direct naar inhoud van 4.3 Externe veiligheid
Plan: St. Jacobskerk e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0225EStJacobskeo-50VA

4.3 Externe veiligheid

Wet- en regelgeving en beleid

Externe veiligheid kan gedefinieerd worden als de veiligheid voor de omgeving van een gevaarlijke inrichting of transport van gevaarlijke stoffen. Elk nieuw ruimtelijk plan moet volgens het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi) getoetst worden aan de normen voor plaatsgebonden risico en groepsrisico. Daarbij kunnen de volgende bronnen worden onderscheiden:

  • Inrichtingen: risico's van onder andere tankstations met LPG, PGS-15-opslagplaatsen, ammoniakkoelinstallaties en aardgasreduceerstations;
  • Transport van gevaarlijke stoffen over de weg;
  • Transport van gevaarlijke stoffen per buisleiding;
  • Transport van gevaarlijke stoffen per spoor;
  • Transport van gevaarlijke stoffen over het water.

Het Bevi heeft als doel burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen, en is erop gericht is erop gericht de kans om buiten een inrichting met gevaarlijke stoffen te overlijden door een ongewoon voorval binnen die inrichting tot een redelijk niveau te beperken en dat beperkt te houden. Het besluit hanteert daartoe verplichte afstanden en grens- of richtwaarden en gaat uit van twee normen:

  • Het 'Plaatsgebonden Risico' (PR) is de kans dat een denkbeeldige persoon, die zich continu en onbeschermd op die plaats bevindt, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit met een gevaarlijke stof. Dit risico mag onder normale omstandigheden voor burgers nergens groter zijn dan één op één miljoen (10-6) per jaar. Het plaatsgebonden risico kan door middel van contouren op een kaart worden aangegeven.
  • Het 'Groepsrisico' (GR) is de kans op een ongeval met veel dodelijke slachtoffers. Hierbij wordt gekeken naar de werkelijk aanwezige bevolking en de verspreiding van die bevolking rond een risicobron. Bepaald wordt hoe groot de kans is op tien, honderd of meer slachtoffers tegelijk onder die bevolking. Het groepsrisico is afhankelijk van de omvang van het ongeval.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet het groepsrisico worden verantwoord (VGR). Naast de berekende waarden voor het GR moeten hierbij de zelfredzaamheid van burgers en de beheersbaarheid (door hulpverleningsorganisaties) van ongelukken worden beschouwd en onderbouwd. De risicomaten zijn vastgelegd in diverse besluiten en beleidsnotities en -nota's.

Verder onderscheidt het Bevi kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Zo wordt een woonwijk als een kwetsbaar object en twee woningen op één hectare als een beperkt kwetsbaar object omschreven.

In het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)' en de bijbehorende 'Regeling externe veiligheid ' (Revi) zoals deze op het moment van terinzagelegging van dit bestemmingsplan luiden, zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen vastgelegd. De normstelling voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is gebaseerd op de 'Nota Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS)' (2006). De nota heeft geen wettelijk bindende werking maar is niet vrijblijvend.

Voor buisleidingen staan de veiligheidsafstanden in twee VROM-circulaires: Circulaire 'Regels inzake de zonering langs hogedrukaardgastransportleidingen' (1984) en de Circulaire 'Bekendmaking van voorschriften ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1, K2 en K3 categorie' (1991).

De regionale visie Externe Veiligheid "Samen Werken aan Externe Veiligheid" (2006) van Haaglanden is gericht op het beheersen van de risico's van het werken met en het opslaan en transporteren van gevaarlijke stoffen. Het doel daarvan is het tot een aanvaardbaar niveau beperken van de risico's waaraan burgers worden blootgesteld. Welk risico aanvaardbaar is verschilt per situatie en vraagt om een zorgvuldige afweging en duidelijke informatie aan burgers en bedrijven. Ook het Haags Gebiedsgericht Milieubeleid is erop gericht om afhankelijk van de gebiedstypen plaatsgebonden risico's en groepsrisico's beperkt te houden. Dit houdt in dat in gebieden met woonfuncties de risico's verwaarloosbaar moeten zijn en dat de risico's in werk- en verkeersgebieden klein moeten zijn.

Inrichtingen

Er zijn geen LPG-tankstations, propaantanks of andere inrichtingen voor de opslag van gevaarlijke stoffen in de omgeving van het gebied aanwezig of geprojecteerd waarvan de veiligheidscontouren op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de bijbehorende regeling geheel of gedeeltelijk in het plangebied zijn gelegen. Opslagplaatsen voor gevaarlijke stoffen en installaties van LPG-tankstations liggen op meer dan 150 m vanaf de grens van het plangebied. Een nader onderzoek naar het groepsrisico is niet vereist.

Aan de Prinsestraat, nabij ingang Paleistuin is een gasdrukregel- en meetstation type C, volgens de norm NEN 1059:2010 nl gesitueerd (debiet van 7.000 m3 per uur en een aanvoerdruk van 1 bar). De veiligheidsafstand volgt uit artikel 3.12 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en bedraagt 15 m. Binnen deze contour mogen geen nieuwe kwetsbare bestemmingen worden gerealiseerd.

Voor een besluit op grond van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening geldt dat indien sprake is van de bouw of vestiging van kwetsbare objecten de, in artikel 5 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) gestelde, grenswaarden in acht dienen te worden genomen. Is er sprake van de (voorgenomen) bouw of vestiging van beperkt kwetsbare objecten, dan dient er rekening met de gestelde richtwaarden te worden gehouden. Deze grens- en richtwaarden laten zich vertalen in veiligheidsafstanden. Deze afstanden zijn voor verschillende risicobronnen in de Regeling externe veiligheid inrichtingen vastgesteld.

Aangezien er geen nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied geprojecteerd zijn, is verdere beoordeling niet noodzakelijk.

Het plangebied ligt evenmin binnen de effectafstanden van een inrichting voor de opslag van explosieven of binnen een veiligheidscontour van een inrichting waarvoor het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer van toepassing is.

Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico is beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010. Het plangebied ligt buiten de geldende inventarisatieafstand van de meest nabijgelegen aardgastransportleiding. Het groepsrisico behoeft daardoor niet te worden berekend en verantwoord.

Er zijn geen plaatsgebonden risicocontouren die voor dit plan van belang zijn.

Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

Op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen moet bij een bestemmingsplan (artikel 3.1 Wro) de risicobenadering worden toegepast. Dit geldt wanneer de ontwikkeling binnen 200 m van de transportas, waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, is gesitueerd.

In het onderhavige geval is het plangebied op grote afstand van snelwegen, de Route gevaarlijke stoffen en van de spoorlijn Delft-Den Haag-Leiden gelegen. Een nadere verantwoording is niet noodzakelijk.

Vuurwerk

Het vuurwerkbesluit behoort niet tot het Bevi. Het bestemmingsplan "Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk" dat de vestiging van detailhandel van (consumenten)vuurwerk inclusief de daarbij behorende opslag van vuurwerk regelt, wordt voor wat het plangebied betreft, opgenomen in dit plan.

Activiteitenbesluit

Op grond van de Wet milieubeheer moeten inrichtingen die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken, voldoen aan algemene regels die voorschriften met betrekking tot de bescherming van het milieu bevatten of beschikken over een milieuvergunning. Daarnaast kunnen algemene regels of een vergunningplicht gelden voor lozingen op het oppervlaktewater ingevolge de Wet verontreiniging oppervlaktewateren of voor lozingen in de bodem ingevolge de Wet bodembescherming. Het op 1 januari 2008 in werking getreden 'Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer' (het Activiteitenbesluit) bevat algemene regels voor inrichtingen. Deze algemene regels zijn gebaseerd op de Wet milieubeheer en op de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.