direct naar inhoud van 4.8 Bodem
Plan: Noordwal-Veenkade
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0245EVABNoordwal-70OH

4.8 Bodem

4.8.1 Wet bodembescherming

Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.

De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden van stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  • a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  • b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  • c. het treffen van de beheersmaatregelen.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat risico's voldoende worden beheerst.

4.8.2 Bodemonderzoek Noordwal/Veenkade

IbDH heeft in het kader van VCP en VAB Noordwal/Veenkade verkennend bodem- en asfaltonderzoek uitgevoerd voor het relevante gedeelte van Noordwal/Veenkade. Daarna is er nog een nader bodemonderzoek uitgevoerd. De onderzoeken zijn als bijlage toegevoegd.

Nader bodemonderzoek:
Tijdens eerdere onderzoeken zijn op een wat grote afstand ten opzichte van de kern van een aangetroffen (brandstof)verontreiniging, aanvullende boringen gedaan en peilbuizen geplaatst. Door de grote afstand was een inschatting van het aanwezige verontreinigde bodemvolume minder goed te maken. Tijdens nader onderzoek zijn dan ook op een geringere afstand rond de kern van de verontreinigingen, aanvullende boringen gedaan en peilbuizen geplaatst. Hieruit is gebleken dat er sprake is van een verontreiniging van grond en grondwater met minerale olie en aromaten, welke beperkt is van omvang. Er is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging.

Verontreiniging van de bodem met metalen:
Op een aantal plaatsen, heterogeen verdeeld over de onderzoekslocatie, is een overschrijding van de interventiewaarde voor een of meerdere metalen aangetoond. Er is geen duidelijk aanwijsbare bron (historische activiteit) voor de herkomst van deze verhogingen. Ook hangt het voorkomen van deze sterke verhogingen niet samen met aangetroffen bodemvreemd materiaal zoals puin. Gemiddeld wordt de interventiewaarde niet overschreden. Er is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging.

Kwaliteit grond zijde Veenkade:

De boven- en ondergrond tot een diepte van circa 3 m -maaiveld worden beoordeeld als licht tot matig verontreinigd. De diepere ondergrond, vanaf 3 m -maaiveld, wordt beoordeeld als niet verontreinigd.