direct naar inhoud van 3.3 Sectoraal beleid
Plan: Rivierenbuurt 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0248ERivierenbrt-50VA

3.3 Sectoraal beleid

3.3.1 Bebouwing: Monumentale gebouwen

Wijziging van een rijks- of gemeentelijk monument is zonder een vergunning van het bevoegd gezag verboden (artikel 11 van de Monumentenwet 1988 of artikel 9 van de Monumentenverordening Den Haag). In paragraaf 2.3.1.4 worden de monumentale gebouwen genoemd die ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet 1988 als rijksmonument of ingevolge artikel 3 van de Monumentenverordening Den Haag zijn ingeschreven.

De monumenten staan beschreven in paragraaf 2.3.1.4.

3.3.2 Verkeer en infrastructuur
3.3.2.1 Regionale Nota Mobiliteit Haaglanden

In juni 2005 heeft het algemeen bestuur van Haaglanden de "Regionale Nota Mobiliteit" (RNM) vastgesteld. Het verschijnen van het nieuwe Regionale Structuurplan en van de Nationale Nota Mobiliteit vormden vervolgens aanleiding om de RNM al snel weer te actualiseren. Dat is gebeurd door vaststelling van het 'supplement' op de RNM in 2008. De RNM richt zich op de plannen die het stadsgewest heeft voor de mobiliteit in de regio voor de periode 2005-2020. De Regionale Nota Mobiliteit geeft aan dat er in de komende jaren veel maatregelen genomen moeten worden om de toename van de mobiliteit op te kunnen vangen en de regio bereikbaar, verkeersveilig en vooral ook leefbaar te houden. Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets staan daarin centraal. De belangrijkste doelen voor de regio zijn: 40% meer reizigers in het openbaar vervoer en 30% meer gebruik van de fiets in 2020, kortere en beter voorspelbare reistijden met de auto vooral in de spits, minder verkeersslachtoffers en een beter en gezonder leefklimaat. Het uitvoeringsprogramma laat zien welke concrete projecten het stadsgewest en de andere overheden in de regio Haaglanden uitvoeren om de ambities van de Regionale Nota Mobiliteit te realiseren. De Regionale Nota Mobiliteit is de regionale vertaling van de plannen uit de landelijke Nationale Nota Mobiliteit (2005) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het rijksbeleid voor mobiliteit en bereikbaarheid is in 2012 vervangen door de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

3.3.2.2 Gemeentelijk beleid

Verkeer algemeen

Den Haag groeit, er komen meer inwoners, meer banen, en ook meer bezoekers. Dit zorgt voor een toename van het verkeer van, naar, en in de stad. Bovendien reizen mensen steeds meer, en over langere afstanden. In de Structuurvisie Den Haag 2020 (Wéreldstad aan Zee) heeft de gemeenteraad de ambities voor de toekomst van de stad vastgelegd. Den Haag wil groeien en aantrekkelijk blijven als stad om in te wonen, werken en leven. Om al deze wensen te kunnen verenigen, is een toekomstgerichte visie op verkeer en vervoer noodzakelijk.

Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Den Haag voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de “Haagse Nota Mobiliteit”. De visie in de nota is erop gericht van Den Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken, door ervoor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerwijze en de route die het beste bij hen past. Gerichte investeringen in het openbaar vervoer en de fiets, door te zorgen voor goede voorzieningen voor voetgangers, en het bundelen en ordenen van het autoverkeer, moeten ervoor zorgen dat reizigers de juiste keuze kunnen maken. De maatregelen die genomen worden moeten voldoen aan de milieu- en inpassingseisen.

Het parkeerbeleid is erop gericht om het evenwicht te herstellen tussen vraag en aanbod van parkeervoorzieningen, met name ook binnen die woongebieden waar de parkeerdruk hoog is.

Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer speelt als drager van ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de regio een belangrijke rol in het verkeer en vervoer. Een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerlijnen dient ervoor te zorgen dat gebundelde vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, verplaatsingen van en naar het centrum met de hoofdstations en andere belangrijke attractiepunten, op een goede, aantrekkelijke en snelle manier worden bediend. Onderstaande kaart over het openbaar vervoer laat het streefbeeld zien van het openbaarvervoer netwerk volgens de Haagse Nota Mobiliteit. Dienstregeling en lijnvoering van tram en bus worden jaarlijks vastgesteld door het stadsgewest Haaglanden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0248ERivierenbrt-50VA_0013.jpg"

Op onderstaande kaart zijn de OV-lijnen in en rond de Rivierenbuurt (situatie na 2013) aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0248ERivierenbrt-50VA_0014.jpg" Autoverkeer

De gemeente wil het gemotoriseerde verkeer zoveel mogelijk ordenen en concentreren op een stelsel van goed ingepaste stedelijke en regionale hoofdwegen met voldoende capaciteit om een optimale doorstroming te waarborgen (zie kaart “Hoofdstructuur wegverkeer” uit de Haagse Nota Mobiliteit). Een vlotte doorstroming op de hoofdwegen zorgt ervoor dat het verkeer als vanzelf deze hoofdwegen kiest, waardoor de verkeersdruk op de woonwijken minder kan zijn.

Het stelsel van stedelijke en regionale hoofdwegen zorgt voor een goede bereikbaarheid van de grote concentraties van werkgelegenheid en voorzieningen in de stad, vanuit de regio en verder. Tevens verbinden de hoofdwegen de stadsdelen en wijken onderling met elkaar. De hoofdwegen zijn zodanige vormgegeven en ingepast, dat voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen en milieunormen. De gewenste doorstroomsnelheid op de stedelijke hoofdwegen is 20-25 km/u. Voor de regionale hoofdwegen geldt binnen de stad een gewenste doorstroomsnelheid van 35-40 km/u. De stedelijke en regionale hoofdwegen hebben de bestemming Hoofdverkeersweg.

In de woonwijken is doorgaand autoverkeer niet welkom. De wijkontsluitingswegen krijgen daarom op den duur een inrichting als “stadslaan”: wegen met een minder dominante positie voor autoverkeer, en prioriteit voor langzaam verkeer en openbaar vervoer. De erftoegangswegen krijgen, voor zover dat nog niet gebeurd is, een inrichting als 30 km/u zone. Aan de doorstroming van het autoverkeer op de wijkontsluitingswegen en de erftoegangswegen, worden geen specifieke eisen gesteld. Hier geldt 'maatwerk', afhankelijk van de situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0248ERivierenbrt-50VA_0015.jpg"

Fietsverkeer

Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht in het verkeers- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Door het aanbieden van een aantrekkelijk, hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd. Binnen het stelsel van hoofdfietsroutes is een net van 'sterroutes' aangegeven. De sterroutes vormen de belangrijkste doorgaande routes die de woongebieden met het stadscentrum, de knooppunten van openbaar vervoer, en het buitengebied verbinden. Onderstaande kaart toont het streefbeeld voor het fietsnetwerk van doorgaande routes uit de Haagse Nota Mobiliteit. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als bij werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0248ERivierenbrt-50VA_0016.jpg"

Parkeren

Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. In de nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” is het algemene parkeerbeleid vastgelegd. Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte, maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden leiden zonder adequate parkeervoorzieningen tot een vaak te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties, maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving, voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.

De parkeernormen en de toepassing ervan zijn uitgewerkt in de beleidsnota: “Nota Parkeernormen Den Haag” (vastgesteld in de raadsvergadering van 10 november 2011). Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt parkeerbehoefte berekend, en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen.

Het kan zijn dat in de visie van de initiatiefnemer de genormeerde parkeerbehoefte van de in het plan opgenomen functies, afwijkt van de werkelijke parkeerbehoefte. Het is dan aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen en goed te onderbouwen.

Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk, en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn. Daarnaast kan de gemeente in afwijkende situaties maatwerk toepassen.

Aan de hand van de informatie wordt vastgesteld hoeveel parkeerplekken de initiatiefnemer op eigen terrein moet realiseren.

Parkeernormen

Bij woningbouw is het gemiddelde autobezit uitgangspunt voor de hoogte van de parkeernorm. Het gemiddelde autobezit hangt af van de oppervlakte van de woning, de plek in de stad en het type woning. Voor werken, winkels en andere voorzieningen is de functie van het gebouw en de mate van bereikbaarheid met het openbaar vervoer, bepalend voor de parkeernorm. Bij knooppunten van het openbaar vervoer geldt een lagere norm dan op plekken die minder goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. De parkeernormen worden uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, en bij de (meeste) overige de functies in het aantal parkeerplaatsen per 100m2 bruto vloeroppervlak.

De stedenbouwkundige regels in de gemeentelijke bouwverordening over het parkeren zullen binnen afzienbare tijd worden ingetrokken. Het inlegvel met de parkeernormen uit de nota Parkeernormen Den Haag is in dit bestemmingsplan in bijlage 3 van de regels opgenomen.

In de gebruiksregels van de voorschriften is het verder mogelijk om de parkeernormen en/of het toepassingskader te wijzigen indien daar aanleiding toe bestaat en er een bestuurlijk besluit aan ten grondslag ligt.

Fiets parkeren

De gemeente hanteert voor functies, die in de Nota Parkeernormen Den Haag onder de noemer Kantoren, Bedrijven en Voorzieningen staan, een norm van 1 fietsparkeerplaats per 3 medewerkers.

3.3.2.3 Verkeersbeleid Rivierenbuurt

Bereikbaarheid

De Rivierenbuurt is uitstekend bereikbaar voor autoverkeer, zowel van binnen als van buiten de stad. Het Schenkviaduct en het Prins Bernhardviaduct sluiten aan op de Utrechtsebaan, terwijl de Lekstraat en Binckhorstlaan deel uitmaken van de Centrum- Ring, die ook via de Rijswijkseweg bereikbaar is. Op de wegen rondom de Rivierenbuurt rijdt dus naast bestemmingsverkeer ook doorgaand verkeer. Dit versterkt de barrièrewerking en veroorzaakt de geïsoleerde ligging van de wijk. Daarnaast vormt het Schenkviaduct een scheiding tussen het noordelijk en het zuidelijk deel van de Rivierenbuurt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0248ERivierenbrt-50VA_0017.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0248ERivierenbrt-50VA_0018.jpg"

Verkeerscirculatie in de wijk

Binnen de Rivierenbuurt heeft een groot aantal ontwikkelingen plaatsgevonden, met name op het gebied van woningbouw (Krierplannen). Om toenemende problemen als gevolg van het bijbehorende autoverkeer te voorkomen, worden een aantal ingrepen in de verkeerscirculatie binnen de wijk voorgesteld. De wijk krijgt vier in- en uitgangen op het omliggende hoofdwegennet: de Nieuwe Haven, Uilebomen/ Boomsluiterskade, Pletterijstraat en Scheldeplein. Hier moet het interne verkeer zich zoveel mogelijk concentreren. Andere aansluitingen op het hoofdwegennet moeten tegelijkertijd zoveel mogelijk worden beperkt om sluipverkeer tegen te gaan. Deze maatregel moet ervoor zorgen dat bestemmingsverkeer een goede en snelle aansluiting krijgt op het hoofdwegennet, én de doorstroming op de hoofdwegen verbetert. De belangrijkste verandering is de in- en uitgang van de buurt via de Scheldestraat en Maasstraat op de Lekstraat. Hiervoor moet het kruispunt op het Scheldeplein worden aangepast. Het Weteringplein kan vervolgens autovrij worden heringericht en de nieuwe bewoners van de woningen op de SDU-locatie kunnen de wijk snel in en uit via de CentrumRing (Lekstraat). Onderzocht zal worden of de Scheldestraat ter hoogte van het Deltaplantsoen autoluw of zelfs autovrij kan worden gemaakt.

Maximum snelheid

In grote delen van de Rivierenbuurt is nu al sprake van een maximum snelheid van dertig kilometer per uur. Dit geldt echter niet voor delen van de Pletterijstraat en de Scheldestraat. Deze straten hebben veel last van verkeer dat vanaf de Pletterijkade richting het Schenkviaduct rijdt. Dit verkeer komt voor een groot deel vanuit het centrum. Idealiter rijden deze automobilisten via het Prins Bernhardviaduct, maar de route door de Rivierenbuurt is ook aantrekkelijk. Door de gehele wijk, waaronder de Pletterijstraat en de Scheldestraat, als dertig kilometerzone in te richten wordt de route minder aantrekkelijk voor doorgaand verkeer. De 'knik' op de hoek van de Pletterijstraat en Scheldestraat komt hiermee te vervallen. Dit sluit ook aan bij het Haagse verkeersbeleid om doorgaand verkeer te weren uit de zogenaamde stadsleefgebieden. Bij de herinrichting van de straten worden snelheidsremmende maatregelen aangelegd in de vorm van drempels en kruispuntplateaus. De maximumsnelheid wordt hiermee zoveel mogelijk afgedwongen en de routes worden minder aantrekkelijk voor (sluip)verkeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0248ERivierenbrt-50VA_0019.jpg"

Parkeren

Delen van de Rivierenbuurt kampen met een hoge parkeerdruk. In de omgeving van Maasstraat en Lekstraat is regelmatig sprake van illegaal parkeren. In het gebied Uilebomen en langs de gracht bestaat een capaciteitsprobleem. Vooral 's avonds, 's nachts en in het weekend vinden bewoners maar moeizaam een parkeerplaats. Op die tijden is parkeren voor belanghebbenden niet van toepassing, en gebruiken bezoekers van de binnenstad en het uitgaand publiek de parkeerplaatsen. Bij de laatste evaluatie bestond er echter nog geen draagvlak in de wijk voor het uitbreiden van de werkingstijden voor betaald parkeren. Nieuwbouwplannen mogen niet de oorzaak zijn van een toenemende parkeerdruk. Bij toekomstige bouwplannen stelt de gemeente de eis dat parkeren op eigen terrein plaatsvindt. Dit is ook al het geval bij de plannen van Krier.

Langzaam verkeer

De bereikbaarheid van de Rivierenbuurt voor langzaam verkeer is slecht. De spoorlijnen, viaducten, drukke verkeerswegen en beperkte beschikbare ruimte zijn hiervan de oorzaak. Zowel richting binnenstad (Nieuw Centrum), Bezuidenhout-West/Beatrixkwartier, Binckhorst als Hollands Spoor moeten de langzaam verkeerroutes worden verbeterd. Dit aspect wordt meegenomen bij de herinrichting van de openbare ruimten.

Belangrijke obstakels

De oversteken van de Schedeldoekshaven- Ammunitiehaven en het Prins Bernhardviaduct vormen de belangrijkste obstakels op weg naar de binnenstad. Beide oversteken worden opnieuw ingericht zodra het Wijnhavenkwartier is gerealiseerd. De Pletterijstraat zal worden ingericht als hoofdas voor het langzaam verkeer binnen de wijk. Deze route wordt doorgetrokken over de Schedeldoekshaven en aangesloten op de Turfmarkt. Aan de andere kant van de Rivierenbuurt wordt de oversteek over de Weteringkade verbeterd en aangesloten op de fietsroutes langs de Weteringkade en richting de Scheepmakersstraat. De onderdoorgang van de Scheepmakersstraat onder de spoorlijn richting Binckhorst wordt ook verbeterd.

NS-Stations

Voor voetganger en fietsers is het NS-station Hollands Spoor via het Rijswijkseplein lastig bereikbaar. Deze loop- en fietsroute moeten worden verbeterd. Hetzelfde geldt voor de langzaamverkeerroute van en naar station Den Haag Centraal.

Bezuidenhout

Fietsers en voetgangers kunnen via verschillende routes Bezuidenhout-West en het Beatrixkwartier bereiken: via het Prins Bernhardviaduct, om het Centraal Station heen of door de tunnel bij het Schenkviaduct. De tunnel is een belangrijk aandachtspunt zodra de Lekstraat of het Schenkviaduct worden aangepakt. De sociale veiligheid is er 's avonds een probleem en de trappen maken het voor fietsers lastig om deze route te gebruiken. De fietsroutes langs de belangrijkste wegen rond de Rivierenbuurt moeten worden behouden en waar mogelijk versterkt. Hierbij moet worden gedacht aan de Lekstraat (verbinding met station Den Haag Centraal) en de Pletterijkade (verbinding met Centrum).

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0248ERivierenbrt-50VA_0020.jpg"

Uitwerkingen

Een aantal grote infrastructurele werken zijn van cruciale invloed geweest op de huidige vorm van de Rivierenbuurt. Deze wegen, viaducten en spoorlijnen worden in de huidige visie op de stad als grote barrières ervaren. Zij staan de ontwikkeling van het centrumstedelijk gebied in de weg. Onderstaande maatregelen zijn daarom gewenst:

  • Rechttrekken van de Lekstraat

Als onderdeel van de CentrumRing is het rechttrekken van de Lekstraat een verbetering voor het autoverkeer. Hierdoor ontstaat ook extra ruimte voor de aanleg van openbaar vervoer en de herontwikkeling van de spoorstrook Rivierenbuurt-Zuid en wordt de Binckhorst fysiek veel beter verbonden met het centrum.

  • Afweging toekomst Schenkviaduct

Vanuit ruimtelijk oogpunt leidt vervanging van het Schenkviaduct tot een enorme verbetering van het woonklimaat. Het Schenkviaduct is echter cruciaal voor de ontsluiting van de Stationsbuurt en de Schilderswijk. Doorgaand verkeer uit andere wijken maakt ook gebruik van deze route. Uit een studie van de gemeente blijkt dat deze verkeersverbinding onmisbaar is. Sloop van het Schenkviaduct is alleen mogelijk als er voor de drie functies van het viaduct een goed alternatief is. Het ontwikkelen van alternatieven kost behalve jaren aan proceduretijd ook nog eens honderden miljoenen euro's. In de huidige situatie vervult het Schenkviaduct de volgende functies:

- het vormt de hoofdstedelijke dwarsverbinding tussen de noordelijke en zuidelijke tak van de buitenruit (Schenkstrook-Voorburg en Zuidwest-Laakhavens);

- het verbindt het rijkswegennet met het stedelijk hoofdnet;

- het biedt toegang tot de stadsleefgebieden Schilderswijk, Stationsbuurt en Rivierenbuurt.

Het lopende onderzoek naar de mogelijkheden voor het aanleggen van een alternatieve verkeersontsluiting valt buiten deze ontwikkelingsvisie, maar is wel medebepalend voor de toekomst van de Rivierenbuurt.

3.3.3 Wonen
3.3.3.1 Woonvisie Den Haag 2009-2020

Het uitgangspunt van de Woonvisie (vastgesteld in de gemeenteraad op 19 november 2009) is om tot en met 2020 de toename van het aantal inwoners vast te houden door genoeg geschikte woningen te blijven bouwen. Deze selectieve bevolkingsgroei is vooral gericht op het behouden en aantrekken van midden- en hogere inkomensgroepen. Tegelijkertijd moeten er voldoende, goede goedkope woningen beschikbaar zijn voor huishoudens met lage inkomens. Om dit te bereiken zet de gemeente in op meer variatie van woningtypen en meer milieubewust bouwen. Daarbij richt de gemeente zich op de stedeling: mensen die bewust kiezen voor de stad met de daarbij behorende goede voorzieningen en diverse woonsferen.

Voor de lange termijn gaat de gemeente uit van een gemiddeld nieuwbouwprogramma van 2.500 woningen. De productie op de Vinex-locaties is bijna klaar. Het merendeel van de nieuwe woningen zal daarom in de bestaande stad moeten worden gebouwd. Daarbij wordt ingezet op differentiatie in architectuur en woningtypen.

Den Haag kiest ervoor om een geconcentreerde centrumstad te zijn, met stedelijke dichtheden, een hoogwaardige openbare ruimte en een grote verscheidenheid aan woonmilieus en woonsferen. Qua woongebieden heeft Den Haag al een breed scala te bieden, zoals stedelijk wonen in de binnenstad, groen wonen in de stad en ontspannen wonen aan zee. Maar is het nu zaak dat elke sfeer ook meer de kwalitatief bijpassende woningen krijgt die daarbij horen. Mensen die in een stad wonen of willen wonen, hebben immers verschillende woonwensen. Daar moet meer op worden ingespeeld door meer keuzemogelijkheden te bieden.

Kwetsbare wijken en buurten en functioneel verouderde gebieden vragen om versterking en vernieuwing. Ook in de komende jaren zal door middel van herstructurering meer differentiatie moeten worden aangebracht: verschillende woningtypes, huur en koop, goedkoop en duur. Deze vernieuwing leidt tot een afname van het aantal goedkope woningen in deze eenzijdige buurten en wijken. Deze afname moet elders in de stad, maar ook in de regio, worden gecompenseerd. In de kwetsbare particuliere wijken krijgt de woontechnische verbetering van de woningvoorraad en de woonomgeving hoge prioriteit. Daarnaast worden een aantal verouderde bedrijventerreinen getransformeerd naar nieuwe stedelijke woonmilieus.

Den Haag hecht veel belang aan duurzaamheid. Niet alleen uit milieuoverwegingen, maar ook uit het oogpunt van toekomstige betaalbaarheid. Er wordt verwacht dat de energiekosten al voor 2020 het grootste deel van de woonlasten zullen beslaan. Ook daarom wil Den Haag in 2020 een CO2-reductie van 30 procent ten opzichte van 1990 behalen in de verwarming van woningen.

3.3.3.2 Rivierenbuurt

Het plangebied valt binnen de Woonvisie in het Centrumstedelijk woonmilieu, en de woonsfeer is Wonen in de historische binnenstad. Het gebied wordt gekenmerkt als een stedelijke woonoase in een hoogstedelijke zone. De voorkeur bij de nieuwbouw in het plangebied gaat uit naar een sterk gemengd stedelijk woonmilieu met combinaties van wonen en werken. Kerndoelstellingen hierbij zijn vergroten van de verscheidenheid, vitaliteit en duurzaamheid van de woningvoorraad. Uitgangspunt vanuit duurzaamheid is dat de nieuw te bouwen woningen stukken beter zijn dan de woningen die zij vervangen.

Versterking van de wijk moet plaats vinden middels een meer gevarieerde woningvoorraad en bevolkingsopbouw. Daarnaast zijn er kansen om onderscheidende stedelijke woonconcepten tot stand te brengen en historiserend bouwen. Hoogbouw maakt het mogelijk woningen aan de wijk toe te voegen, terwijl tegelijkertijd de woningdifferentiatie en de mogelijkheden voor herhuisvesting binnen de wijk worden vergroot. In de Rivierenbuurt wordt daarom met name gebouwd voor de wooncarrièremogelijkheden van de huidige bewoners (nieuwbouw in het goedkope en het middensegment) èn voor nieuwe bewoners. Dit zijn voornamelijk kleine huishoudens met bewoners tot veertig jaar met een midden of hoger inkomen.

3.3.3.3 Appartementenbouw

Bewoners van appartementen in het centrummilieu zijn grotendeels alleenstaand of tweeverdieners. Voor appartementenbouw in de Rivierenbuurt zijn twee doelgroepen: huishoudens aan het begin van hun woon- en werkcarrière, voor wie een niet te duur koopappartement aan de rand van het centrum acceptabel en betaalbaar is, of goedverdienende en hoogopgeleide alleenstaanden en tweeverdieners die gedurende een paar jaar in een relatief duur koopappartement in het centrum stedelijk gebied willen wonen.

3.3.3.4 Grondgebonden woningen

De bouw van grondgebonden woningen in de Rivierenbuurt is gericht op de jongere huishoudens. Met name gezinnen met een midden en hoger inkomen zoeken naar een eengezinswoning in de koopsector. Voor Gezinnen die bewust kiezen voor een wijk in of bij het centrum is de Rivierenbuurt uitermate geschikt: wonen in de luwte van het hoogstedelijke milieu. Termen als woonoase, vertrouwd en geborgen, vertegenwoordigen waarden die belangrijk zijn bij de huisvestingssituatie van jonge gezinnen.

3.3.3.5 Actieplan Krachtwijken

De buurten Rivierenbuurt-Noord en Rivierenbuurt-Zuid liggen in de Wijk Stationsbuurt, die op zijn beurt weer deel uitmaakt van het Stadsdeel Centrum.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0248ERivierenbrt-50VA_0021.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0248ERivierenbrt-50VA_0022.png"CBS

In juli 2007 is de wijk Stationsbuurt door het rijk aangewezen als een van de veertig krachtwijken van Nederland. Het betreft wijken die de komende jaren extra aandacht nodig hebben. In deze woongebieden zullen gedurende de kabinetsperiode Balkenende IV extra investeringen worden gedaan gezien stapeling van sociale, fysieke en economische problemen die zich daar voordoen. Het is de bedoeling, dat hierbij wordt samengewerkt met alle betreffende overheden en instanties. Op het beleidsterrein 'wonen' vindt het kabinet het belangrijk dat wooncarrières in de wijken mogelijk worden gemaakt en dat er voor de lagere inkomens voldoende betaalbare huisvesting is van goede kwaliteit. Daarom is het bevorderen van een gevarieerde, kwalitatief goede woningvoorraad met daarbij aandacht voor de leefbaarheid in de wijk (voldoende voorzieningen en woningen voor ouderen en kwalitatief groen en openbare ruimte) van groot belang.

Deze kwaliteiten zullen in dit bestemmingsplan dan ook zoveel mogelijk gewaarborgd blijven of juist mogelijk worden gemaakt.

3.3.3.6 Kadebeleid Woon- en Bedrijfsboten

Conform het Kadebeleid Woon- en bedrijfsboten (2000) telt Den Haag 17 locaties waar woonboten blijvend zijn afgemeerd. Om het vaak ongereguleerd gebruik van de kade in de gewenste richting te leiden, uitwassen een halt toe te roepen en om de kwaliteit van de openbare ruimte te verbeteren is een regeling voor het gebruik van de kades opgesteld. Voor het gebruik is een kadevergunning vereist waarin is opgenomen wat wel en niet mogelijk is. In beginsel is ook een berging en/of een terrasafscheiding mogelijk. De mogelijkheden zijn afhankelijk van de situatie ter plaatse. Zo zijn gebruik voor opslag en reclame-uitingen alleen toegestaan op die plaatsen die daarvoor zijn aangewezen.

Op woonschepen zijn de 'Verordening op de Binnenwateren' van de gemeente Den Haag, het B&W-besluit 'Aanwijzing van kaden' van 18 juni 2001, en de beleidsnota 'Bij het wonen op water' (januari 2000, RIS 72164), van toepassing.

3.3.4 Economie

Algemeen: beleidsvisie Kracht van Kwaliteit

Op 6 oktober 2011 heeft de Raad de nota "Kracht van kwaliteit - Economische Visie Den Haag" vastgesteld (RV 126_2011, RIS 181227). De toekomst voor de Nederlandse economie in de mondiale concurrentiestrijd ligt bij kennis, creativiteit en stedelijke kwaliteit. De uitdaging voor de stad Den Haag is om de omstandigheden te creëren waarbij de economie van de stad ook op de langere termijn kansen biedt voor werk, inkomen en ontplooiing van alle Haagse burgers.

De strategie voor de Haagse economie kan worden samengevat in de volgende speerpunten:

  • Internationale stad van Vrede en Recht – de unieke branding van Den Haag;
  • Kracht van de stad: quality of life –aantrekkelijke stad voor werkers, bewoners en bezoekers;
  • Economische structuur – sterke clusters, vitaal mkb;
  • Arbeidsmarkt – talent en vakmanschap

Den Haag heeft een uniek profiel als internationale stad van Vrede en Recht. Daarmee heeft de stad internationale bekendheid verworven. Dit profiel spreekt ook bedrijven en instellingen buiten die sector nadrukkelijk aan en heeft daarom ook in het economische domein een wervend karakter – een “sterk merk”. In de internationale zone zijn veel van deze organisaties geconcentreerd.

De kwaliteit van het arbeidsaanbod zal - door vergrijzing, schaarste aan vakmensen en tekort aan kenniswerkers - in de nabije toekomst een doorslaggevende vestigingsfactor worden. We zetten daarom actief in op de komst van academische instellingen en versterking en verbreding van het hoger onderwijs, ondermeer met topopleidingen. Den Haag onderscheidt zich door de quality of life in de stad.

Den Haag is een stad met een sterke, kennisintensieve zakelijke dienstensector, die bijna een kwart van de werkgelegenheid omvat. Den Haag is daarom aantrekkelijk voor (hoofd)kantoren, internationale bedrijven en instellingen. De spin off hiervan is van groot belang voor de lokale economie en banen voor alle niveaus in het mkb. Den Haag zet daarom vol in op de (ruimtelijke) kwaliteit en de bereikbaarheid van toplocaties voor kantoren en instellingen. 

Den Haag versterkt zijn positie als tweede toeristische stad van Nederland. Het centrum (Binnenstad, stationsgebieden, Beatrixkwartier), Scheveningen en Internationale Zone zijn concentraties banen en bezoekers en vormen daarmee de economische kerngebieden van de stad. Inzet op kwaliteitsverbetering krijgt daarmee een ruimtelijke focus, waarmee ook de toeristische attractiviteit van die gebieden wordt versterkt.

Den Haag zet actief in op de ontwikkeling van kennis en bedrijvigheid binnen het cluster Veiligheid onder de noemer The Hague Security Delta. Den Haag combineert zijn inzet op internationale instellingen en zakelijke dienstverleners (met name in de clusters energie, ict en telecom en financiële dienstverlening) met veel aandacht voor kleine en middelgrote bedrijven, zowel in de economische kerngebieden als in de wijken. Voor deze bedrijvigheid is ook meer kleinschalige bedrijfsruimte hard nodig. Ook winkelstraten spelen een sleutelrol in de wijkeconomie. 

Bedrijventerreinenstrategie

In de nota Bedrijventerreinen Strategie 2005 -2020 en Update bedrijventerreinenstrategie Den Haag 2005-2020 (Rv 19, 2007) wordt aangegeven hoeveel hectare bedrijventerrein op welk moment en van welke kwaliteit op de markt aanwezig moet zijn om de economische structuur te versterken voor de periode tot 2020. Tevens zijn in de nota voorstellen opgenomen over het toekomstperspectief van enkele afzonderlijke bedrijventerreinen. Overwegingen van behoud van werkgelegenheid in de stad en versterken van de ruimtelijk-economische structuur liggen daaraan ten grondslag. Het beleid van de gemeente Den Haag is erop gericht om de ondernemers die gebonden zijn aan een binnenstedelijke locatie in de stad te faciliteren.

Bedrijven en milieuzonering

Bij de vestiging van bedrijfsactiviteiten en de menging van functies moet voldoende afstand in acht worden genomen tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies, zodat hinder en gevaar worden voorkomen en bedrijven hun activiteiten binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen. Ten behoeve van het inpassen van bedrijvigheid in de fysieke omgeving en bij het inpassen van de woningen en andere gevoelige functies heeft op 16 april 2007 de Vereniging van Nederlands Gemeenten in samenwerking met het ministerie van Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en het ministerie van Economische Zaken het boek 'Bedrijven en milieuzonering' uitgegeven: het 'Groene Boekje'. In de jurisprudentie wordt gebruikmaking (van de eerdere edities) van dit boek algemeen geaccepteerd.

Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven worden gebouwd. Het Groene Boekje is een hulpmiddel om de afstanden tussen bedrijvigheid en woningen concreet voor een locatie in te vullen. Door het bij nieuwe ontwikkelingen daar waar nodig ruimtelijk scheiden van bedrijven en woningen, worden hinder en gevaar voor woningen al in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperkt, en wordt tegelijk daarmee aan bedrijven voldoende zekerheid geboden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen blijven uitoefenen.

De algemene richtafstandenlijst vermeldt de richtafstanden die bij voorkeur worden aangehouden tussen bedrijven en de omgevingstypen 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied'. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied' kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst met een afstandstap worden verminderd. Deze staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. Ze vermeldt welke bedrijfsactiviteiten uit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging (stadscentra, winkelcentra, woonwerkgebieden met kleinschalige vooral ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies), mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

Er is in de staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene richtafstandenlijst:

  • a. Categorie A betreft activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend;
  • b. Categorie B betreft de activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden;
  • c. Categorie C betreft activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:

  • a. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • b. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  • c. de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  • d. activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.

In paragraaf 5.3 is beschreven hoe wonen en werken in het plangebied is gemengd.

Functiemengingstrategie

De gemeente Den Haag heeft een verdichtingsopgave zoals verwoord in de Structuurvisie Den Haag 2020. Optimalisering van het grondgebruik is daardoor noodzakelijk. In de notitie 'Functiemengingstrategie: Mengen van bedrijven en wonen' komt de functiemenging van praktijk- kantoor- en bedrijfsruimte met wonen aan de orde. Hierin wordt een onderscheid gemaakt tussen menging op bedrijventerreinen, buurtniveau en pand- of blokniveau. Voor dit voornemen is de categorie menging op buurt niveau van toepassing. Aangegeven wordt dat functiemenging van wonen met kantoren langs doorgaande wegen mogelijk is zolang de vestigingsgrootte tussen de 100 en 500 m² ligt. De reden hiervoor is dat kleine bedrijven zich weggestopt voelen op een bedrijventerrein. Dit is echter niet het geval langs de doorgaande wegen. Deze locaties zijn herkenbaar en zijn goed ontsloten (geen 30-kilometerzones met verkeersdrempels) en het parkeren, laden en lossen kan veelal goed worden opgelost. Daarnaast kan bovendien de bedrijvigheid zorgen voor levendigheid in de wijk, kan het draagvlak voor horeca en winkels worden verhoogd.

Het mengen van wonen en werken kan op drie schaalniveaus plaatsvinden:

  • 1. op pandniveau, meestal een werkfunctie op de begane grond en woningen op de bovenliggende etages. Conform de Huisvestingsverordening en de Woningwet mag hooguit 30% van de gebruiksoppervlakte van een woning voor werkfuncties worden gebruikt. Dit percentage mag hoger liggen als het een zeer groot pand betreft. Detailhandel in woningen is slechts toelaatbaar in de daarvoor aangewezen concentratiegebieden. In de Nota Woonwerkwoningen worden potentiële ontwikkelingslocaties genoemd voor woonwerkwoningen. Genoemd worden overgangsgebieden tussen woonwijken en bedrijfsterreinen, doorgaande wegen en langs spoorwegen;
  • 2. op blokniveau, waarbij één of meerdere panden binnen één blok volledig een woon- dan wel een werkfunctie hebben;
  • 3. op deelgebiedniveau, waarbij sprake is van een ruimtelijke en functionele samenhang van bedrijven en woningen die gevestigd zijn in één gebied.

Kantoren

Kantorenstrategie

Op 18 februari 2010 heeft de gemeenteraad de 'Kantorenstrategie Den Haag 2010-2030, de gebruiker centraal' vastgesteld. Met de kantorenstrategie wil de gemeente regie voeren over de dynamische ontwikkelingen in de kantoormarkt en de positie van Den Haag Kantorenstad verder uitbouwen. In de kantorenstrategie is dit nader uitgewerkt in de volgende uitgangspunten:

  • gebruiker staat centraal
  • afmaken waar we mee bezig zijn.
  • prioriteiten stellen bij hoogbouw 'Triple A Status voor Den Haag'
  • duurzaam ontwikkelen.

Vervolgens wordt de kantorenprogrammering per gebied voor de komende jaren gepresenteerd.

Functiemengingsstrategie

In haar Functiemengingstrategie geeft de gemeente Den Haag dat ruimten kleiner dan +/-100 m2 langs de woonstraten in de wijk een plaats kunnen krijgen en kantoorruimte tot aan +/-500 m2 langs de doorgaande wegen een plaats kunnen krijgen en dat dit gestimuleerd moet worden door daarvoor in bestemmingsplannen de ruimte te maken. Voor kantoorruimte die conform deze uitgangspunten op verkeerde locaties zijn gesitueerd moet worden bezien in hoeverre deze een dubbele bestemming moeten krijgen.

Detailhandel

Regionaal beleid

Op 13 december 2006 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden de Regionale Detailhandelstructuurvisie Den Haag vastgesteld. Voor Den Haag beoogt de nota de versterking van winkelfunctie in de Haagse binnenstad. De binnenstad van Den Haag heeft met haar bovenregionale functie het meest uitgebreide winkelaanbod in de regio. Den Haag moet werken aan de versterking van de positie van de binnenstad. Een sterke Haagse binnenstad bepaalt in belangrijke mate de vitaliteit en aantrekkelijkheid van de regio. Een vitaal klimaat op topniveau zorgt voor een sterk imago van

de regio en daarmee verbetering van het vestigingsklimaat in zijn algemeenheid. De Haagse binnenstad moet een concurrerende trekpleister worden. Hiermee wordt de aantrekkelijkheid van de regio als geheel versterkt.

De nota geeft een toetsingskader aan voor detailhandelsplannen groter dan 1.000 m². Gemeenten die willen uitbreiden moeten bij het realiseren van verkoopvloeroppervlakte binnen het wensbeeld blijven dat in deze structuurvisie is aangegeven. In het wensbeeld zijn spelregels opgesteld voor een aantal speciale winkelcategorieën: Dit zijn onder andere:

  • 4. Voor geclusterde perifere detailhandel (PDV) en grootschalige detailhandel is in Den Haag alleen in de Megastores de aangewezen locatie.
  • 5. Tuincentra en bouwmarkten zijn onder voorwaarden toegestaan, vestigingen van meer dan 3.000 m² vergen toestemming van het stadsgewest.
  • 6. Detailhandel op trafficlocaties is onder 200 m² toegestaan en alleen op de provinciaal aangewezen knooppunten voor hoogwaardig openbaar vervoer.
  • 7. Bij kleine kernen en buurt- en winkelcentra wordt het lokale beleid gevolgd.
  • 8. Solitaire megasupermarkten zijn niet toegestaan. In winkelkernen alleen als er marktruimte is. Dit wordt regionaal bijgehouden.

Gemeentelijk beleid

Op 23 juni 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Detailhandelsnota Den Haag vastgesteld. De nota geeft de ontwikkelingsrichting aan voor de detailhandel in Den Haag. De concentratie op bestaande locaties in de hoofdwinkelstructuur is uitgangspunt van deze nota. Er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. De gemeente streeft ernaar dat iedere Hagenaar binnen een straal van 1.000 meter zijn dagelijkse boodschappen kan doen. In de Detailhandelsnota is verder vastgelegd dat periodiek een detailhandelsmonitor zal worden uitgevoerd, op basis waarvan keuzes gemaakt kunnen worden. De monitor wordt gehanteerd als methode om vast te stellen hoe de winkelgebieden in de hoofdwinkelstructuur er voor staan. Tevens ontstaat op hoofdlijnen inzicht in welke winkelgebieden kansrijk zijn om in te investeren vanuit markttechnisch perspectief.

Deze kennis is ingezet bij het opstellen van het Actieprogramma Den Haag Winkelstad (2011), waarin ook een actualisatie voor een deel van het detailhandelsbeleid is opgenomen. Leidend blijft de inzet op de versterking van de hoofdwinkelstructuur. Het Haagse retailbeleid geeft daarbij de binnenstad prioriteit, conform het Haagse binnenstadsplan. Daarnaast stimuleert de gemeente vernieuwende of bijzondere marktinitiatieven, de consument staat hierbij centraal. Bij perifere detailhandelinitiatiatieven kiest de gemeente voor optimale clustering en voor grootschalige detailhandel blijft de bestaande hoofdwinkelstructuur de aangewezen plek voor vestiging (zie regionale structuurvisie detailhandel). Verder zet de gemeente in op het versterken en behouden van de bestaande bijzondere winkelgebieden, de zgn 'parels'. In de buurten en wijken voor behoud van de sterke winkelkwaliteit in het belang van sociale cohesie, identiteit en leefkwaliteit. Het verbeteren van de vestigingskwaliteit voor retailers speelt hier een belangrijke rol, zoals openbare ruimte, beheer, bereikbaarheid en parkeren.

Horeca

Toekomstvisie Horeca 2010-2015

Op 4 februari 2010 heeft de gemeenteraad de Toekomstvisie Horeca 2010-2015 vastgesteld. Den Haag als internationale stad van vrede en recht hoort ook dat men kan genieten van culinaire voorzieningen. Dit vraagt om toekomstgericht beleid, dat beschreven is in de Toekomstvisie Horeca. Het gaat in deze visie niet alleen om het vastleggen van een nieuwe horecastructuur. Deze toekomstvisie geeft ook de gewenste ontwikkeling van het horeca-aanbod aan: hoe zorgt Den Haag voor nieuwe impulsen, waar ziet Den Haag kansen (segmenten, concepten, trekkers, locaties)? Horeca is een dynamische sector, dus hoe zorgt Den Haag op dit gebied voor flexibiliteit.

De Toekomstvisie Horeca bestaat uit vier delen, te weten:

  • visie en uitgangspunten
  • gebiedsgericht beleid
  • instrumentarium
  • handhavingsprotocol horeca

Voor het onderliggende bestemmingsplan is vooral het gebiedsgerichte beleid (in samenhang met het instrumentarium) van belang. In winkelgebieden mag de horeca niet meer dan 30% van het totale aantal vestigingen bedragen, voor kantoorlocaties wordt een richtlijn van 1.500 m2 per 2.000 werknemers gehanteerd.

Ondergeschikte horeca is op basis van de Toekomstvisie Horeca 2010-2015 toegestaan binnen het hoofdgebouw als onzelfstandige ruimte binnen de functies detailhandel en dienstverlening:

  • 1. voor maximaal 25% van het bruto vloeroppervlak of tot een voor de vestiging vastgesteld aantal m2 Bvo;
  • 2. de openingstijden van de horeca zijn gebonden aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
  • 3. het schenken van alcohol is niet toegestaan, tenzij uit de bestemmingsomschrijving blijkt dat dit wel is toegestaan;
  • 4. de uitstraling van de hoofdfunctie dient behouden te blijven.

Hotelbeleid

Het geldende hotelbeleid staat in de nota 'Roomservice' die in juni 2000 is vastgesteld. In november 2007 is een derde voortgangsbericht vastgesteld dat de resultaten van de afgelopen jaren evalueert, recente ontwikkelingen in de sector beschrijft en de ambitie van Den Haag op het gebied van de hotelsector plaats binnen het grotere kader van de ambities die de gemeente Den Haag heeft op het gebied van de stedelijke ontwikkeling.

In hoofdlijnen komt het (geactualiseerde) beleid neer op het actief en stimulerend optreden van de gemeente op de hotelmarkt. Uitbreiding van de hotelcapaciteit wordt voortgezet, waarbij ingezet wordt op een kwalitatieve groei van het aanbod. Het bieden van ruimte aan bijzondere, kleinschalige formules is één van de elementen daarin.

Qua locatie zet het beleid primair in op het concentreren van de nieuwe locaties binnen de toeristische zwaartepunten Scheveningen, Binnenstad en Kijkduin. Daarnaast wordt in het derde voortgangsbericht ook aangegeven dat er ruimte zou moeten zijn voor 'locaties/gebieden in opkomst'.

Vanuit het toeristisch beleid uit 2000 (Den Haag, drie in één) wordt eveneens ingezet op het versterken van het toeristische voorzieningenniveau in de kerngebieden Scheveningen, Binnenstad en Kijkduin. Vanuit het regionale leisurebeleid stuurt het Stadsgewest Haaglanden eveneens op het versterken van de toeristische potenties en voorzieningenniveau. Het Stadsgewest heeft daartoe een aantal concentratiegebieden aangeboden voor de vestiging van (grootschalige) leisurevoorzieningen. Scheveningen is een van die locaties uit de zogenaamde hoofdstructuur.

3.3.5 Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg

Onderwijs

Op 13 oktober 2005 is het 'Lokaal onderwijsplan 2006-2010. Haagse klasse(n)' door de gemeenteraad vastgesteld (RIS 132462). In dit beleidsdocument staat de autonomie van de schoolbesturen ten aanzien van het onderwijsleerproces, de kwaliteitszorg en alle overige 'schoolinterne zaken' centraal. De kernwoorden zijn autonomievergroting, professionalisering, privatisering, marktwerking en schaalvergroting. Uitgangspunt van het beleid van het ministerie van OCW is dat de professionals in de scholen meer ruimte moeten krijgen om het onderwijs in te richten naar hun eigen professionele inzichten. Is er voldoende goed onderwijs beschikbaar, dan wordt de stad tevens een prettige vestigingsplaats voor werknemers en werkgevers.

Voor de onderwijshuisvesting en spreiding van onderwijsvoorzieningen betekent dit dat er naar gestreefd wordt om scholen zo goed mogelijk te huisvesten en met inachtneming van de wettelijke mogelijkheden een zo evenwichtig mogelijke spreiding over de stad te bevorderen. Dit uit zich in de volgende doelstelling: 'Er is in Den Haag voldoende onderwijsaanbod beschikbaar, dat afgestemd is op de behoeften en capaciteiten van de leerling/ student, dat algemeen toegankelijk is en met de juiste spreiding over de stad.' Om deze doelstelling te behalen wordt ook aangesloten bij de nota 'Visie op Onderwijshuisvesting Den Haag 2000-2010' die de gemeenteraad in 2001 heeft vastgelegd (RIS 86719). In het licht van de uitvoering van deze nota heeft de raad bepaald dat nieuwbouw ter vervanging van schoolgebouwen die niet meer aan de eisen van deze tijd voldoen, prioriteit heeft en dat bij de realisering daarvan onder meer rekening wordt gehouden met bouwkundige eisen ten aanzien van moderne arbeidsomstandigheden en adaptief onderwijs. Daarnaast wordt een goede spreiding van de onderwijsvoorzieningen bevorderd. Het betreffende schoolgebouw dient gemoderniseerd te worden om zodoende goed afgestemd te zijn op de eisen van het huidige onderwijs en bijbehorende voorzieningen.

Brede Buurtschool

In de Haagse krachtwijk Rivierenbuurt bestaat de ambitie om een Brede Buurtschool te realiseren. In deze multifunctionele accommodatie krijgen onderwijs, kinderopvang, welzijn, zorg, sport en cultuur een plaats. Kern-partners van de brede buurtschool zijn de Jan van Nassauschool (basisonderwijs), Kim DAK (kinderopvang), Zebra Welzijn (peuterspeelzaal) en Bewonersorganisatie Rivierenbuurt/Spuikwartier. In overleg tussen gemeente Den Haag en woningcorporatie Haag Wonen is besloten dat Haag Wonen in principe de Brede Buurtschool ontwikkelt en exploiteert.

De brede buurtschool is een centrum dat zichtbaar is in de wijk en waar buurtbewoners van jong tot oud samenkomen. Binnen de brede buurtschool hebben alle buurtbewoners, jong en oud, de ruimte om zich te ontwikkelen. Er worden veel verschillende activiteiten op het gebied van onderwijs, opvang, welzijn, sport en cultuur aangeboden, waarin zowel de leeromgeving als de omgeving voor vrije tijd en ontspanning eigen sferen uitstralen.

Peuterspeelzaalwerk

De gemeente Den Haag streeft in haar huisvestingsplannen naar de vestiging van voorscholen: een peuterspeelzaal en een (Gemeentelijk Onderwijs Achterstand of GOA-)basisschool die dezelfde voor- en vroegschoolse educatieve programma's gebruiken. Voor deze samenwerking is het wenselijk dat de peuterspeelzaal in of nabij de samenwerkende basisschool is gehuisvest. Als een basisschool in de toekomst nieuwbouw pleegt of zich verplaatst, moet ook de huisvesting de samenwerkende peuterspeelzaal daarop worden afgestemd.

Kinderopvang

De raad heeft op 19 april 2001 de beleidsnota 'Ruimtelijke implementatie kindercentra in Den Haag' vastgesteld (RIS 85329). Het doel van de nota is om ruimtelijke criteria op te stellen, waaraan locaties moeten voldoen willen zij in aanmerking komen voor de vestiging van een kindercentrum. Deze nota vormt nog steeds het uitgangspunt voor de beoordeling van initiatieven voor kinderopvang. Bij het beoordelen van nieuwe initiatieven voor kinderopvang zijn de volgende criteria van belang:

  • kindercentra moeten bij voorkeur in een woonbuurt liggen, in een gemengde wijk met een woonkarakter of in een gebied met concentraties van kantoren
  • kindercentra in percelen met een school, welzijns- of zorgbestemming ontmoeten vanuit ruimtelijk oogpunt geen enkel bezwaar (amendement raadsvergadering 19 april 2001)
  • kindercentra in vrijstaande of halfvrijstaande percelen zijn toelaatbaar (nadere eisen t.a.v. geluidoverdracht naar aangrenzende panden is mogelijk)
  • kindercentra bij voorkeur niet in een rijtjeshuis of tussen aansluitende woningen
  • kindercentra moeten bij voorkeur liggen nabij (of aan) een ontsluitingsweg of in ieder geval aan een doorgaande weg en er moeten voldoende mogelijkheden zijn voor het veilig halen en brengen zonder dat de doorgang van het verkeer wordt belemmerd
  • het moet mogelijk zijn om een geschikte en veilige buitenspeelruimte te realiseren

Een bestemmingsplan is een instrument dat een dergelijke faciliterende rol kan vervullen. In het voorliggende bestemmingsplan is kinderopvang toegestaan in alle panden met de bestemming Maatschappelijk.

Welzijn en zorg

Met het raadsbesluit 'Welzijn in de wijk' (RIS158279) is in december 2008 de uitvoering vastgesteld van het gemeentelijke sociale beleid. De doelstellingen en uitgangspunten van het welzijnsbeleid zijn in het beleidsakkoord 'Meedoen' en het meerjarenbeleidsplan WMO 'Aandacht voor elkaar' geformuleerd. Het gaat hierbij om:

  • het vergroten van de binding van de bewoners met hun buurt;
  • het in staat stellen van bewoners om verantwoordelijkheid te nemen voor de buurt;
  • het vergroten van de solidariteit van bewoners met de kwetsbare groepen in hun buurt;
  • het stimuleren van de ontmoeting tussen buurtbewoners.

Het welzijnswerk omvat een breed scala aan functies, zoals signalering, sociale binding, opvang, hulpverlening, informatie, advies en participatie op wijk- en buurtniveau, en wordt in onze gemeente door verschillende instellingen en organisaties uitgevoerd. Hierbij gaat het om gesubsidieerde voorzieningen en activiteiten van vrijwilligers en professionals, waarbij het professionele welzijnswerk is ondergebracht bij vier decentrale welzijnsorganisaties en vier zelfstandige buurthuizen. Om adequaat tegemoet te kunnen komen aan de behoefte aan welzijnsactiviteiten werkt het welzijnswerk vraaggericht, waarbij gebruik wordt gemaakt van methodieken die gericht zijn op het achterhalen van de welzijnsbehoeften van burgers.

Maatschappelijke voorzieningen

Op basis van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) dient de gemeente voor samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening te zorgen en voor voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het aanbod en de bereikbaarheid van voorzieningen dient goed te zijn. Van gemeentewege wordt multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg gestimuleerd. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunnen worden geleverd.

Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben, waar men zonodig met begeleiding kan wonen. Daarnaast is er ook behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden, in de vorm van een opvang.

Levensovertuiging

Den Haag is een internationale stad. Dit komt ook tot uitdrukking in de vele religies en levensbeschouwingen die de stad rijk is. Een deel van de religieuze organisaties heeft te maken met huisvestingproblematiek. Tijdens de raadsvergadering op 16 december 2004 bij het tweeminuten debat over "Ruimte voor gebed" is in een motie aangenomen om een feitenonderzoek te doen naar de reële behoefte aan gebedsruimten en naar mogelijkheden van bestaande en nieuwe ruimtelijke bestemmingen van kerken. Het onderzoek geeft voor de periode 5 tot 10 jaar een behoefte aan van circa 20.000 m2. De omschrijving van de bestemming Maatschappelijk (M) is daarom zo omschreven dat ook gebedsruimten mogelijk zijn.

3.3.6 Cultuur en ontspanning

Cultuur

De gemeente Den Haag zet zich in voor een gevarieerd en breed cultureel aanbod, het ondersteunen van kwetsbare vormen van kunst en cultuur en het professioneel beheer van gemeentelijke collecties. 

Den Haag beschikt over een gevarieerd aanbod aan culturele voorzieningen, zoals podia en gezelschappen, filmtheaters, musea, instellingen voor beeldende kunst, instellingen gericht op kunst als vrijetijdsbeoefening en cultuureducatie en culturele festivals. Deze voorzieningen zijn grotendeels (boven)stedelijk georiënteerd en in ruimtelijke zin vooral geconcentreerd in de stadsdelen Centrum en Scheveningen.

Met het programma Creatieve Stad Den Haag stimuleert de gemeente de creatieve sector in de stad. Voor de creatieve industrie zijn gebieden met gemengde 'rommelige' milieus en voldoende betaalbare bedrijfsruimte in een binnenstedelijke omgeving favoriet als vestigingsplaats. In dit bestemmingsplangebied is een geschikt milieu voor de creatieve sector aanwezig. Dat moet gekoesterd worden.

In de Rivierenbuurt zitten de volgende voorzieningen:

Uilebomen 66: pand met atelier-, oefenruimte, werk- en presentatieruimte voor de creatieve industrie
Boomsluiterskade 373-374 ateliercomplex
Hekkelaan 23 a-e ateliercomplex
Scheldestraat 166, ateliercomplex (gesloopt t.b.v. herontwikkeling Maasstraat e.o., ateliers worden elders gecompenseerd).
Zwarteweg 81: ateliercomplex

Cultuur

Gemeente Den Haag zet zich in voor een gevarieerd en breed cultureel aanbod, het ondersteunen van kwetsbare vormen van kunst en cultuur en het professioneel beheer van gemeentelijke collecties. Den Haag beschikt over een gevarieerd aanbod aan culturele voorzieningen, zoals podia en gezelschappen, filmtheaters, musea, instellingen voor beeldende kunst, instellingen gericht op kunst als vrijetijdsbeoefening en cultuureducatie en culturele festivals. Deze voorzieningen zijn grotendeels (boven)stedelijk georiënteerd en ruimtelijk vooral geconcentreerd in de stadsdelen Centrum en Scheveningen.

Leisure

Den Haag streeft met de nota Leisurenota Den Haag 2005-2010 naar een optimaal en onderscheidend ontspanningspakket, zowel op stedelijk als nationaal en zelfs internationaal niveau. Een goed aanbod is van belang voor het vestigings-, bezoek- en woonklimaat. Op dit moment is er voor de meeste deelbranches nog volop ruimte in de markt aanwezig. Voor nieuwe initiatieven wordt concentratie binnen de leisurestructuur voorgestaan. Belangrijkste leisurelocaties zijn de kuststrook en de binnenstad. Qua versterking van het aanbod ligt de prioriteit bij de congressector, de evenementenmarkt, cultuur, attracties en nieuwe trekkers. Daarnaast wordt gestreefd naar uitbreiding van het basisaanbod voor de doelgroepen kinderen, jongeren, 'nieuwe' ouderen en niet-westerse bevolkingsgroepen.

3.3.7 Sport en recreatie

Sport 

De doelstelling van het gemeentelijke Sportbeleid is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat. Dit met het oogmerk dat zoveel mogelijk Hagenaars regelmatig en intensief sporten, op een prettige verantwoorde manier en bij voorkeur in georganiseerd verband. De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:

  • voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn;
  • een kwaliteitsimpuls te geven aan het sportaanbod door een sportief recreatieve inrichting van openbare ruimten;
  • herkenbare topsport te faciliteren;
  • maatschappelijk sterke sportverenigingen te ontwikkelen;
  • sportverenigingen te ondersteunen;
  • kinderopvang bij sportaccommodaties mogelijk maken.

De gemeente wil de bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat dan niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.

Over het algemeen wordt bij alle sporthallen in bestemmingsplanregels de bestemming recreatie toegevoegd. Hierdoor kunnen in beginsel ook andere activiteiten waar mogelijk in een grote hal behoefte aan is, plaatsvinden. Om laagdrempelige sportvoorzieningen mogelijk te maken, wordt de (brede school) Jan van Nassauschool gebouwd met vergrote gymzaal en sportdak.

Volkstuinen

De ' Nota Volkstuinen in Den Haag' (vastgesteld door de gemeenteraad juni 2008) is opgesteld met als doel een beter beeld te krijgen van de huidige en toekomstige situatie van volkstuinen in de gehele stad en een advies op te stellen voor de (ruimtelijke) omgang met volkstuinen in Den Haag. Indien individuele volkstuincomplex echt niet meer op de huidige locatie kunnen blijven en ook niet herplaatst kunnen worden, is er nog de mogelijkheid van opheffing. Dit kan vrijwillig of door onteigening.

Spelen

In 2008 heeft de gemeenteraad de nota Spelen in de Stad vastgesteld. Het vertolkt de ambitie van de gemeente om in de stad een goed aanbod te bieden aan speellocaties voor kinderen en jongeren van verschillende leeftijden. Zowel kwantiteit als kwaliteit speelt daarbij een rol.

Landelijk is het gebruikelijk om bij speelbeleid uit te gaan van een driedeling: kinderen van 0 tot 6 jaar, jeugd van 7 tot 12 jaar, en jongeren van 13 tot 18 jaar. De actieradius van deze leeftijdscategorieën verschilt. Jongere kinderen worden geacht zich zelfstandig minder ver te kunnen verplaatsen dan oudere.

Onderstaande tabel geeft invulling aan de nieuwe richtlijn:

leeftijdscategorie   aantal kinderen per speelplek   actieradius   speeloppervlakte  
0 tot 6 jaar   50 tot 75 kinderen   150 meter   200 m²  
7 tot 12 jaar   75 tot 100 kinderen   500 meter   500 m²  
13 tot 18 jaar   100 tot 125 kinderen   1.000 meter   750 m²  

Bij nieuwe woningbouwlocaties dient in principe de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte te worden gehanteerd in relatie tot het 'uitgeefbaar' gebied. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of recreatie ruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld.

In dit bestemmingsplan worden in de bestemmingen Groen speelvoorzieningen toegestaan.