Plan: | Binckhorst Noord |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0518.BP0273FBinckNoord-50VA |
De gemeente Den Haag stelt om een aantal redenen een nieuw bestemmingsplan voor het plangebied Binckhorst Noord op.
Het doel van bestemmingsplan Binckhorst Noord is:
Het plangebied ligt in het stadsdeel Laak van de gemeente Den Haag. De begrenzing van het plangebied in Binckhorst Noord is als volgt en op kaart 1 aangegeven: De gemeentegrens met Voorburg, de Rivierenbuurt, de Trekvliet, de Mercuriusweg, de Siriusstraat, de Wegastraat, de Pegasusstraat en de Komeetweg. De gronden die reeds zijn opgenomen in het vorig jaar vastgestelde bestemmingsplan Rotterdamsebaan maken geen onderdeel uit van het plangebied.
Daarnaast maken ook nog de gronden gelegen tussen de Maanweg en de Saturnusstraat, die geen onderdeel uitmaken van de reeds vastgestelde bestemmingsplannen Binckhorst (Nieuw Binckhorst Zuid) en Rotterdamsebaan, onderdeel uit van het plangebied.
kaart 1: ligging in de stad
Het deel van het bedrijventerrein dat niet is opgenomen in onderhavig bestemmingsplan maakt onderdeel uit van een pilot voor het opstellen van een omgevingsplan dat naar verwachting in de loop van 2015 in procedure gebracht zal worden. Gezien de geringere invloed van milieucontouren op de betreffende gronden, lenen deze zich beter voor functiemenging dan de gronden die onderdeel uitmaken van onderhavig plangebied.
Het bestemmingsplan Binckhorst Noord vervangt (gedeeltelijk) de volgende bestemmingsplannen:
bestemmingsplan | vastgesteld | goedgekeurd | onherroepelijk | ||
Binckhorst | 26 januari 1989 | 19 september 1989 | |||
Binckhorst (Nieuw Binckhorst Zuid) | 1 oktober 2009 | 28 november 2012 | |||
kaart 2: vigerende stedenbouwkundige regelingen
Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op heel het gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen:
De wijze waarop bestemmingsplan Binckhorst Noord het beleid in de parapluherzieningen vervangt, is beschreven in hoofdstuk Planbeschrijving.
In hoofdstuk 1 worden de aanleidingen en het doel voor het opstellen van een bestemmingsplan voor het plangebied Binckhorst Noord aangegeven. In hoofdstuk 2 is de bestaande situatie beschreven. Hoofdstuk 3 bevat het ruimtelijk en sectoraal beleid en in hoofdstuk 4 staan de milieukwaliteitseisen. Bij de keuze van bestemmingen in hoofdstuk 5 is aangeven welke bestemmingen en bestemmingsregelingen uit deze beleidsuitspraken zijn afgeleid voor de te ontwikkelen situatie. In dit hoofdstuk worden buiten de planbeschrijving, ook de gekozen bestemmingen en bestemmingsregelingen globaal beschreven. Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 6 ingegaan.
Om te beschrijven op welke wijze rekening wordt gehouden met de verschillende waarden in het gebied en de verhoudingen van het plangebied tot het aangrenzende gebied, worden achtereenvolgens de ontstaansgeschiedenis, het cultureel erfgoed, de ruimtelijke structuren die in de loop van de tijd zijn ontstaan en de functionele opbouw van het plangebied beschreven.
De wijk dankt haar naam aan het feit dat zij grotendeels is gelegen in de voormalige Binckhorstpolder die tot 1907 tot de gemeente Voorburg behoorde. De naam van deze polder is afgeleid van het kasteel de Binckhorst waarvan de eerste vermelding dateert uit 1308.
In de jaren 1344 en 1345 werd de Trekvliet gegraven. Hiermee kreeg Den Haag aansluiting op het netwerk van waterwegen. Behoudens Het kasteel, waarvan de huidige kern uit omstreeks 1570 dateert, bleef de polder tot in de 20ste eeuw nagenoeg onbebouwd.
In de polder liep van oudsher evenwijdig aan de Trekvliet een landweg. Deze weg, de huidige Binckhorstlaan, verbond de Bezuidenhoutseweg met de straatweg tussen de dorpen Voorburg en Rijswijk. De spoorverbinding richting Amsterdam dateert van 1843, terwijl de verbinding van Den Haag richting Gouda in 1870 werd aangelegd.
In 1907 wordt de Binckhorst dat op Voorburgs grondgebied is gelegen, door grenswijziging aan Den Haag toegevoegd. Het gebied werd onderdeel van "Het plan tot uitbreiding van 's-Gravenhage" uit 1908 van de bouwmeester H.P. Berlage. Hij voorziet een havenontwikkeling in het noordelijke deel van de Binckhorst in het verlengde van de Laakhaven, waarbij de Binckhorstlaan zou moeten verdwijnen. De Binckhorst heeft zich echter op een geheel andere manier ontwikkeld.
Het noorden van de Binckhorst was met twee spoorlijnen en het water van de Trekvliet een goede keuze voor een nieuwe gasfabriek die nodig was voor de zich snel uitbreidende stad. Het complex werd ontworpen door gemeentearchitect A.A. Schadee en in 1907 in gebruik genomen. De portiersloge was een centraal element in het ontwerp. De belangrijkste bewaard gebleven gebouwen hebben nu de status van rijksmonument.
In 1920 volgde de aanleg van de rooms-katholieke begraafplaats 'Sint Barbara'. Deze aanleg is opmerkelijk omdat het gebied voor de rest bestemd zou worden voor industriële gebouwen en bedrijfsterreinen. Dit gebeurde overigens pas toen het Laakhavengebied zijn voltooiing naderde als belangrijkste industriegebied van de stad.
De ontwikkeling van het gebied vindt in een zeer traag tempo plaats. In 1921 besloot de gemeente om ook in de Binckhorstpolder een haven aan te leggen. Door problemen met de Nederlandse Spoorwegen betreffende het spoorwegemplacement en met de gemeente Voorburg, die bevreesd was voor aantasting van het eigen woongebied, werden deze plannen echter niet ten uitvoer gebracht. Op 12 mei 1930 stelde de gemeenteraad een nieuw plan vast. Pas in 1935 werd besloten om in het kader van een werkverschaffingsproject te starten met het graven van een havenarm, haaks op de Haagse Trekvliet en evenwijdig aan de in 1932 aangelegde Maanweg. De voltooiing van de haven met een tweede arm kwam nog veel later, namelijk in 1948, tot stand.
Na de oorlog ontwikkelt de Binckhorst zich volgens het plan uit 1931 van zuid naar noord. In 1949 komt Dudok met zijn plan voor de stad. Hij presenteert voorstellen voor een rechtstreekse aansluiting van de Binckhorst op het centrum en het rijkswegennet. De lokale verbindingen met Voorburg en Laakkwartier worden verbeterd. Ver na het plan van Dudok is er nog geen verbinding met de stad en snelweg gerealiseerd. De enige ontwikkeling vindt plaats rond de havens.
Met de komst van het aardgas werd de gasfabriek aan het Trekvlietplein overbodig. In juni 1967 werd het laatste stadsgas geproduceerd.
De realisatie van de Utrechtsebaan in 1985 heeft de Binckhorst op het landelijk wegennet – de A12 – aangesloten. Nieuwe kantoorfuncties verrijzen in het zuidelijk deel, een intensivering van het gebied dicht bij de oprit naar de snelweg vindt plaats.
In de Binckhorst, oorspronkelijk geheel bedoeld voor de huisvesting van bedrijven, is aan het eind van de twintigste eeuw ook de kantoorfunctie belangrijk geworden. Deze nieuwe functie is met name geconcentreerd langs de Binckhorstlaan. Als eerste verscheen daar het gebouw 'De Binckhorsthof' dat lang dienst gedaan heeft als onderkomen voor de Luchtmachtstaf. Later werd de Binckhorstlaan bij gebrek aan goede kantoorlocaties in de binnenstad, populair onder projectontwikkelaars.
In 1990 werd begonnen met het opvallende kantorencomplex de Haagse Arc voor PTT-Telecom. Daarna kwamen de kantoren Haagse Veste en het hoofdkantoor van KPN aan het Maanplein.
Een uitzondering in functioneel opzicht zijn de uit de jaren vijftig daterende flats in het bouwblok Binckhorstlaan/Vestaweg en twee onderwijsinstituten: de Luchtvaart Nijverheidsschool en de Gemeentelijke HTS voor werktuigbouwkunde en elektrotechniek beide uit begin zestiger jaren. De instellingen zijn niet meer in de Binckhorst aanwezig. Het gebouw van de HTS van architect Schamhart is gesloopt, het gebouw van de Luchtvaartnijverheidsschool heeft onder de naam 'Fokker Terminal' een nieuwe functie gekregen, namelijk als congrescentrum en evenementenhal.
Zie ook het Haags gemeentearchief.
Cultureel erfgoed omvat 'sporen, objecten en patronen/structuren die, zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. Het omvat zowel het archeologisch, historisch-(steden)-bouwkundig als het historisch-landschappelijk erfgoed.
In deze paragraaf staat een beschrijving van de in het plangebied Binckhorst Noord aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten.
Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen. In 2010 is in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Binnen het plangebied Binckhorst Noord is onderzoek verricht naar de cultuur historische waarden; hierbij is het volgende aangetroffen:
De cultuurhistorisch waardevolle structuren van de Binckhorst bevinden zich buiten het bestemmingsplangebied. Het betreft het groen van de begraafplaats Sint Barbara, de historische locatie van het kasteel de Binckhorst en de havenarmen.
In het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) is aan de volgende elementen binnen het plangebied Binckhorst Noord een bijzondere kwaliteit toegekend:
Er zijn geen monumentale bomen in de Binckhorst aanwezig.
De Binckhorst is niet door het rijk of de gemeente aangewezen als beschermd stadsgezicht.
Van de gebouwen in de Binckhorst is een selectie gemaakt van objecten die een zekere cultuurhistorische waarde bezitten en representatief zijn voor de ontwikkeling van het gebied. De selectie is mede tot stand gekomen met behulp van het SHIE (Stichting Haags Industrieel Erfgoed)
In het plangebied zijn de volgende rijksmonumenten opgenomen in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988:
Gebouwen van de 2e Gasfabriek - Trekvlietplein 1, 6/6a, 12 en 14
Bewaard gebleven bedrijfsgebouwen van de Tweede Gemeentelijke Gasfabriek gebouwd in 1905-1907 naar ontwerp van de gemeentearchitect A.A. Schadee in overgangsarchitectuur. Van het eertijds grote complex zijn de entree met portiersloge, het kantoor en een fabriekshal bewaard gebleven. Aan de voorzijde is in de portiersloge een tegeltableau ingemetseld met het opschrift "Gemeente Gasfabriek".
Afbeelding 1: entreegebouw en fabriekshal
De vroegere directeurswoning (6 en 6a) en de twee dubbele woningen (12 en 14) bedoeld voor functionarissen behorend bij de aan de overzijde van het Trekvlietplein gelegen gasfabriek dateren uit 1905-1907. Ze zijn eveneens door de gemeentearchitect A.A. Schadee ontworpen in overgangsarchitectuur en sluiten stilistisch aan bij de gebouwen van de gasfabriek.
Het volgende bouwwerk is aangewezen als gemeentelijk monument ingevolge artikel 3 van de Monumentenverordening Den Haag:
Loopbrug tussen Trekvlietplein en Bontekoekade
De loopbrug over de Haagse Trekvliet uit ca. 1930 verbindt de woningen van het Schipperskwartier met de Gemeentelijke Gasfabriek en PTT-kantoren. De brug is gefabriceerd door de firma Escher Constructiewerkplaatsen en Machinefabriek. De hoge ijzeren loopbrug bezit een karakteristiek rondboogvorm.
Andere beeldbepalende panden, al dan niet opgenomen in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP), zijn:
Binckhorstlaan 36 - Centrale werkplaats PTT
Centrale werkplaats voor telegraaf- en telefoonmateriaal van de PTT uit 1932. Het stedenbouwkundig markant gepositioneerde gebouw is vorm gegeven in de kenmerkende baksteenarchitectuur van die tijd waarin het gebruik van siermetselwerk en risalerende (vooruitspringende) ingangspartijen het geheel een monumentaal uiterlijk geven.
Mercuriusweg - Voormalige gashouder
Restant van de laatste gashouder van de vroegere Tweede Gemeentelijke Gasfabriek. De gashouder is omgebouwd voor haar huidige functie van drinkwaterreservoir van het Duinwaterbedrijf Zuid-Holland.
De Laakmolen of Galgemolen aan de Trekweg 102 staat buiten het plangebied aan de overzijde van de Trekvliet, maar de molenbiotoop (een gebied rond de molen) valt deels binnen Binckhorst Noord.
De uit 1621 daterende, maar bij herstel in 1699 grotendeels vernieuwde molen bemaalde tot 1938 de Noordpolder. De molen werd na brand in 1986 gerestaureerd en had de functie van waterververser voor het Laakkwartier. Vanwege de slechte biotoop staat de molen stil. Ook het kruien gaat moeilijk. Het eigenlijke maalwerk wordt nu gedaan door een elektrisch gemaal naast de molen. De provinciale regelgeving ten aanzien van molenbiotopen is opgenomen in paragraaf 3.2.2 Provinciaal beleid.
De historisch-geografische structuur van de Binckhorstpolder is visueel niet meer aanwezig. Maar wanneer koppeling plaats vind met de aspecten geologie en archeologie, kan worden vastgesteld dat de huidige stedenbouwkundige structuur van de wijk, de evenwijdige en loodrechte lijnen van rechte wegen, waterlopen en havens, terug te voeren is op de landschappelijke structuur van het strandwallenlandschap zoals dat omstreeks 3500 jaar v. Chr. is ontstaan.
Het bestemmingsplangebied ligt volgens de Nieuwe Geologische kaart van Den Haag en Rijswijk in de laag gelegen strandvlakte en gedeeltelijk op de smalle strandwallen tussen de strandwallen van Den Haag in het westen en de strandwallen van Voorburg in het oosten. In het gebied waren de smalle strandwallen hogere ruggen waarop in alle perioden na hun ontstaan (vanaf het neolithicum) bewoning mogelijk is geweest. De strandvlakte bestaat uit klei waarop later veen is ontstaan. Het veen zal ook tegen de flanken van de strandwallen opgekropen zijn. De Binckhorst was door de veenvorming voor het grootste gedeelte een drassig gebied, dat niet aantrekkelijk was voor bewoning. Rond 500 v. Chr. vonden inbraken van de zee plaats, waarbij het water diepe gaten in het veenlandschap sloeg. Daardoor ontstond een getijdengebied met getijdengeulen. Een van deze geulen was de Gantel. Doordat het water nu beter afgevoerd kon worden, werden hoger gelegen delen van het veengebied droger. Uit onderzoeken op andere plaatsen in de strandvlakte is bekend dat er in die tijd, de IJzertijd, bewoning op de droogste delen van het veen mogelijk was. Het veen in de Binckhorst ontwaterde ook, dus kan er in theorie sprake zijn van bewoningsporen uit die tijd op het veen. Die veenlaag is echter grotendeels geërodeerd, ook door de invloed van de Gantel, waardoor er geen verwachting voor bewoning uit de ijzertijd op het veen bestaat in de Binckhorst. Op de klei die door de Gantel in de strandvlakte werd afgezet en op eventuele oeverwallen van de Gantelgeulen kunnen wel bewoningssporen uit de Romeinse periode worden verwacht. In die tijd werden de vruchtbare kleigebieden ontwaterd en verkaveld. Het landschap werd in gebruik genomen.
In de tweede eeuw bouwden de Romeinen militaire steunpunten op de strandwallen als onderdeel van de verdedigingslinie langs de grens, zoals de door archeologisch onderzoek aangetoonde forten bij Ockenburg en aan de Scheveningseweg. Op de meest oostelijke strandwal lag ter hoogte van Voorburg de stad Forum Hadriani, het bestuurlijk en economische centrum van de regio. Deze militaire en economische centra waren door een wegennet met elkaar verbonden. De wegen liepen over de strandwallen, maar aangenomen wordt dat er ook haaks op de strandwallen – mogelijk ook door het bestemmingsplangebied - een weg heeft gelopen tussen het militaire steunpunt aan de Scheveningseweg en Forum Hadriani. Hierdoor, en vanwege de kans op het voorkomen van bewoningssporen in de top van het verdroogde veenpakket (waar dat niet geërodeerd is) en op de Gantelklei, heeft het plangebied een archeologische verwachting voor sporen van bewoning uit de prehistorie en Romeinse tijd.
Voor de periode vroege tot late middeleeuwen (ca 500-1500) hebben grote delen van het plangebied geen verwachting. Uitzondering vormen de strandwallen waarop in tegenstelling tot de lage delen van het gebied wel bewoning mogelijk was.
Vanaf de late middeleeuwen heeft het plangebied deel uitgemaakt van de Veenpolder en later ook van de Binckhorstpolder. Beide polders werden vanaf de 15de eeuw gescheiden door de Bovenkade, die globaal ter plaatse van de huidige Zonweg lag. Het kasteel de Binckhorst vertegenwoordigt de enige bekende vindplaats uit het begin van de late middeleeuwen in het plangebied (de vroegste vermelding die waarschijnlijk aan het kasteel te koppelen is dateert uit 1039). Vermoedelijk bestond een voorganger van het huidige kasteel al vanaf de vroege 11de eeuw.
Aan de Trekvliet, die tussen 1344 en 1345 werd gegraven, verrezen twee windmolens die de Veenpolder en de Binckhorstpolder moesten bemalen. Er stond er vanaf halverwege de 15de eeuw een in de buurt van het huidige Trekvlietplein, de andere stond waar de Junostraat bij de Trekvliet uitkomt. Beide molens hebben het veld moeten ruimen. De molen aan het Trekvlietplein was al een keer vernieuwd en moest uiteindelijk verdwijnen ten behoeve van de ontwikkeling in die hoek van het gebied van de gemeentelijke gasfabriek. De molen aan de Junostraat was al eerder - in de 17de eeuw - buiten gebruik geraakt nadat in Voorburg Molen De Vlieger de bemaling had overgenomen.
Vanwege bovenstaande heeft het plangebied een archeologische verwachting, met uitzondering van enkele gebieden waarvan vaststaat dat de bodem zodanig is verstoord, door ontwikkelingen of saneringen in de 20ste eeuw dat zich hier geen archeologische resten in de bodem meer bevinden
De delen van het plangebied waarvoor een archeologische verwachting geldt, zullen op de plankaart worden aangegeven met een dubbelbestemming “Waarde – Archeologie”. Voor deze gebieden zijn een aanlegvergunningenstelsel en bouwregels vrijstellingsregime voor oppervlakte en diepte van kracht.
kaart 3: Archeologie
Ruimtelijke hoofdstructuur
Het plangebied Binckhorst Noord bevindt zich binnen het bedrijventerrein Binckhorst. Dit bedrijventerrein is een duidelijk herkenbare enclave in zijn omgeving. Het gebied ligt aan de zuidoost zijde van het Haagse centrum en grenst aan de Laakhavens, Rivierenbuurt, Voorburg en Rijswijk. Aan de noordzijde en oostzijde wordt het gebied begrensd door de spoorlijnen Amsterdam - Rotterdam en Den Haag – Utrecht. Bovendien ligt aan de oostzijde de Utrechtsebaan. Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door het water van de Haagse Trekvliet en aan de zuidzijde door de Maanweg en de Broeksloot. Spoorlijnen, snelweg en water vormen momenteel barrières met de omgeving.
De hoofdstructuur wordt in de eerste plaats gevormd door de voornaamste wegen: de Binckhorstlaan, de Maanweg en de Mercuriusweg. De Binckhorstlaan en de Mercuriusweg maken in Binckhorst Noord deel uit van de Centrumring. De Binckhorstlaan vormt in de huidige situatie samen met de Maanweg de verbinding tussen het stadscentrum en het snelwegennet en heeft daardoor een zware doorstroomfunctie. De Binckhorstlaan is tevens de ontsluiting voor alle deelgebieden van de Binckhorst: hierdoor maakt het deel uit van een fijnmazig stedelijk weefsel.
Een tweede structuurbepalend element is de as bestaande uit het 14e eeuwse kasteel Binckhorst, een beschermd rijksmonument, de begraafplaats St. Barbara en het daar tussen gelegen woningcomplex uit 1949. Het groene karakter van deze as geeft het middengebied van de Binckhorst een eigen identiteit en verdeelt het uitgestrekte gebied in twee delen.
Rondom de Binckhorst liggen woongebieden van Leidschendam-Voorburg, Rijswijk en de Haagse Laakwijk met hun eigen voorzieningen. De oude centra Voorburg en Rijswijk zijn op korte afstand van de Binckhorst gelegen.
In de huidige situatie heeft de Binckhorst een tamelijk monofunctioneel karakter van bedrijventerrein met een enorme differentiatie aan bedrijvencategorieën en fysieke uitstraling zonder dat hier een evenwichtige hoofdstructuur aan ten grondslag ligt.
In de laatste decennia zijn op diverse plekken bedrijven vervangen door kantoren. In het zuidoostelijke deel van de Binckhorst is een geheel nieuw kantorengebied ontstaan rond het Maanplein en de Regulusweg.
bebouwingsbeeld
Het karakter van het noordwestelijke deel van het plangebied wordt voornamelijk bepaald door de huisvuiloverslag en opslag van straatmateriaal. Daarnaast vinden we hier ook enkele karakteristieke gebouwen van de voormalige gasfabriek uit 1905-1907 die zijn aangemerkt als rijksmonument.
Aan de andere zijde van de Binckhorstlaan zien we in het noorden de markante gebouwen van de voormalige Centrale Werkplaats van de PTT tegenwoordig beter bekend als Bink36. Enkele aangrenzende grootschalige bedrijven als Van Gend & Loos en een autoshredder zijn uit het gebied vertrokken. Wat resteert zijn enkele verspreid liggende bedrijven en een groot tankstation met wasstraat.
Langs de spoorlijn Den Haag-Utrecht ligt een omvangrijk spooremplacement.
Het zuidelijke deel van de Binckhorst wordt gedomineerd door enerzijds de havens met de grootschalige betoncentrales en een asfaltcentrale en anderzijds door recente kantoorgebouwen op het Maanplein en langs de Regulusweg.
Alleen het deel rond de zuidelijke havenarm behoort tot het plangebied. De bebouwing aan de Saturnusstraat en de Maanweg is tamelijk grootschalig met als markant complex de voormalige Caballerofabriek met het Ketelhuis. Met zijn opvallende schoorsteen is het Ketelhuis het meest in het oog springende onderdeel van de Caballero Fabriek. Een ander opvallend element in het gebied is de jachthaven in de zuidelijk havenarm.
De grote verkeersbarrières die gevormd worden door de A12, de spoorlijnen en de Trekvliet hebben tot gevolg dat de Binckhorst slechts een beperkt aantal routes heeft om het gebied in en uit te rijden, namelijk de Binkhorstlaan, de Maanweg en de Mercuriusweg. De route Maanweg-Binckhorstlaan vormt tijdens het opstellen van dit bestemmingsplan de hoofdroute voor het autoverkeer. De wegvakken hebben verschillende functies. Zo vormen deze wegvakken de verbinding van de centrumring met het rijkswegennet via de op-/afrit Voorburg (A12) maar ook met het lokale wegennet in Rijswijk en Voorburg. Deze wegvakken zijn echter ook van groot belang voor de lokale ontsluiting van de Binckhorst. Daarnaast is het noordelijke deel van de Binckhorstlaan onderdeel van de Haagse centrumring en is de kruising van de Binckhorstlaan met de Mercuriusweg de onderlinge verbinding van twee delen van de centrumring (Neherkade en Binckhorstlaan/Lekstraat).
Op dit moment wordt gewerkt aan de realisatie van de Rotterdamsebaan. De Rotterdamsebaan wordt de nieuwe verbindingsweg tussen knooppunt Ypenburg (A4/A13) en de Centrumring van Den Haag. Deze nieuwe verbinding is grotendeels uitgevoerd als tunnel die in het zuidelijk deel van de Binckhorstlaan start. Naar verwachting zullen de werkzaamheden duren tot 2019.
Als onderdeel van de aanleg van de Rotterdamsebaan wordt de komende jaren gewerkt aan het wijzigen van de verkeersstructuur in de Binckhorst. In het noordoostelijk deel wordt parallel aan de treinsporen, in het verlengde van de Regulusweg, een nieuwe weg aangelegd tot de Binckhorstlaan. Deze nieuwe weg (met als werknaam Spoorboogweg) zal vanaf 2016 de belangrijkste verbinding zijn tussen de Centrumring en de aansluiting op de A12.
Tijdens de bouwperiode van de Rotterdamsebaan op het zuidelijke deel van de Binckhorstlaan en na realisatie van de Rotterdamsebaan zullen de Binckhorstlaan-zuid en de Maanweg een minder belangrijke functie krijgen in het stedelijke wegennet. Deze wegen zullen, net als bijvoorbeeld de Zonweg, Wegastraat of Plutostraat primair een gebiedsontsluitende of erfontsluitende functie hebben. Langs al deze wegen zijn parkeerplaatsen op de openbare weg aanwezig en zijn er in-/uitritten die er op aansluiten.
Door het plangebied rijden momenteel de HTM buslijnen 26 (Voorburg-Kijkduin, via Den Haag HS ) en 28 (Voorburg-Den Haag Centraal). Buslijn 26 rijdt elk kwartier en in de spitsperioden elke 7 minuten. Buslijn 28 rijdt alleen tijdens de spitsperioden. Op enige afstand van het plangebied liggen de tramlijnen 15 en 17.
Het NS station Den Haag Hollands Spoor en het NS station Voorburg liggen op loopafstand van de uiteinden van het bedrijventerrein. NS station Den Haag Centraal ligt op circa 1 kilometer van de Binckhorst.
Door de Binckhorst lopen de doorgaande fietsroutes tussen het centrum van Den Haag en Voorburg/Ypenburg via de Binckhorstlaan en de route tussen Laakhaven en het centrum van Voorburg (via de Mercuriusweg, Wegastraat en de Regulusweg). Daarnaast is de Binckhorst zelf een gebied met een groot aantal arbeidsplaatsen dat veel fietsverkeer genereert. Door de barrières die de A12, de spoorlijnen en de Trekvliet vormen zijn de fietsrelaties geconcentreerd op enkele routes. Dit zijn: de Binkhorstlaan, de Regulusweg en de Mercuriusweg. Langs de Binckhorstlaan, Mercuriusweg en de Regulusweg zijn vrijliggende fietspaden aanwezig.
In de gehele Binckhorst is het mogelijk om op de openbare weg te parkeren. In het gebied zijn anno 2014 ongeveer 2.280 openbare parkeerplaatsen. Daarvan zijn er ongeveer 100 gereguleerd in enkele kleinere deelgebieden. Rond de woningen aan de Vestaweg en Binckhorstlaan geldt op werkdagen een vergunningsregeling. In een drietal straten (Saturnusstraat, Noorderkroonstraat en Maanweg) zijn een aantal parkeerplaatsen gereguleerd. De bezetting van de parkeerplaatsen op de openbare weg is overdag hoog, uit een meting eind 2011 blijkt een parkeerdruk van 98% overdag. In de nachtperiode is de parkeerdruk zeer laag, aangezien de Binckhorst op dit moment vooral een werkgebied is. De bezetting was in 2011 in de nachtperiode 23%. Dit duidt op een intensief gebruik door de werknemers en bezoekers van de in de Binckhorst gevestigde bedrijven en organisaties. Bij de meeste kantoren en bedrijven zijn parkeervoorzieningen op eigen terrein. Het parkeren op eigen terrein door werknemers en bezoekers en de sturing daarmee op het autogebruik is leidend geweest voor het verlenen van bouwvergunningen in de afgelopen decennia (Kadernota Parkeerbeleid 1992, Nota Parkeerkader 2010-2020) en voor het aangaan van overeenkomsten voor het gebruik van terreinen in het gebied voor het parkeren door werknemers.
De Broeksloot vormt een belangrijke ecologische zone aan de zuidzijde van het plangebied op de grens met de gemeente Leidschendam-Voorburg.
De buiten het plangebied gelegen begraafplaats Sint Barbara vormt een groene enclave in de Binckhorst.
Het oostelijke deel van de Binckhorst maakt deel uit van de Veen- en Binckhorstpolder. Het overige deel maakt onderdeel uit van het boezemgebied. Het tracé van de boezemkade dat dwars door het gebied loopt, vormt de scheiding tussen het boezemgebied en het poldergebied, de Veen - en Binckhorstpolder. Op kaart 4 is de huidige waterhuishouding weergegeven.
kaart 4: waterhuishouding
Op de Binckhorst hebben bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Binnen het plangebied gaat het daarbij om een gasfabriek, benzinestations, autosloperijen en -garages, een afvaloverslagstation, een drukkerij, een sigarettenfabriek en een autowasstraat.
Diverse bodemonderzoeken zijn uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Hieruit is gebleken dat het plangebied ligt binnen de contouren van elf gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume).
Het plangebied Binckhorst is grotendeels voorzien van een gemengd rioolstelsel. De strengen van het gemend rioolstelsel monden uit in het hoofdriool in de Binckhorstlaan waarin het rioolwater in westelijke richting wordt afgevoerd. In het gebied bevinden zich drie riooloverstorten waar, in extreme neerslagsituaties, rioolwater uitstroomt in de boezem (havenbekken en Haagse Trekvliet).
In het deel van het poldergebied tussen de begraafplaats en Regulusweg (langs spoorlijn Den Haag - Utrecht) bevindt zich een gescheiden stelsel. Het hemelwaterafvoerstelsel sluit aan op de duikerverbinding tussen de begraafplaats en de Regulusweg. Het vuilwater afvoerstelsel sluit aan op het gemengde rioolstelsel.
Een hogedruk gasleiding van 40-Bar van de Gasunie ligt tussen het gasverdeelstation in het noordwestelijke deel van de Binckhorst via onder andere de Binckhorstlaan naar de Maanweg.
Het plangebied kent een grote verscheidenheid aan functies. Naast bedrijven en kantoren zijn er onder meer de huisvuiloverslag HMS, grootschalige winkels, een tankstation met wasstraat en enkele woningen.
Het terrein kent een grote variëteit aan bedrijven. Er is sprake van een zekere dominantie van autobedrijven en daaraan gelieerde voorzieningen. Voorheen waren er enkele clusters met autosloperijen. Deze hebben inmiddels het gebied verlaten.
De huisvuiloverslag (AVR) is een watergebonden bedrijf gelegen aan de Trekvliet in Binckhorst Noord. Hier wordt al het Haagse huisvuil overgeslagen op boten die het afval transporteren naar Rijnmond.
Bijzondere vermelding verdienen de grootschalige gebouwen van de voormalige Caballerofabriek aan de Saturnusstraat en van de PTT aan de Binckhorstlaan 36. Beide gebouwen hebben een nieuw leven gekregen dankzij de vestiging van een zeer groot aantal creatieve bedrijven.
Langs de Binckhorstlaan staan enkele kantoorgebouwen.
Aan de Binckhorstlaan 36 is een evenementenorganisatie gevestigd.
Voorzieningen zijn nu voor een belangrijk deel gevestigd langs de doorgaande routes Binckhorstlaan en Maanweg. Het betreft hier grootschalige winkels op het gebied van bouwmaterialen en keukens.
Op de hoek van het Treklietplein en de Binckhorstlaan bevindt zich een cafetaria.
Het opleidingsinsittuut van de politie is gevestigd aan de Wegastraat.
Opvang Leger des Heils afdeling welzijn en gezondheidszorg - afdeling ambulante begeleiding aan volwassen, aan de Binckhorstlaan.
In de Binckhorsthaven bevindt zich een jachthaven van Watersportvereniging De Vlietstreek.
afbeelding 2: jachthaven Watersportvereniging De Vlietstreek naast de Caballeofabriek
Het plangebied Binckhorst Noord is een onderdeel van het oorspronkelijke bedrijventerrein Binckhorst. In het plangebied is het wonen ten opzichte van de bedrijvigheid een zeer ondergeschikte functie.
Langs het Trekvlietplein staan enkele woningen die oorspronkelijk behoorden bij de voormalige gasfabriek. In het plangebied zijn ook enkele bedrijfswoningen aanwezig.
Woonschepen liggen in de Trekvliet tussen het Trekvlietplein en de Plutostraat.
In het plangebied zijn geen woonwagens aanwezig en zijn ook geen woonwagens toegestaan.
Het bestemmingsplan Binckhorst Noord vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader dat op dit bestemmingsplan van toepassing is weer.
De eerste paragraaf gaat in op allesomvattende ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal-, gemeentelijk niveau. Daarna wordt het specifieke beleid voor een aantal relevante thema's uiteen gezet.
De 'ruimtelijke vertaling' van het beleid in de Regels en op de Verbeelding wordt beschreven in paragraaf Keuze en verantwoording van bestemmingen.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen, en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden.
Ladder voor duurzame verstedelijking
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Verantwoord dient te worden dat er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen, werken, detailhandel en voorzieningen. Deze behoefte moet blijken uit een regionaal afgestemd programma en de afspraken gemaakt in Haaglandse gemeenten in een Regionaal Structuurplan 2020. Het Bro bepaalt dat voor bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen.
De structuurvisie raakt geen van de belangen die in het bestemmingsplan Binckhorst Noord worden afgewogen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels maar ook om de inhoud van bestemmingsplannen.
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) moeten gemeenten rekening houden met het Barro.
Een aantal projecten dat de regering van Rijksbelang vindt, wordt met het Barro dwingend geborgd in bestemmingsplannen of in andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. De projecten worden benoemd en middels digitale kaarten ingekaderd. Per project worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.
Voor Den Haag zijn de binnen de gemeente gelegen militaire terreinen met de daarbij behorende zend- en ontvangstinstallaties, en het Kustfundament van belang.
Volgens het Barro zijn er in het bestemmingsplan Binckhorst Noord geen projecten van Rijksbelang aanwezig waarmee bij de vaststelling van dit plan rekening moet worden gehouden.
Provinciale Staten van Zuid-Holland hebben op 9 juli 2014 de gewijzigde Visie ruimte en mobiliteit (VRM) vastgesteld, welke op 1 augustus 2014 in werking is getreden. Zij geldt ook als een structuurvisie.
De provincie stelt vast, dat de behoefte van Zuid-Hollandse inwoners en bedrijven is veranderd als het gaat om woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit. Deels liggen hieraan economische oorzaken ten grondslag, die bijvoorbeeld leiden tot minder vraag naar kantoren en bedrijventerreinen. Deels gaat het om structurele factoren, zoals demografische ontwikkelingen en de voortschrijdende digitalisering. Om al deze redenen was een herijking en herziening van het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid gewenst. Dit heeft geleid tot de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) met daarbij de Verordening ruimte 2014, het Programma Ruimte, en het Programma Mobiliteit. De documenten vervangen de huidige Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en het Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan. De visie is ook een verkeer- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer.
De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De VRM geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:
In de VRM zijn 4 thema's te onderscheiden:
Het Programma Ruimte beschrijft de operationele doelen en de realisatiewijze om doelen te (doen) bereiken. Ook wordt ingegaan op de rolverdeling en afspraken tussen gemeenten, regio's en provincie. De realisatiewijze uit het programma ruimte bestaat uit juridische, financiële en bestuurlijke instrumenten en nader uit te werken beleid. In de praktijk worden deze vrijwel altijd gecombineerd ingezet.
In het Programma Mobiliteit staan de ambities en de provinciale belangen. Het programma kent een grotere dynamiek dan de visie. Het kan hierdoor bijvoorbeeld in samenhang met een nieuw collegeprogramma, elke vier jaar worden geactualiseerd. Daarbij wordt verbinding gelegd met de verschillende uitvoeringsprogramma's, beleidsuitwerkingen en verordeningen zoals deze al bestaan voor mobiliteit.
In de Verordening ruimte 2014 worden gelet op het provinciaal belang regels gesteld aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Onderdelen daarvan zijn flexibeler dan voorheen: het doel staat voorop en niet de manier waarop dat doel bereikt moet worden. Waar duidelijkheid gevraagd is, stelt de provincie vanuit bovenlokaal belang en wettelijke taken kaders en randvoorwaarden aan ruimtelijke plannen. De provincie heeft in de Verordening ruimte 2014 onder meer regels opgenomen over kantoren, bedrijven, detailhandel, glastuinbouw, boom- en sierteelt, bollenteelt, ruimtelijke kwaliteit, agrarische bedrijven, waterkeringen, provinciale vaarwegen, recreatieve vaarwegen, windenergie, archeologie en molen - en landgoedbiotopen. Daarnaast is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van het Rijk van belang. Hierin zijn regels vanuit Rijksbelang opgenomen waar provinciale verordeningen aan moeten voldoen. Enkele onderwerpen in de verordening van de provincie Zuid-Holland vloeien rechtstreeks voort uit het Barro, zoals regels over de Ecologische Hoofdstructuur.
Het volledige juridisch instrumentarium vloeit voort uit de Wet ruimtelijke ordening. Het gaat daarbij om de Verordening ruimte 2014, het provinciaal inpassingsplan en de (proactieve en reactieve) aanwijzing. De provincie kan deze instrumenten inzetten als er sprake is van provinciaal belang. De provincie beschouwt in ieder geval van provinciaal belang de in de visie opgenomen doelen en de uitwerking daarvan in de Programma's ruimte en mobiliteit. In de verordening staan de regels die de provincie stelt aan ruimtelijke ontwikkelingen.
Het bestemmingsplan Binckhorst Noord is in overeenstemming met het provinciale beleid zoals verwoord in de Provinciale Structuurvisie en Verordening.
De Binckhorst heeft een belangrijke betekenis op verschillende schaalniveaus: De verbeterde ontsluiting via de geplande Rotterdamsebaan maakt de Binckhorst van groeiende economische betekenis voor regio en Randstad en - als onderdeel van de Centrale zone - voor de stad Den Haag. De aanleg van de Rotterdamsebaan kan als vliegwiel gaan fungeren voor de toekomstige transformatie van de Binckhorst. Een transformatie die past bij het Rijks- en Provinciale beleid. De Gebiedsaanpak Binckhorst (RIS181857) van november 2011 bevat een ruimtelijk raamwerk voor dit gebied. Dit raamwerk bied een globaal kader voor een flexibel en gedifferentieerd proces van ontwikkeling dat zich in fasen voltrekt. zie paragraaf Gebiedsaanpak Binckhorst.
Molenbiotoop
De provincie heeft de molenbiotoop regelgeving opgenomen in de verordening ruimte en in de Provinciale Structuurvisie. De molenbiotoop regelgeving dient in bestemmingsplannen te worden opgenomen. De molenbiotoop van de Laakmolen aan de Trekweg 102 valt deels binnen de grenzen van de het bestemmingsplangebied.
De uit 1621 daterende, maar bij herstel in 1699 grotendeels vernieuwde molen bemaalde tot 1938 de Noordpolder. De molen werd na brand in 1986 gerestaureerd en heeft nu de functie van waterververser voor het Laakkwartier. Vanwege de slechte biotoop staat de molen stil. Het eigenlijke maalwerk wordt nu gedaan door een elektrisch gemaal naast de molen.
Molenbiotoop regelgeving
In het gebied rondom een molen is een molenbeschermingszone ingesteld met een straal van 400 meter vanuit het middelpunt van de molen.
A. Binnen de straal van 100 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag geen bebouwing worden opgericht of beplanting aanwezig zijn, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek.
B. Binnen de straal van 100 tot 400 meter gerekend vanuit het middelpunt van de molen, moet voor wat betreft bebouwing en beplanting het volgende zijn geregeld:
Molen in stedelijk gebied
Tot de grens van het buitengebied geldt de 1 op 30 regel. De maximaal toegestane bebouwings-/beplantingshoogte op deze grens wordt in het buitengebied horizontaal doorgetrokken tot daar, waar op grond van de berekening voor het buitengebied een grotere hoogte kan worden toegestaan (1 op 100 regel, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek).
In situaties waarin de vrije windvang en het zicht op de molen reeds beperkt zijn door bebouwing is afwijking van bovengenoemd criterium mogelijk, mits de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder beperkt worden. Het bestemmingsplan Binckhorst Noord leidt niet tot een verdere verslechtering van de molenbiotoop van de Laakmolen.
Het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) is in 2008 vastgesteld door het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden. Het RSP is een integraal plan voor:
Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen.
Voor Den Haag /dit bestemmingsplan hebben vooral de volgende regionale prioriteiten hun doorwerking gekregen:
Voor de verschillende beleidssectoren worden de gemeentelijke programma's gemonitord en periodiek binnen Haaglanden op elkaar afgestemd. Dit geldt men name voor Kantoren, bedrijventerreinen, leisurevoorzieningen en detailhandel.
Binnen de toekomstige ruimtelijk-functionele ontwikkeling van Den Haag is de transformatie van de Binckhorst van puur bedrijventerrein tot gemengd binnenstedelijk gebied met intensief ruimtegebruik en met hoge bebouwingsdichtheid (Nieuw Binckhorst) één van de speerpunten.
Het bestemmingsplan Binckhorst Noord is in overeenstemming met het regionaal beleid zoals verwoord in het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020.
De Structuurvisie Den Haag 2020 beschrijft de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020 (Rv 197 - 2005; RIS 129201). De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie.
De structuurvisie gaat uit van een lichte groei van het aantal inwoners (nu ca. 500.000) en een groei van het aantal arbeidsplaatsen in 2020. Dat betekent dat er ca. 40.000 woningen moeten worden toegevoegd in de bestaande stad, door verdichting. In de structuurvisie wordt de Wéreldstad aan Zee vorm gegeven door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan).
In de kansenzones liggen ontwikkelingsgebieden waarin de ambitie van de structuurvisie het sterkst tot haar recht komt. De kansenzones en ontwikkelingsgebieden worden uitgewerkt in masterplannen. Het bestemmingsplangebied ligt in de kansenzone Centrum.
De Structuurvisie ziet het Centrum als een veel uitgebreider centrum dan het huidige. Er wordt een 'sprong over het spoor voorzien naar Binckhorst en Laakhaven, gebieden met mooie locaties aan het water waar ruimte is voor wonen, voorzieningen en stedelijke bedrijvigheid. Met de aanleg van de Rotterdamsebaan zal de status van de Binckhorst drastisch veranderen. De Binckhorst zal de nieuwe entree van Den Haag worden. Het gebied kan in belangrijke mate bijdragen aan de beoogde woningtoename. Den Haag kan daarmee groeien van binnenuit. Van wezenlijk belang voor de herontwikkeling van Binckhorst is zijn ligging binnen het stedelijk veld en zijn nabijheid tot het Haagse stadscentrum en infrastructuur. Dit schept enorme potenties.
Tegen de achtergrond van de huidige economische crisis zijn in het collegeakkoord “Aan de slag" d.d. mei 2010 en het Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling dat jaarlijks wordt geactualiseerd nadere prioriteiten gesteld. Het gaat daarbij om een wijziging van de aanpak van de in de Haagse structuurvisie beoogde gebiedsontwikkelingen én om de verandering van de omvang en de fasering van de ontwikkelingen.
Het vijfde Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling (IpSO) (Rv 137 - 2013; RIS 263532) omvat de voorgenomen en in uitvoering zijnde fysiek ruimtelijke projecten die zijn gericht op de stedelijke ontwikkeling van Den Haag. Het college wil de strategie van geleidelijke en duurzame groei van de stad voortzetten. De economische crisis heeft geleid tot een pragmatische en innovatieve strategie voor stedelijke ontwikkeling.
De ruimtelijk-economische focus van Den Haag ligt op de centrale zone van de stad. Deze zone van kust tot A-4 herbergt de economische en stedelijke kerngebieden van de stad en omvat de kust, internationale zone en het centrum. Naast de centrale zone blijft de focus gericht op de krachtwijken. Hierbij wordt een integrale aanpak nagestreefd. Het gaat ten eerste om het verbeteren van de woningen en zorgen voor meer differentiatie van de woningvoorraad.
Op basis van de bevolkings- en huishoudensprognoses is de verwachting dat Den Haag tot 2040 substantieel groeit. Het feit dat meer mensen naar Den Haag willen komen om te werken en wonen biedt kansen. De woningbouwambitie blijft dan ook gehandhaafd op 1.500 woningen per jaar. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van 'kleinschalig opdrachtgeverschap' en transformatie van langdurig leegstaand vastgoed.
De gewijzigde marktomstandigheden en financiële mogelijkheden beïnvloeden ook de rol van de gemeente in de stedelijke ontwikkeling van de Binckhorst. De gemeente moet selectiever zijn met waar zij actief en sturend optreedt. Meer wordt ingezet op het faciliteren en verleiden van ontwikkelende partijen om in Den Haag te (blijven) investeren. Aan ontwikkelende partijen wordt meer vrijheid geboden. Welke rol de gemeente wanneer oppakt is afhankelijk van de (grond- en vastgoed)positie en de vraag of een ontwikkeling prioriteit heeft bij het realiseren van gemeentelijke beleidsdoelstellingen.
Daarnaast gaat de gemeente meer actief inzetten op het ondersteunen en stimuleren van (collectief) particulier opdrachtgeverschap en kleinschaliger gronduitgiftes waardoor mogelijk ook andere investeerders kunnen worden aangetrokken.
De 'Agenda voor de Haagse Verdichting' (Rv 51 - 2009; RIS 159469) is een thematische uitwerking van de Structuurvisie en dient als leidraad voor de binnenstedelijke verdichting in Den Haag tot 2020. Door middel van verdichting kan de bevolkingsgroei binnen het bestaande stedelijke gebied opgevangen worden. Daarnaast kan verdichting worden aangegrepen om de stedelijke kwaliteit van Den Haag te versterken.
De Haagse Verdichting houdt voor Binckhorst Noord in dat invulling wordt gegeven aan:
De uitplaatsing van autosloperijen in het noordelijke deel van het plangebied biedt ruimte voor nieuwe ontwikkelingen in de toekomst. Deze ontwikkelingen worden in dit bestemmingsplan nog niet direct mogelijk gemaakt, maar door het terugbrengen van de maximaal toegestane bedrijfscategorieën wordt het wel makkelijker gemaakt om in de toekomst mee te werken aan initiatieven.
De hoge ambities voor de Binckhorst zijn jaren geleden verwoord en verbeeld in een Masterplan (Beslisnotitie Haalbaarheidsstudie Nieuw Binckhorst RIS 152331- februari 2008): een ruimtelijk ontwerp waarin het brede programma van functies tot zijn recht komt. Het plan biedt een globaal eindbeeld van de hoofdstructuur en het programma, en is voorzien van illustratieve beelden. Het ontwerp maakt op een aansprekende manier gebruik van de bijzondere ligging en de potenties van het gebied. Het Masterplan toont hoe Nieuw Binckhorst de ambities kan waarmaken.
In 2008 diende de economische crisis zich aan, met als gevolg voor de Binckhorst dat de beoogde samenwerking met grote marktpartijen niet van de grond kwam. De gemeente zag zich gedwongen haar positie en aandeel in de ontwikkeling opnieuw te overwegen in het licht van teruglopende financiële middelen en de noodzaak te bezuinigen. Een grootschalige integrale gebiedsontwikkeling, met een bijbehorende actieve grondpolitiek, is niet langer realistisch en verantwoord. Het Masterplan is om deze reden ingetrokken.
De Gebiedsaanpak Binckhorst (Rv 165 - 2011; RIS181857) bevat een ruimtelijk raamwerk voor dit gebied. Dit raamwerk bied een globaal kader voor een flexibel en gedifferentieerd proces van ontwikkeling dat zich in fasen voltrekt. Het ruimtelijk raamwerk laat zien waar nog enkele schakels toegevoegd moeten worden om het toekomstig stratenplan van de Binckhorst tot een samenhangend geheel te maken. De volgende onderdelen worden onderscheiden:
De gemeente streeft naar een aantrekkelijk en gemengd stedelijk gebied waar kansen ontstaan voor ruimtelijke ontwikkelingen op het gebied van wonen en werken. De Binckhorst bevat zeven deelgebieden met een eigen identiteit en specifieke ontwikkelingsmogelijkheden en -beperkingen. Deze lopen nogal uiteen. Er wordt voor gekozen om woningbouw vooral te faciliteren op plekken waar de functiemenging de meeste kansen en mogelijkheden biedt. In andere deelgebieden wordt gekozen voor het revitaliseren of herprofileren van bedrijven, waarbij het verkleinen van onbenutte milieucontouren voorop staat. Hierdoor ontstaat op lange termijn een milieu waar menging met woningbouw kan plaatsvinden.
Het bestemmingsplan bestrijkt meerdere deelgebieden:
Kaart 5: Gebiedsontwikkeling Binckhorst
Dit deelgebied heeft de grootste potentie om zich te ontwikkelen tot een stedelijk gebied door zijn gunstige ligging nabij het centrum en de stations HS en CS. Op termijn ontstaan hier mogelijkheden voor woningbouw, mits de milieucontouren verkleind worden. Voorlopig liggen er vooral kansen voor de revitalisering van bedrijvigheid en de toevoeging van (tijdelijke) functies die de gemengde stedelijke dynamiek ter plekke vergroten. Het is een aantrekkelijk gebied om de water- en groenstructuur te versterken.
Door de ligging aan het spoor is deze zone zonder extra maatregelen voor een groot deel niet aantrekkelijk voor woningbouw, met mogelijke uitzondering van enkele kavels langs de toekomstige infrastructuur. Dit deelgebied leent zich dus het beste voor bedrijfsinitiatieven – òf een combinatie van afschermende bedrijvigheid met in de luwte woningbouw. Het noordelijk deel kan verder versterkt worden als cluster van kleinschalige bedrijvigheid.
In dit deelgebied zijn kleinere ondernemingen en bedrijven gevestigd. Het functioneert prima. Ondernemers kunnen overwegen hun activiteiten uit te breiden. Een combinatie tussen deze bedrijvigheid en woningbouw biedt kansen.
De economische functie van het gebied rondom de haven kan verder versterkt worden. Daarnaast is Binckhorst Haven een zeer interessante omgeving voor de ontwikkeling van nieuwe concepten voor duurzaam wonen en werken. Aansluiting op het Haagse warmtenet is hier goed mogelijk. De Caballero Fabriek heeft als vooruitstrevend multifunctioneel bedrijfsverzamelgebouw in de omgeving van de haven levendigheid gebracht. Door de vele ligplaatsen voor recreatievaart is de haven ook voor bezoekers een aantrekkelijke locatie.
Evaluatie gebiedsaanpak Binckhorst (Cb januari 2014; RIS 269508):
In de Gebiedsaanpak is het ruimtelijk raamwerk een belangrijk uitgangspunt, waarbij is aangegeven dat naast de Rotterdamsebaan nog enkele schakels toegevoegd moeten worden om tot een samenhangend geheel te komen. De totstandkoming van het totale raamwerk zal zich in fasen voltrekken. Een van deze schakels is de - net buiten het plangebied gelegen - verbinding tussen de Melkwegstraat en de Verlengde Melkwegstraat met de Saturnusstraat. Hier ontstaat een nieuwe entree tot het gebied. Deze schakel heeft geen gevolgen voor het bestemmingsplan Binckhorst Noord.
De nieuwe waterberging in het noordelijke deel van de Binckhorst zal in dit bestemmingsplan worden opgenomen.
In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de moderniseringsplannen voor de monumentenzorg van de minister van OC&W (MoMo). Een van de drie grote veranderingen is het meewegen van de cultuurhistorische belangen in de ruimtelijke ordening. Per 1 januari 2012 is daarom het BRO gewijzigd en is de gemeente verplicht in een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Doel hiervan is een betere borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Dat betekent dat een analyse moet worden verricht naar de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en dat daar conclusies aan moeten worden verbonden die in een bestemmingsplan verankerd worden. Bij cultuurhistorische waarden gaat het over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en drukken ze hun stempel op toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of stadsgezicht aanwijzen, maar ze beïnvloeden wel de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken.
De Monumentenwet 1988 omschrijft een beschermd stadsgezicht als 'groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke en structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke waarde of cultuurhistorische waarde (..)' en dat vanwege dit algemene belang door de minister van OC&W en de minister van VROM als zodanig is aangewezen.
Het plangebied Binckhorst Noord maakt geen deel uit van een rijksbeschermd stadsgezicht.
Cultuurhistorie is van groot belang voor de leefomgeving in Zuid-Holland. Tientallen eeuwen ontginnen en bouwen, wonen en werken hebben deze provincie gemaakt tot een cultuurlandschap bij uitstek. Niet alleen oude molens, boerderijlinten of stadsgezichten maar ook dijken, verkavelingspatronen en archeologische vindplaatsen getuigen daarvan.
Deze cultuurhistorische waarden bepalen in sterke mate de identiteit en kwaliteit van een gebied of plek, en op die manier dus ook de leefbaarheid en het welbevinden van bewoners en bezoekers.
De provincie Zuid-Holland heeft, vanwege de grote betekenis van cultuurhistorie voor onze leefomgeving, vanaf 1997 de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) opgesteld: een kaart met overzicht van de cultuurhistorische kenmerken en waarden in Zuid-Holland.
De provincie wil deze cultuurhistorie behouden of inpassen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Om dit mogelijk te maken heeft de provincie zogenoemde Regioprofielen Cultuurhistorie opgesteld.
De zestien regioprofielen dienen als een handreiking en sturingskader voor gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders en adviesbureaus om cultuurhistorie op te nemen in ruimtelijke plannen. Ze zijn een uitwerking van de algemene richtlijnen voor cultuurhistorie in ruimtelijke plannen zoals die staan in de Provinciale Structuurvisie (paragraaf 5.7.4). Zo zijn op de Kwaliteitskaart van de structuurvisie de topgebieden en kroonjuwelen voor cultureel erfgoed aangegeven. Daarnaast geeft de Provinciale Structuurvisie ook algemene richtlijnen voor archeologie, molenbiotopen en landgoederen. De Structuurvisie en Verordening Ruimte vormt samen met de Regioprofielen Cultuurhistorie het kader waarbinnen de provincie stuurt op cultuurhistorie en ruimtelijke ordening.
De oude binnenstad van Den Haag maakt onderdeel uit van 'topgebied 4'.
Daarnaast zijn er voor de thema's molens, archeologie en landgoederen specifieke provinciale richtlijnen.
Voor bestemmingsplan Binckhorst Noord zijn geen kenmerkende structuren en elementen van belang. Het plangebied behoort niet tot een van de zestien topgebieden.
De Structuurvisie Den Haag 2020 benoemt vier grote troeven van Den Haag, een daarvan is de monumentale residentie. Den Haag is een stad met een belangrijk cultuurhistorisch erfgoed. Er zijn talrijke monumenten en 30% van de stad is beschermd stadsgezicht. De structuurvisie beschrijft de beschermde stadsgezichten als zéér waardevol en geeft aan dat deze door goed beheer hun kwaliteit zullen moeten behouden. Dat wil zeggen dat in ruimtelijke veranderingsprocessen in de stad bestaande cultuurhistorische waarden een volwaardige rol spelen. Het wil ook zeggen, dat de betreffende gebieden blijvend een betekenis hebben voor de identiteit en het karakter van de stad.
Het college van B&W heeft in 2011 de erfgoedvisie “Bekend maakt bemind” (Cb - 2011; RIS 181127) uitgebracht. Het college noemt in deze nota de verankering van de monumentenzorg in de ruimtelijke ordening en het centraal stellen van het bestemmingsplan hierbij een goede ontwikkeling. Er dient te worden vastgelegd hoe we willen omgaan met nieuwbouw in een waardevolle omgeving, het thema 'nieuw tussen oud'. Dat vergt een “maatwerkbenadering”; behoudend waar nodig en ruimte gevend waar dat kan.
In paragraaf Gebouwde monumenten worden de monumentale gebouwen genoemd die ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet 1988 als rijksmonument of ingevolge artikel 3 van de Monumentenverordening Den Haag zijn ingeschreven.
Voor wijzigingen, waaronder verbouwingen en onderhoud aan zowel rijks- als gemeentelijke monumenten is op grond van artikel 2.1, lid 1 onder f. of ingevolge artikel 2.2, lid 1 onder b. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een vergunning vereist. Toetsingscriteria zijn onder meer de architectuur- en cultuurhistorische waarden van het desbetreffende monument.
Behalve de beschermde monumenten kent het plangebied karakteristieke beeldbepalende bebouwing. Dit zijn gebouwen die op grond van hun architectonische kwaliteit en/of vanwege het feit dat ze zeer bepalend zijn voor het beeld van de straatwand ter plaatse, behoudenswaardig zijn. De architectuur sluit bescherming als monument in de toekomst niet uit. De gebouwen die zijn aangemerkt als karakteristiek zijn essentiële onderdelen van het stadsbeeld.
Gemeenten hebben de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (Monumentenwet, artikel 38a). Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Archeologie 2011-2020 'In het verleden ligt het heden' (Rv 127 - 2011; RIS 180680) geeft de gemeente aan hoe ze zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond.
Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:
Van initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische waarde of verwachting wordt in het kader van vergunningverlening gevraagd om de archeologische waarde van het terrein dat door de bodemingreep verstoord wordt in voldoende mate vast te stellen. In gebieden waarvan de archeologische waarde al is vastgesteld wordt ook gekeken naar de mate van bedreiging van de archeologische waarden door het bouwplan. Als blijkt dat er sprake is van een bedreiging van behoudenswaardige archeologische resten, kunnen aan de uitvoering van de geplande bodemingreep voorwaarden worden verbonden, zoals:
In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 53 Monumentenwet 1988). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. De meldingsplicht leidt niet tot een bepaling in het bestemmingsplan.
De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg.
De kosten van vooronderzoek en indien noodzakelijk opgraving of begeleiding zijn voor de initiatiefnemer. Alle archeologische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een erkende archeologische partij.
In het bestemmingsplangebied Binckhorst-Noord komen de eenheden 2 en 3 voor. Voor eenheid 2 gelden onderzoekseisen en een vrijstellingsregime, waarbij de gemeente gebruik heeft gemaakt van de beleidsvrijheid die de Monumentenwet daarvoor biedt. De keuzes zijn gebaseerd op gegevens uit archeologisch onderzoek, en beschreven, gemotiveerd en vastgelegd in de eerder genoemde Beleidsnota archeologie, de Toelichting op de AWVK, de Gemeentelijke Onderzoeksagenda Archeologie (GOA) en het gemeentedekkende paraplubestemmingsplan Archeologie Den Haag. Wanneer tussentijds uit archeologisch onderzoek nieuwe gegevens beschikbaar komen, wordt deze informatie meegewogen in de beoordeling van vergunningaanvragen en te zijner tijd verwerkt in de actualisatie van het beleid en de beleidsinstrumenten.
In paragraaf 2.3.2 Archeologie is de archeologische verwachting van het plangebied beschreven, met uitzondering van enkele gebieden waarvan vaststaat dat de bodem zodanig is verstoord door ontwikkelingen of saneringen in de 20ste eeuw, dat zich hier geen archeologische resten in de bodem meer bevinden:
De delen van het plangebied waarvoor een archeologische verwachting geldt, worden op de plankaart aangegeven als dubbelbestemming Waarde Archeologie (zie hiervoor Keuze en verantwoording van
bestemmingen). Voor deze gebieden zijn een aanlegvergunningenstelsel en bouwregels met vrijstellingsregime voor oppervlakte en diepte van kracht.
De nota 'Groen kleurt de stad' - beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015 - (Rv 162 - 2005; RIS 129360) verwoordt het groenbeleid van Den Haag in twee doelstellingen:
Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:
Op grond van de aanwezige waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken.
In de nota zijn m.b.t. de Stedelijke Groene Hoofdstructuur twee kaarten opgenomen; een kaart met de "Stedelijke Groene Hoofd Structuur" en een kaart met "Ambities voor versterking van de Stedelijke Groene Hoofd Structuur".
Kaart 6:Stedelijke Groene Hoofd Structuur
De bedrijvenlocaties in de Binckhorst zijn volledig verhard.
De Groene Hoofdstructuur van Den Haag bepaalt voor een belangrijk deel het karakter van de stad.
Dit groen heeft vele functies, één daarvan is de functie als stedelijke ecologische hoofdstructuur, dat wil zeggen de drager van de stedelijke natuur en verbindingsstructuur voor de omliggende natuur.
De Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag is beschreven in de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018 (Rv 5 - 2009; RIS 159450). Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SEHS bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De Stedelijke Ecologische hoofdstructuur is opgenomen op kaart (RIS 151912). De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Er zijn twaalf ecologische verbindingszones in de stad onderscheiden. Per verbindingszone zijn het ambitieniveau, streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven.
De kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren worden grotendeels bepaald door inrichting, gebruik en beheer. Daarom ligt daarop het accent.
De Broeksloot met groenvoorzieningen maakt onderdeel uit van de Laakzone, een belangrijke ecologische verbindingszone. Deze zone valt voor een deel binnen het plangebied Binckhorst Noord.
Volgens de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Den Haag, artikel 2.80 e.v., is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig (Rv 97 - 2010; RIS 174540). Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd. Daarnaast is een mogelijkheid opgenomen om monumentale bomen aan te wijzen.
Binnen het plangebied bevinden zich geen monumentale bomen.
Het plangebied valt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland. Het Hoogheemraadschap draagt zorg voor schoon oppervlaktewater, veilige dijken en het waterpeil in sloten en vaarten.
Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is in het kader van de watertoets overleg gevoerd over deze waterparagraaf, de plankaart en de voorschriften. In deze waterparagraaf zijn de hierbij gemaakte afspraken verwerkt.
Diverse beleidsstukken zijn van belang voor het thema water. De belangrijkste worden hieronder behandeld.
Europees
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is in december 2000 in werking getreden. De richtlijn heeft tot doel de chemische en ecologische kwaliteit van al het oppervlakte- en grondwater in Europa te verbeteren. De richtlijn stelt daartoe eisen aan het waterbeheer in alle lidstaten. Streefdatum voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid (inrichting van watergangen en oevers).
Nationaal
Net Nationaal waterbeleid is vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2009-2015. Hierin zijn de consequenties van zowel Kaderrichtlijn Water (KRW, kwaliteit) als het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, waterkwaliteit) uitgewerkt. Kern is dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Belangrijk is om de drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren als afwegingsprincipe te hanteren. Tevens is in het NBW en middels het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd, dat de watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures. Voor waterkwaliteit geldt als uitgangspunt dat verontreiniging van het water voorkomen dient te worden. Hier geldt de trits 'schoonhouden, scheiden, zuiveren'. Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning.
Provinciaal
Het beleid van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010 - 2015. Dit waterplan is 11 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan vertaalt naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:
Hoogheemraadschap van Delfland
Het Waterbeheerplan 2010-2015, 'Keuzes maken en kansen benutten' is het document waarin Delfland de ambities voor de komende jaren heeft vastgelegd. Het plan beschrijft de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. Delfland investeert de komende jaren volop in het vergroten van de veiligheid, het verbeteren van de waterkwaliteit, het tegengaan van wateroverlast en het optimaliseren van de zuivering van afvalwater. Klimaatverandering, zeespiegelstijging verzilting en nieuwe wetten en regels gaan het waterbeheer de komende decennia ingrijpend veranderen. Bovendien dwingen de complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen tot het stellen van prioriteiten. Delfland spreidt daarom de maatregelen in de tijd, zodat het tempo aansluit bij de mogelijkheden van de organisatie en het gebied.
Watertoets
Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Delfland heeft de Handreiking watertoets voor gemeenten (2012) opgesteld. In de handreiking worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor een plan per thema toegelicht. Deze handreiking kan gevonden worden via het watertoetsportaal.
Het Delflands Algemeen Waterkeringenbeleid geeft op hoofdlijnen het algemene beleidskader aan voor het beheer van de waterkeringen. Met beheer wordt bedoeld 'alle activiteiten die nodig zijn om de waterkeringen op het vereiste veiligheidsniveau te houden, nu en in de toekomst. De veiligheid is hierbij altijd een harde randvoorwaarde. Hierbij wordt ook rekening gehouden met onzekerheden in klimaat en bodemdaling. Er zijn verder ook criteria gesteld voor medegebruik van de waterkeringen, bijvoorbeeld voor recreatie. Delfland participeert voorts actief in toegepast onderzoek en stimuleert innovaties.
Wateragenda en Waterbergingsvisie en Doorstroomstudie Den Haag
De gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland werken aan een goed waterbeheer door middel van een gezamenlijke Wateragenda. Het beschrijft hoe de komende jaren omgegaan zal worden met water in de stad en welke acties hiervoor nodig zijn. Belangrijk nieuw element in de Wateragenda is dat het zich behalve op de waterkwaliteit en waterveiligheid óók op ruimtelijke ontwikkelingen, economie, recreatie en cultuurhistorie richt.
De lange-termijn-doelstelling voor het Haagse waterbeleid luidt als volgt: “Het realiseren van een duurzaam, schoon, veilig en gezond watersysteem, dat bijdraagt aan een aantrekkelijke en veilige (leef)omgeving, waar bewoners, bedrijven en bezoekers van Den Haag op een bewuste manier mee omgaan”.
In 2006 hebben het Hoogheemraadschap van Delfland en de gemeente Den Haag de Waterberginsgvisie Den Haag vastgesteld. Hierin is aangegeven welke ruimtelijke en technische maatregelen er genomen moeten worden om het watersysteem in Den Haag op orde te brengen. De visie bestaat uit acht deelgebiedsrapportages.
Het doel van de Doorstroomstudie Den Haag van november 2012 is het identificeren van de knelpunten in het boezemwatersysteem van Den Haag, en het formuleren van mogelijke oplossingsrichtingen die kunnen bijdragen aan onder meer een toekomstbestendig boezemwatersysteem van Den Haag. Uit de studie blijkt dat bij langdurige hevige regen het water niet snel genoeg uit het centrumgebied van Den Haag naar het gemaal in Scheveningen kan stromen. Hierdoor treden hogere waterstanden in de grachten op. In het centrum leidt dat niet tot problemen dankzij de hoge ligging. Het leidt wel tot een grotere kans op wateroverlast in de omliggende lagergelegen delen van de stad. Ook treden hogere stroomsnelheden in de grachten op, waardoor meer erosie plaatsvindt en kademuren mogelijk eerder moeten worden vervangen. Gezien de klimaatverandering zal langdurige hevige regen vaker gaan optreden. Het is daarom raadzaam om kansen te benutten om regenwater langer vast te houden en verstraagd af te voeren en zo de kans op wateroverlast te verkleinen.
Stedelijke Ecologische Verbindingszones Den Haag 2008-2018
Den Haag zet zich al jaren in om de ecologie in en om de stad te verbeteren en te behouden. In 2006 en 2007 heeft Den Haag daarom een inventarisatie uitgevoerd, waarin voor alle ecologische verbindingszones is bekeken of deze voldoen aan de gewenste natuurvriendelijke inrichting. Dit bleek niet het geval te zijn; de inventarisatie resulteerde in een opsomming van 300 knelpunten. In de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones (zie paragraaf 3.4.2) worden op hoofdlijnen alle gewenste maatregelen op het vlak van ecologie (inrichting en beheer) voor de komende tien jaar benoemd. Het uitvoeren van deze maatregelen wordt waar mogelijk gecombineerd met maatregelen vanuit het waterbeheer zoals verbreding van watergangen en aanleg van natuurvriendelijke oevers. .
Afvalwater en Riolering
Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is “het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015 (Rv 147 - 2010; RIS 176551). Duurzaamheid staat centraal in het denken en doen van de gemeente Den Haag. Werken aan duurzaamheid betekent voor riolering dat meer rekening gehouden dient te worden met het voorkomen dan wel het scheiden van afvalwaterstromen aan de bron, meer oog te hebben voor hergebruik en het terugdringen van energiegebruik en het voorkomen dat schoon water vuil wordt. Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. Duurzaam denken en doen komt zo terug in het ontwerp, de aanleg, het beheer en het gebruik van riolering.
Afkoppelen van hemelwater is een voorbeeld van een aanpak, waarmee zoveel mogelijk bij de bron wordt voorkomen dat water vuil wordt, dat water wordt vastgehouden op de plaats waar het valt en waarmee gemalen en zuiveringsinstallaties niet onnodig worden belast met het verwerken van schoon hemelwater. Een ander voorbeeld is het meer toepassen van minder milieubelastende materialen bij de huisaansluitleidingen en de hoofdriolering.
Waterkwantiteit in het plangebied
Op basis van de Waterbergingsvisie is een bestuursovereenkomst gesloten tussen de Gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland, die de waterberging regelt. Er geldt gezien de afspraken uit de Waterbergingsvisie geen waterbergingsopgave voor het plangebied. Wel wordt binnen het plangebied water gerealiseerd ter compensatie van waterberging die verdwijnt ten gevolge van de herinrichting van de Neherkade. De betreffende gronden zijn voorzien van de bestemming Water.
Het bestemmingsplan Binckhorst Noord maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het plan veroorzaakt daarmee geen grotere belasting door afstromend regenwater naar het oppervlaktewater.
Waterkwaliteit in het plangebied
Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is "De Leidraad Riolering" en de "Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken". De conclusie is dat het plan geen negatief effect heeft, omdat wordt voldaan aan de Leidraad riolering en de beslisboom. Verder is er voldoende capaciteit in het rioolstelsel voor deze nieuwe ontwikkeling. Het zal niet leiden tot extra overstortingen vanuit de riolering op het oppervlaktewater.
Veiligheid en waterkering
Bij het onderwerp veiligheid/waterkering is de vraag of de locatie ligt in de kernzone of beschermingszone van een waterkering: een zeewering, boezemkade, polderkade of de landscheiding.
In het plangebied is een waterkering aanwezig. Voor zover deze gelegen is op gronden die onderdeel uitmaken van het plangebied zijn deze gronden voorzien van een dubbelbestemming Waterstaat-waterkering voor de kernzone en van een gebiedsaanduiding Waterstaat-beschermingszone voor de beschermingszone.
Ecologie / Kaderrichtlijn Water
Bij ecologie gaat de aandacht uit naar de ruimte voor natuurvriendelijke oevers en natte ecologische verbindingszones. In het plangebied bevinden zich geen KRW-waterlichamen, het plangebied ligt niet in een ecologische verbindingszone van rijk, provincie of gemeente. Bij de inrichting van het gebied hoeft met ecologische factoren dan ook geen rekening te worden gehouden.
Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning. De watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. Een vergunning is nodig als activiteiten worden ondernemen in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee) of waterkering, of als grondwater wordt onttrokken of water geïnfiltreerd wordt in de bodem.
De watertoets en de vergunningverlening blijven wel twee afzonderlijk procedures. Dit betekent dat het Hoogheemraadschap bij het verlenen van een vergunning altijd aanvullende voorwaarden kan stellen.
De Regionale Nota Mobiliteit (RNM) uit 2005 van het Stadsgewest Haaglanden bevat de regionale vertaling van de plannen uit de Nationale Nota Mobiliteit (2005) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het regionale beleid is nog geactualiseerd in 2008 in het 'supplement' op de RNM. Het rijksbeleid voor mobiliteit en bereikbaarheid is in 2011 vervangen door de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
De RNM richt zich op de plannen die het stadsgewest heeft voor de mobiliteit in de regio voor de periode 2005-2020. De nota geeft aan dat er veel maatregelen genomen moeten worden om de toename van de mobiliteit op te kunnen vangen en de regio bereikbaar, verkeersveilig en vooral ook leefbaar te houden. Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets staan daarin centraal. De belangrijkste doelen voor de regio zijn: 40% meer reizigers in het openbaar vervoer en 30% meer gebruik van de fiets in 2020, kortere en beter voorspelbare reistijden met de auto vooral in de spits, minder verkeersslachtoffers en een beter en gezonder leefklimaat.
Het uitvoeringsprogramma dat behoort bij de RNM, laat zien welke concrete projecten het stadsgewest en de andere overheden in de regio Haaglanden uitvoeren om de ambities van de Regionale Nota Mobiliteit te realiseren.
Verkeer algemeen
Den Haag groeit, er komen meer inwoners, meer banen en ook meer bezoekers. Dit zorgt voor een toename van het verkeer van, naar en in de stad. Bovendien reizen mensen steeds meer en over langere afstanden.
Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Den Haag voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de “Haagse Nota Mobiliteit” (Rv 115 - 2011; RIS 180762). De visie in de nota is er op gericht van Den Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken door er voor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerwijze en de route die het beste bij hen past. Gerichte investeringen in het openbaar vervoer en de fiets, goede voorzieningen voor voetgangers, en bundeling en ordening van het autoverkeer moeten er voor zorgen dat reizigers de juiste keuzes kunnen maken.
Openbaar vervoer
Het openbaar vervoer speelt een belangrijke rol als drager van ruimtelijke ontwikkelingen. Het dient te zorgen voor aantrekkelijke en snelle vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, naar het centrum en andere belangrijke attractiepunten. Onderstaande kaart over het openbaar vervoer laat het streefbeeld zien van het openbaarvervoer netwerk volgens de Haagse Nota Mobiliteit.
De komende jaren staan binnen de gemeente Den Haag ingrijpende verbeteringen van het openbaar vervoer op stapel. Dat gebeurt aan de hand van de toekomstplannen van het stadsgewest Haaglanden voor Randstadrail en breed trammaterieel. Deze ambitieuze plannen onder de naam 'Netwerk RandstadRail' gaan onder meer over het geschikt maken van bestaande tramlijnen voor breder trammaterieel en de aanleg van Parkeer+Reis-terreinen bij diverse stations.
In paragraaf Verkeer en infrastructuur zijn de tram-en busroutes voor het gebruik van OV binnen het plangebied aangegeven. Dienstregeling en lijnvoering van tram en bus worden jaarlijks vastgesteld door het stadsgewest Haaglanden.
Kaart 7: Streefbeeld openbaarvervoersnetwerk
De Binckhorst is ontsloten door buslijnen. Om de mogelijkheid te scheppen voor de ontwikkeling van de Binckhorst tot een gemengd stedelijk gebied is op termijn verbetering van de OV-ontsluiting noodzakelijk. Uitgangspunt in de Haagse Nota Mobiliteit is de aanleg van een RandstadRailverbinding van station HS of Centraal naar station Voorburg via de Binckhorstlaan. Deze verbinding kan op lange termijn een vervolg krijgen richting de A4/Vlietzone en Delft. Om deze verbinding op termijn niet onmogelijk te maken, wordt langs de Binckhorstlaan rekening gehouden met een ruimtereservering voor een vrijliggend tramtracé in zijligging, aan de oostzijde van de weg in het plangebied Binckhorst Noord en het bestemmingsplan Rotterdamsebaan.
Autoverkeer
Het gemotoriseerde verkeer wil de gemeente zoveel mogelijk ordenen en concentreren op een stelsel van goed ingepaste stedelijke en regionale hoofdwegen (zie kaart 8 “Hoofdstructuur wegverkeer” uit de Haagse Nota Mobiliteit) met voldoende capaciteit om een optimale doorstroming te waarborgen. Een vlotte doorstroming op de hoofdwegen zorgt ervoor dat het verkeer als vanzelf deze hoofdwegen kiest, waardoor de verkeersdruk op de woonwijken minder kan zijn.
De hoofdwegen zorgen voor een goede bereikbaarheid van de grote concentraties van werkgelegenheid en voorzieningen in de stad vanuit de regio en verder. Tevens verbinden de hoofdwegen de stadsdelen en wijken onderling met elkaar. De hoofdwegen hebben een zodanige vormgeving en inpassing dat voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen en milieunormen.
In de woonwijken is doorgaand autoverkeer niet welkom. De wijkontsluitingswegen krijgen daarom op den duur een inrichting als “stadslaan”: wegen met een minder dominante positie voor autoverkeer en prioriteit voor langzaam verkeer en openbaar vervoer. De erftoegangswegen krijgen een inrichting als 30 km/u zone, voor zover dat nog niet gebeurd is.
Kaart 8: Hoofdstructuur wegverkeer
De noodzaak van de aanleg van de Rotterdamsebaan vormt de leidende opgave en de kern van de gemeentelijke inzet in de Binckhorst voor de komende jaren. Het vormt de uitdaging om de hoofdinfrastructuur van de Rotterdamsebaan goed in te passen in het bestaande bedrijventerrein en integraal deel te laten uitmaken van de versterking van de ruimtelijke hoofdstructuur van het gebied. Hierdoor profiteert ook de Binckhorst van een verbeterde bereikbaarheid en gebiedsontsluiting. Dit vormt een belangrijke voorwaarde om een geleidelijke economische versterking en op termijn verandering naar een gemengd stedelijk milieu mogelijk te maken.
Fietsverkeer
Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht. Door het aanbieden van een aantrekkelijk hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd. Binnen het stelsel van hoofdfietsroutes is een net van 'sterroutes' aangegeven. De sterroutes vormen de belangrijkste doorgaande routes die de woongebieden met het stadscentrum, de knooppunten van openbaar vervoer en het buitengebied verbinden. Kaart 9 toont het streefbeeld voor het fietsnetwerk van doorgaande routes uit de Haagse Nota Mobiliteit. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als bij werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.
Kaart 9: het streefbeeld voor het fietsnetwerk
De gemeente investeert fors in de verbetering van de fietsinfrastructuur in de Binckhorst en de verbinding met naburige stadsdelen. Een voorbeeld is het Trekfietstracé, een fietspad langs de Trekvliet dat de Binckhorst met de stad en omgeving verbindt, inclusief een fietsviaduct over de A4, ter hoogte van de wijk Ypenburg. . Als onderdeel van de aanleg van de Rotterdamsebaan wordt ook de fietsinfrastructuur in de Binckhorst verbeterd. Langs de Binckhorstlaan komen nieuwe, veilige fietspaden. Daarnaast wordt het huidige fietspad langs de Regulusweg verlengd naar, en aangesloten op de Binckhorstlaan. De gemeente zet zich in om op een aantal strategische plekken nieuwe verbindingen met de omgeving voor voetgangers en fietsers mogelijk te maken, zoals over de Trekvliet naar station HS en over de A12 naar Voorburg.
Parkeren
Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Het algemene parkeerbeleid is vastgelegd in de nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” (Rv 166 - 2009; RIS 168473). Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden zonder adequate parkeervoorzieningen leiden vaak tot een te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.
Parkeernormen
De parkeernormen en de toepassing ervan zijn uitgewerkt in de “Nota Parkeernormen Den Haag” (Rv 139 - 2011; RIS 181571). Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst.
Aan de hand van de parkeernormen wordt parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen.
Het kan zijn dat in de visie van de initiatiefnemer de genormeerde parkeerbehoefte van de in het plan opgenomen functies afwijkt van de werkelijke parkeerbehoefte. Het is dan aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen en goed te onderbouwen.
Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn. Daarnaast kan de gemeente in afwijkende situaties maatwerk toepassen. Aan de hand van de informatie wordt vastgesteld hoeveel parkeerplekken de initiatiefnemer op eigen terrein moet realiseren.
Bij woningbouw is het gemiddelde autobezit uitgangspunt voor de hoogte van de parkeernorm. Het gemiddelde autobezit hangt af van de oppervlakte van de woning, de plek in de stad en het type woning. Voor werken, winkels en andere voorzieningen is de functie van het gebouw en de mate van bereikbaarheid met het openbaar vervoer, bepalend voor de parkeernorm. Bij knooppunten van het openbaar vervoer geldt een lagere norm dan op plekken die minder goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. De parkeernormen worden uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, en bij de -meeste- overige de functies in het aantal parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak.
De stedenbouwkundige regels in de gemeentelijke bouwverordening over het parkeren zullen binnen afzienbare tijd worden ingetrokken. Het overzicht met de parkeernormen uit de nota Parkeernormen Den Haag zal in dit bestemmingsplan worden opgenomen (zie bijlage Nota Parkeernorm Den Haag, inlegvel parkeernormen).
In de afwijkingsregels is het verder mogelijk om de parkeernormen en/of het toepassingskader te wijzigen indien daar aanleiding toe bestaat en er een bestuurlijk besluit aan ten grondslag ligt.
Fiets parkeren
De gemeente Den Haag wil het fietsgebruik in de stad stimuleren en zet daarbij in op een groter aandeel fiets. De aanwezigheid van goede parkeervoorzieningen is hiervoor een belangrijke randvoorwaarde. Daarnaast komt de kwaliteit van de openbare ruimte steeds vaker in het gedrang door de grote hoeveelheden geparkeerde fietsers. Om die reden stelt de gemeente bij de nieuwbouw van woningen de initiatiefnemer verantwoordelijk voor de realisatie van voldoende fietsparkeerplaatsen. Dit is vastgelegd in het bouwbesluit (art. 4.31). Voor het gebied Binckhorst-Noord is het ook van belang dat bij met name bedrijven en voorzieningen in voldoende mate fietsparkeerplaatsen aanwezig zijn voor de bezoekers en werknemers op de fiets. In de tabel opgenomen in Bijlage 5 van de regels zijn fietsparkeernormen opgenomen die gebruikt dienen te worden bij de berekening van de parkeerbehoefte voor het realiseren van fietsvoorzieningen bij nieuwbouw.
Het uitgangspunt van de Woonvisie Den Haag 2009-2020 (Rv 132 - 2009; RIS 167788) is om tot en met 2020 de toename van het aantal inwoners vast te houden door genoeg geschikte woningen te blijven bouwen. Deze selectieve bevolkingsgroei is vooral gericht op het behouden en aantrekken van midden- en hogere inkomensgroepen. Tegelijkertijd moeten er voldoende, goede goedkope woningen beschikbaar zijn voor huishoudens met lage inkomens. Om dit te bereiken zet de gemeente in op meer variatie van woningtypen en meer milieubewust bouwen. Daarbij richt de gemeente zich op de stedeling: mensen die bewust kiezen voor de stad met de daarbij behorende goede voorzieningen en diverse woonsferen.
Voor de lange termijn gaat de gemeente uit van een gemiddeld nieuwbouwprogramma van 2.500 woningen. De productie op de Vinex-locaties is bijna klaar. Het merendeel hiervan zal daarom in de bestaande stad moeten worden gebouwd. Daarbij wordt ingezet op differentiatie in architectuur en woningtypen.
Den Haag kiest ervoor om een geconcentreerde centrumstad te zijn, met stedelijke dichtheden, een hoogwaardige openbare ruimte en een grote verscheidenheid aan woonmilieus en woonsferen. Qua woongebieden heeft Den Haag al een breed scala te bieden, zoals stedelijk wonen in de binnenstad, groen wonen in de stad en ontspannen wonen aan zee. Elke sfeer dient ook de kwalitatief bijpassende woningen te krijgen. Mensen die in een stad wonen of willen wonen, hebben immers verschillende woonwensen. Daar moet meer op worden ingespeeld door meer keuzemogelijkheden te bieden.
Kwetsbare wijken en buurten en functioneel verouderde gebieden vragen om versterking en vernieuwing. Ook in de komende jaren zal door middel van herstructurering meer differentiatie moeten worden aangebracht: verschillende woningtypes, huur en koop, goedkoop en duur. Deze vernieuwing leidt tot een afname van het aantal goedkope woningen in deze eenzijdige buurten en wijken. Deze afname moet elders in de stad, maar ook in de regio, worden gecompenseerd. In de kwetsbare wijken krijgt de verbetering van de woningvoorraad en de woonomgeving hoge prioriteit.
Den Haag hecht veel belang aan duurzaamheid. Niet alleen uit milieuoverwegingen, maar ook uit het oogpunt van toekomstige betaalbaarheid. Er wordt verwacht dat de energiekosten al voor 2020 het grootste deel van de woonlasten zullen beslaan. Ook daarom wil Den Haag in 2020 een CO2-reductie van 30 procent ten opzichte van 1990 behalen in de verwarming van woningen.
Binckhorst Noord
Het uitgangspunt is dat de Binckhorst op de lange termijn zal transformeren naar een gemengd binnenstedelijk woon- en werkgebied. De keuze is gemaakt om van een actieve en regisserende rol in de Binckhorst naar een meer faciliterende en reactieve rol te gaan. Het accent verschuift van een vastomlijnd eindbeeld (masterplan) naar een aanpak die is gericht op de voorzienbare termijn. Vanuit bestaande kansen en kwaliteiten wordt het gebied versterkt. De gemeente legt zich uitsluitend toe op de versterking van de ruimtelijke structuur en een betere inbedding van de Binckhorst in het stedelijk weefsel door verbetering van de infrastructuur.
In Binckhorst Noord wordt vooral ingezet op revitalisering en functiemenging, tijdelijke functies en voortzetting en versterking van bestaande (creatieve) clusters. Met in achtneming van de bestaande milieucontouren lijken de kansen voor woningbouw op korte termijn beperkt. Door beperking van de milieucategorieën van bedrijven ontstaan mogelijk kansen voor een combinatie van woningbouw en economische functies.
In het verleden is getracht om in het zuidelijke deel rond de Binckhorsthaven de beton-en asfaltcentrales uit te plaatsen. Dit is niet meer aan de orde waardoor het gebied in hoofdzaak een economische functie zal behouden.
Conform het Kadebeleid Woon- en bedrijfsboten (2000) telt Den Haag 17 locaties waar woonboten blijvend zijn afgemeerd. Om het vaak ongereguleerd gebruik van de kade in de gewenste richting te leiden, uitwassen een halt toe te roepen en om de kwaliteit van de openbare ruimte te verbeteren is een regeling voor het gebruik van de kades opgesteld. Voor het gebruik is een kadevergunning vereist waarin is opgenomen wat wel en niet mogelijk is. In beginsel is een berging en/of een terrasafscheiding mogelijk. De mogelijkheden zijn afhankelijk van de situatie ter plaatse. Zo zijn gebruik voor opslag en reclame-uitingen alleen toegestaan op die plaatsen die daarvoor zijn aangewezen.
De Verordening op de Binnenwateren (RIS 181486) is per 1 juni 2012 in werking getreden. De Verordening bevat o.a. bepalingen over woonschepen, bedrijfsmatig geëxploiteerde schepen, recreatie- en passantenschepen. Bij deze Verordening is het Ligplaatsenplan (RIS 249285) gevoegd. Hierin zijn op kaart de locaties aangewezen waar door voornoemde schepen ligplaats kan worden ingenomen. In Binckhorst Noord geldt dit voor het Trekvlietplein gerekend tussen 6 meter en 143 meter vanaf de voetgangers/fietsbrug langs de kademuur gemeten.
Algemeen: beleidsvisie Kracht van Kwaliteit
De economische visie van Den Haag is vastgelegd in de nota "Kracht van kwaliteit”. (Rv 126 - 2011; RIS 181227). De toekomst voor de Nederlandse economie in de mondiale concurrentiestrijd ligt bij kennis, creativiteit en stedelijke kwaliteit. De uitdaging voor de stad Den Haag is om de omstandigheden te creëren waaronder de economie van de stad ook op de langere termijn kansen biedt voor werk, inkomen en ontplooiing van alle Haagse burgers.
De strategie voor de Haagse economie kan worden samengevat in de volgende speerpunten:
Den Haag heeft een uniek profiel als internationale stad van Vrede en Recht. Daarmee heeft de stad internationale bekendheid verworven. Dit profiel spreekt ook bedrijven en instellingen buiten die sector nadrukkelijk aan en heeft daarom ook in het economische domein een wervend karakter – een “sterk merk”. In de internationale zone zijn veel van deze organisaties geconcentreerd.
Den Haag bezit een breed palet aan winkels, horeca, cultuur en historie. Samen met strand en duinen ontstaat hierdoor een uniek woon- en leefklimaat. Den Haag versterkt zijn positie als tweede toeristische stad van Nederland. Het centrum (Binnenstad, stationsgebieden, Beatrixkwartier), Scheveningen en Internationale Zone zijn gebieden met veel werkgelegenheid en bezoekers en vormen daarmee de economische kerngebieden van de stad. Hier wordt gewerkt aan versterking van het aanbod aan kwaliteitswinkels, horeca en recreatieve functies.
Den Haag zet actief in op de ontwikkeling van kennis en bedrijvigheid binnen het cluster Veiligheid onder de noemer The Hague Security Delta. Den Haag combineert zijn inzet op internationale instellingen en zakelijke dienstverleners (met name in de clusters energie, it en telecom en financiële dienstverlening).
Daarnaast is er ook veel aandacht nodig voor kleine en middelgrote bedrijven, zowel in de economische kerngebieden als in de wijken. Voor deze bedrijvigheid zijn ook meer kleinschalige bedrijfsruimten hard nodig. Den Haag is een stad met een sterke, kennisintensieve zakelijke dienstensector, die bijna een kwart van de werkgelegenheid omvat. Den Haag is daarom aantrekkelijk voor (hoofd)kantoren, internationale bedrijven en instellingen. De spin-off hiervan is van groot belang voor de lokale economie en banen voor alle niveaus in het mkb. Den Haag zet daarom vol in op de (ruimtelijke) kwaliteit en de bereikbaarheid van toplocaties voor kantoren en instellingen.
De kwaliteit van het arbeidsaanbod zal - door vergrijzing, schaarste aan vakmensen en tekort aan kenniswerkers - in de nabije toekomst een doorslaggevende vestigingsfactor worden. We zetten daarom actief in op de komst van academische instellingen en versterking en verbreding van het hoger onderwijs met onder meer topopleidingen.
Provinciaal en regionaal bedrijventerreinenbeleid
Het provinciale beleid (Verordening Ruimte) heeft een bedrijventerreinkaart vastgesteld met gebieden die zijn aangewezen als bedrijventerrein. Hier gelden de volgende spelregels voor:
Voor de genoemde voorwaarden wordt verwezen naar de Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland.
De Regionale Bedrijventerreinenstrategie bevat naast de ruimtelijk-economische programmering van de regionale bedrijventerreinen ook een afspraak over compensatie van verlies van binnenstedelijk bedrijventerrein. De Haagse bedrijventerreinen Fruitweg, Zichtenburg-Kerketuinen-Dekkershoek en Uitenhagestraat zijn opgenomen in de categorie “herstructurering ten behoeve van behoud van bedrijventerreinfunctie”. Binckhorst is opgenomen in de categorie “transformatie naar gemengd gebied”. Transformatie kan alleen plaatsvinden bij voldoende compensatie van bedrijfsruimte elders in de gemeente en/of regio. Aantasting van het huidige areaal bedrijventerrein wordt onderworpen aan een “nut-en noodzaakanalyse” met als insteek “nee, tenzij”.
Deze afspraken zijn opgenomen in het Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP). Het RSP geldt als een structuurvisie, zoals is omschreven in de Wet ruimtelijke ordening.
Daarnaast hebben de gemeenten Den Haag, Delft, Rijswijk, Midden-Delfland en Pijnacker-Nootdorp met elkaar afspraken gemaakt in de vorm van een intentieovereenkomst om werkgelegenheid in de regio te behouden en uit te breiden. De samenwerking kent een aantal fasen:
De komende tijd staat in het teken van een veranderende werkwijze (gezamenlijk in plaats van individueel en vraaggericht in plaats van aanbodgericht) en gezamenlijke proactieve acquisitie.
Stedelijk bedrijventerreinenbeleid
In de nota's Bedrijventerreinenstrategie Den Haag 2005 -2020 en Update bedrijventerreinenstrategie (Rv 19 - 2007; RIS 127026) wordt aangegeven hoeveel hectare bedrijventerrein op welk moment en van welke kwaliteit op de markt aanwezig moet zijn om de economische structuur te versterken voor de periode tot 2020. Tevens zijn in de nota maatregelen en voorstellen opgenomen over het toekomstperspectief van de meer dan vijftien bedrijventerreinen in Den Haag. Deze maatregelen zijn onder te verdelen in drie categorieën:
Overwegingen van behoud van werkgelegenheid in de stad en het versterken van de ruimtelijk-economische structuur liggen daaraan ten grondslag. Het beleid van de gemeente Den Haag is erop gericht om de ondernemers, die gebonden zijn aan de stad, in de stad zelf te faciliteren. Hiervoor zijn de bedrijventerreinen Uitenhagestraat, Fruitweg, Laakhaven-Centraal, en een gedeelte van de Binckhorst (tot 2020) aangewezen.
Voor de niet direct aan de stad gebonden bedrijvigheid zijn de bedrijventerreinen Forepark-Middenweg, de bedrijfslocaties in de wijk Ypenburg, Westvlietweg I, II en III, Zichtenburg-Kerketuinen-Dekkershoek en Scheveningen Haven aangewezen. Deze gebieden fungeren als opvang voor bedrijven, die niet gemakkelijk zijn te mengen met de woonfunctie.
Functiemengingstrategie
De gemeente Den Haag heeft een verdichtingsopgave. Om deze verdichtingsopgave te realiseren en het grondgebruik te optimaliseren is functiemenging een goed instrument. In de notitie 'Functiemengingstrategie (Rv 88 - 2005; RIS127027): Mengen van bedrijven en wonen' komt de functiemenging van praktijk- kantoor- en bedrijfsruimte met wonen aan de orde.
Menging kan plaatsvinden op het niveau van een pand, een blok of een heel deelgebied. De omvang is afhankelijk van het type locatie. Een werkruimte (kantoor/bedrijf/praktijk) kleiner dan ongeveer 100 m² mag gevestigd zijn in woonstraten. Voor een werkruimte tussen 100 en 500 m² geldt dat deze langs de doorgaande wegen een plaats kan krijgen. Bedrijven die groter zijn dan 500 m² zouden op een bedrijventerrein of kantorenlocatie een plaats moeten krijgen. Vooral combinatiegebouwen met praktijk - en kantoorruimte (tandarts, kapper en accountantskantoor) en wonen moeten worden gestimuleerd.
De VNG heeft de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' opgesteld. In de handreiking staan uitgebreide lijsten met richtafstanden die aangehouden moeten worden om voldoende afstand te houden tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies zoals wonen.
In de richtafstandenlijst zijn bedrijven ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Er kan, afhankelijk van het omgevingstype, van worden afgeweken. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied' kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst bijvoorbeeld met één afstandstap worden verminderd.
Een aparte staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. Ze vermeldt welke bedrijfsactiviteiten uit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging (stadscentra, winkelcentra, woonwerkgebieden met kleinschalige vooral ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies).
Er is in deze lijst gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene richtafstandenlijst:
Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:
Zie hiervoor ook de Staat van bedrijven bij functiemenging in de bijlage.
Alleen aan het Trekvlietplein bevinden zich woningen waarin ook bedrijfsfuncties mogelijk zijn. Om functiemenging in de toekomst niet onmogelijk te maken zijn de maximale milieucategorieën zoveel mogelijk in overeenstemming gebracht met de feitelijke milieubelasting.
Provinciaal beleid
De provincie voert voor detailhandel een selectief locatiebeleid. De provincie richt zich met name op het terugbrengen van het winkelvloeroppervlak en de planvoorraad.
Het provinciale beleid biedt buiten de centra van steden, dorpen en wijken alleen ruimte aan enkele specifieke branches die vanwege aard of omvang van de goederen niet goed inpasbaar zijn in de centra zelf. Dit zijn de perifere branches die in het Programma ruimte nader worden omschreven.
De provincie maakt in haar detailhandelsstructuur onderscheid tussen 'te ontwikkelen centra' (zoals het centrum van Den Haag), 'te optimaliseren centra' en de 'overige aankoopplaatsen'. De eerste twee categorieën omvat het geheel aan hoofd- en ondersteunende centra met een bovenlokale functie. De overige aankoopplaatsen vervullen een lokale functie.
Ingevolge het provinciale beleid mag nieuwe detailhandel uitsluitend binnen of aansluitend aan een bestaande winkelconcentratie worden gerealiseerd, binnen een nieuwe winkelconcentratie in een nieuwe woonwijk of binnen een winkelconcentratie als gevolg van herallocatie. Hieraan is als eis verbonden dat deze detailhandel in overeenstemming moet zijn met de in het Programma Ruimte benoemde ontwikkelperspectief voor de winkelconcentraties. Voor ontwikkelingen groter dan 2000 m² bruto vloeroppervlak geldt dat deze alleen zijn toegestaan als is aangetoond dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast en geen onaanvaardbare leegstand ontstaat.
De Verordening biedt enkele uitzonderingsmogelijkheden voor detailhandel buiten de winkelconcentraties voor onder meer kleinschalige detailhandel, productiegebonden detailhandel en detailhandel in auto's, boten en caravans, grootschalige meubelbedrijven, tuincentra en bouwmarkten. Voor enkele van deze branches gelden aanvullende regels en is bepaald dat nieuwe ontwikkelingen met een omvang van meer dan 1000 m2 bruto vloeroppervlak alleen is toegestaan als is aangetoond dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast en geen onaanvaardbare leegstand ontstaat.
Regionaal beleid
Het Stadsgewest Haaglanden heeft in november 2013 de Regionale structuurvisie detailhandel 2013-2020 vastgesteld.
Het Stadsgewest Haaglanden streeft naar kwalitatieve versterking van het winkelaanbod in de regio, om ruimte te bieden aan (de groei van) de consumentenvraag vanuit Haaglanden en omgeving en het bieden van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bewoners en bedrijven. Vanuit deze visie op detailhandel adviseert het Stadsgewest de provincie Zuid-Holland over detailhandelsontwikkelingen en –initiatieven in de regio.
Plannen van meer dan 2.000 m² bvo in bestaande en nieuwe winkelconcentraties en ontwikkelingen op perifere locaties groter dan 1.000 m² bvo worden getoetst door het Stadsgewest Haaglanden.
Nieuwe initiatieven dienen te passen binnen de volgende doelstellingen:
Internetdetailhandel.
In het regionaal beleid zijn de volgende beleidsrichtlijnen geformuleerd voor internetdetailhandel:
Gemeentelijk beleid
De Detailhandelsnota Den Haag (Rv 112- 2005; RIS127850) geeft de gewenste ontwikkelingsrichting aan voor de detailhandel. De concentratie op bestaande locaties in de hoofdwinkelstructuur is uitgangspunt van deze nota. Er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. De gemeente streeft ernaar dat iedere Hagenaar binnen een straal van 1.000 meter zijn dagelijkse boodschappen kan doen.
Hoofdwinkelstructuur
Den Haag zet in op een versterking van de hoofdwinkelstructuur. In de hoofdwinkelstructuur bevinden zich de belangrijkste winkelconcentraties van Den Haag. De hoofdwinkelstructuur wordt bepaald op basis van de detailhandelsmonitor. Volgens de detailhandelsmonitor 2013 (Rm 54 - 2014; RIS 270670) maken 68 winkelgebieden deel uit van deze structuur. Winkelgebieden worden tot de hoofdwinkelstructuur gerekend als zij duidelijk als concentratie herkenbaar zijn, waarbij het winkelgebied of minimaal een buurtverzorgende functie heeft of een herkenbaar thema; 'een winkelgebied is een kerngebied met minimaal 5 winkels geclusterd of 3 winkels geclusterd waarvan minimaal een trekker van 200 m2. Sinds de vorige monitor uit 2009 zijn er acht winkelgebieden afgevallen en zes nieuwe bijgekomen. Zes winkelgebieden zijn opgedeeld in een kerngebied en een rek- en krimpflank (niet behorende tot de Hoofdwinkelstructuur), met als doel het winkelaanbod verder te concentreren in een krachtig kerngebied.
De landelijke detailhandelssector heeft sinds de vorige monitor in 2009 een moeilijke periode doorgemaakt. De economische crisis met daarbij dalende bestedingen en consumentenvertrouwen heeft het winkellandschap beïnvloed. Daarnaast verplaatsen steeds meer bestedingen zich naar het internet. Tenslotte is de demografie in beweging met o.a. een groei van het aantal kleine huishoudens, vergrijzing en verkleuring. Positief punt hierbij is dat de bevolking in Den Haag is gegroeid en dat blijft doen de komende jaren, met daarmee een vergroting van het aantal consumenten en bestedingen.
Het Actieprogramma Den Haag Winkelstad (Cb - 2011; RIS 179514) bevat een actualisatie van een deel van het detailhandelsbeleid. Leidend blijft de inzet op de versterking van de hoofdwinkelstructuur. Het Haagse detailhandelsbeleid geeft daarbij de binnenstad prioriteit, conform het Haagse Binnenstadsplan. Bij perifere detailhandelsinitiatieven kiest de gemeente voor optimale clustering en voor grootschalige detailhandel blijft de bestaande hoofdwinkelstructuur de aangewezen plek voor vestiging (zie regionale structuurvisie detailhandel). Voor gebieden met een onzeker marktperspectief wordt een strategie ingezet van bestemmingsverruiming, waarbij de markt zijn werk moet doen.
Ambulante handel
Ambulante handel is onder te verdelen in warenmarkten, kiosken en straathandel/venten. Omtrent de ambulante handel op vaste standplaatsen buiten warenmarkten, merkt de Detailhandelsnota op dat het in winkelstraten de levendigheid vergroot en daarop een belangrijke aanvulling kan zijn. De nota streeft een beperkt aantal standplaatsen per winkelconcentratie na. De Straathandelsverordening Den Haag (Rv 1991; RIS 011315) laat vaste standplaatsen voor straathandel toe indien het bestemmingsplan dat toelaat.
Detailhandel binnen het plangebied
In het gebied Binckhorst Noord zijn geen wijk- of buurtwinkelcentra aanwezig. Wel is van oudsher detailhandel in volumineuze goederen zoals auto's, motoren, grove bouwmaterialen te vinden, evenals - met name langs de Binckhorstlaan en de Maanweg - grootschalige detailhandel winkels met bouwmaterialen, keukens en vloerbedekking.
Er wordt meer ruimte geboden voor productiegebonden detailhandel. Als gevolg van de voortschrijdende ICT en digitalisering weten producenten eenvoudiger consumenten te vinden. Daarom zal ondergeschikte detailhandel bij productiebedrijven worden toegestaan.
De gemeente Den Haag ziet voor de Binckhorst volop mogelijkheden voor grootschalige detailhandel die van betekenis is op stedelijk en regionaal niveau. De Binckhorstlaan en andere belangrijke doorgaande wegen lenen zich goed voor deze functie. Binnen het plangebied wordt in onderhavig bestemmingsplan echter geen nieuwe grootschalige detailhandel mogelijk gemaakt. De bestaande vestigingen zijn voorzien van een maatbestemming en daarnaast wordt de verplaatsing van een bouwmarkt die in het bestemmingsplan Rotterdamsebaan is wegbestemd voor de aanleg van de Rotterdamsebaan mogelijk gemaakt.
Kleinschalige detailhandel wordt in het bestemmingsplan Binckhorst Noord niet mogelijk gemaakt. Wel worden kiosken als vaste objecten op de plankaart aangegeven, ambulante handel is in het plangebied toegestaan op de hoofdverkeerswegen en straten.
Toekomstvisie Horeca 2010-2015
De Toekomstvisie Horeca 2010-2015 (RV 16; RIS 249287) geeft de gewenste ontwikkeling van het horeca-aanbod en een nieuwe horecastructuur aan: hoe zorgt Den Haag voor nieuwe impulsen, waar ziet Den Haag kansen.
Horeca is belangrijk voor de attractiviteit van Den Haag. Een aantrekkelijk horeca-aanbod is een belangrijke basisvoorwaarde voor zowel het woon- en leefgenot van inwoners als voor het aantrekken van bezoekers en toeristen.
Centrum en Scheveningen zijn én blijven de belangrijkste horecagebieden. Hier zijn ook de vijf uitgaanskernen gelegen waar vrije openingstijden gelden. Daarnaast kent Den Haag van oudsher een aantal gebieden waar relatief veel horeca gevestigd is, de zgn. horecaconcentratiegebieden.
Een goed voorzieningenaanbod wordt steeds belangrijker voor woongebieden. Nieuwe horecavestigingen horen bij voorkeur in de winkelgebieden en aan kleinschalige verblijfspleinen. Waar de leefbaarheid niet in het nauw komt zijn er mogelijkheden voor horeca met een wijkverzorgend karakter en is er ruimte voor terrassen.
Vernieuwende uitgaansgelegenheden hebben vaak een voorkeur voor locaties buiten de centrumgebieden bijvoorbeeld vanwege het aanbod aan bijzondere panden. Voor dergelijke solitaire locaties kan bestuurlijk onder voorwaarden een uitzonderingspositie worden vastgesteld.
Het bestemmingsplangebied kent twee locaties waar enige horeca in de categorie middelzwaar kan worden toegevoegd, te weten De Caballerofabriek aan de Saturnusstraat 60 en het complex Bink36 aan de Binckhorstlaan 36.
Hotelbeleid
De Hotelstrategie Den Haag 'Check in The Hague' (Rv 132 - 2013; RIS 260889) is een vervolg op het hotelbeleid uit 2000 (nota 'Roomservice'). De gemeente wil initiatieven die bijdragen aan een verdere diversificatie aan overnachtingsmogelijkheden in de toeristische kerngebieden graag faciliteren. Buiten de toeristische kerngebieden Binnenstad en Scheveningen is de gemeente terughoudend. In deze gebieden geldt het 'nee, tenzij principe'. Dit hangt samen met de economische beleidslijn gericht op enige schaarste en clustering van functies. Uitzondering hierop vormt een á twee ontwikkelingen aan de snelweg. In Binckhorst Noord komen momenteel geen hotels voor en aangezien de wijk niet in een toeristisch kerngebied ligt, maakt het bestemmingsplan ook geen nieuwe hotels mogelijk.
Het kantorenbeleid is vastgelgd in de nota 'Kantorenstrategie Den Haag 2010-2030, de gebruiker centraal' (RV 31 - 2010; RIS 170032). Met de kantorenstrategie wil de gemeente regie voeren over de dynamische ontwikkelingen in de kantoormarkt en de positie van Den Haag Kantorenstad verder uitbouwen. Deze kantorenstrategie wordt elk jaar (op delen) middels het IpSO (Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling) herzien. In de kantorenstrategie staat aangegeven waar nieuwbouw van kantoren mogelijk is en welke kantoorgebieden voor toevoeging van voorzieningen in aanmerking komen. Deze voorzieningen zijn per gebied verschillend en afhankelijk van de aard en omvang van het gebied en de bestaande voorzieningensituatie. De kantorenprogrammering is per gebied voor de komende jaren gepresenteerd. Daarnaast is het stedelijke kantorenbeleid er ook opgericht om het overaanbod in Den Haag en de regio te verminderen. Daarom wordt transformatie van kantoren naar ander vastgoed gestimuleerd.
Volgens het provinciale beleid (AmvB Ruimte) is voor elke afwijking van het bestaande bestemmingsplan van meer dan 1000 m² bvo toevoeging aan kantoren een zgn. SER-laddertoets vereist. Deze toets vereist een aparte onderbouwing die het bouwplan ondersteunt en moet aan het bestemmingsplan c.q. bouwvergunning worden toegevoegd.
Binnen het bestemmingsplangebied zijn in de bestaande situatie enkele zelfstandige kantoorgebouwen. Daarnaast zijn er kleinschalige kantoren mogelijk in de bedrijfsverzamelgebouwen gericht op de creatieve industrie aan de Binckhorstlaan 36 en De Saturnusstraat 60.
In Binckhorst Noord zijn geen nieuwe kantoorontwikkelingen voorzien.
De Binckhorst is een werklocatie die geen onderwijs, welzijn of maatschappelijke zorg biedt voor omwonenden. De aanwezige voorzieningen zoals een opleidingsinstituut van de politie en een opvanggelegenheid van het Leger des Heils zijn van bijzondere aard en regionaal georiënteerd.
Kinderopvang
Het doel van de nota beleidsnota 'Ruimtelijke implementatie kindercentra in Den Haag' (Rv 85 2001; RIS 85329) is om ruimtelijke criteria op te stellen, waaraan locaties moeten voldoen willen zij in aanmerking komen voor de vestiging van een kindercentrum. Deze nota vormt nog steeds het uitgangspunt voor de beoordeling van initiatieven voor kinderopvang.
Bij het beoordelen van nieuwe initiatieven voor kinderopvang zijn de volgende criteria van belang:
Levensovertuiging
Den Haag is een internationale stad. Dit komt ook tot uitdrukking in de vele religies en levensbeschouwingen die de stad rijk is. Een deel van de religieuze organisaties heeft huisvestingsproblemen. Tijdens de raadsvergadering op 16 december 2004 bij het tweeminuten debat over "Ruimte voor gebed" is in een motie aangenomen om een feitenonderzoek te doen naar de reële behoefte aan gebedsruimten en naar mogelijkheden van bestaande en nieuwe ruimtelijke bestemmingen van kerken. Het onderzoek Gebedsruimte in Den Haag (2005; RIS 132713), geeft voor een periode van 5 tot 10 jaar een behoefte aan van circa 20.000 m2. De omschrijving van de bestemming Maatschappelijk (M) is daarom zo omschreven dat ook gebedsruimten mogelijk zijn.
Het gemengde karakter van de Binckhorst staat een uitbreiding van onderwijs en andere maatschappelijke voorzieningen niet in de weg. Vestigingsmogelijkheden worden geboden op plaatsen waar geen conflicten ontstaan met gevestigde bedrijven, zoals in kantoorgebieden en andere gebieden met een gemengde bestemming. Geluidgevoelige voorzieningen zijn in het plangebied niet overal mogelijk.
Den Haag beschikt over een gevarieerd aanbod aan culturele voorzieningen, zoals podia en gezelschappen, filmtheaters, musea, instellingen voor beeldende kunst, instellingen gericht op kunst als vrijetijdsbeoefening en cultuureducatie en culturele festivals. Deze voorzieningen zijn grotendeels (boven)stedelijk georiënteerd en ruimtelijk vooral geconcentreerd in de stadsdelen Centrum en Scheveningen.
Voor het publiek minder zichtbaar maar voor het kunstklimaat niet minder belangrijk, wordt daarnaast op tal van plaatsen, in tijdelijke en permanente ateliers, broed- en werkplaatsen in relatieve luwte kunst geproduceerd en getoond. In de periferie van de binnenstad bevindt zich een concentratie van dergelijke plekken.
Broedplaatsen
Met het programma Creatieve Stad Den Haag (Rv 32 - 2010; RIS 170136) stimuleert de gemeente de creatieve sector in de stad. Voor de creatieve industrie zijn gebieden met gemengde 'rommelige' milieus en voldoende betaalbare bedrijfsruimte in een binnenstedelijke omgeving favoriet als vestigingsplaats. De Binckhorst is bij uitstek geschikt voor de opvang van de creatieve economie. De afgelopen jaren heeft een groot aantal bedrijven zich op locaties als De Caballerofabriek en Bink36 gevestigd.
Den Haag streeft met de Leisurenota Den Haag 2005-2010 (Cb - 2005; RIS 127846) naar een optimaal en onderscheidend voorzieningenpakket in het leisuredomein (voorzieningen waarvoor betaald moet worden), zowel op stedelijk als nationaal en zelfs internationaal niveau.
Een goed aanbod van leisurevoorzieningen is van belang voor de economische ontwikkeling van de stad, doordat het aanbod zorgt voor bestedingen van bewoners en bezoekers. Bovendien is het van belang voor het woonklimaat. Belangrijkste leisurelocaties zijn Scheveningen en de binnenstad. Voor nieuwe initiatieven wordt concentratie binnen de leisurestructuur voorgestaan. Deze is beschreven in de leisurenota. Door clustering van voorzieningen kunnen deze van elkaars nabijheid profiteren.
Het leisurebeleid van de gemeente Den Haag is gericht op actief accountmanagement richting het bestaande aanbod en richting initiatiefnemers met een vestigingsvraag, het actief benaderen van potentiële exploitanten, het zoeken van een locatie en het wegnemen van belemmeringen bij het tot uitvoering brengen van de ideeën. Dit vergt maatwerk per initiatief/voorziening en vindt plaats in wisselwerking met de initiatiefnemer. Daarnaast vindt er uiteraard een beoordeling plaats op basis van de specifieke kenmerken van de initiatiefnemer, het plan, de exploitant en de locatie.
Op twee plaatsen in de Binckhorst, te weten Bink36 en de Caballerofabriek, zijn zalen die geschikt zijn voor het organiseren van evenementen.
Het gemeentelijke sportbeleid is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat, zodat zoveel mogelijk Hagenaars regelmatig, intensief, verantwoord, en op een prettige manier kunnen sporten. De voorkeur van de gemeente gaat daarbij uit naar sportbeoefening in georganiseerd verband.
De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:
kinderopvang bij sportaccommodaties mogelijk maken.
De gemeente wil de bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat dan niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.
Op de Binckhorst bevindt zich een roeivereniging. Vanwege het gewenste multifunctionele karakter biedt het bestemmingsplan Binckhorst Noord op enkele plaatsen de mogelijkheid om nieuwe sportaccommodaties te realiseren.
Duurzame ontwikkeling wordt wel omschreven als 'de ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen'.
Kadernota Duurzaamheid
De nota 'Op weg naar een Duurzaam Den Haag (2009; RIS 1665335), biedt een strategisch kader en zorgt voor samenhang tussen bestaand beleid en lopende programma's. De samenhang tussen een groot aantal onderwerpen op het gebied van duurzaamheid is vormgegeven in een aantal thema's: energie, Stedenbouw, Openbare Ruimte, Mobiliteit, Internationale stad en Duurzame gemeentelijke organisatie.
Den Haag maakt het duurzaam
Het integrale duurzaamheids- en milieubeleid is in 2013 nog eens samengevat in de nota "Den Haag maakt het duurzaam' (Cb DSB 2013-925; RIS269129). Daarbij zijn nog de thema's lucht, geluid, bodem en externe veiligheid toegevoegd.
Den Haag kiest er voor om een leefbare, veilige en duurzame stad te zijn. Een stad waar in groen, de openbare ruimte en een goede bereikbaarheid wordt geïnvesteerd. In Den Haag wordt investeren in duurzaamheid als een kans voor de stad gezien. Duurzame ontwikkelingen in de stad zorgen voor een beter en schoner milieu voor de inwoners en passen op wereldwijd niveau in de ontwikkeling van klimaatneutrale steden. Werken aan duurzaamheid staat centraal bij de ontwikkeling van de stad.
De nota neemt drie gangbare stedelijke streefbeelden om gewenste ontwikkelingsrichtingen te typeren als uitgangspunt. De streefbeelden "Schoon, heel en veilig", "Sociaal & inclusief" en "Innovatief en concurrerend".
De nota 'Den Haag maakt het duurzaam' bevat geen nieuw beleid, maar biedt een verkorte, integrale weergave van reeds vastgesteld beleid op het gebied van de thema's klimaat, lucht, geluid, bodem, externe veiligheid, water, afval, openbare ruimte, gezondheid, internationale stad, duurzame gemeentelijke organisatie, stedenbouw, mobiliteit, energie en economie. Jaarlijks publiceert de gemeente Den Haag ook een milieu- en duurzaamheidsverslag over deze onderwerpen. Veel van deze thema's hebben directe relaties met beleidsvelden die in dit bestemmingsplan aan de orde komen in hoofdstuk 4. Het gebiedsgericht milieubeleid in de volgende paragraaf beschrijft de ambities van deze thema's voor het plangebied Binckhorst Noord.
Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is het Gebiedsgericht Milieubeleid (2005). Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip dienen te hebben. Er zijn zes gebiedstypen gedefinieerd.
Het plangebied behoort tot het gebiedstype Werken.
Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen drie verschillende ambitieniveaus:
De volgende ambities zijn voor het gebiedstype Werken van belang. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de bovengenoemde milieuambities richtinggevend.
Thema | Ambitie Gebiedstype . |
Bodem | Basis |
Externe veiligheid | Basis |
Geluid | Basis |
Lucht | Basis |
Mobiliteit | Basis |
Schoon | Extra |
Water | Water dat siert |
Natuur | Basis |
Klimaat | Maximaal |
De uitwerking van het gebiedsgericht milieubeleid voor Binckhorst Noord is opgenomen in hoofdstuk 5
De Wet milieubeheer schaart onder milieu het belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen, van water, bodem en lucht en van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden en van de beheersing van het klimaat. In de ruimtelijke context gaat het om het fysieke milieu, de fysieke ruimtelijke omgeving. Voor de inkadering van milieu gebruikt men dan vaak de begrippen:
In dit hoofdstuk komen aan de orde: de milieueffectrapportage, externe veiligheid, geluid, lucht, openbaar groen, water, bodem en gebiedsgericht milieubeleid.
Vanaf 21 juli 2004 dient de Europese richtlijn Strategische milieubeoordeling 2001/42/EG betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's in de Lidstaten van de EU te worden toegepast. In Nederland wordt deze richtlijn aangeduid als de richtlijn voor Strategische Milieubeoordeling (SMB). Deze Europese richtlijn is in de Nederlandse regelgeving geïmplementeerd. Op grond van de Wet milieubeheer, hoofdstuk 7, en het Besluit milieueffectrapportage is het verplicht om voor bepaalde ruimtelijke plannen die activiteiten mogelijk maken die nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu, een milieueffectrapport (MER) op te stellen. Bij het bestemmingsplan is geen MER opgesteld, omdat er slechts beperkt ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.
Externe veiligheid kan gedefinieerd worden als de veiligheid voor de omgeving van een gevaarlijke inrichting of transport van gevaarlijke stoffen. Elk nieuw ruimtelijk plan moet volgens het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi) en het op 1 januari 2011 in werking getreden Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) getoetst worden aan de normen voor plaatsgebonden risico en groepsrisico. Daarbij kunnen de volgende bronnen worden onderscheiden:
Het Bevi en het Bevb hebben als doel burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. De besluiten hanteren daartoe verplichte afstanden en grens- of richtwaarden en gaan uit van twee normen:
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet het groepsrisico worden verantwoord (VGR). Naast de berekende waarden voor het GR moeten hierbij de zelfredzaamheid van burgers en de beheersbaarheid (door hulpverleningsorganisaties) van ongelukken worden beschouwd en onderbouwd. De risicomaten zijn vastgelegd in diverse besluiten en beleidsnotities en -nota's.
Verder onderscheiden het Bevi en het Bevb kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Zo wordt een woonwijk als een kwetsbaar object en twee woningen op één hectare als een beperkt kwetsbaar object omschreven.
Buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking (Bevb) getreden. Voor nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Langs buisleidingen moeten belemmeringstroken in acht worden genomen waarbinnen geen bebouwing (zowel boven- als ondergronds) of ondergrondse tanks zijn toegestaan. Daarnaast hanteert de Gasunie de Algemene VELIN voorwaarden voor grondroer- en overige activiteiten.
De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico wordt beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010.
Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevb situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Er zijn twee situaties waarin volstaan, kan worden met een beperkte verantwoording:
Vervoer gevaarlijke stoffen
Op basis van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is voor nieuwe situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR geldt een verantwoordingsplicht. Op een afstand van 200 m vanaf het tracé gelden hierbij in principe geen beperkingen meer voor het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR in relatie tot zelfredzaamheid nog buiten deze 200 m strekken.
In het kader van de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen definieert het Rijk momenteel een Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt daarbij de spanning tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid te verminderen door het vaststellen van gebruiksruimten voor het vervoer en veiligheidszones voor de ruimtelijke ordening. De gebruiksruimte is de maximale vervoersintensiteit waarmee, bij het maken van berekeningen, rekening gehouden moet worden.
Binnenkort zal naar verwachting het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) in werking treden. In dat besluit worden veiligheidszones aangegeven waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd.
Op 27 juni 2013 heeft de gemeenteraad een nieuw routeringsbesluit voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld (RIS258608/260481). Het vervoer van routeplichtige stoffen (zoals LPG en propaan) is aan venstertijden gebonden, met het oog op de veiligheid. Tijdens kantoortijden (tussen 8.00 uur en 18.00 uur gedurende werkdagen) is het vervoer van routeplichtige stoffen op de Utrechtsebaan en de Benoordenhoutseweg niet toegestaan. Deze beperking geldt niet gedurende het weekend. Tijdens de venstertijden worden tankwagens met routeplichtige stoffen gedwongen de rijksweg via bebording te verlaten (K14-borden met vermelding van venstertijden) en via een eveneens gemarkeerde keerlus in omgekeerde richting hun weg op de rijksweg te vervolgen (zogenaamde 'gesloten verklaring'). In voornoemd besluit zijn ook de Lozerlaan en de Ockenburghstraat aangewezen voor het vervoer van routeplichtige stoffen. Voor dit traject gelden geen venstertijden.
Met dit besluit maakt de Internationale Ring geen deel meer uit van de route gevaarlijke stoffen. Dit geldt ook voor Scheveningen Haven. Het onttrekken van de Houtrustweg en de wegen rond de haven aan de Route gevaarlijke stoffen is nader gemotiveerd in het raadsvoorstel van 2 maart 2011 (RIS 178814). Het voorstel van het college is door de gemeenteraad op 10 maart 2011 aangenomen (RIS 179316AG2).
Risicovolle inrichtingen
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Voor het PR geldt volgens het Bevi een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Binnen de 10-6-contour mogen dan ook geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend om gewichtige redenen mogen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen de 10-6-contour gerealiseerd worden. Daarnaast bevat het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR rondom deze inrichtingen.
De regionale visie Externe Veiligheid “Samen Werken aan Externe Veiligheid” (2006) van Haaglanden is gericht op het beheersen van de risico's van het werken met en het opslaan en transporteren van gevaarlijke stoffen. Het doel daarvan is het tot een aanvaardbaar niveau beperken van de risico's waaraan burgers worden blootgesteld. Welk risico aanvaardbaar is verschilt per situatie en vraagt om een zorgvuldige afweging en duidelijke informatie aan burgers en bedrijven. Ook het Haags Gebiedsgericht Milieubeleid is erop gericht om afhankelijk van de gebiedstypen plaatsgebonden risico's en groepsrisico's beperkt te houden. Dit houdt in dat in gebieden met woonfuncties de risico's verwaarloosbaar moeten zijn en dat de risico's in werk- en verkeersgebieden klein moeten zijn.
De Nota externe veiligheid Den Haag is op 27 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld (RIS259485/RIS260481). De belangrijkste uitgangspunten zijn hieronder vermeld:
In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen worden in de nota 3 niveaus onderscheiden met elk hun eigen ambitieniveau:
Wanneer beoogde ruimtelijke ontwikkelingen een overschrijding van het groepsrisico tot gevolg kunnen hebben, wordt het gemeentebestuur in een vroeg stadium actief bij het proces betrokken. Bij een dergelijke ontwikkeling wordt dan een expliciet collegebesluit genomen omtrent de verantwoording van het groepsrisico waarbij de kosteneffectiviteit van maatregelen in beschouwing wordt genomen.
De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico is beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een 79,9-bar aardgastransportleiding (A-617).
Door het Ingenieursbureau Den Haag is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd. Uit het rapport (zie Bijlage 1 Onderzoek externe veiligheid) zijn het plaatsgebonden risico en het groepsrisico bepaald.
Uit de berekeningen is gebleken dat er zich geen (geprojecteerde) kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten binnen de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour van de aardgastransportleiding bevinden. Hiermee wordt voldaan aan de normen die in het Besluit externe veiligheid buisleidingen worden gesteld ten aanzien van het plaatsgebonden risico.
Voor wat betreft het groepsrisico is gebleken uit de berekeningen dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico in de maatgevende leidingkilometer in de huidige situatie niet wordt overschreden. Het quotiënt van het groepsrisico en de oriëntatiewaarde voor de maatgevende leidingkilometer bedraagt 0,020. Het bestemmingsplan is niet van invloed op het groepsrisico, omdat in het bestemmingsplan geen ontwikkelingen binnen het invloedsgebied mogelijk gemaakt worden. Het bestemmingsplan heeft daarom geen gevolgen voor de externe veiligheid ten gevolge van de aardgasleiding.
Voor een bestemmingsplan geldt dat indien sprake is van de bouw of vestiging van kwetsbare objecten de, in artikel 5 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) gestelde, grenswaarden in acht dienen te worden genomen. Is er sprake van de (voorgenomen) bouw of vestiging van beperkt kwetsbare objecten, dan dient er rekening met de gestelde richtwaarden te worden gehouden. Deze grens- en richtwaarden laten zich vertalen in veiligheidsafstanden. Deze afstanden zijn voor verschillende risicobronnen in de Regeling externe veiligheid inrichtingen vastgesteld.
De hierboven bedoelde grens- en richtwaarden behoeven overigens alleen in acht te worden genomen met betrekking tot de bestemming van grond, voor zover die grond ligt binnen het invloedsgebied van een inrichting waarvoor het Bevi van toepassing is (artikel 2, lid 2 Bevi).
Binnen het plangebied zijn twee tankstations met LPG gelegen. De veiligheidszones rondom de tankstations zijn opgenomen op de plankaart en in de regels is bepaald dat er uitsluitend beperkt kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd indien daarbij rekening wordt gehouden met de gevolgen voor het groepsrisico.
Door adviesgroep AVIV BV is een groepsrisicoberekening uitgevoerd voor het LPG tankstation aan de Binckhorstlaan (zie bijlage 2 bij de toelichting). In deze berekening is rekening gehouden met de mogelijke verhuizing van bouwmarkt Karwei naar een deel van het naastgelegen pand aan de Binckhorstlaan. Uit het onderzoek blijkt dat het groepsrisico weliswaar toeneemt als de Karwei zich inderdaad zou vestigen in het naastgelegen pand (van 0.05 naar 0.42), maar dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde blijft. De verplaatsing van Karwei zou dus kortom niet leiden tot een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Een nadere verantwoording van het groepsrisico kan daarom achterwege blijven
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de Route gevaarlijke stoffen over de A12 en de Maanweg . Er is daarom in het onder het vorige kopje reeds genoemde rapport "Onderzoek Externe Veiligheid bestemmingsplan Binckhorst-Noord" nader onderzoek gedaan naar het plaatsgebonden risico en het groepsrisico vanwege het vervoer van LPG en propaan over deze wegen (maatgevende stoffen). Uit het rapport blijkt het volgende:
De 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour ligt geheel binnen de begrenzing van de betrokken wegen. Er liggen dus zowel in de bestaande als in de toekomstige situatie geen (geprojecteerde) kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour. Hiermee wordt voldaan aan de normen die in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen zijn opgenomen ten aanzien van het plaatsgebonden risico.
Uit de risicoanalyse blijkt dat de overschrijdingsfactor 0,539 bedraagt voor de maatgevende kilometer voor het vervoer over de A12. De oriëntatiewaarde wordt niet overschreden. Bovendien is in dit geval sprake van een conserverend bestemmingsplan, waarin geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Het bestemmingsplan leidt dus niet tot een wijziging van het groepsrisico.
Ten behoeve van het MER voor de Rotterdamsebaan in Den Haag is een QRA externe veiligheid uitgevoerd. De QRA richt zich op het vervoer van gevaarlijke stoffen over de huidige Binckhorstlaan, ten behoeve van de bevoorrading van enkele tankstations in Den Haag. Tijdens en na realisatie van de Rotterdamsebaan zal het transport van gevaarlijke stoffen dat nu over de Binckhorstlaan plaatsvindt, via andere routes plaatsvinden. In de QRA zijn de bestaande situatie en de situatie na realisatie van de Rotterdamsebaan doorgerekend. In de bestaande situatie vindt het vervoer van gevaarlijke stoffen plaats via de route A12-Maanweg-Binckhorstlaan. Na de realisatie van de Rotterdamsebaan vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats via twee routes:
Deze beide situaties zijn ten behoeve van de MER Rotterdamsebaan doorgerekend.
In de bestaande situatie bedraagt de overschrijdingsfactor voor het groepsrisico 0,36 . Deze neemt door de realisatie van de Rotterdamsebaan af naar 0,21. Het risico dat met het vervoer van gevaarlijke stoffen binnen het plangebied samenhangt, zal dus door de realisatie van de Rotterdamsebaan in de toekomst afnemen. Omdat het bestemmingsplan geen ontwikkelingen binnen het plangebied mogelijk maakt, is het bestemmingsplan niet van invloed op het groepsrisico.
Hiermee biedt het bestemmingsplan voldoende waarborgen voor de externe veiligheid.
In het kader van de 'wat doe je' campagne zijn folders gemaakt en voor het publiek beschikbaar gesteld via de stadsdeelkantoren en de brandweerkazernes in Den Haag. In deze folders wordt voor verschillende calamiteiten (brand, uitvallen nutsvoorzieningen) de te nemen maatregelen beschreven.
Het alarmeren van de bevolking vond tot voor kort plaats met behulp van sirenes en door middel van huis-aan-huis meldingen door de hulpdiensten, eventueel met een geluidswagen. Beide systemen hebben beperkingen: een sirene geeft geen informatie over de ramp, huis-aan-huis gaan of een geluidswagen inzetten kost tijd.
Sinds 11 juni 2012 kunnen bewoners van Den Haag snel geïnformeerd worden in geval van een (dreigende) calamiteit met gevaarlijke stoffen door de inzet van NL-Alert.
NL-Alert is een nieuw waarschuwings- en alarmeringssysteem van de overheid voor de mobiele telefoon dat die beperkingen kan ondervangen. Door middel van cell-broadcasting kunnen bewoners in de nabijheid van een risicovol object tijdig worden gealarmeerd in geval van een (dreigende) calamiteit via een sms-bericht. NL-Alert beperkt zich niet alleen tot het waarschuwen maar meldt ook dát er iets aan de hand is en wat mensen moeten doen (bijvoorbeeld ramen en deuren sluiten). Via de meldkamer van de regionale Brandweer wordt het bericht naar de dichtstbijzijnde GPRS-zendmast gestuurd. Omdat het bericht naar een specifiek zendgebied wordt gestuurd, kan informatie toegesneden op de situatie worden geleverd.
De bevolking alarmeren met korte teksten naar mobiele telefoons is nieuw. De TU Delft heeft daarom via een webexperiment onderzocht wat voor type alarmberichten het duidelijkst en effectiefst zijn. Een belangrijke voorwaarde is dat de berichten kort zijn. Om de ontvanger van een bericht tot actie te bewegen is van belang om in het tekstbericht de locatie van de (dreigende) ramp te vermelden.
NL-Alert en cell-broadcasting zijn nog geen bekende begrippen. Bekendheid met de techniek is een voorwaarde, zodat de bevolking weet onder welke omstandigheden een bericht op een mobiele telefoon kan worden ontvangen. In juni 2012 is in Haaglanden een voorlichtingscampagne gestart. Inmiddels is E-Alert op 8 november 2012 in heel Nederland ingevoerd. Het systeem wordt via de landelijke publiekscampagne 'NL-Alert Direct Informatie bij een noodsituatie' onder de aandacht van (Haagse) burgers gebracht. Informatie over de werking van het alarmeringssysteem en de geschiktheid van een mobiele telefoon voor het ontvangen van E-alerts is te vinden op de volgende webpagina:
De gemeente heeft in het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg (ex art. 3.1.1 Bro) de Hulpverleningsregio Haaglanden om advies gevraagd.
De Hulpverleningsregio geeft aan dat het plangebied deels binnen het invloedsgebied van een aantal risicobronnen (transportroutes gevaarlijke stoffen, buisleidingen en LPG-tankstations) ligt. Zij adviseren daarom de volgende maatregelen, waarmee rekening dient te worden gehouden bij eventuele toekomstige ontwikkelingen:
A. Geadviseerd wordt om in het ontwerp-bestemmingsplan het groepsrisico van alle risicobronnen, als gevolg van functieuitbreidingen, te beschouwen en te verantwoorden. Ook wordt geadviseerd om te controleren of functie-uitbreiding mogelijk is binnen de PR10-6 contour van het LPG tankstation Binckhorstlaan conform het Bevi.
B. Geadviseerd wordt om in objecten een technische voorziening te plaatsen, zodat de ventilatie met een eenvoudige handeling kan worden uitgeschakeld om zo de gevolgen bij het vrijkomen van gifstige stoffen te beperken. Dit mag ook een handmatige handeling zijn. Dit geldt bij verbouw en (vervangende) nieuwbouw van objecten, bestemd voor het verblijf van personen binnen 880 meter van de Rijksweg A12/Utrechtsebaan of binnen 4000 meter van de rijksweg A4, zoals bedrijfs- en gemengde bestemmingen. Het is daarbij van belang dat ook ramen en ventilatieopeningen kunnen worden gesloten.
C. Bij eventuele verbouw en/of (vervangende) nieuwbouw van objecten, bestemd voor het verblijf van personen, is het belangrijk dat mensen veilig kunnen vluchten. Dit betekent dat onafhankelijk van de locatie van het incident een vluchtweg vanuit de objecten wordt geadviseerd, via de tuin/gevel(s) aan de afgekeerde zijde(n) van de risicobronnen. Deze maatregel geldt voor objecten die zijn gelegen binnen 325 meter van de Maanweg/Binckhorstlaan/Neherkade (brandbare vloeistoffen en brandbare gassen), de rijksweg A12/Utrechtsebaan (brandbare gassen), de LPG-tankstations en binnen 220 meter van de hoge druk aardgasleiding.
D. Geadviseerd wordt dat het personeel, de BHV-organisatie en/of de begeleiding van groepen personen, is voorbereid op calamiteiten met het transport van gevaarlijke stoffen op de Maanweg/Binckhorstlaan/Neherkade, Rijksweg A12/Utrechtsebaan of Rijksweg A4, bij één van de LPG-tankstations of met de hoge druk aardgasleiding. Dit kan geborgd worden in een plan ten behoeve van noodsituaties. Hierbij is het ook belangrijk dat dit structureel wordt geoefend.
E. Geadviseerd wordt om het personeel, de begeleiding en vaste bezoekers binnen het plangebied te informeren over de verschillende risico's en gevaren van het transport van gevaarlijke stoffen over de Maanweg/Binckhorstlaan/Neherkade, Rijksweg A12/Utrechtsebaan of Rijksweg A4, de LPG-tankstations en de hoge druk aardgasleiding. Daarbij dient men tevens geïnformeerd te worden over de wijze van alarmeren en de wenselijke manier van reageren tijdens incidenten (risicocommunicatie). Dergelijke informatie dient op gezette tijden herhaald te worden, zodat het onderwerp onder de aandacht blijft.
De geadviseerde maatregelen onder B tot en met E kunnen niet worden geborgd in het bestemmingsplan.
De geadviseerde maatregel onder A is geborgd in het "Onderzoek Externe Veiligheid" dat als bijlage bij de toelichting is opgenomen. De veiligheidsregio spreekt over functieuitbreidingen. Daar is echter geen sprake van. Het betreft in dit geval functiewijzigingen. Functies als dienstverlening en atelier worden toegevoegd in plaats van de zware bedrijvigheid, perifere detailhandel en kantoorfuncties die op basis van het vigerende plan zijn toegestaan maar die gezien de transformatie van de Binckhorst en het huidige kantoren- en detailhandelbeleid niet langer wenselijk zijn.
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidgevoelige objecten. Als geluidgevoelige gebouwen dan wel terreinen zijn in het besluit geluidhinder aangewezen:
De Wgh onderscheidt drie verschillende geluidsbronnen: industrie, spoorwegverkeer en wegverkeer:
Wegverkeers- en spoorweglawaai
Op grond van de Wet geluidhinder hebben wegen en spoorwegen een geluidszone, waarbinnen bepaalde normen gelden voor de geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen, en waarbinnen bij het opstellen van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Die verplichting geldt niet indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan de (spoor)weg reeds aanwezig of in aanleg is, met betrekking tot de daarbij in het plan of in de zone van de betreffende weg opgenomen geluidsgevoelige gebouwen die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn. Daarnaast maakt de wet een uitzondering voor wegen waar de maximaal toegelaten snelheid 30 km/uur is. Deze wegen hoeven niet in het onderzoek te worden betrokken.
De Wet geluidhinder kent een voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai. Voor nieuwe situaties kunnen hogere waarden worden vastgesteld. Deze bedraagt voor wegverkeerslawaai maximaal 63 dB. Een uitzondering wordt gemaakt als het gaat om vervangende nieuwbouw langs wegen. De gevelbelasting mag dan maximaal 68 dB bedragen.
De wet bepaalt hierbij dat de vervanging niet zal leiden tot:
Aangezien het bestemmingsplan geen nieuwe gevoelige functies mogelijk maakt, hoeft met lawaai van weg- en railverkeer geen rekening te worden gehouden.
Industrielawaai
In het plangebied bevinden zich twee gezoneerde industrieterreinen, één in Binckhorst Noord en één in Binckhorst Zuid. Van beide gezoneerde industrieterreinen zijn begin jaren '90 bij KB (Koninklijk Besluit) conform de Wet geluidhinder een industrieterreingrens en een geluidzone vastgesteld.
Op het gezoneerde industrieterrein in Binckhorst Zuid zijn nog steeds grote lawaaimakers aanwezig (de asfalt- en betoncentrales). Aan het industrieterrein verandert naar verwachting binnen de planperiode niets qua omvang, bedrijven en locaties van de lawaaimakers. Op de plankaart zullen de grens van het industrieterrein en de zonegrens worden aangegeven middels de gebiedsaanduiding Geluidszone-Industrie.
Op het gezoneerde industrieterrein in Binckhorst Noord zijn geen grote lawaaimakers meer aanwezig. Gezien de gewenste transformatie van de Binckhorst naar een gemengd gebied is het niet wenselijk dat er zich nieuwe grote lawaaimakers binnen het gezoneerde industrieterrein zullen vestigen. Met dit bestemmingsplan zal daarom het gezoneerde industrieterrein worden opgeheven. De grens van het industrieterrein en de zonegrens zullen daarom niet langer op de plankaart opgenomen worden. Daarmee zal na vaststelling van het bestemmingsplan het industrieterrein opgeheven zijn voor de gronden die onderdeel uitmaken van het plangebied.
Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm).
De luchtkwaliteit in een bepaald gebied wordt bepaald door de achtergrondconcentratie van fijn stof (PM10, deeltjes <10 µm) en stikstofdioxide (NO2) plus de bijdragen van lokale bronnen die bij de achtergrondconcentratie opgeteld worden.
Bij de besluitvorming over bouw- en bestemmingsplannen dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit: in artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is aangeven dat een bestuursorgaan bevoegdheden kan uitoefenen of wettelijke voorschriften kan toepassen indien aannemelijk kan worden gemaakt dat de uitoefening of toepassing niet 'in betekenende mate' bijdraagt aan de concentraties in de buitenlucht.
De definitie van 'in betekenende mate' is vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur. Projecten die de concentratie NO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. In concentraties uitgedrukt betekent dit een verslechtering van 1,2 µg/m3 voor beide stoffen. De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009, de datum waarop het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht werd. De 3%-grens is voor een aantal categorieën van projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen. Zo gaat het bij woningbouw om de toevoeging van 1.500 woningen netto bij één ontsluitingsweg, of 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.
Het bestemmingsplan Binckhorst Noord maakt slechts enkele relatief kleine ontwikkelingen mogelijk (in de vorm van een uitbreiding van het toegestane aantal functies op een aantal locaties) en deze vallen ruim binnen de definitie van 'niet in betekenende mate'. De ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, dragen kortom niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer vormen geen beletsel voor de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen.
De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden, de zogenoemde Natura 2000-gebieden, is geregeld in de herziene Natuurbeschermingswet 1998. (Met de aanwijzing van deze gebieden implementeert de Natuurbeschermingswet de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn en vervalt de rechtstreekse werking van beide richtlijnen.
In of in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen Natura 2000-gebieden.
De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland, bijvoorbeeld door de wijze en het tijdstip van uitvoering van bouwplannen waarbij men rekening houdt met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen en waardoor dieren niet onnodig worden verontrust. Ook legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling, voor andere soorten die strenger zijn beschermd (vleermuizen, vogels, eekhoorns) kan onder voorwaarden een ontheffing worden aangevraagd.
Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.
De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden van stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:
Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.
Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat risico's voldoende worden beheerst.
Het plangebied is gelegen in zone B3/O1 van de Nota Bodembeheer Den Haag. Hier wordt een slechtere bodemkwaliteit verwacht vanwege de stedelijke ophooglaag. De bodem in deze zone is indicatief licht tot sterk verontreinigd.
Op en in de direct omgeving van het plangebied hebben bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Naast een gasfabriek (Binckhorst) zijn er ook gevestigd (geweest): benzinestations, autosloperijen en -garages, afvaloverslagstations, een drukkerij, een sigarettenfabriek, een autowasstraat en een verffabriek. Binnen het plangebied zijn diverse ondergrondse brandstoftanks bekend, een deel is gesaneerd, een deel is mogelijk nog in gebruik.
In en in de directe omgeving van het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Hieruit is gebleken dat het plangebied ligt binnen de contouren van elf gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume). Drie van de gevallen (locatiecodes 1810003, 1810036 en 1820044) zijn volledig gesaneerd, ter plaatse gelden geen gebruiksbeperkingen. Vier van de gevallen (locatiecodes 1810002, 1810025, 1820063 en 1820046) zijn deels gesaneerd, waarbij er een restverontreiniging is achtergebleven. Door de restverontreiniging kan er sprake zijn van gebruiksbeperkingen. Met deze saneringen is middels een beschikking (per geval) ingestemd. Vier van de gevallen (locatiecodes 1810043, 1810052, 1820063 en 1830014) zijn nog niet gesaneerd. Dit betreffen gevallen van ernstige bodemverontreiniging waarvoor de sanering niet spoedeisend is.
Niet alle verdachte deellocaties in het plangebied zijn voldoende onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, moet bodemonderzoek worden uitgevoerd en eventueel een sanering worden uitgevoerd. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn moeten de bodemonderzoeken geactualiseerd worden.
In de voorgaande hoofdstukken zijn de bestaande situatie (hoofdstuk 2), het beleidskader (hoofdstuk 3) en de milieukwaliteitseisen (hoofdstuk 4) uiteengezet. Dit diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan. In paragraaf 5.2 wordt het plan beschreven en in paragraaf 5.3 worden de in het plan opgenomen ontwikkelingen aangegeven. Aan de hand hiervan wordt in paragraaf 5.5 een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Met deze keuze kan de opzet van het bestemmingsplan in paragraaf 5.6 en de bestemmingen globaal beschreven worden.
Het bestemmingsplan Binckhorst Noord maakt slechts beperkt ontwikkelingen mogelijk bovenop de planologische ruimte die al werd geboden in het hieraan voorafgaande plan.
In het plangebied is de hoogte van de bebouwing aan de Binckhorstlaan het hoogst (minimaal 20 meter en maximaal 40), daarachter ligt een zone waarin de hoogte niet meer dan 25 meter mag bedragen. Deze zonering geldt voor bijna de hele Binckhorstlaan, op het deel tussen de Mercuriusweg en de nieuwe aan te leggen Spoorboogweg/het spoorviaduct. Deze gronden zijn namelijk gelegen in een reservering voor een toekomstige OV-verbinding over de Binckhorst. Voor de aanleg van deze OV-verbinding is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in de planregels. Om te voorkomen dat hier (voordat gebruik gemaakt gaat worden van de wijzigingsbevoegdheid) grootschalige ontwikkelingen plaats kunnen vinden in de vorm van hoogbouw, zijn hier de bestaande hoogtes opgenomen.
Behoudens voor de complexen Bink 36 en de Caballerofabriek, enkele panden aan het Trekvlietplein en incidenteel binnen het plangebied, worden geen bouwvlakken aangegeven. Bebouwing op de bestemmingen worden met bebouwingspercentages en verschillende bouwhoogten geregeld.
Binnen het plangebied is een scala aan functies mogelijk. Voor bedrijvigheid zijn per bestemming beperkingen opgenomen voor de maximale toegestane milieuhindercategorie. Zie ook Keuze en verantwoording van de bestemmingen.
Het bestemmingsplan Binckhorst Noord maakt alleen ontwikkelingen mogelijk die ook al pasten binnen het hieraan voorafgaande bestemmingsplan alsmede in beperkte mate een verruiming van functies. Verder zijn op basis van een onderzoek, uitgevoerd door het Ingenieursbureau Den Haag, de maximaal toegestane milieucategorieën verlaagd van een aantal bedrijven (voornamelijk gelegen op gronden in eigendom van de gemeente), waar in de feitelijke situatie sprake is van een lagere milieucategorie dan op basis van het oude bestemmingsplan Binckhorst 1989 was toegestaan.
Langs de Binckhorstlaan wordt aan de oostzijde een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om in de toekomst een hoogwaardige, vrijliggende openbaar vervoersverbinding te kunnen maken. In de Haagse Nota Mobiliteit is de aanleg van een RandstadRailverbinding tussen station HS of Centraal en station Voorburg via de Binckhorstlaan opgenomen. Deze verbinding kan op lange termijn een vervolg krijgen richting de A4/Vlietzone en Delft. Bij ruimtelijke plannen is het uitgangspunt dat de toekomstige aanleg van deze openbaar vervoersverbinding niet onmogelijk moet worden gemaakt. Ook in de Lijnennetnota Netwerk RandstadRail van Haaglanden (24 juni 2009) staat beschreven dat rekening moet worden gehouden met deze toekomstige OV-verbinding. Tijdens de behandeling van de Nota van Uitgangspunten Rotterdamsebaan in de gemeenteraad (RIS168478 - 14 jan. 2010) is een breed bedragen amendement aangenomen (Amendement RandstadRail Verbindingen, RIS169954) waarin expliciet wordt beschreven dat bij aantakking/inpassing van de Rotterdamsebaan op de Binckhorstlaan zodanig ontworpen wordt dat de toekomstige RandstadRailverbindingen en -haltes optimaal gesitueerd worden. Na vaststelling van deze Nota van Uitgangspunten is uit het ontwerpproces gebleken dat een ligging van RandstadRail op maaiveld aan de oostzijde van de Binckhorstlaan de optimale integrale oplossing zou zijn. Dit proces is beschreven en vastgesteld in de Notitie Reikwijdte en Detailniveau Trechteringsdocument Rotterdamsebaan (RIS249311, 15 mei 2012). De Gebiedsaanpak Binckhorst (RIS181857, nov 2011) bevat een ruimtelijk raamwerk voor de Binckhorst, ook hierin is gesteld dat in de toekomst de OV-ontsluiting wordt verbeterd middels de aanleg van een RandstadRailverbinding aan de oostzijde van de Binckhorstlaan. In bestemmingsplan Rotterdamsebaan (RIS264198, 17 okt. 2013) binnen het plangebied aan de oostzijde van de Binckhorstlaan een reservering gedaan voor de toekomstige OV-verbinding door geen bebouwingsmogelijkheden te geven binnen dit deel van het gebied.
Langs de Binckhorstlaan tussen de Mercuriusweg en de toekomstige Spoorboogweg is met een schetsontwerp onderzocht welke ruimte nodig is voor een toekomstige OV-verbinding. Rond de kruising van de Binckhorstlaan met de treinsporen is echter nog een aantal inpassingsvarianten mogelijk.
Aangezien er dus nog geen concrete invulling is van de toekomstige OV-verbinding en de financiële uitvoerbaarheid ervan op dit moment nog niet (volledig) geborgd is, is ervoor gekozen een wijzigingsbevoegdheid op te nemen, waarmee de bestemming van de betreffende gronden gewijzigd kan worden in de bestemming Verkeer-hoofdverkeersweg waarbinnen de aanleg van een OV-verbinding mogelijk is.
Waar mogelijk en wenselijk is een verruiming van het aantal toegestane functies opgenomen. Ofwel omdat daar in de feitelijke situatie al sprake van is (zoals bij Bink 36 en de Caballero Fabriek) ofwel om een eventuele functiewijziging mogelijk te maken op het moment dat het huidige bedrijf of kantoor verdwijnt. Gevoelige functies, zoals wonen, onderwijs en kinderopvang worden daarbij echter uitgesloten. Op de functiewijzigingen die mogelijk gemaakt worden in de regels wordt in paragraaf 5.3.1 nader ingegaan.
Bovendien wordt, zoals in hoofdstuk 3 is aangegeven, volgens de 'Agenda voor de Haagse Verdichting' invulling gegeven aan functiewijziging/functieverruiming en dubbel grondgebruik. Binnen de bestemmingen Gemengd-1, Gemengd-2 en Gemengd-3 is sprake van een wijziging of verruiming van het aantal functies dat is toegestaan ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan. De gronden met de bestemming Gemengd-1 zijn toegewezen aan de Caballerofabriek aan de Saturnusstraat en Bink 36 aan de Binckhorstlaan 36.
Deze gronden hadden in het voorafgaande bestemmingsplan de bestemming “Bedrijfsdoeleinden”. De functies cultuur en ontspanning, dienstverlening, horeca, kantoor, kleinschalige detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, sportvoorzieningen en wonen zijn, met de nodige restricties qua oppervlak aan de bestemming bedrijven toegevoegd.
De gronden met de bestemming Gemengd-2 zijn gelegen langs de Binckhorstlaan en de Maanweg. Deze gronden hadden in het voorgaande bestemmingsplan de bestemming "Bedrijfsdoeleinden en volumineuze detailhandel, waarboven kantoren toegestaan". Bedrijven en volumineuze detailhandel zijn in onderhavig bestemmingsplan wederom toegestaan. Volgens het huidige beleid van de provincie vallen echter keuken- en badkamerzaken niet langer onder de definitie van volumineuze detailhandel en mogen er geen nieuwe keuken- en badkamerzaken mogelijk gemaakt worden op bedrijventerreinen die daartoe niet zijn aangewezen in het provinciale beleid. De definitie van volumineuze detailhandel is daarom aangepast en de vestiging van Brugman heeft, net als de vestigingen van Carpetright en Laminaat en Parket (die ook niet onder de definitie van volumineuze detailhandel vallen), een maatbestemming gekregen.
Volgens het huidige beleid van de provincie mogen er tevens geen nieuwe kantoorvestigingen mogelijk gemaakt worden. Deze eis is in dit bestemmingsplan overgenomen De bestaande kantoren op de hoek Binckhorstlaan/Mercuriusweg en de HTM vestiging aan de Maanweg zijn daarom niet rechtstreeks binnen de gemengde bestemming toegestaan, maar hebben slechts de aanduiding "kantoor" gekregen.
Om, vooruitlopend op een toekomstige transformatie van het bedrijventerrein, toch enige flexibiliteit te bieden in het aantal functies dat is toegestaan, worden de functies dienstverlening en gezondheidszorg (met uitzondering van gevoelige functies) mogelijk gemaakt binnen de bestemming Gemengd-2.
De gronden met de bestemming Gemengd-3 zijn gelegen tussen de Wegastraat, Komeetweg, Siriusstraat en Pegasusstraat en direct grenzend aan de Caballero Fabriek. Deze gronden hadden in het oude bestemmingsplan Binckhorst de bestemming Bedrijfsdoeleinden. Aangezien hier in de bestaande situatie hoofdzakelijk lichte vormen van bedrijvigheid zijn gevestigd en de locaties danwel gebouwen geschikt zijn voor een eventuele toekomstige functiemenging is ook hier een verruiming van het aantal toegestane functie mogelijk gemaakt. De functies atelier, creativiteitscentrum, religie, verenigingsleven en 'dienstverlening' worden toegevoegd aan de functie bedrijf.
Zoals in hoofdstuk 3 is aangegeven volgt uit de structuurvisie en de agenda voor de Haagse Verdichting dat langs doorgaande wegen en groen wordt uitgegaan van vijf bouwlagen.
Aan de Binckhorstlaan worden, conform het vigerende bestemmingsplan, bouwhoogtes van minimaal 20 tot 40 meter en incidenteel tot 60 meter mogelijk gemaakt. Daarmee wordt voldaan aan het beleid om langs doorgaande wegen minimaal 5 bouwlagen toe te staan.
Alleen de locaties binnen het plangebied waar sprake is van monumentale of beeldbepalende bebouwing hebben een meer gedetailleerde bestemming gekregen met een lagere bouwhoogte (conform de bestaande hoogtes).
Volgens de Verordening Ruimte van de Provincie Zuid-Holland bevat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een nieuwe ontwikkeling met wonen, bedrijven, zelfstandige kantoren, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen een verantwoording van de locatiekeuze. Hiervoor is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk geïntroduceerd.
Artikel 1.1.1. van het Bro definieert relevante begrippen. Daaraan is in het eerste lid een omschrijving toegevoegd van:
Binckhorst Noord is gelegen in bestaand stedelijk gebied. Het bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard. Verder is nog lid 2 van artikel 3.1.6 Bro relevant, dat luidt: De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
De ladder voor duurzame verstedelijking richt zich op initiatieven voor wonen, werken, detailhandel en overige voorzieningen. Voor dit plangebied zijn de thema's werken en detailhandel van belang en die worden hierna verder uitgewerkt.
In de Notitie Detailhandel Zuid-Holland is aangegeven, dat nieuwe ontwikkelingen alleen mogelijk zijn als de behoefte is aangetoond en er regionaal afstemming heeft plaatsgevonden (par. 3.1 blz. 10). Verder is het perifere detailhandelsbeleid restrictief. In het plangebied komt alleen perifere detailhandel voor en van nieuwe ontwikkelingen op het gebied van detailhandel is geen sprake. Wel wordt voor de volledigheid een overzicht gegeven van de detailhandel die met het voorgaande bestemmingsplan kon worden gerealiseerd en wat daarvan in dit nieuwe bestemmingsplan is overgenomen.
Het voorgaande bestemmingsplan Binckhorst maakte langs de gehele Binckhorstlaan volumieuze detailhandelsvestigingen mogelijk en deze zijn in onderhavig bestemmingsplan werderom toegestaan. Dit is in overeenstemming met de Verordening Ruimte van de provincie. Bestaande overige perifere detailhandelsvestigingen, zoals keuken- en badkamerzaken en tapijtzaken hebben een maatbestemming gekregen.
Conclusie: het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk op het gebied van detailhandel.
Het bestemmingsplan Binckhorst maakte op nagenoeg alle locaties in het plangebied bedrijvigheid mogelijk. Deze bedrijvigheid was gericht op middelzware en zware milieuhinderlijke bedrijven. De middelzware milieuhinderlijke bedrijven in het westelijkdeel van het plangebied vallen nagenoeg allemaal onder de milieuhindercategorie 3.1. van de Staat van bedrijven op bedrijventerreinen. Er zijn slechts enkele uitzonderingen. De zware milieuhinderlijke bedrijven in het noordoostelijke deel zijn nagenoeg verdwenen. De ruimte die is vrijgekomen kan worden ingenomen door bedrijven van milieucategorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijven op bedrijventerreinen.
De gronden langs de Binckhorstlaan en de Maanweg hadden in het voorgaande bestemmingsplan de bestemming "Bedrijfsdoeleinden en volumineuze detailhandel, waarboven kantoren toegestaan". De economische situatie en de wijzigingen in het beleid van de provincie als gevolg daarvan hebben er toe geleid dat er geen nieuwe kantoorvestigingen mogelijk gemaakt worden. De betreffende locaties zijn qua bestemming verruimd zodat andere functies zoals dienstverlening en gezondheidszorg (met uitzondering van gevoelige functies) kunnen worden gerealiseerd. De gronden gelegen tussen de Wegastraat, Komeetweg, Siriusstraat en Pegasusstraat en direct grenzend aan de Caballero Fabriek zijn qua functies verruimd omdat er in de bestaande situatie hoofdzakelijk lichte vormen van bedrijvigheid zijn gevestigd en de locaties danwel gebouwen geschikt zijn voor een eventuele toekomstige functiemenging. De functies atelier, creativiteitscentrum, religie, verenigingsleven en dienstverlening worden toegevoegd aan de functie bedrijf.
Conclusie: De pure bedrijfsbestemming in de Binckhorst zal worden vervangen door bestemmingen waarin een mix van minder milieuhinderlijke bedrijven, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen mogelijk gemaakt worden.
Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid
Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is het Gebiedsgericht Milieubeleid (2005) (zie ook Gebiedsgericht milieubeleid)
Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen drie verschillende ambitieniveaus:
Het plangebied Binckhorst Noord behoort tot het gebiedstype Werken. Bij ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de bovengenoemde milieuambities richtinggevend.
Thema | Welk ambitietype? | Kwalitatieve uitwerking | |
Bodem | Basis | Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden. | |
Externe veiligheid | Basis | Er vindt regelmatig transport van gevaarlijke stoffen plaats naar de LPG-tankstations. Het bestemmingsplan maakt binnen de invloedsgebieden van de LPG-tankstations aan de Maanweg en aan de Binckhorstlaan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. De gastransportleiding in het plangebied heeft aan weerszijde een beschermingszone waarbinnen geen bebouwing mogelijk is gemaakt. |
|
Geluid | Extra | Het plangebied wordt omsloten door drukke doorgaande wegen zoals: de Utrechtsebaan. In het plangebied zijn geen woningen mogelijk gemaakt. Er hoeft dus geen ontheffing van de voorkeurswaarde te worden verleend. De zone voor industrielawaai in het noordelijke deel van de Binckhorst verdwijnt terwijl de maximale hindercategorieën van bedrijven wordt beperkt. |
|
Lucht | Basis | Functiewijzigingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, dragen niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. | |
Mobiliteit | Basis | Parkeernormen volgens de Nota parkeernormen, dubbelgebruik parkeerplaatsen. | |
Schoon | Extra | In de Kadernota Openbare Ruimte (2004) zijn richtinggevende kwaliteitsniveaus voor de kwaliteit en onderhoud van de openbare ruimte gegeven: Residentiekwaliteit geldt voor de inrichting en onderhoud van de openbare ruimte van alle woon- en werkgebieden. Op basis hiervan heeft het gemeentebestuur bepaald dat het gebied Binckhorst Noord wordt schoongemaakt en schoongehouden op Residentiekwaliteit. | |
Water | Water dat siert | Binnen het thema water zijn de volgende onderwerpen voor het plangebied van belang: waterkwantiteit, waterkwaliteit en ecologie, veiligheid en waterkering en afvalwater en riolering (zie paragraaf 4.8) Het plan heeft geen nadelige effecten op de waterkwaliteit. | |
Natuur | Basis | In of op korte afstand van het plangebied is geen Natura-2000 gebied gelegen. De stedelijke ecologische verbindingszones langs de Broeksloot zijn beschermd met een groen bestemming. | |
Klimaat | Maximaal | De rijksoverheid en de bouwpartijen in Nederland hebben afgesproken uiterlijk in 2020 alle nieuwbouw CO2-neutraal te bouwen, met een tussenstap van 50% CO2-reductie in 2015. Het is echter de vraag of deze ambitie op de Binckhorst haalbaar is nu geen sprake meer zal zijn van een grootschalige gebiedsontwikkeling. Voor Binckhorst wordt voorzien dat er een grote vraag aan bodemenergieinstallaties zal ontstaan. Om deze reden wordt er op dit moment door de gemeente Den Haag onderzocht of er voor de Binckhorst aanvullende regelgeving voor het plaatsen van bodemenergieinstallaties zal worden opgesteld. Wanneer een initiatiefnemer bodemenergiesystemen wil plaatsen, is het raadzaam om bij de gemeente Den Haag te informeren of er aanvullende regels gelden voor het plaatsen van bodemenergiesystemen in dit gebied. |
Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (plankaart), regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels. De analoge plankaart is, gelet op de aard en omvang van het plangebied, afgedrukt op een topografische ondergrond met een schaal van 1:2500
Een belangrijk onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de digitaliseringsverplichting. De Wro bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar moet zijn. Dit heeft onder meer geleid tot de introductie van twee nieuwe begrippen: 'analoge verbeelding' en 'digitale verbeelding'.
Onder analoge verbeelding wordt verstaan: alle te verbeelden informatie van een ruimtelijk plan op papier. De term analoge verbeelding is dus een synoniem voor de tot nu toe altijd gebruikte term plankaart.
De 'digitale verbeelding' is een interactieve raadpleegomgeving via het internet (www.ruimtelijkeplannen.nl) die de gehele inhoud van het bestemmingsplan ontsluit overeenkomstig de Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP). Door een muisklik op een bepaalde plek verschijnen de bijbehorende regels voor die plek in beeld. Onder de term digitale verbeelding wordt dan ook niet alleen het ruimtelijk beeld, maar ook de daarbij behorende juridische informatie (regels) verstaan. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.
Op de bij het onderhavige bestemmingsplan behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke en op grond van het Besluit ruimtelijke ordening vereiste gegevens ingetekend. Er is daarbij onderscheid gemaakt in bestemmingen en aanduidingen op de verbeelding. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. Elk stuk grond van het plangebied heeft een bestemming. Deze wordt zichtbaar gemaakt door middel van een kleur, op de analoge verbeelding al dan niet in combinatie met een letter, ter aanduiding van de bestemming en een getal dat de maximale toegestane (goot- en nok)hoogte en/of bebouwingspercentage aangeeft. Daardoor is het mogelijk om te zien welke bestemmingen zijn gegeven aan de gronden en opstallen binnen het plangebied. Elke op de verbeelding ingetekende bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsartikel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de plankaart. Aanduidingen geven dientengevolge, in samenhang met de regels, duidelijkheid over wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan.
Op de digitale en analoge verbeelding van de plankaart zijn bouwhoogten aangegeven. Gekoppeld aan bouwvlakken is een maatvoering voor (goot- en nok)hoogte, afgerond in meters en conform SVBP, bijlage 2, opgenomen. De waarde op de plankaart geeft de maximaal toegelaten (goot- en nok)hoogte van een gebouw aan. Daarnaast wordt ook in de bouwregels van het bestemmingsplan een en ander bepaald over bouwhoogten.
Bij het bepalen van de daadwerkelijke hoogte van gebouwen is gebruik gemaakt van stereokartering met behulp van luchtfoto's. De maximaal toegelaten bouwhoogte kan afwijken van de daadwerkelijke hoogte van een gebouw: aan het vaststellen van een maximale bouwhoogte liggen stedenbouwkundige overwegingen ten grondslag.
Voorts wordt de opzet van het bestemmingsplan ingegeven door de relevante beleidskaders en omgevingsfactoren. In onderstaande tabellen (beslissingstabel) is aangegeven op welke onderdelen de in dit bestemmingsplan beschreven beleidskaders en omgevingsfactoren hun vertaling hebben gevonden in het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze paragraaf vormt dan ook als het ware de schakel tussen de toelichting van het bestemmingsplan en de daarbij behorende regels en plankaart.
Beleidskader | Vertaling in het bestemmingsplan | |||
Cultureel erfgoed | ||||
De Wet op de Archeologische Monumentenzorg legt de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden. Bestemmingsplannen moeten een juridische regeling bevatten die voldoende bescherming biedt tegen werkzaamheden die tot een verstoring van het bodemarchief zouden kunnen leiden. | De archeologisch waardevolle gebieden zijn geïnventariseerd (zie paragraaf Archeologie). De archeologische waarden worden in dit bestemmingsplan beschermd: de dubbelbestemming Waarde - Archeologie is gericht op behoud en bescherming van deze waarden. Voor bouwwerkzaamheden die de grond roeren zijn aanvullende bouwregels gesteld; voor werkzaamheden geen bouwwerken zijnde, die de grond roeren is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, verplicht gesteld. | |||
Ruimtelijk beleid | ||||
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. De ladder voor duurzame verstedelijking is kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden. | De structuurvisie raakt geen van de belangen die in het bestemmingsplan Binckhorst Noord worden afgewogen. | |||
De Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en de provinciale "Verordening Ruimte" zet in op een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk, goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur. | Het bestemmingsplan Binckhorst Noord is in overeenstemming met het provinciale beleid zoals verwoord in de Provinciale Structuurvisie en Verordening. | |||
De Verordening Ruimte laat uitbreiding van detailhandel slechts toe op plekken die gelegen zijn binnen bestaande winkelconcentraties en kantoren binnen de bestaande haltes van het Zuidvleugelnet. | In het bestemmingsplan zijn volumineuze detailhandel en kantoren slechts mogelijk ter plekke van de aanduiding 'perifere detailhandel' respectievelijk 'kantoor' op de plankaart. | |||
De Structuurvisie / Haagse Verdichting houdt voor Binckhorst Noord in dat invulling wordt gegeven aan: | ||||
dat langs doorgaande wegen en groen wordt uitgegaan van minimaal vijf bouwlagen. |
De doorgaande wegen in het plangebied waar van een bouwhoogte van minimaal vijf lagen wordt uitgegaan zijn: de Binckhorstlaan, het deel van de Mercuriusweg tussen de Neherkade en de Binckhorstlaan, en de Maanweg. Langs deze wegen mag de bebouwing tot minimaal vijf lagen worden verhoogd voor zover de bouwregels in het plan dit toelaten. | |||
functiewijziging (ombouwen van kantoorgebouwen naar woningbouw). | Op een aantal locaties binnen het plangebied is sprake van een verruiming van het toegestane aantal functies. Van het ombouwen van kantoorgebouwen naar woningen is echter geen sprake, aangezien gevoelige functies worden uitgesloten. Wel is het op de betreffende locaties mogelijk om kantoor- of bedrijfsgebouwen om te zetten naar bijvoorbeeld een dienstverlenende functie. | |||
Plangebied Binckhorst Noord | ||||
Stedenbouwkundig plan |
De Gebiedsaanpak Binckhorst (Rv 165 - 2011; RIS181857) bevat een ruimtelijk raamwerk voor dit gebied. Dit raamwerk bied een globaal kader voor een flexibel en gedifferentieerd proces van ontwikkeling dat zich in fasen voltrekt. | |||
Groen | ||||
Inzet is de Stedelijke Groen Hoofdstructuur (paragraaf Groen) duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken. | De Broeksloot met groenvoorzieningen maakt onderdeel uit van de Laakzone, een belangrijke ecologische verbindingszone en deze is als zodanig vastgelegd binnen de bestemmingen Groen en Water. | |||
Verkeer en parkeren | ||||
De Haagse Nota Mobiliteit hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten). Verblijfsgebied ten slotte is openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie. | De bestemming Verkeer-Hoofdverkeersweg is gericht op de hoofdverkeerswegen: Binckhorstlaan en een gedeelte van de Mercuriusweg. De bestemming Verkeer-Straat is toegewezen aan de Maanweg. Alle straten in het plangebied die niet als hoofdverkeersweg of straat kunnen worden geclassificeerd, vallen onder de bestemming Verkeer-Verblijfsstraat. Verblijfsgebieden zijn als Verkeer-Verblijfsgebied aangegeven; het gaat om het deel van het Trekvlietplein langs de Trekvliet en rond het nieuw aan te leggen water ter hoogte van de Poolsterstraat. |
|||
De nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” gaat mede in op het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte. | In het plangebied wordt uitgegaan van parkeren op eigen terrein met een parkeerbehoefte volgens de Nota Parkeernorm Den Haag, inlegvel parkeernormen | |||
Wonen | ||||
De kern van de Woonvisie 2009-2020 is dat als Den Haag zich meer op de kaart wil zetten als woonstad, de stad zich moet versterken door meer differentiatie in woonmilieus en woonsferen te creëren en de woonkwaliteit te verhogen. | De Binckhorst is een bedrijventerrein en met name in het noordelijke deel is het, gezien de aanwezigheid van zware bedrijvigheid, een LPG-tankstation en een hogedruk aardgasleiding, niet wenselijk om binnen de planperiode woningbouw mogelijk te maken. De aanwezige woningen nabij het Trekvlietplein die in het oude bestemmingsplan Binckhorst 1989 al voorzien waren van een woonbestemming zijn binnen de Gemengde bestemming aldaar aangegeven. | |||
Economie | ||||
Bedrijven |
Waar mogelijk en wenselijk is een verruiming van het aantal toegestane functies opgenomen binnen de bestemming Gemengd. Ofwel omdat daar in de feitelijke situatie al sprake van is ofwel om een eventuele functiewijziging mogelijk te maken op het moment dat het huidige functie verdwijnt. Het gebied waar de huidige bedrijfsbestemming wordt bestendigd heeft de bestemming Bedrijf behouden. |
|||
Detailhandel en Dienstverlening |
Detailhandel is slechts toegestaan binnen de bestemming waar een functieaanduiding is opgenomen. Dienstverlening is, conform het vigerende plan, overal binnen de gemengde bestemmingen toegestaan. | |||
Horeca |
Horeca is slechts toegestaan binnen de bestemming Gemengd-1 en in een kiosk in de bestemming Verkeer-Verblijfsstraat aan het Trekvlietplein. | |||
Kantoren |
Kantoren zijn slechts toegestaan binnen de bestemming Gemengd ter plekke van de functieaanduiding 'kantoor'. | |||
Milieuzonering zorgt ervoor dat zich geen nieuwe bedrijven in het plangebied Binckhorst Noord kunnen vestigen met een dermate hoge hindercategorie dat geluidgevoelige functies zoals woningen hier in de toekomst geheel onmogelijk worden gemaakt. | Solitaire bedrijfsvestigingen zijn onder de bestemming Bedrijf (B) geschaard. Ook binnen de gemengde bestemmingen zijn bedrijven toegestaan. De diverse bestemmingen maken de volgende hindercategorieën mogelijk: B1: bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijven op bedrijventerreinen; B2: bedrijven in de categorieën 1 t/m 3.1 van de Staat van bedrijven op bedrijventerreinen; B3: bedrijven in de categorieën 1 t/m 3.2 van de Staat van bedrijven op bedrijventerreinen; GD-1: bedrijven in de categorieën A, B of C uit de Staat van bedrijven bij functiemenging; GD-2: bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijven op bedrijventerreinen; GD-3: bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijven op bedrijventerreinen; |
|||
Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg | ||||
Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg | Dit bestemmingsplan maakt een brede bestemming voor maatschappelijke doeleinden en een ruime definitie van maatschappelijke voorzieningen mogelijk binnen de bestemmingen Gemengd. | |||
Sport en recreatie | ||||
Sport | De bestaande sportvoorzieningen zijn in het bestemmingsplan binnen de bestemming Gemengd-1 opgenomen. | |||
De regels zijn als volgt ingedeeld:
In Artikel 1 Begrippen' worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd.
In Artikel 2 Wijze van meten is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten, vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. De regeling voor bestaand gebruik dat afwijkt van de bestemming is onderdeel van de algemene gebruiksregels.
De bestemming Bedrijf - 1 is toegekend aan de gronden waarop zich bedrijven bevinden in de categorieën 1 en 2 uit de Staat van bedrijven op bedrijventerreinen als opgenomen in de bijlage. De gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van bedrijven, groothandel en opslag met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, (al dan niet gebouwde) parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf in de categorie 3.2' is tevens een bedrijf in de categorie 3.2 van de Staat van bedrijven op bedrijventerreinen toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'vml' zijn uitsluitend bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van de verkoop van motorbrandstoffen toegestaan, inclusief LPG. Ter plaatse van de aanduiding 'vml' is tevens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan.
De bestemming Bedrijf - 2 is toegekend aan de gronden waarop zich bedrijven bevinden in de categorieën 1 t/m 3.1 uit de Staat van bedrijven op bedrijventerreinen als opgenomen in de bijlage. De gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van bedrijven, groothandel en opslag met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, (al dan niet gebouwde) parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf in de categorie 3.2' is tevens een bedrijf in de categorie 3.2 van de Staat van bedrijven op bedrijventerreinen toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding "nb" is tevens een nutsbedrijf toegestaan.
De bestemming Bedrijf - 3 is toegekend aan de gronden waarop zich bedrijven bevinden in de categorieën 1 t/m 3.2 uit de Staat van bedrijven op bedrijventerreinen als opgenomen in de bijlage. De gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van bedrijven, groothandel en opslag met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, (al dan niet gebouwde) parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf in de categorie 4.1' is tevens een vuiloverslagstation toegestaan.
De bestemming Gemengd - 1 is toegekend aan de Caballero Fabriek en Bink 36. Deze twee voormalige bedrijfspanden zijn verbouwd tot bedrijfsverzamelgebouwen waarin zich met name kleinschalige creatieve bedrijven gevestigd hebben. Aangezien er in de bestaande situatie al sprake is van een mix van verschillende functies (bedrijven, dienstverlening, cultuur en ontspanning, sport, horeca, etc) hebben deze gronden een gemengde bestemming gekregen. De gronden zijn bestemd voor bedrijf, cultuur en ontspanning (waaronder wordt begrepen: atelier, congrescentrum, creativiteitscentrum, dansschool, muziekschool en (muziek)theater), dienstverlening, horeca, kantoor, maatschappelijk (waaronder wordt begrepen: bibliotheek, gezondheidszorg (met uitzondering van geluidsgevoelige functies) en verenigingsleven), sport (waaronder wordt begrepen sportzaal/-hal/-centrum) en wonen (ter plaatse van de aanduiding 'wonen'); met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, (al dan niet gebouwde) parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen. Bedrijven zijn uitsluitend toegestaan indien deze behoren tot de categorieën A, B of C uit de Staat van bedrijven bij functiemenging. Per bestemmingsvlak zijn maximaal twee horecavestigingen toegestaan in de categorie middelzwaar van de Staat van Horeca-categorieën. Het bruto-vloeroppervlak ten behoeve van de functie kantoor mag per vestiging niet meer bedragen dan 600 m2;
De bestemming Gemengd - 2 is toegekend aan de gronden direct grenzend aan de Binckhorstlaan en de Maanweg. De gronden zijn bestemd voor bedrijf, dienstverlening, maatschappelijk, waaronder wordt begrepen gezondheidszorg (met uitzondering van geluidgevoelige functies), perifere detailhandel, waaronder uitsluitend wordt begrepen detailhandel in volumineuze goederen en kantoor (ter plaatse van de aanduiding 'kantoor') met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, (al dan niet gebouwde) parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen.
Bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de categorieën 1 en 2 uit de Staat van bedrijven op bedrijventerreinen als opgenomen in de bijlage. ter plaatse van de aanduiding "b=3.1" zijn tevens bedrijven in de categorie 3.1 uit de Staat van bedrijven op bedrijventerreinen toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding "m" is tevens een daklozenopvang toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'dhp' zijn ook perifere detailhandelsbedrijven toegestaan zoals bedoeld in artikel 1.80 onder d. Dienstvelening is uitsluitend toegestaan in de panden gelegen aan het deel van de Binckhorstlaan tussen Plutostraat en de Mercuriusweg;
De bestemming Gemengd - 3 is toegekend aan de gronden gelegen tussen de Wegastraat, Komeetweg, Siriusstraat en Pegasusstraat en aan de gronden grenzend aan de Caballero Fabriek. De gronden zijn bestemd voor bedrijf, cultuur en ontspanning (waaronder wordt begrepen atelier en creativiteitscentrum), dienstverlening en maatschappelijk (waaronder wordt begrepen religie en verenigingsleven) met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, (al dan niet gebouwde) parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen.
Bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de categorieën 1 en 2 uit de Staat van bedrijven op bedrijventerreinen als opgenomen in de bijlage. Ter plaatse van de aanduiding 'b=3.1' en 'b=3.2' zijn tevens bedrijven in categorie 3.1 en categorie 3.2 uit de Staat van bedrijven op bedrijventerreinen toegestaan. Dienstverlening is alleen toegestaan in de panden gelegen tussen de Siriusstraat, de Wegastraat, de Pegasusstraat en de Komeetweg en de panden gelegen aan de Maanweg.
Artikel 10 Verkeer - Hoofdverkeersweg
De bestemming Verkeer - Hoofdverkeersweg is toegekend aan een klein deel van de Binckhorstlaan dat onderdeel uitmaakt van het plangebied. De gronden zijn bestemd voor wegen met een ontsluitingsfunctie voor de wijk en stad, railverkeer, openbaar vervoerstroken, parkeerplaatsen en voet- en fietspaden met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding "sv-vi" op de plankaart is een viaduct toegestaan ten behoeve van railverkeer
Artikel 11 Verkeer - Railverkeer
De bestemming Verkeer - Railverkeer is toegekend aan de spoorverbindingen binnen het plangebied. De gronden zijn bestemd voor spoorwegvoorzieningen, waaronder trein- en tramsporen met bovenleidingen en perrons ten behoeve van het spoor- en railverkeer en fiets- en voetpaden met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water, wegen, parkeervoorzieningen en overige voorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding "sv-vi" op de plankaart is een viaduct toegestaan.
De bestemming Verkeer - Straat is toegekend aan een stukje Maanweg en een stukje Mercuriusweg die onderdeel uitmaken van het plangebied. De gronden zijn bestemd voor wegen, railverkeer, toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken, parkeerplaatsen en voet- en fietspaden met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.
Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is toegekend aan langzaam verkeersgebieden binnen het plangebied. De gronden zijn bestemd voor voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsstraat
De bestemming Verkeer - Verblijfsstraat is toegekend aan de bedrijfsontsluitingswegen binnen het plangebied. De gronden zijn bestemd voor voet- en fietspaden, wegen, parkeervoorzieningen, toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken en een horecakiosk (ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-kiosk') met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.
De bestemming Water is toegekend aan al het oppervlaktewater binnen het plangebied. De nieuw te realiseren haven aan de Poolsterstraat in Binckhorst Noord ter compensatie van oppervlaktewater dat verdwijnt langs de Neherkade heeft eveneens de bestemming Water gekregen. De gronden zijn bestemd voor water, vaarweg, waterberging met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, voet- en fietspaden, water en overige voorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' zijn tevens woonschepen toegestaan.
De dubbelbestemming Leiding - Gas is toegekend aan de 40-bar aardgastransportleiding die door het plangebied heen loopt. De gronden zijn primair bestemd voor een gasleiding en secundair voor de onderliggende bestemmingen.
Artikel 17 Leiding - Hoogspanning
De dubbelbestemming Leiding - Hoogspanning is toegekend aan een ondergrondse 150 kV hoogspanningsleidingen die door het plangebied heen loopt. De gronden zijn primair bestemd voor een hoogspanningsleiding en secundair voor de onderliggende bestemmingen.
De dubbelbestemming Leiding - Riool is toegekend aan een rioolpersleiding die door het plangebied heen loopt. De gronden zijn primair bestemd voor een rioolpersleiding en secundair voor de onderliggende bestemmingen.
De dubbelbestemming Leiding - Water is toegekend aan een waterleiding die door het plangebied heen loopt. De gronden zijn primair bestemd voor een waterleiding en secundair voor de onderliggende bestemmingen.
Artikel 20 Waarde - Archeologie
De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden.
Artikel 21 Waterstaat - Waterkering
De gronden met de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor een waterkering met de bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 23 Algemene bouwregels
De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot een bepaalde omvang ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht. Afwijken van deze algemene bouwregels wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel Algemene afwijkingsregels.
Artikel 24 Algemene gebruiksregels
In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, kamerverhuurbedrijf, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.
Afwijken van de algemene gebruiksregels, ook het afwijken voor het meest doelmatige gebruik, wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in Artikel 26 Algemene afwijkingsregels.
Artikel 26 Algemene afwijkingsregels
het bevoegd gezag kan in geringe mate afwijken van de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is afwijken mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor huishoudelijk afval. Ten slotte is afwijken mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak.
Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemene gebruiksverbod: het bevoegd gezag kan afwijken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemene gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de afwijking niet leiden tot een bestemmingswijziging.
Artikel 27 Algemene wijzigingsregels
In de algemene wijzigingsregels zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen waarmee de dubbelbestemming "Waarde-Archeologie" van de kaart verwijderd kan worden indien door middel van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken gronden geen archeologische waarden of verwachtingen (meer) aanwezig zijn en waarmee de gebiedsaanduiding en waarmee de dubbelbestemmig "Waterstaat-waterkering"
De Milieuzone - gezoneerd industrieterrein en Geluidzone - Industrie kunnen worden verkleind danwel van de verbeelding kan worden verwijderd, indien uit onderzoek is gebleken dat door een wijziging van de bedrijfsvoering van de geluidzoneringsplichtige inrichting de geluidzone kleiner is geworden of dat door aangepaste wet- en regelgeving, nieuwe inzichten, danwel nieuwe rekenmethoden een kleinere geluidzone geldt of indien uit onderzoek is gebleken dat de geluidzoneringsplichtige inrichting buiten werking is gesteld.
Artikel 28 Algemene procedureregels
De algemene procedureregels regelen de procedure die het bevoegd gezag moet volgen als zij wil afwijken.
Overgangs- en slotregels
De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor bouwvergunning is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.
Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Binckhorst Noord'
Het voorliggende bestemmingsplan vormt in hoofdzaak een nieuwe juridisch-planologische regeling voor een bestaande situatie. Op enkele locaties wordt een verruiming van functies mogelijk gemaakt door de functie dienstverlening mogelijk te maken. Voor deze gevallen is beoordeeld of er sprake is van een bouwplan als bedoeld in art.6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, zie kader.
Als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de wet, wordt aangewezen een bouwplan voor: a. de bouw van een of meer woningen; b. de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen; c. de uitbreiding van een gebouw met ten miste 1.000 m² bruto vloeroppervlakte met met één of meer woningen; d. de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd; e. de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen, die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies tenminste 1.500 m² bruto vloeroppervlakte bedraagt; f. de bouw van kassen met een oppervlakte van tenminste 1.000 m². |
Bron: Afdeling 6.2 Grondexploitatie, Artikel 6.2.1 Bro
In deze gevallen is er geen sprake van een bouwplan zoals bedoeld in art. 6.2.1 Bro, aangezien er niet meer dan 1.500 m2 bvo aan nieuwe dienstverlening mogelijk wordt gemaakt op locaties waar in de huidige situatie nog geen sprake is van detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden.
Het bestemmingsplan is verder conserverend van aard en aan de uitvoering ervan zijn geen kosten verbonden die ten laste komen van de gemeente. Op grond van artikel 6.12 tweede lid Wro wordt besloten om geen exploitatieplan vast te stellen. Het bestemmingsplan is economisch uitvoerbaar.
Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan Binckhorst-Noord is op 7 juli 2014 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:
Van de onder 2, 3, 8, 9, 14, 17, 20, 21 en 35 genoemde instanties zijn de hierna opgenomen reacties ontvangen. De HTM heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben. Van de overige instanties is geen reactie ontvangen. Geelkerken Linskens Advocaten heeft namens twee bedrijven een reactie toegezonden. Ook deze is opgenomen.
2. Provincie Zuid-Holland
Inleiding
Op 8 juli 2014 hebt u ons het bovengenoemde voorontwerp bestemmingsplan toegezonden in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Hierbij bericht ik u dat het plan aanleiding geeft tot een reactie inzake de vraag hoe het bestemmingsplan zich verhoudt tot de provinciale belangen die op basis van het provinciaal ruimtelijk beleid relevant zijn. Dit beoordelingskader is vastgelegd in de provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit (hierna: VRM) en de Verordening ruimte 2014 (hierna: de verordening). De VRM en de verordening zijn op 9 juli 2014 door Provinciale Staten vastgesteld en op 1 augustus 2014 in werking getreden. In de verordening zijn regels opgenomen voor de borging en bescherming van provinciale belangen en het onderhavige bestemmingsplan is op een of meerdere punten niet conform dit beoordelingskader.
Algemeen
In de toelichting van het bestemmingsplan wordt in een aantal paragrafen verwezen naar het oude provinciale beleid, i.c. de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte. Zoals hierboven al is aangegeven is op 9 juli 2014 het nieuwe provinciale beleid vastgesteld. Verzocht wordt om te verwijzen naar het nieuwe beleid, zoals opgenomen in de VRM en de verordening.
Externe Veiligheid
Ten behoeve van het bestemmingsplan is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over de weg en via buisleidingen. De uitkomsten van de QRA zijn opgenomen in een rapport van 24 juni 2014, kenmerk 95018128. Het rapport voldoet ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg niet aan de
uitgangspunten van de Handleiding risicoanalyse Transport (HART). Nieuwe berekeningen zijn noodzakelijk. Ook de bijlagen van het rapport ontbreken. Verzocht wordt Paragraaf 4.3.6 van de toelichting van het bestemmingsplan aan te passen aan de uitkomsten van de gewijzigde QRA. Daarnaast wordt in het voorliggende plan nog geen rekening gehouden met de ontwikkeling van de Schenkboog (verlengde Regulusweg), deze zal van invloed zijn op de verkeersafwikkeling in het gebied.
De Agenda voor de Haagse Verdichting maakt functiewijziging in Binckhorst Noord mogelijk. Dit betekent dat bijvoorbeeld een kantoorgebouw kan worden getransformeerd naar een woonbestemming. Dit kan van betekenis zijn voor de externe veiligheid in het gebied. Dit is in tegenstrijd met het gestelde in paragraaf 5.4.2 van de toelichting waarin wordt gesteld dat het bestemmingsplan binnen de invloedsgebieden van de LPG-tankstations geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt.
Het plan behoeft ten aanzien van het thema externe veiligheid nog aanvulling.
Kantoren
De in artikel 6 van de planregels opgenomen brede gemengd-1 bestemming wordt door de provincie ondersteund, verzocht wordt echter wel om in het ontwerpbestemmingsplan het aantal m2 zelfstandige kantoorruimte te begrenzen. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat deze kantoormeters, doordat deze in de verordening niet als 'nieuw' worden beschouwd, niet regionaal hoeven te zijn afgestemd.
Detailhandel
In artikel 6 Gemengd -1 onder f van de planregels wordt kleinschalige detailhandel mogelijk gemaakt. In artikel 6.4 Specifieke gebruiksregels onder d wordt het bruto-vloeroppervlak ten behoeve van de functie kleinschalige detailhandel beperkt tot maximaal 200 m2 per vestiging. In theorie zijn er nu binnen deze gemengde bestemming vele vestigingen van 200 m2 mogelijk. In artikel 2.1.4 Detailhandel van de verordening wordt in lid 3 deze kleinschalige detailhandel mogelijk gemaakt in de vorm van een gemakswinkel. In de toelichting van de verordening is hierover het volgende opgenomen: Daarnaast zijn enkele uitzonderingen opgenomen voor de vestiging van kleinschalige detailhandel, zoals gemakswinkels. De maximale omvang van kleinschalige detailhandel is niet vastgelegd in de verordening, om ruimte te laten voor maatwerk. Als richtsnoer kan 200 m2 worden aangehouden. Ook het aantal vestigingen is afhankelijk van maatwerk en daarom niet vastgelegd in de verordening. Op locaties met veel passanten en bezoekers, zoals grote treinstations zijn meerdere vestigingen passend. Op andere locaties, zoals een benzinestation, zal het aantal vestigingen in het algemeen beperkt blijven tot één. Verzocht wordt om het betreffende artikel zodanig aan te passen dat het aantal vestigingen wordt beperkt en dat alleen een gemakswinkel mogelijk is.
In artikel 7.4 onder den artikel 25.4 onder a, in combinatie met de begripsbepaling voor perifere detailhandelsbedrijven in artikel 1.82 van de planregels, wordt perifere detailhandel mogelijk gemaakt.
Voor wat betreft de onder 1.82 onder a en b opgenomen bouwmarkten en tuincentra verwijzen wij naar hetgeen hierover is opgenomen in artikel 2.1.4 lid 4 van de verordening en de artikelsgewijze toelichting hierop. Een onderbouwing van de toelaatbaarheid van grootschalige tuincentra en bouwmarkten in het plangebied ontbreekt vooralsnog.
De onder 1.82 onder c en d opgenomen perifere detailhandelsbedrijven zijn hier niet mogelijk. Binckhorst Noord is op kaart 2 Detailhandel behorend bij de verordening niet aangewezen als een bedrijfsterrein met PDV-Iocatie. Voorzover het hier bestaande, legale, detailhandelsvestigingen betreft, die in strijd zijn met de provinciale detailhandelsregels, dienen deze een maatbestemming te krijgen.
In artikel 1.82 onder f maakt het woord 'zoals' meer mogelijk dan volgens de provinciale detailhandelregels mogelijk is. De tekst vanaf 'zoals' tot en met 'landbouwwerktuigen' zou ook geheel geschrapt kunnen worden omdat in de begripsomschrijving onder 1.41 al omschreven wordt wat onder volumineuze goederen wordt verstaan.
Verzocht wordt de planregels zodanig aan te passen dat geen strijd meer bestaat met de regels van de verordening.
Molenbiotoop
In de toelichting van het bestemmingsplan is vermeld dat de molenbiotoopregeling van de provincie wordt overgenomen. In de planregels is de molenbiotoopregeling echter niet overgenomen omdat er geen ontwikkelingen zijn gepland. Ook als er nu geen ontwikkelingen in het plan staan, moet voor de bescherming van de molenbiotoop voor komende plannen de regeling wel opgenomen worden in de planregels.
Conclusie
Op basis van de aangeboden gegevens heb ik geconstateerd dat het plan op bovengenoemde punten onvoldoende rekening houdt met de betrokken provinciale belangen en ik verzoek u daarom om het bestemmingsplan op deze onderdelen aan te passen.”
Reactie
Inleiding
De provincie geeft aan dat het bestemmingsplan niet voldoet aan de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) en de Verordening Ruimte 2014 die beide op 9 juli 2014 zijn vastgesteld. Dit is niet zo vreemd, aangezien het Bro is gestart op 8 juli en dus nog voor de vaststelling en in werking treding van de nieuwe Visie en Verordening. Uiteraard zal het ontwerp-bestemmingsplan in overeenstemming met het nieuwe beleid van de provincie worden gebracht.
Algemeen
Zoals hier boven al aangegeven is het Bro-overleg gestart voordat het nieuwe beleid van de provincie werd vastgesteld. Het is dan ook logisch dat in het concept ontwerp-bestemmingsplan nog wordt verwezen naar het destijds vigerende beleid. In het ontwerp-bestemmingsplan zal dit worden aangepast.
Externe veiligheid
De opmerkingen gemaakt door de ODH op het onderzoek externe veiligheid zijn verwerkt in het onderzoek. Het aangepaste onderzoek zal als bijlage bij het ontwerp-bestemmingsplan gevoegd worden.
De ontwikkeling van de Schenkboog is nog niet meegenomen in onderhavig bestemmingsplan, omdat nog niet duidelijk is wat er precies met de Schenkboog gaat gebeuren. De ODH heeft daarom in haar advies aangegeven dat hier in toekomstige plannen rekening mee gehouden dient te worden (zodra de ontwikkeling concreet genoeg is). Dat zal uiteraard gebeuren.
In tegenstelling tot wat de provincie aangeeft, maakt het bestemmingsplan geen functiewijziging naar wonen of andere gevoelige bestemmingen mogelijk. Het bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard en als er sprake is van enige verruiming van functie dan betreft dit bijvoorbeeld het toevoegen van de functie dienstverlening of ateliers, in plaats van de zware bedrijvigheid en kantoorfuncties die op basis van het vigerende plan zijn toegestaan maar die gezien de transformatie van de Binckhorst en het huidige kantorenbeleid niet langer wenselijk zijn.
Kantoren
Het aantal m2 bvo kantoorruimte per vestiging is in artikel 6.4 onder c (wordt d in het ontwerp-bestemmingsplan) wel degelijk begrensd tot maximaal 500 m2. Dit is in overeenstemming met artikel 2.1.2, lid 2 sub b de nieuwe Verordening Ruimte, waar zelfs kleinschalige zelfstandige kantoren tot een bruto vloeroppervlak van 1.000 m2 per vestiging worden mogelijk gemaakt. Aangezien gebleken is dat er in de bestaande situatie in de Caballero Fabriek kantoorruimte aanwezig is van 600 m2 per vestiging, zal het maximum per vestiging worden verhoogd naar 600 m2 bvo.
De totale oppervlakte aan kantoorruimte zal eveneens beperkt worden in de regels conform de bestaande vergunde situatie. Dit wil zeggen dat ter plaatse van Bink36 maximaal 4.300 m2 bvo kleinschalige kantoorruimte wordt toegestaan en ter plaatse van de Caballero Fabriek maximaal 10.000 m2 bvo.
Detailhandel
Het is niet de bedoeling om in het bestemmingsplan zelfstandige kleinschalige detailhandel mogelijk te maken in Bink36 en de Caballero Fabriek. Wat beoogd wordt is het mogelijk maken van detailhandel in ter plaatse vervaardigde producten, waar in de bestaande situatie reeds sprake van is. In lid 6.1 onder f zal daarom "in ter plaatse vervaardigde producten" worden toegevoegd. De regeling in artikel 6.4 onder d (wordt f in het ontwerp-bestemmingsplan) zal als volgt worden aangepast in het ontwerp-bestemmingsplan: "het bruto-vloeroppervlak ten behoeve van de functie kleinschalige detailhandel in ter plaatse vervaardigde producten mag per vestiging niet meer bedragen dan 10% van de totale bruto vloeroppervlakte van een bedrijf met een maximum van 200 m2".
In de regels wordt binnen de bestemming Gemengd-2 bij recht enkel volumineuze detailhandel toegestaan. Op een aantal locaties is echter in de bestaande situatie al sprake van andere perifere detailhandel (bijvoorbeeld Brugman en Carpetland). Deze bestaande vestigingen zijn voorzien van een aanduiding 'dhp' op de plankaart. In de regels van het concept ontwerp-bestemmingsplan stond aangegeven dat ter plaatse van deze aanduiding ook andere perifere detailhandelsbedrijven zijn toegestaan (met uitzondering van detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen). Deze regeling zal als volgt worden beperkt: "in uitzondering op het gestelde in lid 7.1 onder c zijn ter plaatse van de aanduiding 'dhp' tevens perifere detailhandelsbedrijven toegestaan zoals bedoeld in artikel 1.80 onder d". Alle bestaande vestigingen vallen namelijk onder deze categorie van perifere detailhandel. Door het aanbrengen van deze beperking is sprake van een maatbestemming (andere vormen van perifere detailhandel zoals bouwmarkten en tuincentra worden immers niet meer mogelijk gemaakt) en daarmee is deze regeling in overeenstemming gebracht met de nieuwe Verordening Ruimte.
De wijzigingsbevoegdheid in artikel 25.4 waarmee 7.000 m2 bvo perifere detailhandel kan worden toegevoegd zal geschrapt worden in het ontwerp-bestemmingsplan. Er zijn momenteel nog geen concrete initiatieven voor uitbreiding van de perifere detailhandel en in het kader van het opstellen van een omgevingsplan voor (een deel van) de Binckhorst wordt in overleg met de provincie bekeken of een uitbreiding van de perifere detailhandel mogelijk kan worden gemaakt.
Wel heeft de gemeente onlangs een verzoek ontvangen voor de verplaatsing van de Karwei, die momenteel gevestigd is op de hoek Binckhorstlaan/Mercuriusweg (net buiten het plangebied van onderhavig bestemmingsplan), maar die daar moet verdwijnen in verband met de aanleg van de Rotterdamsebaan. De bouwmarkt is dan ook wegbestemd in het inmiddels in werking getreden bestemmingsplan Rotterdamsebaan. De twee mogelijke nieuwe locaties van de bouwmarkt zullen middels een specifieke aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt' op de plankaart worden aangegeven. Op deze locatie zal dus alleen een bouwmarkt mogelijk worden gemaakt en geen andere vorm van perifere detailhandel. In de regels zal verder worden aangegeven dat er één bouwmarkt is toegestaan met een maximum brutovloeroppervlak van 4500 m2. Zo kunnen er zich nooit twee bouwmarkten vestigen binnen het plangebied. Aangezien geen sprake is van de toevoeging van een nieuwe bouwmarkt, maar het slechts de verplaatsing van een bestaande bouwmarkt betreft, is hier geen sprake van een nieuwe ontwikkeling en daarmee dus geen sprake van strijd met de Verordening Ruimte.
In artikel 1.82 onder f zal de tekst 'zoals' tot en met 'landbouwwerktuigen' geschrapt worden. Er is inderdaad al een definitie van volumineuze detailhandel opgenomen in artikel 1.41.
Molenbiotoop
De molenbiotoop zal worden opgenomen op de plankaart en in de regels van het ontwerp-bestemmingsplan.
3. Stadsgewest Haaglanden
“De gemeente Den Haag heeft het voorontwerpbestemmingsplan "Binckhorst-Noord" naar het Dagelijks Bestuur (DB) van het Stadsgewest Haaglanden gestuurd voor advies.
Dit bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard en beoogt volgens de Toelichting op sommige locaties de verruiming van de reeds toegestane functies.
Het bestemmingsplan is bestudeerd aan de hand van het Regionaal Structuurplan (RSP) alsmede de afzonderlijke sectorale afspraken het detailhandel. Eind 2013 heeft het Algemeen Bestuur van het Stadsgewest Haaglanden de Structuurvisie Detailhandelsbeleid 2013-2020 vastgesteld. Volgens deze nieuwe Structuurvisie dient voor uitbreiding van een bestaand winkelgebied met meer dan 2000 m2 de regionale werkgroep Detailhandel en Leisure een positief advies af te geven.
Volgens de planregels bij de bestemming "Gemengd 1" wordt kleinschalige detailhandel toegestaan met een maximale oppervlakte van 200 m2 per vestiging. Op de gronden met deze bestemming is geen winkelcentrum gevestigd. Op de gronden met de desbetreffende bestemming zijn diverse gebruiksfuncties toelaatbaar. Als alle functies binnen de bestemming deze beperkte detailhandelsfunctie krijgen, kan de oppervlakte van 2000 m2 / die de grens van de adviesbevoegdheid van voornoemde werkgroep vormt/ worden overschreden. Het is daarom wenselijk vanuit ons regionale beleid om een maximaal mogelijk totaal metrage van 2000 m2 aan detailhandel in de regels van deze bestemming op te nemen.
Wij danken u voor de verzending van dit ontwerpbestemmingsplan en MER en wij blijven de vervolgprocedure met belangstelling volgen.
Reactie
Naar aanleiding van de Bro-reactie van de Provincie Zuid Holland zal de regeling ten aanzien van kleinschalige detailhandel worden aangepast. Zie hiervoor de eerste alinea onder het kopje 'detailhandel' in de reactie op de Bro-reactie van de provincie. Met deze wijziging wordt geen zelfstandige kleinschalige detailhandel meer mogelijk gemaakt en zal er dus ook geen sprake meer kunnen zijn van strijd met de Structuurvisie Detailhandelsbeleid 2013-2020.
8. Hoogheemraadschap van Delfland
“In het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het voorontwerp van het bestemmingsplan Binckhorst Noord in Den Haag toegezonden. U verzoekt Delfland een reactie kenbaar te maken op het voorontwerp van het bestemmingsplan.
Advies
Wij geven u graag advies ten aanzien van de wateraspecten in het plan. Specifiek hebben wij opmerkingen over de thema's "Waterkeringen", "Waterkwantiteit" en "waterkwaliteit".
Waterkeringen
• De regionale waterkering is nog niet goed op de verbeelding opgenomen. Ter plaatse van de Wegastraat is de arcering van de kernzone weggevallen.
Waterkwantiteit
• Wij verzoeken u om op bladzijde 36 onder het kopje "Wateragenda en Waterbergingsvisie Den Haag" ook de Doorstroomstudie te vermelden. Uit deze door de gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland uitgevoerde studie (2013) blijkt, dat bij langdurige hevige regen het water niet snel genoeg uit het centrumgebied van Den Haag naar het gemaal in Scheveningen kan stromen. Hierdoor treden hogere waterstanden in de grachten op. In het centrum leidt dat niet tot problemen door de hoge ligging.
Het leidt wel tot een grotere kans op wateroverlast in de omliggende lagergelegen delen van de stad. Ook treden hogere stroomsnelheden in de grachten op, waardoor meer erosie plaatsvindt en kademuren mogelijk eerder moeten worden vervangen. Gezien de klimaatverandering zal langdurige hevige regen vaker gaan optreden. Het is daarom raadzaam om kansen te benutten om regenwater langer vast te houden en vertraagd af te voeren en zo de kans op wateroverlast te verkleinen.
• Wij verzoeken u in paragraaf 3.5.2. onder het kopje "Waterkwantiteit" te vermelden, dat er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt en dat het plan daarmee geen grotere belasting zal veroorzaken door afstromend regenwater naar het oppervlaktewater.
Ontwikkelingen in de wijzigingsgebieden 1 en 2 leiden mogelijk wel tot toename van het verhard oppervlak en bieden kansen om maatregelen te nemen, die leiden tot een grotere vasthoudcapaciteit voor hemelwater in het gebied. Wij verzoeken u voor wijzigingsgebieden 1 en 2 in de regels vast te leggen, dat ontwikkelingen, waarbij het verharde oppervlak toeneemt, mogen plaatsvinden met dien verstande, dat compenserende maatregelen worden genomen om een versnelde afvoer van regenwater te voorkomen.
• Tussen Trekvlietplein en spoordijk ligt primair polderwater. Wij verzoeken u dit op de verbeelding met de bestemming "Water" weer te geven.
Waterkwaliteit
• Wij verzoeken u in paragraaf 3.5.1 Beleidskader ook de Kaderrichtlijn Water als beleidsstuk op te nemen.
• Op bladzijde 36 van de toelichting staat, dat er geen KRW-wateren in het plangebied liggen. Dit is onjuist. Het water van de Haagsche Vliet (ook Trekvaart of Trekvliet genoemd) is aangewezen als KRW-waterlichaam.
Den Haag en Delfland hebben beide afgesproken in deze wateren te zoeken naar kansen voor verbetering van de waterkwaliteit. Wij verzoeken u dit in de tekst aan te passen en te beschrijven of en zo ja welke kansen er zijn om de waterkwaliteit te verbeteren.
Naast advisering in het kader van de watertoets over dit bestemmingsplan, kan het zo zijn, dat een watervergunning of melding nodig is. Voor meer informatie over deze watervergunning of melding verwijzen wij u naar http://www.hhdelfland.nl/digitaal-loket/vergunning-melding/.
Voor meer informatie of vragen kunt u zich wenden tot de contactpersoon, vermeld onderaan het voorblad van deze brief .”
Reactie
Waterkeringen
De regionale waterkering zal juist op de plankaart worden weergegeven in het ontwerp-bestemmingsplan.
Daarnaast is de gemeente tot de ontdekking gekomen dat zich binnen het plangebied een rioolpersleiding bevindt die nog niet op de plankaart was aangegeven. Deze leiding zal voorzien worden van de dubbelbestemming Leiding-Riool.
Waterkwantiteit
De tekst met betrekking tot de Doorstroomstudie zal worden opgenomen in de toelichting. Dat geldt ook voor de toevoeging in paragraaf 3.5.2 onder het kopje 'Waterkwantiteit' dat er 'geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt en dat het plan daarmee geen grotere belasting zal veroorzaken door afstromend regenwater naar het oppervlaktewater'.
De wijzigingsbevoegdheden in de wijzigingsgebieden 1 en 2 leiden niet tot extra verharding. Wijzigingsgebied 1 heeft betrekking op de mogelijkheid tot een functiewijziging naar perifere detailhandel. Dit leidt niet tot extra bouwmogelijkheden en dus ook niet tot extra verharding. Naar aanleiding van de Bro-reactie van de provincie zal deze wijzigingsbevoegdheid echter geschrapt worden in het ontwerp-bestemmingsplan.
Wijzigingsgebied 2 betreft de mogelijkheid tot het wijzigen van de bestemmingen Gemengd-2 en Bedrijf-1 naar de bestemming Verkeer-Hoofdverkeersweg. Deze gronden zijn in de bestaande situatie al volledig verhard. Er zal dus geen sprake zijn van extra verharding.
Het is niet geheel duidelijk waar zich precies het primaire polderwater tussen het Trekvlietplein en de spoordijk bevindt. Binnen de bestemming Verkeer-Railverkeer is echter de functie water reeds toegestaan.
Waterkwaliteit
De opmerkingen onder het kopje 'Waterkwaliteit' zullen verwerkt worden in de toelichting van het ontwerp-bestemmingsplan.
9. Dunea
“Naar aanleiding van uw concept bestemmingsplan Binckhorst Noord delen wij u het volgende mee. Binnen de grenzen van betreffend bestemmingsplan ligt een belangrijke regionale watertransportleiding met grote diameter van ons bedrijf, het betreft een drinkwatertransportleiding van beton met een inwendige diameter van 1000 mm. Deze leidinginfra is van groot belang voor de levering van drinkwater aan een groot deel van ons voorzieningsgebied in de regio. In het bestemmingplan in deze leiding niet volledig meegenomen. Betreft deel Mercuriusweg en mogelijk deel Komeetweg. In het bestemmingsplan zien wij de ligging van onze transportleiding graag geborgd door middel van het bestemmen van de leidingstroken (4 meter aan weerszijde van de drinkwatertransportleidingen), vermelding op de plankaart en vermelding van de door de leidingbeheerder gestelde voorwaarden. De genoemde strookbreedte is van groot belang. Op deze strook mogen geen bebouwing of andere belemmeringen aanwezig zijn of komen. Binnen deze strookbreedte dient bij de uitvoering van werkzaamheden rekening gehouden te worden met de aanwezige transportleidingen. In de bijlage hebben wij op de tekening de transportleiding in een groene kleur geaccentueerd. Voor verdere informatie betreffende voorwaarden, gewenste leidingstrookbreedtes en exacte ligging van de leidingen kunt u zich wenden tot ondergetekende.
Wij vertrouwen u met deze reactie voldoende te hebben geïnformeerd. Een reactie uwerzijds zien wij met belangstelling tegemoet.”
Reactie
De ligging van de leiding zal worden aangepast op de plankaart conform de door Dunea aangeleverde informatie.
20. TenneT Regio West
“Met uw e-mailbericht van 7 juli 2014, kenmerk DSO-SO/2014.4110, ontvingen wij uw uitnodiging om uiterlijk 18 augustus 2014 een reactie te geven op het concept ontwerp-bestemmingsplan "Binckhorst Noord" van uw gemeente. Van deze mogelijkheid maakt TenneT TSO B.v. (verder te noemen TenneT) gebruik.
Belang TenneT
TenneT transporteert elektriciteit met een spanningsniveau van 110.000 Volt en hoger en beheert het hierbij behorende netwerk. Dit netwerk is als vitale infrastructuur aangemerkt en wordt om deze reden bewaakt, beheerd en onderhouden. Dit zijn onder andere hoogspanningsstations en ondergrondse en bovengrondse verbindingen. Waar nodig worden ook nieuwe bedrijfsmiddelen gerealiseerd. Om dit te kunnen realiseren wordt ruimte gezocht die, waar mogelijk en noodzakelijk, gereserveerd en veilig gesteld wordt voor nu en voor de toekomst.
Motivatie inspraakreactie
Binnen de grenzen van het plan bevinden zich gedeelten van de in het onderwerp van deze brief vermelde ondergrondse 150.000 Volt hoogspanningsverbindingen, te weten het kabelgedeelten gelegen op het terrein aan de Binckhorstlaan 36, alsook door het spoorwegemplacement ter hoogte van de Regulusweg 73. Ook bevindt zich in het plangebied een buiten bedrijf gesteld gedeelte van een oliedruk hoogspanningsverbinding van ons bedrijf. Hiermee behoeft geen rekening te worden gehouden.
In het bestemmingsplan is door uw gemeente nog geen rekening gehouden met deze kabelverbindingen. Ter bescherming van de belangen van TenneT verzoeken wij uw medewerking om de Verbeelding en de Regels aan te vullen. Dit is hieronder nader uitgewerkt en toegelicht.
Verbeelding
Op de Verbeelding zijn de tracés van onze hoogspanningsverbindingen niet aangegeven. Wij verzoeken u de belemmerde stroken van deze kabeltracés met een breedte van minimaal 7 meter (3 meter aan weerszijden van het (circa) 1 meter brede kabeltracé) op de Verbeelding aan te geven en aan deze stroken de (dubbel)bestemming "Leiding - Hoogspanning" toe te kennen.
Ter informatie zijn bijgevoegd onze detailtekeningen nrs. WK6385; WK6386; WK6387 en WK6509 met de aanleggegevens van onze hoogspanningsverbindingen. Indien nodig kunt u deze gegevens in .dwg en .dgn opvragen via het e-mailadres: klic-info@tennet.eu.
Regels
In samenhang met het opnemen van een (dubbel)bestemming "Leiding - Hoogspanning" op de Verbeelding verzoeken wij uw medewerking om een nieuw artikel "Leiding - Hoogspanning" in de Regels van het bestemmingsplan op te nemen.
TenneT is van mening dat met het toevoegen van deze regels (juridisch) beter wordt gewaarborgd dat het hoogspanningsnet voldoende wordt beschermd tegen omgevingsaspecten die van invloed kunnen zijn op de betrouwbare levering van energie voor de Nederlandse samenleving. Ook praktijkervaringen van TenneT met betrekking tot het door derden uitvoeren van werkzaamheden nabij elektriciteitswerken, waarbij de veiligheid voor personen en goederen in het geding kan zijn, rechtvaardigen deze adequate bescherming.
De tekst voor het nieuw op te nemen artikel "Leiding - Hoogspanning" kan gelijkluidend zijn aan de tekst van artikel 16 "Leiding - Gas", rekening houdende met een enkele tekstaanpassing, te weten “...de aanleg en instandhouding van ondergrondse 150 kV-verbindingen voor het transporteren van elektriciteit”.
Overige informatie
TenneT vraagt nieuwe inrichtings- of andere ruimtelijke plannen, besluiten en/of werkzaamheden tijdig te bespreken. Bijvoorbeeld tijdens het (voor)overleg voor deze nieuwe plannen en besluiten. Hiervoor kunt u contact opnemen met de afdeling Grondzaken, postbus 718, 6800 AS Arnhem of via het e-mailadres grondzaken@tennet.eu.
Heeft u nog vragen?
Heeft u vragen over de inhoud van deze brief? Dan kunt u contact opnemen met de heer M.W.L. de Way van de afdeling Grondzaken, die bereikbaar is op telefoon 026-3731852.
Uw reactie op deze brief wordt met belangstelling tegemoet gezien.”
Reactie
De hoogspanningsverbindingen van Tennet zullen op de plankaart en in de regels worden opgenomen middels de dubbelbestemming "Leiding-Hoogspanning".
21. N.V. Nederlandse Gasunie
“Naar aanleiding van uw brief van 7 juli 2014 waarmee u ons bovengenoemd voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het vooroverleg, zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Bro, heeft toegezonden, hebben wij het plan beoordeeld. Het voorontwerp geeft ons aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.
In het plangebied ligt een gastransportleiding en een gasontvangstation van ons bedrijf.
Verbeelding
De ligging van de in het plangebied aanwezige gastransportleiding is niet correct weergegeven (zie onderstaande verbeelding). Wij verzoeken u om de ligging correct weer te geven.
Wij verzoeken u om een contactpersoon door te geven waar wij de digitale (leiding) gegevens naar toe kunnen mailen. U kunt de digitale gegevens ook zelf aanvragen bij RO_West@gasunie.nl.
Indien gewenst, kunt u voor een nadere toelichting contact opnemen met ondergetekende.”
Reactie
De ligging van de aardgastransportleiding zal correct op de plankaart van het ontwerp-bestemmingsplan worden weergegeven.
17 en 35. NedTrain en NS Vastgoed
“Zoals eerder door u verzocht, volgt hieronder de gezamenlijke inspraakreactie van NedTrain B.V. (Nedtrain) en NS Vastgoed B.V. (NS Vastgoed) naar aanleiding van het voor inspraak vrijgegeven voorontwerpbestemmingsplan 'Binckhorst Noord'.
Toelichting
Volgens de toelichting is de aanleiding van het nieuwe bestemmingsplan enerzijds de actualisatieplicht van artikel 3.1 Wro en anderzijds het mogelijk maken van een verruiming van de toegestane functies op een aantal locaties binnen het plangebied.
Graag zouden wij verduidelijkt zien waarom de gronden die zijn bestemd als 'Verkeer-Railverkeer' bij het bestemmingsplan worden betrokken, nu voor een groot gedeelte hiervan betrekkelijk recent (in 2009) nog het bestemmingsplan 'Binckhorst (Nieuw Binckhorst Zuid)' (hierna: het vigerende bestemmingsplan), is vastgesteld.
Regels
Voor NedTrain en NS Vastgoed is met name de bestemming 'Verkeer-Railverkeer' van belang. Met de doeleindenomschrijving van deze bestemming, zoals neergelegd in artikel 11.1, kunnen wij ons goed verenigen. Overigens merken wij het volgende op.
Het nieuwe bestemmingsplan bevat ter zake van de gronden die zijn aangewezen als 'Verkeer-Railverkeer', enkele belangrijke wijzigingen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Het gaat hier vooral om de bouwregels voor gebouwen binnen deze bestemming. Het vigerende bestemmingsplan kent daarvoor slechts de beperking, dat gebouwen naar aard en omvang binnen de bestemming moeten passen. Het nieuwe
bestemmingsplan kent echter een veel beperktere bouwregeling voor gebouwen die binnen de bestemming 'Verkeer-Railverkeer' worden gebouwd, aangezien het bouwen van gebouwen volgens artikel 11.2.1 slechts mogelijk is binnen het op de plankaart (bedoeld zal zijn: planverbeelding) aangegeven bebouwingsvlak en de hoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan op de plankaart staat aangegeven, in dit geval 7 meter. Zoals hiervoor al werd aangegeven kent het vigerende bestemmingsplan dergelijke beperkingen voor de
bouw van gebouwen niet. Deze beperkingen zijn nadelig voor NedTrain en NS Vastgoed, aangezien de gebruiksmogelijkheden van de gronden hierdoor worden beperkt. Namens NedTrain en NS Vastgoed verzoek ik u daarom primair om de bouwregeling van artikel 7.2 van het vigerende bestemmingsplan te handhaven in het nieuwe bestemmingsplan.
Mocht u de regeling zoals vastgelegd in het nieuwe bestemmingsplan toch willen handhaven, dan verzoeken wij u om bij het bestemmingsplan in ieder geval rekening te houden met het voornemen van NedTrain om op de gronden die als 'Verkeer-Railverkeer' zijn bestemd, een trein wasinstallatie te bouwen, in ieder geval door voor zover nodig aan de gronden een bouwvlak en een bouwhoogte toe te kennen, die de bouw van deze installatie mogelijk maken. Ter informatie voegen wij een bestektekening van de trein wasinstallatie bij.
Verder wijzen wij op het volgende
In artikel 11.2.2 aanhef en onder a van de regels behorende bij het nieuwe bestemmingsplan wordt bepaald dat op de voor 'Verkeer-Railverkeer' bestemde gronden bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals verkeersgeleiders, wegaanduiding, bovenleidingen met bijbehorende draagconstructies en seinpalen ten dienste van de bestemming zijn toegestaan. De vraag is wat deze regel toevoegt ten opzichte van de laatste zinsnede van de doeleindenomschrijving van artikel 11.1, nu hieruit al volgt dat dergelijke bouwwerken op die gronden zijn toegestaan.
Artikel 11.2.2 aanhef en onder b van de regels behorende bij het nieuwe bestemmingsplan bepaalt verder dat ter plaatse van de aanduiding 'sv-vi' op de plankaart (hier zal wederom zijn bedoeld: 'planverbeelding') een viaduct is toegestaan. Dit volgt echter al uit de laatste zinsnede van de doeleindenomschrijving van artikel 11.1. Kennelijk wordt hiermee echter bedoeld dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sv-vi' op de plankaart een viaduct mag worden gebouwd. Ter voorkoming van misverstanden stellen wij daarom voor om artikel 11 .2.2 aanhef en onder b te schrappen en in plaats daarvan aan de laatste zinsnede van artikel 11.1 van de planregels, de volgende zinsnede toe te voegen: "[ ... ] met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "sv-vi" op de planverbeelding een viaduct is toegestaan."
Ten slotte valt op dat in het nieuwe bestemmingsplan, evenals in het vigerende bestemmingsplan, wordt voorzien in een planregel waarin algemene bouwregels zijn gesteld (artikel 21). Evenals in het vigerende bestemmingsplan, is in het nieuwe bestemmingsplan voorzien in een algemene bouwregel die betrekking heeft op de bouw van bouwwerken, geen gebouw zijnde, welke op, over, onder of bij een weg of railweg, dan wel in, onder of bij een water worden gebouwd. Deze bouwwerken zijn op grond van artikel 21 lid g onder 1 van de planregels toegestaan, voor zover het betreft bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding en/of verlichting. Gelet op de algemene strekking van deze regel, nemen wij aan dat deze ook van toepassing is op bouwwerken, geen gebouw zijnde, binnen de bestemming 'Verkeer-Railverkeer'. Aangezien deze bestemming zelf ook reeds een - ruimere - regeling kent voor de bouw van bouwwerken, geen gebouw zijnde, dringt de vraag zich op hoe deze regelingen zich tot elkaar verhouden. Ter voorkoming van misverstanden verzoeken wij om de algemene bouwregeling van artikel 21 lid g onder 1 buiten toepassing te verklaren voor de gronden die zijn bestemd voor 'Verkeer-Railverkeer'.
Ten overvloede merken wij op, onverminderd het voorgaande, dat het ons niet duidelijk is waarom er in het nieuwe bestemmingsplan voor is gekozen om de algemene bouwregeling aan te passen ten opzichte van de algemene bouwregeling uit het vigerende bestemmingsplan, in die zin dat onderdeel 2 van deze regeling ("2 . bovenleidingen met bijbehorende draagconstructies of seinpalen") zal komen te vervallen.
Tot slot
Wij verzoeken u om het voorontwerpbestemmingsplan aan te passen met inachtneming van de bovenstaande opmerkingen. Uiteraard zijn wij graag bereid om deze opmerkingen verder toe te lichten.”
Reactie
Toelichting
De gronden gelegen in het bestemmingsplanplan Binckhorst (Nieuw Binckhorst Zuid) zijn opnieuw meegenomen omdat het logischer is deze gronden met dezelfde bestemming in één bestemmingsplan op te nemen. Dit is overzichtelijker en hierdoor is er maar één regeling van toepassing op alle gronden met de bestemming Verkeer - Railverkeer.
Regels
Een deel van de gronden met de bestemming 'Verkeer-Railverkeer' maakte inderdaad onderdeel uit van het bestemmingsplan Binckhorst (Nieuw Binckhorst Zuid). De gronden gelegen in Binckhorst Noord maakten echter onderdeel uit van het bestemmingsplan Binckhorst 1989.
Het onderhavige bestemmingsplan heeft enkel een beperking opgenomen ten aanzien van de realisatie van gebouwen. Deze dienen binnen het bouwvlak gebouwd tot de maximale hoogte van 7 meter. Het bestemmingsplan Binckhorst (Nieuw Binckhorst Zuid) kent geen beperkingen in oppervlakte en hoogte voor zowel gebouwen als bouwwerken geen gebouwen zijnde. In het bestemmingsplan Binckhorst 1989 is een maximale oppervlakte van 150 m2 opgenomen en een maximale hoogte van 4,5 meter voor bouwwerken (hier vallen zowel gebouwen als bouwwerken geen gebouwen zijnde onder).
Het college acht het niet wenselijk helemaal geen beperkingen op te nemen ten aanzien van de realisatie van gebouwen. Om recht te doen aan het huidige bestemmingsplan Binckhorst 1989 zullen buiten het bouwvlak eveneens gebouwen mogelijk worden gemaakt met een maximale oppervlakte van 150 m2 en een maximale hoogte van 4,5 meter.
Zoals hierboven al aangegeven zijn in het onderhavige bestemmingsplan geen bouwbeperkingen opgenomen voor de realisatie van bouwwerken geen gebouwen zijnde. De treinwasinstallatie is een bouwwerk, geen gebouw zijnde en kan dus ook volgens het nieuwe bestemmingsplan gerealiseerd worden. Voor de duidelijkheid zal in artikel 11.2.2 sub a 'treinwasinstallaties' worden toegevoegd.
Verder wijzen wij op het volgende
In de bestemmingsomschrijving wordt aangegeven welke functies zijn toegestaan op de betreffende gronden en in de bouwregels wordt aangegeven wat er precies gebouwd mag worden en onder welke voorwaarden. Het is daarom niet wenselijk om bijvoorbeeld een functie viaduct te schrappen, omdat in de bestemmingsomschrijving is bepaald dat de functie is toegestaan en in de bouwregels is bepaald dat er bouwwerken ten behoeve van deze functie mogen worden opgericht.
De algemene bouwregeling in artikel 21 heeft betrekking op alle gronden in het plangebied, tenzij in het artikel zelf al een specifieke regeling is opgenomen. Het feit dat binnen de bestemming Verkeer-railverkeer een specifieke regeling is opgenomen ten aanzien van 'bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding en/of verlichting' wil dus niet zeggen dat de algemene bouwregels hieromtrent overbodig zijn.
Zoals al eerder aangegeven is er sprake van twee verschillende vigerende bestemmingsplannen met twee verschillende regelingen, ook waar het om algemene bouwregels gaat. In onderhavig bestemmingsplan zijn de standaard algemene bouwregels opgenomen die momenteel in alle bestemmingsplannen in Den Haag worden gehanteerd.
Op het concept ontwerp-bestemmingsplan Binckhorst Noord zijn twee inspraakreacties ingediend.
Geelkerken Linskens namens Fontainebleau Vastgoed B.V. en Carpet-Land B.V.:
“Namens mijn cliënten, Fontainebleau Vastgoed B.V. te Amsterdam, alsmede de besloten vennootschap Carpet-Land B.V., hierna ook "insprekers" te noemen, maak ik hierdoor van de gelegenheid gebruik om in te spreken op het voorontwerpbestemmingsplan "Binckhorst Noord", zoals dat bekend is gemaakt.
Insprekers zijn respectievelijk eigenaar c.q. gebruiker van de onroerende zaak plaatselijk bekend als Binckhorstlaan 168 tot en met 170 te Den Haag, kadastraal bekend als gemeente Den Haag, sectie AP, nummer 1592.
Insprekers hebben kennis genomen van het voorontwerpbestemmingsplan en willen daar als volgt op reageren:
1. Allereerst constateren insprekers dat op het door hun gebruikte perceel enkel de bestemming "Gemengd-2" wordt voorzien. Volgens de bestemmingsregels in artikel 7 zijn de gronden bestemd voor:
a. "bedrijf,
b. maatschappelijk, waaronder begrepen gezondheidszorg (met uitzondering van geluidgevoelige functies);
c. perifere detailhandel, waaronder uitsluitend wordt begrepen detailhandel in volumineuze goederen;
d. dienstverlening;
e. ter plaatse van de aanduiding "dienstverlening" is tevens dienstverlening toegestaan;
f. ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk" is tevens een daklozenopvang toegestaan;
een en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, (al dan niet gebouwde) parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen."
2. In het pand wordt thans toegestane detailhandel uitgeoefend. Insprekers willen het huidige gebruik kunnen voortzetten, minstens op het niveau als waarop dat thans plaatsvindt.
3. Met dit in gedachten verzoeken insprekers derhalve het bestemmingsplan aan te passen als volgt:
a. de bestemming "Gemengd-2" in ieder geval zodanig aan te passen dat het huidige gebruik als detailhandel kan worden voortgezet.
Dit betekent onder meer dat de toevoeging in artikel 7 lid c: "waaronder uitsluitend wordt begrepen detailhandel in volumineuze goederen" wordt verwijderd en dat onder perifere detailhandelsbedrijven, zoals genoemd in 1.82 van de regels, de toevoeging onder c "met een bruto vloeroppervlakte van minimaal 1.000 m2 " dient te vervallen.
Insprekers menen dat deze minimale oppervlakte namelijk geen ruimtelijke relevantie heeft en te groot is gesteld. Insprekers vermogen niet in te zien waarom er geen sprake kan zijn van grootschalige meubelbedrijven en dus perifere detailhandelsbedrijven indien de bruto vloeroppervlakte kleiner is dan 1.000 m2. Uw college wordt verzocht het bestemmingsplan in die zin aan te passen;
b. verder constateren insprekers dat ten opzichte van het thans vigerende bestemmingsplan de bestemming "kantoren" is weggevallen. Insprekers willen dat deze functie aan de bestemmingsregeling voor hun gronden wordt toegevoegd, alsmede de bestemmingenbegrippen "bedrijfsgebouw" en "detailhandel algemeen", waarbij insprekers ervan uitgaan dat alle functies die zijn genoemd de bestemmingsregeling onder "bedrijven" eveneens op hun gronden mogen worden uitgeoefend. Zij gaan ervan uit dat "bedrijven" in de categorie 1, 2 en 3 uit de Staat van Bedrijven op bedrijventerreinen rechtstreeks worden toegestaan;
c. ook constateren insprekers dat er op hun gronden de dubbelbestemming "waarde archeologie" van toepassing is. Geenszins is evenwel aangetoond dat op hun gronden voor bescherming aanwezige waarde aanwezig zijn. De opgelegde regels in deze bestemming zijn dan ook onnodig beperkend. Uw college wordt verzocht deze bestemming niet toe te passen, te meer omdat dit zou kunnen betekenen dat elke keer dat er bouwwerkzaamheden moeten worden verricht een vergunning moet worden aangevraagd;
d. ook zou het maximum bebouwingspercentage van 80% verhoogd kunnen worden, alsmede de maximale bouwhoogte, terwijl er ook geen ruimtelijke reden is voor het bouwverbod van nieuwbouw tussen de Binckhorstlaan en de op de plankaart aangegeven gevellijn, zoals voorgesteld in artikel 7.2.1 sub d. van de Regels;
e. ook constateren insprekers dat het voorste gedeelte van hun perceel is aangewezen op grond van artikel 25.5 "Wetgevingszone-wijzigingsgebied 2", waardoor burgemeester en wethouders bevoegd zijn de bestemming van de gronden ter plaatse met toepassing van artikel 3.6 te wijzigen in de bestemming "Verkeer-Hoofd verkeersweg";
f. insprekers kunnen met het aangewezen zijn met deze wijzigingsbevoegdheid van hun gronden niet instemmen, te meer nu onduidelijk is wanneer en onder welke voorwaarden het college van deze wijzigingsbevoegdheid gebruik wil maken. Een en ander is te vaag omschreven. Het reeds nu opnemen van een dergelijke vage wijzigingsbevoegdheid lijkt prematuur en doet onevenredig afbreuk aan de belangen van insprekers en aan de rechtszekerheid van insprekers, te meer nu geenszins vaststaat/aannemelijk is gemaakt dat van deze wijzigingsbevoegdheid ook tijdens de werkingsduur van het bestemmingsplan gebruik zal worden gemaakt;
g. verder constateren insprekers dat de zijstraat die zich direct aan de noord-westzijde naast hun perceel bevindt en waarmee het achterterrein, waaronder het parkeerterrein van insprekers wordt ontsloten, komt te vervallen. Een en ander zou betekenen dat het parkeerterrein van insprekers niet meer bereikbaar wordt direct vanaf de Binckhorstlaan, zoals thans het geval is. Insprekers kunnen daarmee niet instemmen omdat dit zou betekenen dat potentiële clientèle van het bedrijf het bedrijf niet meer kan bereiken, bijvoorbeeld ten einde te kunnen parkeren. Ook leveringen en dergelijke zullen dan niet meer mogelijk zijn. Het gemeentebestuur wordt verzocht het bestemmingsplan zodanig aan te passen dat de huidige ontsluitingsmogelijkheid van de gronden van insprekers onverkort blijft zoals thans het geval is en aan het huidige wegtracé van de genoemde zijstraat de bestemming "Verkeers-Straat" toe te kennen.
Uw college wordt verzocht het voorontwerp in de hierboven genoemde zin aan te passen. Namens insprekers dien ik het recht voor te behouden om nog een nadere inspraakreactie kenbaar te maken. Verder worden insprekers en ondergetekende graag op de hoogte gehouden van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zodat zij tijdig een zienswijze kunnen indienen bij de gemeenteraad.
Tot slot dien ik namens insprekers het recht voor te behouden om deze inspraakreactie nog nader aan te vullen.”
Reactie
Onder het derde punt van de inspraakreactie verzoekt inspreker het bestemmingsplan op een aantal punten aan te passen. Op deze punten wordt hieronder ingegaan:
a. De huidige bestemming kan worden voortgezet. Het perceel van Carpetland heeft namelijk (net als een aantal andere bestaande vestigingen van perifere detailhandel) de aanduiding 'dhp' gekregen. In het concept ontwerp-bestemmingsplan stond in de regels vermeld dat ter plaatse van deze aanduiding ook andere perifere detailhandelsbedrijven (anders dan alleen volumineuze detailhandel) zijn toegestaan met uitzondering van detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen. Naar aanleiding van de Bro-reactie van de Provincie Zuid-Holland zal deze regeling echter iets worden beperkt tot perifere detailhandelsbedrijven als bedoeld in artikel 1.82 onder d. Alle bestaande vestigingen van perifere detailhandel binnen het plangebied vallen namelijk binnen deze categorie van perifere detailhandel.
b. Het mogelijk maken van nieuwe (grootschalige) kantoorontwikkelingen is in strijd met de Verordening Ruimte van de provincie Zuid Holland. In het bestemmingsplan wordt daarom de functie kantoor alleen mogelijk gemaakt in panden waar in de bestaande situatie reeds sprake is van een kantoorfunctie. De functie bedrijf (bedrijfsgebouw) wordt wel mogelijk gemaakt binnen de bestemming Gemengd-2. Het bestemmingsplan staat bij recht bedrijven in de categorieën 1 en 2 toe en middels een binnenplanse afwijking kunnen ook bedrijven in categorie 3.1 worden toegestaan (mits deze naar aard en invloed op het milieu gelijk zijn aan bedrijven in een lagere categorie). Het is niet duidelijk wat insprekers bedoelen met de functie "detailhandel algemeen". Reguliere detailhandel wordt echter niet mogelijk gemaakt. Het vigerende bestemmingsplan staat echter ook geen reguliere detailhandel toe.
c. De gemeente Den Haag heeft voor het gehele grondgebied een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. Volgens deze kaart bestaat er een verwachting dat zich in de betreffende gronden archeologische waarden bevinden. Om te voorkomen dat deze worden aangetast, is het van belang een extra bescherming op te nemen in het bestemmingsplan in de vorm van een dubbelbestemming Waarde-Archeologie. Dit is conform het archeologisch beleid van de gemeente.
d. Het bouwverbod en de gevellijn zullen uit de regels en van de plankaart worden geschrapt.
e. De betreffende wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om in de toekomst een openbaar vervoersverbinding mogelijk te maken. Uiteraard zal er op het moment dat sprake is van een concreet plan en voorafgaand aan het starten van de wijzigingsprocedure contact worden opgenomen met insprekers. Om de openbaar vervoersverbinding daadwerkelijk aan te kunnen leggen zullen immers de betreffende gronden verworven moeten worden. Daarover zal de gemeente in overleg treden met de betreffende eigenaren.
f. Wanneer gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid is nog niet duidelijk. Dat zal nog niet op korte termijn plaats vinden. De verwachting is echter wel dat dit binnen de planperiode van het bestemmingsplan plaats zal vinden. De wijzigingsbevoegdheid zelf is duidelijk en de procedure die doorlopen moet worden om de bestemming te kunnen wijzigen is vastgelegd in artikel 3.6 Wro. Er is dus geen sprake van een vage regeling en de belangen van insprekers zullen uiteraard in het kader van de wijzigingsprocedure meegewogen worden.
g. Het feit dat de doodlopende zijstraat waarmee het parkeerterrein van insprekers wordt ontsloten geen verkeersbestemming heeft gekregen wil niet zeggen dat de straat is wegbestemd. Binnen de bestemming Gemend-2 zijn immers ook wegen toegestaan.
B. Kerkhof en Zn B.V.
Namens de besloten vennootschap McReal Estate B.V. en B.Kerkhof & Zn B.V. te Den Haag, hierna ook te noemen: "inspreekster", maak ik hierdoor van de gelegenheid gebruik om in te spreken op het voorontwerpbestemmingsplan "Binckhorst-Noord", zoals dat bekend is gemaakt.
Inspreekster is eigenaresse van de onroerende zaak plaatselijk bekend als Binckhorstlaan te Den Haag, kadastraal bekend als gemeente Den Haag, sectie AP AP, nummer 1881.
Inspreekster heeft kennis genomen van het voorontwerpbestemmingsplan "Binckhorst-Noord en wil daar als volgt op reageren. Het voormelde bestemmingsplan ziet ook op het perceel van inspreekster.
1. Inspreekster heeft het perceel verworven van "NS Stations". In het voorontwerp is de grond de bestemming: "Bedrijf' artikel 3 regels en een wijzigingsbevoegdheid toegedacht. Inspreekster heeft het perceel inmiddels gedeeltelijk verkocht aan een projectontwikkelaar, die ter plaatse een bouwplan wil realiseren.
2. Een aanvraag daartoe is ingediend op 14 september 2014 en is bij uw gemeente bekend onder nummer 1454323.
3. Inspreekster meent dat deze aanvraag in overeenstemming is met het gestelde in de brief d.d. 2 juli 2013 van de gemeente Den Haag aan NS Stations, destijds eigenaresse van het terrein van 7.000 m2 in kwestie. De brief heeft het kenmerk DSO S02013.6575
4. Een kopie van deze brief wordt hierbij als bijlage 1 overgelegd.
5. Omdat de aangevraagde bouwactiviteiten in overeenstemming zijn met de brief van 2 juli 2013 (kenmerk DSO _S02013.6573) meent inspreekster dat het onderhavige (voorontwerp)bestemmingsplan "Binckhorst Noord" de onderhavige ontwikkeling zonder meer moet toelaten.
6. Uw gemeentebestuur wordt derhalve verzocht indien en voor zover zulks niet het geval zou zijn, het onderhavige bestemmingsplan zodanig verder in procedure te brengen dat dit aangevraagde bouwactiviteit en het voorgenomen gebruik met recht toelaat.
Niet kan worden ingestemd met de voorgestelde wijzigingsbevoegdheid van artikel 25.4 "Wetgevingszone wijzigingsbevoegdheid 1". Het gebruik zoals genoemd in de wijzigingsbevoegdheid moet bij recht worden toegelaten en de gestelde voorwaarden als het distributie planologisch onderzoek, het schriftelijk advies van REO en overleg met de Provincie Zuid-Holland zijn te zwaar en dienen geen ruimtelijk doel.
7. Verder dient uw gemeentebestuur de voorgenomen activiteiten zoveel mogelijk toe te laten.
8. Meer specifiek heeft inspreekster verder bezwaar tegen de beperking tot een minimummaat van 1000 m2 in de definitie in artikel 1.82 sub c van Perifere detailhandelsbedrijven. Daar is geen ruimtelijke noodzaak toe.
9. Ook kan inspreekster niet instemmen met het enkel toelaten van de bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijven op bedrijventerreinen en het verbieden van inrichtingen als bedoeld in artikel 41, 3e lid van de Wet geluidshinder. Bedrijven tot en met de hindercategorie 3.2 moeten met recht toegelaten worden.
10. Voor zover op de gronden ook de Dubbelbestemming Waarde Archeologie is toegedacht meent inspreekster dat onvoldoende is aangetoond dat er op dit perceelsgedeelte te beschermen waarden zouden voorkomen. De betrokken lijn lijkt vrij willekeurig getrokken.
11. Namens inspreekster dien ik mij het recht voor te behouden deze inspraakreactie nader te motiveren en toe te lichten.
12. Graag word ik door uw gemeentebestuur geïnformeerd over het verdere verloop van de procedure.
Reactie:
De aanvraag waar in de punten 1 t/m 6 van de inspraakreactie over gesproken wordt, betreft de realisatie van een bedrijfsverzamelgebouw. De bestemming van de betreffende gronden zal gewijzigd worden in de bestemming Bedrijf-3, waarbinnen bedrijven tot en met milieuvategorie 3.2 zijn toegestaan.
Als gevolg van de Bro-reactie van de Provincie Zuid-Holland zal de wijzigingsbevoegdheid voor het toevoegen van perifere detailhandel geschrapt worden. De provincie heeft namelijk te kennen gegeven niet in te kunnen stemmen met deze wijzigingsbevoegdheid, aangezien nog niet kan worden voldaan aan de voorwaarden genoemd in de Verordening Ruimte. In de brief waar in de inspraakreactie naar verwezen wordt is aangeven dat de gemeente in principe in kan stemmen met een uitbreiding van perifere detailhandel op de betreffende gronden onder voorbehoud van goedkeuring van de regio en de provincie. Die goedkeuring is er echter (nog) niet en daarom is het niet mogelijk nieuwe perifere detailhandel mogelijk te maken binnen het plangebied. Wel zal de eventuele verplaatsing van de Karwei mogelijk worden gemaakt middels een aanduiding op de plankaart. Dit betreft immers een verplaatsing en geen nieuwe functie.
In onderhavig bestemmingsplan is getracht de maximaal toegestane milieucategorieën zoveel mogelijk te verlagen conform de bestaande milieucategorieën om zo de transformatie van de Binckhorst naar een gemengd stedelijk gebied in de toekomst mogelijk te maken. Gezien de aanwezigheid van het LPG-tankstation en het rangeerterrein van de NS, is het echter niet te verwachten dat er zich binnen de planperiode gevoelige functies zullen vestigen op de betreffende gronden. Er is daarom in het ontwerp-bestemmingsplan gekozen voor een opbouw in milieucategorieën, waarbij langs de Mercuriusweg alleen bedrijven in categorie 1 en 2 worden toegestaan (met een binnenplanse afwijking naar categorie 3.1) en de bij recht toegestane categorie vervolgens oploopt tot categorie 3.2 nabij het LPG-tankstation.
De gemeente Den Haag heeft voor het gehele grondgebied een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. Volgens deze kaart bestaat er een verwachting dat zich in de betreffende gronden archeologische waarden bevinden. Om te voorkomen dat deze worden aangetast, is het van belang een extra bescherming op te nemen in het bestemmingsplan in de vorm van een dubbelbestemming Waarde-Archeologie. Dit is conform het archeologisch beleid van de gemeente.