direct naar inhoud van Artikel 3 Kantoor
Plan: Ypenburg-Nootdorp, 3e herz (deelplan 26, Prins Willem Alexanderkwartier)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0190HDP263eherz-50VA

Artikel 3 Kantoor

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor kantoor één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, al dan niet gebouwde parkeervoorzieningen, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen moeten zich bevinden binnen de aangegeven bebouwingsvlakken;
  • b. in uitzondering op het gestelde onder a mag de bebouwing in de plint zich ook buiten de bebouwingvlakken bevinden;
  • c. de maximale bouwhoogte van de plint mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • d. de minimale en maximale bouwhoogtes van de bebouwing boven de plint mogen niet minder en meer bedragen dan op de plankaart staat aangeduid;
  • e. binnen het bouwvlak met een toegestane minimale bouwhoogte van 40 meter en een maximale bouwhoogte van 70 meter dienen twee afzonderlijke kantoorgebouwen gerealiseerd te worden, die slechts door de plint met elkaar verbonden mogen zijn;
  • f. de bovenbouw van de onder e bedoelde kantoorgebouwen dient minimaal 24,3 meter en maximaal 32,4 meter uit elkaar te staan;
  • g. tussen de afzonderlijke kantoorgebouwen in de bovenbouw dient een hoogteverschil te zijn van minimaal 3 bouwlagen.
  • h. gebouwde parkeervoorzieningen zijn alleen toegestaan in de plint
3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 meter.
  • b. het gestelde onder a is niet van toepassing op het plaatsen van masten en soortgelijke bouwwerken.
  • c. in afwijking van het gestelde onder a mag de hoogte van erf- en/of terreinafscheidingen, voor zover deze zich voor de voorgevel bevinden, niet meer dan 1 meter bedragen.
3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere regels stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en/of vormgeving van gebouwen, met name ten aanzien van de hierdoor optredende gevolgen voor wat betreft windhinder.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in:

  • a. lid 3.2.1, onder c ten behoeve van borstweringen en andersoortige uit architectonische of esthetische overwegingen voorgestane dakelementen, waaronder kroonlijsten en dergelijke tot een maximum hoogte van 1,5 meter;
  • b. lid 3.2.1, onder e en f ten behoeve van een ondergeschikte verbinding tussen de afzonderlijke kantoorgebouwen in de bovenbouw middels een luchtbrug, met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. De luchtbrug mag zich niet lager bevinden dan op de zesde verdieping van de hoofdgebouwen;
    • 2. De maximale breedte van de luchtbrug mag niet meer bedragen dan 4 meter;
    • 3. De maximale hoogte van de luchtbrug mag niet meer bedragen dan 4 meter;
    • 4. De luchtbrug dient zich op minimaal 10 meter afstand van de rooilijn van de gebouwen aan de zijde van de A12 te bevinden.
3.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van kantoor mag niet meer bedragen dan 50.000 m2