direct naar inhoud van 2.2 Ontstaansgeschiedenis
Plan: Scheveningen Dorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0186DSchevenDrp-50VA

2.2 Ontstaansgeschiedenis

De eerste bewoning van de jonge duinen, waarop de oude kern van Scheveningen ligt, heeft vermoedelijk eind dertiende eeuw plaatsgevonden. De naam 'terram de Scheveninghe' komt aan het eind van de dertiende eeuw voor het eerst in de kronieken voor, maar het duurde tot midden veertiende eeuw voordat sprake was van een vissersdorp. Het dorp is in de loop der tijd vele malen door stormvloeden geteisterd. In 1570 verdween tijdens de Allerheiligenvloed de helft van het dorp in de golven, waardoor de kerk aan de rand kwam te staan - wat nu nog steeds het geval is.

De volgende eeuwen beperkte de groei zich tot de Keizerstraat en directe omgeving. Rond 1665 kregen dorp en duingebied op initiatief van Constantijn Huijgens een verharde verbinding met Den Haag: de Scheveningseweg. Na de bouw in 1818 door Jacob Pronk van een eenvoudig badhuis ter plaatse van het huidige Kurhaus begon het dan ca 2000 inwoners tellende vissersdorp zich ook tot badplaats te ontwikkelen. Badplaats en dorp ontwikkelden zich op een duidelijke afstand van elkaar, waardoor er een tweedeling ontstond.

Tot 1850 groeide het dorp vooral ten westen van de Keizerstraat in de vorm van sloppen en smalle straten.

Rond 1860 werd de Badhuisstraat aangelegd om een betere verbinding van de Scheveningseweg naar het badhuis te realiseren. In die periode, in 1862 kwam ook het Kanaal gereed. Met de aanleg daarvan was al in 1830 op initiatief van burgemeester Copes van Cattenburch begonnen. Als gevolg van technische en financiële problemen werd het werk in 1834 stilgelegd en pas in 1852 weer hervat. Het was de bedoeling het Kanaal tot aan de kust door te trekken en daar een zeehaven te graven. Die is er – zoals bekend – op die plaats nooit gekomen. Het Kanaal had twee zijarmen: het Schelpengat ter hoogte van de Neptunusstraat en het Balkengat, dat langs de Seinpoststraat tot aan de Berkenbosch Blokstraat liep. Dankzij het Kanaal kon Scheveningen in de tweede helft van de negentiende eeuw uitgroeien tot de belangrijkste haringhaven van Nederland. De aanleg in 1886 van de stoomtramlijn van Hollands Spoor naar Scheveningen (de huidige lijn 11) bepaalde de zuidwestelijke grens van het oude dorp. Deze infrastructurele werken (met name het Kanaal) vormden tevens een belangrijke impuls voor de ontwikkeling van het gebied ten oosten van de Keizerstraat. Niet lang daarna, rond 1875, werd het buurtje met de kleine visserswoningen in de Zeilstraat en de Ankerstraat gebouwd en werd ook een begin gemaakt met de bebouwing van de Badhuisstraat en omgeving. Aan het eind van de negentiende eeuw vond ook in het gebied tussen de bebouwing van de Badhuisstraat en de Kanaalweg de eerste stratenaanleg plaats. In het zuidelijk deel, de Cornelis Jolstraat, de Pansierstraat en de Duinweg, kregen de straten een breed profiel. Daar werden herenhuizen gebouwd. De overige straten waren voornamelijk bedoeld voor middenstandswoningen. In 1904 tenslotte werd het terrein tussen deze nieuwe uitleg en de Scheveningseweg verkaveld, grotendeels conform het uitbreidingsplan van Lindo, en werd de gebogen Rusthoekstraat aangelegd, eveneens bedoeld voor de bouw van ruime herenhuizen.

In het westelijk deel van het dorp waren de woonomstandigheden tamelijk slecht. Dit leidde reeds in de periode 1920-1937 tot de eerste Haagse stadsvernieuwing. Dit gebied ten westen van de Keizerstraat werd daarbij grootschalig gesaneerd, waarbij de straatjes, steegjes en sloppen vrijwel geheel zijn vervangen door een regelmatig stratenpatroon, waarlangs arbeiderswoningen zijn gebouwd. Slechts een klein deel rond Roerstraat, Sloepstraat en Schipperstraat, dat uit 1905 dateert bleef daarbij gespaard. Om dit vernieuwde gebied een betere relatie met de Keizerstraat te geven, werd ter hoogte van de Jan Kistenstraat een doorbraak door de lintbebouwing van de Keizerstraat gemaakt.

De verdere toename van het verkeer naar de badplaats leidde er toe, dat Berlage in het uitbreidingsplan van 1908 een doorbraak tussen de Prins Willemstraat en de Gevers Deynootweg opnam. Deze straat, de Jurriaan Kokstraat, werd tussen 1921 en 1927 aangelegd en vertoont een stedenbouwkundig en architectonisch samenhangend beeld van hoge kwaliteit.

In 1953 verscheen een gemeentelijke 'Saneringsnota' met plannen voor een grootschalige sanering van grote delen van Den Haag, waarbij ook het gebied Badhuisstraat-Oost (Sleepnetstraat e.o.) werd genoemd. Het duurde echter nog tot de jaren 70, voordat de sanering werd uitgevoerd. Daarbij werd de kleinschalige, lage bebouwing vervangen door flats van 4 tot 9 lagen in een omgeving met ruime straten en openbaar groen. In diezelfde periode - in 1971 - werden de binnenhaven van het Kanaal en de twee zijarmen, Schelpengat en Balkengat, gedempt. Het kanaal had zijn functie voor het vervoer van vis verloren. De visserij, voorheen de economische drager van het dorp was steeds minder van belang voor de huidige bewoners en bezoekers. Na de aanleg van de huidige zeehaven, in het begin van de twintigste eeuw, ging de visserij zich daar concentreren, en werd het Dorp getransformeerd tot woongebied. In de jaren tachtig zijn rond de Werfstraat wat nieuwe woningblokken gerealiseerd, die qua schaal en beslotenheid redelijk goed aansluiten bij de omgeving.

De (groeiende) werkgelegenheid is vooral te vinden in de Haven, in Bad en langs de Boulevard, met name op het gebied van recreatie en toerisme. De ligging in de luwte van de dynamische Haven en bruisend Bad bevestigt het rustige karakter van Dorp. Daar waar je even op adem kunt komen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0186DSchevenDrp-50VA_0001.png"

Kaart van Scheveningen in 1712