Plan: | Bedrijventerrein ZKD (Zichtenburg, Kerketuinen en Dekkershoek) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0518.BP0229ABedrijvZKD-50VA |
De gemeente Den Haag stelt een nieuw bestemmingsplan voor het plangebied Bedrijventerrein ZKD (Zichtenburg, Kerketuinen en Dekkershoek) op om de volgende reden. Artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) bepaalt dat de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt (lid 1) en dat de bestemming van de gronden binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van de vaststelling van het bestemmingsplan, telkens opnieuw wordt vastgesteld (lid 2). Voor het plangebied gelden diverse bestemmingsplan, welke allen ouder zijn dan 10 jaar. Met het opstellen van het bestemmingsplan Bedrijventerrein ZKD (Zichtenburg, Kerketuinen en Dekkershoek) wordt voldaan aan de actualiseringsverplichting.
Het doel van het bestemmingsplan Bedrijventerrein ZKD (Zichtenburg, Kerketuinen en Dekkershoek) is tweeledig. In hoofdzaak biedt het bestemmingsplan een actueel juridisch-planologisch kader. De bestaande situatie vormt daarbij het vertrekpunt. Daarnaast is het doel het bestendigen van het karakter van het gebied als bedrijventerrein. Het bestemmingsplan biedt de juridisch-planologische basis voor handhaving van de ruimtelijke situatie zoals die nu is en voor het beheer ervan in de toekomst.
Het Bedrijventerrein ZKD (Zichtenburg, Kerketuinen en Dekkershoek) ligt aan de rand van het stadsdeel Loosduinen. Het plangebied (ca. 80 ha) wordt globaal begrensd door de Escamplaan, Margaretha van Hennebergweg, Q.A. Nederpelstraat, Dekkershoek (in verlengde P.C. Valentinstraat), Dedemsvaartweg, Meppelweg en Lozerlaan. Aan de overzijde ligt De Uithof. Zie ook onderstaande kaart.
Begrenzing plangebied Bedrijventerrein ZKD (Zichtenburg, Kerketuinen en Dekkershoek)
Het bestemmingsplan Bedrijventerrein ZKD (Zichtenburg, Kerketuinen en Dekkershoek) vervangt geheel of gedeeltelijk de volgende bestemmingsplannen:
bestemmingsplan | vastgesteld | goedgekeurd | onherroepelijk | ||
Kerketuinen, eerste herziening | 9 september 1993 | 11 januari 1994 | 11 januari 1994 | ||
Uitbreidingsplan Zichtenburg | 17 november 1958 | 25 juni 1959 | 22 april 1961 | ||
Zichtenburg | 11 juli 1977 | 25 juli 1978 | 19 november 1981 | ||
Zichtenburg, eerste herziening | 4 februari 1980 | 9 december 1981 | 22 april 1982 | ||
Houtwijk, tweede herziening | 25 mei 2000 | 9 januari 2001 | 30 mei 2001 | ||
Houtwijk, derde herziening | 13 mei 2004 | 26 juli 2004 | 7 oktober 2004 |
Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op heel het gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen:
In hoofdstuk 1 is de aanleiding voor het opstellen van een bestemmingsplan voor het Bedrijventerrein ZKD (Zichtenburg, Kerketuinen en Dekkershoek) aangegeven. Ook zijn de doelen die met het bestemmingsplan worden beoogd omschreven. Om deze doelen in een bestemmingsplan gestalte te geven wordt enerzijds in hoofdstuk 2 de bestaande situatie beschreven, anderzijds is voor de verduidelijking van een deel van de doelen in de hoofdstukken 3 en 4 een selectie gemaakt uit de relevante beleidsnota's en regelingen die op dit plangebied van toepassing zijn. Daaruit zijn vervolgens beleidsuitspraken voor het plangebied afgeleid. Hoofdstuk 3 bevat de beleidsuitspraken ten aanzien van ruimtelijk en sectoraal beleid en hoofdstuk 4 ten aanzien van de milieukwaliteitseisen en het milieubeleid. Bij de keuze van bestemmingen in hoofdstuk 5, is aangeven welke bestemmingen en bestemmingsregelingen uit deze beleidsuitspraken in de bestemmingsplanregels en verbeelding zijn vertaald. In dit hoofdstuk worden daarnaast ook de eventuele in het bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen omschreven. Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 6 ingegaan en tot slot beschrijft hoofdstuk 7 de overleg- en inspraakreacties.
Om te beschrijven op welke wijze rekening wordt gehouden met de verschillende waarden in het gebied en de verhoudingen van het plangebied tot het aangrenzende gebied, worden achtereenvolgens de ontstaansgeschiedenis, de ruimtelijke structuren die in de loop van de tijd zijn ontstaan en de functionele opbouw van het plangebied beschreven.
Het plangebied was vroeger een kassengebied en heeft in drie stappen een bedrijfsbestemming gekregen.
Zichtenburg had tot ca.1952 een agrarische bestemming. Na het vol raken van bedrijventerreinen aan de rand van de binnenstad rond de Laakhavens en het Laakkanaal vestigden zich vanaf de jaren zestig geleidelijk aan bedrijven in dit agrarische gebied, waarna het in 1977 in zijn geheel een bedrijfsbestemming kreeg bij de vaststelling van het bestemmingsplan Zichtenburg. Vroegere functies zoals een woonwagenkamp "De Werf", een industrieel toeleveringsbedrijf, en de gemeentelijke dienst voor arbeidvoorziening zijn in de loop der tijd uit het gebied verdwenen.
Kerketuinen heeft tot ca. 1982 een tuinbouwbestemming gehad (kassengebied), waarna het na aankoop is ontwikkeld tot bedrijventerrein. Halverwege de jaren tachtig krijgt het bedrijf Nederland Standard Electric Maatschappij de eerste vestigingsvergunning. Het bestemmingsplan Kerketuinen is vastgesteld in 1993.
Dekkershoek is bij de aanleg van de woonwijk Houtwijk in de 70' er jaren aan het bedrijvengebied toegevoegd en heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan Houtwijk 2e herziening, zijn huidige bedrijfsbestemming gekregen.
Op een enkele uitzondering na is de bebouwing in het plangebied Zichtenburg, Kerketuinen en Dekkershoek behoorlijk naar binnen gericht. Hierdoor vormt het bedrijventerrein een soort 'enclave' tussen de omringende woonbebouwing.
De bebouwing in het plangebied bestaat voornamelijk uit bedrijfsbebouwing voor handel en nijverheid. Op enkele locaties staan kantoorgebouwen, welke ook als zodanig herkenbaar zijn. Het bebouwingsbeeld komt daar mee overeen. Als uitzondering staan er enkele detailhandelsvestigingen zoals een bouwmarkt en enkele autobedrijven, die een andere uitstraling en voorkomen hebben.
Qua bebouwingsbeeld zijn er wel wat verschillen tussen de drie deelgebieden aan te wijzen:
Zichtenburg is grootschaliger van opzet; vooral de delen tussen de Zinkwerf en De Werf en de delen tussen Lozerlaan en IJzerwerf worden hierdoor gekenmerkt. Omdat de bedrijfspanden in Zichtenburg over het algemeen dateren van begin jaren zeventig, zijn deze inmiddels sterk verouderd. Vooral De Werf heeft een sterk verouderde uitstraling. De bouwhoogte in deelgebied Zichtenburg is doorgaans 1-3 lagen, maar er zijn verschillende grotere kantoorgebouwen met een hogere hoogte.
Er heeft zich de afgelopen jaren wel een vernieuwing ingezet: langs de Werf en de Zinkwerf is een aantal nieuwe bedrijfspanden gerealiseerd.
Het deel Kerketuinen is van later datum en daardoor moderner van uitstraling. Hier vinden we de meeste autobedrijven. Tussen de Meppelweg en het bedrijfsterrein Kerketuinen ligt een kleine woonbuurt rond de Meppelrade. Dit woongebied is door water en groen goed afgescheiden van het bedrijfsterrein en is ook buiten het plangebied gehouden.
Dekkershoek is afgezien van enkele grote bedrijven aan de Escamplaan en Margaretha van Hennebergweg, zeer kleinschalig en compact van opzet. Het hele terrein, inclusief de straten, is in beheer van een vereniging van eigenaren (VVE). In Dekkershoek is in het oostelijke deelgebied sprake van verouderde kleinschalige bedrijfsunits (bedrijfsverzamelgebouwen).
De strook bebouwing tussen de Zinkwerf en de Escamplaan is afwijkend van de rest van het plangebied. Bij de ontwikkeling van deze strook was het de bedoeling een verkaveling te realiseren met losse gebouwen in twee lagen in een groene setting. Op deze wijze werd een goede overgang tussen de groenstrook langs de Escamplaan en het bedrijventerrein gerealiseerd. Deze verkaveling is nu conform de huidige situatie bestemd.
Het plangebied wordt ontsloten door de Lozerlaan (N211), Escamplaan, Meppelweg en de Dedemsvaartsweg. De belangrijkste aanvoerroute naar het gebied vanuit het oosten (vanaf rijksweg A4) is de route Wippolderlaan – Lozerlaan. De Lozerlaan, Escamplaan, Meppelweg en de Dedemsvaartsweg hebben een gebiedontsluitende functie. De overige straten in het gebied zijn 50 km per uur wegen.
De interne ontsluiting van het bedrijventerrein is ook goed op orde. Binnen Kerketuinen en Zichtenburg zorgen De Werf en de Kerketuinenweg samen met de hierop haaks liggende Zichtenburglaan voor een 'hoofdassenkruis'. Van daaruit worden diverse bedrijfsstraten ontsloten. Het kruis zorgt voor een heldere interne ontsluitingsstructuur van het bedrijventerrein. Dekkershoek wordt ontsloten vanaf De Escamplaan en de Margaretha van Hennebergweg. Verder bestaan er geen rechtstreekse verbindingen voor autoverkeer tussen het bedrijventerren en de omringende woonwijken.
De bereikbaarheid van het plangebied met het OV is een stuk beter dan die van bedrijventerreinen op snelweglocaties en biedt dan ook een belangrijk concurrentievoordeel. Het hele plangebied ligt binnen 600 á 700 m afstand van een Randstad Rail halte. Het gaat hierbij om RR lijn 4 die over de Meppelweg rijdt en de Uithof met Zoetermeer verbindt. Hierbij worden ook het centrum van Den Haag en het Centraal Station aangedaan.
Lijnennetkaart HTM Bedrijventerrein ZKD e.o. (bron: www.htm.net)
Het plangebied ligt ook in de nabijheid van enkele buslijnen. Op de Escamplaan rijden twee buslijnen. Vanaf de Margaretha van Hennebergweg is overigens ook een tramverbinding gelegen t.b.v. de tramremise aan De Werf. Dit is geen exploitatiespoor.
De randwegen, Escamplaan, Dedemsvaartweg, Meppelweg en Lozerlaan worden geflankeerd door vrijliggende fietspaden, evenals de Margaretha van Hennebergweg. Ook op de Zichtenburglaan liggen fietspaden. Door het plangebied loopt een hoofdfietsroute over de Escamplaan. Secundaire hoofdfietsroutes bevinden zich op de Lozerlaan, Zichtenburglaan en de Dedemvaartsweg.
Tussen de Meppelweg en het bedrijventerrein liggen bij de volgende straten enkele langzaamverkeersverbindingen: Nikkelwerf, Tinwerf, in het midden tussen Tinwerf en IJzerwerf. Ook tussen de Zilverstraat en de Meppelrade ligt een langzaamverkeersverbinding.
In het plangebied is geen betaald parkeren ingevoerd. In straten waar onvoldoende ruimte is om op de rijbaan te parkeren zijn waar nodig parkeerverboden ingevoerd. Het parkeren vindt voor een groot deel op de openbare weg plaats in de vorm van langs- en dwarsparkeervakken. Deze plaatsen zijn in principe openbaar en voor iedereen toegankelijk. Op sommige kavels zijn ook parkeerplaatsen op eigen terrein aangelegd. Die zijn meestal alleen beschikbaar voor medewerkers en bezoekers van het betreffende bedrijf. Soms zijn ook parkeerplaatsen gesitueerd in groenstroken of op een vrij toegankelijk deel van een erf bij een bedrijfsgebouw, die weliswaar particulier zijn maar toch voor iedere bezoeker beschikbaar zijn.
In het oorspronkelijke ontwerp van de openbare ruimte is geen rekening gehouden met de sterke toename van het autobezit. Ook wordt er lang niet altijd voldoende gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot parkeren op eigen terrein. In de omgeving van enkele auto(occasion)bedrijven wordt een deel van de verkoopvoorraad en/of de te repareren auto's op straat gestald. Deze factoren zorgen ervoor dat er op een aantal plaatsen in het plangebied parkeerproblemen zijn ontstaan. Per deelgebied bekeken ligt de grootste parkeerdruk op Kerketuinen, aangezien hier de meeste arbeidsplaatsen per hectare zijn. In 2012 is de Kerketuinenweg heringericht, waarbij in de middenberm extra parkeerplaatsen zijn toegevoegd.
Het groen in het plangebied ligt vooral langs de randwegen en dient ter omzoming van het bedrijventerrein en om de veelal naar buiten gekeerde achterzijde van de bedrijfsbebouwing af te schermen.
Dit groen heeft vooral een cosmetische functie. Omdat de bebouwing vooral de achterzijde naar buiten keert, is de functie van dit groen van groot belang voor de belevingswaarde van het gebied.
Op het terrein zelf zijn er groene midden- en zijbermen aan de Kerketuinenweg en aan De Werf; verder zijn er incidenteel groenstroken met bomen langs de Zinkwerf en de IJzerwerf.
Ook langs de waterloop die de scheiding vormt tussen Kerketuinen en Zichtenburg liggen groene randen.
Langs de randen van het bedrijventerrein liggen watergangen die als belangrijkste functie de waterberging en het begeleiden van de randwegen Escamplaan, Lozerlaan, Meppelweg en Dedemsvaartweg hebben. Ook op de grens tussen Zichtenburg en Kerketuinen loopt een watergang.
Veel van deze watergangen liggen ingebed in groenbestemmingen.
Langs de Meppelrade ligt de watergang op de grens tussen de woonwijk en de bedrijfsbestemming.
Het bedrijventerrein ZKD heeft momenteel een minder goede uitstraling door de rommelige inrichting, onduidelijke begrenzingen van het openbare en private domein en door de slechte staat van onderhoud van de wegverharding, de openbare verlichting en de versnipperde groenvoorziening. Er zijn wel verschillen tussen de drie deelgebieden.
Het recentere Kerketuinen kent de minste problemen met betrekking tot de openbare ruimte. De Kerketuinenweg heeft een breed profiel met een groene middenberm en veel ruimte om te parkeren.
Zichtenburg (vooral rondom De Werf) heeft de meest verouderde uitstraling. Delen van de Werf en de Zinkwerf zijn inmiddels sterk verbeterd.
Dekkershoek is veel compacter van opzet en heeft wegen met een smal profiel.
Bodembedreigende activiteiten
Op en in de directe omgeving van het plangebied hebben bedrijven met bodem bedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Het gaat hierbij ter plaatse van het plangebied om benzine-service-stations, autowasserijen, machine-industrie, auto- en motorfietsenreparatiebedrijven, plaatwerkerijen, een reparatiebedrijf voor elektrische gebruiksgoederen, vuilophaal- en straatreinigingsbedrijven, een
afvalinzameldepot, een houtzagerij en -schaverij, metaalwarenindustrie, lakspuiterijen, werkplaatsen, timmerfabrieken, drukkerijen, een verzinkerij, schildersbedrijven, taxibedrijven, smederijen, textielindustrie, kledingindustrie, schoenindustrie, autospuiterijen, metaalbewerkende industrie, metaalbewerkingsbedrijven, een auto-onderdelenfabriek, een schoen- en lederwarenreparatiebedrijf, elektrotechnische industrie, een
natuursteenbewerkingsbedrijf, een fabriek voor medische en optische apparaten, tectyleerderijen, een scheepsbouw en -reparatiebedrijf, een glas-inloodzetterij, een telecommunicatie- en signaalapparatenfabriek, een meubelfabriek, een non-ferro metaalfabriek en metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven.
Bij enkele panden zijn ondergrondse tanks bekend. De meeste daarvan zijn verwijderd.
Mate van verontreiniging
In en in de directe omgeving van het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Op verscheidene locaties is daaruit gebleken dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume). De meeste gevallen zijn reeds gesaneerd of worden momenteel gesaneerd.
Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat de bovengrond (0,0-0,5 m-maaiveld) van het plangebied is gelegen in zowel bodemkwaliteitszone B2 als B5. De grens tussen deze zones loopt ter plaatse van de sloot die parallel loopt aan de Zichtenburglaan en gelegen is tussen de Zichtenburglaan en de Zilveren Mangaanstraat. Het deel van het plangebied gelegen tussen deze sloot en de Dedemsvaartweg, is gelegen in zone B2. In zone B2 als B5 is de bovengrond gemiddeld licht verontreinigd met kwik en PCB. De ondergrond (0,5-2,0 m-mv) van het plangebied is gelegen in zone O2 en is gemiddeld licht verontreinigd met PCB.
Het plangebied is volgens de Nieuwe Geologische kaart van Den Haag en Rijswijk voor een groot deel gelegen in een lage strandvlakte. Hier heeft zich in verschillende perioden achtereenvolgens klei afgezet, veen gevormd en wederom klei afgezet. Er is dus consequent sprake van afzettingen die onder natte omstandigheden zijn gevormd.
Op verschillende plekken is de bodemopbouw echter anders. Zo is er in het gebied bij Dekkershoek en aan de zuidgrens bij de Meppelweg sprake van de restanten van strandwallen die soms zelfs zo hoog zijn gelegen dat ze niet meer door klei of veen zijn afgedekt. Daarnaast is er in dit gebied sprake van geulen die behoren tot het Gantelsysteem. Zo lijkt een geul aanwezig te zijn op het kruispunt van Lozerlaan en de Escamplaan en is er een langs de Meppelweg. Deze geulen zijn ontstaan door een doorbraak van de zee vanuit de Maasmond halverwege het 1ste millennium v. Chr. De geulen zorgen er vervolgens voor dat er steeds klei kon worden afgezet in het gebied, maar bij tijd en wijle ook voor een betere ontwatering. In de loop der tijd verlandden deze geulen en konden ze door landschapsinversie zelfs veranderen in geulruggen – hogere delen in het landschap.
Hoewel dus sprake is geweest van drassige omstandigheden, kunnen de aanwezige geulen er voor hebben gezorgd dat mensen hier konden wonen, eerst, in de prehistorie, doordat ze het gebied ontwaterden, en daarna, in de Romeinse tijd, doordat ze als hoge en droge ruggen in het landschap achterbleven.
In het verleden zijn meermalen archeologische waarden in het bestemmingsplangebied aangetroffen. Zo is er bij de Zinkwerf een cultuurlaag uit de middenijzertijd waargenomen en bij de Nikkelwerf is een boerderijplattegrond uit de Romeinse tijd blootgelegd.
Het gebied maakte vanaf de late Middeleeuwen grotendeels deel uit van de West Escampspolder. Het westelijke einde lag nog in de Uithofspolder. De polders waren gescheiden door de Lozerlaen, die in die tijd nog ter hoogte van de huidige De Werf liep. Binnen het plangebied zijn op de kaart van Delfland uit 1712 drie boerderijen zichtbaar. Van één daarvan zijn resten gezien bij de aanleg van dit bedrijvengebied aan De Werf.
Onder de Escamplaan is een afvalwatertransportleiding (rioolwaterpersleiding) gelegen. Deze leiding is niet omgeven door waterkeringen; beschadiging zou kunnen leiden tot een verhoogd risico op inundatie (zie verder paragraaf 3.10). Eventuele kabels en leidingen die van invloed zijn op de externe veiligheid worden in paragraaf 4.4 genoemd. Door het gebied lopen twee zware gasleidingen: vanaf de Meppelrade richting de Zilverstraat en onder de IJzerwerf richting de Escamplaan.
Onder de Escamplaan ligt tevens een leiding met oppervlaktewater (boezemwaterleiding), die Plas Madestein en Escampkanaal met elkaar verbindt.
In het plangebied is een bedrijfswoning bekend aan de Zinkwerf (dierenambulance). Daarnaast is een kantoor aan de Zichtenburglaan omgebouwd tot kleine appartementen voor tijdelijke bewoning.
Bedrijventerrein ZKD levert een belangrijke bijdrage aan de werkgelegenheid van Den Haag Zuidwest. In totaal zijn er zo'n 7400 mensen werkzaam in het plangebied. Met name Kerketuinen levert een grote bijdrage aan de werkgelegenheid. Het plangebied wordt gekenmerkt door een mix van bedrijven.
Het meest vertegenwoordigd zijn hierbij bedrijven uit de handel en reparatie sector; voornamelijk groothandelsbedrijven en bedrijven in de autobranche. Ook de industrie en de bouw vormen een belangrijk aandeel in het bedrijvenbestand van Kerketuinen, Zichtenburg en Dekkershoek.
Er zijn ook een aantal branches in het plangebied vertegenwoordigd die niet primair op een bedrijventerrein thuis horen zoals detailhandel (paragraaf 2.4.3) zakelijke, financiële en kwartaire dienstverlening (zie paragraaf 2.4.4) en horeca (zie paragraaf 2.4.5). Deze 'afwijkende' functies zijn deels opgenomen in de vigerende bestemmingsplannen en zijn voor een ander deel gerealiseerd door middel van vrijstellingen ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Het economische profiel verschilt ook per deelgebied: in Kerketuinen zijn vooral bedrijven uit de handels- en reparatiebranche en uit de financiele en zakelijke dienstverlening gevestigd. Zichtenburg heeft vooral bedrijven in de bouw en Dekkershoek heeft relatief veel bedrijven in de handels- en reparatiebranche.
Enkele afwijkende functies binnen het bedrijventerrein ZKD zijn de perifere detailhandelsvestigingen, zoals Gamma in deelgebied Dekkershoek en Avonturia in deelgebied Kerketuinen.
In het plangebied zijn meerdere dienstverlenende bedrijven gevestigd, met name in de zakelijke en financiële dienstverlenende sector, maar ook de kwartaire dienstverlening is binnen het plangebied vertegenwoordigd. Met name in de deelgebieden Zichtenburg en Kerketuinen is het aandeel dienstverlening hoog.
In het plangebied zijn twee partycentra en een McDonalds gevestigd.
Er staan diverse kantoorgebouwen met aparte kantoorbestemmingen in het gebied en ook zijn er een aantal bedrijfsgebouwen in gebruik als kantoor.
Er is beroepsonderwijs (Mondriaan college) aanwezig binnen het plangebied en een tijdelijke opvang daklozen. Zowel de school als de opvang hebben een wederzijdse relatie met het bedrijventerrein. De school is gericht op Techniek & ICT en heeft sinds 2001 een samenwerkingsverband met bedrijfsleven. De daklozenopvang verzorgt via de Haeghe Groep de inzet van daklozen bij het onderhoud van de openbare ruimte.
Er zijn in het plangebied geen specifieke voorzieningen voor cultuur en ontspanning aanwezig.
Binnen het plangebied zijn de volgende sport- en recreatievoorzieningen aanwezig:
Voorziening | Adres |
Schietvereniging Loosduinse Burgerwacht Schietvereniging Integratie 97 |
De Werf 60 |
HFCCracing (binnen en buiten modelautobaan) | De Werf 67 |
Indoorschoot Noordhaghe (schietclub, paintball) | Kerketuinenweg 29 |
Bridge/denksportvereniging SBS | Kerketuinenweg 2 |
Fitness | De Werf 27-29 |
Het bestemmingsplan Bedrijventerrein ZKD (Zichtenburg, Kerketuinen en Dekkershoek) vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader weer dat op dit bestemmingsplan van toepassing is. In het geldende beleidskader zijn twee soorten beleid te onderscheiden: ruimtelijk en sectoraal beleid. De eerste paragraaf 'Ruimtelijk beleid' behandelt het ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal-, gemeentelijk niveau. Daarna volgt de paragraaf 'Sectoraal beleid', waarin het specifieke beleid voor een bepaald thema uiteen wordt gezet. Voor het voorliggende bestemmingsplan Bedrijventerrein ZKD (Zichtenburg, Kerketuinen en Dekkershoek) zijn de thema's die in de onderstaande paragrafen worden behandeld van toepassing.
De Monumentenwet 1988 omschrijft een beschermd stadsgezicht als 'groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke en structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke waarde of cultuurhistorische waarde (..)' en dat vanwege dit algemene belang door de minister van OC&W en de minister van VROM als zodanig is aangewezen.
De Structuurvisie Den Haag 2020 benoemt vier grote troeven van Den Haag, een daarvan is de monumentale residentie. Den Haag is een stad met een belangrijk cultuurhistorisch erfgoed. Er zijn talrijke monumenten en 30% van de stad is beschermd stadsgezicht.
Binnen het plangebied is onderzoek verricht naar de archeologische waarden. Deze zijn beschreven in paragraaf 2.3.7. Het plangebied Bedrijventerrein ZKD (Zichtenburg, Kerketuinen en Dekkershoek) maakt geen deel uit van een Rijks- of gemeentelijk beschermd stadsgezicht.
Cultuurhistorie is van groot belang voor de leefomgeving in Zuid-Holland. Tientallen eeuwen ontginnen en bouwen, wonen en werken hebben deze provincie gemaakt tot een cultuurlandschap bij uitstek. Niet alleen oude molens, boerderijlinten of stadsgezichten maar ook dijken, verkavelingspatronen en archeologische vindplaatsen getuigen daarvan.
Deze cultuurhistorische waarden bepalen in sterke mate de identiteit en kwaliteit van een gebied of plek, en op die manier dus ook de leefbaarheid en het welbevinden van bewoners en bezoekers.
De provincie Zuid-Holland heeft, vanwege de grote betekenis van cultuurhistorie voor onze leefomgeving, vanaf 1997 de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) opgesteld: een kaart met overzicht van de cultuurhistorische kenmerken en waarden in Zuid-Holland.
De provincie wil deze cultuurhistorie behouden of inpassen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Om dit mogelijk te maken heeft de provincie zogenoemde Regioprofielen Cultuurhistorie opgesteld.
Het plangebied Bedrijventerrein ZKD (Zichtenburg, Kerketuinen en Dekkershoek) is niet opgenomen in een van de regioprofielen.
Gemeenten hebben de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannnen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (Monumentenwet, artikel 38a). Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Archeologie geeft de gemeente aan hoe de gemeente zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond.
Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:
In het plangebied komen de eenheden 2 en 3 voor. Voor de gebieden in het bestemmingsplan waarvoor een archeologische verwachting geldt, gelden onderzoekseisen en vrijstellingsregimes, waarbij de gemeente gebruik heeft gemaakt van de beleidsvrijheid die de Monumentenwet daarvoor biedt. De keuzes zijn gebaseerd op gegevens uit archeologisch onderzoek, en beschreven, gemotiveerd en vastgelegd in de Beleidsnota archeologie van de gemeente Den Haag (In het verleden ligt het heden; 2011-2020), de Toelichting op de AWVK, de Gemeentelijke Onderzoeksagenda Archeologie (GOA) en het gemeentedekkende paraplubestemmingsplan Archeologie Den Haag. Wanneer tussentijds uit archeologisch onderzoek nieuwe gegevens beschikbaar komen, wordt deze informatie meegewogen in de beoordeling van vergunningaanvragen en te zijner tijd verwerkt in de actualisatie van het beleid en de beleidsinstrumenten.
Van initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische waarde of verwachting wordt in het kader van vergunningverlening gevraagd om de archeologische waarde van het terrein dat door de bodemingreep verstoord wordt in voldoende mate vast te stellen. In gebieden waarvan de archeologische waarde al is vastgesteld wordt ook gekeken naar de mate van bedreiging van de archeologische waarden door het bouwplan. Als blijkt dat er sprake is van een bedreiging van behoudenswaardige archeologische resten, kunnen aan de uitvoering van de geplande bodemingreep voorwaarden worden verbonden, zoals:
In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 53 Monumentenwet 1988). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. De meldingsplicht leidt niet tot een bepaling in het bestemmingsplan.
De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg.
De kosten van vooronderzoek en indien noodzakelijk opgraving of begeleiding zijn voor de initiatiefnemer. Alle archeologische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een erkende archeologische partij.
Gezien de geologische ondergrond en de al bekende vindplaatsen heeft een belangrijk deel van het bestemmingsplangebied een archeologische verwachting, zoals ook op de Archeologische Waarden en Verwachtingenkaart van de gemeente Den Haag staat vermeld (zie paragraaf 2.3.7). Daarom is op de verbeelding sprake van een dubbelbestemming Waarde - Archeologie.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen, en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte raakt geen van de belangen die in het bestemmingsplan ZKD worden afgewogen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels maar ook om de inhoud van bestemmingsplannen.
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) moeten gemeenten rekening houden met het Barro.
Een aantal projecten dat de regering van Rijksbelang vindt, wordt met het Barro dwingend geborgd in bestemmingsplannen of in andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. De projecten worden benoemd en middels digitale kaarten ingekaderd. Per project worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.
Voor Den Haag zijn de binnen de gemeente gelegen militaire terreinen met de daarbij behorende zend- en ontvangstinstallaties, en het Kustfundament van belang. Het bestemmingsplan ZKD ligt buiten het in het Barro aangewezen kustfundament.
Provinciale Staten van Zuid-Holland hebben op 9 juli 2014 de gewijzigde Visie ruimte en mobiliteit (VRM) vastgesteld, welke op 1 augustus 2014 in werking is getreden. Zij geldt ook als een structuurvisie.
De provincie stelt vast, dat de behoefte van Zuid-Hollandse inwoners en bedrijven is veranderd als het gaat om woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit. Deels liggen hieraan economische oorzaken ten grondslag, die bijvoorbeeld leiden tot minder vraag naar kantoren en bedrijventerreinen. Deels gaat het om structurele factoren, zoals demografische ontwikkelingen en de voortschrijdende digitalisering. Om al deze redenen was een herijking en herziening van het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid gewenst. Dit heeft geleid tot de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) met daarbij de Verordening ruimte 2014, het Programma Ruimte, en het Programma Mobiliteit. De documenten vervangen de huidige Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en het Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan. De visie is ook een verkeer- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer.
De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De VRM geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:
1. Ruimte bieden aan ontwikkelingen;
2. Aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit;
3. Allianties aangaan met maatschappelijke partners;
4. Minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.
In de VRM zijn 4 thema's te onderscheiden:
1. beter benutten en opwaarderen van wat er is;
2. vergroten van de agglomeratiekracht;
3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.
Het Programma Ruimte beschrijft de operationele doelen en de realisatiewijze om doelen te (doen) bereiken. Ook wordt ingegaan op de rolverdeling en afspraken tussen gemeenten, regio's en provincie. De realisatiewijze uit het programma ruimte bestaat uit juridische, financiële en bestuurlijke instrumenten en nader uit te werken beleid. In de praktijk worden deze vrijwel altijd gecombineerd ingezet.
In het Programma Mobiliteit staan de ambities en de provinciale belangen. Het programma kent een grotere dynamiek dan de visie. Het kan hierdoor bijvoorbeeld in samenhang met een nieuw collegeprogramma, elke vier jaar worden geactualiseerd. Daarbij wordt verbinding gelegd met de verschillende uitvoeringsprogramma's, beleidsuitwerkingen en verordeningen zoals deze al bestaan voor mobiliteit.
In de Verordening ruimte 2014 worden gelet op het provinciaal belang regels gesteld aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Onderdelen daarvan zijn flexibeler dan voorheen: het doel staat voorop en niet de manier waarop dat doel bereikt moet worden. Waar duidelijkheid gevraagd is, stelt de provincie vanuit bovenlokaal belang en wettelijke taken kaders en randvoorwaarden aan ruimtelijke plannen. De provincie heeft in de Verordening ruimte 2014 onder meer regels opgenomen over kantoren, bedrijven, detailhandel, glastuinbouw, boom- en sierteelt, bollenteelt, ruimtelijke kwaliteit, agrarische bedrijven, waterkeringen, provinciale vaarwegen, recreatieve vaarwegen, windenergie, archeologie en molen - en landgoedbiotopen. Daarnaast is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van het Rijk van belang. Hierin zijn regels vanuit Rijksbelang opgenomen waar provinciale verordeningen aan moeten voldoen. Enkele onderwerpen in de verordening van de provincie Zuid-Holland vloeien rechtstreeks voort uit het Barro, zoals regels over de Ecologische Hoofdstructuur.
Het volledige juridisch instrumentarium vloeit voort uit de Wet ruimtelijke ordening. Het gaat daarbij om de Verordening ruimte 2014, het provinciaal inpassingsplan en de (proactieve en reactieve) aanwijzing. De provincie kan deze instrumenten inzetten als er sprake is van provinciaal belang. De provincie beschouwt in ieder geval van provinciaal belang de in de visie opgenomen doelen en de uitwerking daarvan in de Programma's ruimte en mobiliteit. In de verordening staan de regels die de provincie stelt aan ruimtelijke ontwikkelingen.
Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor:
Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen.
Het internationale economische profiel van de regio rust op enkele pijlers, waaronder de kust, historische binnensteden, trekkers als musea, attractieparken, theaters, congressen en festivals, de grote rijkdom aan horeca.
Voor Den Haag hebben vooral de volgende regionale prioriteiten hun doorwerking gekregen.
De gemeentelijke programma's worden gemonitord en periodiek binnen Haaglanden op elkaar afgestemd. Dit geldt men name voor de beleidssectoren kantoren, bedrijventerreinen en detailhandel.
Het bestemmingsplan ZKD is in overeenstemming met het regionaal beleid zoals verwoord in het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020.
3.2.4.1 Wéreldstad aan Zee, Structuurvisie Den Haag 2020
Op 17 november 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Structuurvisie Den Haag 2020 vastgesteld: de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020. De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie.
De structuurvisie gaat uit van een lichte groei van het aantal inwoners (nu ca. 500.000) en een groei van het aantal arbeidsplaatsen in 2020. Dat betekent dat er ca. 40.000 woningen moeten worden toegevoegd in de bestaande stad, door verdichting. In de structuurvisie wordt de Wéreldstad aan Zee vorm gegeven door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan). ZKD maakt geen deel uit van een van de kansenzones of ontwikkelingsgebieden. Tegen de achtergrond van de huidige economische crisis zijn in het Coalitieakkoord “Aan de slag” (d.d. 21-05-2010) en het Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling (d.d. 14-09-2011) nadere prioriteiten gesteld.
Met het Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling 2014 (IpSO) biedt de gemeente duidelijkheid in welke projecten wordt geïnvesteerd en welke ambities worden nagestreefd. Markpartijen kunnen hier rekening mee houden en op anticiperen met hun investeringen. Uiteraard is het doorgaan van ontwikkelingen van meerdere factoren afhankelijk (o.a. economische conjunctuur), maar doordat de gemeente vasthoudt aan de ingezette koers en helderheid biedt voor welke projecten middelen worden gereserveerd wordt enige mate van stabiliteit en zekerheid geboden.
Het merendeel van het woningbouwprogramma moet binnenstedelijk worden gerealiseerd. Het centrumstedelijk milieu biedt daartoe de beste kansen. Prioriteiten zijn Scheveningen Haven, het centrum en Laakhavens.
De ruimtelijke strategie van Den Haag steunt op twee pijlers: “De Wereld in Den Haag” en “Den Haag in de Wereld”. De Wereld in Den Haag gaat over het verstevigen en robuust maken van de basis of het fundament van de stad met goede leefmilieus om te wonen, werken, ondernemen, recreëren. Tegelijkertijd werkt Den Haag aan het uitbouwen van de top (Den Haag in de Wereld), met als vaandel Den Haag Internationale Stad van Vrede en Recht.
De komende jaren krijgen de gebiedsontwikkelingen op de centrale as Scheveningen-Haven, Internationale Zone en Centrum prioriteit.
Voor het bestemmingsplangebied Zichtenburg. Kerketuinen, Dekkershoek (ZKD) worden geen grote nieuwe ontwikkelingen gepland. Er wordt ingezet op een actualiseringsplan met behoud van de huidige bedrijvenfunctie als uitgangspunt.
De gemeente Den Haag zet zich in voor een gevarieerd en breed cultureel aanbod, het ondersteunen van kwetsbare vormen van kunst en cultuur en het professioneel beheer van gemeentelijke collecties. Den Haag beschikt over een gevarieerd aanbod aan culturele voorzieningen, zoals podia en gezelschappen, filmtheaters, musea, instellingen voor beeldende kunst, instellingen gericht op kunst als vrijetijdsbeoefening en cultuureducatie en culturele festivals. In onderhavig bestemmingsplangebied zijn geen cultuurvoorzieningen aanwezig, alleen een paar kunstwerken in de openbare ruimte. Plaatsing van nieuwe en verplaatsing van bestaande kunstwerken is in het voorliggende bestemmingsplan geregeld.
Algemeen: beleidsvisie Kracht van Kwaliteit
De economische visie van Den Haag is vastgelegd in de nota "Kracht van kwaliteit” (Rv 126 - 2011; RIS 181227). De toekomst voor de Nederlandse economie in de mondiale concurrentiestrijd ligt bij kennis, creativiteit en stedelijke kwaliteit. De uitdaging voor de stad Den Haag is om de omstandigheden te creëren waaronder de economie van de stad ook op de langere termijn kansen biedt voor werk, inkomen en ontplooiing van alle Haagse burgers.
De strategie voor de Haagse economie kan worden samengevat in de volgende speerpunten:
Den Haag heeft een uniek profiel als internationale stad van Vrede en Recht. Daarmee heeft de stad internationale bekendheid verworven. Dit profiel spreekt ook bedrijven en instellingen buiten die sector nadrukkelijk aan en heeft daarom ook in het economische domein een wervend karakter – een “sterk merk”. In de internationale zone zijn veel van deze organisaties geconcentreerd.
Den Haag bezit een breed palet aan winkels, horeca, cultuur en historie. Samen met strand en duinen ontstaat hierdoor een uniek woon- en leefklimaat. Den Haag versterkt zijn positie als tweede toeristische stad van Nederland. Het centrum (Binnenstad, stationsgebieden, Beatrixkwartier), Scheveningen en Internationale Zone zijn gebieden met veel werkgelegenheid en bezoekers en vormen daarmee de economische kerngebieden van de stad. Hier wordt gewerkt aan versterking van het aanbod aan kwaliteitswinkels, horeca en recreatieve functies.
Den Haag zet actief in op de ontwikkeling van kennis en bedrijvigheid binnen het cluster Veiligheid onder de noemer The Hague Security Delta. Den Haag combineert zijn inzet op internationale instellingen en zakelijke dienstverleners (met name in de clusters energie, it en telecom en financiële dienstverlening).
Daarnaast is ook veel veel aandacht nodig voor kleine en middelgrote bedrijven, zowel in de economische kerngebieden als in de wijken. Voor deze bedrijvigheid is ook meer kleinschalige bedrijfsruimte hard nodig. Den Haag is een stad met een sterke, kennisintensieve zakelijke dienstensector, die bijna een kwart van de werkgelegenheid omvat. Den Haag is daarom aantrekkelijk voor (hoofd)kantoren, internationale bedrijven en instellingen. De spin off hiervan is van groot belang voor de lokale economie en banen voor alle niveaus in het mkb. Den Haag zet daarom vol in op de (ruimtelijke) kwaliteit en de bereikbaarheid van toplocaties voor kantoren en instellingen.
De kwaliteit van het arbeidsaanbod zal - door vergrijzing, schaarste aan vakmensen en tekort aan kenniswerkers - in de nabije toekomst een doorslaggevende vestigingsfactor worden. We zetten daarom actief in op de komst van academische instellingen en versterking en verbreding van het hoger onderwijs met onder meer topopleidingen.
Het instandhouden van de bedrijvenfunctie op ZKD is van belang voor het functioneren van de stedelijke economie. De bedrijventerreinen zoals ZKD moeten voldoende ruimte bieden voor bedrijven die gericht zijn op Den Haag en de Haagse regio, die minder goed passen in een woonomgeving.
Bedrijven
Stedelijk bedrijventerreinenbeleid
Bedrijventerreinen zijn belangrijk voor de werkgelegenheid binnen de gemeente Den Haag. Van de ruim 255.000 arbeidsplaatsen in de stad bevinden er zich ruim 34.000 op de bedrijventerreinen, hetgeen neerkomt op ruim 13% van de totale werkgelegenheid (op 1 januari 2014).
Het beleid van de gemeente Den Haag is erop gericht om de ondernemers die gebonden zijn aan de stad in de stad zelf te faciliteren. Hiervoor zijn de bedrijventerreinen Uitenhagestraat, Laakhaven-Centraal en een gedeelte van de Binckhorst (tot 2020) aangewezen. Voor de niet direct aan de stad gebonden bedrijvigheid zijn de bedrijventerreinen Forepark-Middenweg, de bedrijfslocaties in de wijk Ypenburg, Westvlietweg I, II en III, Zichtenburg-Kerketuinen-Dekkershoek en Scheveningen-Haven aangewezen. Deze gebieden fungeren als opvang voor bedrijven die niet makkelijk zijn te mengen met andere functies zoals wonen.
De toenemende leegstand van vooral kantoorpanden op de bedrijventerreinen zorgt voor minder activiteiten en voor troosteloze plekken op de bedrijventerreinen. Het beleid van de gemeente Den Haag is erop gericht om op de bedrijventerreinen te komen tot meer menging van functies. Het mengen moet wel op een dusdanige wijze gebeuren dat de verschillende functies elkaar niet in de weg staan. Om de bestaande bedrijventerreinen vitaal te houden wordt niet alleen aandacht besteed aan functiewijziging, maar ook aan herstructurering ten behoeve van het behoud van de bedrijvenbestemming.
Regionaal en provinciaal bedrijventerreinenbeleid
De regionale productie en werkgelegenheid is voor ruim een kwart aangewezen op bedrijventerrein. Behoud en uitbouw van dit segment van de economie van Haaglanden vraagt dus ook voor de toekomst om een gevarieerd aanbod aan ruimte.
De regionale bedrijventerreinenstrategie bevat naast de ruimtelijk-economische programmering van de regionale bedrijventerreinen ook een afspraak over compensatie van verlies van binnenstedelijk bedrijventerrein. De Haagse bedrijventerreinen Fruitweg, Zichtenburg-Kerketuinen-Dekkershoek en Uitenhagestraat zijn opgenomen in de categorie “Herstructurering ten behoeve van behoud van bedrijventerreinfunctie”. Binckhorst is opgenomen in de categorie “Transformatie naar gemengd gebied” (p. 148). Transformatie kan alleen plaatsvinden bij voldoende compensatie van bedrijfsruimte elders in de gemeente en/of regio. Aantasting van het huidige areaal bedrijventerrein wordt onderworpen aan een “nut-en noodzaakanalyse” met als insteek “nee, tenzij”. (p. 145)
Deze aanvullingen zijn opgenomen in het regionaal structuur plan (RSP). Over Scheveningen Haven is in de tekst van het RSP opgenomen dat gezien het specifieke karakter het te transformeren zeehaventerrein in Scheveningen Haven gecompenseerd kan worden in de Rijnmond.
Het RSP geldt als een structuurvisie, zoals is omschreven in de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.
Het provinciale beleid (Verordening Ruimte) heeft een bedrijventerreinkaart vastgesteld met aangewezen gebieden voor bedrijventerreinen. Hier gelden de volgende spelregels voor:
Functiemengingstrategie
De gemeente Den Haag heeft een verdichtingsopgave. Om deze verdichtingsopgave te realiseren en het grondgebruik te optimaliseren is functiemenging een goed instrument. In de notitie 'Functiemengingstrategie (Rv 88 - 2005; RIS127027): Mengen van bedrijven en wonen' komt de functiemenging van praktijk- kantoor- en bedrijfsruimte met wonen aan de orde.
Menging kan plaatsvinden op het niveau van een pand, een blok of een heel deelgebied. De omvang is afhankelijk van het type locatie. Een werkruimte (kantoor/bedrijf/praktijk) kleiner dan ongeveer 100 m² mag gevestigd zijn in woonstraten. Voor een werkruimte tussen 100 en 500 m² geldt dat deze langs de doorgaande wegen een plaats kan krijgen. Bedrijven die groter zijn dan 500 m² zouden op een bedrijventerrein of kantorenlocatie een plaats moeten krijgen. Vooral combinatiegebouwen met praktijk - en kantoorruimte (tandarts, kapper en accountantskantoor) en wonen moeten worden gestimuleerd.
Binnen het plangebied is geen sprake van functiemenging met wonen.
Detailhandel
Provinciaal beleid
De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.
Het provinciale detailhandelsbeleid, binnen de VRM vastgelegd in het Programma Ruimte, is erop gericht om de detailhandelsstructuur zoveel als mogelijk te versterken door deze vooral kwalitatief te verbeteren en de beschikbaarheid en bereikbaarheid van detailhandelsvoorzieningen te garanderen. Voor alle winkelgebieden, zowel regulier als perifeer, geldt dat kwalitatieve verbetering leidend is ten opzichte van kwantitatieve versterking. Dit ter voorkoming van verdere leegstand en het disfunctioneren van de structuur.
De provinciale detailhandelsstructuur bestaat uit drie categorieën: 'te ontwikkelen centra', 'te optimaliseren centra' en de 'overige aankoopplaatsen'. De eerste twee categorieën omvatten het geheel aan hoofd- en ondersteunende centra met een bovenlokale functie. De overige aankoopplaatsen vervullen een lokale functie.
Te ontwikkelen centra
Voor deze categorie centra wordt gestreefd naar een opwaardering van de detailhandelsfunctie in termen van kwaliteit (winkelbestand en openbare ruimte), parkeren en bereikbaarheid en imago/beleving. Onder voorwaarde van het toepassen van de Ladder voor duurzame verstedelijking, kan voor deze categorie sprake zijn van uitbreiding van het winkelareaal. Het gaat om de volgende locaties:
Te optimaliseren centra
De andere aankoopplaatsen met een bovenlokale functie krijgen de status 'Optimaliseren' volgens het 'nee-tenzij-principe'. Dit betekent dat gewerkt wordt aan de verbetering van de (concurrentie)positie met alle denkbare middelen, in principe zonder netto toevoeging van winkelmeters. Een eventueel beperkte uitbreiding van winkelmeters staat in het teken van structuurverbetering van het centrum.
Overige aankoopplaatsen
De overige aankoopplaatsen zullen veelal niet in omvang kunnen groeien omdat zij soms minder toekomstperspectief hebben. Zij komen dan in aanmerking voor herstructurering (facelift, herprofilering of functieverandering) met aandacht voor de leefbaarheid van kleine kernen en buurten. Voor deze categorie centra kan eventuele groei van het winkeloppervlak in de volgende drie situaties aan de orde zijn:
Indien een ontwikkeling bovengemeentelijke effecten met zich meebrengt, is regionale afstemming nodig. De provincie beoordeelt de toelichting op het bestemmingsplan waarin de uitkomsten van deze regionale afstemming zijn opgenomen.
Vanwege de bovenlokale ruimtelijke effecten van grootschalige detailhandelsontwikkelingen, vindt de provincie het van belang dat nieuwe grootschalige ontwikkelingen in regionaal verband worden afgestemd. In de Verordening ruimte is aangegeven dat nieuwe detailhandel binnen of aansluitend aan een bestaande winkelconcentratie moet worden gerealiseerd. Voor (ontwerp)-bestemmingsplannen die nieuwe detailhandel groter dan 2000 m² bruto vloeroppervlak binnen de centra mogelijk maken, moet worden aangetoond dat het woon- en leefklimaat en de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast. Het gaat daarbij onder meer om het voorkomen van onaanvaardbare leegstand. Met het oog hierop is advies nodig van het Regionaal Economisch Overleg (REO) en wordt zonodig een distributieplanologisch onderzoek (DPO) uitgevoerd. De provincie biedt ruimte voor een aantal uitzonderingen op de hoofdregel dat detailhandel in de bestaande centra moet plaatsvinden.
Vanuit ruimtelijke overwegingen en het beleid om bedrijventerreinen voor reguliere bedrijven te behouden, wordt uitbreiding van de perifere, solitaire en verspreide detailhandel zeer terughoudend benaderd. Buiten de centra van steden, dorpen en wijken wordt alleen ruimte geboden aan enkele specifieke branches die vanwege aard of omvang van de goederen niet goed inpasbaar zijn in centra.
Het huidige winkelvloeroppervlak kan in omvang verminderd worden om de detailhandelsstructuur ruimtelijk optimaal te kunnen laten functioneren. De regio Haaglanden vormt hierop een uitzondering. Door vermindering van winkelvloeroppervlak en planvoorraad wordt verder disfunctioneren van de detailhandelsstructuur voorkomen en de ruimtelijke kwaliteit niet verder aangetast.
Regionaal beleid
Het Stadsgewest Haaglanden heeft in november 2013 de Regionale structuurvisie detailhandel 2013-2020 vastgesteld.
Het Stadsgewest Haaglanden streeft naar kwalitatieve versterking van het winkelaanbod in de regio, om ruimte te bieden aan (de groei van) de consumentenvraag vanuit Haaglanden en omgeving en het bieden van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bewoners en bedrijven. Vanuit deze visie op detailhandel adviseert het Stadsgewest de provincie Zuid-Holland over detailhandelsontwikkelingen en –initiatieven in de regio.
Nieuwe initiatieven dienen te passen binnen de volgende doelstellingen:
De 'Ladder voor duurzame verstedelijking' (SER-ladder) is als inspiratiekader gebruikt om detailhandelsinitiatieven in de regio Haaglanden te kunnen beoordelen. De ladder is door het Rijk in het leven geroepen om een goed functioneren van het ruimtelijke ordeningssysteem te bevorderen. Om de regio te kunnen laten instemmen met een initiatief, dient een initiatief aan een aantal criteria te voldoen. Deze zijn opgenomen in de detailhandelsmonitor.
Gemeentelijk beleid
De Detailhandelsnota Den Haag (Rv 112- 2005; RIS127850) geeft de gewenste ontwikkelingsrichting aan voor de detailhandel. De concentratie op bestaande locaties in de hoofdwinkelstructuur is uitgangspunt van deze nota. Er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. De gemeente streeft ernaar dat iedere Hagenaar binnen een straal van 1.000 meter zijn dagelijkse boodschappen kan doen.
Hoofdwinkelstructuur
Den Haag zet in op een versterking van de hoofdwinkelstructuur. In de hoofdwinkelstructuur bevinden zich de belangrijkste winkelconcentraties van Den Haag. De hoofdwinkelstructuur wordt bepaald op basis van de detailhandelsmonitor. Volgens de detailhandelsmonitor 2013 (Rm 54 - 2014; RIS 270670) maken 68 winkelgebieden deel uit van deze structuur. Winkelgebieden worden tot de hoofdwinkelstructuur gerekend als zij duidelijk als concentratie herkenbaar zijn, waarbij het winkelgebied of minimaal een buurtverzorgende functie heeft of een herkenbaar thema; 'een winkelgebied is een kerngebied met minimaal 5 winkels geclusterd of 3 winkels geclusterd waarvan minimaal een trekker van 200 m2. Sinds de vorige monitor uit 2009 zijn er acht winkelgebieden afgevallen en zes nieuwe bijgekomen. Zes winkelgebieden zijn opgedeeld in een kerngebied en een rek- en krimpflank (niet behorende tot de Hoofdwinkelstructuur), met als doel het winkelaanbod verder te concentreren in een krachtig kerngebied.
De landelijke detailhandelssector heeft sinds de vorige monitor in 2009 een moeilijke periode doorgemaakt. De economische crisis met daarbij dalende bestedingen en consumentenvertrouwen heeft het winkellandschap beïnvloed. Daarnaast verplaatsen steeds meer bestedingen zich naar het internet. Tenslotte is de demografie in beweging met o.a. een groei van het aantal kleine huishoudens, vergrijzing en verkleuring. Positief punt hierbij is dat de bevolking in Den Haag is gegroeid en dat blijft doen de komende jaren, met daarmee een vergroting van het aantal consumenten en bestedingen.
Ambulante handel
Ambulante handel is onder te verdelen in warenmarkten, kiosken en straathandel/venten. Omtrent de ambulante handel op standplaatsen buiten warenmarkten, merkt de Detailhandelsnota op dat het in winkelstraten de levendigheid vergroot en daarop een belangrijke aanvulling kan zijn. De nota streeft een beperkt aantal standplaatsen per winkelconcentratie na. De Straathandelsverordening Den Haag (Rv 1991; RIS 011315) laat standplaatsen voor straathandel toe indien het bestemmingsplan dat toelaat.
Toekomstvisie Horeca 2010-2015
De Toekomstvisie Horeca 2010-2015 (RV 16-2010; RIS 249287) geeft de gewenste ontwikkeling van het horeca-aanbod en een nieuwe horecastructuur aan: hoe zorgt Den Haag voor nieuwe impulsen, waar ziet Den Haag kansen. De toekomstvisie geeft de gewenste ontwikkeling van het horeca-aanbod en een nieuwe horecastructuur aan. Er zijn verschillende ontwikkelingen die vragen om een nieuw, toekomstgericht horecabeleid.
Op dit moment is er nog maar weinig ruimte beschikbaar op de meest aantrekkelijke horecalocaties. De horecaontwikkeling zit hierdoor teveel 'op slot'. Er wordt vanuit diverse plannen ingezet op verschillende ontwikkelingslocaties voor de middellange en lange termijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan Scheveningen kuststrook, de Binnenstad, maar zeker ook aan locaties zoals de Binckhorst, het Beatrixkwartier en Laakhaven.
Een goed voorzieningenaanbod wordt steeds belangrijker voor woongebieden. Nieuwe horecavestigingen horen bij voorkeur in de winkelgebieden en aan kleinschalige verblijfspleinen. Waar de leefbaarheid niet in het nauw komt zijn er mogelijkheden voor horeca met een wijkverzorgend karakter en is er ruimte voor terrassen.
Vernieuwende uitgaansgelegenheden hebben vaak een voorkeur voor locaties buiten de centrumgebieden bijvoorbeeld vanwege het aanbod aan bijzondere panden. Voor dergelijke solitaire locaties kan bestuurlijk onder voorwaarden een uitzonderingspositie worden vastgesteld.
Voor het opstellen van het bestemmingsplan ZKD is vooral het gebiedsgerichte beleid (in samenhang met het instrumentarium) van belang. De horeca in het gebied beperkt zich tot twee zalencentra, een broodjeszaak en een McDonalds. Deze laatste vormen ook een ondersteunende functie voor het bedrijventerrein.
Hotelbeleid
De Hotelstrategie Den Haag (collegebesluit 16 juli 2013) 'Check in The Hague' is een vervolg op het hotelbeleid uit 2000 (nota 'Roomservice'). De gemeente wil initiatieven die bijdragen aan een verder diversificatie aan overnachtingsmogelijkheden in de toeristische kerngebieden graag faciliteren. De uitgangspunten blijven hetzelfde als de vorige nota waar het gaat om het belang van toerisme in het algemeen en de bijdrage van een gezonde hotelsector hieraan. In de uitwerking maakt de gemeente echter scherpere keuzes. Het hotelbeleid is gepositioneerd binnen de grotere kaders van de internationale, economische en toeristische ambities van de stad: 'quality of life', kwaliteit en sterke clusters.
De Hotelstrategie is gericht op een mix van het actief en stimulerend optreden van de gemeente, het faciliteren van initiatiefnemers in het stedelijke gebied en waar mogelijk het wegnemen van belemmeringen bij de exploitatie van hotels. Er is minder ruimte voor kwantitatieve uitbreiding dan bij de vorige nota. Substantiële uitbreiding van het aantal hotelkamers wordt alleen actief ondersteund indien er marktruimte bestaat voor het betreffende hotelinitiatief of het initiatief zorgt voor extra (aanvullende) marktvraag. Het bieden van ruimte aan bijzondere en kleinschalige formules vormt één van de elementen in deze strategie.
Speerpuntgebieden in het hotelbeleid zijn de Binnenstad en Scheveningen. Het hotelbeleid wijst geen locaties aan en de strategie geeft slechts aan waar ruimte voor bestaat, met name in kwalitatieve zin. De gemeente zal in de toekomst slechts op strategische locaties actief opereren en de besluitvorming over het al dan niet faciliteren van een hotelinitiatief af laten hangen van het gebied, de locatie, het concept, de initiatiefnemer en de exploitant.
In de Hotelstrategie is de binnenstad en Scheveningen een van de speerpuntgebieden. Dat betekent dat de gemeente in beginsel positief tegenover initiatieven (ook uitbreidingsplannen van bestaande hotels) in deze gebieden staat. De gemeente faciliteert indien mogelijk door onder meer te wijzen op strategische locaties en functiewijzigingen mogelijk te maken. Het gaat dan om initiatieven die daadwerkelijk iets toevoegen aan het bestaande aanbod en bijdragen aan de ruimtelijk-economische structuur, zoals bijvoorbeeld de initiatieven in Scheveningen Haven. Deze zijn onderdeel van een reeds vastgesteld en lopende gebiedsontwikkeling.
Buiten de toeristische kerngebieden Binnenstad en Scheveningen is de gemeente meer terughoudend. In deze gebieden geldt het 'nee, tenzij principe'. Dit hangt samen met de economische beleidslijn gericht op enige schaarste en clustering van functies. Uitzondering hierop vormt een á twee ontwikkelingen aan de snelweg.
In ZKD komt de hotelfunctie nu niet voor. Het beleid geeft geen aanleiding om deze bestemming te introduceren in het plangebied.
Kantoren
Op 18 februari 2010 heeft de gemeenteraad de 'Kantorenstrategie Den Haag 2010-2030, de gebruiker centraal' vastgesteld. Met de kantorenstrategie wil de gemeente regie voeren over de dynamische ontwikkelingen in de kantoormarkt en de positie van Den Haag Kantorenstad verder uitbouwen. Deze kantorenstrategie wordt elk jaar (op delen) middels het IpSO (Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling) herzien. In de kantorenstrategie staat aangegeven waar nieuwbouw van kantoren mogelijk is en welke kantoorgebieden voor toevoeging van voorzieningen in aanmerking komen. Deze voorzieningen zijn per gebied verschillend en afhankelijk van de aard en omvang van het gebied en de bestaande voorzieningensituatie. De kantorenprogrammering is per gebied voor de komende jaren gepresenteerd. Daarnaast is het stedelijke kantorenbeleid er ook opgericht om het overaanbod in Den Haag en de regio te verminderen. Daarom wordt transformatie van kantoren naar ander vastgoed gestimuleerd.
Volgens het provinciale beleid (AmvB Ruimte) is voor elke afwijking van het bestaande bestemmingsplan van meer dan 1000 m² bvo toevoeging aan kantoren een zgn. SER-laddertoets vereist. Deze toets vereist een aparte onderbouwing die het bouwplan ondersteunt en moet aan het bestemmingsplan c.q. bouwvergunning worden toegevoegd.
In gebied ZKD zijn geen nieuwe kantoren toegestaan. Structurele leegstand van kantoren dient te worden tegengegaan.
Groen kleurt de stad
De nota 'Groen kleurt de stad' - beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015 - (2005) verwoordt het groenbeleid van Den Haag in twee doelstellingen:
Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:
Op grond van de aanwezige waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken.
In het plangebied zijn meerdere bomenrijen onderdeel van de stedelijke groenstructuur van de stad. Deze spelen een belangrijke rol in het behouden van deze structuur. De bomenrijen in kwestie zijn:
Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones
In de Nota Ecologische Verbindingszones 2008-2018 is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SHES bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Er zijn twaalf ecologische verbindingszones in de stad onderscheiden. Per verbindingszone zijn het ambitieniveau, streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven.
Binnen het plangebied is de Lozerlaan van belang als groen/blauwe verbinding binnen de stedelijke groenstructuur. Deze maakt tevens deel uit van de verbinding tussen kust en duinen en het Groene Hart.
Flora- en Faunawet
De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland, bijvoorbeeld door de wijze en het tijdstip van uitvoering van bouwplannen waarbij men rekening houdt met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen en waardoor dieren niet onnodig worden verontrust. Ook legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling, voor andere soorten die strenger zijn beschermd (vleermuizen, vogels, eekhoorns) kan onder voorwaarden een ontheffing worden aangevraagd.
Onderhavig bestemmingsplan Bedrijventerrein ZKD (Zichtenburg, Kerketuinen en Dekkershoek) maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk; een flora- en faunaonderzoek is daarom niet aan de orde.
Herziene Natuurbeschermingswet 1998
De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden, de zogenoemde Natura 2000-gebieden, is geregeld in de herziene Natuurbeschermingswet 1998. (Met de aanwijzing van deze gebieden implementeert de Natuurbeschermingswet de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn en vervalt de rechtstreekse werking van beide richtlijnen). Er is geen Natura2000-gebied in af nabij het plangebied aanwezig.
Kapvergunningen
Volgens de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Den Haag, artikel 2.80 e.v., is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig (RIS 174540_100914). Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd. Daarnaast is een mogelijkheid opgenomen om monumentale bomen aan te wijzen. Er zijn geen monumentale bomen in het plangebied aanwezig.
In het verlengde van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) heeft de gemeente een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening, en moet zij zorgen voor voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor bewoners. Het bestemmingsplan faciliteert de behoefte aan zorgvoorzieningen door in de ruimtelijke vormgeving van de wijk de 'fysieke kwaliteit' te bewaken en zo een gezonde leefomgeving voor burgers te bewerkstelligen.
Van gemeentewege wordt gestreefd naar multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunnen worden geleverd.
Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben waar ze al dan niet met begeleiding kunnen wonen. Daarnaast is er ook behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden in de vorm van een opvang.
Op 13 oktober 2005 is het 'Lokaal onderwijsplan 2006-2010. Haagse klasse(n)' door de gemeenteraad vastgesteld (RIS 132462). In dit beleidsdocument staat de autonomie van de schoolbesturen ten aanzien van het onderwijsleerproces, de kwaliteitszorg en alle overige 'schoolinterne zaken' centraal. De kernwoorden zijn autonomievergroting, professionalisering, privatisering, marktwerking en schaalvergroting. Uitgangspunt van het beleid van het ministerie van OCW is dat de professionals in de scholen meer ruimte moeten krijgen om het onderwijs in te richten naar hun eigen professionele inzichten. Is er voldoende goed onderwijs beschikbaar, dan wordt de stad tevens een prettige vestigingsplaats voor werknemers en werkgevers.
Voor de onderwijshuisvesting en spreiding van onderwijsvoorzieningen betekent dit dat er naar gestreefd wordt om scholen zo goed mogelijk te huisvesten en met inachtneming van de wettelijke mogelijkheden een zo evenwichtig mogelijke spreiding over de stad te bevorderen. Dit uit zich in de volgende doelstelling: 'Er is in Den Haag voldoende onderwijsaanbod beschikbaar, dat afgestemd is op de behoeften en capaciteiten van de leerling/ student, dat algemeen toegankelijk is en met de juiste spreiding over de stad.' Om deze doelstelling te behalen wordt ook aangesloten bij de nota 'Visie op Onderwijshuisvesting Den Haag 2000-2010' die de gemeenteraad in 2001 heeft vastgelegd (RIS 86719). In het licht van de uitvoering van deze nota heeft de raad bepaald dat nieuwbouw ter vervanging van schoolgebouwen die niet meer aan de eisen van deze tijd voldoen, prioriteit heeft en dat bij de realisering daarvan onder meer rekening wordt gehouden met bouwkundige eisen ten aanzien van moderne arbeidsomstandigheden en adaptief onderwijs. Daarnaast wordt een goede spreiding van de onderwijsvoorzieningen bevorderd. Het betreffende schoolgebouw dient gemoderniseerd te worden om zodoende goed afgestemd te zijn op de eisen van het huidige onderwijs en bijbehorende voorzieningen.
De voorzieningen voor onderwijs zijn toegestaan via de bestemming Maatschappelijk. De school voor beroepsonderwijs heeft een wederzijdse relatie met de bedrijven.
Het gemeentelijke sportbeleid is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat, zodat zoveel mogelijk Hagenaars regelmatig, intensief, verantwoord, en op een prettige manier kunnen sporten. De voorkeur van de gemeente gaat daarbij uit naar sportbeoefening in georganiseerd verband.
De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:
De gemeente wil de bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat dan niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.
In juni 2005 heeft het algemeen bestuur van Haaglanden de "Regionale Nota Mobiliteit" (RNM) vastgesteld. Het verschijnen van het nieuwe Regionale Structuurplan en van de Nationale Nota Mobiliteit vormden vervolgens aanleiding om de RNM al snel weer te actualiseren. Dat is gebeurd door vaststelling van het 'supplement' op de RNM in 2008. De RNM richt zich op de plannen die het stadsgewest heeft voor de mobiliteit in de regio voor de periode 2005-2020. De Regionale Nota Mobiliteit geeft aan dat er in de komende jaren veel maatregelen genomen moeten worden om de toename van de mobiliteit op te kunnen vangen en de regio bereikbaar, verkeersveilig en vooral ook leefbaar te houden. Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets staan daarin centraal. De belangrijkste doelen voor de regio zijn: 40% meer reizigers in het openbaar vervoer en 30% meer gebruik van de fiets in 2020, kortere en beter voorspelbare reistijden met de auto vooral in de spits, minder verkeersslachtoffers en een beter en gezonder leefklimaat. Het uitvoeringsprogramma laat zien welke concrete projecten het stadsgewest en de andere overheden in de regio Haaglanden uitvoeren om de ambities van de Regionale Nota Mobiliteit te realiseren. De Regionale Nota Mobiliteit is de regionale vertaling van de plannen uit de landelijke Nationale Nota Mobiliteit (2005) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het rijksbeleid voor mobiliteit en bereikbaarheid is in 2012 vervangen door de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Voor het bestemmingsplan ZKD heeft de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geen directe gevolgen.
Verkeer algemeen
Den Haag groeit, er komen meer inwoners, meer banen en ook meer bezoekers. Dit zorgt voor een toename van het verkeer van, naar en in de stad. Bovendien reizen mensen steeds meer en over langere afstanden. In de Structuurvisie Den Haag 2020 (Wéreldstad aan Zee) heeft de gemeenteraad de ambities voor de toekomst van de stad vastgesteld. Den Haag wil groeien en aantrekkelijk blijven als stad om in te wonen, werken en leven. Om al deze wensen te kunnen verenigen, is een toekomstgerichte visie op verkeer en vervoer noodzakelijk.
Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Den Haag voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de “Haagse Nota Mobiliteit”. De visie in de nota is er op gericht van Den Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken door er voor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerwijze en de route die het beste bij hen past. Gerichte investeringen in het openbaar vervoer en de fiets, door te zorgen voor goede voorzieningen voor voetgangers, en het bundelen en ordenen van het autoverkeer moeten er voor zorgen dat reizigers de juiste keuze kunnen maken. De maatregelen die genomen worden moeten voldoen aan de milieu- en inpassingseisen.
Het parkeerbeleid is erop gericht om het evenwicht te herstellen tussen vraag en aanbod van parkeervoorzieningen, met name ook binnen die woongebieden waar de parkeerdruk hoog is.
Openbaar vervoer
Het openbaar vervoer speelt als drager van ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de regio een belangrijke rol in het verkeer en vervoer. Een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerlijnen dient er voor te zorgen dat gebundelde vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, verplaatsingen van en naar het centrum met de hoofdstations en andere belangrijke attractiepunten, op een goede, aantrekkelijke en snelle manier worden bediend. Onderstaande kaart over het openbaar vervoer laat het streefbeeld zien van het openbaarvervoer netwerk volgens de Haagse Nota Mobiliteit.
In paragraaf Verkeer en infrastructuur zijn de tram-en busroutes voor het gebruik van OV binnen het plangebied aangegeven. Dienstregeling en lijnvoering van tram en bus worden jaarlijks vastgesteld door het stadsgewest Haaglanden.
Autoverkeer
Het gemotoriseerde verkeer wil de gemeente zoveel mogelijk ordenen en concentreren op een stelsel van goed ingepaste stedelijke en regionale hoofdwegen (zie kaart “Hoofdstructuur wegverkeer” uit de Haagse Nota Mobiliteit) met voldoende capaciteit om een optimale doorstroming te waarborgen. Een vlotte doorstroming op de hoofdwegen zorgt ervoor dat het verkeer als vanzelf deze hoofdwegen kiest, waardoor de verkeersdruk op de woonwijken minder kan zijn,
Het stelsel van stedelijke en regionale hoofdwegen zorgt voor een goede bereikbaarheid van de grote concentraties van werkgelegenheid en voorzieningen in de stad vanuit de regio en verder. Tevens verbinden de hoofdwegen de stadsdelen en wijken onderling met elkaar. De hoofdwegen hebben een zodanige vormgeving en inpassing dat voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen en milieunormen. De gewenste doorstroomsnelheid op de stedelijke hoofdwegen is 20-25 km/u. Voor de regionale hoofdwegen geldt binnen de stad een gewenste doorstroomsnelheid van 35-40 km/u. De stedelijke en regionale hoofdwegen hebben de bestemming Hoofdverkeersweg.
In de woonwijken is doorgaand autoverkeer niet welkom. De wijkontsluitingswegen krijgen daarom op den duur een inrichting als “stadslaan” : wegen met een minder dominante positie voor autoverkeer en prioriteit voor langzaam verkeer en openbaar vervoer. De erftoegangswegen krijgen een inrichting als 30 km/u zone, voor zover dat nog niet gebeurd is. Aan de doorstroming van het autoverkeer op de wijkontsluitingswegen en de erftoegangswegen worden geen specifieke eisen gesteld. Hier geldt 'maatwerk', afhankelijk van de situatie.
Fietsverkeer
Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht in het verkeers- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Door het aanbieden van een aantrekkelijk hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd. Binnen het stelsel van hoofdfietsroutes is een net van 'sterroutes' aangegeven. De sterroutes vormen de belangrijkste doorgaande routes die de woongebieden met het stadscentrum, de knooppunten van openbaar vervoer en het buitengebied verbinden. Onderstaande kaart toont het streefbeeld voor het fietsnetwerk van doorgaande routes uit de Haagse Nota Mobiliteit. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als bij werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.
Parkeren
Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. In de nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” is het algemene parkeerbeleid vastgelegd. Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden leiden zonder adequate parkeervoorzieningen tot een vaak te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.
De parkeernormen en de toepassing ervan zijn uitgewerkt in de beleidsnota: “Nota Parkeernormen Den Haag” (vastgesteld in de raadsvergadering van 10 november 2011). Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen.
Het kan zijn dat in de visie van de initiatiefnemer de genormeerde parkeerbehoefte van de in het plan opgenomen functies afwijkt van de werkelijke parkeerbehoefte. Het is dan aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen en goed te onderbouwen.
Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn. Daarnaast kan de gemeente in afwijkende situaties maatwerk toepassen.
Aan de hand van de informatie wordt vastgesteld hoeveel parkeerplekken de initiatiefnemer op eigen terrein moet realiseren.
Parkeernormen
Bij woningbouw is het gemiddelde autobezit uitgangspunt voor de hoogte van de parkeernorm. Het gemiddelde autobezit hangt af van de oppervlakte van de woning, de plek in de stad en het type woning. Voor werken, winkels en andere voorzieningen is de functie van het gebouw en de mate van bereikbaarheid met het openbaar vervoer, bepalend voor de parkeernorm. Bij knooppunten van het openbaar vervoer geldt een lagere norm dan op plekken die minder goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. De parkeernormen worden uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, en bij de -meeste- overige de functies in het aantal parkeerplaatsen per 100m2 bruto vloeroppervlak.
Het inlegvel met de parkeernormen uit de nota Parkeernormen Den is in dit bestemmingsplan in bijlage 3 van de regels opgenomen.
Op grond van de Algemene afwijkingsregels van de regels is het verder mogelijk om de parkeernormen en/of het toepassingskader te wijzigen indien daar aanleiding toe bestaat en er een bestuurlijk besluit aan ten grondslag ligt.
Fietsparkeren
De gemeente hanteert voor functies, die in de Nota Parkeernormen Den Haag onder de noemer Kantoren, Bedrijven en Voorzieningen staan, een norm van 1 fietsparkeerplaats per 3 medewerkers.
Het plangebied valt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland. Door het Hoogheemraadschap wordt zorg gedragen voor schoon oppervlakte water, veilige dijken en het waterpeil in sloten en vaarten. Voorts is het Hoogheemraadschap van Delfland verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is in het kader van de watertoets overleg gevoerd over deze waterparagraaf, de verbeelding en de voorschriften. In deze waterparagraaf zijn de hierbij gemaakt afspraken verwerkt.
Ten aanzien van het thema water zijn er diverse beleidsstukken van kracht. De belangrijkste worden hieronder behandeld.
Europees
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden. De richtlijn heeft tot doel de chemische en ecologische kwaliteit van al het oppervlakte- en grondwater in Europa te verbeteren. De richtlijn stelt daartoe eisen aan het waterbeheer in alle lidstaten. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid (inrichting van watergangen en oevers).
Nationaal
Net Nationaal waterbeleid is vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2009-2015. Hierin zijn de consequenties van zowel Kaderrichtlijn Water (KRW, kwaliteit) als het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, waterkwaliteit) uitgewerkt. Kern is dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Belangrijk is om de drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren als afwegingsprincipe te hanteren. Tevens is in het NBW en middels het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd, dat de watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures. Voor waterkwaliteit geldt als uitgangspunt dat verontreiniging van het water voorkomen dient te worden. Hier geldt de trits 'schoonhouden, scheiden, zuiveren'. Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning.
De Watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. Een vergunning is nodig als activiteiten worden ondernemen in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee) of waterkering, of als grondwater wordt onttrokken of water geïnfiltreerd wordt in de bodem. De Watertoets en de vergunningverlening blijven wel twee afzonderlijk procedures. Dit betekent dat het Hoogheemraadschap bij het verlenen van een vergunning altijd aanvullende voorwaarden kan stellen.
Provinciaal
Het beleid van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010 - 2015. Dit waterplan is 11 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan vertaalt naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:
Hoogheemraadschap van Delfland
Het Waterbeheerplan 2010-2015, 'Keuzes maken en kansen benutten' is het document waarin Delfland de ambities voor de komende jaren heeft vastgelegd. Het plan beschrijft de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. Delfland investeert de komende jaren volop in het vergroten van de veiligheid, het verbeteren van de waterkwaliteit, het tegengaan van wateroverlast en het optimaliseren van de zuivering van afvalwater. De ontwikkelingen in de waterwereld volgen elkaar in hoog tempo op en vragen om het maken van keuzes. Klimaatverandering, zeespiegelstijging verzilting en nieuwe wetten en regels gaan het waterbeheer de komende decennia ingrijpend veranderen. Bovendien dwingen de complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen tot het stellen van prioriteiten. Delfland spreidt daarom de maatregelen in de tijd, zodat het tempo aansluit bij de mogelijkheden van de organisatie en het gebied.
De Beleidsnota "Beperken en voorkomen wateroverlast" is d.d. juni 2014 vastgesteld door Delfland.
In deze nota wordt het standstill-beginsel als uitgangspunt bekrachtigd. Toename van verharding dient gecompenseerd te worden, zodat verslechtering van de waterhuishouding door nieuwe ontwikkelingen wordt voorkomen. Kansen voor verbetering van de waterhuishouding worden, waar mogelijk, benut.
Handreiking watertoets voor gemeenten
Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Delfland heeft de Handreiking watertoets opgesteld. In de handreiking worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor een plan per thema toegelicht. De actuele versie van de Handreiking watertoets voor gemeenten is te vinden op de website van Delfland (www.hhdelfland.nl/watertoets).
Het Delflands Algemeen Waterkeringenbeleid geeft op hoofdlijnen het algemene beleidskader aan voor het beheer van de waterkeringen. Met beheer wordt bedoeld 'alle activiteiten die nodig zijn om de waterkeringen op het vereiste veiligheidsniveau te houden, nu en in de toekomst. De veiligheid is hierbij altijd een harde randvoorwaarde. Hierbij wordt ook rekening gehouden met onzekerheden in klimaat en bodemdaling. Er zijn verder ook criteria gesteld voor medegebruik van de waterkeringen, bijvoorbeeld voor recreatie. Delfland participeert voorts actief in toegepast onderzoek en stimuleert innovaties.
Wateragenda en Toekomstbestendig Haags water!
De gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland werken aan een goed waterbeheer door middel van een gezamenlijke Wateragenda. Het beschrijft hoe de komende jaren omgegaan zal worden met water in de stad en welke acties hiervoor nodig zijn.
In de visie 'Toekomstbestendig Haags water!' is aangeven hoe het watersysteem in Den Haag anno 2014 functioneert, welke knelpunten er zijn en hoe het systeem robuust te houden. Het Haagse watersysteem is op dit moment grotendeels op orde. Door kansen te benutten die zorgen voor een robuuster watersysteem en die ook bijdragen aan de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de stad, wordt het stedelijke gebied bestand tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte. In het stedelijke gebied is beperkte ruimte voor de traditionele opvang van water. Daarom is inzetten op onderzoek naar meer creatieve en innovatieve maatregelen belangrijk. Samenwerking tussen gemeente Den Haag en Delfland is daarvoor essentieel.
De ambitie is: "Den Haag heeft een goed functionerend en toekomstbestendig watersysteem dat de gevolgen van klimaatverandering en verstedelijking kan opvangen en dat bijdraagt aan een aantrekkelijke stad." Samengevat zijn de drie belangrijkste strategische pijlers om te komen tot een toekomstbestendig Haags watersysteem:
Afvalwater en Riolering
Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is “het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015. Duurzaamheid staat centraal in het denken en doen van de gemeente Den Haag. Werken aan duurzaamheid betekent voor riolering dat meer rekening gehouden dient te worden met het voorkomen dan wel het scheiden van afvalwaterstromen aan de bron, meer oog te hebben voor hergebruik en het terugdringen van energiegebruik en het voorkomen dat schoon water vuil wordt. Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. Duurzaam denken en doen komt zo terug in het ontwerp, de aanleg, het beheer en het gebruik van riolering.
Afkoppelen van hemelwater is een voorbeeld van een aanpak, waarmee zoveel mogelijk bij de bron wordt voorkomen dat water vuil wordt, dat water wordt vastgehouden op de plaats waar het valt en waarmee gemalen en zuiveringsinstallaties niet onnodig worden belast met het verwerken van schoon hemelwater. Een ander voorbeeld is het meer toepassen van minder milieubelastende materialen bij de huisaansluitleidingen en de hoofdriolering.
Het plangebied is gelegen binnen de Eshofpolder. Deze polder heeft een peil van -1,75 m + NAP en een maximale peilstijging van 0,6 m.
Waterkwantiteit in het plangebied
Op basis van de Waterbergingsvisie is een bestuursovereenkomst gesloten tussen de Gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland, die de waterberging regelt. Inmiddels is door een recent uitgevoerde watersysteemanalyse Eshofpolder (nog niet vastgesteld) gebleken, dat volgens de huidige inzichten de polder op orde is. Er ligt op basis van recente inzichten geen waterbergingsopgave in de Eshofpolder.
Waterkwaliteit in het plangebied
Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is “De Leidraad Riolering” en de “Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken”. Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. De conclusie is dat het plan geen negatief effect heeft, omdat wordt voldaan aan de Leidraad riolering en de beslisboom. Verder is er voldoende capaciteit in het rioolstelsel. Het bestemmingsplan zal niet leiden tot extra overstortingen vanuit de riolering op het oppervlaktewater.
Afvalwater en riolering
Er loopt een rioolpersleiding door het plangebied en onder de Escamplaan tevens een boezemwaterleiding. Beiden zijn in beheer bij Delfland. Op de verbeelding dient voor deze leidingen aan weerszijden een beschermingszone van 5 meter breed te worden opgenomen. Bij de boezemwaterleiding dient deze maat gemeten te worden vanaf de buitenzijde van de buis vanwege de grote diameter van circa 2 meter.
Veiligheid en waterkering
Bij het onderwerp veiligheid/waterkering is de vraag of de locatie ligt in de kernzone of beschermingszone van een waterkering: een zeewering, boezemkade, polderkade of de landscheiding.
In het plangebied ligt een regionale waterkering ter hoogte van de Margaretha van Hennebergweg.
Ecologie
Bij ecologie gaat de aandacht uit naar de ruimte voor natuurvriendelijke oevers en natte ecologische verbindingszones.
De Groene Assen in Den Haag Zuidwest maken onderdeel uit van de ecologische verbindingszones. Het gaat in het plangebied om de groene randen langs Lozerlaan, Escamplaan en Meppelweg. Bij de inrichting van deze gebieden dient met ecologische factoren dan ook rekening te worden gehouden.
Overige aandachtspunten
In het plangebied staat het boezemgemaal 't Westambacht. 't Westambacht pompt water van het primair boezemwater Eskampkanaal aan de oostzijde van het plangebied door een duiker naar het primair boezemwater Plas Madestein aan de westkant van het plangebied en andersom. Deze watervoerende leiding onder de Escamplaan behoort dus tot het hoofdwatertransportsysteem van de boezem. Omdat de leiding niet omgeven wordt door waterkeringen is er bij beschadiging van de leiding een verhoogd risico op inundatie van de Eshofpolder.
Om dit te voorkomen is de ligging van de leiding opgenomen in het bestemmingsplan door op de verbeelding een strook van 5 m ter weerszijden van de leiding als zodanig (beschermingszone) te bestemmen.
Woonvisie Den Haag 2009-2020
Het uitgangspunt van de Woonvisie Den Haag 2009-2020 (vastgesteld in de gemeenteraad op 19 november 2009) is om tot en met 2020 de toename van het aantal inwoners vast te houden door genoeg geschikte woningen te blijven bouwen. Deze selectieve bevolkingsgroei is vooral gericht op het behouden en aantrekken van midden- en hogere inkomensgroepen. Tegelijkertijd moeten er voldoende, goede goedkope woningen beschikbaar zijn voor huishoudens met lage inkomens. Om dit te bereiken zet de gemeente in op meer variatie van woningtypen en meer milieubewust bouwen. Daarbij richt de gemeente zich op de stedeling: mensen die bewust kiezen voor de stad met de daarbij behorende goede voorzieningen en diverse woonsferen.
Voor de lange termijn gaat de gemeente uit van een gemiddeld nieuwbouwprogramma van 2.500 woningen. De productie op de Vinex-locaties is bijna klaar. Het merendeel hiervan zal daarom in de bestaande stad moeten worden gebouwd. Daarbij wordt ingezet op differentiatie in architectuur en woningtypen.
Den Haag kiest ervoor om een geconcentreerde centrumstad te zijn, met stedelijke dichtheden, een hoogwaardige openbare ruimte en een grote verscheidenheid aan woonmilieus en woonsferen. Qua woongebieden heeft Den Haag al een breed scala te bieden, zoals stedelijk wonen in de binnenstad, groen wonen in de stad en ontspannen wonen aan zee. Maar het is nu zaak dat elke sfeer ook meer de kwalitatief bijpassende woningen krijgt die daarbij horen. Mensen die in een stad wonen of willen wonen, hebben immers verschillende woonwensen. Daar moet meer op worden ingespeeld door meer keuzemogelijkheden te bieden.
Kwetsbare wijken en buurten en functioneel verouderde gebieden vragen om versterking en vernieuwing. Ook in de komende jaren zal door middel van herstructurering meer differentiatie moeten worden aangebracht: verschillende woningtypes, huur en koop, goedkoop en duur. Deze vernieuwing leidt tot een afname van het aantal goedkope woningen in deze eenzijdige buurten en wijken. Deze afname moet elders in de stad, maar ook in de regio, worden gecompenseerd. In de kwetsbare particuliere wijken krijgt de woontechnische verbetering van de woningvoorraad en de woonomgeving hoge prioriteit. Daarnaast worden een aantal verouderde bedrijventerreinen getransformeerd naar nieuwe stedelijke woonmilieus.
Den Haag hecht veel belang aan duurzaamheid. Niet alleen uit milieuoverwegingen, maar ook uit het oogpunt van toekomstige betaalbaarheid. Er wordt verwacht dat de energiekosten al voor 2020 het grootste deel van de woonlasten zullen beslaan. Ook daarom wil Den Haag in 2020 een CO2-reductie van 30 procent ten opzichte van 1990 behalen in de verwarming van woningen
Het bestemmingsplan ZKD voorziet niet in de ontwikkeling van nieuwe woningen.
Wat kan of moet men bij de ruimtelijke ordening onder ‘milieu’ verstaan? De Wet milieubeheer schaart onder milieu het belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen, van water, bodem en lucht en van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden en van de beheersing van het klimaat. In de ruimtelijke context gaat het om het fysieke milieu, de fysieke ruimtelijke omgeving. Voor de inkadering van milieu gebruikt men dan vaak de begrippen:
In dit hoofdstuk komen aan de orde: externe veiligheid, geluid, lucht, natuur, water, bodem, archeologie, en gebiedsgericht milieubeleid.
Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid
Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is het Gebiedsgericht Milieubeleid (2005). Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip dienen te hebben. Er is een zestal gebiedstypen gedefinieerd. Het plangebied behoort tot het gebiedstype 'Werken'.
Kaart gebiedsgericht milieubeleid gemeente Den Haag
Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen drie verschillende ambitieniveaus:
De volgende ambities zijn voor het gebiedstype 'Werken' van belang. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de bovengenoemde milieuambities richtinggevend.
Thema | Vastgesteld ambitie niveau | |||
Bodem: | Basis | |||
Externe veiligheid: | Basis | |||
Geluid: | Basis | |||
Lucht: | Basis | |||
Mobiliteit: | Basis | |||
Schoon: | Extra | |||
Water: | Water dat behaagt | |||
Natuur: | Basis | |||
Klimaat: | Maximaal |
Vanaf 21 juli 2004 dient de Europese richtlijn Strategische milieubeoordeling 2001/42/EG betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's in de Lidstaten van de EU te worden toegepast. In Nederland wordt deze richtlijn aangeduid als de richtlijn voor Strategische Milieubeoordeling (SMB). Deze Europese richtlijn is in de Nederlandse regelgeving geïmplementeerd. Op grond van de Wet milieubeheer, hoofdstuk 7, en het Besluit milieueffectrapportage is het verplicht om voor bepaalde ruimtelijke plannen die activiteiten mogelijk maken die nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu, een milieueffectrapport (MER) op te stellen. Aangezien dit bestemmingsplan overwegend conserverend van aard is, is een MER niet noodzakelijk.
Algemene beginselen externe veiligheid
Burgers mogen voor de veiligheid en hun woonomgeving rekenen op:
- een minimum beschermingsniveau, uitgedrukt als het plaatsgebonden risico (PR) en
- een expliciete afweging en verantwoording van de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers, uitgedrukt als het groepsrisico (GR).
In de Wet milieubeheer wordt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde gehanteerd van 10-6 (kans op een miljoen). De aanvaardbaarheid van het groepsrisico wordt beoordeeld op basis van de kans op een ongeval in relatie tot een aantal dodelijke slachtoffers. Het aantal slachtoffers is niet rechtevenredig aan de kans: bij een vertienvoudiging van het aantal slachtoffers moet de kans op een dergelijk ongeval honderd keer kleiner zijn. Op deze manier is bij de normstelling rekening gehouden met de beleving van de bevolking: een groter ongeval wordt meer dan evenredig ernstiger ervaren. De relatie tussen de kans en het effect van een calamiteit wordt de oriënterende waarde, of oriëntatiewaarde (OW) genoemd. Dit is geen harde norm. De gemeente heeft beleidsruimte om hiervan af te wijken.
Voor het berekenen van het groepsrisico is het vaststellen van het invloedsgebied van belang. Dit gebied wordt bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt (1% letaliteit). Onderstaande afwegingen zijn gebaseerd op de specifieke invloedsgebieden (inventarisatieafstanden) van de risicobron. Wanneer kwetsbare bestemmingen buiten de invloedsgebieden liggen behoeft het groepsrisico niet te worden vastgesteld (minimale effecten als gevolg van een calamiteit).
Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg
Op 27 juni 2013 heeft de gemeenteraad een nieuw routeringsbesluit voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld (raadsvoorstel, RIS258608 en besluitenlijst, RIS260481 onder E.2). Het vervoer van routeplichtige stoffen (zoals LPG en propaan) is aan venstertijden gebonden, met het oog op de veiligheid.
Tijdens kantoortijden (tussen 8.00 uur en 18.00 uur gedurende werkdagen) is het vervoer van routeplichtige stoffen op de Utrechtse baan en de Benoordenhoutseweg niet toegestaan. Deze beperking geldt niet gedurende het weekend. Tijdens de venstertijden worden tankwagens met routeplichtige stoffen gedwongen de rijksweg via bebording te verlaten (K14-borden met vermelding van venstertijden) en via een eveneens gemarkeerde keerlus in omgekeerde richting hun weg op de rijksweg te vervolgen (zogenaamde 'gesloten verklaring'). In voornoemd besluit zijn ook de Lozerlaan en de Ockenburghstraat aangewezen voor het vervoer van routeplichtige stoffen. Voor dit traject gelden geen venstertijden.
Het plangebied ligt binnen 200 m van de Route gevaarlijke stoffen. Op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is een risicobeoordeling noodzakelijk.
Adviesbureau AVIV heeft in opdracht van het Stadsgewest Haaglanden een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd voor de hele Route gevaarlijke stoffen. De PR 10-6-contour (plaatsgebonden risico) bevindt zich op de weg. Er zijn daarom geen ruimtelijke beperkingen ten aanzien van het plaatsgebonden risico.
Het voornoemd adviesbureau heeft ook het groepsrisico (GR) langs de Lozerlaan in beeld gebracht. De resultaten zijn grafisch gepresenteerd in Geoweb, een computerapplicatie in beheer bij het stadsgewest. Het groepsrisico is in 3 niveaus onderverdeeld, met als referentie de oriëntatiewaarde.
- Groepsrisiconiveau 1 (groen): GR < 0,1 x oriëntatiewaarde
- Groepsrisiconiveau 2 (geel): 0,1 x oriëntatiewaarde < GR < 1,0 x oriëntatiewaarde
- Groepsrisiconiveau 3 (rood): GR > 1,0 x oriëntatiewaarde
Voor het traject (1 km) langs het kwetsbare object geldt, in de huidige situatie, groepsrisiconiveau 1 (zie figuur 1). De oriëntatiewaarde wordt niet overschreden. De Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen stelt dat bij het uitblijven van ontwikkelingen nadere verantwoording niet nodig is. Voor bestemmingsplan Bedrijventerrein ZKD (Zichtenburg, Kerketuinen en Dekkershoek) behoeft daarom geen risicobeoordeling externe veiligheid plaats te vinden.
Vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor
Voor het beoordelen van het groepsrisico reikt het invloedsgebied tot 200 m vanaf het hart van het spoor waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Delft-Leiden. Over dit baanvak vindt bovendien geen regulier vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Een nader onderzoek naar het groepsrisico, op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, is niet noodzakelijk.
Buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking (Bevb) getreden. Voor nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Langs buisleidingen moeten belemmeringenstroken in acht worden genomen waarbinnen geen bebouwing (zowel boven- als
ondergronds) of ondergrondse tanks zijn toegestaan. Daarnaast hanteert de Gasunie de Algemene VELIN voorwaarden voor grondroer- en overige activiteiten.
De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico wordt beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010.
Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevb situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Er zijn twee situaties waarin volstaan, kan worden met een beperkte verantwoording:
1. Indien het bestemmingsplan betrekking heeft op het gebied tussen de 100% letaliteitszone en de 1 % letaliteitszone van de buisleiding, of
2. Wanneer het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (OW) bedraagt of het groepsrisico (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de oriëntatiewaarde blijft.
In de directe nabijheid van het bestemmingsplangebied zijn twee hogedruk aardgastransportleidingen van de Gasunie gesitueerd .
Leiding 1 loopt parallel aan de Lozerlaan van Noordwest naar Zuidoost aan de kant van ''De Uithof'. Leiding 2 komt uit westelijke richting parallel aan de Jaap van Edenweg en gaat vervolgens de hoek om naar het zuidoosten parallel aan de Lozerlaan nadat het het gasdrukregel- en meetstation op De Werf heeft gepasseerd.
Door onderzoeksbureau AVIV is in 2011 een risico-inventarisatie gedaan, waarin de voornoemde leidingen zijn inbegrepen. Uit deze inventarisatie is naar voren gekomen dat het groepsrisico van de buisleidingen met kenmerk W-509-02 en W-509-04 kleiner is dan één tiende van de oriëntatiewaarde en het groepsrisico van de buisleiding met kenmerk A-617 0,18 maal de oriëntatiewaarde bedraagt. Daarmee is in de bestaande situatie het groepsrisico aanzienlijk lager dan de oriëntatiewaarde. In het voorgaande is al opgemerkt dat het bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk maakt. Dit houdt in dat het bestemmingsplan niet van invloed is op het groepsrisico. Het groepsrisico neemt dus met minder dan 10% (want niets) toe ten opzichte van de bestaande situatie. Daarmee is, gelet op het Besluit externe veiligheid buisleidingen, naar behoren gemotiveerd dat het plan op dit gebied voldoende waarborgen voor de externe veiligheid biedt en dat daarmee een goede ruimtelijke ordening is gewaarborgd.
Inrichtingen
Vuurwerkhandel 'De Tien Tonner'
In het plangebied is Vuurwerkhandel 'De Tien Tonner' gesitueerd (Dekkershoek 76), waar sprake is van opslag tot 10.000 kg consumenten vuurwerk. De inrichtingseisen voor vuurwerkopslagen zijn opgenomen in het Vuurwerkbesluit. In het Vuurwerkbesluit wordt een onderscheid gemaakt tussen consumentenvuurwerk (voor particulier gebruik) en professioneel vuurwerk (gebruik bij evenementen). Voor een inrichting waar consumentenvuurwerk minder dan 10.000 kg aanwezig mag zijn -zoals hier het geval is- geldt een veiligheidsafstand van minimaal 8 meter in voorwaartse richting vanaf de (buffer)bewaarplaats tot een kwetsbaar of een geprojecteerd kwetsbaar object. Bij een opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk of theatervuurwerk (al dan niet gezamenlijk met professioneel vuurwerk) geldt een veiligheidsafstand in voorwaartse richting van 20 meter tot 30 meter (afhankelijk van de grootte van de deuropening) van de bewaarplaats tot aan een kwetsbaar of een geprojecteerd kwetsbaar object. In dit geval gaat het om een voorwerkopslag voor consumentenvuurwerk met een maximale capaciteit van ten hoogste 10.000 kg. Daarom moet voor deze inrichting worden uitgegaan van een veiligheidsafstand van 8 meter rond de opslag, waarbinnen geen kwetsbaar of beperkt kwetsbare objecten worden geprojecteerd. Deze voorwaarde volgt uit artikel 4.2 van het vuurwerkbesluit. Op de verbeelding is om die reden om deze inrichting een gebiedsaanduiding Veiligheidszone - vuurwerk opgenomen.
Aannemersbedrijf 'Jan Knijnenburg B.V.'
In het plangebied is aannemersbedrijf 'Jan Knijnenburg' gesitueerd (Dekkershoek 4), waar sprake is van opslag van gevaarlijke stoffen. Binnen de inrichting worden maximaal 25 kg of liter in emballage verpakte gevaarlijke stoffen volgens de ADR opgeslagen. Deze stoffen zijn getoetst aan de richtlijn PGS 15. De hoeveelheid opgeslagen gevaarlijke stoffen valt onder de ondergrens van 50 kg van de PGS 15, waardoor geen nadere voorschriften zijn opgenomen.
Binnen de inrichting wordt maximaal 5 m³ asbest opgeslagen. Dit asbest komt vrij bij sloopwerken en wordt tijdelijk binnen de inrichting opgeslagen. Dit gebeurt in dubbele verpakking, in een aparte, speciaal daarvoor bestemde container. Van daaruit wordt het asbest afgevoerd naar een erkende verwerkingsinrichting. De PGS 15 is eveneens op dit soort stoffen van toepassing. In voorschrift 4.17 is daarom opgenomen dat de opslagcontainer moet voldoen aan de eisen gesteld aan een uitpandige opslagvoorziening conform PGS 15.
Binnen de inrichting wordt ook maximaal 450 liter waterinhoud aan gassen opgeslagen. Deze gassen worden opgeslagen in flessen in een buitenopslag. Deze zijn getoetst aan de richtlijn PGS 15. De gasflessen worden opgeslagen in een daarvoor bestemde opslagvoorziening. In de voorschriften wordt verwezen naar de relevante hoofdstukken van de richtlijn PGS 15.
Aannemersbedrijf 'Schero B.V.'
In het plangebied is aannemersbedrijf 'Schero' gesitueerd (Zichtenburglaan 30), waar sprake is van opslag van gevaarlijke stoffen. Binnen de inrichting worden maximaal 25 kg of liter in emballage verpakte gevaarlijke stoffen volgens de ADR opgeslagen. Deze stoffen zijn getoetst aan de richtlijn PGS 15. De hoeveelheid opgeslagen gevaarlijke stoffen valt onder de ondergrens van 50 kg van de PGS 15, waardoor geen nadere voorschriften zijn opgenomen.
Binnen de inrichting wordt maximaal 10 m³ asbest opgeslagen. Dit asbest komt vrij bij sloopwerken en wordt tijdelijk binnen de inrichting opgeslagen. Dit gebeurt in dubbele verpakking, in een aparte, speciaal daarvoor bestemde container. Van daar uit wordt het asbest afgevoerd naar een erkende verwerkingsinrichting. De PGS 15 is eveneens op dit soort stoffen van toepassing. In voorschrift 4.17 is daarom opgenomen dat de opslagcontainer moet voldoen aan de eisen gesteld aan een uitpandige opslagvoorziening conform PGS 15.
Binnen de inrichting wordt ook maximaal 125 liter waterinhoud aan gassen opgeslagen. Deze gassen worden opgeslagen in flessen in een buitenopslag. Deze zijn getoetst aan de richtlijn PGS 15. De gasflessen worden opgeslagen in een daarvoor bestemde opslagvoorziening. In de voorschriften wordt verwezen naar de relevante hoofdstukken van de richtlijn PGS 15.
LPG - Tankstations
Binnen het plangebied zijn twee LPG tankstations gesitueerd (Lozerlaan 4 en Escamplaan 2000). De vigerende milieuvergunning voor het LPG-tankstation aan de Lozerlaan 4 is verleend op 23 oktober 1995 en die voor de Escamplaan op 11 mei 1999. Volgens de aanvragen om milieuvergunning is voor beide LPG-tankstations sprake van een jaarlijkse maximale doorzet van 499 m3/jr.
Voor het beoordelen van de inrichting worden conform de Regeling externe veiligheid inrichtingen (REVI) veiligheidscontouren in beschouwing genomen. Hiervoor geldt volgens tabel 1 van de REVI een tot kwetsbare objecten aan te houden veiligheidscontour van 45 m tot het vulpunt, 25 m tot het ondergrondse LPG-reservoir en 15 m tot de afleverzuil.
Op 16 oktober 2009 heeft de minister van VROM opdracht gegeven aan een onderzoeksbureau om voor alle LPG-tankstations de knelpunten in kaart te brengen, waarbij de oriëntatiewaarde van het GR mogelijk wordt overschreden. Inmiddels zijn de resultaten van dit onderzoek bekend en de LPG-tankstations (Lozerlaan 4 en Escamplaan 2000) hebben geen overschrijding van de oriëntatiewaarde. Bovendien maakt het plan geen ontwikkelingen mogelijk binnen het invloedsgebied rond deze LPG-tankstations. Daarom is het plan niet van invloed op het groepsrisico en heeft het daarmee geen gevolgen voor de mate waarin al dan niet de oriëntatiewaarde wordt overschreven (of in dit geval, onderschreden).
Er hebben geen ontwikkelingen plaatsgevonden noch zijn er nieuwe ontwikkelingen gepland. Derhalve hoeft er voor het bestemmingsplan Bedrijventerrein ZKD (Zichtenburg, Kerketuinen en Dekkershoek) geen risicobeoordeling externe veiligheid plaats te vinden.
Gasdrukregel- en meetstation
Er is één gasdrukregel- en meetstations te onderscheiden, gesitueerd aan De Werf 52. Volgens de Provinciale Risicokaart is sprake van een veiligheidscontour van 25 m, gerekend vanaf de buitenkant van het gasdrukregel- en meetstation. De veiligheidsafstand volgt uit artikel 3.12 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. Deze contour geldt voor een gasdrukregel- en meetstation met een jaarlijkse doorzet van meer dan 40.000 m3 aardgas. Dit gasdrukregel- en meetstation is op de verbeelding en in de regels gewaarborgd door middel van een functieaanduiding "nutsvoorziening", alsmede van een veiligheidscontour (artikel 21.1).
Advies Hulpverleningsregio Haaglanden
De gemeente heeft in het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg (ex art. 3.1.1 Bro) de Hulpverleningsregio Haaglanden om advies gevraagd.
De Hulpverleningsregio geeft aan dat door het vaststellen van het bestemmingsplan de risico's op het gebied van externe veiligheid niet of nauwelijks wijzigen.
Binnen en nabij het plangebied zijn verschillende risicobronnen aanwezig.
1. Transport gevaarlijke stoffen
Vanwege de aanwezigheid van de transportroute gevaarlijke stoffen Lozerlaan (N211) is de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' uit 2012 van toepassing op dit bestemmingsplan.
De Lozerlaan ligt direct ten zuiden tegen het plangebied aan. Over de Lozerlaan worden brandbare vloeistoffen, brandbare gassen en giftige vloeistoffen vervoerd. De plaatsgebonden risicocontour ligt op de as van de weg en levert geen belemmering op. Het groepsrisico is kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.
2. LPG-stations
Op het bestemmingsplan is het Besluit externe veiligheid (Bevi) van toepassing vanwege de LPG-stations Total De Uithof en Texaco Dekkershoekje, welke in het zuiden van het plangebied liggen.
In het Bevi en de bijbehorende regeling is vastgelegd dat voor deze inrichtingen een invloedsgebied aangehouden dient te worden van 150 meter. Echter tot op 325 meter kunnen personen overlijden als gevolg van een incident bij deze inrichting. Binnen de effectafstanden van 325 meter van de LPG-tankstations liggen, binnen het plangebied bedrijfsbestemmingen en een horeca- en een recreatiebestemming. De doorzet van het LPG-tankstation De Uithof bedraagt maximaal 999 m3 per jaar. De plaatsgebonden risicocontouren met een kans van 10-6 per jaar bedragen voor het vulpunt voor de LPG-tankwagen, de ondergrondse LPG-tank en de afleverzuil, respectievelijk 35, 25 en 15 meter. Binnen deze afstanden liggen geen andere objecten dan de eigen inrichting.
De doorzet van het LPG-tankstation Dekkershoekje bedraagt maximaal 499 m3 per jaar. De plaatsgebonden risicocontouren met een kans van 10-6 per jaar bedragen voor het vul punt voor de LPG-tankwagen, de ondergrondse LPG-tank en de afleverzuil, respectievelijk 25, 25 en 15 meter. Binnen deze afstanden liggen geen andere objecten dan de eigen inrichting.
In 2011 is er een onderzoek geweest naar het groepsrisico van alle LPG tankstations in de regio Haaglanden. Uit dit onderzoek is gebleken dat het groepsrisico van de eerder genoemde tankstations tussen de 0,1 en 1 maal de oriëntatiewaarde uitkomt. Aangezien er geen ontwikkelingen plaats vinden is wordt er geen toename van het groepsrisico verwacht.
3. Buisleidingen
Vanwege de aanwezigheid van twee hoge druk aardgastransportleidingen in het plangebied en één hoge druk aardgastransportleiding nabij het plangebied is op het plangebied het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb) van toepassing. De buisleidingen hebben binnen het plangebied geen plaatsgebonden risicocontour met een kans van 10-6 per jaar. Dit vormt daarmee geen belemmering voor dit plangebied. Door AVIV is in 2011 voor alle buisleidingen een risico-inventarisatie gedaan. Het groepsrisico van de buisleidingen W-509-02 en W-509-04 zijn kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico van buisleiding A-617 bedraagt 0,18 maal de oriëntatiewaarde.Binnen de invloedsgebieden van de eerder genoemde buisleidingen liggen bedrijfsbestemmingen een recreatie- en een horecabestemming.
Scenario's
Door de aanwezigheid van bovenstaande risicobronnen kunnen zich binnen het plangebied hitte-, druk- en/of giftige effecten voordoen. Geadviseerd wordt om in het ontwerpbestemmingsplan het groepsrisico te beschouwen en dit groepsrisico te verantwoorden.
Geadviseerde maatregelen
Onderstaande maatregelen zijn vooral gericht op de beheersing en vermindering van de effecten van een incident. De adviezen hebben niet alleen betrekking op het ergst denkbare scenario.
Ongeacht het type incident hebben ze een positief effect op de zelfredzaamheid, de bestrijdbaarheid en beheersbaarheid.
Effectreducerende maatregel
Om de risico's te verkleinen wordt hieronder een aantal adviezen gegeven.
Ongeacht het incident heeft afschakelbare ventilatie een positieve invloed op het beperken van de schadelijke effecten van de vrijgekomen stoffen, binnen de objecten binnen 880 meter van de Lozerlaan.
Geadviseerd wordt om in de objecten een voorziening te plaatsen, zodat de ventilatie met een eenvoudige handeling kan worden uitgeschakeld om zo de gevolgen bij het vrijkomen van giftige stoffen te beperken. Dit mag ook een handmatige handeling zijn. Dit geldt bij verbouwen (vervangende) nieuwbouw van alle objecten, bestemd voor het verblijf van personen binnen 880 meter van de Lozerlaan, zoals bedrijfs- en maatschappelijke bestemmingen en de horeca- en recreatiebestemming. Het is daarbij van belang dat ook ramen en ventilatieopeningen kunnen worden gesloten.
Maatregelen ter bevordering van de zelfredzaamheid
Naast bovenstaande is het belangrijk dat de zelfredzaamheid van personen wordt verhoogd. Bij een incident met het transport van brandbare vloeistoffen en brandbare gassen, bij één van de LPG-tankstations of met één van de buisleidingen is het van belang dat mensen veilig kunnen vluchten. Hiervoor is een vluchtweg vanuit de objecten richting de omgeving, in een afgekeerde zijde van deze risicobronnen van belang. Dit geldt voor objecten bestemd voor het verblijf van personen (zoals bedrijfsbestemmingen de horecabestemming en recreatiebestemming ).
Bij eventuele verbouwen/of (vervangende) nieuwbouw van objecten, bestemd voor het verblijf van personen, wordt onafhankelijk van de locatie van het incident een vluchtweg vanuit de objecten geadviseerd, via de tuin/gevel(s) aan de afgekeerde zijde(n) van de risicobronnen. Deze maatregel geldt voor de objecten welke zijn gelegen binnen 325 meter van de Lozerlaan (brandbare vloeistoffen en brandbare gassen) en de LPG-tankstations en binnen de invloedsgebieden van de hoge druk aardgastransportleidingen.
Binnen het invloedsgebied van het transport van gevaarlijke stoffen, de LPG-tankstations en de hoge druk aardgastransportleidingen zijn verschillende bestemmingen aanwezig waarin personeelsleden of (grote groepen) bezoekers verblijven, zoals bedrijfsbestemmingen en een maatschappelijke-, horeca- en recreatiebestemming. Het is van belang dat het personeel, de begeleiding en/of de BHV-organisatie van al deze objecten is voorbereid op eventuele calamiteiten met gevaarlijke stoffen. Het gaat hierbij om calamiteiten met de beschreven risicobronnen. Hierbij is het van belang dat zij ook weten hoe daarbij te handelen. Bijvoorbeeld om bezoekers van deze objecten te assisteren om zichzelf in veiligheid te brengen.
Geadviseerd wordt dat het personeel, de BHV-organisatie en/of de begeleiding van groepen personen, is voorbereid op calamiteiten met het transport van gevaarlijke stoffen op de Lozerlaan, bij één van de LPG-tankstations of met één van de hoge druk aardgastransportleidingen. Dit kan geborgd worden in een plan ten behoeve van noodsituaties. Hierbij is het ook belangrijk dat dit structureel wordt geoefend.
Om ervoor te zorgen dat mensen goed voorbereid zijn en weten hoe ze moeten reageren bij een ongeval met gevaarlijke stoffen op de Lozerlaan, bij één van de LPG-tankstations of met één van de buisleidingen is het van belang dat zij hier vooraf over worden geïnformeerd. Hiervoor is er op regionaal niveau een risicocommunicatie-campagne ontwikkeld met een brede range aan middelen die ingezet kan worden. Mogelijk dat de gemeente Den Haag ook voor dit plangebied gebruik kan maken van de middelen die voor deze campagne zijn ontwikkeld.
Geadviseerd wordt om het personeel, de begeleiding en vaste bezoekers binnen het plangebied te informeren over de risico's en gevaren van het transport van gevaarlijke stoffen over de Lozerlaan, de LPG-tankstations en de hoge druk aardgastransportleidingen, de wijze van alarmeren en de wenselijke manier van reageren tijdens incidenten (risicocommunicatie). Dergelijke informatie dient op gezette tijden herhaald te worden, zodat het onderwerp onder de aandacht blijft. Voor verdere uitwerking van deze i risicocommunicatie kan contact worden opgenomen met de afdeling communicatie van de : Veiligheidsregio Haaglanden.
Maatregel ten behoeve van de hulpverlening
Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende zijn. Zowel de bereikbaarheid voor de hulpdiensten als de bluswatervoorzieningen zijn in de huidige situatie onder normale omstandigheden voldoende.
Restrisico
Het invloedsgebied van de risicobronnen is groter dan dit plangebied. Het totaal aantal te verwachten slachtoffers (en daarmee de benodigde hulpbehoefte) is groot bij het ergst denkbare scenario. Zowel in de huidige situatie, als in de toekomstige situatie is de beschikbare hulpverleningscapaciteit onvoldoende groot om direct aan de benodigde hulpvraag te voldoen. Assistentie vanuit andere regio's is hierbij noodzakelijk.
Tot slot
De genoemde maatregelen worden geadviseerd in het kader van externe veiligheid (art. 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, art. 12 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen en paragraaf 4.3 van de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen) en art. 10 van de Wet veiligheidsregio's. Deze maatregelen kunnen ook een positief effect hebben op de (brand)veiligheid. Ook is het belangrijk dat in de eventuele verdere uitwerking van het plangebied, zoals vervangende nieuwbouw, specifiek wordt gekeken naar de brandveiligheid. Hiervoor kunnen extra maatregelen benodigd zijn.
Reactie: Bij (nieuwbouw)ontwikkelingen in het plangebied zal met het advies van de Hulpverleningsregio rekening worden gehouden.
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten. De geluidsgevoelige gebouwen, naast woningen zijn:
Daarbij is niet elke ruimte geluidsgevoelig. Voor onderwijsgebouwen gaat het bijvoorbeeld alleen om les- en theorielokalen.
Als geluidsgevoelig terrein worden aangewezen:
De Wgh onderscheidt drie verschillende geluidsbronnen: industrie, spoorwegverkeer en wegverkeer.
Wegverkeers- en spoorweglawaai
Op grond van de Wet geluidhinder hebben wegen en spoorwegen een geluidszone, waarbinnen bepaalde normen gelden voor de geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen, en waarbinnen bij het opstellen van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Die verplichting geldt niet indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan de (spoor)weg reeds aanwezig of in aanleg is, met betrekking tot de daarbij in het plan of in de zone van de betreffende weg opgenomen geluidsgevoelige gebouwen die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn. Daarnaast maakt de wet een uitzondering voor wegen waar de maximaal toegelaten snelheid 30 km/uur is. Deze wegen hoeven in het kader van de Wet Geluidhinder niet in het onderzoek te worden betrokken. In het kader van een goede ruimtelijke ordening worden deze echter wel betrokken in akoestische onderzoeken.
In het plangebied zijn geen woningen aanwezig, wel zijn er onderwijsgebouwen.
Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm).
De luchtkwaliteit in een bepaald gebied wordt bepaald door de achtergrondconcentratie van fijn stof (PM10, deeltjes <10 µm) en stikstofdioxide (NO2) plus de bijdragen van lokale bronnen die bij de achtergrondconcentratie opgeteld worden.
Bij de besluitvorming over bouw- en bestemmingsplannen dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit: in artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is aangeven dat een bestuursorgaan bevoegdheden kan uitoefenen of wettelijke voorschriften kan toepassen indien aannemelijk kan worden gemaakt dat de uitoefening of toepassing niet 'in betekenende mate' bijdraagt aan de concentraties in de buitenlucht.
De definitie van 'in betekenende mate' is vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur. Projecten die de concentratie NO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. In concentraties uitgedrukt betekent dit een verslechtering van 1,2 µg/m3 voor beide stoffen. De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009, de datum waarop het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht werd. De 3%-grens is voor een aantal categorieën van projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen. Zo gaat het bij woningbouw om de toevoeging van 1.500 woningen netto bij één ontsluitingsweg, of 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.
De luchtkwaliteitsnormen worden in de bestaande situatie niet overschreden. Door het wegblijven van ontwikkelingen zal dit ongewijzigd blijven. Op grond hiervan voldoet het bestemmingsplan Bedrijventerrein ZKD (Zichtenburg, Kerketuinen en Dekkershoek) aan de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen).
Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van een plangebied of projectlocatie.
De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden van stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:
Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.
Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat risico's voldoende worden beheerst.
In paragraaf 2.3.6 is beschreven welke gevallen van bodemvervuiling in het plangebied bekend zijn. Niet alle verdachte deellocaties in het plangebied zijn voldoende onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn zullen de bodemonderzoeken geactualiseerd moeten worden.
Bij verandering van het gebruik of herinrichting dient voor het nieuwe gebruik opnieuw bekeken te worden of de gevallen van ernstige bodemverontreiniging risico's met zich meebrengen. Ter plaatse van de gesaneerde gevallen zijn plaatselijk restverontreinigingen achtergebleven waardoor er gebruiksbeperkingen kunnen zijn.
In de voorgaande hoofdstukken zijn de bestaande situatie (hoofdstuk 2), het beleidskader (hoofdstuk 3) en de milieukwaliteitseisen (hoofdstuk 4) uiteengezet. Dit diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan. In paragraaf 5.2 worden de in het plan opgenomen ontwikkelingen beschreven Paragraaf 5.3 gaat in op duurzaamheid en de ladder voor duurzame verstedelijking.
Aan de hand hiervan wordt in paragraaf 5.4 een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Met deze keuze kan de opzet van het bestemmingsplan in paragraaf 5.5 en de bestemmingen globaal beschreven worden.
Het bestemmingsplan Bedrijventerrein ZKD (Zichtenburg, Kerketuinen en Dekkershoek) is overwegend conserverend van aard. Er zijn geen grote nieuwe ontwikkelingen gepland. Er wordt ingezet op juridische actualisering met behoud van de huidige bedrijvenfunctie als uitgangspunt.
Onderhavig bestemmingsplan heeft raakvlakken met de prioriteit 'herstructurering en intensiever gebruik bedrijventerreinen'. Het bestemmingsplan geeft bedrijven ruimte voor intensivering van het gebruik van het bedrijventerrein. Daarnaast zijn in het plangebied in het verleden een aantal projectbesluiten en (ontwerp)omgevingsvergunningen (waaronder Goudlaan 5 t.b.v. Avonturia) verleend, welke in het bestemmingsplan zijn opgenomen.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. De ladder voor duurzame verstedelijking is kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden. Hieronder valt onder andere het bestemmingsplan. Op grond van het Bro dienen nieuwe stedelijke ontwikkeling standaard gemotiveerd te worden met behulp van drie opeenvolgende stappen. Deze stappen borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkelingen wordt gekomen.
Het volledig toepassen van de ladder is in dit geval niet noodzakelijk want er worden met dit bestemmingsplan geen van betekenis zijnde nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Niettemin wordt hierna een beknopte analyse op de verschillende onderwerpen gegeven.
Artikel 1.1.1. van het Bro definieert relevante begrippen. Daaraan is in het eerste lid een omschrijving toegevoegd van:
Het plangebied is gelegen in bestaand stedelijk gebied.
Verder is nog lid 2 van artikel 3.1.6 Bro relevant, dat luidt:
De ladder voor duurzame verstedelijking richt zich op initiatieven voor wonen, werken, detailhandel en overige voorzieningen. Voor dit plangebied zijn de thema's wonen, werken en detailhandel van belang en die worden hierna verder uitgewerkt.
Het bestemmingsplan is overwegend conserverend van karakter. Er zijn -behalve één als zodanig aangeduide bedrijfswoning gelegen aan de rand van het gebied- geen woningen in dit plangebied aanwezig.
In de Notitie Detailhandel Zuid-Holland is aangegeven, dat nieuwe ontwikkelingen alleen mogelijk zijn als de behoefte is aangetoond en er regionaal afstemming heeft plaatsgevonden (par. 3.1 blz. 10). Verder is het perifere detailhandelsbeleid restrictief. De in het plangebied aanwezige detailhandel heeft een maatbestemming gekregen en is op de verbeelding met een functieaanduiding(svlak) aangegeven.
Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen op het gebied van detailhandel mogelijk en legt de nadruk op de aard van het gebied, een bedrijventerrein.
Uit de aard van het gebied, vloeit voort dat de bedrijfsfunctie dominant is. In het gebied zijn enkele kantoren en maatschappelijke functies (o.a. politiebureau en school) aanwezig. Gelet op de leegstandsproblematiek bij kantoren is -voor het geval dit aan de orde zou zijn en gewenst- een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming Kantoor te wijzigen in een bestemming Bedrijf (artikel 6.4).
Het digitale bestemmingsplan
Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (plankaart), regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels. De analoge verbeelding is, gelet op de aard en omvang van het plangebied, afgedrukt op een topografische ondergrond met een schaal van 1:2000.
Een belangrijk onderdeel van Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormt de digitaliseringsverplichting. De Wro bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar moet zijn. Dit heeft onder meer geleid tot de introductie van twee nieuwe begrippen: 'analoge verbeelding' en 'digitale verbeelding'.
Onder analoge verbeelding wordt verstaan: alle te verbeelden informatie van een ruimtelijk plan op papier. De term analoge verbeelding is dus een synoniem voor de tot nu toe altijd gebruikte term plankaart.
De 'digitale verbeelding' is een interactieve raadpleegomgeving via het internet (www.ruimtelijkeplannen.nl) die de gehele inhoud van het bestemmingsplan ontsluit overeenkomstig de Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP). Door een muisklik op een bepaalde plek verschijnen de bijbehorende regels voor die plek in beeld. Onder de term digitale verbeelding wordt dan ook niet alleen het ruimtelijk beeld, maar ook de daarbij behorende juridische informatie (regels) verstaan. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.
Op de bij het onderhavige bestemmingsplan behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke en op grond van het Besluit ruimtelijke ordening vereiste gegevens ingetekend. Er is daarbij onderscheid gemaakt in bestemmingen en aanduidingen op de verbeelding. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. Elk stuk grond van het plangebied heeft een bestemming. Deze wordt zichtbaar gemaakt door middel van een kleur, op de analoge verbeelding al dan niet in combinatie met een letter, ter aanduiding van de bestemming en een getal dat de maximale toegestane (goot- en nok)hoogte en/of bebouwingspercentage aangeeft. Daardoor is het mogelijk om te zien welke bestemmingen zijn gegeven aan de gronden en opstallen binnen het plangebied. Elke op de verbeelding ingetekende bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsartikel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de verbeelding. Aanduidingen geven dientengevolge, in samenhang met de regels, duidelijkheid over wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan.
Op de digitale en analoge verbeelding zijn bouwhoogten aangegeven. Gekoppeld aan bouwvlakken is een maatvoering voor (goot- en nok)hoogte, afgerond in meters en conform SVBP, bijlage 2, opgenomen. De waarde op de verbeelding geeft de maximaal toegelaten (goot- en nok)hoogte van een gebouw aan. Daarnaast wordt ook in de bouwregels van het bestemmingsplan een en ander bepaald over bouwhoogten.
Bij het bepalen van de daadwerkelijke hoogte van gebouwen is gebruik gemaakt van stereokartering met behulp van luchtfoto's. De maximaal toegelaten bouwhoogte kan afwijken van de daadwerkelijke hoogte van een gebouw: aan het vaststellen van een maximale bouwhoogte liggen stedenbouwkundige overwegingen ten grondslag.
Voorts wordt de opzet van het bestemmingsplan ingegeven door de relevante beleidskaders en omgevingsfactoren. In onderstaande tabellen (beslissingstabel) is aangegeven op welke onderdelen de in dit bestemmingsplan beschreven beleidskaders en omgevingsfactoren hun vertaling hebben gevonden in het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze paragraaf vormt dan ook als het ware de schakel tussen de toelichting van het bestemmingsplan en de daarbij behorende regels en verbeelding.
Keuze en verantwoording van de bestemmingen
Beleidskader | Vertaling in het bestemmingsplan | |
Ruimtelijk beleid | ||
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. De ladder voor duurzame verstedelijking is kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden. | De ladder voor duurzame verstedelijking is beschreven in hoofdstuk 5.3. |
|
De Verordening Ruimte bevat o.a. regels voor bebouwde ruimte en mobiliteit en laat uitbreiding van detailhandel slechts toe op plekken die gelegen zijn binnen bestaande winkelconcentraties. | Het bestemmingsplan Bedrijventerrein ZKD (Zichtenburg, Kerketuinen en Dekkershoek)is in overeenstemming met het provinciale beleid. |
|
Regionaal structuurplan Haaglanden 2020
Onderhavig bestemmingsplan heeft raakvlakken met de prioriteit 'herstructurering en intensiever gebruik bedrijventerreinen'. |
Het bestemmingsplan geeft bedrijven ruimte voor intensivering van het gebruik van het bedrijventerrein. |
|
Structuurvisie Den Haag 2020
|
Voor het bestemmingsplangebied Zichtenburg. Kerketuinen, Dekkershoek (ZKD) worden geen grote nieuwe ontwikkelingen gepland. Er wordt ingezet op een actualiseringsplan met behoud van de huidige bedrijvenfunctie als uitgangspunt. | |
Verkeer en infrastructuur | ||
De Haagse Nota Mobiliteit hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten). Verblijfsgebied ten slotte is openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie | De rangorde die in het beleid is verwoord, is bij de aanwijzing van de bestemmingen gehanteerd. Zo zijn de Lozerlaan, Escamplaan, Meppelweg en Dedemsvaartweg bestemd als Verkeer - Hoofdverkeersweg. De Kerketuinenweg, De Werf en Zichtenburglaan als Verkeer - Straat. Het gebied rondom het LPG - Station aan de Lozerlaan 4 is bestemd tot Verkeer - Verblijfsgebied en de overige wegen binnen het plangebied als Verkeer - Verblijfsstraat. | |
Openbaar vervoer
Het beleid heeft als streefbeeld een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerlijnen. |
Het in de verkeersbestemmingen opgenomen bestaande wegennet biedt de mogelijkheid om verbindende en ontsluitende openbaar vervoerbanen aan te leggen. |
|
De nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” gaat mede in op het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte | In de regels van het bestemmingsplan is een parkeerregeling opgenomen in Bijlage 3 van de regels. De belangrijkste reden waarom er behoefte is aan parkeernormen is om de claim van parkeren op de schaarse openbare ruimte te kunnen reguleren, zodat de leefbaarheid en de kwaliteit van de leefomgeving niet stapsgewijs verder onder druk komen te staan. Omdat de komende jaren de mobiliteit en het autobezit blijven toenemen, zal de parkeerbehoefte en de druk daarvan op de openbare ruimte ook niet vanzelf minder worden. Hiervoor is gericht beleid nodig. Parkeernormen zijn aan de orde bij nieuw- en verbouw van vastgoed. Wanneer een omgevingsvergunning wordt aangevraagd toetst de gemeente of aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan. Die voorwaarden behelzen onder andere dat in voldoende mate voorzien wordt in parkeercapaciteit ten behoeve van het bouwplan. De parkeerbehoefte geeft aan welke parkeercapaciteit er in theorie beschikbaar moet zijn binnen (of in de nabije omgeving van) het bouwplan. Aan de hand daarvan wordt de parkeereis opgesteld, waarin wordt aangegeven welk aantal parkeerplaatsen daadwerkelijk gerealiseerd dient te worden. Deze parkeereis is juridisch bindend. |
|
Economie | ||
Bedrijven
|
ZKD is een in de basis goed functionerend bedrijventerrein. De bestemming "Bedrijf" overheerst met reden het plangebied. Om die reden is er voor gekozen andere aanwezige functies, voornamelijk aan te geven met functieaanduidingen op de verbeelding, dan wel specifiek te bestemmen (Horeca, Kantoor, Maatschappelijk, Sport). | |
Kantoren
|
Gelet op de leegstandsproblematiek en het beleid dat is toegespits op het verminderen van het overaanbod en transformatie, is in de regels een wijzigingsmogelijkheid naar de bestemming Bedrijf opgenomen, hetgeen in overeenstemming is met de hoofdfunctie het gebied. | |
Onderwijs, welzijn en maatschappelijke zorg | ||
Onderwijs
In het plangebied is een MBO- onderwijsvoorziening aanwezig. |
De in het plangebied gelegen MBO-school heeft de bestemming Maatschappelijk. |
|
Kinderopvang
Sinds de invoering van de Wet kinderopvang in juni 2005 zijn de sturingsmogelijkheden van de gemeente ten aanzien van de spreiding en huisvesting van de kinderopvang beperkt. |
In het plangebied is geen kinderopvang aanwezig en gezien het kwetsbare karakter van de functie wordt deze op het bedrijventerrein ook niet wenselijk geacht. |
|
Maatschappelijke voorzieningen
Gezien het karakter van het plangebied wordt niet actief ingezet op het realiseren van maatschappelijke voorzieningen. Er zijn echter wel enkele voorzieningen met een maatschappelijk karakter aanwezig. |
In het plangebied zijn bevinden zich een tijdelijke opvang daklozen en een politiebureau, beide aan de Zichtenburglaan. Verder zijn er in het plangebied enkele sociaal-maatschappelijke bedrijven aanwezig, zoals een sociale werkvoorziening. |
|
Cultuur en ontspanning | ||
In het plangebied zijn geen culturele voorzieningen of plannen voor culturele voorzieningen aanwezig. Wel moet kunst in de openbare ruimte mogelijk zijn. | De mogelijkheid tot het plaatsen van kunst(werken) is in de verkeersbestemmingen opgenomen. | |
Sport | ||
Het gemeentelijke sportbeleid is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat, zodat zoveel mogelijk Hagenaars regelmatig, intensief, verantwoord, en op een prettige manier kunnen sporten. | Het aan de rand van het plangebied gelegen sportpark, alsmede een fitnesscentrum hebben de bestemming Sport gekregen. Daarnaast worden binnen diverse bestemmingen speelvoorzieningen mogelijk gemaakt. | |
Externe veiligheid | ||
Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg
De Lozerlaan is aangewezen als Route gevaarlijke stoffen. Het plangebied ligt binnen 200 m van de Route gevaarlijke stoffen. |
Er zijn geen ruimtelijke beperkingen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en ten aanzien van het groepsrisico wordt de oriëntatiewaarde niet overschreden. |
|
Buisleidingen
In het plangebied bevindt zich een drietal buisleidingen, te weten voor water, riool en gas. |
De buisleidingen hebben een dubbelbestemming toegekend gekregen met aan weerszijden een beschermingszone, welke voldoende waarborgen biedt voor de veiligheid. |
|
Inrichtingen
In het plangebied bevindt zich Vuurwerkhandel de 'Tien Tonner' (Dekkershoek 76), twee LPG - Tankstations (Lozerlaan 4 en Escamplaan 2000) en een Gasdrukregel- en meetstation (De Werf 52). Wetgeving volgt uit het besluit externe veiligheid inrichtingen (bevi) en of het Activiteitenbesluit. |
De vuurwerkhandel , de 2 LPG-stations en het gasdrukregel- en meetstation zijn op de verbeelding weergegeven met functieaanduidingen en bijbehorende gebiedsaanduidingen. |
|
Geluid | ||
Zie toelichting in paragraaf 4.5. | Het bestemmingsplan voldoet aan de eisen uit de Wet geluidhinder. | |
Luchtkwaliteit | ||
Zie toelichting in paragraaf 4.6. | Het bestemmingsplan voldoet aan de eisen uit de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). | |
Groen (flora en fauna) | ||
"Groen kleurt de stad", Beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015
Inzet is de stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken. |
In het plangebied zijn meerdere bomenrijen onderdeel van de stedelijke groenstructuur van de stad. Deze spelen een belangrijke rol in het behouden van deze structuur. Tevens zijn er in het plangebied groenstroken als Groen bestemd. |
|
Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018
Binnen het plangebied is de Lozerlaan van belang als groen/blauwe verbinding binnen de stedelijke groenstructuur. Deze maakt tevens deel uit van de verbinding tussen kust en duinen en het Groene Hart. |
Aan de randen langs de Lozerlaan is de bestemming Groen toegekend. |
|
Flora- en faunawet
De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. |
Onderhavig bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk; een flora- en faunaonderzoek is daarom niet aan de orde. |
|
Water | ||
Waterkwantiteit Op basis van de Waterbergingsvisie is een bestuursovereenkomst gesloten tussen de Gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland, die de waterberging regelt. |
Op basis van een door Delfland recent uitgevoerde watersysteemanalyse Eshofpolder is gebleken dat er in het plangebied geen waterbergingsopgave ligt. |
|
Waterkwaliteit Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is “De Leidraad Riolering” en de “Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken”. |
Het plan heeft vanwege het conserverende karakter geen negatief effect, zodat wordt voldaan aan de Leidraad riolering en de beslisboom. Verder is er voldoende capaciteit in het rioolstelsel. |
|
Afvalwater en riolering Er loopt een rioolpersleiding door het plangebied, een drinkwatertransportleiding en onder de Escamplaan tevens een boezemwaterleiding |
De leidingen hebben passende dubbelbestemmingen toegekend gekregen met bijpassende beschermingszones. De beschermingszones bieden voldoende bescherming voor de aanwezige leidingen. |
|
Veiligheid en waterkering Bij het onderwerp veiligheid/waterkering is de vraag of de locatie ligt in de kernzone of beschermingszone van een waterkering. |
In het plangebied ligt een regionale waterkering ter hoogte van de Margaretha van Hennebergweg. |
|
Ecologie Bij ecologie gaat de aandacht uit naar de ruimte voor natuurvriendelijke oevers en natte ecologische verbindingszones. |
In het plangebied bevinden zich geen KRW-waterlichamen; het plangebied ligt niet in een ecologische verbindingszone van rijk, provincie of gemeente. Bij de inrichting van het gebied hoeft met ecologische factoren dan ook geen rekening te worden gehouden. |
|
Bodem | ||
In hoofdstuk 2.3.6 en 4.7 zijn de bodemaspecten beschreven.
|
Bij verandering van het gebruik of herinrichting dient voor het nieuwe gebruik opnieuw bekeken te worden of de gevallen van ernstige bodemverontreiniging risico's met zich meebrengen. Ter plaatse van de gesaneerde gevallen zijn plaatselijk restverontreinigingen achtergebleven waardoor er gebruiksbeperkingen kunnen zijn. | |
Archeologie | ||
De Wet op de Archeologische Monumentenzorg legt de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden (zie paragraaf 3.2). | In het plangebied bevinden zich gebieden met een archeologische verwachting. Ten behoeve van de bescherming en het behoud van mogelijke archeologische vindplaatsen in deze gebieden is een dubbelbestemming op genomen in de regels. |
De regels zijn als volgt ingedeeld:
Bestemmingsregels
Deze bestemming is toegekend aan het het grootste deel van het plangebied. De nadruk ligt daarmee op de hoofdfunctie van dit gebied, een bedrijventerrein. In het gebied is ook veel (volumineuze) detailhandel in personenauto's, met de daarbij behorende showrooms en reparatie, aanwezig. Dit is ook onder de drie voorgaande bestemmingsplannen reeds toegestaan. Om die reden is in de bestemmingsomschrijving naast bedrijfsmatige activiteiten en groothandel ook de mogelijkheid van detailhandel in personenauto's opgenomen.
De van die hoofdfuncties afwijkende activiteiten hebben een maatbestemming gekregen en zijn weergegeven op de verbeelding door middel van diverse functieaanduidingen.
Ook voor wat betreft de in het gebied aanwezige brandweerkazerne en politiebureau is gekozen voor een functieaanduiding omdat er bij dergelijke dienstverlenende functies vaak sprake is van een overlap met meer bedrijfsmatige activiteiten.
De op de verbeelding opgenomen bebouwingspercentages komen overeen met de voorgaande bestemmingsplannen, te weten voor Kerketuinen en Zichtenburg 80%, voor Dekkershoek 100%. Er is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen naar 100%, waarbij de bepalingen van hoofdstuk 3 met betrekking tot parkeren en parkeernormen in acht moeten worden genomen.
Deze bestemming ziet met name op openbare groenvoorziening in het gebied.
Deze bestemming ziet op de MacDonalds-vestiging in het gebied.
Deze bestemming ziet op de in het plangebied aanwezige kantoren en dienstverlening. Voor het geval sprake zou zijn van langdurige leegstand, is een wijzigingsmogelijkheid naar de bestemming Bedrijf opgenomen, hetgeen in overeenstemming is met de hoofdfunctie het gebied. Indien van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, dient de procedure als omschreven in artikel 23 te worden gevolgd.
Deze bestemming ziet onder meer op de in het plangebied aanwezige functies onderwijs, openbare dienstverlening en welzijnsvoorzieningen.
Deze bestemming ziet op een in het plangebied aanwezig fitnesscentrum en een sportpark. In de specifieke gebruiksregels is opgenomen gelet op Schietclub de Loosduinse burgerwacht, dat ter plaatse van het sportpark De Werf 60 het beoefenen van schietsport met de daarbij behorende verenigingsactiviteiten is toegestaan, met dien verstande dat in verband met de veiligheid het beoefenen van schietsport uitsluitend is toegestaan als inpandige activiteit.
Artikel 9 Verkeer - Hoofdverkeersweg, Artikel 10 Verkeer - Straat, Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied, Artikel 12 Verkeer - Verblijfsstraat
Dit ziet op de vier verschillende verkeersbestemmingen in het plangebied.
Deze bestemming ziet op het in het plangebied aanwezige oppervlaktewater.
Artikel 14 Leiding - Gas, Artikel 15 Leiding - Riool, Artikel 16 Leiding - Water
Er zijn drie dubbelbestemmingen opgenomen voor de diverse in het plangebied aanwezige leidingen.
Artikel 17 Waarde - Archeologie
In het plan is het archeologisch waardevolle gebied beschermd door middel van een dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Daarnaast zijn er bouwregels gesteld, die in het kader van het bouwen van bouwwerken met grondroering van toepassing zijn.
Algemene Regels
Artikel 18 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 19 Algemene bouwregels
De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot een bepaalde omvang ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht. Afwijken van deze algemene bouwregels wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 22.
Artikel 20 Algemene gebruiksregels
In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, kamerverhuurbedrijf, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd. Afwijken van de algemene gebruiksregels, ook het afwijken voor het meest doelmatige gebruik, wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, 22.
Artikel 21 Algemene aanduidingsregels
De algemene aanduidingsregels hebben betrekking op verschillende gebiedsaanduidingen die op de verbeelding zijn opgenomen, te weten de gebiedsaanduiding Veiligheidszone - leiding rondom een regel- en meetstation, Veiligheidszone - lpg rondom twee lpg-tankstations en de gebiedsaanduiding Veiligheidszone - vuurwerk ter plaatse waar opslag van vuurwerk plaatsvindt.
Artikel 22 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan in geringe mate afwijken van de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is afwijken mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor huishoudelijk afval..Ten slotte is afwijken mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak.
Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemene gebruiksverbod: het bevoegd gezag kan afwijken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemene gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de afwijking niet leiden tot een bestemmingswijziging.
Artikel 23 Algemene procedureregels
De algemene procedureregels regelen de procedure die burgemeester en wethouders moeten volgen bij de voorbereiding van een wijziging (lid 23.1).
Overgangs- en slotregels
De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden – dat wil zeggen waarvoor bouwvergunning is verleend of nog te verlenen is – en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.
Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Bedrijventerrein ZKD (Zichtenburg, Kerketuinen en Dekkershoek)'
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Er zijn derhalve geen kosten verbonden aan ontwikkelingen die ten laste komen van de gemeente. De economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is daarmee gewaarborgd.
Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan Bedrijventerrein Zichtenburg-Kerketuinen-Dekkershoek (ZKD) is op 27 juni 2014 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:
Van de onder 2, 5, 6, 7, 10, 14 en 19 genoemde instanties zijn de hierna opgenomen reacties ontvangen. Van de overige instanties is geen reactie ontvangen. Het advies van de Veiligheidssregio Haaglanden (onder 9) is verwerkt in de paragraaf Externe Veiligheid in hoofdstuk 4.4 van de toelichting.
2. Provincie Zuid-Holland
Inleiding
Op 1 september 2014 hebt u ons het bovengenoemde voorontwerpbestemmingsplan toegezonden in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Hierbij bericht ik u dat het plan aanleiding geeft tot een reactie inzake de vraag hoe het plan zich verhoudt tot de provinciale belangen die op basis van het provinciaal ruimtelijk beleid relevant zijn. Dit beoordelingskader is vastgelegd in de provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit (hierna: VRM) en de Verordening ruimte 2014 (hierna: de verordening). De VRM en de verordening zijn op 9 juli 2014 door Provinciale Staten vastgesteld en op 1 augustus 2014 in werking getreden. In de verordening zijn regels opgenomen voor de borging en bescherming van provinciale belangen en het onderhavige plan is op één of meerdere punten niet conform dit beoordelingskader.
Deze reactie vervangt niet een eventueel benodigde provinciale verklaring van geen bedenkingen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Opmerkingen
Provinciale beleid
Algemeen
In het plan wordt in het kader van het provinciale beleid, onder andere in de toelichting, verwezen naar de Provinciale Visie en de Provinciale Verordening Ruimte. Dit is niet juist. Sinds 9 juli 2014 is ons beleid gebaseerd op de Visie Ruimte en Mobiliteit en de Verordening ruimte 2014. Wij verzoeken u het plan op die onderdelen aan te passen.
Economische Zaken
Algemeen
Het bestemmingsplan heeft vooral een conserverend karakter. Het doel van het bestemmingsplan zoals in de toelichting wordt aangegeven, is het vastleggen van de bestaande ruimtelijke structuur in een juridisch-planologisch kader. Voor de in het plan aanwezige Gamma en Avonturia zou dit betekenen dat op deze locaties een maatbestemming moet worden gelegd.
In de regels treffen wij op bedoelde locaties echter ruimere detailhandelsmogelijkheden aan dan de huidige bestaande bebouwing voor Gamma en Avonturia. Het toestaan van uitbreidingen ten behoeve van genoemde perifere detailhandel betekent dat er geen sprake is van een consolideren plan en de uitbreidingen passen niet in ons beleid zoals verwoord in de Verordening ruimte 2014. Wij verzoeken u om het bestemmingsplan aan te passen overeenkomstig onderstaande opmerkingen.
Regels
Artikel 1.78 lid f.
Het woord 'zoals' verwijderen zodat een limitatieve opsomming ontstaat die overeenkomt met artikel 1.40 van de regels en artikel 2.1.4 lid 3 sub a van de provinciale Verordening ruimte 2014.
Artikel 3.1 lid i. perifere detailhandel
ZKD is een bedrijventerrein. Hier kunnen enkele specifieke branches worden geaccommodeerd die vanwege aard en omvang van de producten niet goed inpasbaar zijn in centra. Echter, niet alle genoemde branches vallend onder de omschrijving van 'perifere detailhandel' kunnen conform de Verordening ruimte 2014 op ZKD geaccommodeerd worden. Grootschalige detailhandel (artikel 1.78 lid c.) en detailhandel in keukens, sanitair, vloerbedekking, parket, zonwering en tenten (artikel 1.78 lid d.) is niet toegestaan omdat dit bedrijventerrein niet is aangeduid als PDV-locatie in de Verordening ruimte 2014. Zie hiervoor artikel 2.1.4 lid 3 sub c van de Verordening ruimte 2014. Deze vormen van detailhandel dienen daarom uitgesloten te worden op ZKD.
Reeds bestaande detailhandel van hierboven genoemde branches kunnen een maatbestemming krijgen.
Dit artikel maakt ook de vestiging van tuincentra en bouwmarkten mogelijk. Tuincentra en bouwmarkten kunnen op basis van de provinciale Verordening ruimte 2014 in principe geaccommodeerd worden op ZKD. Daar zijn wel een aantal voorwaarden aan verbonden. De minimale oppervlakte van een tuincentrum of bouwmarkt dient 1000 m2 bvo te bedragen. Zie hiervoor artikel 2.1.4 lid 3 sub e en f van de Verordening ruimte 2014. Het bestemmingsplan kan daarnaast uitsluitend voorzien in nieuwe tuincentra of bouwmarkten als vooraf is aangetoond dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast en geen onaanvaardbare leegstand ontstaat. Mede met het oog hierop dient advies te worden gevraagd aan het Regionaal Economisch Overleg (REO) en is zo nodig een distributieplanologisch onderzoek uitgevoerd. Het voorliggende bestemmingsplan voldoet niet aan deze vereisten. Bestaande tuincentra of bouwmarkten kunnen i.v.m. een maatbestemming krijgen.
Artikel 3.1 lid j detailhandel in volumineuze goederen
Artikel 1.78 lid f. dient aangepast te worden zoals boven vermeld en overeenkomt met artikel 1.40 uit de regels.
Artikel 4.1 lid i. en lid j
Deze artikelen dienen in overeenstemming gebracht te worden met de opmerkingen/aanpassingen zoals gesteld onder artikel 3.1 lid i en j.
Artikel 5.1 lid c. detailhandel
Het provinciaal detailhandelsbeleid gaat uit van concentratie van detailhandel in de centra van dorpen, steden en wijken. Buiten de centra wordt alleen ruimte geboden aan enkele specifieke branches die vanwege aard of omvang van de goederen niet goed inpasbaar zijn in centra.
In dit artikel wordt reguliere detailhandel mogelijk gemaakt. Conform artikel 2.1.4 lid 1 van de provinciale Verordening ruimte 2014 dient detailhandel zich te vestigen in de eerdergenoemde centra. ZKD is geen centrumlocatie. Reguliere detailhandel is daarom niet toegestaan op deze locatie. Artikel 5.1 lid c detailhandel dient daarom verwijderd te worden. Indien in de gebieden met de bestemmingsomschrijving 'gemengd' bestaande reguliere detailhandel gevestigd is, kan dit een maatbestemming krijgen.
Conclusie
Op basis van de aangeboden gegevens heb ik geconstateerd dat het plan op bovengenoemde punten onvoldoende rekening houdt met de betrokken provinciale belangen en ik verzoek u daarom om het plan op deze onderdelen aan te passen.
Voor het overige wijzen wij u nog op het volgende.
Uitvoeringssubsidie Herstructurering Bedrijventerreinen (UHB)
De provincie heeft voor de herstructurering van ZKD twee UHB-subsidies verleend. Voor het eerste deelproject is op 21 december 2007 een UHB-subsidie verleend van € 1.000.000, -.
Voor een tweede deelproject is op 21 februari 2011 een subsidie verleend van € 1.300.000, -.
Deze projecten zijn nog niet afgerond. Herstructureringssubsidie is verleend voor een bedrijventerrein waar de bedrijfsbestemming gehandhaafd blijft, m.a.w. een terrein dat daadwerkelijk een bedrijventerrein blijft. Daarbij wordt (definitie subsidieregeling) onder een bedrijventerrein verstaan:
"Een terrein dat bestemd en geschikt is voor gebruik door vestigingen ten behoeve van handel, nijverheid, commerciële en niet-commerciële dienstverlening en industrie, daaronder niet begrepen een locatie in overwegende mate bestemd voor kantoren, detailhandel of horeca ".
Wij willen u er op attenderen dat wanneer ZKD mogelijk niet meer voldoet aan de omschrijving van bedrijventerrein, zoals die in de subsidieregeling is opgenomen, de gemeente het risico loopt dat de grondslag voor de verleende subsidie komt te vervallen.
Dit is een gecoördineerde reactie van alle betrokken directies van de provincie.
Wij verzoeken u in uw correspondentie altijd het DOS-nummer te vermelden dat wij rechts bovenaan in deze brief hebben opgenomen.
Reactie
a. Provinciaal beleid
Het bestemmingsplan is aangepast aan het beleid zoals opgenomen in de Visie Ruimte en Mobiliteit en de Verordening ruimte 2014.
b. Economische zaken algemeen.
Onderschreven wordt dat met dit conserverende plan niet wordt beoogd perifere detailhandel toe te staan, dan wel andere detailhandelsvormen. Een uitzondering hierop vormen de in het gebied talrijke autoshowrooms met bijbehorende detailhandel in en reparatie van personenauto's: deze vorm van volumineuze detailhandel was reeds planologisch mogelijk op grond van de voorgaande bestemmingsplannen voor de drie delen -Zichtenburg, Kerketuinen en Dekkershoek-. en ook planologisch gerealiseerd.Om die reden is in artikel 3.1 onder d detailhandel in personenauto's opnieuw bij recht opgenomen.
De begripsomschrijving is ten opzichte van de vooroverlegfase ingrijpend aangepast. Voor alle afwijkende functies zijn zeer specifieke functieaanduidingen opgenomen. Zo zijn de in het gebied aanwezige bouwmarkt, welke valt onder het begrip perifere detailhandelsbedrijven, alsmede de bijzondere vorm van detailhandel (overigens naar ons oordeel strikt genomen niet valt onder voornoemd begrip en om die reden aangeduid als "detailhandel grootschalig"), genaamd Avonturia, en diverse andere specifieke aanwezige functies zoals een dierencrematorium voorzien van een maatbestemming in de vorm van een functieaanduiding. Daarbij is gekozen om de functieaanduiding zoveel mogelijk samen te laten vallen met de bestaande, dan wel vergunde bebouwing. Dit is tevens verwoord met een beperking in de bouwregels en specifieke gebruiksregels van het artikel 3 van de regels. Met deze invulling is volledig tegemoetgekomen aan de gemaakte opmerkingen.
c. Regels:
De regels zijn aangepast overeenkomstig het provinciale beleid. Erkend wordt dat het een bedrijventerrein is en dat derhalve de nadruk ook op de bedrijfsbestemming van het gebied dient te liggen. Zoals reeds aangegeven is om die reden gekozen om afwijkende functies een maatbestemming te geven, voornamelijk door middel van functieaanduidingen, dan wel door een gerichte bestemming (Horeca, Kantoor, Maatschappelijk, Sport).
De in het concept-voorontwerp genoemde bestemming Gemengd, waarbinnen (reguliere) detailhandel werd mogelijk gemaakt, is komen te vervallen. De locatie in kwestie (Avonturia) is opgenomen binnen de bestemming Bedrijf en voorzien van een functieaanduiding. Met deze invulling wordt recht gedaan aan de hoofdfunctie van dit gebied, zijnde een bedrijventerrein, zonder afbreuk te doen aan bestaande afwijkende bedrijvigheid. Ook voor de in het gebied aanwezige bouwmarkt is voor een soortgelijke invulling gekozen.
Conclusie:
Met de huidige bestemmingslegging, waarbij tegemoet is gekomen aan de provinciale opmerkingen, wordt voldaan aan de aangegeven definitie voor het bedrijventerrein ZKD.
5. Omgevingsdienst Haaglanden
“Geluid:
Voorgesteld wordt de tekst in paragraaf 4.5 van de toelichting te vervangen door de onderstaande:
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidgevoelige objecten. Als geluidgevoelige gebouwen dan wel terreinen zijn in het besluit geluidhinder aangewezen:
a. een woning;
b. een onderwijsgebouw m.u.v. gymnastieklokalen;
c. een ziekenhuis;
d. een verpleeghuis;
e. een verzorgingstehuis;
f. een psychiatrische inrichting;
g. een kinderdagverblijf;
h. een woonwagenstandplaats
f. woonboten.
g. een onderzoeks- en behandelingsruimte, een ruimte voor patiëntenhuisvesting, alsmede een recreatie- en conversatieruimte van een ziekenhuis of een verpleeghuis, en
h. een onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, of conversatieruimte, alsmede woon- en slaapruimte van een verzorgingstehuis, een psychiatrische inrichting of een kinderdagverblijf.
Geadviseerd wordt de, in artikel 1.48, 1.49 en 1.55 van de begripsdefinities, genoemde besluiten Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen en/of Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen te vervangen door het besluit 'Besluit geluidhinder'
Tevens wordt aanbevolen het artikel 9 Maatschappelijk uit te breiden met een: sub artikel 9.4 Specifieke gebruiksregels:
"Het vestigen van een geluidsgevoelige functie is toegestaan, tenzij uit akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarden als bedoeld in de Wet geluidhinder wordt overschreden"
Bodem:
Aanbevolen wordt de tekst van paragraaf 2.3.6 aan te passen aan het hand van het onderstaande tekst voorstel:
Bodembedreigende activiteiten
Op en in de directe omgeving van het plangebied hebben bedrijven met bodem bedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Het gaat hierbij ter plaatse van het plangebied om benzine-service-stations, autowasserijen, machine-industrie, auto- en motorfietsenreparatiebedrijven, plaatwerkerijen, een reparatiebedrijf voor elektrische gebruiksgoederen, vuilophaal- en straatreinigingsbedrijven, een afvalinzameldepot, een houtzagerij en -schaverij, metaalwarenindustrie, lakspuiterijen, werkplaatsen, timmerfabrieken, drukkerijen, een verzinkerij, schildersbedrijven, taxibedrijven, smederijen, textielindustrie, kledingindustrie, schoenindustrie, autospuiterijen, metaalbewerkende industrie, metaalbewerkingsbedrijven, een auto-onderdelenfabriek, een schoen- en lederwarenreparatiebedrijf, elektrotechnische industrie, een natuursteenbewerkingsbedrijf, een fabriek voor medische en optische apparaten, tectyleerderijen, een scheepsbouw en -reparatiebedrijf, een glas-inloodzetterij, een telecommunicatie- en signaalapparatenfabriek, een meubelfabriek, een non-ferro metaalfabriek en metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven. Bij enkele panden zijn ondergrondse tanks bekend. De meeste daarvan zijn verwijderd.
Mate van verontreiniging
In en in de directe omgeving van het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Op verscheidene locaties is daaruit gebleken dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume). De meeste gevallen zijn reeds gesaneerd of worden momenteel gesaneerd.
Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat de bovengrond (0,0-0,5 m-maaiveld) van het plangebied is gelegen in zowel bodemkwaliteitszone B2 als B5. De grens tussen deze zones loopt ter plaatse van de sloot die parallel loopt aan de Zichtenburglaan en gelegen is tussen de Zichtenburglaan en de Zilveren Mangaanstraat. Het deel van het plangebied gelegen tussen deze sloot en de Dedemsvaartweg, is gelegen in zone B2. In zone B2 als B5 is de bovengrond gemiddeld licht verontreinigd met kwik en PCB. De ondergrond (0,5-2,0 m-mv) van het plangebied is gelegen in zone O2 en is gemiddeld licht verontreinigd met PCB.
Externe veiligheid:
Uitgangspunt is dat sprake is van een conserverend bestemmingsplan. In paragraaf 4.4 wordt onder het kopje Vervoer gevaarlijke stoffen verwezen naar een in 2004 door gemeenteraad vastgestelde route gevaarlijke stoffen. Op 27 juni 2013 heeft de gemeenteraad een nieuw routeringsbesluit voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld (raadsvoorstel, RIS258608 en besluitenlijst, RIS260481 onder E.2). Het vervoer van routeplichtige stoffen (zoals LPG en propaan) is aan venstertijden gebonden, met het oog op de veiligheid.Tijdens kantoortijden (tussen 8.00 uur en 18.00 uur gedurende werkdagen) is het vervoer van routeplichtige stoffen op de Utrechtse baan en de Benoordenhoutseweg niet toegestaan. Deze beperking geldt niet gedurende het weekend. Tijdens de venstertijden worden tankwagens met routeplichtige stoffen gedwongen de rijksweg via bebording te verlaten (K14-borden met vermelding van venstertijden) en via een eveneens gemarkeerde keerlus in omgekeerde richting hun weg op de rijksweg te vervolgen (zogenaamde 'gesloten verklaring'). In voornoemd besluit zijn ook de Lozerlaan en de Ockenburghstraat aangewezen voor het vervoer van routeplichtige stoffen. Voor dit traject gelden geen venstertijden.Met deze aanpassing is het besluit uit 2004 komen te vervallen.
Onder het kopje Buisleidingen wordt verwezen naar de Circulaire zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen en de Memorandum van de Gasunie. Dit is achterhaald. Als inleiding moet de volgende tekst worden opgenomen.
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking (Bevb) getreden. Voor nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Langs buisleidingen moeten belemmeringenstroken in acht worden genomen waarbinnen geen bebouwing (zowel boven- als ondergronds) of ondergrondse tanks zijn toegestaan. Daarnaast hanteert de Gasunie de Algemene VELIN voorwaarden voor grondroer- en overige activiteiten.
De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico wordt beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010.
Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevb situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Er zijn twee situaties waarin volstaan, kan worden met een beperkte verantwoording:
1. Indien het bestemmingsplan betrekking heeft op het gebied tussen de 100% letaliteitszone en de 1 % letaliteitszone van de buisleiding, of
2. Wanneer het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (OW) bedraagt of het groepsrisico (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de oriëntatiewaarde blijft.
De omgevingsvergunning voor het LPG-tankstation aan de Escamplaan 2000 is ambtshalve gewijzigd. De jaarlijkse doorzet LPG mag niet meer dan 499 m3 bedragen. Hierdoor is het groepsrisico afgenomen.
Onder het kopje gasdrukregel- en meetstation wordt verwezen naar figuur 3. Deze figuur ontbreekt in de toelichting.
Lucht
Het thema lucht geeft geen aanleiding tot opmerkingen.
Conclusie:
De behandelde thema's vormen geen belemmering voor een verdere planvorming.
Wel wordt aanbevolen de opmerkingen over te nemen.”
Reactie
De opmerkingen zijn overgenomen en verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.
6. Hoogheemraadschap van Delfland
“In het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het voorontwerp van het bestemmingsplan Bedrijventerrein ZKD (Zichtenburg-Kerketuinen-Dekkershoek) in Den Haag toegezonden. U verzoekt Delfland een reactie kenbaar te maken op het voorontwerp van het bestemmingsplan.
Advies
Wij geven u graag advies ten aanzien van de wateraspecten in het plan. Wij verzoeken u om onderstaande aanpassingen door te voeren in de thema's "Algemeen", "Waterkwantiteit" en "Afvalwater en riolering" zowel op de verbeelding als in de regels en toelichting.
Algemeen
• Wij verzoeken u te vermelden, dat de actuele versie van de Handreiking watertoets voor gemeenten te vinden is op de website van Delfland via de link (www.hhdelfland.nl/watertoets).
• Op bladzijde 41 van de toelichting wordt het Waterplan Den Haag 2010-2015 genoemd. Dit waterplan is echter nooit vastgesteld. Wij verzoeken u daarom deze tekst te verwijderen.
• Wij verzoeken u in de toelichting te benoemen, dat Delfland naar verwachting dit jaar de "Beleidsnota beperken en voorkomen wateroverlast" zal vaststellen. In deze nota wordt het standstill-beginsel als uitgangspunt bekrachtigd. Toename van verharding dient gecompenseerd te worden, zodat verslechtering van de waterhuishouding door nieuwe ontwikkelingen wordt voorkomen. Kansen voor verbetering van de waterhuishouding worden, waar mogelijk, benut.
Waterkwantiteit
• Wij verzoeken u in de tekst van paragraaf 4.8.2 "Planbeschrijving" het peil te vermelden als - 1.75 m NAP. Het peil van 1,65 + NAP is onjuist.
• Op bladzijde 41 onder het kopje "Waterkwantiteit" in het plangebied staat het volgende:
"Er geldt gezien de afspraken uit de Waterbergingsvisie geen waterbergingsopgave voor het plangebied. ".
Deze zin is onjuist. In de waterbergingsvisie uit 2007 staat, dat er in de Eshofpolder een waterbergingsopgave is van 97.000 m3.
Wel is ons inmiddels door de recent uitgevoerde watersysteemanalyse Eshofpolder (nog niet vastgesteld) bekend, dat volgens de huidige inzichten de polder op orde is. Daarmee ligt er inderdaad geen opgave, maar nu op basis van recente inzichten.
• Wij verzoeken u bovenstaande punten ook in de tabel op bladzijde 47 te verwerken.
Afvalwater en riolering
• Wij verzoeken u zowel in hoofdstuk 4 als in hoofdstuk 5 een paragraaf toe te voegen met bovenstaande titel en daarin aan te geven, dat er een riool persleiding door het gebied loopt en onder de Escamplaan tevens een boezemwaterleiding. Beiden zijn in beheer bij Delfland. Op de verbeelding dient voor deze leidingen aan weerszijden een beschermingszone van 5 m1 breed te worden opgenomen. Bij de boezemwaterleiding dient deze maat gemeten te worden vanaf de buitenzijde van de buis vanwege de grote diameter van circa 2 m1.
Naast advisering in het kader van de watertoets over dit bestemmingsplan, kan het zo zijn, dat een watervergunning of melding nodig is. Voor meer informatie over deze watervergunning of melding verwijzen wij u naar http://www.hhdelfland.nl/digitaal-loket/vergunning-melding/.
Voor meer informatie of vragen kunt u zich wenden tot de contactpersoon, vermeld onderaan het voorblad van deze brief.”
Reactie
De opmerkingen zijn overgenomen en verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan.
7. Dunea
“Naar aanleiding van uw bestemmingsplan Bedrijventerrein - ZKD delen wij u het volgende mee. Binnen de grenzen van betreffend bestemmingsplan ligt een belangrijke regionale watertransportleiding met grote diameter van ons bedrijf, het betreft een drinkwatertransportleiding van beton met een inwendige
diameter van 600 mm. Deze leidinginfra is van groot belang voor de levering van drinkwater aan een groot deel van ons voorzieningsgebied in de regio. In de herziening van het bestemmingsplan zien wij de ligging van onze transportleiding graag geborgd door middel van het bestemmen van de leidingstroken (4 meter aan weerszijde van de drinkwatertransportleidingen), vermelding op de plankaart en vermelding van de door de leidingbeheerder gestelde voorwaarden. De genoemde strookbreedte is van groot belang. Op deze strook mogen geen bebouwing of andere belemmeringen aanwezig zijn of komen. Binnen deze strookbreedte dient bij de uitvoering van werkzaamheden rekening gehouden te worden met de aanwezige transportleidingen. In de bijlage hebben wij op de tekening de transportleiding in een groene kleur geaccentueerd. Voor verdere informatie betreffende voorwaarden, gewenste leidingstrookbreedtes en exacte ligging van de leidingen kunt u zich wenden tot ondergetekende. Wij vertrouwen u met deze reactie voldoende te hebben geïnformeerd. Een reactie uwerzijds zien wij met belangstelling tegemoet.”
Reactie
De opmerkingen zijn overgenomen en verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan.
10. HTM Personenvervoer NV
Naar aanleiding van uw verzoek om commentaar op het ontwerp-bestemmingsplan bedrijventerrein ZKD ex art 3.1.1 Bro, wil ik graag het volgende onder uw aandacht brengen:
Zoals u wellicht weet is HTM van plan op het huidige Ahold-terrein (Meppelweg 1401-1403) een nieuwe remise aan te leggen. Qua bestemming “bedrijf” is dit m.i. geen probleem, omdat de bestaande remise Zichtenburg ook deze bestemming heeft. De hoofdontsluiting per rail zal plaatsvinden vanaf de bestaande sporen op De Werf. Tevens is een railaansluiting op de sporen op de Meppelweg een grote wens. Deze is vooralsnog gepland op/naast de bestaande toegang vanaf de Meppelweg. Deze ligt volgens de plankaart gedeeltelijk in de bestemmingen “verblijfsstraat”, “groen” en “water”. Kijkend naar de bestaande situatie is dit voor de eerste twee genoemde bestemmingen geen probleem, maar in de bestemming “water” is dit niet geregeld. Mijn verzoek is om een railverbinding in art. 15 “water” op deze plek mogelijk te maken om bovenstaande gewenste ontwikkelingen niet onmogelijk te maken.
Hoewel in art. 6 (groen) en art. 14 (verkeer-verblijfsstraat) de tramsporen niet uitdrukkelijk zijn vermeld, zijn deze in de huidige situatie ruimschoots aanwezig, met name op De Werf en in de groenstrook langs de Meppelweg. Mijn verzoek is om in beide artikelen tramsporen in de bestemmingsomschrijving op te nemen, bijvoorbeeld zoals ook in art. 12 is gedaan. Verder geeft het plan geen aanleiding tot met maken van opmerkingen.
Reactie
De opmerkingen zijn overgenomen en verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan.
14. N.V. Nederlandse Gasunie
“Naar aanleiding van uw e-mailbericht van 27 juni 2014 waarmee u ons bovengenoemd voorontwerp bestemmingsplan in het kader van het vooroverleg, zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Bro, heeft toegezonden, hebben wij het plan beoordeeld. Het voorontwerp geeft ons aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.
In het plangebied ligt een tweetal gastransportleidingen met toebehoren en een gasontvangstation van ons bedrijf.
Verbeelding
De ligging van de in het plangebied aanwezige gastransportleidingen en het afsluiterschema zijn niet correct weergegeven. Wij verzoeken u om de ligging correct weer te geven.
De door u weergegeven belemmeringenstrook (dubbelbestemming 'Leiding - Gas') is te breed. Wettelijk is het voldoende om de belemmeringenstrook te beperken tot een zone van 4 meter ter weerszijden van de leidingen. Wij verzoeken u dan ook de breedte van de belemmeringenstrook terug te brengen tot hierboven genoemde afstand.
Wij verzoeken u om een contactpersoon door te geven waar wij de digitale (leiding) gegevens naar toe kunnen mailen. U kunt de digitale gegevens ook zelf aanvragen bij RO_West@gasunie.nl.
Indien gewenst, kunt u voor een nadere toelichting contact opnemen met ondergetekende.”
Reactie
De opmerkingen zijn overgenomen en verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan.
19. Belangenvereniging Bedrijven Zichtenburg-Kerketuinen-Dekkershoek
In uw brief van 27 juni 2014 kenmerk DSO-SO/2014.3883 zijn wij door u in kennis gesteld van een vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. In betreffende brief zijn wij in de gelegenheid gesteld onze reactie te geven op het concept ontwerp-bestemmingsplan Bedrijventerrein ZKD.
Omdat de ontwerpfase voor het bestemmingsplan reeds in gang gezet is maken wij u graag attent op een aantal lopende onderzoeken waarvan ons bestuur verwacht dat de uitkomsten daarvan van groot belang zullen zijn voor het ruimtelijk te voeren beleid. In opdracht van de gemeente (DSO/EZ) voert adviesbureau Stec een onderzoek uit naar de mogelijkheden van functiemenging en het strategisch verkleuren van (gedeelten) van bedrijvenlocatie ZKD. Parallel hieraan voert onderzoeksbureau SIRA Consulting B.V., eveneens namens de gemeente (DSO/EZ), een onderzoek uit naar de mogelijkheden voor een regelluwe zone op de bedrijvenlocatie ZKD.
De resultaten van beide onderzoeken worden uiterlijk eind dit jaar verwacht. Derhalve willen wij u in overweging geven bij de verdere uitwerking van het nieuwe bestemmingsplan ZKD rekening te houden met de uitkomsten van genoemde onderzoeken.
Ons bestuur hecht veel waarde aan de reeds bestaande samenwerking tussen de Gemeente Den Haag, de Belangenvereniging Bedrijven ZKD en het Industrieschap Plaspoelpolder (IPP). Deze samenwerking is kracht bijgezet door het ondertekenen van het convenant Revitalisering en duurzaam beheer ZKD, d.d. 5 april 2011.
De positieve resultaten van deze samenwerking laten zich zien in de afronding van de eerste fase van de revitalisering van het openbaar gebied op ZKD. Ook de uitvoering van fase 2, die zich thans in de eindfase bevindt, leidt tot uitstekende en vernieuwende resultaten waar we als partijen trots op zijn. Zo is een belangrijke duurzaamheidslag doorgevoerd, is de BIZ reeds geruime tijd succesvol van toepassing, is het draagvlak bij de ondernemers aanzienlijk toegenomen en ontstaat een binnenstedelijk bedrijventerrein dat residentiewaardig is.
Ook is het bestuur erg blij met de opmerkingen met betrekking tot toekomstige bestemmingsplannen zoals opgenomen in uw coalitieakkoord: 'Vertrouwen op Haagsche Kracht'. Vooral uw insteek om te komen tot versoepeling van regelgeving, startsubsidies, fiscale tegemoetkoming voor starters spreekt ons zeer aan. Daarnaast uw voornemen om bestemmingsplannen flexibeler te maken zodat combinaties van functies mogelijk worden zouden wij graag terugzien in het nieuw op te stellen bestemmingsplan.
In onze ogen dient het nieuw te ontwikkelen bestemmingsplan voor de bedrijvenlocatie ZKD voor het komende decennium de basis te vormen voor de verdere ontwikkeling. Wij achten het van groot belang dat de verdere ontwikkeling van de bedrijvenlocatie blijvend kan worden gerealiseerd in nauwe samenwerking tussen de drie partijen.
Wij vertrouwen er op u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Wij zijn gaarne bereid een nadere toelichting te geven in een overleg met u.
Reactie
De waarde aan de reeds bestaande samenwerking tussen de gemeente, de Belangenvereniging Bedrijven ZKD en het Industrieschap Plaspoelpolder (IPP), welke kracht is bijgezet door het ondertekenen van het convenant Revitalisering en duurzaam beheer ZKD, d.d. 5 april 2011, wordt met nadruk onderschreven. Met het voorliggende nieuwe bestemmingsplan wordt ingestoken op een goede juridisch-planologische basis voor de handhaving van de ruimtelijke situatie zoals deze nu is, maar tevens voor het beheer ervan in de toekomst.
Voor zover door de belangenvereniging wordt verwezen naar het rapport "Verkleuren met behoud van maximaal grijs" (maart 2015) is hiervan met interesse kennis genomen. Het uitgangspunt dat ZKD in de basis een goed functionerend bedrijventerrein is wordt zeker onderschreven. Voor zover wordt gesproken over een gewenste lichte verkleuring wordt geconstateerd, dat dit feitelijk reeds het geval is. Deze verkleuring komt immers tot uitdrukking in het maatwerk in de vorm van diverse op de verbeelding en in de regels neergelegde functieaanduidingen en maatbestemmingen.
Waar de belangenvereniging de wens uit naar het zoeken van ruimte voor waardecreatie en flexibiliteit, wordt in dit kader gewezen op de in het bestemmingsplan neergelegde grotere mate van bebouwingsmogelijkheden voor bedrijven en de met de diverse maatbestemmingen gegeven mogelijkheden.
De diverse functieaanduidingen en maatbestemmingen in dit gebied zien onder meer op 2 feestzalen, een kiosk, een MacDonalds-vestiging, een vuurwerkhandel, een bouwmarkt en andere (perifere) detailhandelsvormen, (schiet)sport- en fitnessmogelijkheden, maatschappelijke functies waaronder de brandweerkazerne en politienureau, Micasa-opvang en een kookvereniging. Daarnaast zijn er enkele kantoren in het gebied. Waar in het rapport dan ook om nog meer verkleuring wordt gezocht o.a. in de richting van (meer) horeca, retail, hotellerie, zorg, welzijn en health, omdat dit zou passen bij een modern gemengd werkgebied, wordt dit niet in zijn algemeenheid onderschreven. Immers in de gemeente kan ook worden gedacht aan locaties die meer geschikt zijn voor hotelerie (Scheveningen), retail (Binckhorst/Laakhaven) en health (Haga).
Nogmaals wordt benadrukt dat ZKD in de basis een goed functionerend bedrijventerrein is en dient te blijven, en waar reeds sprake is van menging en verkleuring. Eerdergenoemde reactie van de Provincie Zuid-Holland signaleert dit eveneens en verwijst naar de risico's voor de gegeven subsidies. De opvatting van de provincie op dat punt wordt onderschreven.