direct naar inhoud van Artikel 3 Gemengd
Plan: Beatrixkwartier (Monarch)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0220GBezuidenBea-50VA

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, niet zijnde detailhandel in volumineuze goederen, niet zijnde perifere detailhandel;
  • b. dienstverlening;
  • c. horeca tot en met de categorie middelzwaar;
  • d. kantoren;
  • e. ondergrondse gebouwde parkeervoorzieningen;
  • f. onderwijs;
  • g. (openbaar toegankelijke) tuinen;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, ontsluitingen, groen, water en overige voorzieningen en met inachtneming van de bepalingen in artikel 3.5.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van de onderbouw mag niet meer bedragen dan 25 meter;
  • b. de bouwhoogte van de bovenbouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding staat aangegeven;
  • c. in uitzondering op het gestelde onder b, mag de bouwhoogte van het maatvoeringsvlak met de maximale bouwhoogte 50 meter, worden verhoogd tot maximaal 72 meter, indien hiermee op stedenbouwkundig verantwoorde wijze het maximale bruto-vloeroppervlak als bedoeld in artikel 3.5 onder a kan worden gerealiseerd, één en ander met inachtneming van het bepaalde onder f;
  • d. de bouwhoogte in de rooilijn aan de zijde van de Prinses Beatrixlaan en Jan Pieterszoon Coenstraat mag niet minder bedragen dan 15 meter;
  • e. de bouwvlakken mogen voor wat betreft de onderbouw volledig worden bebouwd;
  • f. de bovenbouw mag een volledig bouwvlak beslaan, tenzij een maximum bebouwingspercentage op de plankaart is aangeduid, in dat geval mag het bouwvlak worden bebouwd met de bovenbouw tot het maximum bebouwingspercentage dat op de plankaart staat vermeld;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient de bovenbouw in de bouwgrens gebouwd te worden;
  • h. aan de zijde van de Prinses Beatrixlaan en Jan Pieterszoon Coenstraat dient de onderbouw in de bouwgrens gebouwd te worden;
  • i. onder het volledige bestemmingsvlak is een ondergrondse gebouwde parkeervoorziening in maximaal drie bouwlagen toegestaan;
  • j. in- en uitritten van een parkeergarage ten behoeve van werknemers en bezoekers zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', gelegen aan de zijde van de Jan Pieterszoon Coenstraat;
  • k. tevens zijn ter plaatse van de aanduidingen 'ontsluiting' in- en uitritten ten behoeve van laden en lossen toegestaan.
  • l. parkeervoorzieningen voor motorvoertuigen, fietsen en bromfietsen dienen op eigen terrein als ondergrondse gebouwde parkeervoorziening te worden gerealiseerd, overeenkomstig de parkeernormen als opgenomen in de hierna volgende tabel, waaraan ten minste moet worden voldaan, met dien verstande dat niet meer dan 750 parkeerplaatsen mogen worden gerealiseerd.

functie   Eenheid   Norm   Opmerkingen  
Supermarkt   100 m2 bvo   2,50    
Winkel   100 m2 bvo   1,55    
Kantoren zonder baliefunctie   100 m2 bvo   0,60    
Kantoren met baliefunctie   100 m2 bvo   1,50    
Café/bar   100 m2 bvo   4,00    
Cafetaria/lunchroom   100 m2 bvo   1,90    
Restaurant   100 m2 bvo   1,20    
Hotel   kamer   0,50    
Primair onderwijs   100 m2 bvo   0,05   excl. K+R voorziening Conform CROW publicatie 182  
Middelbaar onderwijs   100 m2 bvo   0,50   excl. K+R voorziening Conform CROW publicatie 182  
HBO/ROC   100 m2 bvo   0,50    
Avondonderwijs   student   0,50    

  • m. het oprichten van gebouwen of gedeelten daarvan ten behoeve van geluidsgevoelige functies is slechts toegestaan indien deze ter plaatse van de geluidsgevoelige functies zijn voorzien van een dove gevel tenzij:
    • 1. ter plaatse van de betreffende gevel de geluidbelasting ten gevolge van het rail- en wegverkeer voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, of;
    • 2. ter plaatse van de betreffende gevel de geluidbelasting ten gevolge van het rail- en wegverkeer voldoet aan de door het bevoegd gezag vastgestelde hogere grenswaarde (voor rail- en wegverkeerslawaai).
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen qua aard en maat bij de bestemming te passen;
  • b. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. het gestelde onder b is niet van toepassing op het plaatsen van masten, kunstwerken en -objecten en soortgelijke bouwwerken;
  • d. het gestelde onder b is niet van toepassing voor windschermen, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 8 meter.
3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is gerechtigd bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering van gebouwen ter verbetering van het windklimaat;
  • b. de situering van de ontsluiting(en) van een parkeergarage en ontsluiting ten behoeve van laden- en lossen binnen de vlakken op de plankaart met de aanduiding 'ontsluiting' vanuit het oogpunt van stedenbouwkundige inpasbaarheid en verkeersveiligheid;
  • c. de aanwezigheid en situering van vluchtwegen in verband met het transport van gevaarlijke stoffen over de Utrechtsebaan.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1:

  • a. onder b om daar waar op de verbeelding een maximale bouwhoogte van 58 meter is aangegeven een maximale bouwhoogte van 72 meter toe te staan, met dien verstande dat:
    • 1. de daarmee samenhangende schaduwhinder voldoet aan de norm, zoals omschreven in het besluit van de gemeenteraad van 14 juni 2011 (RIS 180461) voor nieuwbouwsituaties.
    • 2. sprake is van een aanvaardbaar windklimaat.
  • b. onder h voor het niet bouwen van de onderbouw in de rooilijn, indien dat op stedenbouwkundig verantwoorde wijze kan worden ingepast.
3.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het totale bruto-vloeroppervlak binnen de bestemming Gemengd ten behoeve van kantoren, onderwijs, detailhandel, dienstverlening en horeca mag binnen de bestemming niet meer bedragen dan 85.000 m2;
  • b. Het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van onderwijs mag niet meer bedragen dan 50.000 m2;
  • c. Het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van detailhandel, dienstverlening en horeca mag binnen de bestemming niet meer bedragen dan 2.100 m2, met dien verstande dat:
    • 1. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van detailhandel niet meer mag bedragen dan 600 m2;
    • 2. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van dienstverlening niet meer mag bedragen dan 600 m2;
    • 3. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van horeca niet meer mag bedragen dan 900 m2;
    • 4. het bruto-vloeroppervlak van de onder 1 tot en met 3 genoemde functies mag per vestiging niet meer mag bedragen dan 400 m2;
    • 5. deze functies uitsluitend op de begane grondlaag mogen worden gesitueerd.
  • d. Gebouwen of gedeelten daarvan ten behoeve van geluidsgevoelige functies zijn slechts toegestaan indien deze ter plaatse van de geluidsgevoelige functies zijn voorzien van een dove gevel tenzij:
    • 1. ter plaatse van de betreffende gevel de geluidbelasting ten gevolge van het rail- en wegverkeer voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, of;
    • 2. ter plaatse van de betreffende gevel de geluidbelasting ten gevolge van het rail- en wegverkeer voldoet aan de door het bevoegd gezag vastgestelde hogere grenswaarde (voor rail- en wegverkeerslawaai).
3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen,

  • a. zodat tevens het gebruik als hotel wordt toegestaan, een en ander met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van hotel mag niet meer bedragen dan 5.000 m2;
    • 2. het totale bruto-vloeroppervlak als bedoeld onder 3.5 sub a mag niet meer bedragen dan 85.000 m2, waardoor het bruto-vloeroppervlak van de huidige onder 3.5 sub a toegestane functies met 5000 m2 wordt verminderd;  
    • 3. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de belangen van belanghebbenden;
    • 4. parkeervoorzieningen voor motorvoertuigen, fietsen en bromfietsen dienen op eigen terrein te worden gerealiseerd, overeenkomstig de parkeernormen opgenomen in 3.2.1 onder l.