direct naar inhoud van 2.1 Ontstaansgeschiedenis
Plan: Zuidelijk IJsselfront
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0513.1400BPZIJsselfront-DF01

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Voor het plangebied als geheel geldt dat het een schakel vormt in de relatie tussen binnenstad en Krimpenerwaard. De situatie waarbij een historische binnenstad nog bijna direct grenst aan het open agrarisch gebied komt niet vaak meer voor. Helaas is de zichtrelatie door de bedrijfsbebouwing nog maar beperkt aanwezig.

Het ontstaan en het gebruik van de zellingen is nauw verbonden met de groei van de steden langs de Hollandsche IJssel. De bijzondere kwaliteiten van de rivier werden in het verleden bepaald door de open verbinding met de zee: de rivier als transportmiddel en de rivier als leverancier van klei voor de baksteenindustrie (de zogenaamde IJsselsteentjes).

Met name in de Gouden Eeuw maakten de steden aan de rivier dankzij deze beide kwaliteiten een forse groei door. Voor stedelijke groei zijn bakstenen nodig en voor bakstenen is klei nodig. Om de buitendijkse klei-afzettingen te kunnen reguleren en kanaliseren werd een deel van de slikken afgezet met riet en biezen. Op deze wijze zijn de zellingen ontstaan. Met de term zelling wordt het gebied tussen de voormalige, loodrecht op de rivierdijk aangelegde L-vormige kribben van riet en biezen aangeduid. Met de groei van de steden floreerde de baksteenindustrie, die in de 17e eeuw haar hoogtepunt bereikte.

Het einde van de baksteenindustrie langs de Hollandsche IJssel werd ingeluid door de voltooiing van de Nieuwe Waterweg in de 19e eeuw. Door de verzanding van de rivier nam de aanvoer en de kwaliteit van de klei af. Begin deze eeuw ging de baksteenindustrie dan ook grotendeels ten onder. De overige bedrijvigheid bleef echter aanwezig en de verbindingsfunctie van de rivier nam nog in betekenis toe.

In de jaren dertig werden langs de Hollandsche IJssel verschillende verbeteringswerken uitgevoerd (waaronder enkele bochtafsnijdingen), waarbij de vrijkomende baggerspecie werd benut voor het ophogen van de buitendijkse zellingen. Door de goede draagkracht bleken deze gronden zeer gewild voor de vestiging van bedrijven met een grote transportbehoefte. De industriƫle ontwikkeling van de rivier begon daarmee aan een nieuwe fase, die een extra impuls kreeg in de na-oorlogse periode, omdat toen de vraag naar 'natte' bedrijventerreinen groot was. Met de groei van de steden was er behoefte aan ruimte voor het storten van afval. Voor deze ruimtevrager boden de zellingen uitkomst. Het afval dat als ophogingsmateriaal is gebruikt, heeft geleid tot een omvangrijk milieuprobleem.

Wanneer de drie zellingen in het plangebied zijn gedempt, is slechts bij benadering te traceren. Het oostelijke deel van de zelling Koudasfalt is lang in gebruik geweest als bezinkbassin. In de jaren tachtig, toen dit niet langer nodig was, is dit deel gedempt en door Koudasfalt in gebruik genomen als opslagterrein.

Het plangebied van dit bestemmingsplan vormt een overgangsgebied van de stad naar het omringende landschap van de Krimpenerwaard door zijn bedrijfsmatig gebruik en de herkenbaar gebleven landschappelijke kwaliteiten in de vorm van de getijdenrivier, de zellingen en het dijklint van de Gouderaksedijk.

Een bijzonder element in het plangebied wordt gevormd door de Oude Brugweg. Deze vormt de historische verbinding tussen Stolwijkersluis/ Krimpenerwaard en de stad, via een brug over de Hollandsche IJssel. In 1962 werd de brug vervangen door de iets oostelijker gelegen Haastrechtse brug. De Oude Brugweg is nu een doodlopende weg en heeft het kleinschalige, dorpse karakter behouden. Een markant, cultuurhistorisch waardevol element is het oude kaaspakhuis (nr. 8). Het is aangewezen als gemeentelijk monument.