wijze van bestemmen van onderwijsvoorzieningen). Er zijn geen nieuwe onderwijsvoorzieningen in dit plan voorzien.

3.9.2 Maatschappelijke voorzieningen

In het verlengde van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) heeft de gemeente een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening, en moet zij zorgen voor voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor bewoners. Het bestemmingsplan faciliteert de behoefte aan zorgvoorzieningen door in de ruimtelijke vormgeving van de wijk de 'fysieke kwaliteit' te bewaken en zo een gezonde leefomgeving voor burgers te bewerkstelligen.

Van gemeentewege wordt gestreefd naar multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunnen worden geleverd.

Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben waar ze al dan niet met begeleiding kunnen wonen. Daarnaast is er behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden in de vorm van een opvang.

In het plangebied bevinden zich twee wooncomplexen met zorgvoorzieningen (zie paragraaf 2.5.6.3 voor een nadere toelichting op de onderwijsvoorzieningen) De in het plangebied aanwezige woon-zorgcomplexen zijn in dit bestemmingsplan specifiek bestemd (zie paragraaf 5.5 voor een nadere toelichting op de wijze van bestemmen). Er zijn geen nieuwe woon-zorgcomplexen in dit plan voorzien.

Buurthuis van de Toekomst

Het college wil accommodaties in de stad optimaal benutten door verschillende functies met elkaar te combineren zoals bibliotheken, zorg, welzijn, onderwijs en sport. Daarnaast wil het college de kracht van onder meer sportverenigingen beter benutten voor behoeften en vraagstukken uit de buurt. In het Buurthuis van de Toekomst werken sportclubs, scholen, culturele instellingen en andere organisaties in de wijk met elkaar samen. In de regels binnen de bestemming Sport is hieraan invulling gegeven

3.9.3 Levensovertuiging

Den Haag is een internationale stad. Dit komt ook tot uitdrukking in de vele religies en levensbeschouwingen die de stad rijk is. Een deel van de religieuze organisaties heeft huisvestingsproblemen. Tijdens de raadsvergadering op 16 december 2004 bij het tweeminuten debat over "Ruimte voor gebed" is in een motie aangenomen om een feitenonderzoek te doen naar de reële behoefte aan gebedsruimten en naar mogelijkheden van bestaande en nieuwe ruimtelijke bestemmingen van kerken. Het onderzoek Gebedsruimte in Den Haag (2005; RIS 132713), geeft voor een periode van 5 tot 10 jaar een behoefte aan van circa 20.000 m2. De omschrijving van de bestemming Maatschappelijk (M) is daarom zo omschreven dat ook gebedsruimten mogelijk zijn.

In het plangebied bevinden zich drie gebouwen voor religieuze samenkomsten (zie paragraaf 2.5.6.2 voor een nadere toelichting op de religieuze voorzieningen). De in het plangebied aanwezige religieuze voorzieningen zijn in dit bestemmingsplan specifiek bestemd (zie paragraaf 5.5 voor een nadere toelichting op de wijze van bestemmen).

De Bethelkerk aan de Handellaan staat op dit moment leeg, de plannen voor transformatie van dit gebouw naar andere functies worden op dit moment onderzocht (zie paragraaf 5.3.2 voor een nadere toelichting). Aangezien deze plannen nog niet concreet zijn, behoudt het gebouw in dit bestemmingsplan de huidige maatschappelijke bestemming voor religieuze samenkomsten.

Er zijn geen nieuwe religieuze voorzieningen in dit plan voorzien.

3.10 Sport en recreatie

3.10.1 Sport

Het gemeentelijke sportbeleid (Rv 7 - 2011; RIS 177242) is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat, zodat zoveel mogelijk Hagenaars regelmatig, intensief, verantwoord, en op een prettige manier kunnen sporten. De voorkeur van de gemeente gaat daarbij uit naar sportbeoefening in georganiseerd verband.

De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:

  • voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn;
  • een kwaliteitsimpuls te geven aan het sportaanbod door een sportief recreatieve inrichting van openbare ruimten;
  • herkenbare topsport te faciliteren;
  • maatschappelijk sterke sportverenigingen te ontwikkelen;
  • sportverenigingen te ondersteunen;
  • kinderopvang bij sportaccommodaties mogelijk maken.

De gemeente wil de bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat dan niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.

In de Bosjes van Pex bevinden zich diverse wijkoverstijgende sportvoorzieningen (zie paragraaf 2.5.7 voor een nadere toelichting op de sportvoorzieningen). De in het plangebied aanwezige sportvoorzieningen zijn in dit bestemmingsplan specifiek bestemd (zie paragraaf 5.5 voor een nadere toelichting op de wijze van bestemmen).

Er zijn geen nieuwe sportvoorzieningen in dit plan voorzien.

3.10.2 Volkstuinen

De ' Nota Volkstuinen in Den Haag' (Rv 206 - 2008; RIS 156058) is opgesteld met als doel een beter beeld te krijgen van de huidige en toekomstige situatie van volkstuinen in de gehele stad en een advies op te stellen voor de (ruimtelijke) omgang met volkstuinen in Den Haag. Zo kan de Nota een handreiking bieden wanneer er sprake is van strijdige ruimteclaims. Naar verwachting zal de vraag naar volkstuinen op de middellange termijn eerder toe- dan afnemen. Handhaving van het huidige aanbod aan volkstuinen is dan ook het uitgangspunt van deze nota. Dit hoeft niet altijd handhaving van het aanbod op de huidige locaties te zijn. Volkstuincomplexen kunnen ook verplaatst worden, al dan niet met uitplaatsing van de bestaande verenigingen. Wanneer een volkstuincomplex bij ontwikkelingen wel op de huidige locatie kan blijven, maar niet volgens de huidige opzet, moet bekeken worden of het bestaande volkstuincomplex toch niet in te passen is. Dit kan bijvoorbeeld door het ruimtegebruik zo te optimaliseren dat er op een kleiner oppervlaak nog net zo veel, dan niet meer, volkstuinen gerealiseerd kunnen worden. Indien individuele volkstuincomplex echt niet meer op de huidige locatie kunnen blijven en ook niet herplaatst kunnen worden, is er nog de mogelijkheid van opheffing. Dit kan vrijwillig of door onteigening.

In de Daal en Bergselaan bevindt een volkstuincomplex (zie paragraaf 2.5.7 voor een nadere toelichting op de volkstuinen). Het in het plangebied aanwezige volkstuincomplex is in dit bestemmingsplan specifiek bestemd (zie paragraaf 5.5 voor een nadere toelichting op de wijze van bestemmen).

Er zijn geen nieuwe volkstuincomplexen in dit plan voorzien.

3.11 Duurzaamheids- en milieubeleid

3.11.1 Duurzaamheidsbeleid

Den Haag Duurzaam Agenda 2015 - 2020

In het coalitieakkoord wordt nadrukkelijk aandacht voor gevraagd voor duurzaamheid. Specifiek in het hoofdstuk duurzaam denken en doen. Maar ook bij andere onderwerpen als bereikbaarheid, wonen, wijkaanpak en stedelijke economie. Dit in vervolg op de ingezette koers met de Kadernota Op weg naar een Duurzaam Den Haag (2009), de Integrale nota milieu en duurzaamheid (2013) en de Backcastingstudie waarin wordt beschreven wat gedaan moet worden om in 2040 daadwerkelijk CO2 neutraal te zijn. Duurzaamheid wordt zo steeds integraler onderdeel van het gemeentelijk werkveld waarbij enerzijds de basis op orde moet zijn en worden gehouden, maar anderzijds zijn er ook onderwerpen waarop komende periode extra inspanning nodig is. De Den Haag Duurzaam Agenda 2015-2020 RIS 283893 verbindt het coalitieakkoord met de breedte van de gemeentelijke werkzaamheden en brengt, met vier prioriteiten, focus aan voor nieuw beleid. Die vier prioriteiten zijn:

  • verder verlagen van de CO2 uitstoot;
  • uitbreiden en verduurzamen van het warmtenet;
  • klimaatbestendig maken van de stad;
  • versterken van duurzame Haagse Kracht.

Den Haag maakt het duurzaam

De nota 'Den Haag maakt het duurzaam' (2013, RIS269129) biedt een populaire samenvatting van het integrale duurzaamheids- en milieubeleid. Het doel van de nota is mensen te inspireren en te verbinden met ideeën en daadkracht om zo een stap extra te zetten naar een duurzame samenleving. De nota bevat geen nieuw beleid, maar biedt een verkorte, integrale weergave van reeds vastgesteld beleid op het gebied van de thema's klimaat, lucht, geluid, bodem, externe veiligheid, water, afval, openbare ruimte, gezondheid, internationale stad, duurzame gemeentelijke organisatie, stedenbouw, mobiliteit, energie en economie. Jaarlijks publiceert de gemeente Den Haag ook een milieu- en duurzaamheidsverslag over deze onderwerpen.

Den Haag kiest er voor om een leefbare, veilige en duurzame stad te zijn. Een stad waar in groen, de openbare ruimte en een goede bereikbaarheid wordt geïnvesteerd. In Den Haag wordt investeren in duurzaamheid als een kans voor de stad gezien. Duurzame ontwikkelingen in de stad zorgen voor een beter en schoner milieu voor de inwoners en passen op wereldwijd niveau in de ontwikkeling van klimaat neutrale steden. Werken aan duurzaamheid staat centraal bij de ontwikkeling van de stad.

Duurzaamheid is beleidsmatig verankerd in de Kadernota 'Op weg naar een duurzaam Den Haag', een Klimaatplan, een Energievisie en in een aantal uitvoeringsplannen op het gebied van energie, klimaat, duurzame stedenbouw en duurzaam bouwen.'

Kadernota Op weg naar een duurzaam Den Haag (2009)

De kadernota 'Op weg naar een duurzaam Den Haag' (Cb 2009; RIS 165334) vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders. Dit document biedt een strategisch kader dat zorgt voor samenhang tussen bestaand beleid en lopende programma's. De kadernota bundelt het aspect 'duurzaamheid' rond de thema's Energie, Stedenbouw, Mobiliteit, Openbare Ruimte, Internationale stad en Duurzame gemeentelijke organisatie. Doel is een klimaat neutrale stad in 2040. Daarbij wordt uitgegaan van de People, Planet, Profit benadering: 'een ontwikkeling moet aansluiten op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen'. De belangrijkste duurzaamheidsplannen staan hieronder opgesomd.

  • Het Klimaatplan Den Haag (RIS 180174) en de Energievisie Den Haag 2040 (Cb 2011:RIS 180173).
  • Het Uitvoeringsplan 'Klimaatbestendig Den Haag' (Cb 2012;RIS 252427) beschrijft op hoofdlijnen welke effecten van klimaatverandering voor Den Haag relevant zijn, hoe de gemeente daar mee omgaat en welke acties de komende periode worden uitgevoerd.
  • Het Uitvoeringsplan Duurzame Stedenbouw (Cb 2012; RIS 251776) beschrijft de belangrijkste principes van duurzame stedenbouw en gaat in op voor Den Haag relevante opgaven, zoals op het vlak van energieverbruik terugdringen, kust-klimaat-groen aanpassingen aan klimaatverandering, het stimuleren van lopen en fietsbewegen en bouwen en hergebruik van gebouwen.
  • Het uitvoeringsplan “bestaande woningen, duurzame woningen!” (RIS 176840) is een plan dat concrete maatregelen bevat om de bestaande woningen in de stad duurzamer te maken.
  • Duurzaam bouwen in Den Haag. Nieuwbouw in het plangebied dient te voldoen aan de beleidskaders voor duurzaam bouwen uit het Bouwbesluit en de daaraan gekoppelde energieprestatiecoëfficiënt (EPC).

Het plangebied is een bestaand woongebied, in dit bestemmingsplan zijn geen maatregelen in de openbare ruimte in het kader van klimaatbestendigheid voorzien. Mogelijk worden in de toekomst klimaatbestendige maatregelen genomen in groen- en waterstructuren in het plangebied. Indien nodig, zullen voor die aanpassingen van het openbaar gebied aparte ruimtelijke procedures worden gevolgd.

Voor de verduurzaming van bestaande woningen zijn geen specifieke regels in dit bestemmingsplan opgenomen, Het Besluit ruimtelijke ordening voorziet reeds in het vergunningvrij toepassen van diverse duurzame maatregelen aan bestaande woningen..

3.12 Overig sectoraal beleid

In het plangebied zijn ook functies aanwezig waarvoor apart beleid is geformuleerd om nieuwe vestiging zo veel mogelijk te voorkomen. De bestaande vestigingen mogen worden voortgezet op grond van de beleidsstukken die hieronder worden behandeld.

3.12.1 Paraplubestemmingsplan Detailhandel Vuurwerk

In het bestemmingsplan Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk (vastgesteld d.d. 25 november 2004, onherroepelijk d.d. 27-09-2005) is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk.

De Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk reguleert verder vestigingen waar opslag van vuurwerk tot 10.000 kg is toegestaan. Deze vestigingen komen in het plangebied niet voor. Omdat deze vestigingen, mede vanwege de hoge woondichtheid van het gebied niet gewenst zijn, maakt het bestemmingsplan deze vestigingen niet mogelijk.

Hoofdstuk 4 Fysieke leefomgevingsaspecten

4.1 Inleiding

De Wet milieubeheer schaart onder milieu het belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen, van water, bodem en lucht en van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden en van de beheersing van het klimaat. In de ruimtelijke context gaat het om het fysieke milieu, de fysieke ruimtelijke omgeving. Voor de inkadering van milieu gebruikt men dan vaak de begrippen:

  • 'milieuhygiëne': gericht op het bestrijden van milieuhinder van geluid, lucht, geur, stank, bodemverontreiniging en veiligheidsrisico's;
  • 'ecologische duurzaamheid': bestaat naast milieuhygiëne uit aspecten van aardkunde, hydrologie, cultuurhistorie, natuur en klimaat en energie, die bij aantasting niet of zeer moeilijk te herstellen zijn;

In dit hoofdstuk komen aan de orde: de milieueffectrapportage, externe veiligheid, geluid, lucht, natuurbescherming en bodem.

4.2 Milieueffectrapportage

Wijzigingswet Wet milieubeheer

De wijzigingen van de m.e.r.-richtlijn zijn in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Wijzigingswet Wet milieubeheer. In deze wet zijn alleen de noodzakelijke wijzigingen vastgelegd. Met name wordt géén gebruik gemaakt van de mogelijkheid om ondergrenzen voor de m.e.r.- beoordelingsplichtige activiteiten aan te geven.

De procedurele en inhoudsvereisten voor de m.e.r.-beoordeling waren al grotendeels vastgelegd in de wetgeving tot nu toe. Zo was al geregeld dat de m.e.r.-beoordelingsbeslissing binnen 6 weken moet plaatsvinden. Nu is in artikel 7.16 een uitgebreide lijst van te overleggen gegevens opgenomen voor initiatiefnemers. Maar deze verschillen niet heel veel van wat gebruikelijk is.

Aanpassing van het Besluit m.e.r.

Met de aanpassing van het Besluit m.e.r., zoals deze 7 juli 2017 in werking is getreden, gelden deze procedurele en inhoudsvereisten ook voor activiteiten onder de drempelwaarden, dus in het geval van een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Het belangrijkste verschil met een m.e.r.-beoordeling voor gevallen boven de drempelwaarde is dat het bevoegd gezag geen mededeling hoeft te doen van zijn beslissing omtrent de vraag of een MER moet worden gemaakt door een kennisgeving en ter inzage legging niet nodig is. De beslissing dat er (g)een MER moet worden gemaakt, maakt uiteindelijk deel uit van het m.e.r.(beoordelings)-plichtige besluit (omgevingsvergunning of bestemmingsplan).

Gevolgen voor de bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen voor afwijking of milieu

Voor de formeel m.e.r.-beoordelingsplichtige projecten boven de drempelwaarden is er qua procedure niet zo heel veel veranderd. Hier moest altijd al een m.e.r.-beoordelingsbeslissing worden gepubliceerd. Nieuw is wel dat eventuele mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen bij de beoordeling, maar dat moet dan wel worden vastgelegd in het bestemmingsplan of de omgevingsvergunning. Voor vormvrije m.e.r.-beoordelingsplichtige projecten geldt nu, net als bij formele m.e.r.- beoordelingsplichtige projecten, dat bij besluiten op aanvraag (aanmeldingsnotitie) er binnen 6 weken moet worden beslist of een MER moet worden gemaakt. Waar het bevoegd gezag zelf initiatiefnemer is moet nu (net als bij een formele m.e.r.-beoordeling) ook bij een vormvrije m.e.r.-beoordeling voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbesluit c.q. -plan een m.e.r.-beoordelingsbeslissing zijn genomen. Deze hoeft niet apart te worden gepubliceerd, maar zal in de praktijk wel meegaan bij de terinzagelegging van het ontwerpbesluit c.q. -plan.

Stedelijke ontwikkelingsprojecten

Dat een m.e.r-beoordelingsbeslissing moet worden gemaakt is een aandachtspunt voor een aantal activiteiten die in kolom 1 vallen. Een belangrijk voorbeeld is categorie D 11.2 uit de bijlage van het Besluit m.e.r., stedelijke ontwikkelingsprojecten: De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. Als de gevalsomschrijving (drempelwaarde) niet meer bepalend is voor de noodzaak van een m.e.r.- beoordelingsbeslissing valt hier opeens heel veel onder.

Samenvatting

Uit voorgaande blijkt dat bij veel (meer) plannen een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet plaatsvinden, bestaand uit een apart besluit in een zo vroeg mogelijke planfase op basis van een zelfstandig document waarin expliciet wordt aangetoond of er sprake is van belangrijke nadelige milieueffecten nadat er een afweging heeft plaatsgevonden aangaande de volgende drie criteria:

- de kenmerken van de projecten;

- de plaats van de projecten;

- de kenmerken van de potentiële effecten.

Omdat er geen drempelwaarden meer gelden en er geen duidelijke definitie van stedelijke ontwikkelingsprojecten is opgenomen, is het bij het mogelijk maken van een paar woningen al snel een discussiepunt 'wel of geen stedelijk ontwikkelingsproject'.

Door de omgevingsdienst wordt beoordeeld of voor de genoemde activiteiten welke in het Besluit milieueffectrapportage zijn opgenomen eerst een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden doorlopen. Daar is wel enige nuancering op zijn plaats. Uit uitspraken van de Raad van State volgt namelijk dat er wel sprake moet zijn van activiteiten met een zekere omvang. Er begint zich al wel een zekere lijn af te tekenen in de jurisprudentie, maar veel blijf afhankelijk van de aard en omvang van het concrete project en het gebied waarbinnen dit plaatsvindt.

De Afdeling heeft dat bijvoorbeeld expliciet overwogen dat dat het geval is voor de ontwikkeling van volumineuze detailhandel met een oppervlakte van 17.000 m2 (ABRvS 24 december 2014,201307608/1/R1, r.o. 20.3) en 95 woningen (ABRvS 27 mei 2015, 201404713/1/R3, r.o. 13.2). Onduidelijk is of een nieuw muziekcentrum (ABRvS 28 november 2012, 201112213/1/R4, r.o. 5), 14 woningen (ABRvS 19 december 2012, 201201154/1/R4, r.o. 8.3 en 17 woningen (ABRvS 20 februari 2013, 201208192/1/R3, r.o. 5.3) als een stedelijk ontwikkelingsproject laat kwalificeren.

Conclusie

Het bestemmingsplan Bohemen is een actualiseringsplan plan waarin sprake is van een conserverende bestemminglegging waarin geen ruimtelijke ontwikkelingen of activiteiten met een zekere omvang zijn opgenomen. Ook worden er in juridisch planologische zin geen (nieuwe) ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Voor een volledige beschrijving van de herinrichting Machiel Vrijenhoeklaan - Sportlaan en een beschrijving van mogelijke toekomstige ontwikkelingen wordt verwezen naar Hoofdstuk 5 Planbeschrijving. De fysieke leefomgevingsaspecten voor dit bestemmingsplan worden in de hierna volgende paragrafen beschreven. Er is geen aanleiding voor een separate vormvrije - m.e.r.- aanvraag (aanmeldingsnotitie) en beoordeling.

Natura 2000 gebieden

In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden.

In het plangebied is de locatie Wapendal gelegen welke onderdeel uitmaakt van Natura 2000-gebied Westduinpark & Wapendal inclusief Bosjes van Poot.

Gebiedsbeschrijving

Ligging en begrenzing

Het Natura 2000-gebied Westduinpark & Wapendal (ca. 245 ha) ligt in de provincie Zuid-Holland en bestaat uit twee deelgebieden: het Westduinpark (inclusief de Bosjes van Poot) en Wapendal (zie onderstaand figuur. Westduinpark is een duingebied aan de rand van Den Haag en Wapendal ligt tussen de bebouwing van Den Haag. In het aanwijzingsbesluit (Ministerie van EZ, 2011) worden de Bosjes van Poot als integraal onderdeel van het Westduinpark beschouwd. De instandhoudingsdoelen gelden dan ook voor het hele gebied. Om deze reden wordt in deze gebiedsbeschrijving geen onderverdeling gemaakt in het Westduinpark en de Bosjes van Poot.

Onder het Westduinpark wordt “Westduinpark inclusief Bosjes van Poot” verstaan. In onderstaande kaart zijn de verschillende deelgebieden op kaart weergegeven. Westduinpark & Wapendal maken deel uit van een aaneenschakeling van Natura-2000 gebieden die in het duinlandschap langs de Noordzeekust zijn gelegen (de aaneenschakeling is hier en daar onderbroken door onder andere bebouwing, zoals steden als Den Haag of Katwijk). Ten noorden van het Westduinpark ligt het Natura 2000-gebied Meijendel & Berkheide en ten zuiden ligt het Natura 2000-gebied Solleveld & Kapittelduinen.

Zie voor een uitgebreide beschrijving het beheerplan Westduinpark op de site van de Provincie Zuidholland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0319ABohemen-50VA_0020.png"

Afbeelding 20: deelgebieden in het Natura 2000-gebied Westduinpark & Wapendal

Wegen en paden

Ten behoeve van de recreatie lopen door het Westduinpark diverse voet-, fiets- en ruiterpaden. Er liggen zowel onverharde als verharde wandelpaden in het gebied. Daarnaast ontstaan er door oneigenlijk gebruik veel “wilde” paden, die officieel niet gebruikt mogen worden. De zeer kwetsbare zeereep is ontoegankelijk voor recreanten.

Er loopt een aantal verharde fietspaden in het gebied. Uitgangspunt van de gemeente is dat er een directe fietsverbinding blijft bestaan tussen Kijkduin en Scheveningen. Deze verbinding maakt deel uit van de “Westduinroute”. Parallel aan de kustlijn lopen ook twee ruiterpaden door het gebied.

Beheerplan en Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)

Voor dit Natura 2000-gebied is een beheerplan opgesteld, waarin de maatregelen zijn opgenomen die garanderen dat de instandhoudingsdoelen worden gehaald. In het kader van het beheerplan heeft de provincie Zuid-Holland overeenkomsten afgesloten met de terreinbeherende organisaties over het nemen van instandhoudingsmaatregelen die gericht zijn op de intensivering van het beheer (H2130A en H2130B) en dynamisch zeereepbeheer (H2120, H2130A en H2180A).

Voorts is binnen het Natura 2000-gebied in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) ruimte gecreëerd voor ruimtelijke ontwikkelingen. Voor de habitat typen waar sprake is van een toename van de stikstof depositie wordt verwezen naar de passende beoordeling behorend bij de PAS.

Het bestemmingsplan Bohemen betreft een overwegend conserverend bestemmingsplan waarin geen (grootschalige) ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt en waaruit niet een toename in mol/N/ha/jr is voorzien. Voor een volledige beschrijving van de in het plan opgenomen ontwikkelingen wordt verwezen naar Hoofdstuk 5 Planbeschrijving. Significante negatieve effecten zijn op basis van dit bestemmingsplan uitgesloten.

Conclusie

Vanwege de maatregelen die in het beheerplan maar ook in het PAS worden getroffen, worden de natuurlijke waarden en kenmerken van het Natura 2000 - gebied niet aangetast. Op grond van bovenstaande concluderen wij voorts dat met dit bestemmingsplan er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt waarin een toename in mol N/ha/jr is te voorzien en dat vaststelling van dit bestemmingsplan de instandhoudingsdoelstellingen op het Natura2000-gebied niet in de weg zal staan.

4.3 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals milieurisico's, transportrisico's en risico's die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden.

In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Risicovolle inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Voor het PR geldt volgens het Bevi een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Binnen de 10-6-contour mogen dan ook geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend om gewichtige redenen mogen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen de 10-6-contour gerealiseerd worden. Daarnaast bevat het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR rondom deze inrichtingen. Tot risicovolle inrichtingen behoren ook mijnbouwinrichtingen en inrichtingen voor de opslag van explosieven.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Op 1 april 2015 zijn de Wet basisnet en het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) in werking getreden. De Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is daarmee komen te vervallen.

De wegen in beheer bij het Rijk zijn aangewezen als basisnetroute. Het bevoegd gezag neemt bij het vaststellen van een besluit dat betrekking heeft op gronden in de omgeving van een basisnetroute, ten aanzien van nieuw toe te laten kwetsbare objecten, de basisnetafstand in acht en houdt daarmee rekening ten aanzien van nieuw toe te laten beperkt kwetsbare objecten. De basisnetafstand volgt uit bijlage I van de Regeling basisnet. In de gemeente Den Haag zijn voor de A4, tussen Knooppunt Ypenburg en de gemeentegrens met Leidschendam-Voorburg, en de A13 basisnetafstanden vastgelegd.

Daarnaast worden voor daartoe aangewezen rijkswegen binnen een zone van 30 meter vanaf de rand van de rijksweg beperkingen opgelegd vanwege eventuele plasbranden (plasbrandaandachtsgebied). De aanwijzing volgt eveneens uit bijlage I van de Regeling basisnet. Het betreft dezelfde wegvakken als hierboven genoemd.
In een veiligheidszone of een plasbrandaandachtsgebied worden op bouwplanniveau op grond van de Regeling Bouwbesluit nadere eisen gesteld aan kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.

Voor het gedeelte van het plan dat binnen 200 m van een weg ligt waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt (transportroute), moet in de toelichting het groepsrisico worden verantwoord.

Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevt situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Met een beperkte verantwoording kan worden volstaan wanneer het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (OW) bedraagt of het groepsrisico (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de oriëntatiewaarde blijft.

Op 27 juni 2013 heeft de gemeenteraad een nieuw routeringsbesluit voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld (raadsvoorstel, RIS258608 en besluitenlijst, RIS260481 onder E.2). Het vervoer van routeplichtige stoffen (zoals LPG en propaan) is aan venstertijden gebonden, met het oog op de veiligheid. Tijdens kantoortijden (tussen 8.00 uur en 18.00 uur gedurende werkdagen) is het vervoer van routeplichtige stoffen op de Utrechtsebaan en de Benoordenhoutseweg niet toegestaan. Deze beperking geldt niet gedurende het weekend. Tijdens de venstertijden worden tankwagens met routeplichtige stoffen gedwongen de rijksweg via bebording te verlaten (K14-borden met vermelding van venstertijden) en via een eveneens gemarkeerde keerlus in omgekeerde richting hun weg op de rijksweg te vervolgen (zogenaamde 'gesloten verklaring'). In voornoemd besluit zijn ook de Lozerlaan en de Ockenburghstraat aangewezen voor het vervoer van routeplichtige stoffen. Voor dit traject gelden geen venstertijden.

Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking (Bevb) getreden. Voor nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Langs buisleidingen moeten belemmeringenstroken in acht worden genomen waarbinnen geen bebouwing (zowel boven- als ondergronds) of ondergrondse tanks zijn toegestaan. Daarnaast hanteert de Gasunie de Algemene VELIN voorwaarden voor grondroer- en overige activiteiten.

De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico wordt beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010.

Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevb situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Er zijn twee situaties waarin volstaan, kan worden met een beperkte verantwoording:

  • 1. Indien het bestemmingsplan betrekking heeft op het gebied tussen de 100% letaliteitszone en de 1% letaliteitszone van de buisleiding, of
  • 2. Wanneer het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (OW) bedraagt of het groepsrisico (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de oriëntatiewaarde blijft.

Gemeentelijk beleid

De Nota externe veiligheid Den Haag is op 27 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld (raadsvoorstel, RIS259485 en besluitenlijst, RIS260481, onder E.1). De belangrijkste uitgangspunten zijn hieronder vermeld:

  • 3. De gemeente richt zich op het vasthouden en bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor de bestaande bedrijvigheid en het ontwikkelen van nieuwe bedrijvigheid.
  • 4. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op vier gebiedstypen: woongebieden, buitengebieden, gemengde gebieden, risicoarme bedrijventerreinen (inclusief buitengebieden) en bedrijventerreinen met risicovolle bedrijven/inrichtingen.
  • 5. Bij nieuwe ontwikkelingen in woongebieden staat de veiligheid voorop. In woongebieden worden dan ook geen nieuwe risicobronnen van betekenis, zoals LPG-tankstations, toegelaten.
  • 6. Op de bedrijventerreinen hanteert de gemeente een minder streng veiligheidsregime en is de komst van inrichtingen met enige risicobelasting (lichtere vorm van risicovolle bedrijven) onder voorwaarden mogelijk.
  • 7. Bij externe veiligheidsknelpunten, besteedt de gemeente eerst aandacht aan bronmaatregelen om het risico te verkleinen. Pas daarna komen effectmaatregelen aan de orde.

In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen worden in de nota 3 niveaus onderscheiden met elk hun eigen ambitieniveau:

- Structuurvisieniveau --> Veiligheidsgeïntegreerd ontwikkelen

- Bestemmingsplanniveau --> Veiligheidsgeïntegreerd ordenen

- Bouwplanniveau: --> Veiligheidsgeïntegreerd ontwerpen.

Wanneer beoogde ruimtelijke ontwikkelingen een overschrijding van het groepsrisico tot gevolg kunnen hebben, wordt het gemeentebestuur in een vroeg stadium actief bij het proces betrokken. Er is een expliciet collegebesluit ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico waarbij de kosteneffectiviteit van maatregelen in beschouwing wordt genomen.

Uitgebrachte advies Veiligheidsregio Haaglanden

Risicobron en effecten

In het kader van fysieke en externe veiligheid zijn het plangebied, Bohemen, en de directe omgeving beschouwd op de aanwezigheid van risicobronnen met de opslag, het transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Het plangebied ligt in de nabijheid van het transport van gevaarlijke stoffen over de Machiel Vrijenhoeklaan via de De Savornin Lohmanlaan en de Balsemienlaan (dwarsverbinding) terug richting de Machiel Vrijenhoeklaan. Het ergst denkbare scenario voor deze risicobron is een BLEVE van een tankwagen met brandbaar gas. Door de aanwezigheid van deze risicobron kunnen binnen het plangebied hitte- en/of druk effecten optreden. De kans dat dit scenario plaats vindt is zeer klein.

Risico voor de omgeving

Het bestemmingsplan is conserverend van aard, er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het risico zal hetzelfde blijven als in de huidige situatie.

Geadviseerde maatregelen

Om de kans op incidenten te verkleinen, de effecten van incidenten te beperken en de zelfredzaamheid van de aanwezigen te verbeteren, worden de volgende maatregelen geadviseerd:

A. Vluchtweg van risicobron af (verhogen zelfredzaamheid)

B. Voorbereiden interne organisatie (verhogen zelfredzaamheid)

C. Risicocommunicatie (verhogen zelfredzaamheid)

Het is belangrijk dat bij toekomstige ontwikkelingen zoals (vervangende) nieuwbouw, rekening wordt gehouden met het bovengenoemde risico en dat de geadviseerde maatregelen worden toegepast. Ik verwacht dat dit advies voldoende informatie bevat om maatregelen te kunnen treffen door middel van een bestuurlijke afweging. Naast het aspect externe veiligheid is voor de objecten ook het aspect brandveiligheid van belang. Hiervoor kunnen aanvullende maatregelen benodigd zijn.

Incidentbestrijding door hulpdiensten

In verband met de ruimtelijke inrichting van het plangebied is het voor de hulpdiensten van belang dat voor de bereikbaarheid[1] en bestrijdbaarheid[2] van incidenten, de toegankelijkheid, opstelplaatsen en bluswatervoorzieningen voor dit plangebied voldoende zijn.

Daarom wordt graag uw aandacht gevraagd voor het toetsen van bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van incidenten conform het standaard programma van eisen inrichting openbare ruimte uit het Handboek openbare ruimte.

Op dit moment zijn hier geen aanvullingen op. De afstemming op deze aspecten vindt ook plaats binnen reguliere overleggen. Aanvullingen op de bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen, in verband met eventuele toekomstige wijzigingen binnen het plangebied, zullen worden gedaan op het moment dat de Veiligheidsregio Haaglanden bij die ontwikkelingen wordt betrokken.

Tot slot

Het is belangrijk dat in de verdere uitwerking van het plangebied, zoals (vervangende) nieuwbouw, ook specifiek wordt gekeken naar de brandveiligheid. Hiervoor kunnen extra maatregelen benodigd zijn.

Onderzoek en conclusie

Uit de gegevens die beschikbaar zijn via de provinciale risicokaart blijkt dat binnen het plangebied en in de omgeving daarvan geen bedrijven zijn gelegen die vanuit het oogpunt van externe veiligheid relevant zijn. Binnen het plangebied bevindt zich een gasdrukregel- en meetstation Eneco Overslagstation op de Daal en Bergselaan 3 en een gasdrukregel- en meetstation Eneco Districtstation op de Hoefbladlaan 91 waarop op basis van het Activiteitenbesluit milieuvergunningen zijn verleend. Buiten het plangebied en op geruime afstand zwembad de Waterthor Thorbeckelaan 350 en een LPG Tankstation Texaco Kijkduin aan de Machiel Vrijenhoeklaan 100.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0319ABohemen-50VA_0021.png"

Afbeelding 21: uitsnede provinciale risicokaart

Ten behoeve van het bevoorraden van het LPG-tankstation aan de Machiel Vrijenhoeklaan vindt vervoer van LPG over de volle lengte van de Machiel Vrijenhoeklaan plaats. In de verleende ontheffing route gevaarlijke stoffen dient de LPG-tankwagen via de De Savornin Lohmanlaan en de Balsemienlaan (dwarsverbinding) te keren. Dit traject ligt voor een deel binnen de begrenzing van het plangebied. Delen van het plangebied liggen binnen het invloedsgebied van de betreffende transportroute.

Omdat met dit actualiseringsplan de aanpassing van de Noordwestelijke hoofdroute (Machiel Vrijenhoeklaan) wordt meegenomen (RIS 294613), dient in beginsel de betekenis hiervan voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (en in het bijzonder LPG) nader te worden beschouwd.

Voorts maken de Sportlaan en Machiel Vrijenhoeklaan deel uit van de Noordwestelijke hoofdroute en worden opnieuw ingericht. Alleen het deel op de Sportlaan (ligt buiten het plangebied) leidt tot herinrichting en tot een verlegging van de wegas. Het wegontwerp voor dit deel en voor deze locatie is reeds meegenomen in het geactualiseerde bestemmingsplan Vogelwijk.

De reeds gerealiseerde nieuwe doorsteek (2016) ter plaatse van de uitrit van het tankstation is erg krap om een verantwoorde keerbeweging met een LPG-tankwagen (16,5 m) mogelijk te maken. Ter hoogte van de Muurbloemweg is een verkeersplein voorzien. Dit lijkt een geschikte locatie in de toekomst om de LPG-tankwagen te laten keren waarvan de mogelijkheden bij de uitvoering van deze herinrichting nader worden onderzocht. Een kortere ontheffingsroute draagt bij aan de veiligheid van het gebied.

Op grond van het raadsbesluit inzake vaststelling voorontwerp Machiel Vrijenhoeklaan - Sportlaan inclusief groenzone (RIS 294613) wordt de aanpassing aan de Noord-Westelijke hoofdroute (NWHR) en voor het deel herinrichting aan de Machiel Vrijenhoeklaan meegenomen in de actualisatie van het bestemmingsplan Bohemen. De uitkomsten hiervan hebben hierbij in juridisch planologische zin niet geleid tot een wijziging van het bestemmingsplan aangezien de herinrichting op basis van het ontwerp reeds paste binnen de begrenzingen en mogelijkheden van het vigerende bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan kan de herinrichting plaatsvinden binnen de huidige begrenzingen en binnen de bestemminglegging Verkeer - Hoofdverkeersweg en Groen. Ook maakt het bestemmingsplan Bohemen geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk voor nieuwe woningen binnen 200 m van de transportroute waardoor het groepsrisico voor het transport van gevaarlijke stoffen nader dient te worden verantwoord.

De uitvoering van de herinrichting Machiel Vrijenhoeklaan - Sportlaan inclusief groenzone zijn donderdag 24 mei 2018 besproken in het VOV overleg waarin hulp- en nooddiensten zijn vertegenwoordigd. Bovendien heeft de Veiligheidsregio separaat in het kader van het vooroverleg positief geadviseerd.

Bij de uitvoering van het wegontwerp wordt verder onderzocht of een technisch kortere ontheffingsroute mogelijk zal zijn en zal bijdragen aan een verbetering en niet tot een verslechtering aan de veiligheid voor het plangebied Bohemen. Het VOV overleg heeft geen opmerkingen op de voorgenomen aanpassing van het definitieve ontwerp en adviseert positief. De uitkomst hiervan is dat de eerder verleende ontheffing route gevaarlijke stoffen daarop kan worden aangepast.

Verder zijn er binnen het plangebied of in de directe omgeving geen buisleidingen gelegen voor het transport van gevaarlijke stoffen.

Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn hierdoor geen belemmeringen voor het vaststellen van het bestemmingsplan. Het plangebied ligt - voor alsnog- en gedeeltelijk binnen het invloedsgebied van de betreffende transportroute van de huidige bevoorrading van het LPG-tankstation aan de Machiel Vrijenhoeklaan, echter niet binnen het invloedsgebied van enig ander risicobron, Verder is er sprake van een actualiseringsplan en maakt het bestemmingsplan Bohemen geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk zoals bijvoorbeeld nieuwe woningen waardoor geen sprake kan zijn van een toename van het groepsrisico en waarvoor een nadere verantwoording van het groepsrisico is vereist.

Toetsing aan het gemeentelijk beleid kan daarom eveneens achterwege blijven.

4.4 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten. Als geluidsgevoelige gebouwen dan wel terreinen zijn aangewezen:

  • woningen
  • onderwijsgebouwen m.u.v. gymnastieklokalen;
  • ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  • verzorgingstehuizen;
  • psychiatrische inrichtingen;
  • medisch centra;
  • poliklinieken;
  • medische kleuterdagverblijven;
  • terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;
  • woonwagenstandplaatsen.

De Wgh onderscheidt drie verschillende geluidsbronnen: industrie, spoorwegverkeer en wegverkeer:

Wegverkeers- en spoorweglawaai

Op grond van de Wet geluidhinder hebben wegen en spoorwegen een geluidszone, waarbinnen bepaalde normen gelden voor de geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen, en waarbinnen bij het opstellen van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Die verplichting geldt niet indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan de (spoor)weg reeds aanwezig of in aanleg is, met betrekking tot de daarbij in het plan of in de zone van de betreffende weg opgenomen geluidsgevoelige gebouwen die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn. Daarnaast maakt de wet een uitzondering voor wegen waar de maximaal toegelaten snelheid 30 km/uur is. Deze wegen hoeven niet in het onderzoek te worden betrokken.

De Wet geluidhinder kent een voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai. Voor nieuwe situaties kunnen hogere waarden worden vastgesteld. Deze bedraagt voor wegverkeerslawaai maximaal 63 dB. Een uitzondering wordt gemaakt als het gaat om vervangende nieuwbouw langs wegen. De gevelbelasting mag dan maximaal 68 dB bedragen.

De wet bepaalt hierbij dat de vervanging niet zal leiden tot:

  • een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige structuur of functie;
  • een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogste 100 woningen.

In het plangebied of in de directe omgeving zijn geen spoorwegen aanwezig. Met lawaai van railverkeer hoeft geen rekening te worden gehouden.

Reconstructie van wegen

De Sportlaan en Machiel Vrijenhoeklaan maken deel uit van de Noordwestelijke hoofdroute en worden opnieuw ingericht en in die zin is er geen sprake van reconstructie van een weg. Alleen op de Sportlaan (ligt buiten het plangebied) leidt herinrichting tot een verlegging van de wegas. Het wegontwerp is voor dit deel en voor deze locatie reeds meegenomen in het geactualiseerde bestemmingsplan Vogelwijk.

Op grond van het raadsbesluit inzake vaststelling voorontwerp Machiel Vrijenhoeklaan - Sportlaan inclusief groenzone (RIS 294613) wordt de aanpassing aan de Noord-Westelijke hoofdroute (NWHR) en voor het deel herinrichting aan de Machiel Vrijenhoeklaan meegenomen in de actualisatie van het bestemmingsplan Bohemen. De uitkomsten hiervan hebben overigens in juridisch planologische zin niet geleid tot een wijziging van het bestemmingsplan aangezien de herinrichting op basis van het wegontwerp reeds past binnen de begrenzingen en regels van het vigerende bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan kan de herinrichting plaatsvinden binnen de huidige begrenzingen en binnen de bestemminglegging Verkeer - Hoofdverkeersweg en Groen. Ook maakt het bestemmingsplan Bohemen geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk voor nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen waarvoor nader akoestisch onderzoek in het kader van de actualisatie van het bestemmingsplan is benodigd.

Industrielawaai

In en rond het plangebied zijn geen industrieterreinen aanwezig waarop aangewezen inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd.

Onderzoek en conclusie

Wanneer de voorkeursgrenswaarden worden overschreden, is parallel aan de bestemmingsplanprocedure een procedure ontheffing hogere waarden ingevolge de Wet geluidhinder noodzakelijk. De hogere waarde procedure moet zijn afgerond alvorens het bestemmingsplan wordt vastgesteld.

Op de Sportlaan (ligt buiten het plangebied) leidt de herinrichting tot een verlegging van de wegas. Akoestisch onderzoek naar de gevolgen van de herinrichting is dan noodzakelijk. Uit dit onderzoek op basis van het voorgaande raadsbesluit is gebleken dat er door de herinrichting geen substantiële of waarneembare toename optreedt van de geluidhinder. Dit komt omdat de verlegging van de wegas relatief beperkt is en er geluidsreducerend asfalt wordt toegepast. Ook buiten het plangebied en ter plaatse van de rotonde bij de Kwartellaan ligt de rijbaan zelfs wat verder van de flats aan de Ranonkelstraat af.

Verder zijn de rijsnelheden in de toekomst lager als gevolg van de twee rotondes die er komen. De hinder neemt ook af doordat er in de toekomst in veel mindere mate dan nu sprake is van wachtende auto's bij verkeerslichten. In het kader van de omgevingsvergunning worden de milieuconsequenties van de verplaatsing in de komende periode nader in beeld gebracht.

Binnen het plangebied worden verder ook geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarvoor geluidsonderzoek is vereist.

4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm).

De luchtkwaliteit in een bepaald gebied wordt bepaald door de achtergrondconcentratie van fijn stof (PM10, deeltjes <10 µm) en stikstofdioxide (NO2) plus de bijdragen van lokale bronnen die bij de achtergrondconcentratie opgeteld worden.

Bij de besluitvorming over bouw- en bestemmingsplannen dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit: in artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is aangeven dat een bestuursorgaan bevoegdheden kan uitoefenen of wettelijke voorschriften kan toepassen indien aannemelijk kan worden gemaakt dat de uitoefening of toepassing niet 'in betekenende mate' bijdraagt aan de concentraties in de buitenlucht.

De definitie van 'in betekenende mate' is vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur. Projecten die de concentratie NO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. In concentraties uitgedrukt betekent dit een verslechtering van 1,2 µg/m3 voor beide stoffen. De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009, de datum waarop het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht werd. De 3%-grens is voor een aantal categorieën van projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen. Zo gaat het bij woningbouw om de toevoeging van 1.500 woningen netto bij één ontsluitingsweg, of 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.

Het bestemmingsplan Bohemen neemt de volgende ontwikkeling mee in het actualiseringsplan:

Herinrichting Machiel Vrijenhoeklaan (Noordwestelijke Hoofdroute)

De Sportlaan en Machiel Vrijenhoeklaan maken deel uit van de Noordwestelijke hoofdroute en worden opnieuw ingericht. Alleen op de Sportlaan (ligt buiten het plangebied) leidt herinrichting tot een verlegging van de wegas. Het wegontwerp is voor dit deel en voor deze locatie reeds meegenomen in het geactualiseerde bestemmingsplan Vogelwijk.

Op grond van het raadsbesluit inzake vaststelling voorontwerp Machiel Vrijenhoeklaan - Sportlaan inclusief groenzone (RIS 294613) wordt de aanpassing aan de Noord-Westelijke hoofdroute (NWHR) en voor het deel herinrichting aan de Machiel Vrijenhoeklaan meegenomen in de actualisatie van het bestemmingsplan Bohemen. De uitkomsten hiervan hebben overigens in juridisch planologische zin niet geleid tot een wijziging van het bestemmingsplan aangezien de herinrichting op basis van het wegontwerp reeds past binnen de begrenzingen en regels van het vigerende bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan kan de herinrichting plaatsvinden binnen de huidige begrenzingen en binnen de bestemminglegging Verkeer - Hoofdverkeersweg en Groen.

Verder zijn de rijsnelheden in de toekomst lager als gevolg van de twee rotondes die er komen (buiten het plangebied). De hinder neemt ook af doordat er in de toekomst in veel mindere mate dan nu sprake is van wachtende auto's bij verkeerslichten. In het kader van de omgevingsvergunning worden de milieuconsequenties van de verplaatsing in de komende periode nader in beeld gebracht. Uitgangspunt voor de herinrichting is dat de doorstroming op het huidige niveau blijft. het huidige niveau voldoet aan de doorstromingseisen zoals opgenomen in de Haagse Nota Mobiliteit. Het is niet aannemelijk dat door de herinrichting de luchtkwaliteit verslechtert.

Onderzoek en conclusie

Het bestemmingsplan maakt - behoudens herinrichting van de Machiel Vrijenhoeklaan - geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en draagt daarbij niet in betekende mate bij aan een eventuele verslechtering van de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer (zie ook bijlage 2 van de Wet Milieubeheer) vormen geen beletsel voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.6 Natuurbescherming

Op 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (bescherming bossen). Voor zowel een vergunning Natura 2000 (voorheen Natuurbeschermingswet), ontheffing soortbescherming (voorheen Flora- en faunawet) als kapmelding (voorheen Boswet) zijn in de meeste gevallen GS van de provincie Zuid-Holland, waarin de activiteit in hoofdzaak wordt uitgevoerd, het bevoegd gezag. Omgevingsdienst Haaglanden is door de provincie Zuid-Holland gemandateerd voor zowel de vergunningverlening Natura 2000 als de ontheffing verlening soortbescherming.

4.6.1 Gebiedsbescherming

In de Wet Natuurbescherming is de gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden, de zogenoemde Natura 2000-gebieden, overgenomen uit de Natuurbeschermingswet 1998. Hieraan voorafgaand is in januari 2006 de formele aanwijzingsprocedure van Natura 2000-gebieden gestart. Na deze aanwijzing is de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet 1998 en sinds 1 januari 2017 in de Wet natuurbescherming. Daarmee vervalt de rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn in Nederland.

In Den Haag dient rekening te worden gehouden met de Natura 2000-gebieden: Meijendel & Berkheide (incl. Harstenhoek, Oostduinen en Vlakte van Waalsdorp), Westduinpark & Wapendal (incl. Bosjes van Poot) alsmede Solleveld & Kapittelduinen (incl. landgoed Ockenburgh, Hyacintenbos, van Leydenhof en Westduinen). Dit betreft Habitatrichtlijngebieden. Er zijn geen Vogelrichtlijngebieden in de gemeente Den Haag. Indien ontwikkelingen en activiteiten in het plangebied een significant negatief effect kunnen hebben op een Natura 2000-gebied, dient een habitattoets uitgevoerd te worden. In het bestemmingsplan dient aangegeven te worden in hoeverre de uitvoering van het plan belemmerd wordt door de verplichtingen vanuit de Wet Natuurbescherming.

In het plangebied is de locatie Wapendal gelegen welke onderdeel uitmaakt van Natura 2000-gebied Westduinpark & Wapendal inclusief Bosjes van Poot.

Gebiedsbeschrijving

Ligging en begrenzing

Het Natura 2000-gebied Westduinpark & Wapendal (ca. 245 ha) ligt in de provincie Zuid-Holland en bestaat uit twee deelgebieden: het Westduinpark (inclusief de Bosjes van Poot) en Wapendal (zie onderstaand figuur. Westduinpark is een duingebied aan de rand van Den Haag en Wapendal ligt tussen de bebouwing van Den Haag. In het aanwijzingsbesluit (Ministerie van EZ, 2011) worden de Bosjes van Poot als integraal onderdeel van het Westduinpark beschouwd. De instandhoudingsdoelen gelden dan ook voor het hele gebied. Om deze reden wordt in deze gebiedsbeschrijving geen onderverdeling gemaakt in het Westduinpark en de Bosjes van Poot.

Onder het Westduinpark wordt “Westduinpark inclusief Bosjes van Poot” verstaan. In onderstaande kaart zijn de verschillende deelgebieden op kaart weergegeven. Westduinpark & Wapendal maken deel uit van een aaneenschakeling van Natura-2000 gebieden die in het duinlandschap langs de Noordzeekust zijn gelegen (de aaneenschakeling is hier en daar onderbroken door onder andere bebouwing, zoals steden als Den Haag of Katwijk). Ten noorden van het Westduinpark ligt het Natura 2000-gebied Meijendel & Berkheide en ten zuiden ligt het Natura 2000-gebied Solleveld & Kapittelduinen.

Zie voor een uitgebreide beschrijving het beheerplan Westduinpark op de site van de Provincie Zuidholland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0319ABohemen-50VA_0022.png"

Afbeelding 22: deelgebieden in het Natura 2000-gebied Westduinpark & Wapendal

Wegen en paden

Ten behoeve van de recreatie lopen door het Westduinpark diverse voet-, fiets- en ruiterpaden. Er liggen zowel onverharde als verharde wandelpaden in het gebied. Daarnaast ontstaan er door oneigenlijk gebruik veel “wilde” paden, die officieel niet gebruikt mogen worden. De zeer kwetsbare zeereep is ontoegankelijk voor recreanten.

Er loopt een aantal verharde fietspaden in het gebied. Uitgangspunt van de gemeente is dat er een directe fietsverbinding blijft bestaan tussen Kijkduin en Scheveningen. Deze verbinding maakt deel uit van de “Westduinroute”. Parallel aan de kustlijn lopen ook twee ruiterpaden door het gebied.

Beheerplan en Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)

Voor dit Natura 2000-gebied is een beheerplan opgesteld, waarin de maatregelen zijn opgenomen die garanderen dat de instandhoudingsdoelen worden gehaald. In het kader van het beheerplan heeft de provincie Zuid-Holland overeenkomsten afgesloten met de terreinbeherende organisaties over het nemen van instandhoudingsmaatregelen die gericht zijn op de intensivering van het beheer (H2130A en H2130B) en dynamisch zeereepbeheer (H2120, H2130A en H2180A).

Voorts is binnen het Natura 2000-gebied in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) ruimte gecreëerd voor ruimtelijke ontwikkelingen. Voor de habitat typen waar sprake is van een toename van de stikstof depositie wordt verwezen naar de passende beoordeling behorend bij de PAS.

Het bestemmingsplan Bohemen betreft een overwegend conserverend bestemmingsplan waarin geen (grootschalige) ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt en waaruit niet een toename in mol/N/ha/jr is voorzien. Voor een volledige beschrijving van de in het plan opgenomen ontwikkelingen wordt verwezen naar Hoofdstuk 5 Planbeschrijving. Significante negatieve effecten zijn op basis van dit bestemmingsplan uitgesloten.

Onderzoek en conclusie

Vanwege de maatregelen die in het beheerplan maar ook in het PAS worden getroffen, worden de natuurlijke waarden en kenmerken van het Natura 2000 - gebied niet aangetast. Op grond van bovenstaande concluderen wij voorts dat met dit bestemmingsplan er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt waarin een toename in mol N/ha/jr is te voorzien en dat vaststelling van dit bestemmingsplan de instandhoudingsdoelstellingen op het Natura2000-gebied niet in de weg zal staan.

4.6.2 Natuurnetwerk Nederland

Binnen het plangebied zijn delen van het Natuurnetwerk Nederland gelegen, zie onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0319ABohemen-50VA_0023.png"

Afbeelding 23: uitsnede Natuurnetwerk Nederland

In het plangebied maakt de Haagsebeek onderdeel uit van de stedelijke ecologische verbindingszone. Verder maakt Wapendal onderdeel uit van het Natura2000 gebied Westduinpark & Wapendal inclusief Bosjes van Poot. Tot slot zijn er enkele bomenrijen in het plangebied aanwezig (de Savornin Lohmanlaan, Machiel Vrijenhoeklaan en de Laan van Meerdervoort).

Onderzoek en conclusie

De Sportlaan en Machiel Vrijenhoeklaan maken deel uit van de Noordwestelijke hoofdroute (NWHR).

Op grond van het raadsbesluit inzake vaststelling voorontwerp Machiel Vrijenhoeklaan - Sportlaan inclusief groenzone (RIS 294613) wordt de aanpassing aan de Noord-Westelijke hoofdroute (NWHR) en hiermee een herinrichting aan de Machiel Vrijenhoeklaan meegenomen in de actualisatie van het bestemmingsplan Bohemen. De uitkomsten hiervan hebben overigens in juridisch planologische zin niet geleid tot een wijziging van het bestemmingsplan aangezien de herinrichting op basis van het wegontwerp reeds past binnen de begrenzingen en regels van het vigerende bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan kan de herinrichting plaatsvinden binnen de huidige begrenzingen en binnen de bestemminglegging Verkeer - Hoofdverkeersweg en Groen

Onderdeel van de herinrichting is een kwaliteitsverbetering van de Groenzone Haagse Beek. Hiernaar is op basis van voorgaand raadsbesluit onderzoek gedaan en er wordt rekening gehouden met de natuurwaarden binnen het gebied zodat er geen sprake is van effecten op het Natuurnetwerk Nederland - gebied.

4.6.3 Soortenbescherming

De Wet natuurbescherming heeft de bescherming van planten- en diersoorten uit de Flora- en faunawet overgenomen. De Wet natuurbescherming gaat ervan uit dat zonder uitdrukkelijke toestemming geen schade mag worden toegebracht aan beschermde dieren of planten. Dit betekent dat het gaat om het effect van een handeling op beschermde soorten.

De wet kent een drie aparte beschermingsregimes voor:

  • 1. soorten van de Vogelrichtlijn;
  • 2. soorten van de Habitatrichtlijn, het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn;
  • 3. andere soorten' die vanuit nationaal oogpunt zijn beschermd.

Hierbij zijn enkele wijzigingen geweest in welke soorten beschermd zijn. De Wet natuurbescherming legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland, bijvoorbeeld door eisen te stellen aan de wijze en het tijdstip van uitvoering van bouwplannen waarbij men rekening houdt met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen en waardoor dieren niet onnodig worden verontrust. Ook legt de Wet natuurbescherming een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling, voor andere soorten die strenger zijn beschermd (vleermuizen, vogels, eekhoorns) kan onder voorwaarden een ontheffing worden aangevraagd.

Onderzoek en conclusie

Er worden met het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Op grond van het raadsbesluit inzake vaststelling voorontwerp Machiel Vrijenhoeklaan - Sportlaan inclusief groenzone (RIS 294613) wordt de aanpassing aan de Noord-Westelijke hoofdroute (NWHR) en hiermee een herinrichting aan de Machiel Vrijenhoeklaan meegenomen in de actualisatie van het bestemmingsplan Bohemen.

Onderdeel van de herinrichting is een kwaliteitsverbetering van de Groenzone Haagse Beek. Hiernaar is op basis van voorgaand raadsbesluit onderzoek gedaan en er wordt rekening gehouden met de natuurwaarden binnen het gebied zodat er geen sprake is van effecten in het kader van de Wet natuurbescherming in het gebied.

4.6.4 Bescherming bossen

In 1998 zijn de Haagse grote groengebieden buiten de zogenaamde "bebouwde kom Boswet" (Rv 57 - 1998, RIS 021312) en daarmee onder de werking van de Boswet geplaatst. Deze gebieden vallen per 1 januari 2017 onder de werking van de Wet natuurbescherming. Dit betekent dat duurzame instandhouding van het bos is verzekerd en wat bos is ook bos moet blijven. Financiële tegemoetkomingen (subsidies) van Rijk en Provincie zijn mogelijk. Bescherming vindt plaats door middel van een meldings- en herplantingsplicht.

4.6.4.1 De Wet natuurbescherming: meld- en herplantingsplicht

Gezien het goed functionerende systeem onder de Boswet, is ook in de Wet natuurbescherming gekozen voor de meld- en herplantingsplicht voor het vellen van houtopstanden. Houtopstanden die onder de werking van de Wet natuurbescherming vallen, mogen alleen worden gekapt als aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Allereerst moet de kap van te voren worden gemeld. Voor dunningen is de meldings- en herplantingsplicht niet van toepassing. Anders dan onder de Boswet moet de kap vanaf 1 januari 2017 worden gemeld bij Gedeputeerde Staten van de provincie. Provinciale staten kunnen bij verordening regels stellen over de melding en bepalen welke gegevens moeten worden verstrekt, de termijn en de wijze waarop moet worden gemeld en over de wijze waarop moet worden herbeplant. Na de (gemelde) kap dient de eigenaar van het bos ervoor te zorgen dat drie jaar na het kappen van het bos, hetzelfde areaal bos aanwezig is in de vorm van jonge beplanting. Het herbeplanten van het perceel kan plaatsvinden door aanplant, bezaaiing, natuurlijke verjonging of op andere wijze realiseren van een nieuwe houtopstand.

4.6.4.2 Houtopstanden

Ook voor de reikwijdte van te beschermen houtopstanden is in de Wet natuurbescherming grotendeels aangesloten op de Boswet. Wederom geldt de meld- en herplantingsplicht voor houtopstanden van 10 are en groter en een bomenrij van 20 bomen. De term 'houtopstand' is gedefinieerd als een zelfstandige eenheid van bomen, boomvormers, struiken, hakhout of griend. Niet voor alle houtopstanden die aan deze vereisten voldoen, geldt de meld- en herplantingsplicht. Net zoals onder de werking van de Boswet zijn bomen op erven en tuinen en een rij wilgen of populieren op of langs landbouwgronden uitgezonderd. Ook is in de Wet natuurbescherming gedacht aan de praktische problemen bij de productie van hout als biomassa. Populieren, wilgen, essen of elzen die zijn bedoeld voor de productie als houtige biomassa zijn uitgezonderd van de meld- en herplantingsplicht indien ten minste eens per tien jaar wordt geoogst, de beplanting na 1 januari 2013 is aangelegd en aan bepaalde beplantingseisen is voldaan. Italiaanse populieren, linden, paardenkastanjes en treurwilgen worden vanaf 1 januari 2017 (in tegenstelling tot voorheen onder de Boswet) wél beschermd.

4.6.4.3 Bebouwde kom

De Wet natuurbescherming beschermt geen houtopstanden binnen de bebouwde kom. Waar de grens van de bebouwde kom ligt, wordt bepaald door de gemeenteraad. Anders dan de naam wellicht doet vermoeden, gaat het hier niet om de grens van de bebouwde kom op grond van de Wegenverkeerswet. Aangezien de gemeente op 1 januari 2017 nog geen (nieuwe) komgrens op grond van de Wet natuurbescherming heeft vastgesteld geldt volgens artikel 9.9 van de Wet natuurbescherming de komgrens zoals die is vastgesteld onder de Boswet (RIS 021312).

Onderzoek en conclusie

In het plangebied vallen de bosjes van Pex onder de de door de gemeenteraad aangewezen Bebouwde kom. Dit betekent dat aan de randen rondom de aanwezige bebouwing en sportaccommodaties de bestemming Bos wordt toegekend.

4.7 Bodem

Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.

De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden van stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  • a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  • b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  • c. het wegnemen van actuele risico's.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat risico's voldoende worden beheerst.

Bodemkwaliteit

Het plangebied ligt in de wijk Bohemen inclusief Wapendal en Bosjes van Pex, welke tussen 1930 en 1940 voor een belangrijk deel is gebouwd. Tijdens de Tweede Wereldoorloog is de wijk echter deels weer gesloopt, dit in verband met de aanleg van een tankgracht onderdeel uitmakend van de Atlantikwall. In deze periode hebben ook veel woningen langdurig leeg gestaan. In 1948 is men weer begonnen met de herbouw van de wijk. De voornaamste parken en natuurgebieden binnen de wijk zijn tijdens de herbouw behouden.

Binnen het plangebied en in de directe omgeving daarvan hebben, vooral aan De Savornin Lohmanplein, bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging gehad. Het gaat hierbij om chemische wasserijen, garagebedrijven, een verfspuiterij en benzinestations. Verder hebben bij veel woningen, woongebouwen en scholen ondergrondse huisbrandolietanks gelegen. Een beperkt aantal woongebouwen zijn recent nog verwarmd met huisbrandolie, een aantal tanks zijn mogelijk in het plangebied nog aanwezig.

In het woongedeelte van de wijk hebben bij vrijwel alle woningen ondergrondse huisbrandolietanks gelegen. De meeste ondergrondse tanks zijn in de loop van de tijd verwijderd. ten gevolge van lekkage van deze tanks is op een aantal locaties bodemverontreiniging opgetreden. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m³ vaste bodem en/of 100 m³ grondwater (bodemvolume). Tijdens de tanksanering heeft op de meeste locaties tevens een bodemsanering plaatsgevonden.

In het plangebied en in de directe omgeving daarvan zijn een beperkt aantal bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichtingen en/of bouwplannen. Op een aantal locaties is de bodem verontreinigd met minerale olie ten gevolge van lekkage/morsingen bij de bedrijfsactiviteiten van garagebedrijven. Een deel van de aangetroffen verontreinigingen is al gesaneerd. Deze grond- en grondwaterverontreinigingen zijn nog niet allemaal volledig in beeld gebracht. Zeer plaatselijk is een ophooglaag (bestaande uit puin en sintels) aangetroffen welke verontreinigd is met metalen en teerachtige stoffen.

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat de bovengrond (0-0,5 m-maaiveld) is gelegen in zone B1 en gemiddeld licht verontreinigd is met lood en PAK en matig met PCB. De ondergrond (0,5-2,0 m-mv.) is gelegen in zone O2 en is gemiddeld licht verontreinigd met PCB.

Onderzoek en conclusie

Op nog niet alle verdachte deellocaties in het plangebied heeft bodemonderzoek plaatsgevonden. Voor die delen van het plangebied waar in de toekomst eventueel herinrichting en/of nieuwbouw zal plaatsvinden en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden. Naast het feit dat nog niet overal bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien op deze locaties herinrichting en/of nieuwbouw zal plaatsvinden, zullen de bodemonderzoeken geactualiseerd moeten worden.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken zijn de bestaande situatie (hoofdstuk 2), het beleidskader (hoofdstuk 3) en de milieukwaliteitseisen (hoofdstuk 4) uiteengezet. Dit diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan. In paragraaf 5.2 wordt het plan beschreven en in paragraaf 5.3 worden de in het plan opgenomen ontwikkelingen aangegeven. Aan de hand hiervan wordt in paragraaf 5.5 een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Met deze keuze kan de opzet van het bestemmingsplan in paragraaf 5.6 en de bestemmingen globaal beschreven worden.

5.2 Beschrijving van het plan

Het voorliggende bestemmingsplan Bohemen van de gemeente Den Haag vormt het planologisch-juridisch bindende kader voor het toelaatbaar gebruik van de gronden binnen het plangebied, dit is vastgelegd op de digitale verbeelding (plankaart) behorende bij dit bestemmingsplan en in de regels. Het bestemmingsplan Bohemen betreft grotendeels een conserverend bestemmingsplan waarin deels de bestaande rechten uit het bestaande bestemmingsplan uit 2008 zijn overgenomen en deels de bestaande situatie (op basis van uitgevoerde inventarisaties, luchtfoto's, hoogte kaarten etc.) opnieuw en op onderdelen conserverender zijn vastgelegd om de bestaande kenmerken en structuren van de wijk nog beter te behouden en te beschermen.

5.3 Ontwikkelingen

Het bestemmingsplan Bohemen maakt alleen de volgende ontwikkelingen mogelijk:

  • Noord-Westelijke hoofdroute (NWHR), herinrichting Machiel Vrijenhoeklaan (RIS 294613)

Bovendien wordt, zoals in hoofdstuk 3 is aangegeven, volgens de 'Agenda voor de Haagse Verdichting' ingegaan op de mogelijkheden tot invulling van:

  • 1. functiewijziging (ombouwen van kantoorgebouwen naar woningbouw);

In het plangebied komen geen percelen voor functie wijziging in aanmerking.

  • 2. dubbel grondgebruik;

Aanwezige situaties zijn als zodanig bestemd bijvoorbeeld aanwezige ondergrondse parkeergarage met daarboven woningen ter hoogte van de Dovenetellaan.

  • 3. optoppen (dakopbouwen en minimaal vijf bouwlagen);

Zie voor een uitgebreide beschrijving paragraaf 5.3.4 Extra bouwlagen.

  • 4. verruiming van mogelijkheden voor bouwen van aan- en bijgebouwen;

In dit bestemmingsplan wordt aangsloten op het vergunningsvrij bouwen zoals geregeld in bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht (BOR).

5.3.1 Machiel Vrijenhoeklaan

Op grond van het raadsbesluit inzake vaststelling voorontwerp Machiel Vrijenhoeklaan - Sportlaan inclusief groenzone (RIS 294613) wordt de aanpassing aan de Noord-Westelijke hoofdroute (NWHR) en hiermee een herinrichting aan de Machiel Vrijenhoeklaan meegenomen in de actualisatie van het bestemmingsplan Bohemen. De uitkomsten hiervan hebben overigens in juridisch planologische zin niet geleid tot een wijziging aangezien de herinrichting op basis van het ontwerp reeds paste binnen de begrenzingen en regels van het vigerende bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan kan de herinrichting plaatsvinden binnen de begrenzing en binnen de bestemminglegging Verkeer - Hoofdverkeersweg en Groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0319ABohemen-50VA_0024.png"

Afbeelding 25: ligging Machiel Vrijenhoeklaan

De doelen van de beoogde herinrichting zijn:

  • een verbetering van de inpassing van de wegen in de omgeving
  • een verbetering van de leefbaarheid in de omgeving
  • een verbetering van de verkeersveiligheid voor alle weggebruikers

De consequentie voor de Machiel Vrijenhoeklaan is dat deze wordt voorzien van één rijstrook per richting. In de huidige situatie is de weg uitgerust twee rijstroken per richting. Deze vormgeving past beter bij de verkeersintensiteiten en heeft een positief effect op de verkeersveiligheid en de oversteekbaarheid van de weg en de inpassing van de weg in de omgeving. In de vrijgekomen ruimte komen bomen. De fietspaden langs de Machiel Vrijenhoeklaan worden breder en komen verder van de rijbaan te liggen. De kruising met de Muurbloemweg wordt veiliger, vooral voor fietsers en voetgangers. De kruising met de De Savornin Lohmanlaan wordt uitgevoerd als rotonde (deze herinrichting is meegenomen in het bestemmingsplan Vogelwijk en ligt buiten dit plangebied). Hierdoor verbeteren de verkeersdoorstroming, de oversteekbaarheid en de verkeersveiligheid. De Sportlaan krijgt één rijstrook per richting, net als in de huidige situatie. Aan de zeezijde (de kant waar de huizen staan) wordt de weg voorzien van een ventweg (parallelweg). De ventweg is bedoeld voor auto's van en naar de inritten, zijstraten en parkeerplaatsen. Hierdoor wordt het doorgaand verkeer gescheiden van het bestemmingsverkeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0319ABohemen-50VA_0025.png"

Afbeelding 26: ontwerp herinrichting Machiel Vrijenhoeklaan

5.3.2 Bethelkerk (Händellaan 50)

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0319ABohemen-50VA_0026.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0319ABohemen-50VA_0027.png"

Afbeelding 27: Ligging Bethelkerk in het plangebied

Huidige bestemming Maatschappelijk (M) wordt behouden.

Voor de Bethelkerk is eerder een voorstel opgesteld voor nieuwbouw. Daarop is een initiatief gekomen voor behoud van de Bethelkerk van de SBB, Stichting Behoud Bethelkerk. Aansluitend is in 2017 nader onderzoek gedaan door meerdere partijen waarbij de kerk wordt behouden.

Het voorstel van Gribnau Holding BV in samenwerking met de SBB is positief ontvangen en heeft geleid tot de verkoop van de Bethelkerk aan Gribnau Holding bv. Het voorstel betreft een woonvoorziening voor centraal wonen-project “Naaste Buren” met ruimte voor activiteiten van SBB in de kerk met aanvullende nieuwbouw ter plaatse van het te slopen gemeentecentrum. Bij dit planvoorstel blijft de kerk behouden voor de maatschappelijke initiatieven van de SBB en worden in en naast de kerk woningen gerealiseerd.

Zie voor deze werkwijze tevens de commissiebrief Toekomst PGG-kerken, Bethelkerk en Valkenboskerk van 23 januari 2018 (RIS 298924). Op het moment van de ter visie legging van het ontwerp bestemmingsplan zijn de uitwerkingen en hiervoor benodigde onderzoeken nog niet gereed waardoor de herontwikkelingslocatie op dit moment conserverend wordt bestemd.

De (her)ontwikkeling wordt niet meegenomen in dit actualiseringsplan.

5.3.3 Overige toekomstige ontwikkelingen

Bloem en Daal

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0319ABohemen-50VA_0028.png"

Afbeelding 28: Ligging Bloem en Daal

Het plan Bloem en Daal aan de Daal en Bergselaan is op dit momenteel niet concreet. Dit initiatief ligt aan de overkant van de Daal en Bergselaan en net buiten dit plangebied van het bestemmingsplan Bohemen.

De (her)ontwikkeling wordt niet meegenomen in dit actualiseringsplan.

De Savornin Lohmanlaan

Deze locatie bevindt zich tegenover het De Savornin Lohmanplein in de brede wigvormige middenberm van De Savornin Lohmanlaan. De locatie bestaat uit het half ronde De Savornin Lohmanpark en de middenberm-locatie bij de benzinepomp. De locatie ligt naast de bosjes van Pex en de nabij gelegen duinen worden hier al voelbaar. De locatie grenst aan het winkelcentrum met haar hoogbouw en openbaar vervoersvoorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0319ABohemen-50VA_0029.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0319ABohemen-50VA_0030.png"

Afbeelding 29: Groenstrook Savornin Lohmanplein

Op 3 maart 2018 is de Ruimtelijke Verkenning Driehoek Loosduinen vastgesteld (RIS299347).

Hierin is voor dit gebied de volgende ambitie vastgelegd.

De kwaliteit van het oorspronkelijke stedenbouwkundige plan kan weer teruggebracht worden, dit kan samengaan met kwalitatieve bebouwing in hetzelfde volume als de huidige bebouwing, waarbij de zichtlijnen richting de duinen een belangrijk uitgangspunt zijn. De brede middenberm heeft de mogelijkheid te transformeren naar een onderscheidend groen parkje dat volop profiteert van de ligging aan de bosjes van Pex en de nabijheid van de duinen. Deze kwaliteit is onderscheidend ten opzichte van de andere deelgebieden in de Gebiedsvisie. De Savornin Lohmanpark blijft groen, hier wordt geen bebouwing aan toegevoegd. De aansluiting op het De Savornin Lohmanpark wordt verbeterd zodat het park toegankelijker wordt.

De bedrijvenbestemming (paars) (deels) wegbestemmen en herbestemmen is nu nog geen optie omdat de plannen daarvoor nog niet concreet genoeg zijn en er nog geen zicht is op (financiële) middelen. 

De (her)ontwikkeling wordt niet meegenomen in dit actualiseringsplan.

Extra bebouwing randen Bosjes van Pex

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0319ABohemen-50VA_0031.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0319ABohemen-50VA_0032.png"

Afbeelding 30: beoogde locatie woningbouw

Op dit moment zijn er geen concrete bouw plannen voor nadere invulling van de randen van dit gebied. Op het gebied rust voorts een Groen bestemming.

De (her)ontwikkeling wordt niet meegenomen in dit actualiseringsplan.

5.3.4 Extra bouwlagen
5.3.4.1 Vijf bouwlagen

Zoals in hoofdstuk 3 is aangegeven volgt uit de structuurvisie en de agenda voor de Haagse Verdichting dat voor bebouwing langs doorgaande wegen en groen wordt uitgegaan van de mogelijkheid om minimaal vijf bouwlagen te realiseren.

Het toestaan van een grotere hoogte langs doorgaande routes (lange lijnen) kan immers een bijdrage leveren aan de verdichtingsopgave uit de 'Agenda voor de Haagse Verdichting'. Verdichting langs hoofdontsluitingswegen is gebaseerd op het streven naar intensief ruimtegebruik in bestaand stedelijk gebied. De belangrijkste criteria aan de hand waarvan besloten wordt of verdichting wordt toegepast wordt zijn:

  • 1. de betekenis van de route in de stad;
  • 2. de verhouding tussen de profielbreedte en de aanwezige bebouwing;
  • 3. de bestaande ruimtelijke kwaliteit;
  • 4. het (Rijks)beschermd stadsgezicht.

In het plangebied komen de volgende wegen voor verdichting in aanmerking met een minimale bouwhoogte van 5 lagen.

De volgende wegen (routes) komen in principe voor verdichting in aanmerking: de Laan van Meerdervoort en de Savornin Lohmanlaan.

Het is echter niet aannemelijk dat er binnen de planperiode van dit bestemmingsplan (10 jaar) een bouwplan tot verdichting langs deze wegen wordt ontwikkeld. Ook individuele aanvragen zijn niet te verwachten. De bebouwing bestaat grotendeels uit 4 of 5 lagen met een plat dak of met een kap. Een ontwikkeling om te verdichten in de toekomst blijft mogelijk. Wanneer de kans zich voordoet en de gemeente hieraan wil meewerken, kan een aparte planologische procedure worden gevolgd. De bestaande bebouwing (goot- en bouwhoogten) is daarom opgenomen in dit bestemmingsplan.

Overigens dient op basis van de structuurvisie sprake te zijn van herstructurering (uitspraak Raad van State 200907208/1/R1). Hiervan is in onderhavige plangebied geen sprake.

5.3.4.2 Dakopbouwen (extra bouwlaag)

De gemeente Den Haag wil dakopbouwen mogelijk maken omdat:

  • deze vorm van woninginnovatie een (duurzame) bijdrage kan leveren in het vergroten van woningoppervlaktes;
  • het een alternatief is voor verhuizen naar een grotere woning elders waardoor de sociale structuur minder onder druk komt te staan;
  • vasthouden van middeninkomens;
  • het past binnen de binnenstedelijke verdichtingsopgave (gemeentelijk, provinciaal en rijksbeleid).


Binnen 10 jaar na het verlenen van een omgevingsvergunning voor het vergroten van een bestaande woning d.m.v. een dakopbouw (extra bouwlaag) ten behoeve van het eigen gebruik, zal het college (RIS 268496) geen medewerking verlenen aan een aanvraag om een omgevingsvergunning tot splitsing van de betreffende woning met dakopbouw in meerdere zelfstandige woningen .

Bij de inventarisatie zijn drie uitgangspunten gehanteerd:

  • 1. Het moet gaan om uitbreiding van woningen. Onder andere bedrijfspanden en garageboxen komen niet in aanmerking voor een dakopbouw
  • 2. Het betreft twee- en drielaagse bebouwing met een plat dak (zowel eensgezins- als meergezinswoningen). Woningen met een duidelijke kapconstructie of gootlijn aan de straatzijde en bebouwing die al minimaal vier bouwlagen hoog is komen niet in aanmerking voor een dakopbouw. (Een uitzondering hierop is de 4-laagse bebouwing langs de lange lijnen zie 5.3.4.1).
  • 3. De bestaande planologische rechten uit het vigerende bestemmingsplan worden gerespecteerd.


Vervolgens wordt rekening gehouden met de stedenbouwkundige inpassing van de locaties die volgens de eerste inventarisatie in aanmerking komen voor een dakopbouw. De volgende aspecten spelen hierbij een rol:

  • Straatprofielen: het betreffende straatprofiel moet voldoende ruim bemeten zijn om dakopbouwen aan één of twee kanten toe te voegen. Hierbij speelt enerzijds de lichtinval en de bezonning van de gevels een rol, maar ook de verhoudingen tussen straatbreedte en hoogte van de omliggende bebouwing (minimale verhouding straat - gevelwand ongeveer 1:1).
  • Binnenterreinen: het betreffende binnenterrein moet voldoende maat hebben om ophoging van de aanliggende bebouwing mogelijk te maken. Hierbij spelen met name lichtinval en de mate van bezonning van de gevels een rol.
  • Hoogte stedelijke omgeving: (1) hoe hoog zijn de omliggende panden? Hoe verhoudt zich het toevoegen van een dakopbouw tot het omliggend stedelijk gebied? De behoefte aan dakopbouwen speelt met name bij twee of drie bouwlagen in de bestaande situatie.
  • Dakvormen: dakopbouwen liggen het meest voor de hand bij platte daken en zeer flauw hellende daken (vlieringen; geen stahoogte);
  • Ensemblewaarde: Van invloed op de keuze is of een gebied is aangewezen als Rijks- of gemeentelijk beschermd stadsgezicht. Hierbij wordt met name gekeken naar de stedenbouwkundige samenhang.
  • Architectuur: de architectuur van het pand kan van invloed zijn op de positionering van de dakopbouw op het dakvlak, maar is niet bepalend voor het al dan niet toestaan van een dakopbouw.


De aanvraag voor een dakopbouw wordt altijd voorgelegd aan de welstandscommissie.
In de stedenbouwkundige verantwoording wordt geen onderscheid gemaakt tussen woningen in
particulier eigendom of corporatiebezit.



De volgende stappen zijn doorlopen:


1. Het plangebied is geïnventariseerd op twee- en drielaagse platte bebouwing.

2. Stedenbouwkundige afweging over de wenselijkheid van een dakopbouw.

3. Noodzaak tot bezonningsonderzoek

4. Stedenbouwkundige afronding waar dakopbouwen mogelijk zijn.

5. Vertaling naar het bestemmingsplan


1. Inventarisatie en bestaande planologische rechten uit het vigerende bestemmingsplan

In het vigerende bestemmingsplan "Bohemen" van 6 maart 2008 zijn de in het plangebied aanwezige woningen op de verbeelding (plankaart) weergegeven met de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen'.

Bij het bepalen van de daadwerkelijke hoogte van de gebouwen en woningen is gebruik gemaakt van stereokartering met behulp van luchtfoto's. Voorts bleek uit de verrichte inventarisaties dat het maximum aantal bouwlagen niet altijd overeenkomt met de daadwerkelijk gerealiseerde bouwlagen en voorts zijn de meeste woningen uitgevoerd met een kap. In het plangebied is voor wat betreft de bestemming wonen in het algemeen sprake van koop appartementen complexen in de vorm van VvE's waaraan de bestemming Wonen - 2 is toegekend. Bij een aantal zijn in het plangebied afwijkende woonvormen geconstateerd in de vorm van eengezinswoningen (zonder VvE) waaraan de bestemming Wonen - 1 is toegekend. De onbenutte bouwlagen (geen volledige bouwlaag, onbenutte bouwlaag en twee onbenutte bouwlagen) zijn daarmee nog niet gerealiseerd en gezien het uitgekristalliseerde karakter van de wijk, waarbij de woningen en woonappartementen veelal met een kap zijn uitgevoerd, zijn ook in planologische zin niet meer wenselijk om opnieuw en als directe bouwmogelijkheid te bestemmen in dit actualiseringsplan. Ook daarbij rijst de vraag in hoeverre er, bij met name zelfstandige koopappartement complexen (met VvE), nut- en noodzaak bestaat om de kap te vervangen en daardoor alsnog de niet gerealiseerde bouwlaag (in enkele situaties twee bouwlagen) te benutten. Dit zou anders kunnen zijn indien er vooral bij woningappartementen sprake zou zijn van één eigenaar in de vorm van bijvoorbeeld woningcorporaties of vastgoed organisatie en met het oog op een betere exploitatie gebruik zou kunnen worden gemaakt van planologische onbenutte uitbreiding van het appartementencomplex uit het voorgaande plan, maar dat is in dit plangebied niet het geval.

Er is daarom voor gekozen om de feitelijke goot- en bouwhoogten vast te leggen op de digitale verbeelding (plankaart). De onbenutte bouwlagen zijn geïnventariseerd en eventueel het alsnog benutten ervan behoort via een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid tot de mogelijkheden. Bij een volgende actualisering van het plan zullen vervolgens, indien in de tussenliggende periode er hiervoor geen aanvraag om omgevingsvergunning wordt ingediend, deze onbenutte bouwlagen in zijn geheel worden geschrapt.

2. Stedenbouwkundige overwegingen

Het leegstaande zorgcentrum van Dekkershage en het blok ernaast aan de Campanulastraat 5-23 zijn appartementengebouwen van drie lagen met een lessenaars dak. Deze gebouwen komen in aanmerking voor een dakopbouw. De hoogte van de bebouwing aan de overzijde is drie lagen met een kap en die aan de Balsemienstraat aan de achterzijde is ook drie lagen met een kap. Dit maakt een ophoging met een kapverdieping voor de hand liggend. Dit kan ook in de vorm van nieuwbouw zijn. De verhouding tussen de hoogte die dan ontstaat en de breedte van de straat en de binnentuin blijft onder de minimale verhouding van 1:1.

Verder zijn dakopbouwen in dit gebied niet toegestaan. Dit vloeit voort uit het tweede hierboven genoemde uitgangspunt dat alleen bij twee- en drielaagse bebouwing met een plat dak (zowel eengezins- als meergezinswoningen) een dakopbouw mogelijk is, en daarnaast dat woningen met een duidelijke kapconstructie of gootlijn aan de straatzijde en bebouwing die al minimaal vier bouwlagen hoog is hiervoor niet in aanmerking komen.

3. Noodzaak tot bezonningsonderzoek

Voorop gesteld dat een bezonningsonderzoek alleen is benodigd voor nieuwe situaties. Bestaande juridisch planologische situaties dienen in beginsel te worden gerespecteerd, daarmee ook de onbenutte bouwmogelijkheden het (gedeeltelijk) toevoegen van bouwlagen uit het voorgaande plan, en kan deze aanvullende eis niet worden gesteld. Verder wijst een bezonningsonderzoek uit dat:

  • Een verhoging van de bestaande bebouwing geeft bij een deel van de gevels van omliggende woningen extra schaduw. De invloed is vastgesteld op de toetsingsdatum 19 februari. De zonnestanden op deze datum komen met een verschuiving van een uur in verband met de zomertijd vrijwel overeen met die op 21 oktober. Behoudens de maanden november, december en januari is in de rest van het jaar door hogere zonnestanden doorgaans een veel kleinere invloed te verwachten.
  • Een bezonningsstudie is alleen vereist voor nieuwe situaties. De bestaande juridisch planologische bouwmogelijkheden uit het voorgaande bestemmingsplan zijn gerespecteerd en op een aparte kaart in beeld gebracht Bijlage 6 Bestaande bouwrechten. In de bestemmingen Wonen - 1 en Wonen - 2 is hiervoor een aparte afwijkingsbevoegdheid opgenomen.
  • Voor een aantal gewenste nieuwe situaties waarbij gebruik wordt gemaakt van de onbenutte en daarmee bestaande juridisch planologische situaties zijn de mogelijkheden ook geïnventariseerd en de goot- en bouwhoogten op de verbeelding (plankaart) vastgelegd. De locaties zijn genoemd bij de stedenbouwkundige overwegingen: Het betreft het leegstaande zorgcentrum van Dekkershage en het blok ernaast aan de Campanulastraat en zijn appartementengebouwen van 3 lagen met een plat dak. Deze gebouwen komen in aanmerking voor een extra bouwlaag (dakopbouw).


4. Stedenbouwkundige afronding waar dakopbouwen mogelijk zijn.

De onbenutte bouwlagen uit het bestemmingsplan zijn door middel van een kaart geïnventariseerd en als bijlage gevoegd bij de regels van dit plan. Op basis van een binnenplanse afwijking in de bestemming Wonen - 1 en Wonen - 2 waarin naar de bijlage wordt verwezen waar deze situaties zich bevinden kan alsnog in planologische zin en op die betreffende locaties op basis van vigerende bouwrechten uit het oude bestemmingsplan medewerking worden verleend aan de realisering van een (gedeeltelijk) onbenutte bouwlaag en voor een aantal gevallen voor twee onbenutte bouwlagen uit het voorgaande bestemmingsplan.

5. Vertaling naar het bestemmingsplan

De niet gerealiseerde bouwlagen zijn geïnventariseerd en ondergebracht in een aparte onbenutte bouwlagenkaart (Bijlage 6 Bestaande bouwrechten). Deze onbenutte bouwlagen zijn mogelijk op basis van het voorgaande bestemmingsplan.

Voor onbenutte bouwlagen is er geen sprake van een nieuwe ontwikkeling en zijn niet via een specifieke bouwaanduiding op de verbeelding (plankaart) opgenomen. Er is voor gekozen om de feitelijke goot- en bouwhoogten vast te leggen op de digitale verbeelding (plankaart). De onbenutte bouwlagen zijn vervolgens geïnventariseerd en ondergebracht in een aparte onbenutte bouwlagenkaart (Bijlage 6 Bestaande bouwrechten).

Verder is door opname van een binnenplanse afwijking met een verwijzing naar de aparte onbenutte bouwlagenkaart binnen de bestemmingen Wonen - 1 en Wonen - 2 de mogelijkheid opgenomen om alsnog medewerking te verlenen aan het toestaan van extra onbenutte bouwlagen (met hierin onderscheid in geen volledige bouwlaag, onbenutte bouwlaag en twee onbenutte bouwlagen) en weergegeven per locatie in de kleuren groen en blauw zoals weergegeven in Bijlage 6 Bestaande bouwrechten. Voorts onder de voorwaarde dat daartoe een aanvraag om omgevingsvergunning voor is ingediend en daarover overeenkomstig is besloten.

Bij een volgende actualisering van het plan zullen vervolgens, indien in de tussenliggende periode er hiervoor geen aanvraag om omgevingsvergunning wordt ingediend, deze onbenutte bouwlagen in zijn geheel worden geschrapt.

Voorts en zoals beschreven onder punt twee stedenbouwkundige overwegingen zijn het leegstaande zorgcentrum van Dekkershage en het blok ernaast aan de Campanulastraat 5-23 appartementengebouwen van drie lagen met een lessenaars dak. Deze gebouwen komen in aanmerking voor een dakopbouw. De hoogte van de bebouwing aan de overzijde is drie lagen met een kap en die aan de Balsemienstraat aan de achterzijde is ook drie lagen met een kap.

Deze onbenutte maar vanuit stedenbouwkundig opzichte gewenste bouwlaag is reeds mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan. In plaats van het opnemen van de feitelijke goot- en bouwhoogten op deze locaties word hier bij recht de extra bouwlaag bestemd door opname van een hogere goot- en bouwhoogte op de verbeelding (+ 3 meter). Er is op basis van de bouwmogelijkheden uit het vigerende bestemmingsplan geen sprake van een ontwikkeling, een aanvullend bezonningsonderzoek is hiervoor niet benodigd.

Door het toekennen van een goothoogte van 12 meter ten opzichte van de bestaande situatie (+ 3 meter) is het mogelijk om de niet benutte bouwlaag ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan te realiseren. Voorts wordt een maximum bouwhoogte opgenomen van 15 meter. Tot slot wordt de aanduiding “maatschappelijk” (m) toegekend (alleen van toepassing op de begane grond) en overeenkomstig het naast gelegen blok op huisnummers 5 t/m 23.

Door het toekennen van deze bouwhoogtes wordt een extra bouwlaag mogelijk en een kap die eventueel ook bewoond kan worden. De reden om dit toe te staan is dat een extra bouwlaag wat meer ontwikkelruimte biedt voor nieuwbouw. Het profiel van de weg en de achtergelegen binnentuinen zijn breed genoeg om de verhouding hoogte : breedte van de nieuwbouw versus het straatprofiel en de binnentuin niet boven de 1:1 te laten uitkomen. Daarnaast is voor een kapverdieping gekozen omdat die vorm erg kenmerkend is voor de wijk. In de plint zijn sociaal-maatschappelijke functies mogelijk, in aanvulling op de andere voorzieningen in de omgeving en overeenkomstig eerder ingebracht initiatief en vervolgens uitgebracht advies in het Haags Initiatieven Team (HIT).

5.3.4.3 Parkeersituatie

Het parkeerbeleid van Den Haag is opgenomen in het Parkeerkader Den Haag 2010-2020 (RIS 168473A). In juni 2015 heeft een update van dit parkeerbeleid plaatsgevonden door middel van de "Parkeerbrief 2015: aanpak parkeerdossier" (RIS 283326). In deze brief is een indeling gemaakt in drie typen woongebieden naar aanleiding van parkeerdrukmetingen, daarnaast is nog sprake van een restcategorie waarbij geen recente cijfers beschikbaar zijn.

Voor het plangebied Bohemen geldt dat de parkeerdruk nu (2015) op het maatgevende tijdstip lager is dan 90%.

Voor nieuw- of verbouwplannen geldt de voorwaarde dat op eigen terrein parkeergelegenheid moet worden gecreëerd. Dit beleid en het bijbehorende toetsingskader zijn vastgelegd in de Nota Parkeernormen Den Haag (RIS 181571). De normen welke in bijlage 4 van de Nota Parkeernormen Den Haag zijn opgenomen, zijn als Bijlage 3 bij de regels van dit bestemmingsplan gevoegd.

Op 3 maart 2016 is een aanpassing van het parkeerbeleid vastgesteld door de raad. Deze aanpassing van het beleid houdt in dat er bij uitbreiding van het vloeroppervlak van bestaande woningen geen parkeertoets meer hoeft plaats te vinden. Dit betekent dat het toevoegen van dakopbouwen niet leidt tot een hogere parkeerdruk of parkeereis en zijn deze bij recht mogelijk gemaakt.

5.4 Duurzaamheid

5.4.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Volgens de Verordening Ruimte van de Provincie Zuid-Holland bevat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een nieuwe ontwikkeling met wonen, bedrijven, zelfstandige kantoren, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen een verantwoording van de locatiekeuze. Hiervoor is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk geïntroduceerd.

Dakopbouwen en optoppingen

In dit bestemmingsplan is zeer beperkte ontwikkelingsruimte opgenomen. De ontwikkelingsruimte in dit plan bestaat uit infrastructurele aanpassingen (herinrichting Machiel Vrijenhoeklaan) en het toestaan van dakopbouwen en optoppingen op diverse bouwblokken in het plangebied (zie paragraaf 5.3 voor een nadere toelichting op de ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt). De nieuwe dakopbouwen en optoppingen leiden niet tot uitbreiding van het aantal woningen in het plangebied, splitsing van een dakopbouw/optopping in een zelfstandige woning is volgens de regels van dit bestemmingsplan niet toegestaan (zie paragraaf 5.5 voor een toelichting op de regels van dit bestemmingsplan).

Bedrijven, detailhandel en voorzieningen

In de regels van het bestemmingsplan Bohemen zijn de bestaande bedrijfsactiviteiten, detailhandel en voorzieningen toegelaten en opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie paragraaf 2.5 voor een beschrijving van de bestaande bedrijfsactiviteiten in het plangebied) . In dit plan zijn geen nieuwe bedrijfsactiviteiten, detailhandel en voorzieningen voorzien.

Geen nieuwe stedelijke ontwikkeling

De ontwikkelingsruimte in dit plan vormt geen nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Nadere toetsing van de dit plan een de regels van de Ladder is in dat geval niet nodig. Het plan is daarmee in overeenstemming met de regels van de Ladder voor duurzame verstedelijking en de provinciale Verordening ruimte.

5.4.2 Duurzaamheid in dit bestemmingsplan

Het plangebied is een bestaand woongebied, in dit bestemmingsplan zijn geen maatregelen in de openbare ruimte in het kader van klimaatbestendigheid voorzien. Mogelijk worden in de toekomst klimaatbestendige maatregelen genomen in groen- en waterstructuren in het plangebied. Indien nodig, zullen voor die aanpassingen van het openbaar gebied aparte ruimtelijke procedures worden gevolgd.

Voor de verduurzaming van bestaande woningen zijn geen specifieke regels in dit bestemmingsplan opgenomen, Het Besluit ruimtelijke ordening voorziet reeds in het vergunningvrij toepassen van diverse duurzame maatregelen aan bestaande woningen.

5.5 Keuze en verantwoording van bestemmingen

5.5.1 Het digitale bestemmingsplan

Een belangrijk onderdeel van Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormt de digitaliseringsverplichting. De Wro bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar moet zijn. Dit heeft onder meer geleid tot de introductie van twee nieuwe begrippen: 'digitale verbeelding' en de 'analoge verbeelding'.

Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (plankaart), regels en een toelichting en is digitaal raadpleegbaar. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels.

De analoge verbeelding wordt, gelet op de aard en omvang van het plangebied, afgedrukt op een topografische ondergrond met een schaal van 1:2000.

De 'digitale verbeelding' is een interactieve raadpleegomgeving via het internet (www.ruimtelijkeplannen.nl) die de gehele inhoud van het bestemmingsplan ontsluit overeenkomstig de SVBP2012: Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 'van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. . Door een muisklik op een bepaalde plek verschijnen de bijbehorende regels voor die plek in beeld. Onder de term digitale verbeelding wordt dan ook niet alleen het ruimtelijk beeld, maar ook de daarbij behorende juridische informatie (regels) verstaan. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Onder analoge verbeelding wordt verstaan: alle te verbeelden informatie van een ruimtelijk plan op papier. De term analoge verbeelding is dus een synoniem voor de tot nu toe altijd gebruikte term plankaart.

Op de bij het onderhavige bestemmingsplan behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke en op grond van het Besluit ruimtelijke ordening vereiste gegevens ingetekend. Er is daarbij onderscheid gemaakt in bestemmingen en aanduidingen op de verbeelding. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. Elk stuk grond van het plangebied heeft een bestemming. Deze wordt zichtbaar gemaakt door middel van een kleur, op de digitale verbeelding wordt de informatie in een aparte deel van het scherm zichtbaar, op de analoge verbeelding al dan niet in combinatie met een letter, ter aanduiding van de bestemming en een getal dat de maximale toegestane (goot- en nok)hoogte en/of bebouwingspercentage aangeeft. Op deze wijze is het mogelijk om te zien welke bestemmingen zijn gegeven aan de gronden en opstallen binnen het plangebied. Elke op de verbeelding aangegeven bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsartikel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de plankaart. Aanduidingen geven dientengevolge, in samenhang met de regels, duidelijkheid over wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan.

Op de digitale en analoge verbeelding van de plankaart zijn bouwhoogten aangegeven. Gekoppeld aan bouwvlakken is een maatvoering voor (goot- en nok)hoogte, afgerond in meters en conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012, opgenomen. De waarde op de plankaart geeft de maximaal toegelaten (goot- en nok)hoogte van een gebouw aan. Daarnaast wordt ook in de bouwregels van het bestemmingsplan een en ander bepaald over bouwhoogten.

Bij het bepalen van de daadwerkelijke hoogte van gebouwen is gebruik gemaakt van stereokartering met behulp van luchtfoto's. De maximaal toegelaten bouwhoogte kan afwijken van de daadwerkelijke hoogte van een gebouw: aan het vaststellen van een maximale bouwhoogte liggen stedenbouwkundige overwegingen ten grondslag.

Voorts wordt de opzet van het bestemmingsplan ingegeven door de relevante beleidskaders en omgevingsfactoren. In onderstaande tabellen (beslissingstabel) is aangegeven op welke onderdelen de in dit bestemmingsplan beschreven beleidskaders en omgevingsfactoren hun vertaling hebben gevonden in het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze paragraaf vormt dan ook als het ware de schakel tussen de toelichting van het bestemmingsplan en de daarbij behorende regels en plankaart.

5.5.2 Keuze en verantwoording van de bestemmingen

Beleidskader   Vertaling in het bestemmingsplan  
Ruimtelijk beleid  
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. De ladder voor duurzame verstedelijking is kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden.   De ladder voor duurzame verstedelijking is beschreven in hoofdstuk 5.4.1. In het plan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarvoor de ladder voor duurzame verstelijking op van toepassing is.  
De Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en de provinciale "Verordening Ruimte" zet in op een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk, goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur.   Het bestemmingsplan Bohemen is in overeenstemming met het provinciaal beleid.  
De Verordening Ruimte laat uitbreiding van detailhandel slechts toe op plekken die gelegen zijn binnen bestaande winkelconcentraties en kantoren binnen de bestaande haltes van het Zuidvleugelnet.   Het bestemmingsplan Bohemen maakt geen uitbreiding van detailhandel mogelijk. Bestaande detailhandellocaties zijn met de functieaanduiding 'detailhandel' op de verbeelding aangegeven.  
De Structuurvisie / Haagse Verdichting / Agenda Ruimte voor de Stad
Dit houdt voor Bohemen in dat invulling wordt gegeven aan:  
dat langs doorgaande wegen en groen wordt uitgegaan van minimaal vijf bouwlagen.
 
In het plangebied komen de volgende wegen (routes) hiervoor in aanmerking: de Laan van Meerdervoort en de Savornin Lohmanlaan. Het is echter niet aannemelijk dat er binnen de planperiode van dit bestemmingsplan (10 jaar) een bouwplan tot verdichting langs deze wegen wordt ontwikkeld. Ook individuele aanvragen zijn niet te verwachten. De bebouwing bestaat grotendeels uit 4 of 5 lagen met een plat dak of met een kap. Een ontwikkeling om te verdichten in de toekomst blijft mogelijk. Wanneer de kans zich voordoet en de gemeente hieraan wil meewerken, kan een aparte planologische procedure worden gevolgd. De bestaande bebouwing is daarom opgenomen in dit bestemmingsplan.  
optoppen (dakopbouwen)   Daar waar dakopbouwen en/of kapverdiepingen in de wijk zijn gerealiseerd en/of binnen de planperiode (goed) voorstelbaar worden geacht, zijn deze in beeld gebracht en binnen de bestemming Wonen - 1 en Wonen - 2 in lid 3 vervat in een binnenplanse afwijkingsregeling. Daaraan zijn vervolgens voor die dakopbouwen en/of kapverdiepingen die niet reeds bij recht in het voorgaande bestemmingsplan mogelijk zijn gemaakt nadere voorwaarden gesteld ten aanzien van bezonning en de leefomgeving voor aangrenzende percelen met een bijbehorende verwijzing naar een in de bijlage Bijlage 6 Bestaande bouwrechten opgenomen kaart met de daarop aangeduide onbenutte dakopbouwen en/of kapverdiepingen locaties.  
verruiming van mogelijkheden voor bouwen van aan- en bijgebouwen;   Er is aangesloten op de landelijke regeling voor het vergunningvrij bouwen van aan- en bijgebouwen.  
Plangebied Bohemen    
Cultureel erfgoed    
Cultuur historische waarde    
De Erfgoedwet legt de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden. Bestemmingsplannen moeten een juridische regeling bevatten die voldoende bescherming biedt tegen werkzaamheden die tot een verstoring van het bodemarchief zouden kunnen leiden.   De archeologisch waardevolle gebieden zijn geïnventariseerd (zie paragraaf 2.3.2 Archeologie). De archeologische waarden worden in dit bestemmingsplan beschermd: de dubbelbestemming Waarde - Archeologie is gericht op behoud en bescherming van deze waarden. Voor bouwwerkzaamheden die de grond roeren zijn aanvullende bouwregels gesteld; voor werkzaamheden geen bouwwerken zijnde, die de grond roeren is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, verplicht gesteld.  
Water en leidingen  
Waterhuishouding   Naast de bestemming Water ter plaatse van de Haagse beek zijn de aanwezige waterpartijen in het bestemmingsplan met de bestemming Water bestemd.  
In het plangebied zijn planologisch relevante rioolleidingen en drinkwatertransportleidingen aanwezig.   De leidingen zijn weergegeven op de digitale verbeelding en in de dubbelbestemming Leiding - Riool beschermd en opgenomen evenals de drinkwaterleiding welke in de dubbelbestemming Leiding - Water is beschermd en opgenomen.  
Groen  
Inzet is de Stedelijke Groen Hoofdstructuur (paragraaf Natuurbescherming) duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken.   Aan de stedelijke ecologische verbindingszone (Haagse Beek) is ter bescherming hiervan de gebiedsaanduiding "Overige zone - ecologische verbindingszone" opgenomen.  
Natura 2000-gebied Westduinpark   In het plangebied is de locatie Wapendal gelegen welke onderdeel uitmaakt van Natura 2000-gebied Westduinpark & Wapendal inclusief Bosjes van Poot. Aan dit gebied is de bestemming Natuur toegekend.  
Verkeer en parkeren  
De Haagse Nota Mobiliteit hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten). Verblijfsgebied ten slotte is openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie   De bestemming Verkeer-Hoofdverkeersweg is gericht op de hoofdverkeerswegen: Machiel Vrijenhoeklaan en de Laan van Meerdervoort. De bestemming Verkeer-Straat ziet op alle straten in het plangebied: Groen van Prinsterenlaan en overige wegen waarop trams en bussen rijden zoals Lobelialaan, Balsemienlaan en gedeelte Muurbloemweg. Alle straten in het plangebied die niet als hoofdverkeersweg of straat kunnen worden geclassificeerd, vallen onder de bestemming Verkeer-Verblijfsstraat (30 km/uur verblijfsstraten).  
De nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” gaat mede in op het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte   In de regels van het bestemmingsplan is een parkeerregeling opgenomen in bijlage Bijlage 3, Bijlage 3 en Bijlage 4 van de regels. Omdat de komende jaren de mobiliteit en het autobezit blijven toenemen, zal de parkeerbehoefte en de druk daarvan op de openbare ruimte niet minder worden. Hiervoor is gericht beleid nodig. De Parkeernormen zijn aan de orde bij nieuw- en verbouw van vastgoed. Wanneer een omgevingsvergunning wordt aangevraagd toetst de gemeente of aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan, waaronder of er in voldoende mate wordt voorzien in parkeercapaciteit ten behoeve van het bouwplan. De parkeerbehoefte geeft aan welke parkeercapaciteit er in theorie beschikbaar moet zijn binnen (of in de omgeving van) het bouwplan. Aan de hand daarvan wordt de parkeereis opgesteld, waarin wordt aangegeven welk aantal parkeerplaatsen daadwerkelijk gerealiseerd dient te worden. Deze parkeereis is juridisch bindend.  
Wonen  
De kern van de Woonvisie 2009-2020 is als Den Haag zich meer op de kaart wil zetten als woonstad, moet de stad zich versterken door meer differentiatie in woonmilieus en woonsferen te creëren en de woonkwaliteit verhogen   PM
De bouwkundige staat van de woningen is goed te noemen. In Bohemen is vooralsnog geen sprake van een grootschalige herstructureringsopgave in de woningbouw. Hier en daar wordt op kleinschalige wijze gewerkt aan verbetering of vernieuwing van het woningbestand. Onder meer de bouw van twaalf herenhuizen aan de Dovenetelweg is daarvan een voorbeeld.  
Economie  
Bedrijven
 
Bedrijvigheid in het plangebied is te vinden aan het De Savornin Lohmanplein waar een garagebedrijf met brandstofverkoop,een dealer, boedelbakverhuur en een carwash zijn gelegen. In totaal bevinden zich PM bedrijven in het gebied, waarvan de meeste detailhandel. Verder zit er een concentratie van praktijken voor dagbehandeling rondom het woonzorgcentrum Dekkersduin. Langs de zuidkant van de Laan van Meerdervoort zitten ook een aantal dienstverleners en praktijkruimtes.  
Detailhandel en Dienstverlening
 
In het plangebied bevindt zich een klein buurtsteunpunt aan de Arabislaan. Net buiten de plangrenzen van dit bestemmingsplan ligt een winkelconcentratie op het De Savornin Lohmanplein. Het gemeentelijk beleid voor deze buurt gaat uit van minimaal het behoud van de winkelconcentraties die tot de hoofdwinkelstructuur worden gerekend. Hiertoe wordt de winkellocatie De Savornin Lohmanplein gerekend. Uitbreiding van het aantal winkellocaties is geen uitgangspunt. Aanwezige detailhandel is door middel van een aanduiding op de verbeelding specifiek bestemd.  
Horeca
 
Op het Savornin Lohmanplein is lichte horeca aanwezig in de vorm van een kiosk met hierin een snackbar. in de Bosjes van Pex is middelzware horeca in de vorm van een restaurant aanwezig aan de Daal en Bergselaan 11 bij het Tennispark Berg & Dal en voort op de Evert Wijtemaweg 5.  
Kantoren
 
Kantoorruimte is beperkt aanwezig in de Arabislaan, verder is er een kantoorpand in de Verdistraat.  
Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg  
Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg   In dit bestemmingsplan maakt op basis van het voorgaande bestemmingsplan een brede bestemming voor maatschappelijke doeleinden en een ruime definitie van maatschappelijke voorzieningen mogelijk.
Deze bestemming heeft betrekking op educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, verenigingsleven, onderwijs, jeugd- kinder- en buitenschoolse opvang, medische en paramedische voorzieningen en welzijnsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, waaronder voorzieningen op het gebied van een verpleeg- en/of verzorgingshuis met bijbehorende woningen. Middels functie aanduidingen zijn de bestemmingen waarop verenigingsleven en religie plaats apart aangeduid en uitbreid met deze functie.  
Sport en recreatie  
Sport   Bohemen is in het bezit van een groot park met sportvoorzieningen die een wijkoverschrijdende functie hebben. Het oostelijk deel van Bohemen bestaat uit meerdere sportvelden waar zes sportverenigingen gelegen zijn. De bestaande sportvoorzieningen zijn in het bestemmingsplan opgenomen. Voor de aanwezige manege in de Bosjex van Pex is een aparte aanduiding opgenomen op de verbeelding en een aparte regeling in de regels.  
Overig    
De in de parapluherzieningen opgenomen functies (verkoop van vuurwerk, seksinrichtingen)
zijn niet aanwezig in het plangebied. Wel is het algemene beleid ten aanzien van deze functies in de algemene regels van dit plan verwerkt.
Op de parapluherziening ten aanzien van archeologie wordt in de tabel “cultureel erfgoed” nader ingegaan.  
 

5.6 Toelichting op de regels

De regels zijn als volgt ingedeeld:

  • 1. Inleidende regels. De inleidende regels (Artikel 1 Begrippen en Artikel 2 Wijze van meten) lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd.
  • 2. Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 3 tot en met 20) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de bestemming en bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een afwijkingsbevoegdheid geldt, is deze in het betreffende artikel opgenomen.
  • 3. Algemene regels. De algemene regels (artikel 21 tot en met 28) bevatten voor alle bestemmingen geldende regels: algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels en algemene procedureregels.
  • 4. Overgangs- en slotregels. Het overgangsrecht is opgenomen in Artikel 29 Overgangsrecht, de slotregel in Artikel 30 Slotregel 

5.6.1 Inleidende regels


In Artikel 1 Begrippen' worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd.
Aandacht verdienen de begrippen aan-huis-gebonden bedrijf, en aan-huis-gebonden beroep. Wanneer in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan.
Op basis van jurisprudentie mogen deze activiteiten:

  • geen hinder voor de woonsituatie opleveren;
  • naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;
  • geen detailhandel en/of horeca betreffen;
  • geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken.

In Artikel 2 Wijze van meten is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten, vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. De regeling voor bestaand gebruik dat afwijkt van de bestemming is onderdeel van de algemene gebruiksregels.

5.6.2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

Deze bestemming bestemt de aangewezen gronden voor bedrijvigheid, een autowasstraat, groothandel en detailhandel in volumineuze goederen. Dit ten behoeve van bedrijven in de categorieën (A en B) van de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging als opgenomen in Bijlage 2 van de regels. Verder een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg, specifiek aangeduid op de verbeelding, met bijbehorende voorzieningen en gebouwen. Verder op grond van bestaande planologische rechten is er één horeca vestiging mogelijk in de categorie middelzwaar van de bij dit bestemmingsplan behorende staat van horeca - categorieën. De detailhandel in volumineuze goederen beperkt zich tot auto's, motoren en scooters en in detailhandel die zich uit het oogpunt van ruimtelijke ordening niet onderscheidt van de hiervoor genoemde detailhandel. De bebouwingsvoorschriften behorend bij deze bestemming geven een bouwvlak aan waarbinnen mag worden gebouwd en waarbij de goot- en nokhoogte niet meer mag bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

Artikel 4 Bos

Het deel van de Bosjes van Pex binnen het plangebied dat onder de Wet Natuurbescherming (Wnb) valt heeft de bestemming Bos gekregen. In 1998 zijn de Haagse grote groengebieden buiten de zogenaamde "bebouwde kom Boswet" (Rv 57 - 1998, RIS 021312) en daarmee onder de werking van de Boswet geplaatst. Deze gebieden vallen per 1 januari 2017 onder de werking van de Wet natuurbescherming. Dit betekent dat duurzame instandhouding van het bos is verzekerd en wat bos is ook bos moet blijven en dat een regeling en omgevingsvergunningplicht is opgenomen voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Alleen legale en afwijkende gebruiken zijn aangeduid op de verbeelding door opname "parkeerterrein" (p), "hovenier" (hv) en "nutsvoorziening" (nv).

Artikel 5 Gemengd

Binnen deze bestemming zijn kantoren, dienstverlening, maatschappelijk, wonen en ter plaatse van de functie aanduiding "detailhandel" (dh) toegestaan met dien verstande dat met uitzondering van de functie wonen de overige functies uitsluitend op de begane grond zijn toestaan. Het toekennen van ene functie aanduiding “detailhandel” (dh) betreft de situaties waar dit legale gebruik tijdens inventarisaties is vastgesteld. Onbenutte en bij recht toegekende detailhandel maar niet gerealiseerde plancapaciteit detailhandel uit het voorgaande plan is op grond van de Verordening Ruimte van de Provincie Zuid-Holland weg bestemd.

Artikel 6 Groen

In dit bestemmingsplan is het aanwezige groen in het plangebied relatief gedetailleerd aangegeven. Op de verbeelding zijn in ieder geval alle waardevolle plantsoenen die onderdeel uitmaken van de groene hoofdopzet van de wijk, met deze bestemming opgenomen. Kleine snippers, zoals grasbermen, die geen deel uitmaken van een groenstructuur op buurtniveau, zijn opgenomen binnen de verkeersbestemmingen. Ook zijn speelvoorzieningen toegestaan, zoals de skatebaan aan de Haagse Beek en de speeltuin in de Bosjex van Pex, en volks- en schooltuinen met bijbehorende bouwregeling zoals op de hoek van de Daal- en Bergselaan en de Sportlaan. Tot slot is de bestaande en aanwezige parkeerterrein in de bosjes van Pex aangeduid met “parkeerterrein" (p) en de kiosk voor lichte horeca (De Savornin Lohmanplein) met de aanduiding "specifieke vorm van horeca - kiosk" (sh-ki).

Artikel 7 Horeca

De op de verbeelding aangewezen grond is bestemd voor horeca in de categorieën licht en middelzwaar van de bij dit bestemmingsplan behorende staat van horeca-categorieën.

Artikel 8 Maatschappelijk

Deze bestemming heeft betrekking op educatie, verpleeg- en/of verzorgingshuis, medische en paramedische voorzieningen, peuterspeelzalen, onderwijs, jeugd- kinder- en buitenschoolse opvang, onderwijs, jeugd- kinder- en buitenschoolse opvang, openbare dienstverlening zoals bibliotheek en welzijnsvoorzieningen. Middels functie aanduidingen zijn de bestemmingen waarop verenigingsleven (vl), religie (re), praktijkruimte (prr), garageboxen (gab) en nutsvoorziening (nv) apart aangeduid en op de betreffende locaties aangeduid voor deze functie(s).

Artikel 9 Natuur

In het plangebied is de locatie Wapendal gelegen welke onderdeel uitmaakt van Natura 2000-gebied Westduinpark & Wapendal inclusief Bosjes van Poot. Het natuurgebied is bestemd als natuur en behoud en/of herstel van de natuur- en landschapswaarden staat binnen deze bestemming voorop en dat een regeling en omgevingsvergunningplicht is opgenomen voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Artikel 10 Sport

Deze gronden zijn bestemd voor sportvelden met bijpassende voorzieningen, zoals club- en kleedruimten en tribunes, tennisbanen en horeca in de categorie middelzwaar van de bij dit bestemmingsplan behorende staat van horeca - categorieën en bijbehorende terrassen. Voorts voor de functie aanduiding "manege" (ma) voor een manege en voor paardrijden met gehandicapten met de daarbij passende voorzieningen. De openingstijden voor horeca zijn gebonden aan de openingstijden van de hoofdfunctie met uitzondering waar een de zelfstandige functie aanduiding "horeca tot en met categorie 2" (h<2) en op de verbeelding is aangeduid. Voorts zijn de functie aanduidingen "wonen" (w) en "hovenier" (hv) apart aangeduid.

Artikel 11 Tuin

Deze bestemming is gegeven aan de gemeenschappelijke tuinen behorend bij de aanwezige wooncomplexen. Hiermee wordt recht gedaan aan de groenbelangen van deze tuinen, omdat bebouwing niet toegestaan is. Om verdere verharding in de tuinbestemming te voorkomen is het stallen van auto's niet meer toegestaan, met uitzondering van reeds rechtmatig aanwezige parkeervoorzieningen, dan wel parkeerplekken en eventueel bijbehorende opritten indien deze op rechtmatige wijze zijn aangelegd, dan wel vergund en of middels de functie aanduiding "garagebox" (gab) zijn aangeduid op de verbeelding.

Artikel 12 Verkeer - Hoofdverkeersweg

Hoofdverkeerswegen bestaan uit wegen welke doorgaande routes voor (on)gemotoriseerd verkeer en openbaar vervoer betreffen en in hoofdzaak ten behoeve van de algemene ontsluiting van wijken zijn bedoeld. Binnen het plangebied betreft het de Machiel Vrijenhoeklaan en de Laan van Meerdervoort.

Artikel 13 Verkeer - Straat en Artikel 14 Verkeer - Verblijfsstraat

Deze bestemmingen zien op straten met doorgaande rijbanen ten behoeve van de ontsluiting die niet voor doorgaand verkeer zijn aangewezen en die met name voor voetgangers en fietsers bestemd zijn. Binnen de bestemming Verkeer – Verblijfsstraat is de aanwezige kiosk ter plaatse van de Arabislaan aangeduid met de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - kiosk" (dh-ki) tevens een kiosk, en de aanwezige tramlus ter plaatse van het Savornin Lohmanplein met "openbaar vervoer" (ov) tevens voor tramrails en bijbehorende voorzieningen.

Artikel 15 Water

Binnen het plangebied zijn de belangrijkste watergangen opgenomen in de bestemming water. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor water, vijver, waterberging, oever, stijgers, taluds en bruggen voor fietsers en voetgangers.

Artikel 16 Wonen - 1

Op de verbeelding worden de bouwstroken met het maximum toegestane aantal bouwlagen vastgelegd dan wel door opname van een goot- en /of bouwhoogte. Ten behoeve van de bestemming zijn wonen, bergingen, autoboxen en tuinen en erven toegestaan. Met verwijzing naar de beschreven systematiek in hoofdstuk 5.3.4 Extra bouwlagen voor onbenutte bouwmogelijkheden uit het voorgaande bestemmingsplan is een binnenplanse afwijking opgenomen waarbij medewerking kan worden verleend aan het toevoegen van een volledige (één) bouwlaag.

Artikel 17 Wonen - 2

Op de verbeelding worden de bouwstroken met het maximum toegestane aantal bouwlagen vastgelegd dan wel door opname van een goot- en /of bouwhoogte. Verder zijn afwijkende bestemmingen op de begane grond aangeduid met de daarbij horende functieaanduidingen. Onder deze afwijkende functies vallen dienstverlening, praktijkruimte, atelier, garage, detailhandel, kantoor. Alleen het pand op de Verdistraat 16 mag in zijn geheel als kantoor ruimte worden gebruikt. Verder worden binnen de bestemming garageboxen en een parkeergarage apart aangeduid. Ten behoeve van de bestemming zijn wonen in gestapelde vorm, onderbouw, bergingen, autoboxen, toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken en tuinen en erven toegestaan. Met verwijzing naar de beschreven systematiek in hoofdstuk 5.3.4 Extra bouwlagen voor onbenutte bouwmogelijkheden uit het voorgaande bestemmingsplan is een binnenplanse afwijking opgenomen waarbij medewerking kan worden verleend aan het toevoegen van volledige (één) en of twee bouwlagen.

Het bestemmingsplan kent ook dubbelbestemmingen, te weten: Leiding - Riool, Leiding - Water en Waarde - Archeologie

In de betreffende artikelen zijn regels opgenomen om de belangen die betrekking hebben op de dubbelbestemming te beschermen. Het belang van deze dubbelbestemming gaat op deze gronden voor op de andere bestemmingen die aan dezelfde gronden zijn toegekend. Ander gebruik en andere bebouwing is slechts mogelijk als de belangen van de dubbelbestemming zich er niet tegen verzetten.

5.6.3 Algemene Regels

Artikel 21 Anti-dubbeltelregel: Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 22 Algemene bouwregels: De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot een bepaalde omvang ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht. Afwijken van deze algemene bouwregels wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in Artikel 25 Algemene afwijkingsregels.

Artikel 23 Algemene gebruiksregels: In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.

Als in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep toegestaan. In de algemene gebruiksregels is ook een regeling vervat voor het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep:

  • De activiteiten mogen geen hinder voor de woonsituatie opleveren en mogen niet op grond van de milieuwetgeving vergunning- dan wel meldingplichtig zijn.

Op grond van de Wet milieubeheer vergunning- of zelfs meldingplichtige activiteiten passen uiteraard niet in de woonomgeving. Maar ook indien een activiteit niet vergunning- of meldingplichtig is, bestaat er kans op ongewenste overlast voor de omgeving, bijvoorbeeld geluid- of geurhinder. Dit kan met name het geval zijn bij de meer ambachtelijke beroepen. Van geval tot geval dient de (kans op) hinder voor de woonsituatie te worden nagegaan. Uitgangspunt bij de beoordeling is dat de hinder in principe niet onevenredig veel groter mag zijn dan in redelijkheid bij 'normale' bewoning (zonder beroepsuitoefening) het geval zou zijn.

  • De activiteiten mogen naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning.

Van belang is dat het karakter van de woning duidelijk herkenbaar blijft en dat de nadruk niet komt te liggen op de beroepsuitoefening. Ter illustratie: reclame-uitingen, anders dan een bescheiden 'bordje naast de deur' of de uitstalling van goederen op het bijbehorende erf betekenen reeds dat aan het karakter van de woning afbreuk wordt gedaan.

  • De activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen.

Detailhandel en horeca leveren in de regel een zodanig ongewenste verkeersaantrekkende werking op, dat het toelaten ervan in woongebied niet zonder meer passend wordt geacht.

  • De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken.

Dit betekent dat wanneer de beroepsuitoefening een te grote verkeersaantrekkende werking heeft, deze niet is toegestaan. Wanneer dit het geval is, is niet op voorhand aan te geven. Dit hangt mede af van de stedenbouwkundige en verkeerskundige situatie ter plaatse. Ter illustratie: wanneer in de praktijk dagelijks gedurende langere tijd meer dan twee parkeerplaatsen benodigd zijn in verband met de uitoefening van een beroep aan huis, kan reeds sprake zijn van parkeerproblemen. Uiteraard is dit mede afhankelijk van de bestaande parkeerdruk in de omgeving. In voorkomende gevallen zal in overleg met gemeente en omwonenden naar een passende oplossing moeten worden gezocht.

  • De activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven en de praktijkruimte maar een deel van de bebouwde oppervlakte mag bedragen.

Ook deze (direct meetbare) voorwaarde draagt eraan bij dat de eventuele hinder voor de omgeving wordt beperkt. Wanneer bijvoorbeeld de woning (vrijwel) geheel zou worden aangewend voor de beroepsuitoefening, is de kans op een ongewenste uitstraling naar de omgeving relatief groot.

Afwijken van de algemene gebruiksregels, ook het afwijken voor het meest doelmatige gebruik, wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in Artikel 25 Algemene afwijkingsregels. Het bevoegd gezag kan in geringe mate afwijken van de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is afwijken mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor huishoudelijk afval. Ten slotte is afwijken mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak.

Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemene gebruiksverbod: het bevoegd gezag kan afwijken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemene gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de afwijking niet leiden tot een bestemmingswijziging.

Artikel 27 Algemene procedureregels

De algemene procedureregels regelen de procedure die het bevoegd gezag moet volgen als zij wil afwijken.

Overgangs- en slotregels

Artikel 29 Overgangsrecht

De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor vergunning is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van inwerking treden van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.

Artikel 30 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Bohemen'

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan Bohemen vormt in hoofdzaak een nieuw juridisch-planologisch kader voor een bestaande situatie. De regeling gaat uit van consolidatie van de bestaande situatie en aan de uitvoering hiervan zijn geen kosten verbonden die ten laste komen van de gemeente. Bovendien zijn met dit bestemmingsplan geen (nieuwe) bouwplannen voorzien, zoals genoemd in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), waarop kostenverhaal mogelijk is. De economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is daarmee gewaarborgd.

 

Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak

7.1 Artikel 3.1.1 Bro-overleg

Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan Bohemen is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening op 21 december 2017 aan de volgende instanties toegezonden:

  • 1. Provincie Zuid-Holland
  • 2. Ministerie EL&I
  • 3. Rijkswaterstaat West - Nederland Zuid
  • 4. Hoogheemraadschap van Delfland
  • 5. Dunea
  • 6. Omgevingsdienst Haaglanden
  • 7. Politie Eenheid Den Haag
  • 8. Veiligheidsregio Haaglanden
  • 9. HTM Personenvervoer NV
  • 10. Veolia Transport Haaglanden
  • 11. Stedin B.V.
  • 12. TenneT Regio West
  • 13. N.V. Nederlandse Gasunie
  • 14. Fietsersbond enfb Afdeling Den Haag
  • 15. Algemene Vereniging voor Natuurbescherming
  • 16. Haags Monumentenplatform
  • 17. Bomenstichting Den Haag
  • 18. Wijkvereniging Bohemen, Waldeck en Kijkduin.
  • 19. GGD Haaglanden

De instanties onder nummer 3 en 13 hebben aangegeven met het concept in te kunnen stemmen.

Van de volgende instanties is een reactie ontvangen.

3. Rijkswaterstaat West - Nederland Zuid

Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid ziet geen aanleiding om te reageren op dit plan, aangezien het geen relatie heeft met het hoofd(vaar)wegennet en hoofdwatersysteem.


Reactie:

De reactie van Rijkswaterstaat West - Nederland Zuid wordt voor kennisgeving aangenomen.

4. Hoogheemraadschap van Delfland

In het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het voorontwerp van het bestemmingsplan Bohemen in Den Haag toegezonden. U verzoekt Delfland een reactie kenbaar te maken op het voorontwerp van het bestemmingsplan.

Advies

Wij geven u graag advies ten aanzien van de wateraspecten in het plan. Specifiek hebben wij de volgende opmerkingen.

  • In de toelichting wordt een oud waterbeheerplan, de versie 2010-2015, van Delfland genoemd. Wij vragen u te verwijzen naar het meest recente beheerplan. Ook van het provinciaal beheerplan is niet de actuele versie genoemd.
  • In de paragraaf Haagse Beek loopt de zin niet. Daarnaast wordt het woord "omgevingsvergunning" gebruikt, terwijl het "watervergunning" bedoeld wordt. Wij verzoeken u dit aan te passen.
  • In de regels voor tuinen is opgenomen, dat er geen nieuwe parkeerplaatsen aangelegd mogen worden om de hoeveelheid verharding te verminderen. Dit zien wij als een zeer positief punt. Wij zien hier een kans voor een klimaatadaptieve inrichting door ook andere vormen van verharding te verminderen. Wij vinden het een goed idee ook terrassen en andere vormen van verharding als onwenselijk te benoemen.
  • In het hoofdstuk Watersysteemkwaliteit wordt niet specifiek voor deze locatie benoemd, wat er gedaan wordt om de kwaliteit niet te laten verslechteren. Wij vragen u in de waterparagraaf aan te geven, welke acties hiervoor worden ondernomen.
  • Op de verbeelding wordt de rioolpersleiding juist weergegeven. wij verzoeken u de aanwezigheid van deze leiding in het gebied ook in de toelichting te beschrijven. Het betreft een rioolpersleiding met een diameter van 1440 mm, waarmee het afvalwater naar de rioolwaterzuivering wordt getransporteerd.

Naast advisering in het kader van de watertoets over dit bestemmingsplan, kan het zo zijn, dat een watervergunning of melding nodig is. Voor meer informatie over de watervergunning of melding verwijzen wij u naar www.hhdelfland.nl/watervergunning

Voor meer informatie of vragen kunt u zich wensen tot de contactpersoon, vermeld onderaan het voorblad van deze brief.

Reactie:

In de toelichting zal de alinea over het waterbeheerplan van Delfland worden vervangen door een alinea over het Waterbeheerplan 2016-2021. Ook zal een alinea opgenomen worden over het Regionaal waterplan Zuid-Holland 2016-2021. Verder zullen de zin over de Haagse Beek en de bedoelde vergunning worden aangepast.

De bestemming 'Tuin' is alleen van toepassing op de tuinen van de woningen nabij De Savornin Lohmanlaan, tussen de Godetiaweg en de Ridderspoorweg. Met de regeling voor parkeren van auto's binnen deze bestemming wordt beoogd niet meer parkeerplaatsen in de tuinen te realiseren dan het al bestaande aantal. Verhardingen in de zin van paden, ontsluitingen en op- en afritten zijn toegestaan. Verhardingen, anders dan wat gangbaar is in een tuin, zoals bedoeld in artikel 11, lid 1, onder a, zijn niet toegestaan. De bestemming 'Tuin' blijft ongewijzigd, ook om haar in lijn te houden met de invulling die aan 'Tuin' in andere bestemmingsplannen is gegeven.

In § 3.5.1 wordt ingegaan op de verschillende beleidskaders ten aanzien van water, zoals Toekomstbestendig Haags water! en de Wateragenda Den Haag 2016-2020. Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland hebben een bestuurlijke overeenkomst gesloten om de waterkwaliteit te verbeteren, bijvoorbeeld door het aanleggen van natuurvriendelijke oevers of vispaaiplaatsen. Het hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Momenteel zijn er geen concrete acties om de waterkwaliteit te verbeteren. Maar activiteiten die uitgevoerd (moeten) worden ten behoeve van de waterkwaliteit zijn binnen de regelingen van het bestemmingsplan mogelijk. Het bestemmingsplan behoeft dan ook geen aanpassing op dit punt.

In de toelichting zal beschreven worden dat in het plangebied een rioolpersleiding gelegen is en dat deze planologisch-juridisch geregeld is in dit bestemmingsplan.

8. Veiligheidsregio Haaglanden

U heeft de Veiligheidsregio Haaglanden (VRH) op 21 december 2017 verzocht om advies uit te brengen over de externe veiligheid omtrent het concept ontwerp bestemmingsplan Bohemen te Den Haag. In deze brief treft u het advies aan.

Risicobronnen

In het kader van fysieke en externe veiligheid zijn het plangebied, Bohemen, en de directe omgeving beschouwd op de aanwezigheid van risicobronnen met de opslag, het transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Geconstateerd is dat het plangebied niet in het invloedsgebied ligt van transportroutes gevaarlijke stoffen, buisleidingen of objecten waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is.

De uitvoering van dit bestemmingsplan leidt daarom niet tot een noemenswaardige toename of afname van bestaande risico's. De Veiligheidsregio Haaglanden heeft op basis hiervan besloten om in het kader van externe veiligheid geen specifieke adviezen uit te brengen met betrekking tot dit bestemmingsplan.

Incidentbestrijding door hulpdiensten

In verband met de ruimtelijke inrichting van het plangebied is het voor de hulpdiensten van belang dat voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van incidenten, de toegankelijkheid, opstelplaatsen en bluswatervoorzieningen voor dit plangebied voldoende zijn.

Daarom wordt graag uw aandacht gevraagd voor het toetsen van bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van incidenten conform het standaard programma van eisen inrichting openbare ruimte uit het Handboek openbare ruimte. Voor nadere vragen omtrent de bluswatervoorziening en bereikbaarheid kunt u contact opnemen.

Op dit moment zijn hier geen aanvullingen op. De afstemming op deze aspecten vindt ook plaats binnen reguliere overleggen. Aanvullingen op de bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen, in verband met eventuele toekomstige wijzigingen binnen het plangebied, zullen worden gedaan op het moment dat de Veiligheidsregio Haaglanden bij die ontwikkelingen wordt betrokken.

Tot slot

Het is belangrijk dat in de verdere uitwerking van het plangebied, zoals (vervangende) nieuwbouw, ook specifiek wordt gekeken naar de brandveiligheid. Hiervoor kunnen extra maatregelen benodigd zijn.

Reactie:

Voorop wordt gesteld dat het hier gaat om een conserverend bestemmingsplan. Het vraagstuk van bereikbaarheid en bestrijdbaarheid komen pas aan bod van een herinrichting van de openbare ruimte en verder wordt zoals bij (vervangende) nieuwbouw, ook specifiek gekeken naar de brandveiligheid.

De reactie van de Veiligheidsregio Haaglanden is verwerkt in paragraaf 4.3 Externe veiligheid.

9. HTM Personenvervoer N.V.

In het kader van het vooroverleg ex art 3.1.1 Bro over het ontwerpbestemmingsplan Bohemen, wil ik u graag de volgende aandachtspunten meegeven:

Door het plangebied rijdt RandstadRaillijn 3 en buslijnen 23 en 24. Ten aanzien van RR 3 mis ik in het plan de sporen van de keerlus op het De Savornin Lohmanplein. Deze keerlus wordt dagelijks gebruikt voor kort-trajectwagens in de spitsuren. Onduidelijk te zien is of deze in de bestemming 'groen' of 'verkeer' vallen. Ook het wachthuisje op het plein (westzijde) ontbreekt in het plan. Graag zie ik beide opgenomen worden. In geval dat de sporen in de bestemming 'verkeer' vallen, dan graag een bestemming 'verkeer-hoofdverkeersweg' of 'verkeer-straat' en niet 'verkeer-verblijfsstraat' zoals nu.

De Balsemienlaan en een gedeelte van de Muurbloemweg zijn en blijven onderdeel van de route van bus 24 en blijven dus 50 km/u. Daarom zou ik deze straten graag de bestemming 'verkeer-straat' geven in plaats van 'verkeer-verblijfsstraat', zoals ook in andere Haagse bestemmingsplannen wordt gedaan.

Ook de Lobelialaan is op dit moment een 50 km/u straat vanwege de route van bus 23, maar heeft in het bestemmingsplan een bestemming 'verkeer-verblijfsstaat'. Op dit moment is nog onduidelijk of de bus hier blijft rijden (dit is onderwerp van gesprek over de nieuwe busconcessie). Maar zolang hier een bus rijdt ligt een bestemming 'verkeer-straat' meer voor de hand. In het geval dat de bus niet langer door de Lobelialaan rijdt, komt er waarschijnlijk een eindpunt op het De Savornin Lohmanplein voor bus 23. De komende maanden zal hierover duidelijkheid komen.

Ten aanzien van de toelichting nog wat tekstuele aanpassingen:

In § 2.4.2.1 staat dat lijn 3 een keerlus heeft bij het Arnold Spoelplein; dit klopt niet (meer), hier ligt een zgn. tailtrack. Lijn 23 rijdt van Scheveningen via Voorburg, Rijswijk en Leyenburg verder naar Kijkduin (het lijkt in de tekst of de bus bij het Zuiderpark begint). En bus 24 rijdt van station Mariahoeve, via het centrum, Gemeentemuseum en Sportlaan naar Kijkduin.

In § 5.5.2 (verkeer en parkeren) mis ik dat wegen waar trams en bussen rijden minimaal de bestemming 'verkeer-straat' hebben.

Ten aanzien van de route van bus 23 is nu bekend dat deze in de zomerperiode blijft doorrijden naar Kijkduin, via de bestaande route Laan van Meerdervoort - Lobelialaan - Balsemienlaan - Muurbloemweg - Machiel Vrijenhoeklaan. Daarom zou ik graag ook voor de Lobelialaan de bestemming "straat" willen voorstellen. Voor de rest van het jaar wordt een eindpunt voor de bus op het De Savornin Lohmanplein gezocht, waarbij vooralsnog gekeken wordt naar een rondje om het halfronde plein, parallel aan de tramsporen hier. Ook hier zou dan een bestemming "straat" voor de hand liggen.

Mogelijk kunt u bovenstaande nog meenemen bij onze eerdere reactie.

Verder geeft het plan geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

Reactie:

De keerlus van de RR 3 ter plaatse van De Savornin Lohmanplein is gelegen in de bestemming Verkeer- Verblijfsstraat (V-S). De tramsporen zijn met de functie aanduiding "openbaar vervoer" (ov) apart binnen deze bestemming aangeduid en overeenkomstig opgenomen binnen de regels. Ook het bestaande wachtershuisje is met een bouwvlak en bouwhoogte aangeduid op de verbeelding.

Voor de route van bus 24 over de Balsemienlaan, Lobelialaan en een gedeelte Muurbloemweg is de bestemming Verkeer-Straat (V-STT) toegekend

Tot slot is in de toelichting paragraaf 2.4.2.1 tekstueel aangepast en paragraaf 5.5.2 de tabel keuze verantwoording van bestemmingen

13. N.V. Nederlandse Gasunie

Het voornoemde plan is door ons getoetst aan het huidige externe veiligheidsbeleid.

Op grond van deze toetsing komen wij tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van onze dichtst bij gelegen aardgastransportleiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.

Reactie:

De reactie van N.V. Nederlandse Gasunie wordt voor kennisgeving aangenomen.

18. Wijkvereniging Bohemen, Waldeck en Kijkduin.

Opmerkingen en tekstverbeteringen in de "Toelichting bestemmingsplan Bohemen (concept)"

2.3.1.6 Waterlopen

Ter plaatse van het sportterrein in de Bosjes van Pex is de landschappelijke inpassing van de Haagse Beek echter verloren gegaan. In de aanpassing van de Noord Westelijke hoofdroute (NWHR) aan de Machiel Vrijenhoeklaan en de Sportlaan is opgenomen dat de Haagse Beek langs de sportterreinen in de Bosjes van Pex een landelijke inpassing krijgt dat overeenkomt met die langs de Machiel Vrijenhoeklaan.

2.4 Ruimtelijke structuur

2.4.2.2 Langzaam verkeer

De fietsroutes binnen Bohemen zijn:

  • Een hoofdfietsroute van noord naar zuid via de Groen van Prinstererlaan en de De Savornin Lohmanlaan;
  • Een hoofdfietsroute van oost naar west via de Machiel Vrijenhoeklaan en de Laan van Meerdervoort;
  • Een secundaire fietsroute van noord naar zuid via de Muurbloemweg;
  • Een secundaire fietsroute van oost naar west via de Balsemienlaan en de Evert Wijtemaweg.


De fietsroutes van noord naar zuid verbinden Bohemen met het duingebied Kijkduin en met Houtwijk. De fietsroutes van oost naar west maken onderdeel uit van de doorgaande fietsroute van Ockenburgh in de richting van het centrum van Den Haag.


Deze beschrijving van de fietsroutes is onbegrijpelijk en fout gesteld. Beter is:

  • Een hoofdfietsroute van noord naar zuid via de De Savornin Lohmanlaan en de Groen van Groen van Prinstererlaan
  • Een hoofdfietsroute van zuid naar noord via de Thorbeckelaan en de De Savornin Lohmanlaan.
  • Een hoofdfietsroute van west naar oost via De Machiel Vrijenhoeklaan en de Sportlaan
  • Een hoofdfietsroute van west naar oost (vice versa) via de Laan van Meerdervoort.
  • Een secundaire fietsroute van noord naar zuid via de Muurbloemweg en de Palistrinaweg
  • Een secundaire fietsroute van west naar oost via de Dovenetelweg en de Evert Wijtemaweg
  • De fietsroutes van noord naar zuid (vice versa) verbinden Bohemen met duingebied Kijkduin en Waldeck en Houtwijk.


De fietsroutes van west naar oost (vice versa) verbinden Bohemen met Ockenburgh en Segbroek en in de richting van het centrum van Den Haag.


2.5.6 Maatschappelijk

In dit hoofdstuk zijn, noch onder 2.5.6.2 Welzijn, noch onder 2.56.3 Maatschappelijk, de drie scoutingverenigingen opgenomen.

Op de digitale plankaart vallen ze onder Maatschappelijk.

Het zijn:

  • Scouting Ferguson adres: Muurbloemweg 41
  • Scouting De Mohicanen adres: Daal en Bergselaan 9
  • Stichting Zeeverkennersgroep MacDonald adres: Daal en Bergselaan 5


2.5.7 Sport en recreatie


In de opsomming wordt onder punt 6 's-Gravenhaagse Biljartclub, Laan van Meerdervoort 1158 genoemd. Echter, daar is al enige jaren geen biljartclub meer maar een fysiotherapie vestiging gehuisvest.

3.8.3.2 Hotelbeleid


In komen momenteel geen hotels …… In moet Er zijn


3.9.2 Maatschappelijke voorzieningen

Buurthuis van de Toekomst

In dit hoofdstuk worden de drie Scouting verenigingen, die in Bohemen liggen, niet benoemd. Dat zij van maatschappelijk belang zijn is zonder meer duidelijk. Zij kunnen zelfs een Buurthuis van de Toekomst functie krijgen. Bij Scouting Ferguson is daar zelfs al sprake van. (Zie ook de informatie onder hoofdstuk 2.5.6)


7.1 Artikel 3.1.1 Bro-overleg

Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan Vogelwijk is op [datum december 2017]

Vogelwijk is fout. Het moet Bohemen zijn.

Reactie:

Binnen de opgenomen bestemmingen zijn landschappelijke inpassingen, zoals die van de Haagse Beek, uitvoerbaar. Wel zal in paragraaf 2.3.1.6 van de toelichting een verduidelijking daaromtrent worden opgenomen. In paragraaf 2.4.2.2 zal de beschrijving van de fietsroutes worden aangepast, zoals voorgesteld door de wijkvereniging. Hetzelfde geldt voor verbeteringen zoals aangegeven voor de paragrafen 2.5.6, 2.5.7, 3.8.3.2, 3.9.2 en 7.1.

19. GGD Haaglanden

Vanuit de GGD nog een aanvulling op de OCW-voorvisie:

De Laan van Meerdervoort is een drukke weg (ter plaatse meer dan 15.000 motorvoertuigen per dag). Het is vanwege de luchtkwaliteit niet wenselijk om hier binnen 50 meter in eerstelijns bebouwing (in de praktijk is dat de direct aan de straat gelegen bebouwing) het vestigen van (nieuwe) gevoelige bestemmingen (specifiek: kindercentra, onderwijsinstellingen, verpleeg- en verzorgingshuizen) mogelijk te maken. Als ik het goed begrijp zou dit kunnen binnen Wonen-2, met de juiste functieaanduiding. Voor zover ik kan zien zitten er in deze bouwblokken langs de Laan van Meerdervoort 2 blokken met een aanvullende functieaanduiding:

  • Dienstverlening
  • Maatschappelijk (vind ik overigens niet terug in 17.1 van de regels)

Mogelijk gaat het hier om het bestaande gebruik van de panden, dan is het een ander verhaal, maar zo niet wil ik er voor pleiten om deze functieaanduiding te wijzigen/beperken.


Reactie:

De betreffende woningen langs de Laan van Meerdervoort maken volgens het vigerende bestemmingsplan "Bohemen 2008" onderdeel uit van een bestaande winkelstrip. De aanwezige en planologische eerder aangeduide en bestemde functies zijn hierin overgenomen. Het gaat om een bestaande situatie en er is geen sprake van een ontwikkeling wat ook blijkt uit hoofdstuk 5 planbeschrijving. De aanwezige maatschappelijke functies in de bestaande strip zijn - zoals terecht opgemerkt - wel aangeduid op de verbeelding (plankaart) maar in de regels weggevallen. In artikel 17 Wonen - 2 is deze omissie hersteld en de aanwezige maatschappelijke functies zijn overeenkomstig bestemd.

7.2 Inspraak- en participatieverordening

In mei 2018 heeft in vervolg op het Bro overleg een extra vooroverleg plaats gevonden met de wijkvereniging. Verder wordt tijdens de ter visie legging van het plan een inloopavond voor bewoners en belanghebbenden georganiseerd. Het doel van deze avond was met bewoners, gebruikers en belanghebbenden van Bohemen de dialoog aan te gaan over het ontwerp bestemmingsplan Bohemen. De bewoners worden tijdens deze avond in gelegenheid gesteld input te leveren en vragen te stellen over de actualisatie van het bestemmingsplan waarbij ook de mogelijkheden tot het indienen van een zienswijze wordt besproken.