direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Binnenhof e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0233EBinnenhofeo-50VA

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

De gemeente Den Haag stelt om een aantal redenen een nieuw bestemmingsplan voor het plangebied Binnenhof e.o. op.

  • a. Artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) bepaalt dat de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt (lid 1) en dat de bestemming van de gronden binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van de vaststelling van het bestemmingsplan, telkens opnieuw wordt vastgesteld (lid 2). Het vigerende bestemmingsplan "Binnenhof e.o." is vastgesteld op 12-01-1989.
  • b. Het Rijksbeschermd stadsgezicht Binnenhof e.o., alsmede kleine delen van de Rijksbeschermde stadsgezichten Willemspark e.o. en Malieveld e.o., maken deel uit van het plangebied. Ingevolge artikel 14 van de Monumentenverordening van Den Haag moeten de stedenbouwkundige, architectuurhistorische en cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht worden vastgelegd in een beschermend bestemmingsplan. Met dit bestemmingsplan voldoet de gemeente wederom aan deze verplichting.

1.2 Doel van het bestemmingsplan

Het doel van het bestemmingsplan Binnenhof e.o. is het vastleggen van de bestaande ruimtelijke structuur en een actueel juridisch-planologisch kader te bieden. De bestaande situatie vormt daarbij het vertrekpunt. De karakteristieke waarden van het plangebied op het gebied van beeld, bebouwing en functies worden behouden. Er is een zorgvuldige afweging gemaakt tussen de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten van de wijk enerzijds en de woonwensen en gebruiksvrijheden van de bewoners en gebruikers anderzijds. Het bestemmingsplan biedt de juridisch-planologische basis voor handhaving van de ruimtelijke situatie zoals die nu is, voor het beheer ervan in de toekomst.

Het plangebied behoort met name tot het Rijksbeschermd stadsgezicht Binnenhof e.o., alsmede aan de randen tot de Rijksbeschermde stadsgezichten Willemspark e.o. en Malieveld e.o. Ter bescherming van het Rijksbeschermd stadsgezicht dient in overeenstemming met artikel 36 van de Monumentenwet 1988 voor het gebied een bestemmingsplan te worden vastgesteld dat - in de zin van de monumentenwet - voldoende beschermend is. Doel van de aanwijzing is de ruimtelijke en architectonische kwaliteit en structuur van het gebied die samenhangt met de oorspronkelijke ontwikkeling te onderkennen en deze aan te merken als een zwaarwegend belang bij het verdere beheer of de ontwikkeling van het gebied. De stedenbouwkundige, architectuurhistorische en cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht zijn wederom vastgelegd in dit beschermende bestemmingsplan.

1.3 Begrenzing van het plangebied

Het plangebied, waar het bestemmingsplan Binnenhof e.o. betrekking op heeft, maakt deel uit van de oude binnenstad en ziet op de oude historische kern. Er is gekozen voor een duidelijke begrenzing, welke op een logische wijze aansluit bij aangrenzende bestemmingsplannen.

Het plangebied omvat het gebied dat globaal wordt begrensd door de Mauritskade, Koninginnegracht, Prinsessegracht, Herengracht, Fluwelen Burgwal, Kalvermarkt, Spui, Hofweg, Buitenhof, Kneuterdijk en Parkstraat.

Het gebied aan het Smidsplein/Korte Voorhout, waar nieuwbouw ten behoeve van de Hoge Raad der Nederlanden zal gaan verrijzen, en waarvoor recent een nieuw bestemmingsplan is vastgesteld (Smidsplein e.o.) dat inmiddels rechtskracht heeft, valt buiten het plangebied.

1.4 Geldende planologische regelingen

1.4.1 Vigerend bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Binnenhof e.o. vervangt met name het bestemmingsplan Binnenhof e.o., vastgesteld op 12 januari 1989 en onherroepelijk geworden op 22 maart 1991. Daarnaast worden geheel of ten dele de volgende bestemmingsplannen vervangen: Binnenhof e.o. 2e herziening (Parkstraat/Willemstraat), Spuikwartier (gedeelte Koediefstraat), Grote Marktstraat e.o. (gedeelte hoek Spui/Kalvermarkt).

1.4.2 Parapluherzieningen

Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op heel het gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen:

  • a. Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk. In het bestemmingsplan Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk (2004) is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk.
  • b. Parapluherziening Seksinrichtingen. Een groot deel van het grondgebied van de gemeente Den Haag werd aanvankelijk beschermd tegen de ongebreidelde vestiging van seksinrichtingen (prostitutiebedrijven, seksclubs en escortbedrijven) door een tweetal leefmilieuverordeningen: Oude Centrum en Stationsbuurt (1992) en Recreatie-inrichtingen c.a. (1994). Beide verordeningen werden in 1999 aangepast. De regeling in de leefmilieuverordeingen die seksinrichtingen verbiedt, is hierna geïntegreerd in en vervangen door het bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichtingen (2003). Daarmee werd aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling toegevoegd ten aanzien van seksinrichtigen. Het daartoe strekkende beleid is in dit bestemmingsplan geïntegreerd.
  • c. Paraplubestemmingsplan Archeologie (2010). In dit paraplubestemmingsplan wordt ter bescherming van archeologische waardevolle gebieden de dubbelbestemming 'Waarde (archeologie)' toegevoegd en worden regels opgenomen die het mogelijk maken voorwaarden met betrekking tot archeologie te verbinden aan omgevingsvergunningen.

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 1 is de aanleiding voor het opstellen van een bestemmingsplan voor het plangebied Binnenhof e.o. aangegeven. Ook zijn de doelen die met het bestemmingsplan worden beoogd, omschreven. Om deze doelen in een bestemmingsplan gestalte te geven wordt enerzijds in hoofdstuk 2 de bestaande situatie beschreven, anderzijds is voor de verduidelijking van een deel van de doelen in de hoofdstukken 3 en 4 een selectie gemaakt uit de relevante beleidsnota's en regelingen die op dit plangebied van toepassing zijn. Daaruit zijn vervolgens beleidsuitspraken voor het plangebied afgeleid. Hoofdstuk 3 bevat de beleidsuitspraken ten aanzien van ruimtelijk en sectoraal beleid, hoofdstuk 4 ten aanzien van de milieukwaliteitseisen en het milieubeleid. Bij de keuze van bestemmingen in hoofdstuk 5, is aangeven welke bestemmingen en bestemmingsregelingen uit deze beleidsuitspraken zijn afgeleid. In dit hoofdstuk worden buiten de planbeschrijving, ook de gekozen bestemmingen en bestemmingsregelingen globaal beschreven. Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 6 ingegaan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van de bestaande situatie

2.1 Inleiding

Om te beschrijven op welke wijze rekening wordt gehouden met de verschillende waarden in het gebied en de verhoudingen van het plangebied tot het aangrenzende gebied, worden achtereenvolgens de ontstaansgeschiedenis, de ruimtelijke structuren die in de loop van de tijd zijn ontstaan en de functionele opbouw van het plangebied beschreven.

2.2 Ontstaansgeschiedenis

2.2 Ontstaansgeschiedenis

De ontstaansgeschiedenis van het plangebied reikt ver terug in de tijd en is onlosmakelijk verbonden met de opkomst en ontwikkeling van het graafschap Holland en later de Nederlandse staat. Den Haag is ontstaan op de strandwallen, die enkele duizenden jaren geleden onder invloed van zee en branding langs de kust zijn gevormd. De graven van Holland bouwden er in de 13de eeuw hun residentie op. Naar verluidt, kocht graaf Floris IV in 1229 van Dirk van Wassenaer de zogenoemde Hof van Vrouwe Meilendis, waarvan de bebouwing ongeveer ter plaatse van het huidige Binnenhof moet hebben gelegen. Vermoedelijk met gedeeltelijke gebruikmaking daarvan liet hij zich ter plaatse een jachtslot bouwen. Het waren echter zijn opvolgers Willem I en Floris V, die de basis legden voor het 'Hof ter Hage', de later permanente grafelijke residentie. Bij de grafelijke residentie ontwikkelde zich al snel een nederzetting van boeren, ambachtslieden en kooplui, die het groeiende Hof en de hofhouding van diensten en levensbehoeften voorzag.

De keuze van de plaats voor de grafelijke residentie in de 13de eeuw was niet toevallig. De voornoemde Hof van Vrouwe Meilendis lag op één der strandwallen nabij de belangrijke verbindingsweg tussen Leiden en 's-Gravenzande, waar zich eveneens grafelijke hoven bevonden, en op korte afstand van de kruising met een dwarsroute, die van de zee naar Rijswijk en verder naar Delft liep. Voorts was er volop bos om te jagen, geschikte grond voor de akkerbouw (geestgronden) en een duinmeertje voor de watervoorziening.

De oudste kern van Den Haag ligt op een betrekkelijk smalle strandwal. Deze wordt in grote trekken gemarkeerd door de lijn Benoordenhoutseweg - Kazernestraat - Noordwal aan de noordwest- zijde en de lijn Bezuidenhoutseweg - Korte en Lange Poten - Spuistraat - Vlamingstraat- Laan aan de zuidoost zijde. Deze lijnen lopen parallel met de in de Middeleeuwen gegraven wateringen aan weerszijden van de strandwal en hun beloop is dan ook wat rechtlijniger dan dat van de strandwal zelf. De genoemde dwarsroute van de kust (Scheveningen) naar Delft wordt gevormd door het tracé Scheveningse Weg - Zeestraat - Noordeinde - Hoogstraat - Venestraat- Wagenstraat - Huygensstraat- Rijswijkse Weg. Ten noordoosten van het kruispunt kwam het Hof tot ontwikkeling, ten zuidwesten ervan het dorp Die Haghe.

Er is een vrij duidelijk onderscheid tussen de twee oudste kernen van de nederzetting. Aan de ene kant het ruim opgezette en met het nodige groen ingerichte hofkwartier bij het Binnenhof en aan de andere kant het intensief bebouwde 'Dorp' met zijn nauwe straatjes. De scheidslijn werd min of meer gevormd door de Haagse Beek. De aan de hofhouding verbonden functionarissen woonden aan de brede lanen als het Voorhout, Kneuterdijk en Lange Vijverberg. Het dorp 'Die Haghe' kenmerkte zich juist door lange smalle straten en grachten waar de bedrijvigheid zich afspeelde.

Den Haag heeft nooit stadsrechten gehad en was dus in die tijd ook niet versterkt door een ommuring. Om de stad toch enige bescherming te geven, is op aandringen van Prins Maurits tussen 1613 en 1619 het Haagse grachtenstelsel aangelegd, waartoe de in het plangebied gelegen Prinsessewal, Hogewal en Mauritskade behoort.

Van groot belang voor het inzicht in de morfologische ontwikkeling van Den Haag is de gedetailleerde plattegrond in de atlas Civitates Orbis Terrarum van G. Braun en F. Hogenberg, die tussen 1572 en 1618 werd uitgegeven (fotobijlage, afb. 2). Deze vermoedelijk uit 1617 daterende kaart geeft de situatie weer tijdens het Twaalfjarig Bestand 1609-1612)

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0233EBinnenhofeo-50VA_0001.png"

De voormalige markt in 1764, nu Groenmarkt

Naast de kleinere grachten in verbinding met het Spui werd in dezelfde tijd in aansluiting op de Grote Markt de Prinsegracht aangelegd naar Amsterdams voorbeeld. De bedoeling was om ook aan de zuidwestelijke zijde van de stad een deftig woonmilieu te scheppen, dat gelijkwaardig was aan dat van de onmiddellijke omgeving van het Hofcomplex rond het Binnenhof.

De singelgrachten liggen zo ruim om de bebouwde kom, dat grote terreinen daarbinnen ondanks geleidelijke groei in de loop van de 17de en 18de eeuw tot ver in de 19de eeuw onbebouwd of slechts spaarzaam bebouwd zijn gebleven.

Omstreeks 1640 werd het huidige Plein aangelegd ter plaatse van de vroegere Grafelijkheid tuin. In de directe omgeving van het Binnenhof, aan het Plein, de Kneuterdijk, de Vijverberg en het Lange Voorhout werden de logementen van de Hollandse steden en van de V.O.C. gebouwd. Ook leden van de stadhouderlijke familie, hoge bestuursambtenaren (zoals raadspensionarissen) en buitenlandse gezantschappen lieten hier hun statige huizen bouwen. Het Hofkwartier kenmerkt zich tevens door statige boombeplanting en een toenemend formele tuinaanleg bij de huizen der notabelen. Aan het begin van de 18e eeuw ontstond het plan De nieuwe uitleg, waarbij de Buitensingel werd doorgetrokken tot de hooigracht. Er mochten alleen voorname patriciërshuizen met de voorgevel over de volle breedte van het bouwperceel gebouwd worden. Tot het midden van de 19e eeuw bleef de bebouwing vrijwel beperkt tot het gebied binnen de grachten. De feitelijke begrenzing van de bebouwing aan de noordzijde was de Kazernestraat. De Denneweg met zijn enigszins bochtig tracé is karakteristiek voor de wijze waarop gedurende de 18e eeuw de burgerstad ook aan deze zijde nog een geringe uitbreiding kreeg. Pas aan het begin van de 20e eeuw werd het gebied tot aan de Mauritskade volgebouwd en kreeg het plangebied haar huidige opbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0233EBinnenhofeo-50VA_0002.jpg"

Kaart van de Haagse binnenstad rond 1850

Met de industriële revolutie groeide Den Haag met haar dorpse karakter en hooguit 50.000 bewoners in enkele decennia uit tot een grote stad met 200.000 inwoners in 1900.

De arbeidende klasse werd in talrijke hofjes op binnenterreinen gehuisvest. De stad veranderde sterk van aanzien. Grachten werden vanwege cholera-epidemieën gedempt. De fysieke scheiding tussen dorp en hof verdween langzaam, vooral door grote verkeersdoorbraken (Kalverstraat-Grote Marktstraat, Hofweg, Jan Hendrikstraat - Torenstraat) die het alsmaar groeiende verkeer ruimte moesten geven. In winkelstraten werd veel oudere bebouwing gesloopt en vervangen door hogere

nieuwbouw in een van de vele rijke architectuurstijlen die in Nederland tussen 1870 en 1940 populair waren. Vooral 'Neorenaissance' en 'Art Nouveau' zijn in Den Haag veel te zien.

In 1882 werd naar Milaans voorbeeld de Haagse Passage gebouwd. Aan het begin van de 20e eeuw was de Haagse binnenstad een echte metropool geworden, met een combinatie van oude gebouwen en voor die tijdopvallende moderne architectuur. Tot op de dag van vandaag is deze mix van oud en nieuw een kenmerk van de Haagse binnenstad.

2.3 Cultureel erfgoed

Cultureel erfgoed omvat 'sporen, objecten en patronen of structuren die, zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. Het omvat zowel het archeologisch, historisch-(steden)-bouwkundig als het historisch-landschappelijk erfgoed.

In deze paragraaf staat een beschrijving van de in het plangebied Binnenhof e.o. aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten.

2.3.1 Cultuurhistorische waarden
2.3.1.1 Bebouwingsstructuur

De ontwikkelingsgeschiedenis van Den Haag door de eeuwen heen is nog goed waarneembaar en herkenbaar in het huidige stadscentrum. Het centrum van Den Haag manifesteert zich in het totale stedelijke gebied - vooral door zijn grotendeels intact gebleven 17e eeuwse omgrachting - als afzonderlijke ruimtelijke eenheid. De oorspronkelijke ruimtelijke structuur is ondanks enkele ruimtelijke ingrepen nog goed zichtbaar. Ook de historisch gegroeide zonering van regeringscentrum, burgerlijk centrum en centrum van handel en nijverheid is in structuur en beeld nog goed herkenbaar. Alleen in het oostelijke deel van het Spuikwartier en in de zone Kortenbos-Lijnbaan zijn de oorspronkelijke structuur en ruimtelijke opbouw zo ingrijpend gewijzigd, dat daarvan weinig meer rest dan de singelgracht. 

De ruimtelijke structuur is in hoge mate bepaald door de loop van een strandwal met zijn flankerende strandvlakten. Het stelsel van wegen en al dan niet gedempte waterlopen is daarop gebaseerd. De verkeersdoorbraken in het begin van de 20ste eeuw hebben de structuur niet wezenlijk veranderd. Ze hebben wel geleid tot veranderingen in de verdere ruimtelijke opbouw, en in relatie daarmee tot ruimtelijk-functionele accentverschuivingen. Daardoor verplaatste het hart van de stad - het kruispunt van hoofdontsluitingswegen - zich van de Groenmarkt naar de Hofweg en het Buitenhof, en schoof ook de grens tussen het 'dorp' en het Hof in die richting op. Evenzo verschoof de historische overgang tussen het op de strandwal gelegen dorp en hofkwartier en de in het veen gelegen waterstad (Spuikwartier) van het tracé Vlamingstraat - Spuistraat - Poten op naar het tracé Prinsegracht - Grote Marktstraat – Kalvermarkt. Dit overgangsgebied tussen de drie hoofdbestanddelen van het centrum vormt thans het kern-winkelgebied en daarmee het hart van de stad Den Haag. De uitlopers van het winkelgebied vindt men langs de oude invalsroute.

Het Binnenhof en omgeving (het hofkwartier) vormt een uitzonderlijk gevarieerd geheel van grote openbare open ruimten, omzoomd door voorname, relatief grootschalige en merendeels monumentale bebouwing, bestaande uit een afwisseling van statige (veelal voormalige) woonhuizen en openbare en bijzondere gebouwen met een specifieke functie. Deze ruimten (Binnenhof, Plein, Kneuterdijk, Hofvijver met Lange en Korte Vijverberg en Lange Voorhout) hebben ieder hun specifieke ruimtelijke karakter, dat behalve door de aard en schaal van de omringende bebouwing in belangrijke mate wordt bepaald door de vorm en inrichting van de openbare ruimte zelf. Boom-beplantingen en straatmeubilair spelen daarin een belangrijke rol. Binnen dit geheel vormt het Binnenhofcomplex zelf een afzonderlijk ruimtelijk element, als het ware een wereldlijke immuniteit, dat ook nu nog slechts door nauwe toegangspoorten in verbinding staat met de omgeving. Het ten opzichte van die omgeving op zich al zeer besloten karakter wordt nog versterkt door de situering van het Ridderzaal-complex, dat het Binnenhof in meerdere ruimten verdeelt. Ook het aangrenzende Plein heeft door de omsluitende bebouwing en de maatverhouding tussen deze en de openbare ruimte nog een overwegend besloten karakter. De uit 1923 daterende doorbraak van de Hofwegtraverse heeft de beslotenheid van het Buitenhof en de historisch-ruimtelijke relatie daarvan met het Binnenhof duidelijk verzwakt.

Een omvangrijke open ruimte, grenzend aan het hofkwartier, wordt gevormd door de Koekamp en het Malieveld. Hier manifesteert de bebouwingsgrens van de binnenstad zich duidelijker dan waar ook. Naar karakter van de openbare ruimte, verkaveling en bebouwingsbeeld behoren de Nieuwe Uitleg en Prinsessegracht duidelijk bij het hofkwartier. Daarentegen vertoont de Denneweg, hoewel in hetzelfde gebied gelegen, grotere overeenkomsten in de meer kleinschalige verkavelings- en bebouwingsstructuur met de uitlopers van het gebied Sint Jacobskerk en omgeving, met name het Noordeinde. Hetzelfde gaat op voor een aantal straten in het overgangsgebied tussen het hofkwartier en het Spuikwartier (Koediefstraat en omgeving). Het overgangsgebied met het buiten de singelgracht gelegen Willemspark behoort structureel bij de binnenstad maar naar ruimtelijke opbouw en architectuurbeeld sluit het meer aan op het Willemspark, waarmee het via de Parkstraat in directe verbinding staat. Binnen dit gebied vormt het Louis Couperusplein met zijn omringende bebouwing van étagewoningen uit de jaren dertig, gebouwd na de afbraak van de Oranjekazerne, een opvallende enclave in de stijl van de Nieuwe Haagse School. Ook de Paleisstraat vertoont een wat afwijkend karakter. Het Korte Voorhout en een deel van de Prinsessegracht hebben mede als gevolg van oorlogsschade grote veranderingen ondergaan, die echter meer van architectonische dan van structurele aard zijn geweest.

2.3.1.2 Beplanting

In het plangebied zijn een groot aantal monumentale bomen aanwezig. De gehele bomenstructuur op de Lange Voorhout en op de Lange Vijverberg behoren hiertoe. (zie kaart). Daarnaast bevinden zich nog monumentale bomen op binnenterreinen. De lijst en bijbehorende kaart van monumentale bomen in Den Haag zijn opgenomen als Bijlage 1 en Bijlage 2 bij de toelichting van dit plan.

2.3.1.3 Rijksbeschermd stadsgezicht

Delen van het plangebied zijn op 5 juli 1971 door de minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening aangewezen als Rijksbeschermd stadsgezicht “Binnenhof e.o.”, St. Jacobskerk e.o. en Willemspark (I). Op 28 juni 1994 is ook het overige plangebied aangewezen als rijksbeschermd stadsgezicht “ 's Gravenhage uitbreiding”, zoals is omschreven in de toelichting bij dit besluit om het centrum van Den Haag aan te wijzen als beschermd stadsgezicht in de zin van artikel 1, onder g van de Monumentenwet 1988.

Doel van de aanwijzing is de karakteristieke met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkelingen binnen het gebied. De aanwijzing beoogt op die wijze een basis te geven voor een ruimtelijke ontwikkeling die inspeelt op de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruik maakt en daarop voortbouwt.

Binnen het beschermde gezicht zijn de belangen waarop de bescherming is gericht, niet overal gelijk van aard en gewicht. De te beschermen waarden van het plangebied worden in het aanwijzingsbesluit en de daarbij behorende toelichting, als volgt gewaardeerd:

  • Ondanks veranderingen is de ontwikkelingsgeschiedenis van het stadscentrum van Den Haag nog volop waarneembaar en herkenbaar. Het centrum manifesteert zich als afzonderlijke eenheid binnen het totale stedelijke gebied vooral door zijn grotendeels intact gebleven omgrachting.
  • In structuur en beeld is het historisch gegroeide drieluik van regeringscentrum, burgerlijke centrum en centrum van handel en nijverheid, nog goed herkenbaar in de stadsdelen Binnenhof en omgeving, Sint Jacobskerk e.o., en de 'waterstad' ten zuiden van de Nieuwe Kerk.
  • Het Binnenhof en omgeving vormt een uitzonderlijk gevarieerd geheel van grote openbare ruimten, waaraan voorname, relatief grootschalige en vaak zeer monumentale bebouwing is gesitueerd, bestaande uit een afwisseling van statige woonhuizen en openbare en bijzondere gebouwen met een specifieke functie.
  • In het grootste deel van het beschermde stadsgezicht is het historische karakter in grote mate bewaard gebleven. Daar zijn bovendien in het algemeen ook de vormgeving van de bebouwing van betekenis, evenals de profilering en inrichting van de openbare ruimte en de verkavelings- en bebouwingsstructuur.
2.3.1.4 Monumenten

De lijst van in het plangebied aanwezige rijks- en gemeentelijke monumenten is opgenomen in Bijlage 4 bij de regels van dit plan.

Voor wijzigingen, waaronder verbouwingen en onderhoud aan zowel rijks- als gemeentelijke monumenten is op grond van artikel 2.1, lid 1 onder f. of ingevolge artikel 2.2, lid 1 onder b. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een vergunning vereist.

2.3.1.5 Karakteristieke bebouwing en gebouwen

Behalve de beschermde monumenten kent het plangebied karakteristieke beeldbepalende bebouwing. Dit zijn historische gebouwen die op grond van hun architectonische kwaliteit en/of vanwege het feit dat ze zeer bepalend zijn voor het beeld van de straatwand ter plaatse, behoudenswaardig zijn. De architectuur sluit bescherming als monument in de toekomst niet uit. De gebouwen die zijn aangemerkt als karakteristiek zijn essentiële onderdelen van het stadsbeeld. Sloop van deze gebouwen is ongewenst. Deze bebouwing is onder andere geïnventariseerd op grond van de historisch ruimtelijke waarderingskaart opgenomen bij de toelichting (Bijlage 4 en Bijlage 5) of op grond van het Monumenten Inventarisatie Project.

2.3.1.6 Straten en straatwanden

Bebouwingsbeeld

  • 1. Kenmerkend voor de ruimtelijke opbouw en daarmee het stedelijke karakter zijn de aan alle zijden gesloten bouwblokken waarin de bebouwing ononderbroken direct aan de straat staat en waarbinnen erven en tuinen liggen besloten, duidelijk afgeschermd van de openbare ruimte. De bouwblokken zijn in het algemeen ongeveer haaks op de openbare ruimte verkaveld.
  • 2. Tussen de verschillende delen van de binnenstad zijn in de verkaveling grote verschillen in breedte, diepte en omvang herkenbaar, deels al van oudsher, deels door latere herverkaveling. Het geheel is herleidbaar tot een basisbreedte van vijf a zes meter voor het gewone woonhuisperceel. Bij de vele patriciërshuizen en bijzondere gebouwen in Den Haag bedraagt de perceel- breedte veelal een meervoud daarvan.
  • 3. Tussen een aantal langgerekte maar minder diepe bouwblokken lopen uitgesproken achterstraten, waaraan allerlei bijgebouwen (koetshuizen) en erfscheidingen van de bebouwing aan de hoofdstraten zijn of waren gesitueerd. Voorbeelden daarvan zijn onder andere de Hoge Nieuwstraat, Lage Nieuwstraat, Jan Evertstraat en Laan van Roos en Doom. Andere straten hebben slechts aan een der zijden het karakter van achterstraat, zoals de Kazernestraat, de Hooikade en het Smidswater. Zij komen voornamelijk voor in van oorsprong deftige woonbuurten.
  • In meerderheid telt de bebouwing drie a vier bouwlagen van onderling verschillende hoogte onder een betrekkelijk lage kap en vanaf circa 1900 ook platte daken. Tot de 20ste eeuw werd in Den Haag in niet meer dan vier lagen gebouwd. De bebouwingshoogte varieert meer door de per pand vaak zeer verschillende verdiepingshoogten dan door het aantal verdiepingen. Zeer kenmerkend zijn hierin ook de verticaal geplaatste openingen. Daar waar het bebouwingsbeeld sterk wordt gedomineerd door achttiende- en negentiende eeuwse lijstgevels manifesteert de variërende bouwhoogte zich meer in de pandsgewijs verspringende gootlijsten dan in de hoogte van de kappen, die daar deels achter schuilgaan en in het gevelbeeld een tamelijk ondergeschikte rol spelen. Bij de panden van na 1880 is dit minder het geval en kan ook de kap prominent in het zicht zijn. Naast lijstgevels kenmerkt deze latere architectuur zich ook door het gebruik van topgevels. In het algemeen hebben de smallere panden een met pannen gedekt schilddak met de nok haaks op de straat, de bredere een dwarskap evenwijdig aan de straat of een omlopend of afgeplat schilddak. Bij de eenvoudiger woon- en winkelpanden overheerst een driedeling, bij de voornamere huizen een indeling in vier of meer traveeën, veelal geleed door pilasters of lisenen en geaccentueerd door een geprononceerde ingangspartij. De vele bijzondere gebouwen en complexen hebben dikwijls een afwijkende gevelindeling maar ook daarbij is meestal sprake van een zekere verticale geleding.
  • De gevels zijn overwegend in baksteen opgetrokken, afwisselend in schoon metselwerk en pleisterwerk of combinaties van beide. Kroonlijsten, kozijnen, deuren, ramen en eventuele balkons zijn in hout uitgevoerd en geschilderd. Vooral in de oudere winkelstraten wordt het gevelbeeld afgewisseld door voorbeelden van de soms uitbundige neorenaissance van de late 19de eeuw en de Art Nouveau van rond de eeuwwisseling.
  • Bij de statige huizen en andere gebouwen in het hofkwartier zijn de voorgevels dikwijls met natuursteen bekleed en rijkelijk voorzien van beeldhouwwerk en monumentale entreepartijen.

Openbare ruimte

  • Het karakter van de openbare ruimte is sterk beïnvloed door de grootstedelijke ontwikkeling van Den Haag sedert het midden van de vorige eeuw. In de meeste straten is de indeling van het dwarsprofiel dan ook niet van bijzonder belang. Voor zover daar nog sprake van is, is de historische waarde gelegen in de nog tamelijk strakke belijning van de in het profiel aanwezige gebruikszones en in het verband tussen die indeling en de verdere ruimtelijke inrichting.
  • Van belang zijn vooral de dwarsprofielen over de grachten en hun belendende kaden, die de omtrek van de binnenstad markeren. Van betekenis zijn hier de relatie tussen de breedte van het water en de flankerende kaden, de gemetselde kademuren en de indeling van de kaden in een met natuurstenen kasseien geplaveide strook langs het water, waarin bomen zijn gepland, een verkeersstrook, een trottoir en een particuliere stoepenstrook direct voor de bebouwing. In het dwarsprofiel van een aantal gedempte grachten speelt boombeplanting eveneens een belangrijke rol.
  • Van bijzonder belang zijn de profilering en inrichting van de openbare ruimten in het hofkwartier en vooral die van het Lange Voorhout en het complex Hofvijver - Vijverberg. Meer dan waar ook in de binnenstad spelen formele boombeplantingen hier een dominerende rol in het ruimtelijke beeld. Ook de particuliere stoepenzone is hier geprononceerder dan elders.

2.3.2 Archeologie
2.3.2.1 Geologische ondergrond

Het plangebied is volgens de Nieuwe geologische kaart van Den Haag en Rijswijk gelegen in een gebied dat door strandwallen en –vlaktes wordt beheerst. Strandwallen zijn zandruggen die enkele duizenden jaren gelden onder invloed van zee en branding langs de kust zijn gevormd. Tussen de verschillende ruggen in bleef het oppervlak een stuk lager. Daar ontstond in de loop der eeuwen een soms dik veenpakket.

In het plangebied zijn twee strandwallen aanwezig. De meest noordelijke is met ruim 200 meter ook de breedste van de twee. Deze wordt begrensd door de Kazernestraat in het noorden en de Lange Vijverberg, Tournooiveld en Korte Voorhout in het zuiden. De tweede strandwal is nog geen 150 m breed; de noordelijke grens ervan loopt langs de zuidrand van de Hofvijver, de Doelenstraat en Casuariestraat, terwijl de zuidelijke grens globaal wordt gevormd door de Lange Poten en de Herenstraat.

De strandwallen worden afgewisseld met lager gelegen gedeeltes, de strandvlaktes. Tussen de twee strandwallen in bevindt zich ter hoogte van de Hofvijver een vrij smalle strandvlakte van net iets meer dan 100 m breed. Grotere strandvlaktes bevinden zich in het noorden en zuiden van het plangebied: het deel tussen de Kazernestraat en de Mauritskade wordt er door in beslag genomen, evenals het deel tussen de Lange Poten en de Kalvermarkt.

2.3.2.2 Archeologische potenties en waarden

Het strandwallenlandschap heeft in het algemeen een hoge archeologische verwachting. De zandruggen waren al vroeg in de prehistorie bewoonbaar en ook heel aantrekkelijk voor onze verre voorouders. Op die plekken zijn in Den Haag dan ook vaak sporen van nederzettingen aangetroffen. Het overgangsgebied tussen strandwal en strandvlakte was op zijn minst geschikt om gewassen te verbouwen en vee te hoeden. Binnen het plangebied zijn inderdaad vondsten gedaan die er op wijzen dat de strandwallen hier in cultuur gebracht waren. Zo zijn er op verschillende locaties aan het Lange Voorhout sporen gevonden van akkerpercelering en landbewerking die dateren uit de late prehistorie of Romeinse tijd.

Ook in latere perioden bleven de strandwallen in trek als vestigingslocatie. De graven van Holland bouwden er in de 13de eeuw hun residentie op, ter plekke van het huidige Binnenhofcomplex, midden in dit bestemmingsplangebied. De bouw markeert het begin van het dorp Die Haghe. De aanwezigheid van de graaf van Holland en van een grafelijk slot zorgde er voor dat er een dorp omheen ontstond. Daar kozen aan de ene kant bestuurders en edellieden die dicht bij het hof stonden hun domicilie, anderszijds handelaren en ambachtslui die leverden aan het hof. Vanzelfsprekend werd bij de locatiekeuze eerst naar de strandwallen gekeken. Daar vestigden zich hoge bestuurders en vooral de adel. Zo was binnen het plangebied hier en daar sprake van kleine stadskasteeltjes. Op de hoek van de Kneuterdijk en Lange Voorhout bijvoorbeeld stond het kasteeltje van de heren Van Egmond; op de hoek van de Parkstraat en het Lange Voorhout dat van de heren Van Arkel.

De mensen van minder hoge komaf en met een minder gevulde beurs moesten hun domicilie eerder richting strandvlakte te kiezen. In eerste instantie, in de 14de eeuw, was dat uitsluitend buiten het bestemmingsplangebied, zoals langs het Spui: een rond 1345 gegraven kanaal dat het hof en de stad verbond met de Vliet bij Rijswijk.

De grens van het bebouwde deel van de stad wijzigde tot aan het eind van de middeleeuwen niet wezenlijk. In het noorden liep die ter hoogte van de huidige Kazernestraat; in het zuiden bij de Kalvermarkt. Aan die randen werden in de 14de en 15de eeuw een aantal kloosters gebouwd. Binnen het plangebied waren dat er twee. Bij de noordrand van de stad was dat het Dominicaner klooster aan het Lange Voorhout, dat op de plaats kwam van het bovengenoemde stadskasteel van de in ongenade gevallen heren van Arkel. De huidige Kloosterkerk is daar het enige overgebleven deel van. Het tweede was er een voor vrouwen: het klooster van Sint-Maria in Galilea aan de Poten. Alleen de huidige straatnaam Bagijnestraat herinnert nog aan dit klooster.

De reformatie betekende het eind van de kloosters in Den Haag. De gebouwen werden gesloopt; de vrijgekomen terreinen werden allengs met huizen en bedrijfspanden dichtgebouwd. Zo raakte in de 17de eeuw het zuidelijk deel van het bestemmingsplangebied allengs volgebouwd. Het duurde overigens veel langer voor de noordelijke veenstrook binnen het plangebied aan bod kwam. Pas in de 19de eeuw begonnen daar de ontwikkelingen op stoom te komen. Tot die tijd concentreerde de bebouwing zich langs de Denneweg, een van de wegen die de stad naar buiten toe ontsloten.

Bovenstaande maakt duidelijk dat het bestemmingsplangebied voor grote delen al een lange geschiedenis heeft. Het heeft daarom ook voor een groot deel een hoge archeologische verwachting. Uitzonderingen vormen die gedeeltes die pas in de 19de eeuw bebouwd zijn geraakt en de percelen die door nieuwbouw grootschalig en diepgaand verstoord zijn. Voorbeelden van dat laatste zijn het Ministerie van Defensie, het Ministerie van Financiën, de parkeerkelder onder het Plein en de nieuwbouw van de tweede Kamer.

Voor de rest van het bestemmingsplangebied geldt een dubbelbestemming; deze staat op de plankaart vermeld als “waarde Archeologie 2”. Bouwregels en een aanlegvergunningenstelsel zijn in dat gebied van kracht voor werken groter dan 50 m2 en dieper dan 0,5 m.

Daarnaast is het Binnenhof een terrein met een hoge archeologische waarde. Ook voor dit terrein geldt een dubbelbestemming; het staat op de plankaart vermeld als “Waarde Archeologie 1”. Ook hier zijn de bovengenoemde bouwregels en het aanlegvergunningenstelsel van kracht, maar zonder de ondergrens ten aanzien van oppervlakte. De precieze voorwaarden, waaronder de verplichting vooronderzoek uit te laten voeren, zijn in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0233EBinnenhofeo-50VA_0003.png"

2.4 Ruimtelijke structuur

2.4.1 Stedenbouwkundige structuur

Een historisch kruispunt van wegen vormt de basis voor de stedenbouwkundige opbouw van de binnenstad. In oost-west richting op de strandwal lag de middeleeuwse verbindingsroute Leiden - 's-Gravenzande, die buiten de oude stadskern wordt gemarkeerd door de Loosduinseweg en de oude Leidse Straatweg door het Haagse Bos. Binnen de kern is het oorspronkelijke beloop van deze route waarschijnlijk de Lange Vijverberg en de Plaats en vervolgens via de Hoogstraat, Dagelijkse Groenmarkt, Riviervismarkt en Westeinde.
Deze route wordt gekruist door één doorlopende dwarsroute van de kust (Scheveningen) naar Delft, gevormd door het tracé Scheveningse Weg - Zeestraat - Noordeinde - Hoogstraat - Venestraat- Wagenstraat - Huygensstraat- Rijswijkse Weg. Het pre-stedelijke patroon van wegen, waterlopen en geest- en polderverkavelingen vormt verder de basis in de ontwikkeling van de Haagse stadsplattegrond. Een belangrijke ingreep, die bepalend is geweest voor de huidige opbouw van de binnenstad is de aanleg in de 17e eeuw van de grachtengordel om de stad. De opbouw van dit deel van de stad kende een organische (geleidelijke) uitbreiding. Dit in tegenstelling tot de meer planmatige aanpak in het zuid westelijk deel.

Het Binnenhof met omgeving vormt een uitzonderlijk gevarieerd geheel van grote openbare open ruimten, omzoomd door voorname, relatief grootschalige en merendeels zeer monumentale bebouwing, bestaande uit een afwisseling van statige (merendeels voormalige) woonhuizen en openbare en bijzondere gebouwen met een specifieke functie. Vooral de ontmoetingspunten van de direct of indirect met elkaar in verbinding staande ruimten bieden bijzonder boeiende ruimtelijke perspectieven. Binnen dit geheel vormt het Binnenhofcomplex zelf een afzonderlijk ruimtelijk element, als het ware een wereldlijke immuniteit, dat ook nu nog slechts door nauwe toegangspoorten in verbinding staat met de omgeving. Ook het aangrenzende Plein en Buitenhof hebben door hun omsluitende bebouwing en de maatverhouding tussen deze en de openbare ruimte nog een overwegend besloten karakter al heeft de Hofweg traverse de beslotenheid van het Buitenhof en de historisch -ruimtelijke relatie daarvan met het Binnenhof duidelijk verzwakt.

2.4.2 Verkeer en infrastructuur

Het plangebied wordt begrensd door de Prinsessegracht, Dr. Kuyperstraat, Mauritskade, Parkstraat, Kneuterdijk, Buitenhof, Hofweg, Kalvermarkt, Fluwelen Burgwal en Herengracht. Deze begrenzing bestaat deels uit doorgaande routes voor één of meer verkeerssoorten. Zo is de route Hofweg – Kneuterdijk – Parkstraat zowel voor het fietsverkeer als voor het openbaar vervoer onderdeel van de doorgaande routes door de binnenstad (tram 1 en buslijnen 22 en 24).

De Prinsessegracht is een onderdeel van de doorgaande tramroute tussen Den Haag CS en Scheveningen (tramlijn 9). De Dr. Kuyperstraat – Mauritskade is een doorgaande route voor het fietsverkeer langs de binnenstad en tevens onderdeel van de route voor de verwijzing van het autoverkeer naar de parkeervoorzieningen in het noord-westelijke deel van de binnenstad. De Kalvermarkt - Fluwelen Burgwal- Herengracht tenslotte is een doorgaande route voor het fietsverkeer en fungeert tevens als route van en naar de parkeergarages Fluwelen Burgwal en Souterrain. Daarnaast is dit een route die gebruikt wordt voor de ontsluiting van het Pleinkwartier en van het voetgangersgebied in de binnenstad.

In het gebied zelf is de route Lange Vijverberg – Tournooiveld – Korte Voorhout onderdeel van een lus voor de tram (lijn16) door de binnenstad. Ook is deze route (samen met de Parkstraat) onderdeel van een lus voor het autoverkeer langs de parkeergarages in dit deel van de binnenstad (Plein en Heulstraat). De garage Plein is in het plangebied de enige grote bezoekersgarage.

Het plangebied omvat een deel van het voetgangersgebied in de binnenstad, te weten de Lange Poten, De Korte Poten, Het Plein en het Binnenhof. Buiten het voetgangersgebied zijn er in het plangebied parkeerplaatsen op de openbare weg aanwezig. Voor de parkeerplaatsen op straat geldt een betaaldparkerenregime. De parkeerdruk in dit gebied is hoog. Diverse complexen in het plangebied hebben eigen (gebouwde) parkeervoorzieningen.

2.4.3 Groen

Binnen het plangebied is de groenvoorziening met name geconcentreerd langs de Lange Vijverberg en de Lange Voorhout, waar monumentale bomen staan.

2.4.4 Water

Het plangebied ligt in het boezemgebied en watert direct af op het boezemwater. Er liggen in het gebied geen waterkeringen. Het plangebied herbergt de Hofvijver, de grootste waterpartij in de binnenstad. Dit water behoort met de ondergrondse toe- en afvoerleidingen tot het secondair boezemwater en is onderdeel van het openbaar groen. De in het plangebied aanwezige grachten behoren tot de primaire wateren en zijn van belang voor de waterhuishouding in de Binnenstad.

2.4.5 Bodem

Het gebied wordt grofweg begrensd door de Mauritskade, Koninginnegracht, Prinsessegracht, Herengracht, Fluwelen Burgwal, Kalvermarkt, Spui, Hofweg, Buitenhof, Kneuterdijk en Parkstraat.

Op en in de directe omgeving van het plangebied hebben bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Het gaat hierbij ter plaatse van het plangebied om drukkerijen, een vuilophaal- en straatreinigingsbedrijf, foto- en filmontwikkelbedrijven, een taxibedrijf, reparatiewerkplaatsen voor motorvoertuigen, een werkplaats, autoreparatiebedrijven, een (brom)fietsenmaker, een benzine-service-station en confectiekledingindustrie.

Bij verscheidene panden hebben ondergrondse olietanks gelegen. De meeste daarvan zijn ondertussen verwijderd of onklaar gemaakt.

In en in de directe omgeving van het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Op verscheidene locaties is daaruit gebleken dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume). Voor de meeste gevallen zijn reeds saneringplannen ingediend waarmee is ingestemd. Bijna al deze saneringen zijn al afgerond. Enkelen zijn in uitvoering. Ter plaatse van de gesaneerde gevallen zijn plaatselijk restverontreinigingen achtergebleven waardoor er gebruiksbeperkingen kunnen zijn. De gesaneerde locaties zijn wel geschikt voor het huidige gebruik.

Niet alle verdachte deellocaties in het plangebied zijn voldoende onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn zullen de bodemonderzoeken geactualiseerd moeten worden.

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat de grond in het plangebied gemiddeld matig verontreinigd is met lood, zink en PAK (teerachtige stoffen) en licht verontreinigd met cadmium, koper en kwik. Het gebied kan derhalve geheel als verdacht worden aangemerkt. In het gebied is geen grondverzet mogelijk op basis van de bodemkwaliteitskaart.

2.4.6 Kabels en leidingen

In het gebied liggen geen grote transportleidingen.

2.5 Functionele structuur

Kenmerkend voor het gebied is de grote menging van functies op zowel de begane grond als op de verdiepingen van panden met de nadruk op kantoren, detailhandel en horeca.

2.5.1 Wonen

Het plangebied is een onderdeel van de Haagse binnenstad. De binnenstad is belangrijk voor de identiteit van heel Den Haag. In dit plangebied bevinden zich de gebouwen van de Eerste en Tweede kamer, de Hofvijver en de Koninklijke Schouwburg. Dit zijn boegbeelden voor de identiteit van Den Haag.

De woonfuncties liggen voornamelijk in het noordelijke deel van het plangebied, boven en ten oosten van Het Lange Voorhout (Willemstraat, Kazernestraat, Nieuwe Schoolstraat, Laan van Roos en Doorn). Aan de zuid- en oostkant van het Plein (Koediefstraat, Bleijenburg, Herengracht) zijn de woonfuncties met name op de verdiepingen te vinden. Op de begane grond van deze panden zijn merendeels andere functies te vinden.

Het plangebied kent een bovengemiddelde woningmarktpositie. Zowel de gemiddelde WOZ-waarde van de eengezinswoningen als de gemiddelde WOZ-waarde van de appartementen ligt significant dan gemiddeld in Den Haag. Opvallend aan de inwoners in het plangebied is de oververtegenwoordiging van de leeftijdsklasse 20-44 jaar en een hoger aandeel autochtonen en westerse allochtonen ten opzichte van het Haags gemiddelde.

2.5.2 Bedrijven

In het gebied komen nauwelijks bedrijven voor, behalve in het gebied rond de Nieuwe Schoolstraat en Kazernestraat. Daar bevinden zich twee complexen met ateliers voor kunstenaars en bedrijfsruimtes voor ambachtelijke/creatieve beroepen, namelijk aan de Denneweg 24-30 (4 ateliers, 2 bedrijfsruimtes) en aan de Kazernestraat 88-102 (6 ateliers, 8 bedrijfsruimtes). Beide complexen zijn eigendom van de gemeente (OCW/Vastgoed).

2.5.3 Detailhandel

De detailhandel concentreert zich met name aan de Denneweg met zijn speciaalzaken. De Lange- en Korte Poten en Herengracht fungeren als aanloopstraat naar het kernwinkelgebied.

2.5.4 Dienstverlening

Dienstverlening in het gebied ligt verspreid tussen en naast de detailhandel en horeca. Het betreft voornamelijk uitzendbureaus, kapsalons, schoonheidssalons e.d.

2.5.5 Horeca

Het gebied kent een aantal hotels en een groot aantal horecavestigingen waaronder veel restaurants met verschillende keukens. De lunchrooms, restaurants, eetcafés, cafés en hotels komen in het gehele plangebied voor met concentraties rond de Denneweg en aan het Plein/Herenstraat.
De afwisseling van horeca en detailhandel betekent ook dat na sluitingstijd van de winkels, de binnenstad een levendige en gezellig sfeer houdt tot laat in de avond.

2.5.6 Kantoren

Het plangebied huisvest het regeringscentrum; Het (historische) Binnenhof , de Eerste en
Tweede kamer en een aantal ministeries; Financiën, Defensie en Algemene zaken. Daarnaast kent het gebied vele kantoren langs de Lange Vijverberg, Lange Voorhout, Koninginnengracht en Parkstraat.
De kantorenmarkt krimpt in en dat is ook op verschillende locaties in het gebied het geval; de leegstand neemt toe.

2.5.7 Maatschappelijk

Onderwijs

Binnen het aangegeven plangebied ligt aan het Louis Couperusplein 33 het schoolgebouw van het Edith Stein College (bestuur Stichting Lucas Onderwijs). Daarnaast bevindt zich in het gebied aan de Prinsessegracht de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten.

Religie

Binnen het gebied bevinden zich enkele kerken en een synagoge.

2.5.8 Cultuur en Ontspanning

In het gebied komen verschillende voorzieningen voor welke een rol spelen op het gebied van cultuur en ontspanning, met name:

- Mauritshuis, Korte Vijverberg 8, kantoor Lange Vijverberg 12:

- Haags Historisch Museum, Korte Vijverberg 7

- Museum Bredius, Lange Vijverberg 14

- Museum Meermanno, Prinsessegracht 30;

- Koninklijke Schouwburg, Korte Voorhout 3

- Het Nationale Toneelgebouw (repetitieruimte, kantoren en theaterzalen), Schouwburgstraat 8

- Museum Escher in het Paleis, Lange Voorhout 74

- Pulchri Studio, Lange Voorhout 15

- Theater Diligentia, Lange Voorhout 5

- Theater PePijn, Nieuwe Schoolstraat 21-23

- Theater Branoul, Maliestraat 12.

2.5.9 Sport en recreatie

In het gebied bevindt zich een manege.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Binnenhof e.o. vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader dat op dit bestemmingsplan van toepassing is weer. In het geldende beleidskader zijn twee soorten beleid te onderscheiden: ruimtelijk en sectoraal beleid.

De eerste paragraaf gaat in op het beleid ten aanzien van de cultuurhistorische waarden en archeologie. De paragraaf 'Ruimtelijk beleid' behandelt het allesomvattende ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal-, gemeentelijk niveau. Daarna volgt de paragraaf 'Sectoraal beleid', waarin het specifieke beleid voor een bepaald thema uiteen wordt gezet. Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn de thema's die in de onderstaande paragrafen worden behandeld van toepassing.

3.2 Cultureel erfgoed

3.2.1 Cultuurhistorische waarden
3.2.1.1 Modernisering Monumentenzorg (MoMo)

In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de moderniseringsplannen voor de monumentenzorg van de minister van OC&W (MoMo). Een van de drie grote veranderingen is het meewegen van de cultuurhistorische belangen in de ruimtelijke ordening. Per 1 januari 2012 is daarom het BRO gewijzigd en is de gemeente verplicht in een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Doel hiervan is het meer vorm en inhoud geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Dat betekent een analyse moet worden verricht naar de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en dat daar conclusies aan moeten worden verbonden die in een bestemmingsplan verankerd worden. Bij cultuurhistorische waarden gaat het over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken.

3.2.1.2 Rijksbeschermd stadsgezicht

De Monumentenwet 1988 omschrijft een beschermd stadsgezicht als 'groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke en structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke waarde of cultuurhistorische waarde (..)' en dat vanwege dit algemene belang door de minister van OC&W en de minister van VROM als zodanig is aangewezen.

Het Rijksbeschermd stadsgezicht Binnenhof e.o., alsmede kleine delen van de Rijksbeschermde stadsgezichten Willemspark e.o. en Malieveld e.o., maken deel uit van het plangebied Binnenhof e.o. De Monumentenwet 1988 verplicht de gemeenteraad van Den Haag een bestemmingsplan vast te stellen ter bescherming van het rijksbeschermd stadsgezicht. De cultuurhistorische waarden die zijn aangewezen en die door dit bestemmingsplan worden beschermd, zijn verwoord in de toelichting op de aanwijzing. Het nieuwe bestemmingsplan maar ook het vigerende bestemmingsplan voorziet daarin.

3.2.1.3 Provinciaal beleid

Voor de provincie is het cultureel erfgoed van grote betekenis voor de kwaliteit van de leefomgeving. Instandhouding hiervan draagt bij aan versterking van deze kwaliteit. De inpassing en het gebruiken van cultureel erfgoed als uitgangspunt bij planvorming en ontwerp voor ruimtelijke plannen staat daarbij voorop. Het provinciale beleid is vooral gericht op het beschermen van het cultureel erfgoed voor zover dit is vastgelegd in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS). Deze is door de provincie Zuid-Holland in 2005 vastgesteld. In de CHS zijn de kenmerken en waarden van landschap, nederzettingen en archeologie aangegeven. Het plangebied is in de CHS aangemerkt als landschap met een zeer hoge waarde.

In de Nota is verder bepaald dat voor beschermde stads- en dorpsgezichten in het bestemmingsplan de bescherming en zo nodig versterking van de aanwezige cultuurhistorische waarden worden geregeld. Ook monumentale en karakteristieke objecten, waar onder MIP-objecten gelegen in deze gebieden, dienen te worden beschermd.

Als een uitwerking van de CHS heeft de provincie in april 2010 de Regioprofielen Cultuurhistorie vastgesteld. De Provinciale Structuurvisie vormt samen met de Regioprofielen Cultuurhistorie het kader waarbinnen de provincie stuurt op cultuurhistorie en ruimtelijke ordening. De zestien 'Topgebieden Cultureel Erfgoed Zuid-Holland' zijn gebieden waar cultuurhistorische waarden in bijzondere mate én in onderlinge samenhangvoorkomen. Het cultureel erfgoed is hier nog in grote mate bepalend voor het karakter en de ruimtelijke kwaliteit. In de topgebieden is de continuïteit van het karakter van het gebied het uitgangspunt.

Het plangebied behoort evenals de overige Haagse beschermde stadsgezichten tot een van de zestien topgebieden.

3.2.1.4 Gemeentelijk beleid

De Structuurvisie Den Haag 2020 (blz. 16) benoemd vier grote troeven van Den Haag, een daarvan is de monumentale residentie. De structuurvisie beschrijft de beschermde stadsgezichten als zéér waardevol en geeft aan dat deze door goed beheer hun kwaliteit zullen moeten behouden. Het wil zeggen dat in ruimtelijke veranderingsprocessen in de stad bestaande cultuurhistorische waarden een volwaardige rol spelen. Het wil ook zeggen, dat de betreffende gebieden blijvend een betekenis hebben voor de identiteit en het karakter van de stad.

In de Agenda voor de Haagse verdichting is verwoord dat verdichting in beschermde stadsgezichten moet bijdragen aan het versterken, dan wel herstellen van stedenbouwkundige structuren en het versterken van de cultuurhistorische waarden van het gebied. Voor deze gebieden bestaan geen intensieve verdichtingsplannen. Verdichting moet met respect voor, en kennis van de cultuurhistorie, identiteit en het karakter van Den Haag gebeuren. Verdichtingsingrepen mogen deze niet aantasten of negatief beïnvloeden (RIS163015).

In de beschermde stadsgezichten is verdichten alleen mogelijk als programma, schaal, maat en architectuur aansluiten bij de bestaande kwaliteiten. Verdichting kan wel eventuele weeffouten in de structuur zelf herstellen.

In de in 2011 door het college van B&W vastgestelde erfgoedvisie “Bekend maakt bemind” noemt het college de verankering van de monumentenzorg in de ruimtelijke ordening en het centraal stellen van het bestemmingsplan hierbij een goede ontwikkeling. Dat vergt een “maatwerkbenadering”, behoudend waar nodig en ruimte gevend waar dat kan.

3.2.1.5 Monumentale gebouwen

Wijziging van een rijks- of gemeentelijk monument is zonder een vergunning van burgemeester en wethouders verboden (artikel 11 van de Monumentenwet 1988 of artikel 9 van de Monumentenverordening Den Haag). In paragraaf 2.3.1.4 Monumenten worden de monumentale gebouwen genoemd die ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet 1988 als rijksmonument of ingevolge artikel 3 van de Monumentenverordening Den Haag zijn ingeschreven.

Voor wijzigingen, waaronder verbouwingen en onderhoud aan zowel rijks- als gemeentelijke monumenten is op grond van artikel 2.1, lid 1 onder f. of ingevolge artikel 2.2, lid 1 onder b. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een vergunning vereist. Toetsingscriteria zijn onder meer de architectuur- en cultuurhistorische waarden van het desbetreffende monument.

Behalve de beschermde monumenten kent het plangebied karakteristieke beeldbepalende bebouwing. Dit zijn gebouwen die op grond van hun architectonische kwaliteit en/of vanwege het feit dat ze zeer bepalend zijn voor het beeld van de straatwand ter plaatse, behoudenswaardig zijn. De architectuur sluit bescherming als monument in de toekomst niet uit. De gebouwen die zijn aangemerkt als karakteristiek zijn essentiële onderdelen van het stadsbeeld.

3.2.2 Archeologie

Gemeenten hebben de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannnen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (Monumentenwet, artikel 38a). Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Archeologie geeft de gemeente aan hoe de gemeente zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond. In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe het gemeentelijk archeologiebeleid is vertaald in het bestemmingsplan Binnenhof e.o.

Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:

  • 1. Terreinen met een archeologische waarde, dat wil zeggen: waarvan is vastgesteld dat er zich belangrijke archeologische sporen en resten bevinden. In het kader van de archeologische monumentenzorg stelt de gemeente hier voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten dieper dan 50 cm onder maaiveld.
  • 2. Gebieden waar archeologische resten en sporen kunnen worden verwacht (op basis van de bodemopbouw en/of historische kaarten). Bij activiteiten met een bodemverstoring groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld stelt de gemeente hier voorwaarden voor onderzoek en bescherming van mogelijk aanwezige sporen en resten.
  • 3. Gebieden waar geen archeologische sporen/resten (meer) worden verwacht. Hier verbindt de gemeente op het gebied van de archeologie geen voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten.

In dit bestemmingsplangebied Binnenhof e.o. komen alle genoemde eenheden voor.

Voor twee van de drie eenheden gelden onderzoekseisen, waarbij de gemeente gebruik heeft gemaakt van de beleidsvrijheid die de Monumentenwet daarvoor biedt. De keuzes zijn gebaseerd op gegevens uit archeologisch onderzoek, en beschreven, gemotiveerd en vastgelegd in de Beleidsnota archeologie van de gemeente Den Haag (In het verleden ligt het heden; 2011-2020), de Toelichting op de AWVK, de Gemeentelijke Onderzoeksagenda Archeologie (GOA) en het gemeentedekkende paraplubestemmingsplan Archeologie Den Haag. Wanneer tussentijds uit archeologisch onderzoek nieuwe gegevens beschikbaar komen, wordt deze informatie meegewogen in de beoordeling van vergunningaanvragen en te zijner tijd worden verwerkt in de actualisatie van het beleid en de beleidsinstrumenten.

In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning wordt van initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische waarde of verwachting gevraagd om de archeologische waarde van het terrein, dat door de bodemingreep verstoord wordt, in voldoende mate vast te stellen. In gebieden waarvan de archeologische waarde al is vastgesteld (zone Waarde-Archeologie 1) wordt hierbij vooral gekeken naar de mate van bedreiging van de archeologische waarden door het bouwplan. Als blijkt dat er sprake is van een bedreiging van behoudenswaardige archeologische resten, kan de gemeente aan de uitvoering van de geplande bodemingreep voorwaarden verbinden, zoals:

  • technische aanpassingen zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • het laten verrichten van een opgraving teneinde behoudenswaardige resten die verstoord zullen worden, te documenteren en veilig te stellen; of
  • de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, archeologisch te laten begeleiden.

In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 53 Monumentenwet 1988). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. De meldingsplicht leidt niet tot een bepaling in het bestemmingsplan.

De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg.

De kosten van vooronderzoek en indien noodzakelijk opgraving of begeleiding zijn voor de initiatiefnemer. Alle archeologische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een erkende archeologische partij.

Meer informatie over het archeologiebeleid van de gemeente Den Haag is te vinden in de vastgestelde beleidsnota Archeologie van de gemeente Den Haag en op de gemeentelijke site.

3.3 Ruimtelijk beleid

3.3.1 Rijksbeleid

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen, en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden. De structuurvisie raakt geen van de belangen die in het bestemmingsplan Binnenhof e.o. worden afgewogen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels maar ook om de inhoud van bestemmingsplannen.

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) moeten gemeenten rekening houden met het Barro.

Een aantal projecten dat de regering van Rijksbelang vindt, wordt met het Barro dwingend geborgd in bestemmingsplannen of in andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. De projecten worden benoemd en middels digitale kaarten ingekaderd. Per project worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Voor Den Haag zijn de binnen de gemeente gelegen militaire terreinen met de daarbij behorende zend- en ontvangstinstallaties, en het Kustfundament van belang.

Volgens het Barro zijn er in het bestemmingsplan Binnenhof e.o. geen projecten van Rijksbelang aanwezig waarmee bij de vaststelling van dit plan rekening moet worden gehouden.

3.3.2 Provinciaal beleid

In de Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat Provinciale Staten via de Provinciale Verordening regels stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen.

Op 2 juli 2010 zijn de Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en de provinciale "Verordening Ruimte" vastgesteld. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

Visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

Het bestemmingsplan Binnenhof e.o. is in overeenstemming met het provinciale beleid zoals verwoord in de Provinciale Structuurvisie en Verordening.

3.3.3 Regionaal beleid

Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor:

  • de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden
  • het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie;
  • lokale plannen, zoals bestemmingsplannen.

Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen.

Voor de verschillende beleidsectoren worden de gemeentelijke programma's gemonitord en periodiek binnen Haaglanden op elkaar afgestemd. Dit geldt men name voor Kantoren, bedrijventerreinen, leisurevoorzieningen en detailhandel.

Het bestemmingsplan Binnenhof e.o. is in overeenstemming met het regionaal beleid zoals verwoord in het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020.

3.3.4 Gemeentelijk beleid
3.3.4.1 Structuurvisie Den Haag 2020

Op 17 november 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Structuurvisie Den Haag 2020 vastgesteld: de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020. De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie.

De structuurvisie gaat uit van een lichte groei van het aantal inwoners (nu ca. 500.000) en een groei van het aantal arbeidsplaatsen in 2020. Dat betekent dat er ca. 40.000 woningen moeten worden toegevoegd in de bestaande stad, door verdichting. In de structuurvisie wordt de Wéreldstad aan Zee vorm gegeven door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan).

3.3.4.2 Agenda voor de Haagse Verdichting

De 'Agenda voor de Haagse Verdichting' is op 28 mei 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. De agenda is een thematische uitwerking van de Structuurvisie en dient als leidraad voor de binnenstedelijke verdichting in Den Haag tot 2020. Door middel van verdichting kan de bevolkingsgroei binnen het bestaande stedelijke gebied opgevangen worden. Daarnaast kan verdichting worden aangegrepen om de stedelijke kwaliteit van Den Haag te versterken.

De Haagse Verdichting houdt in dat - voor zover mogelijk - invulling wordt gegeven aan:

  • optoppen van gebouwen (dakopbouwen);
  • verruiming van mogelijkheden voor bouwen van aan- en bijgebouwen;
  • functiewijziging (ombouwen van kantoorgebouwen naar woningbouw);
  • dubbel grondgebruik.

Verdichting kan plaatsvinden door dakopbouwen op de bestaande woongebouwen toe te staan. Zodoende wordt een alternatief voor het verhuizen naar elders geboden, en kunnen zittende bewoners gebonden worden aan de wijk. Een extra bouwlaag / dakopbouw levert een bijdrage aan de binnenstedelijke verdichtingsopgave door toevoeging van bouwvolume daar waar dat wenselijk, mogelijk en verantwoord is. In 5.2 wordt beschreven wat dit betekent voor het bestemmingsplan.

3.3.4.3 Binnenstadsplan Den Haag 2010-2020

Het Binnenstadsplan Den Haag 2010-2020 richt zich op een complete binnenstad op het gebied van ruimte, economie, cultuur, sfeer en beleving. De samenhang en mix van functies maakt een binnenstad specifiek. Het Binnenstadsplan heeft de status van een visie- en beleidsdocument en vormt de basis voor een uitvoeringsprogramma. Het plan is het ontwikkelingskader voor de verschillende gebieden in de Haagse binnenstad.

Daarbij zijn vijf speerpunten geformuleerd. Deze vijf speerpunten zijn een gezamenlijke opgave voor gemeente en marktpartijen:

  • Wonen: De woonfunctie van de binnenstad is nog beperkt en moet aanzienlijk versterkt worden. Hiermee wordt de levendigheid op straat vergroot en worden meer bestedingen aan de binnenstad gebonden. Het versterken van de woonfunctie vraagt om het toevoegen van woningen, maar ook om het verbeteren van het woonklimaat in de binnenstad.
  • Cultuur: Cultuur is al een sterk punt in de binnenstad. Dit verder uitwerken en uitbouwen kan de aantrekkingskracht van de binnenstad verder vergroten. Om de binnenstad in het komende decennium ook cultureel echt goed op de kaart te zetten, hangt veel af van de stuwkracht van het Cultuurforum en de ambitie voor Culturele Hoofdstad 2018.
  • Winkels/horeca/toerisme: Den Haag wil “beste winkelstad” worden, het culinaire profiel versterken en in combinatie met de kust het verblijfstoerisme versterken. Hiervoor is nog veel werk aan de winkel. Denk aan de ontwikkeling van een echte publiekstrekker (bijv. Huis van de Democratie & Rechtspraak) en spraakmakende impulsen voor het winkelapparaat (Grote Marktstraat internationale winkelboulevard).
  • Sfeergebieden en oriëntatie: De afgelopen jaren zijn de sfeergebieden bij het werken aan de binnenstad een sterk leidend concept gebleken. Voor het Binnenstadsplan 2010-2020 wordt dan ook aan het principe van de sfeergebieden vastgehouden en wordt dit verder handen en voeten gegeven. Binnen de grenzen van dit bestemmingsplan vallt het sfeergebied Historische Kern. De Historische Kern is het statige Den Haag, bekend van de ansichtkaarten en Prinsjesdag. Het gebied ligt tussen Mauritskade, Koninginnegracht, Kalvermarkt, Herengracht, Spui, Hofweg en Parkstraat. Binnen dit gebied bevinden zich de toeristische trekpleisters, Binnenhof met Hofvijver, diverse musea zoals het Mauritshuis, het Lange Voorhout en de Denneweg. Het Toneelkwartier (Koninklijke Schouwburg e.o.) maakt deel uit van de Historische Kern. Er zijn meer hoogwaardige publiekstrekkers gewenst en uitbreiding van het academisch onderwijs. Ook gaat het om versterking van de relatie met Malieveld/Koekamp/Haagse Bos, waardoor ook de parkeergarage Malieveld een grotere functie voor de binnenstad kan gaan vervullen. Dat vergt voor de voetganger een veilige, uitnodigende en attractieve loper naar de binnenstad.
  • Marketing en communicatie: De bekendheid met en het imago van de binnenstad van Den Haag versterken, zowel bij consumenten (ook niet-bezoekers) als investeerders, is dé marketing-opgave. De marketing van de binnenstad wordt verder uitgebouwd en geïntensiveerd en beter aangesloten op de marketing van de hele stad.

Het Binnenstadsplan heeft een tijdsspanne van tien jaar. De doelstellingen worden omgezet in een vierjaarlijkse Uitvoeringsagenda Binnenstad. Ook zijn er jaarlijkse voortgangsrapportages, inclusief een activiteitenoverzicht.

3.4 Sectoraal beleid

3.4.1 Verkeer en infrastructuur
3.4.1.1 Regionale Nota Mobiliteit Haaglanden

In juni 2005 heeft het algemeen bestuur van Haaglanden de "Regionale Nota Mobiliteit" (RNM) vastgesteld. Het verschijnen van het nieuwe Regionale Structuurplan en van de Nationale Nota Mobiliteit vormden vervolgens aanleiding om de RNM al snel weer te actualiseren. Dat is gebeurd door vaststelling van het 'supplement' op de RNM in 2008. De RNM richt zich op de plannen die het stadsgewest heeft voor de mobiliteit in de regio voor de periode 2005-2020. De Regionale Nota Mobiliteit geeft aan dat er in de komende jaren veel maatregelen genomen moeten worden om de toename van de mobiliteit op te kunnen vangen en de regio bereikbaar, verkeersveilig en vooral ook leefbaar te houden. Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets staan daarin centraal. De belangrijkste doelen voor de regio zijn: 40% meer reizigers in het openbaar vervoer en 30% meer gebruik van de fiets in 2020, kortere en beter voorspelbare reistijden met de auto vooral in de spits, minder verkeersslachtoffers en een beter en gezonder leefklimaat. Het uitvoeringsprogramma laat zien welke concrete projecten het stadsgewest en de andere overheden in de regio Haaglanden uitvoeren om de ambities van de Regionale Nota Mobiliteit te realiseren. De Regionale Nota Mobiliteit is de regionale vertaling van de plannen uit de landelijke Nationale Nota Mobiliteit (2005) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het rijksbeleid voor mobiliteit en bereikbaarheid is in 2012 vervangen door de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

3.4.1.2 Gemeentelijk beleid

Verkeer algemeen

Den Haag groeit, er komen meer inwoners, meer banen en ook meer bezoekers. Dit zorgt voor een toename van het verkeer van, naar en in de stad. Bovendien reizen mensen steeds meer en over langere afstanden. In de Structuurvisie Den Haag 2020 (Wéreldstad aan Zee) heeft de gemeenteraad de ambities voor de toekomst van de stad vastgesteld. Den Haag wil groeien en aantrekkelijk blijven als stad om in te wonen, werken en leven. Om al deze wensen te kunnen verenigen, is een toekomstgerichte visie op verkeer en vervoer noodzakelijk.

Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Den Haag voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de nota “Haagse Nota Mobiliteit”. Deze is op 22-9-2011 door de gemeenteraad vastgesteld. De visie in de nota is er op gericht om van Den Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken door er voor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerwijze en de route die het beste bij hen past. Gerichte investeringen in het openbaar vervoer en de fiets, door te zorgen voor goede voorzieningen voor voetgangers, en het bundelen en ordenen van het autoverkeer moeten er voor zorgen dat reizigers de juiste keuze kunnen maken. De maatregelen die genomen worden moeten voldoen aan de milieu- en inpassingseisen.

Het parkeerbeleid is er op gericht om het evenwicht te herstellen tussen vraag en aanbod van parkeervoorzieningen met name ook binnen die woongebieden waar de parkeerdruk hoog is.

Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer speelt als drager van ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de regio een belangrijke rol in het verkeer en vervoer. Een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerlijnen dient er voor te zorgen dat gebundelde vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, verplaatsingen van en naar het centrum met de hoofdstations en andere belangrijke attractiepunten, op een goede, aantrekkelijke en snelle manier worden bediend. Onderstaande kaart over het openbaar vervoer laat het streefbeeld zien van het openbaarvervoer netwerk volgens de nota Haagse Nota Mobiliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0233EBinnenhofeo-50VA_0004.jpg"

In paragraaf 2.4.2 zijn de bus- en tramroutes voor het gebruik van het openbaar vervoer binnen het plangebied aangegeven. Dienstregeling en lijnvoering van tram en bus worden jaarlijks vastgesteld door het stadsgewest Haaglanden.

In het kader van het Netwerk Randstadrail wordt gewerkt aan het geschikt maken van diverse routes door het gebruik van de RandstadRailvoertuigen. Deze voertuigen zijn 30 centimeter breder dan de huidige GTL tramstellen en om daarmee te kunnen rijden moeten diverse aanpassingen aan sporen, bovenleidingmasten, haltes en de omgeving van het spoor plaatsvinden.

In het plangebied vinden in dit kader aanpassingen plaats van de tramsporen op de Prinsessegracht en op de Lange Vijverberg.

Op de Prinsessegracht worden de sporen van tramlijn 9 aangepast voor het inzetten van nieuw trammaterieel. De sporen worden geheel vervangen en er worden toegankelijke en comfortabele haltes aangelegd. De monumentale kastanjes vanaf de Javastraat tot de Riouwstraat worden behouden door de trambaan op te schuiven richting de gevel. Dit gaat wel ten koste van parkeerplaatsen. De platanen tussen de halte Bosbrug en de Javastraat worden gerooid. Na aanpassing van de trambaan worden hier nieuwe bomen teruggeplant.

Op de Lange Vijverberg worden de tramsporen aangepast voor het inzetten van nieuw trammaterieel als onderdeel van het project NetwerkRandstadRail HS/CS. Dit is de aanpak van de sporen op de routes in het centrum tussen Rijswijkseplein - Bosbrug - Grote Kerk en Centraal Station voor de tramlijnen 9 en 17 en voor calamiteiten. Het ontwerp voor de Lange Vijverberg gaat uit van een trambaan op de weg. Na de invoering van het Verkeerscirculatie Plan (VCP) is de hoeveelheid autoverkeer op de Lange Vijverberg afgenomen en kan de tram meerijden met het autoverkeer. De bomen blijven gehandhaafd en er wordt een voldoende draagkrachtige fundering aangelegd. Op de gehele Lange Vijverberg wordt een aantal bomen geplant om de laanstructuur weer compleet te maken.

Autoverkeer

Het gemotoriseerde verkeer wil de gemeente zoveel mogelijk ordenen en concentreren op een stelsel van goed ingepaste stedelijke en regionale hoofdwegen (zie kaart “Hoofdstructuur wegverkeer” uit de Haagse Nota Mobiliteit) met voldoende capaciteit om een optimale doorstroming te waarborgen. Een vlotte doorstroming op de hoofdwegen zorgt ervoor dat het verkeer als vanzelf deze hoofdwegen kiest, waardoor de verkeersdruk op de woonwijken minder kan zijn,

Het stelsel van stedelijke en regionale hoofdwegen zorgt voor een goede bereikbaarheid van de grote concentraties van werkgelegenheid en voorzieningen in de stad vanuit de regio en verder. Tevens verbinden de hoofdwegen de stadsdelen en wijken onderling met elkaar. De hoofdwegen hebben een zodanige vormgeving en inpassing, dat voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen en milieunormen. De gewenste doorstroomsnelheid op de stedelijke hoofdwegen is 20-25 km/u. Voor de regionale hoofdwegen geldt binnen de stad een gewenste doorstroomsnelheid van 35-40 km/u. De stedelijke en regionale hoofdwegen hebben de bestemming Hoofdverkeersweg.

In de woonwijken is doorgaand autoverkeer niet welkom. De wijkontsluitingswegen krijgen daarom op den duur een inrichting als “stadslaan”: wegen met een minder dominante positie voor autoverkeer en prioriteit voor langzaam verkeer en openbaar vervoer. De erftoegangswegen krijgen een inrichting als 30 km/u zone, voor zover dat nog niet gebeurd is. Aan de doorstroming van het autoverkeer op de wijkontsluitingswegen en de erftoegangswegen worden geen specifieke eisen gesteld. Hier geldt 'maatwerk', afhankelijk van de situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0233EBinnenhofeo-50VA_0005.jpg"

In het kader van het Verkeerscirculatieplan voor het centrumgebied (VCP) zijn maatregelen uitgevoerd om het doorgaand verkeer uit de binnenstad te weren en is de verblijfskwaliteit van de binnenstad voor voetgangers en fietsers te vergroten. Voor het VCP zijn de doorgaande routes via de Lutherse Burgwal/Grote Markt en Spui/Hofweg afgesloten, is eenrichtingsverkeer ingesteld in de Elandstraat (richting Vondelstraat) en is de Veenkade autovrij gemaakt (tussen Toussaintkade en Bilderdijkstraat). De centrumring heeft door het Verkeerscirculatieplan nog nadrukkelijker een functie krijgen voor de verdeling van het bestemmingsverkeer van en naar de diverse delen van het centrumgebied en als doorgaande route buiten het centrumgebied om. Het plangebied is via het Korte Voorhout en de Mauritskade aangesloten op de centrumring. Door de invoering van het verkeerscirculatieplan is het verkeersaanbod op de diverse routes door het plangebied, zoals de Lange Vijverberg, beperkt.

In de HNM zijn in het plangebied geen stedelijke of regionale hoofdwegen voorzien. De Herengracht - Fluwelen Burgwal en het Korte Voorhout zijn in de HNM als wjjkontsluitingswegen benoemd. Deze wegen verzorgen zowel een functie als ontsluiting van een deel van het plangebied maar zijn beiden ook onderdeel van een route vanaf de centrumring naar de openbare parkeergarages in dit deel van de binnenstad. Daarbij is het Korte Voorhout onderdeel van een lus voor de geleiding van het verkeer naar de parkeervoorzieningen in het noordwestelijk deel van de binnenstad (via - Tournooiveld - Lange Vijverberg - Kneuterdijk - Parkstraat - Mauritskade).

Een deel van het plangebied is autovrij en maakt onderdeel uit van het voetgangersgebied in de binnenstad, te weten de Lange Poten, Korte Poten, het Plein en het Binnenhof.

Fietsverkeer

Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht in het verkeers- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Door het aanbieden van een aantrekkelijk hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd. Binnen het stelsel van hoofdfietsroutes is een net van 'sterroutes' aangegeven. De sterroutes vormen de belangrijkste doorgaande routes die de woongebieden met het stadscentrum, de knooppunten van openbaar vervoer en het buitengebied verbinden. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als bij werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.

De route Kalvermarkt - Fluwelen Burgwal- Herengracht maakt onderdeel uit van een sterroute. Door het beperkte aanbod aan gemotoriseerd verkeer zijn hier geen fietsvoorzieningen nodig.

Ook de route Hofweg - Kneuterdijk - Parkstraat is een sterroute voor het fietsverkeer. In het plangebied loopt deze sterroute deels via het voetgangersgebied (Spui en Hofweg) en heeft daarbuiten fietsvoorzieningen.

De route Lange Vijverberg - Tournooiveld - Korte Voorhout maakt ook onderdeel uit van een sterroute voor de fiets. Deze route heeft vrijliggende fietspaden die ook in het kader van de herinrichting van de Lange Vijverberg terug komen.

De Dr. Kuyperstraat - Mauritskade is opgenomen als hoofdfietsroute en daar zijn ook fietsvoorzieningen aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0233EBinnenhofeo-50VA_0006.png"

Parkeren

Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. In de nota "Parkeerkader Den Haag 2010-2020" is het algemene parkeerbeleid vastgelegd. Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden leiden zonder adequate parkeervoorzieningen tot een vaak te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.

De parkeerdruk in het plangebied is hoog. De gemeente heeft al maximaal ingezet op het reguleren van het parkeren op de openbare weg (7 dagen per week, gehele dag). Diverse complexen in het plangebied hebben eigen (gebouwde) parkeervoorzieningen. In het plangebied wordt ingezet op een dubbelgebruik van aanwezige garages door verschillende doelgroepen, zoals de garage van een kantoor ook open stellen voor parkeren door bewoners of bezoekers. Ook wordt in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen ingezet op het realiseren van extra parkeerplaatsen voor de buurt.

In het plangebied ligt de garage Plein als enige grote bezoekersgarage. Deze garage ligt direct aan het voetgangersgebied in de binnenstad. Buiten het voetgangersgebied zijn er in het plangebied parkeerplaatsen op de openbare weg aanwezig waarvoor een betaaldparkerenregime geldt. Om aan de hoge parkeerdruk tegemoet te komen is er een initiatief voor een openbare parkeergarage aan het Tournooiveld, zie 5.2.

In geval van nieuwe ontwikkelingen worden parkeereisen gesteld die erop gericht zijn om de parkeerdruk door een nieuwe ontwikkeling niet af te wentelen op de openbare weg. Daarbij worden parkeernomen gehanteerd. De parkeernormen en de toepassing ervan zijn uitgewerkt in de beleidsnota: "Nota Parkeernormen Den Haag" (vastgesteld in de raadsvergadering van 10 november 2011). Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen.

Het kan zijn dat in de visie van de initiatiefnemer de genormeerde parkeerbehoefte van de in het plan opgenomen functies afwijkt van de werkelijke parkeerbehoefte. Het is dan aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen en goed te onderbouwen.

Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn. Daarnaast kan de gemeente in afwijkende situaties maatwerk toepassen.

Aan de hand van de informatie wordt vastgesteld hoeveel parkeerplekken de initiatiefnemer op eigen terrein moet realiseren.

Parkeernormen

Bij woningbouw is het gemiddelde autobezit uitgangspunt voor de hoogte van de parkeernorm. Het gemiddelde autobezit hangt af van de oppervlakte van de woning, de plek in de stad en het type woning. Voor werken, winkels en andere voorzieningen is de functie van het gebouw en de mate van bereikbaarheid met het openbaar vervoer, bepalend voor de parkeernorm. Bij knooppunten van het openbaar vervoer geldt een lagere norm dan op plekken die minder goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. De parkeernormen worden uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, en bij de -meeste- overige de functies in het aantal parkeerplaatsen per 100m2 bruto vloeroppervlak.


De stedenbouwkundige regels in de gemeentelijke bouwverordening over het parkeren zullen binnen afzienbare tijd worden ingetrokken. Het inlegvel met de parkeernormen uit de nota Parkeernormen Den Haag is in dit bestemmingsplan in bijlage Nota Parkeernorm Den Haag, inlegvel parkeernormen opgenomen.


In de algemene afwijkingsregels van de voorschriften is het verder mogelijk om de parkeernormen en/of het toepassingskader te wijzigen indien daar aanleiding toe bestaat en er een bestuurlijk besluit aan ten grondslag ligt.


Fiets parkeren

De gemeente hanteert voor functies, die in de Nota Parkeernormen Den Haag onder de noemer Kantoren, Bedrijven en Voorzieningen staan, een norm van 1 fietsparkeerplaats per 3 medewerkers.

3.4.2 Wonen

Woonvisie Den Haag 2009-2020

Het uitgangspunt van de Woonvisie (vastgesteld in de gemeenteraad op 19 november 2009) is om tot en met 2020 de toename van het aantal inwoners vast te houden door genoeg geschikte woningen te blijven bouwen. Deze selectieve bevolkingsgroei is vooral gericht op het behouden en aantrekken van midden- en hogere inkomensgroepen. Tegelijkertijd moeten er voldoende, goede goedkope woningen beschikbaar zijn voor huishoudens met lage inkomens. Om dit te bereiken zet de gemeente in op meer variatie van woningtypen en meer milieubewust bouwen. Daarbij richt de gemeente zich op de stedeling: mensen die bewust kiezen voor de stad met de daarbij behorende goede voorzieningen en diverse woonsferen.

Voor de lange termijn gaat de gemeente uit van een gemiddeld nieuwbouwprogramma van 2.500 woningen. De productie op de Vinex-locaties is bijna klaar. Het merendeel hiervan zal daarom in de bestaande stad moeten worden gebouwd. Daarbij wordt ingezet op differentiatie in architectuur en woningtypen. 

Den Haag kiest ervoor om een geconcentreerde centrumstad te zijn, met stedelijke dichtheden, een hoogwaardige openbare ruimte en een grote verscheidenheid aan woonmilieus en woonsferen. Qua woongebieden heeft Den Haag al een breed scala te bieden, zoals stedelijk wonen in de binnenstad, groen wonen in de stad en ontspannen wonen aan zee. Maar is het nu zaak dat elke sfeer ook meer de kwalitatief bijpassende woningen krijgt die daarbij horen. Mensen die in een stad wonen of willen wonen, hebben immers verschillende woonwensen. Daar moet meer op worden ingespeeld door meer keuzemogelijkheden te bieden.

Kwetsbare wijken en buurten en functioneel verouderde gebieden vragen om versterking en vernieuwing. Ook in de komende jaren zal door middel van herstructurering meer differentiatie moeten worden aangebracht: verschillende woningtypes, huur en koop, goedkoop en duur. Deze vernieuwing leidt tot een afname van het aantal goedkope woningen in deze eenzijdige buurten en wijken. Deze afname moet elders in de stad, maar ook in de regio, worden gecompenseerd. In de kwetsbare particuliere wijken krijgt de woontechnische verbetering van de woningvoorraad en de woonomgeving hoge prioriteit. Daarnaast worden een aantal verouderde bedrijventerreinen getransformeerd naar nieuwe stedelijke woonmilieus.

Den Haag hecht veel belang aan duurzaamheid. Niet alleen uit milieuoverwegingen, maar ook uit het oogpunt van toekomstige betaalbaarheid. Er wordt verwacht dat de energiekosten al voor 2020 het grootste deel van de woonlasten zullen beslaan. Ook daarom wil Den Haag in 2020 een CO2-reductie van 30 procent ten opzichte van 1990 behalen in de verwarming van woningen.

Binnenhof

Het plangebied is een onderdeel van de Haagse binnenstad en valt binnen de woonvisie in het centrum stedelijk woonmilieu en met als woonsfeer “wonen in de historische binnenstad”. Binnen dit woonmilieu is het wonen niet de dominerende functie. De Binnenstad is allereerst een winkel- en uitgaansgebied. Dit betekent niet dat wonen niet van belang is. Want juist het wonen zorgt voor levendigheid en toezicht in het gebied op het moment dat de winkels gesloten zijn. De historische binnenstad is een woongebied voor liefhebbers. Hier willen dynamische mensen wonen, die de horeca en culturele instellingen bezoeken, die houden van levendigheid om zich heen en die het historische karakter van de binnenstad aanspreekt. In de woonvisie worden: forensen, (mensen die nu in Den Haag werken, maar er niet wonen) internationals en studenten als doelgroepen voor de Binnenstad genoemd. De focus ligt hierbij op één- en tweepersoonshuishoudens.

Binnenstadsplan 2010-2020

Dankzij een integrale aanpak wonen, werken, winkelen en recreëren in 2020 aanzienlijk meer mensen in de Binnenstad van Den Haag. Dat is de missie van het Haagse Binnenstadsplan 2010-2020. Uit deze missie vloeien 6 ambities voor de Binnenstad voort, waarvan 'Huiskamer voor stad en regio' de belangrijkste ambitie voor het wonen in de Binnenstad vormt. Levendigheid is belangrijk voor de Binnenstad en bewoners dragen daar een substantieel deel aan bij. Versterking van de woonfunctie is dus zeer gewenst. De sfeergebieden die genoemd worden in het Binnenstadsplan vormen een goede basis om hierop voort te bouwen.

Er is een aantal mogelijkheden om het aantal woningen in de Binnenstad te vergroten:

  • Verdichten; het toevoegen van stadswoningen en appartementen in hoge dichtheden
  • Transformatie; van leegstaande of leegkomende kantoren naar wooneenheden
  • Wonen boven winkels; het aantal woningen boven winkels vergroten in overleg met eigenaren of institutionele beleggers
  • Optoppen/penthouses; toepassen van opbouwunits en combineren met duurzaamheid.

Doelgroepen

Het wonen in de Binnenstad is vooral aantrekkelijk voor stedelijk georiënteerde een- en tweepersoonshuishoudens, studenten, empty nesters, expats en pas afgestudeerden. Bij de ontwikkeling van nieuwe woningen zal ingespeeld moeten worden op de verschillende woonwensen en leefstijlen van huishoudens die het wonen in de binnenstad ambiëren.

De ambitie is om de binnenstad te laten groeien van 17.500 naar 20.000 inwoners. Deze groei betekent dat tot 2020 in totaal 2000 woningen gerealiseerd moeten worden. Daarom geldt voor wat betreft het wonen binnen dit bestemmingsplan: behouden waar het zit, versterken waar het kan.

3.4.3 Economie

Algemeen: beleidsvisie Kracht van Kwaliteit

De economische visie van Den Haag is vastgelegd in de nota "Kracht van kwaliteit”. Deze nota is door de Raad vastgesteld op 6 oktober 2011 (RV 126_2011, RIS 181227).
De toekomst voor de Nederlandse economie in de mondiale concurrentiestrijd ligt bij kennis, creativiteit en stedelijke kwaliteit. De uitdaging voor de stad Den Haag is om de omstandigheden te creëren waarbij de economie van de stad ook op de langere termijn kansen biedt voor werk, inkomen en ontplooiing van alle Haagse burgers.

De strategie voor de Haagse economie kan worden samengevat in de volgende speerpunten:

  • Internationale stad van Vrede en Recht – de unieke branding van Den Haag;

Den Haag heeft een uniek profiel als internationale stad van Vrede en Recht. Daarmee heeft de stad internationale bekendheid verworven. Dit profiel spreekt ook bedrijven en instellingen buiten die sector nadrukkelijk aan en heeft daarom ook in het economische domein een wervend karakter – een “sterk merk”. In de internationale zone zijn veel van deze organisaties geconcentreerd.

  • Kracht van de stad: quality of life – aantrekkelijke stad voor werkers, bewoners en bezoekers;

Den Haag bezit een breed palet aan winkels, horeca, cultuur en historie. Samen met strand en duinen ontstaat hierdoor een uniek woon- en leefklimaat. Den Haag versterkt zijn positie als tweede toeristische stad van Nederland. Het centrum (Binnenstad, stationsgebieden, Beatrixkwartier), Scheveningen en Internationale Zone zijn gebieden met veel werkgelegenheid en bezoekers en vormen daarmee de economische kerngebieden van de stad. Hier wordt gewerkt aan versterking van het aanbod aan kwaliteitswinkels, horeca en recreatieve functies.

  • Economische structuur – sterke clusters, vitaal mkb;

Den Haag zet actief in op de ontwikkeling van kennis en bedrijvigheid binnen het cluster Veiligheid onder de noemer The Hague Security Delta. Den Haag combineert zijn inzet op internationale instellingen en zakelijke dienstverleners (met name in de clusters energie, it en telecom en financiële dienstverlening) met veel aandacht voor kleine en middelgrote bedrijven, zowel in de economische kerngebieden als in de wijken. Voor deze bedrijvigheid is ook meer kleinschalige bedrijfsruimte hard nodig. Den Haag is een stad met een sterke, kennisintensieve zakelijke dienstensector, die bijna een kwart van de werkgelegenheid omvat. Den Haag is daarom aantrekkelijk voor (hoofd)kantoren, internationale bedrijven en instellingen. De spin off hiervan is van groot belang voor de lokale economie en banen voor alle niveaus in het mkb. Den Haag zet daarom vol in op de (ruimtelijke) kwaliteit en de bereikbaarheid van toplocaties voor kantoren en instellingen.

  • Arbeidsmarkt – talent en vakmanschap

De kwaliteit van het arbeidsaanbod zal - door vergrijzing, schaarste aan vakmensen en tekort aan kenniswerkers - in de nabije toekomst een doorslaggevende vestigingsfactor worden. We zetten daarom actief in op de komst van academische instellingen en versterking en verbreding van het hoger onderwijs, ondermeer met topopleidingen.

Bedrijven

Functiemengingstrategie

De gemeente Den Haag heeft een verdichtingsopgave. Om deze verdichtingsopgave te realiseren en het grondgebruik te optimaliseren wordt veel gedacht aan functiemenging. In de notitie 'Functiemengingstrategie: Mengen van bedrijven en wonen' komt de functiemenging van praktijk- kantoor- en bedrijfsruimte met wonen aan de orde.
Menging kan plaatsvinden op het niveau van een pand, een blok of een heel deelgebied. De omvang is afhankelijk van het type locatie. Een werkruimte (kantoor/bedrijf/praktijk) kleiner dan ongeveer 100 m² mag gevestigd zijn in woonstraten. Voor een werkruimte tussen 100 en 500 m² geldt dat deze langs de doorgaande wegen een plaats kan krijgen. Bedrijven die groter zijn dan 500 m² zouden op een bedrijventerrein of kantorenlocatie een plaats moeten krijgen.

Detailhandel

Regionaal beleid

Het Stadsgewest Haaglanden heeft op 13 december 2006 de Regionale Structuurvisie Detailhandel vastgesteld. Voor Den Haag beoogt de nota de versterking van de winkelfunctie in de Haagse binnenstad. De Haagse binnenstad moet een concurrerende trekpleister worden. Hiermee wordt de aantrekkelijkheid van de regio als geheel versterkt.

De nota geeft een toetsingskader aan voor detailhandelsplannen groter dan 1.000 m². Gemeenten die willen uitbreiden moeten bij het realiseren van verkoopvloeroppervlakte binnen het wensbeeld blijven dat in deze structuurvisie is aangegeven. In het wensbeeld zijn spelregels opgesteld voor een aantal speciale winkelcategorieën: Dit zijn onder andere:

  • Voor bouwmarkten en tuincentra geldt dat vestiging buiten de winkelcentra (de aangewezen concentratiegebieden), bespreekbaar is. Vestigingen van meer dan 3.000 m² vergen toestemming van het stadsgewest.
  • De grootschalige woonzaken zijn aangewezen op de perifere locaties buiten Den Haag, en op de grootschalige concentratie Haaglanden MegaStores in Den Haag.
  • Detailhandel op trafficlocaties, de belangrijke knooppunten van openbaar vervoer, is onder voorwaarden toegestaan.
  • Bij kleine kernen en buurt- en winkelcentra wordt het lokale beleid gevolgd.
  • Solitaire megasupermarkten zijn niet toegestaan. In winkelkernen alleen als er marktruimte is. Dit wordt regionaal bijgehouden.

Gemeentelijk beleid

Op 23 juni 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Detailhandelsnota Den Haag vastgesteld. De nota geeft de ontwikkelingsrichting aan voor de detailhandel in Den Haag. De concentratie op bestaande locaties in de hoofdwinkelstructuur is uitgangspunt van deze nota. Er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. De gemeente streeft ernaar dat iedere Hagenaar binnen een straal van 1.000 meter zijn dagelijkse boodschappen kan doen.

Hoofdwinkelstructuur

Den Haag zet in op een versterking van de hoofdwinkelstructuur. In de hoofdwinkelstructuur bevinden zich de belangrijkste winkelconcentraties van Den Haag. De hoofdwinkelstructuur wordt bepaald op basis van de detailhandelsmonitor. Volgens de detailhandelsmonitor 2009 maken 70 winkelgebieden deel uit van deze structuur. Winkelgebieden worden tot de hoofdwinkelstructuur gerekend als zij duidelijk als concentratie herkenbaar zijn, waarbij het winkelgebied of minimaal een buurtverzorgende functie heeft of een herkenbaar thema; 'een winkelgebied is een kerngebied met minimaal 5 winkels geclusterd of 3 winkels geclusterd waarvan minimaal een trekker van 200 m2'.

Uit de detailhandelsmonitor komt de concurrentiepositie als belangrijkste verklaring voor het economisch functioneren van een winkelgebied naar voren. Simpel gezegd: er kan op allerlei manieren worden gewerkt aan de kwaliteitsversterking van een winkelgebied, maar dit heeft geen zin als er teveel concurrerende winkelgebieden (of supermarkten) zitten in de directe omgeving en het betreffende winkelgebied zich onvoldoende kan onderscheiden. Een goede planning van de hoofdwinkelstructuur is daarom van groot belang.

Rek en krimp

Onder de rek- en krimp gebieden kunnen een aantal uiteinden van langgerekte stedelijke winkelstraten en soms ook straten die vlak bij grotere winkelgebieden liggen ('schaduwstraten') worden verstaan. Daarnaast gaat het om solitaire gebieden die niet tot de hoofdwinkelstructuur worden gerekend en daar ook niet op aansluiten met een variatie aan functies, waaronder detailhandel. Deze gebieden vragen in de huidige tijden om een andere benadering, met een brede bestemming, met vestigingsmogelijkheden voor winkels (zoals starters) en ruimte voor andere bedrijvigheid. Hier wordt het toekomstperspectief bepaald door de markt.

Het Actieprogramma Den Haag Winkelstad (2011) bevat een actualisatie van een deel van het detailhandelsbeleid. Leidend blijft de inzet op de versterking van de hoofdwinkelstructuur. Het Haagse detailhandelsbeleid geeft daarbij de binnenstad prioriteit, conform het Haagse Binnenstadsplan. Bij perifere detailhandelsinitiatieven kiest de gemeente voor optimale clustering en voor grootschalige detailhandel blijft de bestaande hoofdwinkelstructuur de aangewezen plek voor vestiging (zie regionale structuurvisie detailhandel). Voor gebieden met een onzeker marktperspectief wordt een strategie ingezet van bestemmingsverruiming, waarbij de markt zijn werk moet doen.

Ambulante handel is onder te verdelen in warenmarkten, kiosken en straathandel/venten. Omtrent de ambulante handel op vaste standplaatsen buiten warenmarkten, merkt de Detailhandelsnota op dat het in winkelstraten de levendigheid vergroot en daarop een belangrijke aanvulling kan zijn. De nota streeft een beperkt aantal standplaatsen per winkelconcentratie na. De Straathandelsverordening Den Haag laat vaste standplaatsen voor straathandel toe indien het bestemmingsplan dat toelaat.

Plangebied

In het plangebied behoren de Denneweg (met deels enkele aangrenzende straten) ,Vos en Tuinstraat, Lange Poten, Plein, Korte Poten, Herengracht tot de hoofdwinkelstructuur. Verder behoren delen van het plangebied van Binnenhof tot de rek- en krimp gebieden. De winkels en de zijstraten zijn namelijk onderdeel van het gemengd stedelijk milieu en vormen een uitloper c.q. aanloopstraat van het stadscentrum. Het accent van het detailhandelbeleid zal vooral liggen op behoud en versterking van de hoofdwinkelstructuur.

Horeca

Toekomstvisie Horeca 2010-2015

De Toekomstvisie Horeca 2010-2015 (RIS 168865) geeft de gewenste ontwikkeling van het horeca-aanbod en een nieuwe horecastructuur aan: hoe zorgt Den Haag voor nieuwe impulsen, waar ziet Den Haag kansen.
Horeca is belangrijk voor de attractiviteit van Den Haag. Een aantrekkelijk horeca-aanbod is een belangrijke basisvoorwaarde voor zowel het woon- en leefgenot van inwoners als voor het aantrekken van bezoekers en toeristen.


Centrum en Scheveningen zijn én blijven de belangrijkste horecagebieden. Hier zijn ook de vijf uitgaanskernen gelegen waar vrije openingstijden gelden. Daarnaast kent Den Haag van oudsher een aantal gebieden waar relatief veel horeca gevestigd is, de horecaconcentratiegebieden.


Een goed voorzieningenaanbod wordt steeds belangrijker voor woongebieden. Nieuwe horecavestigingen horen bij voorkeur in de winkelgebieden en aan kleinschalige verblijfspleinen. Waar de leefbaarheid niet in het nauw komt zijn er mogelijkheden voor horeca met een wijkverzorgend karakter en is er ruimte voor terrassen.


Vernieuwende uitgaansgelegenheden hebben vaak een voorkeur voor locaties buiten de centrumgebieden bijvoorbeeld vanwege het aanbod aan bijzondere panden. Voor dergelijke solitaire locaties kan bestuurlijk onder voorwaarden een uitzonderingspositie worden vastgesteld.

In winkelgebieden heeft horeca een ondersteunende functie op het winkelaanbod. Op 18 juni 2013 is door het College van B&W de brief 'Verhouding detailhandel - horeca in winkelstraten' (DSO/2013.318 - RIS 260169) vastgesteld. Hierin is aangegeven dat wanneer het percentage uit de Toekomstvisie van maximaal 30% horecavestigingen wordt vertaald in concrete aantallen dit veelal aan de hoge kant is. Daarom is nadere invulling gegeven aan de Toekomstvisie door het percentage horecavestigingen in winkelstraten vast te stellen op maximaal 20%.


Plangebied

In het plangebied liggen twee uitgaanskernen, waar de horeca 24 uur per dag geopend mag zijn; het Plein en aan het Spui.
In de Toekomstvisie Horeca 2010-2015 is vastgelegd dat in bepaalde zijstraten van de uitgaanskernen uitbreiding van avond-/nachthoreca ongewenst is. De hoeveelheid avond-/nachthoreca in deze gebieden zit, met het oog op de leefbaarheid, aan zijn maximum. In deze straten wordt ingezet op uitbreiding met daghorecaconcepten, categorie Licht. Voor het plangebied geldt dit voor de Herenstraat.

Een aantal zijstraten van de uitgaanskernen maakt onderdeel uit van de hoofdwinkelstructuur. Hier wordt bij de verhouding detailhandel/diensterlening versus horeca de 80/20% regel voor het aantal panden (pand is een (deel van een) gebouw met een eigen toegang, welke door de wijze van gebruik als zelfstandige entiteit functioneert) gehanteerd. Als het aantal van 20% nog niet is bereikt, wordt een uitbreiding tot dit percentage mogelijk gemaakt, enkel in de categorie lichte horeca (= daghoreca als lunchrooms, koffieconcepten, ijssalons, etc.). Uitbreiding van avondhoreca wordt niet wenselijk geacht om dichte puien gedurende de dag te voorkomen.

In de zijstraten Lange Houtstraat en Korte Houtstraat is sprake van een gemengd gebied.

In de Toekomstvisie Horeca is het gebied Tournooiveld en een deel van het Lange Voorhout aangemerkt als horeca-kanslocatie. Dit gebied zou kansen kunnen biedenvoor de ontwikkeling van hoogwaardige winkel- en horecaconcepten.

Buurtschap 2005 (Denneweg, Hooikade e.o) is in de Toekomstvisie aangemerkt als Horecaconcentratiegebied. Hier is sprake van een combinatie van winkels en horeca. De buurtschap kenmerkt zich vooral door de vestiging van een aantal betere restaurants. Daarnaast heeft het gebied ook een belangrijke woonfunctie. Uitbreiding van horeca in de categorie zwaar wordt niet wenselijk geacht.

Het gemengde karakter (wonen, winkelen, recreëren) van het gebied rond Buurtschap 2005 wordt verder gestimuleerd. Een aantal straten behoort tot de Hoofdwinkelstructuur.

Hotelbeleid

De Hotelstrategie Den Haag (RIS 260889, vastgesteld op 17 oktober 2013) 'Check in The Hague' is een vervolg op het hotelbeleid uit 2000 (nota 'Roomservice'). De gemeente wil initiatieven die bijdragen aan een verder diversificatie aan overnachtingsmogelijkheden in de toeristische kerngebieden graag faciliteren. De uitgangspunten blijven hetzelfde als de vorige nota waar het gaat om het belang van toerisme in het algemeen en de bijdrage van een gezonde hotelsector hieraan. In de uitwerking maakt de gemeente echter scherpere keuzes. Het hotelbeleid is gepositioneerd binnen de grotere kaders van de internationale, economische en toeristische ambities van de stad: 'quality of life', kwaliteit en sterke clusters.

De Hotelstrategie is gericht op een mix van het actief en stimulerend optreden van de gemeente, het faciliteren van initiatiefnemers in het stedelijke gebied en waar mogelijk het wegnemen van belemmeringen bij de exploitatie van hotels. Er is minder ruimte voor kwantitatieve uitbreiding dan bij de vorige nota. Substantiële uitbreiding van het aantal hotelkamers wordt alleen actief ondersteund indien er marktruimte bestaat voor het betreffende hotelinitiatief of het initiatief zorgt voor extra (aanvullende) marktvraag. Het bieden van ruimte aan bijzondere en kleinschalige formules vormt één van de elementen in deze strategie.

Speerpuntgebieden in het hotelbeleid zijn de Binnenstad en Scheveningen. Het hotelbeleid wijst geen locaties aan en de strategie geeft slechts aan waar ruimte voor bestaat, met name in kwalitatieve zin. De gemeente zal in de toekomst slechts op strategische locaties actief opereren en de besluitvorming over het al dan niet faciliteren van een hotelinitiatief af laten hangen van het gebied, de locatie, het concept, de initiatiefnemer en de exploitant.

In de Hotelstrategie is de binnenstad en Scheveningen een van de speerpuntgebieden. Dat betekent dat de gemeente in beginsel positief tegenover initiatieven (ook uitbreidingsplannen van bestaande hotels) in deze gebieden staat. De gemeente faciliteert indien mogelijk door onder meer te wijzen op strategische locaties en functiewijzigingen mogelijk te maken. Het gaat dan om initiatieven die daadwerkelijk iets toevoegen aan het bestaande aanbod en bijdragen aan de ruimtelijk-economische structuur, zoals bijvoorbeeld de initiatieven in Scheveningen Haven. Deze zijn onderdeel van een reeds vastgesteld en lopende gebiedsontwikkeling.

Buiten de toeristische kerngebieden Binnenstad en Scheveningen is de gemeente meer terughoudend. In deze gebieden geldt het 'nee, tenzij principe'. Dit hangt samen met de economische beleidslijn gericht op enige schaarste en clustering van functies. Uitzondering hierop vormt een á twee ontwikkelingen aan de snelweg.

Kantoren

Op 18 februari 2010 heeft de gemeenteraad de 'Kantorenstrategie Den Haag 2010-2030, de gebruiker centraal' vastgesteld. Met de kantorenstrategie wil de gemeente regie voeren over de dynamische ontwikkelingen in de kantoormarkt en de positie van Den Haag Kantorenstad verder uitbouwen. Deze kantorenstrategie wordt elk jaar (op delen) middels het IpSO (Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling) herzien met als laatste Ipso 2013. In de kantorenstrategie staat aangegeven waar nieuwbouw van kantoren mogelijk is en welke kantoorgebieden voor toevoeging van voorzieningen in aanmerking komen. Deze voorzieningen zijn per gebied verschillend en afhankelijk van de aard en omvang van het gebied en de bestaande voorzieningensituatie. De kantorenprogrammering is per gebied voor de komende jaren gepresenteerd. Daarnaast is het stedelijke kantorenbeleid er ook opgericht om het overaanbod in Den Haag en de regio te verminderen. Daarom wordt transformatie van kantoren naar ander vastgoed gestimuleerd.

Plangebied

In dit gebied zijn geen nieuwe kantoorontwikkelingen voorzien. Daarnaast is het stedelijke kantorenbeleid er ook opgericht om het overaanbod in Den Haag en de regio te verminderen. Daarom wordt transformatie van kantoren naar ander vastgoed gestimuleerd. Met de nota 'Kantorenmarkt, ontwikkelingen en maatregelen' (2011 DSO/2011.1678 - RIS 182105) is hierover aangegeven, dat meer dan voorheen proactief kantoorbestemmingen werkt aan het verruimen met andere functies bij actualisatie van bestemmingsplannen.

In de kantorenstrategie/binnenstadsplan 2010-2020 is aangegeven, dat het stedelijk kantorenaanbod met de aanwezigheid van het Parlement, de concentratie van ministeries een belangrijke rol speelt. De zichtbaarheid van deze karakteristiek en de economische spin off die daar direct mee samenhangt, kunnen worden verbeterd en vergroot.

Voor om het Plein geldt dat er in de kantorenstrategie/binnenstadsplan 2010-2020 wordt ingezet op goede ontmoetingsfaciliteiten/kantoreca, vooral ook vanwege het toenemend aantal 'kantoornomaden'.

Voor de overige kantoorlocatie in het bestemmingsplan geldt, dat in het IpSo 2013 een forse opgave is geformuleerd om de transformatie van kantoren naar wonen en andere functies te stimuleren. Specifiek is met het vaststellen van het Binnenstadsplan 2010-2020 is een stevige ambitie neergelegd om de woonfunctie in de Binnenstad verder te versterken. In de Voortgangsrapportage hiervan is daarbij beleidsmatig geformuleerd de klant optimaal binnen de mogelijkheden te bedienen.

Voorts heeft de gemeente op 30 mei 2013 de 'Samenwerkingsovereenkomst tussen het Rijk en de gemeente Den Haag inzake afstoot rijkspanden' afgesloten. In deze samenwerkingsovereenkomst zijn afspraken opgenomen over programmamanagement gericht op vier doelstellingen: economische vitaliteit, stedelijke kwaliteit, marktconformiteit en beperking van de financiële verliezen van het Rijk. In dit kader wordt in de SOK gesproken over nuttig toekomstig gebruik, herbestemming van panden met een functie waarvoor markt ontbreekt, aanbod- en vraagregulering van de kantoren- en vastgoedmarkt en tijdige en efficiënte re-allocatieprocedures.

3.4.4 Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg

Onderwijs

Op 13 oktober 2005 is het 'Lokaal onderwijsplan 2006-2010. Haagse klasse(n)' door de gemeenteraad vastgesteld (RIS 132462). In dit beleidsdocument staat de autonomie van de schoolbesturen ten aanzien van het onderwijsleerproces, de kwaliteitszorg en alle overige 'schoolinterne zaken' centraal. De kernwoorden zijn autonomievergroting, professionalisering, privatisering, marktwerking en schaalvergroting. Uitgangspunt van het beleid van het ministerie van OCW is dat de professionals in de scholen meer ruimte moeten krijgen om het onderwijs in te richten naar hun eigen professionele inzichten. Is er voldoende goed onderwijs beschikbaar, dan wordt de stad tevens een prettige vestigingsplaats voor werknemers en werkgevers.

Voor de onderwijshuisvesting en spreiding van onderwijsvoorzieningen betekent dit dat er naar gestreefd wordt om scholen zo goed mogelijk te huisvesten en met inachtneming van de wettelijke mogelijkheden een zo evenwichtig mogelijke spreiding over de stad te bevorderen. Dit uit zich in de volgende doelstelling: 'Er is in Den Haag voldoende onderwijsaanbod beschikbaar, dat afgestemd is op de behoeften en capaciteiten van de leerling/ student, dat algemeen toegankelijk is en met de juiste spreiding over de stad.' Om deze doelstelling te behalen wordt ook aangesloten bij de nota 'Visie op Onderwijshuisvesting Den Haag 2000-2010' die de gemeenteraad in 2001 heeft vastgelegd (RIS 86719). In het licht van de uitvoering van deze nota heeft de raad bepaald dat nieuwbouw ter vervanging van schoolgebouwen die niet meer aan de eisen van deze tijd voldoen, prioriteit heeft en dat bij de realisering daarvan onder meer rekening wordt gehouden met bouwkundige eisen ten aanzien van moderne arbeidsomstandigheden en adaptief onderwijs. Daarnaast wordt een goede spreiding van de onderwijsvoorzieningen bevorderd. Het betreffende schoolgebouw dient gemoderniseerd te worden om zodoende goed afgestemd te zijn op de eisen van het huidige onderwijs en bijbehorende voorzieningen.

 

Peuterspeelzaalwerk

De gemeente Den Haag streeft in haar huisvestingsplannen naar de vestiging van voorscholen: een peuterspeelzaal en een (Gemeentelijk Onderwijs Achterstand of GOA-)basisschool die dezelfde voor- en vroegschoolse educatieve programma's gebruiken. Voor deze samenwerking is het wenselijk dat de peuterspeelzaal in of nabij de samenwerkende basisschool is gehuisvest. Als een basisschool in de toekomst nieuwbouw pleegt of zich verplaatst, moet ook de huisvesting de samenwerkende peuterspeelzaal daarop worden afgestemd.

Kinderopvang

Een kinderdagverblijf is in het Besluit geluidhinder aangewezen als 'ander geluidsgevoelig gebouw' als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder. Dit houdt in dat voor nieuwvestiging van kinderdagverblijven geluidsnormen gelden. Voor bestaande vestigingen geldt overgangsrecht en zullen deze geluidsnormen uiterlijk per 1 juli 2015 gelden.

De raad heeft op 19 april 2001 de beleidsnota 'Ruimtelijke implementatie kindercentra in Den Haag' vastgesteld (RIS 85329). Het doel van de nota is om ruimtelijke criteria op te stellen, waaraan locaties moeten voldoen willen zij in aanmerking komen voor de vestiging van een kindercentrum. Deze nota vormt nog steeds het uitgangspunt voor de beoordeling van initiatieven voor kinderopvang.

Bij het beoordelen van nieuwe initiatieven voor kinderopvang zijn de volgende criteria van belang:

  • kindercentra moeten bij voorkeur in een woonbuurt liggen, in een gemengde wijk met een woonkarakter of in een gebied met concentraties van kantoren;
  • kindercentra in percelen met een school, welzijns- of zorgbestemming ontmoeten vanuit ruimtelijk oogpunt geen enkel bezwaar (amendement raadsvergadering 19 april 2001);
  • kindercentra in vrijstaande of halfvrijstaande percelen zijn toelaatbaar (nadere eisen t.a.v. geluidoverdracht naar aangrenzende panden is mogelijk);
  • kindercentra bij voorkeur niet in een rijtjeshuis of tussen aansluitende woningen;
  • kindercentra moeten bij voorkeur liggen nabij (of aan) een ontsluitingsweg of in ieder geval aan een doorgaande weg en er moeten voldoende mogelijkheden zijn voor het veilig halen en brengen zonder dat de doorgang van het verkeer wordt belemmerd;
  • het moet mogelijk zijn om een geschikte en veilige buitenspeelruimte te realiseren.

Welzijn en zorg

Met het raadsbesluit 'Welzijn in de wijk' (RIS158279) is in december 2008 de uitvoering vastgesteld van het gemeentelijke sociale beleid. De doelstellingen en uitgangspunten van het welzijnsbeleid zijn in het beleidsakkoord 'Meedoen' en het meerjarenbeleidsplan WMO 'Aandacht voor elkaar' geformuleerd. Het gaat hierbij om:

  • het vergroten van de binding van de bewoners met hun buurt;
  • het in staat stellen van bewoners om verantwoordelijkheid te nemen voor de buurt;
  • het vergroten van de solidariteit van bewoners met de kwetsbare groepen in hun buurt;
  • het stimuleren van de ontmoeting tussen buurtbewoners.

Het welzijnswerk omvat een breed scala aan functies, zoals signalering, sociale binding, opvang, hulpverlening, informatie, advies en participatie op wijk- en buurtniveau, en wordt in onze gemeente door verschillende instellingen en organisaties uitgevoerd. Hierbij gaat het om gesubsidieerde voorzieningen en activiteiten van vrijwilligers en professionals, waarbij het professionele welzijnswerk is ondergebracht bij vier decentrale welzijnsorganisaties en vier zelfstandige buurthuizen. Om adequaat tegemoet te kunnen komen aan de behoefte aan welzijnsactiviteiten werkt het welzijnswerk vraaggericht, waarbij gebruik wordt gemaakt van methodieken die gericht zijn op het achterhalen van de welzijnsbehoeften van burgers.

 

Maatschappelijke voorzieningen

Op basis van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) dient de gemeente voor samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening te zorgen en voor voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het aanbod en de bereikbaarheid van voorzieningen dient goed te zijn. Van gemeentewege wordt multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg gestimuleerd. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunnen worden geleverd.

Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben, waar men zo nodig met begeleiding kan wonen. Daarnaast is er ook behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden, in de vorm van een opvang.

Levensovertuiging

Den Haag is een internationale stad. Dit komt met name tot uitdrukking in de vele religies en levensbeschouwingen die de stad rijk is. Een deel van de religieuze organisaties heeft te maken met huisvestingproblematiek. Tijdens de raadsvergadering op 16 december 2004 bij het tweeminuten debat over “Ruimte voor gebed” is in een motie aangenomen om een feitenonderzoek te doen naar de reële behoefte aan gebedsruimten en naar mogelijkheden van bestaande en nieuwe ruimtelijke bestemmingen van kerken. Het onderzoek geeft voor de periode 5 tot 10 jaar een behoefte aan van circa 20.000 m2. De bestemming Maatschappelijk biedt hiervoor afdoende mogelijkheden.

3.4.5 Cultuur en ontspanning

Cultuur

Gemeente Den Haag zet zich in voor een gevarieerd en breed cultureel aanbod, het ondersteunen van kwetsbare vormen van kunst en cultuur en het professioneel beheer van gemeentelijke collecties. Den Haag beschikt over een gevarieerd aanbod aan culturele voorzieningen, zoals podia en gezelschappen, filmtheaters, musea, instellingen voor beeldende kunst, instellingen gericht op kunst als vrijetijdsbeoefening en cultuureducatie en culturele festivals. Deze voorzieningen zijn grotendeels (boven)stedelijk georiënteerd en ruimtelijk vooral geconcentreerd in de stadsdelen Centrum en Scheveningen.

Leisure

Den Haag streeft met Leisurenota Den Haag 2005-2010 naar een optimaal en onderscheidend voorzieningenpakket in het leisuredomein (voorzieningen waarvoor betaald moet worden), zowel op stedelijk als nationaal en zelfs internationaal niveau.

Een goed aanbod van leisurevoorzieningen is van belang voor de economische ontwikkeling van de stad, doordat het aanbod zorgt voor bestedingen en van belang is voor het vestigings-, bezoek- en woonklimaat. Belangrijkste leisurelocaties zijn Scheveningen en de binnenstad. Voor nieuwe initiatieven wordt concentratie binnen de leisurestructuur voorgestaan. Deze is beschreven in de leisurenota. Door clustering van voorzieningen kunnen deze van elkaars nabijheid profiteren.

Het leisurebeleid van de gemeente Den Haag is gericht op actief accountmanagement richting het bestaande aanbod en richting initiatiefnemers met een vestigingsvraag, het actief benaderen van potentiële exploitanten, het zoeken van een locatie en het wegnemen van belemmeringen bij het tot uitvoering brengen van de ideeën. Dit vergt maatwerk per initiatief/voorziening en vindt plaats in wisselwerking met de initiatiefnemer. Daarnaast vindt er uiteraard een beoordeling plaats op basis van de specifieke kenmerken van de initiatiefnemer, het plan, de exploitant en de locatie.

In de binnenstad bevinden zich vele voorzieningen waar bezoekers voor naar Den Haag komen, zoals musea, theaters, bioscopen, winkels en horeca. Deze combinatie samen met het historisch karakter maken de binnenstad aantrekkelijk. In het plangebied zelf bevinden zich onder andere het Haags Historisch Museum, Museum Bredius, Museum Escher in het Paleis en het Informatiecentrum Binnenhof/Ridderzaal. Het voormalige SwissCasino is verplaatst naar een andere locatie aan het Spui, net buiten het plangebied. Ook bevinden zich in het gebied diverse hotels. Zie hiervoor ook de beschrijving voor hotels en cultuur.

In het plangebied zijn er mogelijkheden voor de vestiging van leisurevoorzieningen. Het kan dan gaan om fitness, wellness, een (museale, educatieve of commerciële) indoorattractie, of een theater. De locaties zullen veelal groter van omvang te zijn en goed bereikbaar/vindbaar voor bezoekers. Gebieden waar deze mix al aanwezig is zijn (potentieel) interessant. Dit zijn bijvoorbeeld de straten in het kernwinkelgebied. De woongebieden in het noordelijk en westelijk deel van het plangebied hebben een ander karakter en zijn daardoor minder geschikt. De marktpartijen zullen zelf uiteindelijk de locatiekeuze maken.

Eén van de locaties die naar alle waarschijnlijkheid binnen de komende planperiode beschikbaar zal komen en waar en bijzondere voorziening mogelijk zou kunnen zijn, is het huidige gebouw van de Amerikaanse Ambassade aan het Lange Voorhout.Op dit moment is nog niet duidelijk wanneer de ambassade zal verhuizen naar Wassenaar.

3.4.6 Sport en recreatie

Sport

Het gemeentelijke sportbeleid is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat, zodat zoveel mogelijk Hagenaars regelmatig, intensief, verantwoord, en op een prettige manier kunnen sporten. De voorkeur van de gemeente gaat daarbij uit naar sportbeoefening in georganiseerd verband.

De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:

  • voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn;
  • een kwaliteitsimpuls te geven aan het sportaanbod door een sportief recreatieve inrichting van openbare ruimten;
  • herkenbare topsport te faciliteren;
  • maatschappelijk sterke sportverenigingen te ontwikkelen;
  • sportverenigingen te ondersteunen;
  • kinderopvang bij sportaccommodaties mogelijk maken.

De gemeente wil de bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat dan niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.

Spelen

In 2008 heeft de gemeenteraad de nota Spelen in de Stad vastgesteld. Het vertolkt de ambitie van de gemeente om in de stad een goed aanbod te bieden aan speellocaties voor kinderen en jongeren van verschillende leeftijden. Zowel kwantiteit als kwaliteit speelt daarbij een rol.

Landelijk is het gebruikelijk om bij speelbeleid uit te gaan van een driedeling: kinderen van 0 tot 6 jaar, jeugd van 7 tot 12 jaar, en jongeren van 13 tot 18 jaar. De actieradius van deze leeftijdscategorieën verschilt. Jongere kinderen worden geacht zich zelfstandig minder ver te kunnen verplaatsen dan oudere.

Onderstaande tabel geeft invulling aan de nieuwe richtlijn:

leeftijdscategorie   aantal kinderen per speelplek   actieradius   speeloppervlakte  
0 tot 6 jaar   50 tot 75 kinderen   100 meter   200 m²  
7 tot 12 jaar   75 tot 100 kinderen   400 meter   500 m²  
13 tot 18 jaar   100 tot 125 kinderen   1.000 meter   750 m²  

Hoofdstuk 4 Milieu

4.1 Inleiding

Wat kan of moet men bij de ruimtelijke ordening onder ‘milieu’ verstaan? De Wet milieubeheer schaart onder milieu het belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen, van water, bodem en lucht en van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden en van de beheersing van het klimaat. In de ruimtelijke context gaat het om het fysieke milieu, de fysieke ruimtelijke omgeving. Voor de inkadering van milieu gebruikt men dan vaak de begrippen:

  • ‘milieuhygiëne’: gericht op het bestrijden van milieuhinder van geluid, lucht, geur, stank, bodemverontreiniging en veiligheidsrisico’s;
  • ‘ecologische duurzaamheid’: bestaat naast milieuhygiëne uit aspecten van aardkunde, hydrologie, cultuurhistorie, natuur en klimaat en energie, die bij aantasting niet of zeer moeilijk te herstellen zijn;

In dit hoofdstuk komen aan de orde: de milieueffectrapportage, externe veiligheid, geluid, lucht, openbaar groen, water, bodem, archeologie, en gebiedsgericht mlieubeleid.

4.2 Milieueffectrapportage

Vanaf 21 juli 2004 dient de Europese richtlijn Strategische milieubeoordeling 2001/42/EG betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's in de Lidstaten van de EU te worden toegepast. In Nederland wordt deze richtlijn aangeduid als de richtlijn voor Strategische Milieubeoordeling (SMB). Deze Europese richtlijn is in de Nederlandse regelgeving geïmplementeerd. Op grond van de Wet milieubeheer, hoofdstuk 7, en het Besluit milieueffectrapportage is het verplicht om een milieueffectrapport (MER) op te stellen voor bepaalde ruimtelijke plannen die activiteiten mogelijk maken die nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die MER-plichtig zijn.

4.3 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Risicovolle inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Voor het PR geldt volgens het Bevi een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Binnen de 10-6-contour mogen dan ook geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend om gewichtige redenen mogen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen de 10-6-contour gerealiseerd worden. Daarnaast bevat het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR rondom deze inrichtingen.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Op basis van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is voor nieuwe situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR geldt een verantwoordingsplicht. Op een afstand van 200 m vanaf het tracé gelden hierbij in principe geen beperkingen meer voor het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR in relatie tot zelfredzaamheid nog buiten deze 200 m strekken.

In 2014 zal naar verwachting het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) in werking treden. In dat Besluit worden veiligheidszones aangegeven waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Daarnaast worden in de omgeving beperkingen opgelegd vanwege eventuele plasbranden.

Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking (Bevb) getreden. Voor nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Langs buisleidingen moeten belemmeringenstroken in acht worden genomen waarbinnen geen bebouwing (zowel boven- als ondergronds) of ondergrondse tanks zijn toegestaan. Daarnaast hanteert de Gasunie de Algemene VELIN voorwaarden voor grondroer- en overige activiteiten.

De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico wordt beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010.

Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevb situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Er zijn twee situaties waarin volstaan, kan worden met een beperkte verantwoording:

1. Indien het bestemmingsplan betrekking heeft op het gebied tussen de 100% letaliteitszone en de 1% letaliteitszone van de buisleiding, of

2. Wanneer het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (OW) bedraagt of het groepsrisico (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de oriëntatiewaarde blijft.

Gemeentelijk beleid

De Nota externe veiligheid van de gemeente Den Haag is op 27 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld (raadsvoorstel, RIS259485 en besluitenlijst, RIS260481, onder E.1). De belangrijkste uitgangspunten zijn hieronder vermeld:

  • 1. De gemeente richt zich op het vasthouden en bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor de bestaande bedrijvigheid en het ontwikkelen van nieuwe bedrijvigheid.
  • 2. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op vier gebiedstypen: woongebieden, buitengebieden, gemengde gebieden, risicoarme bedrijventerreinen (inclusief buitengebieden) en bedrijventerreinen met risicovolle bedrijven/inrichtingen.
  • 3. Bij nieuwe ontwikkelingen in woongebieden staat de veiligheid voorop. In woongebieden worden dan ook geen nieuwe risicobronnen van betekenis, zoals LPG-tankstations, toegelaten.
  • 4. Op de bedrijventerreinen hanteert de gemeente een minder streng veiligheidsregime en is de komst van inrichtingen met enige risicobelasting (lichtere vorm van risicovolle bedrijven) onder voorwaarden mogelijk.
  • 5. Bij externe veiligheidsknelpunten, besteedt de gemeente eerst aandacht aan bronmaatregelen om het risico te verkleinen. Pas daarna komen effectmaatregelen aan de orde.

In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen worden in de nota 3 niveaus onderscheiden met elk hun eigen ambitieniveau:

- Structuurvisieniveau -> Veiligheidsgeïntegreerd ontwikkelen

- Bestemmingsplanniveau -> Veiligheidsgeïntegreerd ordenen

- Bouwplanniveau: -> Veiligheidsgeïntegreerd ontwerpen.

Wanneer beoogde ruimtelijke ontwikkelingen een overschrijding van het groepsrisico tot gevolg kunnen hebben, wordt het gemeentebestuur in een vroeg stadium actief bij het proces betrokken. Er is een expliciet collegebesluit ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico waarbij de kosteneffectiviteit van maatregelen in beschouwing wordt genomen.

Onderzoek en conclusie

Uit de gegevens die beschikbaar zijn via de provinciale risicokaart blijkt dat binnen het plangebied en nabije omgeving geen bedrijven zijn gelegen die vanuit het oogpunt van externe veiligheid relevant zijn.

Er vindt binnen het plangebied of de omgeving daarvan geen vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor plaats. Ook zijn er binnen het plangebied of in de directe omgeving geen buisleidingen gelegen voor het transport van gevaarlijke stoffen.

Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het vaststellen van het bestemmingsplan. Aangezien het plangebied niet binnen het invloedsgebied van enig risicobron ligt, is een nadere verantwoording van het groepsrisico niet vereist.

Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Toetsing aan het gemeentelijk beleid kan eveneens achterwege blijven.

Advies Hulpverleningsregio Haaglanden

De gemeente heeft in het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg (ex art. 3.1.1 Bro) de Hulpverleningsregio Haaglanden om advies gevraagd.

De Hulpverleningsregio geeft aan dat door het vaststellen van het bestemmingsplan de risico's op het gebied van externe veiligheid nauwelijks wijzigen.

Het plangebied ligt op enige afstand (430-560 meter) van de transportroute gevaarlijke stoffen Utrechtsebaan/Benoordenhoutseweg en valt daarmee slechts gedeeltelijk binnen het invloedsgebied. Gezien de afstand tot de risicobron wordt als gevolg van de beperkte ontwikkelingen in het plan geen toename van het groepsrisico verwacht.

De Hulpverleningsregio is zich ervan bewust dat er sprake is van een bestaande situatie en houdt daar in het advies ook rekening mee. Mede met het oog op eventuele toekomstige ontwikkelingen zoals vervangende nieuwbouw) worden een aantal adviezen gegeven, welke niet alleen betrekking hebben op het ergst denkbare scenario. Ongeacht het type incident (van een lekkage tot het vrijkomen van de volledige inhoud van een tankwagen) hebben ze een positief effect op de zelfredzaamheid, de bestrijdbaarheid en de beheersbaarheid.

Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van "dagelijkse incidenten", zoals brand en wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid , is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende zijn. Voor het plangebied zijn zowel de bereikbaarheid als de bluswatervoorzieningen niet optimaal.Gezien de aard van het plangebied worden geen aanvullende maatregelen geadviseerd. Het is echter belangrijk dat bij een verdere uitwerking van het plangebied, zoals vervangende nieuwbouw, ook specifiek wordt gekeken naar brandveiligheid. Hiervoor kunnen extra maatregelen benodigd zijn.

Bij nieuwe ontwikkelingen in het plangebied zal met het advies van de Hulpverleningsregio rekening worden gehouden.

4.4 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. Bij de wijziging of vaststelling van een bestemmingsplan moet nagegaan worden of onderzoek verricht moet worden naar de omvang van deze drie geluidsbronnen. Als het bestemmingsplan mogeljikheden biedt voor het realiseren van (andere) geluidgevoelige gebouwen in de geluidzone van een weg of spoorweg, is een akoestisch onderzoek noodzakelijk in het kader van de Wgh. Bij de reconstructie van wegen en/of spoorwegen wordt eveneens een akoestisch onderzoek ingesteld in het kader van de Wgh.

Geluidgevoelige bestemmingen zijn:

  • woningen
  • onderwijsgebouwen m.u.v. gymnastieklokalen;
  • ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  • verzorgingstehuizen;
  • psychiatrische inrichtingen;
  • medisch centra;
  • poliklinieken;
  • medische kleuterdagverblijven;
  • terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;
  • woonwagenstandplaatsen.

Het onderhavige bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden voor het realiseren van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen. De reconstructie van een weg en/of spoorweg is ook niet aan de orde. De Wet geluidhinder is niet van toepassing op dit bestemmingsplan.

4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm).

Artikel 5.16 van de Wet milieubeheer vermeldt dat bevoegdheden, waarvan de uitoefening gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, uitgeoefend kunnen worden indien:

  • Er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een in bijlage 2 van titel 5.2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde (art. 5.16, lid 1, onder a);
  • Bij uitoefening de concentratie in de buitenlucht van de betreffende stof per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (art.5.16, lid 1, onder b, sub 1).

Het betreft hier een conserverend bestemmingsplan, waarin de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven. Deze regels betreffen het gebruikt van de grond en van de zich daar bevindende bouwwerken. Het bestemmingsplan voegt geen nieuwe bestemmingen toe. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen wat inhoudt dat de luchtkwaliteit niet zal veranderen. Op grond van hiervan kan worden gesteld dat het bestemmingsplan voldoet aan de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen).

4.6 Groen

Groen kleurt de stad

In de nota “Groen kleurt de stad”, Beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015, (Raadsbesluit d.d. 13 oktober 2005) is het beleid voor het groen van Den Haag weergegeven.

Dit beleid is verwoord in een tweetal doelstellingen:

  • het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker.
  • het beleidsplan biedt een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen.

Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:

  • a. ruimte voor groen in en om de stad;
  • b. aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
  • c. duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
  • d. samen het groen beheren.

Op grond van de aanwezige betekenissen en waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de

Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken. Slechts in uitzonderlijke gevallen waarbij de ambitie, zoals neergelegd in de “Structuurvisie 2020” in het geding is, wordt een incidentele heroverweging niet uitgesloten.

In de nota zijn m.b.t. de Stedelijke Groene Hoofdstructuur twee kaarten opgenomen; een kaart met de “Stedelijke Groene Hoofd Structuur” en een kaart met “Ambities voor versterking van de Stedelijke Groene Hoofd Structuur”.

Binnen het plangebied zijn op het Spui, Hofweg, Buitenhof, Kneuterdijk, Lange Voorhout, Korte Voorhout, Tournooiveld, Lange Vijverberg, Parkstraat, Mauritskade, Hooikade en Houtweg bomenrijen aanwezig die genoemd worden in de Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones.

Daarnaast is langs de Mauritskade, Hooigracht, Houtweg, Smidswater, Prinsessegracht en Koninginnegracht water aanwezig dat onderdeel uitmaakt van het water dat van belang is voor de Stedelijke Groene Hoofdstructuur.

Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones

In de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones (2009) is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SHES bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Het plangebied Binnenhof e.o. is geen ecologische verbindingszone.

Flora- en Faunawet

De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland, bijvoorbeeld door de wijze en het tijdstip van uitvoering van bouwplannen waarbij men rekening houdt met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen en waardoor dieren niet onnodig worden verontrust. Ook legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling, voor andere soorten die strenger zijn beschermd (vleermuizen, vogels, eekhoorns) kan onder voorwaarden een ontheffing worden aangevraagd.

Het bestemmingsplan maakt als ontwikkeling een beneden peil gelegen parkeergarage onder het Tournooiveld mogelijk. Daartoe zal een flora- en fauna-onderzoek worden uitgevoerd.

Herziene Natuurbeschermingswet 1998

De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden, de zogenoemde Natura 2000-gebieden, is geregeld in de herziene Natuurbeschermingswet 1998. (Met de aanwijzing van deze gebieden implementeert de Natuurbeschermingswet de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn en vervalt de rechtstreekse werking van beide richtlijnen.

Het plangebied is niet aangewezen als Natura 2000-gebied.

Bescherming van bomen

Volgens de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Den Haag, artikel 2.80 e.v., is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig (RIS 174540_100914). Door deze bescherming kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd. Daarnaast is een mogelijkheid opgenomen om monumentale bomen aan te wijzen. Monumentale bomen hebben een hogere beschermingsstatus. Voor een volledig overzicht van de monumentale bomen in Den Haag is op de website van de gemeente Den Haag de meest actuele lijst en kaart terug te vinden. www.denhaag.nl/bomen

Binnen het plangebied staan op dit moment met name op de Lange Vijverberg en de Lange Voorhout honderden monumentale bomen (telling 2013, 337 openbare bomen op het Lange Voorhout en 106 op de Lange Vijverberg). Zie hiervoor de lijst met monumentale bomen en bijbehorende kaart, die als bijlagen 1 en 2 bij de toelichting van van dit plan zijn opgenomen.

Op 22 september 2011 is het gewijzigde initiatiefvoorstel Behoudenswaardige Bomen aangenomen RIS 166340_13-sep-2011. De uitwerking van het voorstel heet: “Planbeoordeling Haagse Bomen”. Doel is om gemeentelijke bomen beter te beschermen bij gebiedsontwikkeling door tijdig de waarden van de bestaande bomen op het betreffende object in te schatten en te betrekken bij de bestuurlijke besluitvorming van (beginsel) bouwplannen.

4.7 Water

Het Hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk het beheer van de primaire waterkering en voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is in het kader van de watertoets overleg gevoerd over deze waterparagraaf en de plankaart. Deze waterparagraaf bevat een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding.

4.7.1 Beleidskader

Ten aanzien van het thema water zijn er diverse beleidsstukken op verschillende niveaus van kracht. De belangrijkste worden hieronder behandeld.

Nationaal

Het Nationaal waterbeleid is vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2009-2015. Hierin zijn de consequenties van zowel Kaderrichtlijn Water (KRW, kwaliteit) als het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, waterkwaliteit) uitgewerkt. Kern is dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Belangrijk is om de drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren als afwegingsprincipe te hanteren. Tevens is in het NBW en middels het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd, dat de watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures. Voor waterkwaliteit geldt als uitgangspunt dat verontreiniging van het water voorkomen dient te worden. Hier geldt de trits 'schoonhouden, scheiden, zuiveren'. Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning.

Provinciaal

Het beleid van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010 - 2015. Dit waterplan is 11 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan vertaalt naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:

  • Waarborgen waterveiligheid;
  • Zorgen voor mooi en schoon water;
  • Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening;
  • Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem.

Hoogheemraadschap van Delfland

Het Waterbeheerplan 2010-2015, 'Keuzes maken en kansen benutten' is het document waarin Delfland de ambities voor de komende jaren heeft vastgelegd. Het plan beschrijft de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. Delfland investeert de komende jaren volop in het vergroten van de veiligheid, het verbeteren van de waterkwaliteit, het tegengaan van wateroverlast en het optimaliseren van de zuivering van afvalwater. Klimaatverandering, zeespiegelstijging, verzilting en nieuwe wetten en regels gaan het waterbeheer de komende decennia ingrijpend veranderen. Bovendien dwingen de complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen tot het stellen van prioriteiten. Delfland spreidt daarom de maatregelen in de tijd, zodat het tempo aansluit bij de mogelijkheden van de organisatie en het gebied.


Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Delfland heeft de Handreiking watertoets voor gemeenten (2012) opgesteld. In de handreiking worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor een plan per thema toegelicht. Deze randvoorwaarden heeft Delfland vastgelegd in de Keur en de Legger en in de Nota Normering Wateroverlast (2005).


Het Delflands Algemeen Waterkeringenbeleid geeft op hoofdlijnen het algemene beleidskader aan voor het beheer van de waterkeringen. Met beheer wordt bedoeld 'alle activiteiten die nodig zijn om de waterkeringen op het vereiste veiligheidsniveau te houden, nu en in de toekomst. De veiligheid is hierbij altijd een harde randvoorwaarde. Hierbij wordt ook rekening gehouden met onzekerheden in klimaat en bodemdaling. Er zijn verder ook criteria gesteld voor medegebruik van de waterkeringen, bijvoorbeeld voor recreatie. Delfland participeert voorts actief in toegepast onderzoek en stimuleert innovaties.

Waterplan en Waterbergingsvisie Den Haag

In 2003 besloten de gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland om samen de waterbergingsopgave voor Den Haag in beeld te brengen en maatregelen af te spreken om het bergingstekort voor de verschillende delen van de stad op te lossen. De afspraak om te komen tot een Waterbergingsvisie is als deelproject opgenomen in het Waterplan Den Haag 2010-2015. Dit gezamenlijke plan van Den Haag en Delfland beschrijft hoe de komende jaren omgegaan zal worden met water in de stad. Belangrijk nieuw element in dit Waterplan is dat het zich behalve op de waterkwaliteit ook op de veiligheid, recreatie en ruimtelijke ontwikkelingen richt.

De gemeente streeft naar het realiseren van een duurzaam vitale en aantrekkelijke leefomgeving. Daarom is de lange termijndoelstelling voor dit waterplan: het realiseren van een duurzaam schoon en gezond watersysteem, dat bijdraagt aan een aantrekkelijke en veilige (leef)omgeving, waar bewoners en bezoekers van Den Haag op een bewuste manier mee omgaan.

Stedelijke Ecologische Verbindingszones Den Haag 2008-2018

Den Haag zet zich al jaren in om de ecologie in en om de stad te verbeteren en te behouden. In 2006 en 2007 heeft Den Haag daarom een inventarisatie uitgevoerd, waarin voor alle ecologische verbindingszones is bekeken of deze voldoen aan de gewenste natuurvriendelijke inrichting. Dit bleek niet het geval te zijn; de inventarisatie resulteerde in een opsomming van 300 knelpunten. Om de gewenste ecologische hoofdstructuur te realiseren heeft Den Haag daarom in 2008 de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones in Den Haag 2008-2018 vastgesteld. In de nota worden op hoofdlijnen alle gewenste maatregelen op het vlak van ecologie (inrichting en beheer) voor de komende tien jaar benoemd. Het uitvoeren van deze maatregelen wordt waar mogelijk gecombineerd met maatregelen vanuit het waterbeheer zoals verbreding watergangen en aanleg natuurvriendelijke oevers.


Gemeentelijk Rioleringsplan

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is "het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015. Duurzaamheid staat centraal in het denken en doen van de gemeente Den Haag. Werken aan duurzaamheid betekent voor riolering dat meer rekening gehouden dient te worden met het voorkomen dan wel het scheiden van afvalwaterstromen aan de bron, meer oog te hebben voor hergebruik en het terugdringen van energiegebruik en het voorkomen dat schoon water vuil wordt. Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. Duurzaam denken en doen komt zo terug in het ontwerp, de aanleg, het beheer en het gebruik van riolering.


Afkoppelen van hemelwater is een voorbeeld van een aanpak, waarmee zoveel mogelijk bij de bron wordt voorkomen dat water vuil wordt, dat water wordt vastgehouden op de plaats waar het valt en waarmee gemalen en zuiveringsinstallaties niet onnodig worden belast met het verwerken van schoon hemelwater. Een ander voorbeeld is het meer toepassen van minder milieubelastende materialen bij de huisaansluitleidingen en de hoofdriolering.

4.7.2 Planbeschrijving

Delfland streeft naar een duurzame, robuuste waterstructuur. Dat wil zeggen: er moet voldoende ruimte zijn voor waterberging, goede waterkwaliteit, waterkeringen en waterzuivering. Belangrijk uitgangspunt voor Delfland is dat de waterhuishouding door ruimtelijke veranderingen niet mag verslechteren (standstillbeginsel). Indien bij het realiseren van een ontwikkeling de waterhuishouding verslechtert, dient dit gecompenseerd te worden. Dit kan door compensatie, bijvoorbeeld in de vorm van nieuw oppervlaktewater toevoegen in het plan, of nabij de locatie.


Het plangebied is gelegen in bestaand stedelijk gebied, dat ligt in het boezemgebied van Delfland. Het vastgestelde waterpeil in het boezemgebied is NAP -0,43 m met een maximaal toelaatbare peilstijging van 40 cm. De Hofvijver heeft ten opzichte van het boezemwater een verhoogd peil (0,07 m - NAP) en staat met een duiker in verbinding met de Haagse beek De Hofvijver loost op het boezemwater langs de Prinsessegracht doormiddel van een tweede duiker.

Waterkwantiteit

Op basis van de Waterbergingsvisie is een bestuursovereenkomst gesloten tussen de Gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland, die de waterberging regelt. Volgens de Waterbergingsvisie hoeven in dit plan geen maatregelen te worden opgenomen.


Uit de recent uitgevoerde Doorstroomstudie Den Haag 2012 blijkt dat in dit gebied het water niet snel genoeg kan worden afgevoerd uit het stedelijke gebied van Den Haag. De wateren waarlangs het regenwater naar gemaal Schouten bij Scheveningen stroomt, zijn te krap voor de hoeveelheid regenwater die afgevoerd moet worden. Bij hevige regen stijgt het water daarom snel. In de hooggelegen binnenstad is dat geen probleem; echter, in de laaggelegen gebieden, zoals Mariahoeve, neemt de kans toe dat het water buiten de oevers treedt. Ook treden hoge stroomsnelheden op in de grachten, waardoor de bodem erodeert en er kans bestaat op schade aan de kades.


Vanwege de klimaatverandering is het van belang deze situatie niet verder te verslechteren. Den Haag en Delfland zoeken daarom gezamenlijk naar mogelijkheden om regenwater langer vast te houden in de stad en/of meer waterberging te realiseren.


Toename van verharding heeft als gevolg dat water niet in de bodem infiltreert maar direct naar het oppervlaktewater wordt afgevoerd, hetgeen een verslechtering zou zijn van de huidige situatie. In aansluiting op het landelijk beleid dient deze verslechtering gecompenseerd te worden. De voorkeur van Delfland gaat daarbij uit naar de aanleg van oppervlaktewater, vanwege de goede beheersbaarheid. Als dit niet mogelijk is, zijn alternatieve maatregelen bespreekbaar om het regenwater langer vast te houden en/of te bergen.


Veiligheid en waterkering

Bij het onderwerp veiligheid/waterkering is de vraag of de locatie ligt in de kernzone of beschermingszone van een waterkering: een zeewering, boezemkade, polderkade of de landscheiding.

In het plangebied bevinden zich geen waterkeringen.

Waterkwaliteit en ecologie

De Noordsingel, Hooigracht, Gracht langs Houtweg en Nieuw uitleg en Smidswater en de Prinsessegracht zijn in de Kaderrichtlijn Water (KRW) aangewezen als waterlichaam. De gemeente en Delfland streven er samen naar om oevers op plekken waar het kan zoveel mogelijk natuurvriendelijk in te richten. Nieuwe functies mogen de watersysteemkwaliteit en de ecologie in het plangebied niet verslechteren (standstill-principe). Eventuele negatieve effecten dienen gecompenseerd te worden.

Afvalwater en Riolering 

Dit plan heeft geen negatief effect op de waterkwaliteit: het maakt niet rechtstreeks nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Als zich in de toekomst wel nieuwe ontwikkelingen voordoen, moeten deze voldoen aan (de beslisboom in) de 'Leidraad riolering' en moet zo min mogelijk gebruik worden gemaakt van bitumineuze dakbedekking, koper en zink. Verder moet er voldoende capaciteit zijn in het rioolstelsel om het afvoerwater te kunnen ontvangen en te verwerken: nieuwe ontwikkelingen mogen niet leiden tot extra overstorten vanuit de riolering op het oppervlaktewater. In het deel van Den Haag waarin het plangebied ligt, is geen gescheiden rioolsysteem. In het plangebied zijn geen afvalwatertransportleidingen, bergbezinkbassins of zuiveringen aanwezig. Bij ontwikkelingen of nieuwbouw binnen dit bestemmingsplan moet hiermee rekening gehouden worden.

4.7.3 Vergunningverlening

Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning. De watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. Een vergunning is nodig als activiteiten worden ondernomen in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee) of waterkering, of als grondwater wordt onttrokken of water geïnfiltreerd wordt in de bodem.

De watertoets en de vergunningverlening blijven wel twee afzonderlijk procedures. Dit betekent dat het Hoogheemraadschap bij het verlenen van een vergunning altijd aanvullende voorwaarden kan stellen.

4.8 Bodem

Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.

De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden van stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  • a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  • b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  • c. het treffen van de beheersmaatregelen.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat risico's voldoende worden beheerst.

De planlocatie is gelegen in het stadsdeel Centrum en omvat de gehele buurt Voorhout en een deel van de buurt Uilebomen in de gelijknamige wijk Centrum. Het gebied wordt grofweg begrensd door Kalvermarkt, Bagijnestraat, Spui, Hofweg, Buitenhof, Kneuterdijk, Parkstraat, Alexanderstraat, Mauritskade, Dr. Kuijperstraat, Koniginnegracht, Prinsessegracht, Herengracht en Fluwelen Burgwal.

Op en in de directe omgeving van het plangebied hebben bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Het gaat hierbij ter plaatse van het plangebied om drukkerijen, een vuilophaal- en straatreinigingsbedrijf, foto en film ontwikkelbedrijven, een taxibedrijf, reparatiewerkplaatsen voor motorvoertuigen, een werkplaats voor wat, autoreparatiebedrijven, een (brom)fietsenmaker, een benzine-service-station en confectiekledingindustrie.

Bij verscheidene panden hebben ondergrondse olietanks gelegen. De meeste daarvan zijn ondertussen verwijderd of onklaar gemaakt.

In en in de directe omgeving van het plangebied zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Op 23 locaties is daaruit gebleken dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume). Voor negentien van deze gevallen is een saneringsplan ingediend waarmee is ingestemd. Achttien van deze saneringen zijn al afgerond. Eén sanering is nog in uitvoering. Vier van de gevallen zijn nog niet gesaneerd. De sanering van deze gevallen is niet spoedeisend omdat de verontreiniging geen risico’s oplevert voor mens en milieu. Ter plaatse van de gesaneerde gevallen zijn plaatselijk restverontreinigingen achtergebleven waardoor er plaatselijk gebruiksbeperkingen gelden. De bodem ter plaatse van alle gevallen (al dan niet gesaneerd) is wel geschikt voor het huidige gebruik.

Niet alle verdachte deellocaties in het plangebied zijn voldoende onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, moet bodemonderzoek worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd worden.

Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waarvan het uitgevoerde bodemonderzoek niet meer actueel is (ouder dan vijf jaar). Indien voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn moeten deze bodemonderzoeken geactualiseerd worden.

4.9 Gebiedsgericht Milieubeleid

Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid

Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is het Gebiedsgericht Milieubeleid (2005). Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip dienen te hebben. Er is een zestal gebiedstypen gedefinieerd. Het plangebied behoort tot het gebiedstype 'gemengd wonen' en deels 'gemengd werken'.

Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen 3 verschillende ambitieniveaus:

  • Milieu Basis: ambities die aansluiten bij de bestaande wet- en regelgeving en het bestaande gemeentelijk beleid.
  • Milieu Extra: ambities die een stuk verder gaan dan het wettelijke minimum.
  • Milieu Maximaal: de maximaal haalbare ambitie voor een thema.

De volgende ambities zijn voor het gebiedstype 'gemengd wonen' / 'gemengd werken' van belang. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de bovengenoemde milieuambities richtinggevend.

Thema   Ambitie Gebiedstype
'gemengd wonen' / 'gemengd werken'  
Bodem   Extra / Basis  
Externe veiligheid   Maximaal / Maximaal  
Geluid   Extra / Basis  
Lucht   Extra / Basis  
Mobiliteit   Extra / Extra  
Schoon   Extra / Maximaal  
Water   Ambities per poldereenheid  
Natuur   Extra / Basis  
Klimaat   Maximaal / Maximaal  

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken zijn de bestaande situatie (hoofdstuk 2), het beleidskader (hoofdstuk 3) en de milieukwaliteitseisen (hoofdstuk 4) uiteengezet. Dit diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan. Aan de hand hiervan wordt in paragraaf 5.4 een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Met deze keuze kan de opzet van het bestemmingsplan in paragraaf 5.5 en de bestemmingen globaal beschreven worden.

5.2 Nieuwe ontwikkelingen

Parkeergarage onder het Tournooiveld

Uitbreiding van de parkeergelegenheid is een wens van de ondernemers en culturele instellingen in het noordwestelijke deel van de binnenstad. Het college heeft zich in het huidige collegeprogramma als volgt uitgesproken: “Verder gaan we onderzoek doen naar mogelijkheden voor een nieuwe (ondergrondse) parkeergarage in het noordwestelijk deel van de binnenstad waarin we de effecten van een dergelijke parkeergarage op de parkeerdrukte in Scheveningen meenemen.”

Ook in het Binnenstadsplan 2010-2014 is het onderzoek opgenomen naar het uitbreiden van de parkeermogelijkheden voor bezoekers aan de noordwestzijde van de binnenstad. In het hierop afgesproken uitvoeringsconvenant 2011-2014 is opgenomen dat private partijen de mogelijkheden van een nieuwe parkeervoorziening in het noordwestelijk deel van de binnenstad onderzoeken.

Het college van B&W heeft op 1 mei 2013 ingestemd met het planuitwerkingskader voor de ontwikkeling van de parkeergarage onder het Tournooiveld ( RIS 2258609 en 258610). De raad heeft op 18 juli 2013 eveneens hiermee ingestemd. De uitwerking van het particuliere bouwplan voor een parkeergarage onder het Tournooiveld dient plaats te vinden binnen de kaders zoals geformuleerd in paragraaf 2 "Kaders voor Herontwikkeling" van het planuitwerkingskader (RIS 258609). Hierin heeft de gemeente de kaders geformuleerd ten aanzien van o.a. de stedenbouwkundige inpassing, het rijksbeschermd stadsgezicht, de verkeerskundige inpassing en het landschappelijk kader.

Dakopbouwen

De gemeente Den Haag wil in principe dakopbouwen mogelijk maken omdat:

  • deze vorm van woninginnovatie een (duurzame) bijdrage kan leveren in het vergroten van woningoppervlaktes;
  • het een alternatief is voor verhuizen naar een grotere woning elders waardoor de sociale structuur minder onder druk komt te staan: vasthouden van middeninkomens;
  • het past binnen de binnenstedelijke verdichtingsopgave (gemeentelijk, provinciaal en rijksbeleid).

Bij de inventarisatie worden twee uitgangspunten gehanteerd:

  • 1. Het moet gaan om uitbreiding van woningen. Bedrijfspanden en garageboxen e.d. komen niet in aanmerking voor een dakopbouw.
  • 2. Het betreft twee- en drielaagse bebouwing (zowel eengezins- als meergezinswoningen).

In het plangebied komen weinig woningen voor in twee of drielaagse bebouwing. Daarnaast is het gebied een Rijksbeschermd stadsgezicht, waarbij de complexiteit, bebouwingsdichtheid, diversiteit van binnengebieden en de verscheidenheid van de bebouwing in dit deel van de binnenstad een belemmering vormen voor het bij recht mogelijk maken van een dergelijke regeling. Om die reden heeft het de voorkeur om per individuele toekomstige aanvraag in het kader van een Wabo-procedure de mogelijkheden te beoordelen. In dit bestemmingsplan is om die reden geen regeling voor extra bouwlagen opgenomen.

Minimaal 5 lagen langs hoofdverkeerswegen

Het toestaan van een grotere hoogte langs doorgaande routes (lange lijnen) kan een bijdrage leveren aan de verdichtingsopgave uit de 'Agenda voor de Haagse Verdichting'. Verdichting langs hoofdontsluitingswegen is gebaseerd op het streven naar intensief ruimtegebruik in bestaand stedelijk gebied. De belangrijkste criteria zijn:

  • 1. de betekenis van de route in de stad;
  • 2. de verhouding tussen de profielbreedte en de aanwezige bebouwing;
  • 3. de bestaande ruimtelijke kwaliteit;
  • 4. het (Rijks)beschermd stadsgezicht.

In het plangebied komen de volgende wegen in principe voor verdichting in aanmerking met een minimale bouwhoogte van 5 lagen, waarbij wordt opgemerkt dat de bestaande bebouwing in vele gevallen al hoger dan 15 meter is:

  • de Kalvermarkt: brede stadsstraat in beschermd stadsgezicht. Aan beide zijden staat al hogere

bebouwing;

  • Fluwelen Burgwal: aan westzijde onderdeel beschermd stadsgezicht (omgeving Koediefstraat);
  • Prinsessegracht- Koninginnegracht onderdeel beschermd stadsgezicht (waardevolle wand).

Een uitgangspunt is, dat routes die door beschermde stadsgezichten voeren, niet in aanmerking komen voor verdichting van de bebouwing van minimaal vijf lagen. In dit bestemmingsplan is de mogelijkheid niet opgenomen.

Louis Couperusplein 33

Binnen het plangebied ligt aan het Louis Couperusplein 33 het schoolgebouw van het Edith Stein College (bestuur Stichting Lucas Onderwijs). Voor dit schoolgebouw zijn plannen voor toekomstige vervangende nieuwbouw op dezelfde locatie in ontwikkeling. Op 25 oktober jl. is er een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen ingediend en om die reden wordt de voorziene nieuwbouw meegenomen in de bestemmingsplanprocedure.

Gelet op het feit dat er nog geen besluit is genomen op de aanvraag, en in het belang van de benodigde flexibiliteit, is er voor gekozen om de mogelijkheden voor bebouwing weer te geven in percentages en hoogtematen. Het deel van het terrein dat ook nu onbebouwd is, krijgt om het belang van dit binnenterrein te benadrukken geen bebouwingspercentage. Het maatvoeringsvlak waar de vernieuwde school zal verrijzen krijgt een bebouwingspercentage van 35%, een goothoogte van maximaal 16 meter en een bouwhoogte van 21 meter. In verband met een geheel of gedeeltelijk verdiept realiseren van een gymzaal, wordt de mogelijkheid van één laag beneden peil bouwen binnen het maatvoeringsvlak toegestaan.

Mogelijke toekomstige ontwikkelingen

Ambassade van de Verenigde Staten, Lange Voorhout 102

De Amerikaanse ambassade zal naar verwachting binnen de komende planperiode verhuizen naar het grondgebied van Wassenaar. Hoe het gebouw aan het Lange Voorhout in de toekomst zal worden gebruikt, is nog onbekend. Om die reden is gekozen om de gemengde bestemming uit het voorgaande bestemmingsplan geheel over te nemen. Het gebouw en gronden hebben de bestemming Gemengd-6 gekregen, met een aanduiding voor de parkeergarage.

5.3 Wijzigingsbevoegdheid

Transformatie kantoorgebouwen

Het bestemmingsplan maakt de transformatie van kantoorgebouwen binnen de bestemming Kantoor-2 mogelijk via een in de kantoorbestemming opgenomen wijzigingsbevoegdheid. Indien voldaan is aan de gestelde voorwaarden is na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid de functie wonen mogelijk. Hiermee wordt invulling gegeven aan de in 3.4.3 omschreven beleidsmatige inzet op transformatie van kantoorgebouwen.

5.4 Verantwoording van bestemmingen

Zoals al werd aangegeven heeft het bestemmingsplan als eerste doel om de bestaande ruimtelijke structuur juridisch-planologisch zodanig te regelen, dat deze wat betreft functie, bouwvorm, ligging, afmetingen in een goede ruimtelijke ordening worden ondergebracht.

In eerste instantie worden aan de hand van de bestaande situatie worden de bestemmingen afgewogen. Als leidraad of als toetsingskader dienen het beleidskader en de milieukwaliteitseisen.

Beleidskader   Vertaling in het bestemmingsplan  
Cultureel erfgoed    
Het plangebied maakt onderdeel uit van het Rijksbeschermd stadsgezicht Centrum. Ingevolge de Monumentenwet 1988 moet een bestemmingsplan worden vastgesteld ter bescherming van de cultuurhistorische waarden.   De cultuurhistorische waarden van het rijksbeschermd stadsgezicht worden in dit bestemmingsplan beschermd. De dubbelbestemming Artikel 26 Waarde - Cultuurhistorie is gericht op behoud en bescherming van deze waarden. Hieronder wordt in de tabel 'Beschermd stadsgezicht' aangegeven op welke wijze de in de aanwijzing benoemde waarden zijn vertaald in dit bestemmingsplan.  
De Wet op de Archeologische Monumentenzorg legt de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden. Bestemmingsplannen moeten een juridische regeling bevatten die voldoende bescherming biedt tegen werkzaamheden die tot een verstoring van het bodemarchief zouden kunnen leiden.   De archeologisch waardevolle gebieden zijn geïnventariseerd (zie paragraaf 2.3.2). De archeologische waarden worden in dit bestemmingsplan beschermd: de dubbelbestemmingen Artikel 24 Waarde - Archeologie-1 en Artikel 25 Waarde - Archeologie 2 zijn gericht op behoud en bescherming van deze waarden. Voor bouwwerkzaamheden die de grond roeren zijn aanvullende bouwregels gesteld; voor werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, die de grond roeren is een aanlegvergunning verplicht gesteld.  
Ruimtelijk beleid    
Het plangebied is voor een deel gelegen in de kansenzone "Centrum. Om de stedelijkheid in het centrum te versterken, moet de functie van het centrum als ontmoetingsplaats van verschillende "werelden"in de stad de komende decennia een extra impuls krijgen.   In het plangebied worden vele functies mogelijk gemaakt binnen de bestemmingen "Gemengd". Op de verdiepingen wordt op veel plaatsen ook wonen toegestaan.  
Verkeer en parkeren    
De “Haagse Nota Mobiliteit”. hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten). Verblijfsgebied ten slotte is openbare ruimte waar in principe geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie.   In het plangebied zijn aan de openbare weg de bestemmingen Verkeer - Straat, Verkeer - Verblijfsgebied en Verkeer - Verblijfsstraat gegeven. Het openbaar vervoer maakt grotendeels gebruik van de straten die bestemd zijn als Verkeer - Straat. Het kern-winkelgebied is grotendeels tot verblijfsgebied bestemd.  
In de nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” is het algemene parkeerbeleid vastgelegd.   In de regels van het bestemmingsplan is een parkeerregeling opgenomen. Bij nieuwbouw is het uitgangspunt dat parkeren op eigen terrein wordt gerealiseerd. Hiertoe zijn parkeernormen in de bijlage opgenomen. Mocht parkeren op eigen terrein problematisch zijn, dan bestaat de mogelijkheid het parkeren op te lossen door elders, bijvoorbeeld in parkeergarages, voor parkeerkeergelegenheid te zorgen.  
Economie    
Detailhandel   In het plangebied behoren met name de Denneweg, Lange Poten, Plein, Korte Poten, Herengracht tot de hoofdwinkelstructuur. Verder behoren delen van het plangebied van Binnenhof tot de rek- en krimp gebieden. Het accent van het detailhandelbeleid zal vooral liggen op behoud en versterking van de hoofdwinkelstructuur. De bestemmingen zijn vertaald in diverse gemengde bestemmingen.  
Horeca   Het bestemmingsplan maakt binnen een aantal gemengde bestemmingen horeca gemengd met andere functies als detailhandel, dienstverlening, kantoor, maatschappelijk en wonen mogelijk. Hierdoor wordt het gemengd stedelijk milieu in stand gehouden en bevorderd. Bij de verhouding detailhandel en dienstverlening versus horeca wordt de 80/20%-regel voor het aantal panden gehanteerd. Dit is in de regels verankerd.  
Kantoren   In dit plangebied zijn geen nieuwe locaties voor kantoorontwikkeling voorzien.  
Functiemenging   In de notitie 'Functiemengingstrategie: Mengen van bedrijven en wonen' komt de functiemenging van praktijk- kantoor- en bedrijfsruimte met wonen aan de orde. Functiemenging komt in dit bestemmingsplan tot uiting in de opzet van de verschillende gemengde bestemmingen.  
Wonen    
Het uitgangspunt van de Woonvisie is om tot en met 2020 de toename van het aantal inwoners vast te houden door genoeg geschikte woningen te blijven bouwen. Het bestemmingsplan is direct herkenbaar als centrum stedelijk woonmilieu met als woonsfeer; “wonen in de historische binnenstad”. Juist het wonen zorgt voor levendigheid en toezicht in het gebied op het moment dat de winkels gesloten zijn.   In het plangebied wordt binnen vele bestemmingen, waaronder binnen de gemengde bestemmingen, het wonen mogelijk gemaakt. Dit was ook al het geval in het voorgaande bestemmingsplan. Bij functiewijzigingen en/ of ruimtelijke ontwikkelingen wordt binnen deze bestemmingen prioriteit gegeven aan de woonfunctie op de verdiepingen. Mede daarom is in artikel 28 onder m bepaald, dat de bestaande opgangen bij hoofdgebouwen naar hogergelegen verdiepingen gehandhaafd moeten blijven.  
Onderwijs, Cultuur en Welzijn   Maatschappelijke voorzieningen:
Dit bestemmingsplan geeft ruimte aan de ontwikkeling en gebruik van maatschappelijke voorzieningen. Dit vindt onder andere plaats door de ruime bestemmingsomschrijving bij de bestemming Maatschappelijk.  
Groen   Binnen het plangebied zijn op het Spui, Hofweg, Buitenhof, Kneuterdijk, Lange Voorhout, Korte Voorhout, Tournooiveld, Lange Vijverberg, Parkstraat, Mauritskade, Hooikade en Houtweg bomenrijen aanwezig die genomed worden in de Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones.
Tevens is langs de Mauritskade, Hooigracht, Houtweg, Smidswater, Prinsessegracht en Koninginnegracht water aanwezig dat onderdeel uitmaakt van het water dat van belang is voor de Stedelijke Groene Hoofdstructuur.
Daarnaast zijn de voor het gebied karakteristieke waardevolle binnenterreinen bestemd als 'Tuin'.  
Water    
Waterkwantiteit   Volgens de Waterbergingsvisie hoeven in dit plan geen maatregelen te worden opgenomen. Belangrijk uitgangspunt voor Delfland is dat de waterhuishouding door ruimtelijke veranderingen niet mag verslechteren (standstill-beginsel). Indien bij het realiseren van een ontwikkeling de waterhuishouding verslechtert, dient dit gecompenseerd te worden. Dit kan door compensatie, bijvoorbeeld in de vorm van nieuw oppervlaktewater toevoegen in het plan, of nabij de locatie.  
Veiligheid en waterkering   In het plangebied bevinden zich geen waterkeringen.  
Waterkwaliteit en ecologie
De Noordsingel, Hooigracht, Gracht langs Houtweg en Nieuw uitleg en Smidswater en de Prinsessegracht zijn in de Kaderrichtlijn Water (KRW) aangewezen als waterlichaam. Dit betekent dat een aanzienlijk deel van de oevers van deze wateren op natuurvriendelijke wijze ingericht moeten worden.  
In de regels is binnen de verkeersbestemmingen opgenomen dat de gronden tevens bestemd zijn voor de natuurvriendelijke inrichting van een strook van 1 meter indien de bestemming grenst aan de bestemming "Water".  
Afvalwater en riolering   In het plangebied is geen gescheiden rioolsysteem. Verder zijn geen afvalwatertransportleidingen, bergbezinkbassins of zuiveringen aanwezig. Bij nieuwe ontwikkelingen moeten deze voldoen aan (de beslisboom in) de 'Leidraad riolering' en moet zo min mogelijk gebruik worden gemaakt van bitumineuze dakbedekking, koper en zink.  

Waarde - Archeologie-1 en Waarde - Cultuurhistorie

Het plan is erop gericht de archeologische waarden, welke zijn geïnventariseerd (zie paragraaf 2.3.2), te beschermen. Door de dubbelbestemmingen zijn behoud en bescherming van deze waarden gewaarborgd. Daarnaast is het plan erop gericht de cultuurhistorische waarden van dit deel van het rijksbeschermd stadsgezicht Centrum te waarborgen. In de toelichting op het aanwijzingsbesluit als opgenomen in de bijlagen bij de regels van het bestemmingsplan, zijn als te beschermen waarden opgenomen het historisch patroon van straten, stegen, open ruimten en waterlopen in samenhang met de schaal van de bebouwing ter plaatse. Voorts zijn de profilering en inrichting van de openbare ruimte, de verkavelings- en bebouwingsstructuur en in het algemeen de vormgeving van de bebouwing van betekenis. Ook aan de vormgeving van kappen en gevels wordt waarde toegekend.
In onderstaande tabel 'beschermd stadsgezicht' is aangegeven op welke wijze de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht is verwerkt in het bestemmingsplan. Daarbij is uitgegaan van de typeringen in het aanwijzingsbesluit zoals die voor de verschillende onderdelen van de deelgebieden is geformuleerd. Per onderdeel wordt aangegeven op welke wijze dit is vertaald in het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan.
Nieuwe initiatieven worden getoetst aan de te behouden kwaliteiten, zoals die in beide aanwijzingen tot beschermd stadsgezicht en de daarop gebaseerde karakteristieken worden genoemd. Aan het beschermde stadsgezicht is de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie toegekend. De bijbehorende regeling (Artikel 26 van de planregels) dient als vangnet voor de bescherming van de waarden die niet rechtstreeks in het bestemmingsplan zijn vertaald, maar wel met de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht beschermd dienen te worden. De voorwaarden die in dit artikel worden gesteld, brengen mee dat steeds een afweging van de betrokken belangen dient plaats te vinden en advies van de welstands- en monumentencommissie noodzakelijk is. De commissie onderzoekt daarbij, of voor wat betreft de bouwwijze aansluiting is gezocht bij karakteristieke en cultuurhistorische waarden van de bestaande omgeving. Verder moet de bestaande ruimtelijke structuur van ondermeer straten, pleinen en groenvoorzieningen in hun onderlinge samenhang behouden blijven. Vervanging of verandering van deze elementen is slechts toegestaan met behoud en zo nodig verbetering van de cultuurhistorische waarden. Het college maakt bij nieuwe initiatieven, onder andere op basis van deze adviezen, een afweging tussen het behoud van de ruimtelijke structuur enerzijds en de woonwensen en gebruiksvrijheden van bewoners en gebruikers anderzijds.

Tabel Beschermd Stadsgezicht    
Typering te beschermen waarden in de aanwijzing   Vertaling in het bestemmingsplan  
Het historisch patroon van straten, stegen, open ruimten en waterlopen in samenhang met de schaal van de bebouwing ter plaatse.   De bestaande ruimtelijke structuur is ongewijzigd op de plankaart overgenomen. Het historische patroon van straten, stegen en open ruimten is geborgd door middel van de daaraan toegekende bestemmingen. De schaal van de bebouwing wordt gewaarborgd door het opnemen van bouwvlakken. Daarbij zijn de huidige goot- en bouwhoogtes opgenomen. De hoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan op de plankaart staat aangegeven.  
De profilering en inrichting van de openbare ruimte   De gemeente stuurt als eigenaar op de profilering en inrichting van de openbare ruimte (buiten het bestemmingsplan om).  
De verkavelings- en bebouwingsstructuur   De verkavelings- en bebouwingsstructuur is geborgd door per perceel een bouwvlak op te nemen waarbinnen de hoofdbebouwing is gerealiseerd.  
De vormgeving van de bebouwing, in het bijzonder de kappen en gevels   Deze wordt gewaarborgd door het opnemen van een lijst met karakteristieke panden/ensembles en de bepalingen van Artikel 26 Waarde - Cultuurhistorie. De welstands- en monumentencommissie zal deze kwaliteiten in hun advisering betrekken.  
Kenmerkend voor het stedelijke karakter zijn de aan alle zijden gesloten bouwblokken, waarin de bebouwing ononderbroken direct aan de straat staat en waarbinnen erven en tuin liggen besloten.   Het plan voorziet in het handhaven van de gesloten bouwblokken door middel van de in het bestemmingsplan opgenomen bouwvlakken.
 
De verkavelingssystematiek lijkt herleidbaar tot een basisbreedte van vijf a zes meter voor het gewone woonhuisperceel en een meervoud daarvan bij de patriciërshuizen.   De verkaveling is vastgelegd door het opnemen van bouwvlakken per bestaand perceel. Bij nieuwe initiatieven zal rekening moeten gehouden met de bepalingen van Artikel 26 Waarde - Cultuurhistorie  
De bebouwingshoogte varieert in het algemeen meer door de per pand vaak zeer verschillende verdiepingshoogten dan door het aantal verdiepingen, zodat een pand van twee verdiepingen soms hoger is dan een pand van drie verdiepingen.   Hiermee wordt het verschil in goot- en bouwhoogtes verklaard. Deze verschillen zijn gewaarborgd door de in het bestemmingsplan opgenomen goot- en bouwhoogten, de opgenomen karakteristieke panden en de bepalingen van Artikel 26 Waarde - Cultuurhistorie. In geval van sloop-/nieuwbouw zullen de welstands- en monumentencommissie deze kwaliteiten in hun advisering betrekken.  
Het bebouwingsbeeld wordt sterk gedomineerd door de geprononceerde lijstgevels en minder door kappen.   De genoemde kwaliteiten worden geborgd middels de in het bestemmingsplan opgenomen vangnetregeling karakteristieke panden, en de bepalingen van Artikel 26 Waarde - Cultuurhistorie  
In het algemeen hebben de smallere panden een met pannen gedekt schilddak met de nok haaks op de straat, de bredere een dwarskap evenwijdig aan de straat of een omlopend schilddak   De genoemde kwaliteiten worden geborgd middels de in het bestemmingsplan opgenomen vangnetregeling karakteristieke panden, en de bepalingen van Artikel 26 Waarde - Cultuurhistorie  
De voorgevels zijn overwegend symmetrisch ingedeeld in drie of vijf, soms zeven traveeën met verticaal geplaatste openingen.   De genoemde kwaliteiten worden geborgd middels de in het bestemmingsplan opgenomen vangnetregeling karakteristieke panden en de bepalingen van Artikel 26 Waarde - Cultuurhistorie  

5.5 Toelichting op de regels

De regels zijn als volgt ingedeeld:

a. Inleidende regels. De inleidende regels (artikel 1 en 2) lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte etc.) die moet worden gehanteerd.

b. Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 3 tot en met 26) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de bestemming en bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een ontheffingsbevoegdheid geldt, is deze in het betreffende artikel opgenomen.

c. Algemene regels. De algemene regels (artikel 27 tot en met 32) bevatten voor alle bestemmingen geldende bepalingen: algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene ontheffingsregels en algemene procedureregels.

d. Overgangs- en slotregels. Het overgangsrecht is opgenomen in artikel 33, de slotregel in artikel 34.

5.5.1 Inleidende regels

In artikel 1 worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd.
Aandacht verdienen de begrippen aan-huis-gebonden bedrijf, en aan-huis-gebonden beroep. Wanneer in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan.
Op basis van jurisprudentie mogen deze activiteiten:
- geen hinder voor de woonsituatie opleveren;
- naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;
- geen detailhandel en/of horeca betreffen;
- geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken.

In artikel 2 is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten, vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid.

5.5.2 Bestemmingsregels

De bestemmingen van de gronden binnen het plan worden bepaald door artikel 3 tot en met 26.

Artikel 3 Bedrijf

Deze bestemming is gegeven aan het nutsbedrijf aan de Nieuwe Schoolstraat en bepaalde nutsvoorzieningen in het gebied.

Artikel 4 Cultuur en Ontspanning

Deze bestemming is gegeven aan de in het gebied aanwezige musea, theaters en andere culturele voorzieningen. De theaters Pepijn en Branoul hebben binnen de ter plekke geldende gemengde bestemming de aanduiding 'theater" gekregen.

Artikel 5 Gemengd-1

Deze bestemming, o.a. aan de Lange Poten, staat detailhandel toe, alsmede dienstverlening en horeca "licht" op de begane grondlaag,en uitsluitend op de verdiepingen maatschappelijke voorzieningen, kantoor en wonen.

Artikel 6 Gemengd-2

Deze bestemming, o.a. aan de Lange Houtstraat, staat bedrijven in de categorieën A en B van de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van bedrijven bij functiemengingals opgenomen in Bijlage 3 van de regels toe, alsmede op de begane grondlaag detailhandel, dienstverlening en horeca in de categorie "middelzwaar". In principe zijn uitsluitend op de verdiepingen maatschappelijke voorzieningen en kantoor toegestaan.en wonen.

Artikel 7 Gemengd-3

Deze bestemming, o.a. aan de Fluwelen Burgwal, betreft zogenaamd overgangsgebied, wonen kan bij deze bestemming ook op de begane grondlaag.

Artikel 8 Gemengd-4

Deze bestemming ziet met name op de uitgangskern, zoals aan het Spui, waar ook zware horeca voorkomt.

Artikel 9 Gemengd-5

Deze bestemming ziet met name op die gebieden die in het voorgaande plan reeds waren aangewezen voor kantoren en/of woondoeleinden.

Artikel 10 Gemengd-6

Deze bestemming ziet op 3 panden, te weten Lange Voorhout 40 (Haagsche Club) en 102 (Amerikaanse ambassade), alsmede Plein 24 (Sociëteit de Witte). De gegeven mogelijkheden zijn overeenkomstig de gemengde bestemming uit het voorgaande bestemmingsplan, welke ook ter plaatse van de ambassade niet alleen een kantoor toestond, maar ook onder meer wonen, hotel en horeca. Er is gekozen voor het continueren van bestaande rechten.

Artikel 11 Groen

De omgeving van het Binnenhof is rijk aan groen, echter niet in de zin van parken en plantsoenen.Bomenrijen die grote delen van de openbare ruimte aankleden zijn van groot belang. Er uit springende voorbeelden zijn het Lange Voorhout en de Lange Vijverberg.

Artikel 12 Horeca

Deze bestemming is bedoeld voor in het gebied aanwezige hotels, waaronder Hotel des Indes aan het Lange Voorhout.

Artikel 13 Kantoor-1

Deze bestemming is specifiek gericht op de regeringsgebouwen aan het Binnenhof en het Kabinet van de Koning aan de Korte Vijverberg.

Artikel 14 Kantoor-2

Deze bestemming is gericht op de in het gebied aanwezige kantoren, zoals ministeries, ambassades en bankgebouwen. Gelet op de leegstand en het afstoten van kantoorlocaties is in het artikel een wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming Wonen opgenomen.

Artikel 15 Maatschappelijk

Deze bestemming is gericht op welzijnsvoorzieningen, gezondheidszorg, religie, onderwijs en onderwijsgerelateerde activiteiten, speelvoorzieningen, openbare dienstverlening en verenigingsleven.

Artikel 16 Sport

Deze bestemming ziet op de 's-Gravenhaagsche Stadsrijschool aan de Kazernestraat. Deze ruim 200 jaar oude manege heeft de status van Rijksmonument.

Artikel 17 Tuin

De voor het gebied karakteristieke waardevolle binnenterreinen zijn bestemd als 'Tuin'. Binnen deze bestemming is het verboden om gebouwen op te richten.

Artikel 18 Verkeer - Straat, Artikel 19 Verkeer - Verblijfsgebied, Artikel 20 Verkeer - Verblijfsstraat

Deze bestemmingen zien respectievelijk op straten met doorgaande rijbanen ten behoeve van de ontsluiting, gronden welke met name voor bestemd zijn voor fietsers en voetgangers en openbare ruimte, welke niet voor doorgaand verkeer is aangewezen. Binnen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied bevindt zich ter hoogte van de ingang van het Binnenhof een kiosk.

Artikel 21 Water

Deze bestemming ziet op het in het plangebied aanwezige oppervlaktewater, zoals de vijver van het Binnenhof en enkele in het gebied aanwezige grachten.

Artikel 22 Wonen 

Deze bestemming ziet op de woningen en appartementengebouwen in het plangebied, welke in hoofdzaak voor wonen gebruikt worden. Andere, bestaande, functies binnen deze bestemming worden door middel van een functieaanduiding aangegeven en in de regels omschreven. Het door bewoners medegebruiken van woningen voor een aan huis gebonden beroep of een aan huis gebonden bedrijf is toegestaan en opgenomen in de algemene gebruiksregels, (artikel 29).

Het plan kent vier dubbelbestemmingen:

Artikel 23 Leiding - Water

Deze dubbelbestemming ziet op drinkwaterleidingen groter dan 300mm.

Artikel 24 Waarde - Archeologie-1 en Artikel 25 Waarde - Archeologie 2 zijn toegekend naar gelang de archeologische verwachting laag of hoog is. Als men binnen dit gebied de grond wil roeren en men daarbij mogelijk het terrein verstoort, bijvoorbeeld door de aanleg van een fundering, is een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders nodig. Deze dubbelbestemming stelt voorwaarden aan de verlening ervan.

Artikel 26 Waarde - Cultuurhistorie

Het gehele gebied is aangewezen als Rijksbeschermd stadsgezicht. De daarop betrekking hebbende aanwijzingsbesluiten erc zijn opgenomen als bijlagen bij de regels.

5.5.3 Algemene Regels

Artikel 27 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 28 Algemene bouwregels

De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot een bepaalde omvang ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht. Afwijken van deze algemene bouwregels wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, artikel 30.1. Om het wonen boven winkels te stimuleren in het kader van de levendigheid van de binnenstad is, opgenomen dat bij hoofdgebouwen bestaande opgangen op straatniveau naar hoger gelegen verdiepingen, gehandhaafd moeten blijven;

Artikel 29 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, kamerverhuurbedrijf, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.

Als in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep toegestaan. In de algemene gebruiksregels is ook een regeling vervat voor het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep:

  • De activiteiten mogen geen hinder voor de woonsituatie opleveren en mogen niet op grond van de milieuwetgeving vergunning- dan wel meldingplichtig zijn.

Op grond van de Wet milieubeheer vergunning- of zelfs meldingplichtige activiteiten passen uiteraard niet in de woonomgeving. Maar ook indien een activiteit niet vergunning- of meldingplichtig is, bestaat er kans op ongewenste overlast voor de omgeving, bijvoorbeeld geluid- of geurhinder. Dit kan met name het geval zijn bij de meer ambachtelijke beroepen. Van geval tot geval dient de (kans op) hinder voor de woonsituatie te worden nagegaan. Uitgangspunt bij de beoordeling is dat de hinder in principe niet onevenredig veel groter mag zijn dan in redelijkheid bij 'normale' bewoning (zonder beroepsuitoefening) het geval zou zijn.

  • De activiteiten mogen naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning.

Van belang is dat het karakter van de woning duidelijk herkenbaar blijft en dat de nadruk niet komt te liggen op de beroepsuitoefening. Ter illustratie: reclame-uitingen, anders dan een bescheiden 'bordje naast de deur' of de uitstalling van goederen op het bijbehorende erf betekenen reeds dat aan het karakter van de woning afbreuk wordt gedaan.

  • De activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen.

Detailhandel en horeca leveren in de regel een zodanig ongewenste verkeersaantrekkende werking op, dat het toelaten ervan in woongebied niet zonder meer passend wordt geacht.

  • De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken.

Dit betekent dat wanneer de beroepsuitoefening een te grote verkeersaantrekkende werking heeft, deze niet is toegestaan. Wanneer dit het geval is, is niet op voorhand aan te geven. Dit hangt mede af van de stedenbouwkundige en verkeerskundige situatie ter plaatse. Ter illustratie: wanneer in de praktijk dagelijks gedurende langere tijd meer dan twee parkeerplaatsen benodigd zijn in verband met de uitoefening van een beroep aan huis, kan reeds sprake zijn van parkeerproblemen. Uiteraard is dit mede afhankelijk van de bestaande parkeerdruk in de omgeving. In voorkomende gevallen zal in overleg met gemeente en omwonenden naar een passende oplossing moeten worden gezocht.

  • De activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven en de praktijkruimte maar een deel van de bebouwde oppervlakte mag bedragen.

Ook deze (direct meetbare) voorwaarde draagt eraan bij dat de eventuele hinder voor de omgeving wordt beperkt. Wanneer bijvoorbeeld de woning (vrijwel) geheel zou worden aangewend voor de beroepsuitoefening, is de kans op een ongewenste uitstraling naar de omgeving relatief groot.

Afwijken van de algemene gebruiksregels, ook het afwijken voor het meest doelmatige gebruik, wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 30.2.

Artikel 30 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan in geringe mate afwijken van de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is afwijken mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor huishoudelijk afval..Ten slotte is afwijken mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak.

Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemene gebruiksverbod: het bevoegd gezag kan afwijken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemene gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de afwijking niet leiden tot een bestemmingswijziging.

Artikel 32 Algemene procedureregels

De algemene procedureregels regelen de procedure die het bevoegd gezag moet volgen als zij wil afwijken.

Overgangs- en slotregels

Artikel 33 Overgangsrecht

De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor vergunning is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.

Artikel 34 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Binnenhof e.o.'

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

6.1 Algemeen

Het voorliggende bestemmingsplan vormt in hoofdzaak een nieuw juridisch-planologisch kader voor een bestaande situatie. De regeling gaat in hoofdzaak uit van consolidatie van de bestaande situatie. Het bestemmingsplan is daarmee economisch uitvoerbaar.

Daarnaast bevat het bestemmingsplan een paar mogelijke ontwikkelingen. Hiervoor is beoordeeld of er sprake is van een bouwplan als bedoeld in art.6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de wet, wordt aangewezen een bouwplan voor:

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een gebouw met ten miste 1.000 m2 bruto vloeroppervlakte met één of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen, die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.500 m² bruto vloeroppervlakte bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m²

Afdeling 6.2 Grondexploitatie, Artikel 6.2.1 Bro

Indien sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in art. 6.12 Wro is de gemeente verplicht een exploitatieplan op te stellen, tenzij kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan via:

  • een gemeentelijke grondexploitatie, waarbij sprake moet zijn van gemeentelijke gronduitgifte;
  • meerwaardesuppletie via de erfpachtcanon;
  • een anterieure overeenkomst met de eigenaar over de ontwikkeling.

In het plan zijn geen bouwplannen als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de Wro, opgenomen met uitzondering van behalve de ontwikkeling van een parkeergarage onder het Tournooiveld.

6.2 Bouwplanontwikkeling parkeergarage Tournooiveld

Voor de bouwmogeljikheid, zoals beschreven in 5.2 wordt het volgende overwogen.

Het college van B&W heeft 1 mei 2013 ingestemd met het planuitwerkingskader voor de ontwikkeling van de parkeergarage onder het Tournooiveld ( RIS 2258609 en 258 610). De ontwikkelende partijen zullen hiervoor een plan ontwikkelen.

In het planuitwerkingskader is de volgende passage opgenomen: "De initiatiefnemer dient de parkeergarage geheel voor eigen rekening en risico aan te leggen".

In het planuitwerkingskader zijn tevens programmatische en stedenbouwkundige randvoorwaarden opgenomen. De initiatiefnemers werken momenteel aan deze parkeergarage.

Er is sprake van de bouw van een bouwplan volgens art. 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. In dit geval hoeft echter geen exploitatieplan opgesteld te worden omdat de grond vol in eigendom is van de gemeente. Daarmee is gemeentelijk kostenverhaal, voor zover van toepassing, verzekerd.

Voor de bouw van de parkeergarage heeft de ontwikkelingscombinatie de geraamde stichtingskosten geleverd. Bij een eerste toets door de gemeente is deze stichtingskostenopzet akkoord bevonden.

Op basis van de nadere uitwerking zal de grondwaarde definitief worden bepaald. De op basis van de plankostenscan bepaalde apparaatskosten worden hierbij in rekening gebracht bij de ontwikkelende partijen

Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak

Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan Binnenhof e.o. is op 18 oktober 2013 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties ter kennis gebracht:

  • 1. Ministerie van EL&I
  • 2. Ministerie van BiZa, Rijksgebouwendienst
  • 3. Ministerie van Defensie
  • 4. Rijkswaterstaat Zuid-Holland
  • 5. Provincie Zuid-Holland
  • 6. Domeinen
  • 7. Stadsgewest Haaglanden
  • 8. Stadsgewest Haaglanden, Projectleiding Randstadrail
  • 9. Hoogheemraadschap van Delfland
  • 10. Dunea
  • 11. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
  • 12. Politie Haaglanden
  • 13. Veiligheidsregio Haaglanden, Regionale Brandweer
  • 14. Omgevingsdienst Haaglanden
  • 15. HTM Personenvervoer
  • 16. Véolia Transport Haaglanden
  • 17. ProRail
  • 18. Stedin B.V.
  • 19. TenneT Regio West
  • 20. N.V. Nederlandse Gasunie
  • 21. Stichting Haagse Gracht
  • 22. Fietsersbond Afdeling Den Haag
  • 23. Kamer van Koophandel Haaglanden
  • 24. Koninklijke Horeca Nederland
  • 25. Algemene Vereniging voor Natuurbescherming voor 's-Gravenhage e.o.
  • 26. Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging
  • 27. Stichting Haags Milieucentrum
  • 28. Vereniging voor natuur- en milieueducatie Den Haag
  • 29. Haagse Vogelbescherming
  • 30. Haags Monumentenplatform
  • 31. Vereniging Vrienden van Den Haag
  • 32. Stichting BOOG
  • 33. Dienst van het Koninklijk Huis
  • 34. Bewonersplatform Binnenstad
  • 35. Stichting Binnenstad
  • 36. Binnenstad Ondernemers Federatie
  • 37. Bureau Binnenstad
  • 38. Buurtschap Centrum 2005
  • 39. Vereniging Nieuwe Schoolstraat/Louis Couperusplein
  • 40. Museum Bredius

alsmede aan enkele belanghebbende personen.

Van de instanties, genoemd onder nummers 5, 9, 13, 15, 31, 33, 39 zijn reacties ontvangen. Het advies van de Hulpverleningsregio Haaglanden (onder 13) is verwerkt in de paragraaf Externe Veiligheid in hoofdstuk 4 van de toelichting.

5. Provincie Zuid-Holland d.d. 13 november 2013

De provincie heeft instemmend gereageerd op het bestemmingsplan. Het provinciale beoordelingskader is vastgelegd in de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met dit beleid.

9. Hoogheemraadschap van Delfland d.d. 7 november 2013

Het Hoogheemraadschap heeft enkele opmerkingen gemaakt ter actualisering van paragraaf 4.7.

Reactie gemeente: de opmerkingen zijn verwerkt in de toelichting.

15. HTM d.d. 7 november 2012

Ervan uitgaande dat (het meer dan gemiddelde aantal) abri’s op de halte “Centrum” geregeld is in art. 19 (verblijfsgebied), zijn er verder geen opmerkingen op het plan.

Reactie gemeente: Het plan legt in de betreffende verkeersbestemmingen (Straat en Verblijfsgebied) geen beperkingen op aan het openbaar vervoer, abri's en andere bijbehorende voorzieningen.

31. Vrienden van Den Haag dd 14 november 2013

De Stichting heeft de volgende opmerkingen:
1. Wij kunnen ons verenigen met de uitgangspunten van dit concept. Immers in dit kerngebied van onze stad, beschermd stadsgezicht en bovendien van groot nationaal belang, kan een bestemmingsplan niet anders dan voornamelijk conserverend van karakter zijn.
2. Meer nadruk zou nog wel gelegd kunnen worden op het behoud, maar liever wellicht de uitbreiding van de groene tuinen. In de loop van de tijd zijn op allerlei erven talrijke uit- en aanbouwen verschenen. Ook zijn deze terreinen vaak in gebruik als "onderhoudsvrij erf", d.w.z. meestal als parkeerplaats. De vraag dringt zich op, of in het kader van gewenste vergroening al deze uit- en aanbouwen en parkeerplaatsen moeten of kunnen worden gehandhaafd.
3. Onze vraag is zeker ook of er in dit concept een duidelijke gevelwand regeling wordt toegevoegd.
4. In het concept wordt bij het onderdeel "wonen" zeer nadrukkelijk gesproken over de nadruk op één- en tweepersoonshuishoudens in dit plangebied. Bij het gemeentelijk beleid om wonen in de binnenstad te stimuleren hoort echter ook het stimuleren van woonmogelijkheden voor gezinnen. Daar zijn binnen dit plangebied zeker kansen.
5. Hoewel de plannen voor een parkeergarage onder het Tournooiveld nog lang niet definitief zijn willen wij ook hier weer onze mening ventileren dat die plannen niet op onze instemming hoeven te rekenen.
6. Een kleinigheid: uit publicaties is gebleken dat er een sloop- en nieuwbouwvergunning is verleend aan het Edith Steincollege, het concept dient daarop te worden aangepast.
Natuurlijk is de vereniging Vrienden van Den Haag verheugd over het feit dat wij in dit stadium van de planvorming al een eerste reactie hebben kunnen geven. Zoals immer zijn wij vanzelfsprekend bereid ook in de volgende stadia van besluitvorming onze bijdrage te leveren.
 

Reactie gemeente:
ad 1. Het is met genoegen dat we uw instemming met de conserverende uitgangspunten van dit bestemmingsplan vernemen.

ad 2. Er is waar niet in de loop der jaren een onomkeerbare situatie is ontstaan, wederom een tuinbestemming gelegd op belangrijke binnengebieden. Een groene invulling in de binnenstad waar mogelijk is zeer van belang. Daar staat tegenover dat ook het aspect parkeren een belangrijk onderdeel vormt van wonen in die binnenstad. In de algemene bouwregels is opgenomen, dat op erven gelegen achter het hoofdgebouw geen parkeervoorzieningen en laad- en losplaatsen zijn toegestaan tenzij deze reeds ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan aanwezig waren. Daarmee beoogt het bestemmingsplan verstening te voorkomen.

ad 3. Een gevelwandregeling in de vorm zoals in de jaren 80 van de vorige eeuw is opgenomen in het bestemmingsplan, wordt niet meer gehanteerd. Daar staat tegenover dat de bestemming Waarde - Cultuurhistorie een uitgebreide bescherming biedt, welke wordt gecombineerd met een een lijst en kaart van karakteristieke panden en ensembles (Bijlage 4 en Bijlage 5 bij de regels). De stedenbouwkundige, architectuurhistorische en cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht zijn daarmee opnieuw vastgelegd in een beschermend bestemmingsplan.

ad 4. De paragraaf over wonen is een weergave van gemeentelijk beleidstekst op dit punt.

ad 5. De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. De betreffende garage wordt in het ontwerp als nieuwe ontwikkeling meegenomen.

ad 6. De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. Op dit moment is er nog geen omgevingsvergunning ingediend voor de nieuwbouw van de school. Om die reden is er nog onvoldoende inzicht in datgene waar om zal worden verzocht op deze locatie. De school en de aanwezige bebouwing is om die reden aangegeven in de bestaande situatie.

33. Dienst van het Koninklijk Huis

De reactie van de dienst heeft geleid tot correcties op de plankaart -ten aanzien van begrenzing, bouwvlak en tuin- met betrekking tot Lange Voorhout 78 en aangrenzende panden.

39. Vereniging Nieuwe Schoolstraat/Louis Couperusplein d.d. 6 en 14november 2013

6 november:

De vereniging reageert vanuit haar doelstelling [behoud monumentaal karakter/optimalisering leefklimaat van onze buurt]. In principe wordt niet ingegaan op alle weergaven/bestemmingen per pand. Niettemin werden bij eerste bestudering een aantal feitelijke afwijkingen geconstateerd. Gevraagd wordt te toetsen of de volgende afwijkingen relevant zijn voor de plankaart. Het gaat om het achterterrein van het appartementencomplex Louis Couperusplein 5-30 [voormalig Billiton gebouw, als woongebouw opgeleverd in 2005]:

- daaronder is een niet openbare parkeergarage gelegen [buiten de bebouwing];

- het hoopvolle groen van de bestemming “tuin” is in feite voor het grootste deel – niet openbaar- parkeerterrein;

- de losstaande auto-innamebox voor de parkeergarage heeft de bestemming “wonen”;

- de erfgrens is niet correct weergegeven.

Voor zover goed gezien betekent de bestemming tuin alleen dat er niet op gebouwd mag worden en behoudens de innamebox klopt dat. Ook wordt aangenomen dat een bestemmingsplan geen bewijskracht heeft bij eigendomsgeschillen, dus dat een niet correct aangegeven erfgrens geen belangen schaadt.

Reactie gemeente:

Waar nodig is de situatie aangepast. Daar er sprake is van parkeren op eigen terrein, is de tuinbestemming gecorrigeerd tot erf bij de woonbebouwing. Ook bij het voorgaande kantoorpand was dit een erf. De parkeersituatie is opgenomen op de plankaart en in de regels.Het bestemmingsplan heeft inderdaad geen invloed op eigendomsverhoudingen.

14 november:

De Vereniging Nieuwe Schoolstraat/Louis Couperusplein heeft als doel “de optimalisering van het leefklimaat en het behoud van het monumentaal karakter” van het gebied binnen het kwadrant Mauritskade, Nieuwe Schoolstraat, Kazernestraat, Willemstraat. Dit gebied valt geheel binnen het bestemmingsplan Binnenhof e.o.

De reden waarom wij toezending van het concept bestemmingsplan hebben aangevraagd is gelegen in twee bouwprojecten in onze buurt, de nieuwbouw voor het Edith Stein College aan het Louis Couperusplein en de bouw van 6 stadshuizen aan de Nieuwe Schoolstraat. Het eerste project is nog niet opgenomen in het concept, het tweede project, gelegen tussen het bedrijfsgebouw van Stedin en Nieuwe Schoolstraat 24, is qua bebouwing en bestemming [wonen] opgenomen, maar de tuinen ontbreken [erfgrens conform naastgelegen tuinen]. Daar dit project in uitvoering zal worden genomen en in een vergaand stadium van ontwikkeling is [bouwvergunning aangevraagd, Welstand enkele weken geleden positief geadviseerd, verkoop gestart, www.nelisse.nl], lijkt volledige opname op de plankaart aan de orde.

Onze buurt is voornamelijk een bewonersbuurt met vooral de bestemmingen “wonen” en “gemengd-3”, bevat veel Rijks- en gemeentelijke monumenten en is voor het overige deel nagenoeg geheel opgenomen in de categorie “karakteristieke beeldbepalende bebouwing”. Over de bescherming van de cultuurhistorische waarden, zoals uitgewerkt in het concept, hebben wij geen opmerkingen. Wij hebben echter ook te maken met randvoorwaarden om de bouwkundige staat van deze waardevolle bebouwing voor de toekomst te kunnen bewaren. Daarbij gaat het veelal om conflicterende gebruiksbelangen. Ik noem er twee.

Onze buurt is gebouwd op een strandvlakte. De opnamecapaciteit van hemelwater is door de dichte bebouwing in toenemende mate een probleem. Er is in het laatste decennium door bewoners fors geïnvesteerd in droge kelders, maar het blijft een wankel evenwicht. In het concept is opgenomen dat “de voor het gebied karakteristieke waardevolle binnenterreinen” bestemd zijn als tuin. Echter uit een oogpunt van parkeren is opgenomen dat bij nieuwe ontwikkelingen eerst parkeren op eigen terrein [dus ook tuin] aan de orde is. In feite is al veel binnenterrein van “tuin” getransformeerd naar parkeergelegenheid. Tevens bestaat een ruime mogelijkheid voor aanbouwen, bijgebouwen en beneden peil bouwen binnen het bouwvlak. Al deze ontwikkelingen geven een verdere beperking van de wateropnamecapaciteit. Wij willen geenszins stellen, dat wij tegen deze ontwikkelingen zijn. Meer auto's op straat vinden wij ook niet wenselijk. Wellicht is het wel mogelijk voorwaarden te stellen aan het inrichten van eigen parkeergelegenheid, door bijvoorbeeld waterdoorlatende bestrating verplicht te stellen. Ook bij toe te laten bebouwing op/onder eigen terrein, zouden bouwkundige eisen met het oog op waterafvoer kunnen worden gesteld.

In het concept is vermeld dat geen toetsing op luchtkwaliteit heeft plaatsgevonden, omdat er geen nieuwe ontwikkelingen op dat gebied te melden zijn, dus ook geen verandering in luchtkwaliteit is opgetreden. Wij wijzen er op dat door de invoering van het verkeerscirculatieplan centrumgebied een aanmerkelijke toename van het verkeer op de Mauritskade [tot + 40%] heeft plaatsgevonden, met regelmatig files en stilstaand verkeer en alle gevolgen daarvan voor de luchtkwaliteit. Dit heeft gevolgen voor het verblijfsklimaat, maar ook voor de staat van de panden aan de Mauritskade. Nu is verkeersbeheersing uiteraard niet het doel van een bestemmingsplan als juridisch planologisch kader, maar uitgaande van de beschermingsdoelstelling van een zeer waardevol cultuurhistorisch gebied, waarbij de Mauritskade met zijn vele monumentale panden tevens onderdeel vormt van de stedelijk groene hoofdstructuur [bomenrij] en van de wateren van belang daarvoor [gracht], is er duidelijk ook een grens aan de opnamecapaciteit van extra verkeer met extra vervuiling wil de beschermingsdoelstelling tot gelding komen. In die zin zou een toetsing wellicht toch niet overbodig zijn.

Eerder karakteriseerden wij onze buurt als een bewonersbuurt met de bestemmingen “wonen” en “gemengd-3”. Op één plek is ons niet duidelijk wat de precieze bestemming is. Het gaat om de Nieuwe Schoolstraat vanaf ongeveer het midden van het bedrijfsgebouw van Stedin tot de “steeg” Denneweg. De andere zijde –de Denneweg- is “gemengd-1”: wonen op de begane grond is daar niet toegestaan. Geldt dat ook aan de zijde Nieuwe Schoolstraat, of is de bestemming “gemengd-3” daar van toepassing? Wetend dat er nog aan het concept gewerkt wordt, gaan wij ervan uit de plankaart binnenkort meer helderheid biedt.

Tot slot een kleinigheid. Wij missen bij de straataanduidingen “het Lissabon” [verbindingsstraatje tussen de Nieuwe Schoolstraat en de Denneweg]. Uit cultuurhistorisch oogpunt lijkt dit toch een naam om te bewaren.

In deze brief stellen wij de gezamenlijke belangen van onze leden aan de orde. Wij gaan niet in op de weergave/bestemming per pand. Bij de ter inzage legging van het bestemmingsplan Binnenhof e.o. kunnen dus mogelijk nog individuele reacties komen.

Reactie gemeente

Het bestemmingsplan als geheel is ten opzichte van de eerdere BRO-versie, verduidelijkt en meer gedetailleerd. Het reeds vergunde nieuwbouwproject voor een aantal stadswoningen aan de Nieuwe Schoolstraat zal worden opgenomen in het bestemmingsplan.

Voor zover wordt gesteld dat het plan ruime bouwmogelijkheden bevat voor bijgebouwen, wordt opgemerkt dat de in het voorgaande bestemmingsplan opgenomen bouwmogelijkheden voor garages, tuinhuisjes en dergelijke, zijn overgenomen. Dat het plan daarmee ruime bouwmogelijkheden zou bevatten, wordt niet onderschreven. Het betreft een conserverend bestemmingsplan, en de in de bouwregels opgenomen laag beneden peil ziet met name op de door de vereniging beschreven bestaande kelderruimten, welke veelvuldig in het gebied aanwezig zullen zijn. Het voorschrijven van te gebruiken materialen betreft geen aspect van ruimtelijke ordening en wordt niet in een bestemmingsplan geregeld. Het kan wel, evenals het aspect wateropname-capaciteit, aan de orde komen in bouwplanprocedures.

Voor zover wordt gewezen op het in gebruik zijn van erven als parkeerterrein, wordt gewezen op de in het plan opgenomen bouwregels, waar is opgenomen dat op erven gelegen achter het hoofdgebouw geen parkeervoorzieningen en laad- en losplaatsen toegestaan, tenzij deze ten tijde van de terinzagelegging reeds aanwezig waren. Het omvormen van erven tot parkeerterrein wordt derhalve niet gestimuleerd. Een tuinbestemming, waarbij de gemeente het belang van groene binnengebieden wil benadrukken, staat echter geen bebouwing toe, anders dan hetgeen reeds aanwezig was.

Zoals de Vereniging terecht stelt, is verkeerbeheersing -hoezeer ook van belang voor de omgeving- geen aspect dat een bestemmingsplan kan regelen. Het belang van groenvoorziening en bomen voor het plangebied, ook voor die bomen die langs wegen zoals de Mauritskade zijn gelegen, wordt onderschreven en komt ook tot uitdrukking in het plan. Zo is in de regels voor de diverse verkeersbestemmingen opgenomen dat op de gronden een natuurvriendelijke inrichting van een strook van 1 meter kan worden ingericht, indien de bestemming grenst aan de bestemming "Water".

Wettelijk bezien behoeft een bestemmingsplan geen straatnamen weer te geven, maar waar mogelijk is dat voor een makkelijkere oriëntatie wel gedaan. Het feit dat niet alle kleinere straten en erven konder worden benoemd op dit schaalniveau, betekent niet dat daarmee een straatnaam zou zijn vervallen. Een bestemmingsplan kan dat ook niet regelen. Dat "het Lissabon" een historische straatnaam is, wordt zeker onderschreven.

Voor geïnteresseerden zal een inloopavond worden georganiseerd, welke de mogelijkheid biedt voor nadere uitleg.