direct naar inhoud van 4.3 Externe veiligheid
Plan: Ypenburg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0183HYpenburg-51VA

4.3 Externe veiligheid

Wet- en regelgeving en beleid

Externe veiligheid kan gedefinieerd worden als de veiligheid voor de omgeving van een gevaarlijke inrichting of transport van gevaarlijke stoffen. Elk nieuw ruimtelijk plan moet volgens het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi) en het op 1 januari 2011 in werking getreden Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) getoetst worden aan de normen voor plaatsgebonden risico en groepsrisico. Daarbij kunnen de volgende bronnen worden onderscheiden:

  • Inrichtingen: risico's van onder andere tankstations met LPG, PGS-15-opslagplaatsen, ammoniakkoelinstallaties en aardgasreduceerstations;
  • Transport van gevaarlijke stoffen over de weg;
  • Transport van gevaarlijke stoffen per buisleiding;
  • Transport van gevaarlijke stoffen per spoor;
  • Transport van gevaarlijke stoffen over het water.

Het Bevi en het Bevb hebben als doel burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. De besluiten hanteren daartoe verplichte afstanden en grens- of richtwaarden en gaan uit van twee normen:

  • Het 'Plaatsgebonden Risico' (PR) is de kans dat een denkbeeldige persoon, die zich continu en onbeschermd op die plaats bevindt, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit met een gevaarlijke stof. Dit risico mag onder normale omstandigheden voor burgers nergens groter zijn dan één op één miljoen (10-6) per jaar. Het plaatsgebonden risico kan door middel van contouren op een kaart worden aangegeven.
  • Het 'Groepsrisico' (GR) is de kans op een ongeval met veel dodelijke slachtoffers. Hierbij wordt gekeken naar de werkelijk aanwezige bevolking en de verspreiding van die bevolking rond een risicobron. Bepaald wordt hoe groot de kans is op tien, honderd of meer slachtoffers tegelijk onder die bevolking. Het groepsrisico is afhankelijk van de omvang van het ongeval.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet het groepsrisico worden verantwoord (VGR). Naast de berekende waarden voor het GR moeten hierbij de zelfredzaamheid van burgers en de beheersbaarheid (door hulpverleningsorganisaties) van ongelukken worden beschouwd en onderbouwd. De risicomaten zijn vastgelegd in diverse besluiten en beleidsnotities en -nota's.

Verder onderscheiden het Bevi en het Bevb kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Zo wordt een woonwijk als een kwetsbaar object en twee woningen op één hectare als een beperkt kwetsbaar object omschreven.

De regionale visie Externe Veiligheid “Samen Werken aan Externe Veiligheid” (2006) van Haaglanden is gericht op het beheersen van de risico's van het werken met en het opslaan en transporteren van gevaarlijke stoffen. Het doel daarvan is het tot een aanvaardbaar niveau beperken van de risico's waaraan burgers worden blootgesteld. Welk risico aanvaardbaar is verschilt per situatie en vraagt om een zorgvuldige afweging en duidelijke informatie aan burgers en bedrijven. Ook het Haags Gebiedsgericht Milieubeleid is erop gericht om afhankelijk van de gebiedstypen plaatsgebonden risico's en groepsrisico's beperkt te houden. Dit houdt in dat in gebieden met woonfuncties de risico's verwaarloosbaar moeten zijn en dat de risico's in werk- en verkeersgebieden klein moeten zijn.

Inrichtingen

Voor een bestemmingsplan geldt dat indien sprake is van de bouw of vestiging van kwetsbare objecten de, in artikel 5 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) gestelde, grenswaarden in acht dienen te worden genomen. Is er sprake van de (voorgenomen) bouw of vestiging van beperkt kwetsbare objecten, dan dient er rekening met de gestelde richtwaarden te worden gehouden. Deze grens- en richtwaarden laten zich vertalen in veiligheidsafstanden. Deze afstanden zijn voor verschillende risicobronnen in de Regeling externe veiligheid inrichtingen vastgesteld.

De hierboven bedoelde grens- en richtwaarden behoeven overigens alleen in acht te worden genomen met betrekking tot de bestemming van grond, voor zover die grond ligt binnen het invloedsgebied van een inrichting waarvoor het Bevi van toepassing is (artikel 2, lid 2 Bevi).

Er liggen geen (geprojecteerde) bestemmingen binnen het invloedsgebied van een inrichting waarvoor het Bevi van toepassing is.

Het plangebied ligt wel binnen de effectafstanden van een inrichting voor de opslag van explosieven of binnen een veiligheidscontour van een inrichting waarvoor het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer van toepassing is, te weten TNO aan de Ypenburgse Boslaan.

De veiligheidszones rondom TNO, zoals vastgelegd in het Barro (Besluit algemene regels ruimtelijke ordening), zijn op de plankaart weergegeven en in de regels zijn de bijbehorende bepalingen uit het Barro overgenomen.

Buisleidingen

Het plangebied is beoordeeld op de aanwezigheid van hogedrukaardgastransportleidingen en de toetsingsafstanden volgens het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van twee 40 bar aardgastransportleidingen (W-514-01 en W-514-11) en één 66,2 bar aardgastransportleiding (A-517).

In het rapport "Onderzoek Externe Veiligheid bestemmingsplan Ypenburg (95016919 d.d. 6 mei 2013)" zijn het plaatsgebonden risico en het groepsrisico bepaald.

Plaatsgebonden risico

Uit de berekeningen is gebleken dat er zich geen (geprojecteerde) kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten binnen de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour van de aardgastransportleiding bevinden. Hiermee wordt voldaan aan de normen die in het Besluit externe veiligheid buisleidingen worden gesteld ten aanzien van het plaatsgebonden risico.

Groepsrisico

Voor wat betreft het groepsrisico is gebleken uit de berekeningen dat door de realisatie van de plannen het groepsrisico niet zal toenemen. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico in de maatgevende leidingkilometer wordt zowel in de bestaande als in de nieuwe situatie niet overschreden.

Het quotiënt van het groepsrisico bedraagt zowel voor de bestaande alsook voor de nieuwe situatie 0,903. Het bestemmingsplan heeft daarom geen gevolgen voor de externe veiligheid ten gevolge van de aardgasleiding.

Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

Het plangebied ligt binnen 200 m van een aantal snelwegen (A4 en A13). Er is daarom in het onder het vorige kopje reeds genoemde rapport "Onderzoek Externe Veiligheid bestemmingsplan Ypenburg (95016919 d.d. 6 mei 2013)" nader onderzoek gedaan naar het plaatsgebonden risico en het groepsrisico vanwege het vervoer van LPG en propaan over deze wegen (maatgevende stoffen). Uit het rapport blijkt het volgende:

De 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour ligt geheel binnen de begrenzing van de betrokken wegen. Er liggen dus zowel in de bestaande als in de toekomstige situatie geen (geprojecteerde) kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour. Hiermee wordt voldaan aan de normen die in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen zijn opgenomen ten aanzien van het plaatsgebonden risico.

Uit de risicoanalyse blijkt dat ten gevolge van de ontwikkelingen binnen het plangebied het groepsrisico nauwelijks zal toenemen en dat de oriëntatiewaarde ruimschoots wordt onderschreden. Het quotiënt van het groepsrisico en de oriëntatiewaarde bedraagt in de bestaande situatie 0,00026 en in de toekomstige situatie 0,00050 en daarmee wordt de oriëntatiewaarde niet overschreden.

Activiteitenbesluit

Op grond van de Wet milieubeheer moeten inrichtingen die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken, voldoen aan algemene regels die voorschriften met betrekking tot de bescherming van het milieu bevatten of beschikken over een milieuvergunning. Daarnaast kunnen algemene regels of een vergunningplicht gelden voor lozingen op het oppervlaktewater ingevolge de Wet verontreiniging oppervlaktewateren of voor lozingen in de bodem ingevolge de Wet bodembescherming. Het op 1 januari 2008 in werking getreden 'Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer' (het Activiteitenbesluit) bevat algemene regels voor inrichtingen. Deze algemene regels zijn gebaseerd op de Wet milieubeheer en op de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.

Advies Hulpverleningsregio Haaglanden

De gemeente heeft in het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg (ex art. 3.1.1 Bro) de Hulpverleningsregio Haaglanden om advies gevraagd.

De Hulpverleningsregio geeft aan dat het plangebied deels binnen het invloedsgebied van een aantal risicobronnen (transportroutes gevaarlijke stoffen, buisleidingen en TNO) ligt. Zij adviseren daarom de volgende maatregelen, waarmee rekening dient te worden gehouden bij eventuele toekomstige ontwikkelingen:

A. Geadviseerd wordt om in objecten een technische voorziening te plaatsen, zodat de ventilatie met een eenvoudige handeling kan worden uitgeschakeld om zo de gevolgen bij het vrijkomen van gifstige stoffen te beperken. Dit geldt bij verbouw en (vervangende) nieuwbouw van objecten, bestemd voor het verblijf van personen binnen het plangebied.

B. Bij eventuele verbouw en/of (vervangende) nieuwbouw van objecten, bestemd voor het verblijf van personen, is het belangrijk dat mensen veilig kunnen vluchten. Dit betekent dat onafhankelijk van de locatie van het incident een vluchtweg vanuit de objecten wordt geadviseerd, via de tuin/gevel(s) aan de afgekeerde zijde(n) van de risicobronnen. Deze maatregel geldt binnen 325 meter van de rijkswegen A4 en A13 en binnen het invloedsgebied van de hoge druk aanrdgasleidingen W-514-01 en A-517 en is ook van toepassing op de ontwikkelingen binnen het plangebied.

C. Geadviseerd wordt dat het personeel, de BHV-organisatie en/of de begeleiding van de verminderd- tot niet zelfredzame personen, van alle objecten binnen het invloedsgebied van één of meerdere risicobronnen, is voorbereid op calamiteiten met gevaarlijke stoffen. Dit kan geborgd worden in een plan ten behoeve van noodsituaties. Hierbij is het ook belangrijk dat dit structureel wordt geoefend.

D. Geadviseerd wordt om bewoners, het personeel en gebruikers binnen het plangebied te informeren over de verschillende risico's en gevaren van het transport van gevaarlijke stoffen, de hogedrukaardgastransportleidingen en TNO Ypenburg. Daarbij dient men tevens geïnformeerd te worden over de wijze van alarmeren en de wenselijke manier van reageren tijdens incidenten (risicocommunicatie). Dergelijke informatie dient op gezette tijden herhaald te worden, zodat het onderwerp onder de aandacht blijft.

E. Geadviseerd wordt om bij het uitvoeren van nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied contact op te nemen met de afdeling Risicobeheersing van de Veiligheidsregio Haaglanden om te kijken naar de bereikbaarheid en de bluswatervoorzieningen voor het betreffende object.

De geadviseerde maatregelen kunnen niet worden geborgd in het bestemmingsplan. Deze maatregelen kunnen mogelijk binnen andere ruimtelijke plannen of door andere disciplines van de gemeente worden geborgd. Voorbeelden hiervoor zijn een bouwplan en/of een afdeling communicatie.