direct naar inhoud van Artikel 15 Waarde-archeologie
Plan: Rustenburg - Oostbroek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0169BRustenburg-50VA

Artikel 15 Waarde-archeologie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De van dit plan deel uitmakende geometrische vlakken met de bestemming Waarde-archeologie zijn behalve voor de aldaar voorkomende onderliggende bestemmingen (secundaire bestemmingen) primair bestemd voor het behoud en bescherming van de hieronder aangegeven waarden:

  • a. archeologie;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming Waarde-archeologie met een totale oppervlakte van meer dan 50 m2 gelden de volgende regels:

  • a. bij de aanvraag van een bouwvergunning als bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de Woningwet waarbij het terrein verstoord wordt, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. aan de vergunning, als bedoeld onder a, kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het doen van boringen;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, zoals het graven van proefsleuven;
    • 3. de verplichting de activiteit, die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties;
    • 4. de verplichting het definitief opgraven;
    • 5. de verplichting het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten kunnen worden behouden.
15.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

  • a. het bepaalde in artikel 15.2 onder b onder de voorwaarde dat:
    • 1. het bouwen van gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde geen afbreuk doet aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarde(n);
    • 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag.
15.4 Aanlegvergunning
  • a. Het is verboden, indien werken of werkzaamheden een totale oppervlakte van meer dan 50 m2beslaan op of in de op de op de plankaart voor Waarde-archeologie bestemde gronden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland.
    • 2. het uitvoeren van grondwerken, dieper dan 0,5 m ten behoeve van het bouwen en voor het aanbrengen van ondergrondse transport,- energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
    • 3. het graven van sloten, watergangen, vijvers of vaarten.
  • b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
    • 1. indien en voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden.
    • 2. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
    • 3. voor zover de werken, geen gebouw zijde, en/of werkzaamheden van zeer ondergeschikte betekenis zijn.
  • c. Alvorens burgemeester en wethouder besluiten over het verlenen van een aanlegvergunning:
    • 1. doen zij een inventariserend archeologisch vooronderzoek plaatsvinden.
    • 2. doen zij, als het onderzoek onder a archeologische waarden aantoont en de voorgenomen werken en/of werkzaamheden daaraan schade kunnen berokkenen, een archeologisch opgravingsonderzoek plaatsvinden.
    • 3. De werken en/of werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toegestaan voor zover de belangen die samenhangen met het behoud van archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad of als deze belangen door het stellen van voorwaarden bij het verlenen van een aanlegvergunning kunnen worden veiliggesteld.