direct naar inhoud van 4.3 Externe veiligheid
Plan: Zorgvliet (Eurojust)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0249DZorgvltEur-50VA

4.3 Externe veiligheid

Algemene beginselen externe veiligheid

Burgers mogen voor de veiligheid en hun woonomgeving rekenen op:

- een minimum beschermingsniveau, uitgedrukt als het plaatsgebonden risico (PR) en

- een expliciete afweging en verantwoording van de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers, uitgedrukt als het groepsrisico (GR).

In de Wet milieubeheer wordt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde gehanteerd van 10-6(kans op een miljoen). De aanvaardbaarheid van het groepsrisico wordt beoordeeld op basis van de kans op een ongeval in relatie tot een aantal dodelijke slachtoffers. Het aantal slachtoffers is niet recht evenredig aan de kans: bij een vertienvoudiging van het aantal slachtoffers moet de kans op een dergelijk ongeval honderd keer kleiner zijn. Op deze manier is bij de normstelling rekening gehouden met de beleving van de bevolking: een groter ongeval wordt meer dan evenredig ernstiger ervaren. De relatie tussen de kans en het effect van een calamiteit wordt de oriënterende waarde, of oriëntatiewaarde (OW) genoemd. Dit is geen harde norm. De gemeente heeft beleidsruimte om hiervan af te wijken.

Voor het berekenen van het groepsrisico is het vaststellen van het invloedsgebied van belang. Dit gebied wordt bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt (1% letaliteit). Onderstaande afwegingen zijn gebaseerd op de specifieke invloedsgebieden (inventarisatieafstanden) van de risicobron. Wanneer kwetsbare bestemmingen buiten de invloedsgebieden liggen behoeft het groepsrisico niet te worden vastgesteld (minimale effecten als gevolg van een calamiteit).

Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

Voor het beoordelen van het groepsrisico reikt het invloedsgebied tot 200 m vanaf het hart van de weg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het bouwplan ligt op ongeveer 40 meter vanaf de Johan de Wittlaan welke deel uitmaakt van de Route gevaarlijke stoffen zoals deze bij besluit van 25 maart 2004 door de gemeenteraad is vastgesteld. Voor dit stuk van de route gevaarlijke stoffen geldt in de huidige situatie een categorie 1 van het groepsrisiconiveau, dit houdt in dat het groepsrisico kleiner is dan 0,1 keer de oriënterende waarde. Hierbij is de classificatie van GEOweb, een webapplicatie in beheer bij het Stadsgewest Haaglanden, gevolgd.

Figuur 4.3.1: Invloedsgebied vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0249DZorgvltEur-50VA_0002.jpg"

De realisatie van kantoorgebouw van ca. 18.000 m² wordt conform het Bevi artikel 1 lid l. gezien als een kwetsbaar object welke bijdraagt aan het groepsrisico. Om de bijdrage aan het groepsrisico te bepalen is een QRA uitgevoerd worden. Het onderzoek is in bijlage 3 vermeld.

Dit onderzoek is uitgevoerd met behulp van RBM II om de bijdrage te bepalen van de nieuwe ontwikkeling aan het groepsrisico ten opzichte van de bestaande situatie. RBMII is in opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat door AVIV ontwikkeld. Het programma RBMII voorziet in de behoefte als gestandaardiseerde rekenmethodiek voor het berekenen van risico's van vervoer van gevaarlijke stoffen voor de omgeving.

In de bestaande situatie is er sprake van een school waar in de dag-periode 230 personen aanwezig zijn. In de nieuwe situatie is het aantal personen bepaald op 487 personen in de dagperiode en minder dan 10% in de nacht. Uit de QRA uit de quickscan kwam naar voren dat de nieuwe ontwikkeling een te verwaarlozen toename levert aan het groepsrisico (zie figuur 4.3.1).

Uit het QRA blijkt dat dat bij de ruimtelijke ontwikkeling voldaan wordt aan de grenswaarde van het plaatsgebonden risico. Ten aanzien van het groepsrisico constateert het rapport dat de berekende kans in de huidige situatie 0,36 op 476 slachtoffers bedraagt en in de toekomstige situatie 0,43 op 427 slachtoffers zal bedragen. Het is lager dan de oriëntatiewaarde. Het betreft een toename van meer dan 10% en groter dan een kans van 0,1. Hierbij wordt opgemerkt dat uit het onderzoek blijkt dat de kans veel hoger ligt bij de de naast het plangebied gelegen flats, die parallel aan de Johan de Wittlaan gesitueerd zijn. De Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen kent deze ondergrenzen niet, maar stelt wel dat verantwoording vereist is als het GR toeneemt als gevolg van de planontwikkeling. Dit is hier het geval.

In tabel 5.3 wordt hier verder op in gegaan. . .

Bij de ontwikkeling van het kantoorgebouw vluchtwegen gesitueerd worden aan de oostelijke kant van het gebouw teneinde de zelfredzaamheid van haar gebruikers bij een mogelijke calamiteit Johan de Wittlaan te bevorderen. De breiekbaarheid voor de hulpdiensten dient gegarandeerd te zijn. Verder wordt geadviseerd ten behoeve van de ruimtelijke ontwikkeling geen extra ontsluiting voor motorvoertuigen op de Joghhan de Wittlaan te projecteren.

Figuur 4.3.2. De Groepsrisicocurve vanuit RBMII bestaand (blauw), nieuw (rood).

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0249DZorgvltEur-50VA_0003.jpg"

Vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor

Voor het beoordelen van het groepsrisico reikt het invloedsgebied tot 200 m vanaf het hart van het spoor waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied. Een nader onderzoek naar het groepsrisico, op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, is niet noodzakelijk

Buisleidingen

Het plangebied is beoordeeld op de aanwezigheid van hogedruk aardgastransportleidingen en de toetsingsafstanden volgens de Besluit externe veiligheid buisleidingen(Bevb). Het plangebied ligt buiten de toetsingsafstand van de meest nabijgelegen aardgastransportleiding. Een nadere risicobeoordeling op grond van deze circulaire is niet noodzakelijk.

De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico is beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in de Memorandum van de Gasunie “Input groepsrisicoberekeningen, revisie 3” van 21 januari 2008, kenmerk TAM 07. Het plangebied ligt buiten de inventarisatieafstand van de meest nabijgelegen aardgastransportleiding. Het groepsrisico behoeft daardoor niet te worden berekend/verantwoord.

Inrichtingen

In de nabijheid van het bouwplan is een LPG-tankstation gesitueerd (Professor B.M.Teldersweg 4). De vigerende milieuvergunning voor de LPG-tankstation aan de Prof. B.M. Teldersweg 4 is verleend op 5 januari 1993. Volgens de aanpassing 28 augustus 2008 van de aanvraag om een milieu-vergunning is sprake van een jaarlijkse maximale doorzet van 999 m3/jr LPG van het tankstation.

Voor het beoordelen van de inrichting worden conform de Regeling externe veiligheid inrichtingen (REVI) veiligheidscontouren in beschouwing genomen. Hiervoor geldt volgens tabel 1 van de REVI een tot kwetsbare objecten aan te houden veiligheidscontouren van 45 m tot het vulpunt, 25 m tot het ondergrondse LPG-reservoir en 15 m tot de afleverzuil.

Uit onderzoek in opdracht van de minister van VROM om alle knelpunten rondom LPG-tankstations in kaart te brengen (overschrijding van de oriëntatiewaarde van het GR) blijkt dat het LPG-tankstation aan de Professor B.M.Teldersweg 4 geen overschrijding van de oriëntatiewaarde heeft.

Gezien het gegeven dat het bouwplan buiten de aan te houden veiligheidscontouren (200 m) ligt is het niet nodig een risico-beoordeling externe veiligheid op te stellen.

Figuur 4.3.3: Ligging LPG-tankstation en gasdrukregel- en meetstation

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0249DZorgvltEur-50VA_0004.jpg"

In figuur 4.3.3 is één gasdrukregel- en meetstations te onderscheiden, gesitueerd op de hoek van Prof. B.M. Teldersweg en Scheveningseweg. Volgens de Provinciale Risicokaart is sprake van een veiligheidscontour van 25 m, gerekend vanaf de buitenkant van het gasdrukregel- en meetstations. De veiligheids-afstand volgt uit artikel 3.12 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. Deze contour geldt voor een gasdrukregel- en meetstation met een jaarlijkse doorzet van meer dan 40.000 m3 aardgas. Binnen deze contour mogen geen nieuwe kwetsbare bestemmingen worden gerealiseerd. Gezien de afstand van het gasdrukregel- en meetstation ten opzichte van het bouwplan van ruim 150 meter hoeft er voor het bouwplan daarom geen risico-beoordeling externe veiligheid plaats te vinden.

Vuurwerk

Het Vuurwerkbesluit behoort niet tot het Bevi en regelt de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk.. Het bestemmingsplan "Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk" regelt in aansluiting op het Vuurwerkbesluit de vestiging van detailhandel van (consumenten)vuurwerk inclusief de daarbij behorende opslag van vuurwerk. Het bestemmingsplan bevat geen bestemmingen die daarop betrekking hebben of dat toelaten.