direct naar inhoud van Artikel 31 Algemene aanduidingsregels
Plan: Bezuidenhout
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0204GBezuidenht-50VA

Artikel 31 Algemene aanduidingsregels

31.1 Milieuzone - geurzone
  • 1. In uitzondering op het bepaalde in de bestemmingsregels gelden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' de volgende regels:
    • a. binnen de aanduiding ´milieuzone-geurzone´, en buiten de perceelsgrenzen van de geurhinderlijke inrichting die de geurhinder veroorzaakt, mogen geen nieuwe geurgevoelige functies worden gerealiseerd;
    • b. in uitzondering op het gestelde in het voorgaande lid kunnen geurgevoelige functies worden gerealiseerd:
      • indien de aanwezige geurhinderlijke inrichting gesaneerd is,
      • uit nader onderzoek is gebleken dat de aanwezige geurhinderlijke inrichting buiten werking is gesteld, dan wel;
      • indien uit nader onderzoek is gebleken dat de geurzone als gevolg van een wijziging in een geurhinderlijke inrichting kleiner is geworden, voor zover de geurgevoelige functies buiten deze zone zijn gelegen.
31.2 Veiligheidszone - lpg
  • 1. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – lpg' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare objecten en objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen die hoofdzakelijk gericht zijn op het langdurig verblijf van verminderd zelfredzame personen, vanwege de aanwezigheid van een risicovolle inrichting;
  • 2. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – lpg' mogen uitsluitend kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd indien daarbij rekening wordt gehouden met de zelfredzaamheid. Een omgevingsvergunning voor een kwetsbaar object binnen het bestemmingsvlak met de bestemming Groen, voor zover gelegen binnen de aanduiding 'veiligheidszone – lpg', kan slechts worden verleend als het groepsrisico, als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, is afgenomen;
  • 3. Burgemeester en wethouders zijn in dat verband bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van vluchtwegen.
31.3 Vrijwaringszone - molenbiotoop
31.3.1 Bouwregels
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) geldt ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop' dat niet hoger gebouwd mag worden dan:
    • 1. binnen een afstand van 100 m van de molen: de bouwhoogte die gelijk is aan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen;
    • 2. buiten een afstand vanaf 100 m van de molen: de bouwhoogte genoemd onder 1, vermeerderd met 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen;
  • b. in uitzondering op sub a zijn deze maximale hoogtematen niet van toepassing op bestaande bouwwerken.
31.3.2 Afwijken van de bouwregels

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 31.3.1 ten behoeve van een hogere hoogte, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen.

31.3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist voor het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van de in lid 31.3.1 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • b. het in lid a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
31.4 Vrijwaringszone - straalpad

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding "Vrijwaringszone-straalpad" is het niet toegestaan bouwwerken op te richten die hoger zijn dan 60 meter.

31.5 Waterstaat - beschermingszone
  • 1. Ter plaatse van de aanduiding 'waterstaat - beschermingszone' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de waterstaatkundige werken, één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen;
  • 2. voor het bouwen binnen de aanduiding 'waterstaat - beschermingszone' gelden de volgende regels:
    • a. ten dienste van het behoud van de waterkering zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
    • b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in uitzondering op het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan;
  • 3. met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 2 sub b onder de voorwaarde dat:
    • a. het bouwen van bouwwerken geen afbreuk doet aan het behoud en de bescherming van de waterstaatkundige belangen zoals omschreven in het eerste lid;
    • b. hieromtrent een watervergunning is verleend, dan wel hiertoe vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder;
    • c. de bij de onderliggende bestemming(en) gegeven regels in acht worden genomen.