direct naar inhoud van Artikel 16 Wonen
Plan: Westeinde, 1e herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0242EWesteindeII-50VA

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. (toegangs)wegen en paden;
  • d. tuinen en erven;

En ter plaatse van de aanduiding:

  • e. 'maatschappelijk' tevens voor een welzijnsvoorziening op de beganegrondlaag;
  • f. 'onderdoorgang' op het maaiveld tevens het gebruik zoals vastgelegd in de in artikel 13 opgenomen bestemmingsomschrijving.

één en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen moeten zich bevinden binnen het bouwvlak met de voorgevel in de bouwgrens.
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
  • c. de hoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
  • d. in uitzondering op het gestelde onder a zijn buiten het bouwvlak aanbouwen toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de hoogte van een aanbouw niet meer mag bedragen dan de hoogte van de beganegrondlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,3 m;
    • 2. de bebouwingsgrens aan de achtergevel van het hoofdgebouw door een aanbouw niet meer dan 3 m mag worden overschreden;
    • 3. de afstand van een aanbouw tot de voorgevelrooilijn tenminste 2 m moet bedragen als deze aanbouw aan een zijgevel is gebouwd.
  • e. in uitzondering op het gestelde onder a zijn buiten het bouwvlak – vrijstaand of vast aan het hoofdgebouw – bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de hoogte van een bijgebouw niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
    • 2. de totale oppervlakte van bijgebouwen op een erf, niet zijnde gebouwde parkeervoorzieningen, niet meer dan 18 m² mag bedragen;
    • 3. de afstand van een vrijstaand bijgebouw tot het hoofdgebouw en zijn aanbouwen tenminste 1 m moet bedragen;
    • 4. de afstand van een aangebouwd bijgebouw tot de voorgevelrooilijn tenminste 2 m moet bedragen als dit aangebouwd bijgebouw aan een zijgevel is gebouwd.
  • f. het bebouwingspercentage van een erf van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan 50%.
  • g. de hoogte van gebouwde parkeervoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • b. het gestelde onder a is niet van toepassing op het plaatsen van masten en soortgelijke bouwwerken.
  • c. in uitzondering op het gestelde onder a mag de hoogte van erf- en/of terreinafscheidingen, voor zover deze zich voor de voorgevelrooilijn bevinden, niet meer bedragen dan 1 m.
16.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan, met inachtneming van het gestelde in artikel 22 lid 4, worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in het tweede lid, onder 1, onder e, voor de hoogte van bijgebouw tot 6 m.
  • b. het bepaalde in het tweede lid, onder 2, onder a, voor de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde.